Interventie
Instapje
Samenvatting Doel Doel van Instapje is: het verbeteren van de onderwijskansen van kinderen in achterstandssituaties door hun ouders te leren hun kinderen te ondersteunen. Doelgroep De doelgroep bestaat uit laagopgeleide ouders met een kind van 1-2 jaar. Aanpak Ouders krijgen gedurende 26 weken wekelijks een huisbezoek van ongeveer anderhalf uur van een Instapjemedewerkster die dezelfde taal spreekt als de ouders en die - bij voorkeur - afkomstig is uit dezelfde etnische groep. Tijdens deze bezoeken leren de ouders aan de hand van concrete spelactiviteiten hoe ze de ontwikkeling van hun kind kunnen stimuleren. Materiaal Er zijn handleidingen voor de coördinator en Instapje- medewerkster, een programmaboek en liedjesboek voor ouders en spelmateriaal en boekjes voor de kinderen. Het programmaboek voor ouders is beschikbaar in het Nederlands en Turks. Het liedjesboek is daarnaast ook beschikbaar in het Papiaments en Surinaams. Onderzoek effectiviteit Uit een studie zonder voormeting blijkt het volgende. De Instapje-kinderen scoorden hoger op een ontwikkelingsschaal dan de controlegroep. De moeders boden het kind betere ondersteuning, gaven meer ruimte aan autonomie, gaven beter structuur en emotionele ondersteuning. Er was geen effect op de kwaliteit van de ouder-kindrelatie en de ervaren opvoedercompetentie. Erkenning Erkend door Panel Welzijn en Ontwikkelingsstimulering d.d 09-10-2007 Oordeel: Goed onderbouwd De referentie naar dit document is: Deniz Ince (november 2004, update juni 2007). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Instapje'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies
1. Toelichting naam van de interventie De naam hoort bij een serie van programma's gericht op de bevordering van onderwijskansen: Instapje is voor kinderen van 12-18 maanden, Opstapje voor 2- tot 4-jarigen, Opstap voor 4- tot 6-jarigen, Overstap voor kinderen in groep 3 (6- tot 7-jarigen) en Stap Door! voor groep 4 (7- tot 8-jarigen). Het programma is in 1991 oorspronkelijk ontwikkeld voor Surinaamse, Antilliaanse, Arubaanse en Ghanese ouders. In 2006 is Instapje herzien en ook geschikt gemaakt voor Nederlandse en Turkse ouders.
2. Doel van de interventie
De algemene doelstelling van Instapje is het verbeteren van de onderwijskansen van kinderen in achterstandssituaties. Meer concreet richt het programma zich op het stimuleren van de ontwikkeling van de kinderen en het verbeteren van de inbreng die de ouders hebben in interacties met hun kind. De aandacht gaat daarbij speciaal uit naar vier dimensies van ondersteuning: l l l l
emotionele steun, respect voor de autonomie van het kind, structureren en grenzen stellen, informatie en uitleg geven.
3. Doelgroep van de interventie Voor wie en wat is de interventie bedoeld? De doelgroep bestaat uit laagopgeleide ouders met een kind van 1-2 jaar. Prevalentie en spreiding De interventie is oorspronkelijk ontwikkeld mede op grond van een onderzoek van Van IJzendoorn (1990) naar de ontwikkeling van Surinaamse kinderen in Nederland. Daaruit bleek dat 54 procent van deze kinderen veilig gehecht is en dat Surinaamse moeders significant lager scoren op responsiviteit. Later onderzoek van Leseman e.a. (1992) en Leseman (1993) bevestigt dit nog eens. De documentatie over de interventie bevat geen andere informatie over het vóórkomen van het probleem of verwijst niet naar een bron waar die informatie is te vinden. Aanvulling vanuit de Databank Effectieve Jeugdinterventies De uitgave 'Kinderen in tel' (Steketee e.a., 2007) meldt dat er in 2005 22.6% van de kinderen in het basisonderwijs tot achterstandsleerlingen werden gerekend. Het gaat om het percentage leerlingen in het basisonderwijs (4 t/m 12 jaar) waarbij sprake is van een gewichtsscore hoger dan 0. Leerlingen krijgen op grond van bepaalde criteria een gewicht. De huidige criteria zijn: l
gewicht 0,25 voor leerlingen van ouders met een lage opleiding;
l
gewicht 0,90 voor allochtone ouders met een laag opleidings- en beroepsniveau.
Indicatie- en contra-indicatiecriteria Criteria voor deelname aan Instapje zijn: l l
het kind is minimaal 12 en maximaal 16 maanden bij de start van het programma; de ouders hebben maximaal een vmbo opleiding of anders een gelijkwaardige opleiding in het land van herkomst.
Toepassing bij etnische groepenDe interventie is oorspronkelijk speciaal ontwikkeld voor laagopgeleide Surinaamse, Antilliaanse en Ghanese ouders. De doelgroep is bij de herziening verbreed naar Nederlandse en Turkse ouders met een lage opleiding.
4. Omschrijving van de interventie Methodiek Het Instapje-programma bestaat eruit dat een Instapje-medewerkster gedurende 26 weken bij een gezin wekelijks een huisbezoek van ongeveer anderhalf uur aflegt. Deze beroepskracht heeft minimaal een mboopleiding, is bij voorkeur afkomstig uit dezelfde etnische groep als de gezinnen die zij bezoekt en spreekt de taal van het gezin. Zij wordt begeleidt door een coördinator met minimaal een hbo-opleiding. Ouders (meestal de moeders) krijgen een programmaboek met daarin algemene informatie over de ontwikkeling van peuters en de punten die daarbij belangrijk zijn en instructiebladen met spelsuggesties en een beschrijving van het bijbehorende materiaal: speelgoed, liedjes en boekjes. De ouders wordt aangeraden dagelijks een tijdje met het kind te spelen. Instapje is gericht op vier thema's die tevens centrale dimensies vormen in het gedrag van opvoeders. Het betreft: 1 Emotionele ondersteuning. Een kind dat het gevoel heeft dat het kan terugvallen op vader of moeder zal met meer vertrouwen aan dingen gaan beginnen. Daarom is het belangrijk dat de ouders het kind zo veel
mogelijk te steunen, aanmoedigen en troosten. Een thuissituatie waarin het kind zich emotioneel ondersteund weet, draagt bij aan de ontwikkeling van veerkracht en algemene competentie van het kind. 2 Respect voor autonomie. Kinderen leren veel door dingen zelf uit te proberen. Daarom is het van belang dat ouders hun kind zo veel mogelijk de kans geven om dingen (eerst) zelf uit te proberen en te ontdekken. 3 Structureren en grenzen stellen. Het kind moet leren dat er bepaalde grenzen zijn. Het aanleren van een paar regels over wat wel en niet mag en over de dingen die moeten, komt ook aan de orde. 4 Informatie en uitleg geven. Een kind van deze leeftijd leert veel door wat ouders hem vertellen. Praten over allerlei dingen en stapje voor stapje uitleggen wat hij nog niet begrijpt, bevordert zijn ontwikkeling. Deze vier dimensies worden voor de ouders kernachtig gepresenteerd in de vorm van vuistregels die in de omgang met kinderen van deze leeftijd van pas komen. De vuistregels zijn: steun je kind, volg je kind, bied je kind structuur en praat met je kind. Op de instructiebladen voor de ouders staat telkens vermeld hoe zij deze vuistregels kunnen toepassen tijdens het spelen met hun kind. Tijdens de huisbezoeken hanteert de Instapje-medewerkster drie vormen van overdracht: participerend leren, modelleren en informatieoverdracht. De Instapje-medewerkster doet eerst een spelactiviteit voor. Hierbij heeft ze een pedagogische voorbeeldfunctie in de manier waarop ze met het kind omgaat (model-leren). Vervolgens speelt de ouder met het kind (participerend leren), waarbij ze feedback krijgt van de Instapje-medewerkster. De ouder leert door te kijken, luisteren en actief mee te doen. Tijdens de huisbezoeken legt de Instapje-medewerkster de vuistregels uit en geeft informatie over de ontwikkeling van kinderen (informatieoverdracht). De herziening van Instapje In 2006 is Instapje herzien. Ervaring met het programma toonde aan dat de opbouw en teksten van de instructiebladen voor de ouders konden worden verbeterd. De teksten op de werkbladen bleken voor laagopgeleide ouders soms te lang en te abstract. Daardoor hadden met name laaggeletterde ouders weinig steun aan de instructiebladen. Ook waren weinig concrete handvatten voor het handelen van de ouders opgenomen. Tot slot bleek er behoefte te zijn aan een verbreding van de doelgroep van Instapje naar Nederlandse en Turkse ouders. Bij de herziening bleven de kernelementen van het programma behouden. Het accent op de interactieboodschappen en de spelactiviteiten bleef gehandhaafd maar de opbouw, tekst en opmaak van de instructiebladen werden verbeterd.Daarnaast zijn handleidingen voor de coördinator en de Instapjemedewerkster ontwikkeld om hen beter in staat te stellen ouders te begeleiden bij de uitvoering van het programma. Protocol / handleiding Het programmamateriaal van Instapje omvat een programmaboek met instructiebladen voor de ouders met bijbehorend spelmateriaal, leesboekjes en liedjesboekjes. Ook is er een speelgoedkist om dit alles in op te bergen. Voor de coördinator en Instapje-medewerksters zijn handleidingen en een dvd met voorbeelden van ouder-kindinteractie beschikbaar. Locatie van uitvoering Bij de ouders thuis.
4.2 Onderbouwing: probleem- of risico-analyse Kenmerken risico of probleem (Ontleend aan Riksen-Walraven, 1994; Kalthoff, 2006) De schoolprestaties van kinderen uit lage sociaal-economische, allochtone milieus liggen ver onder het gemiddelde. De interactie tussen ouders en kind gedurende de eerste levensjaren vormt de voedingsbodem voor de ontwikkeling van persoonskenmerken, kennis en vaardigheden die het kind later in het onderwijs van pas komen. In deze zelfde periode begint de autonomie van het kind zich sterk te ontwikkelen, waardoor veel opvoeders problemen ervaren in de interactie met hun kind. Zij hebben dan veel behoefte aan steun en advies. Bovendien zorgt de snelle ontwikkeling van het kind op het gebied van taal en cognitie dat het behoefte heeft aan informatie en aan stimulerende spelletjes en voorlezen. Het is belangrijk dat ouders goed aan die behoefte tegemoet komen.
Er zijn grote verschillen in de mate waarin ouders hun kind ondersteunen. De kwaliteit van de ouderkindinteractie wordt vooral beïnvloed door de opleiding van de ouders. Laagopgeleide ouders brengen in de interactie met hun kind in mindere mate de kennis en vaardigheden over die kinderen nodig hebben in het onderwijs. Laagopgeleide (allochtone en autochtone)ouders hebben bijvoorbeeld een weinig stimulerend taalgebruik en geven hun kinderen minder uitleg en informatie dan hoog opgeleide ouders. Voor laagopgeleide ouders staat het presteren bij kennisverwerving voorop en is er in de omgang met het kind meer sprake van eenrichtingsverkeer (Leseman, 1993 In: Kalthoff, 2006). Een meer interactieve houding die initiatieven van het kind honoreert, bevordert de ontwikkeling van het kind. Daarnaast lokt ondersteunend gedrag van ouders een actieve inbreng van het kind uit, door erkenning van zijn intenties, belevingswereld en mogelijkheden (Groenstege en Legters, 1995 In: Kalthoff, 2006). Met risico of probleem samenhangende factoren Niet alle ouders slagen er even goed in om hun kind in de eerste levensjaren adequaat te ondersteunen in zijn ontwikkeling. De verschillen die zich daarbij voordoen, blijken tamelijk stabiel te zijn: wanneer ouders niet adequaat ingaan op de signalen en behoeften van hun kind gedurende diens eerste levensjaar, is er weinig kans dat dit in de jaren daarna spontaan verbetert. De documentatie bij Instapje noemt, naast de lage opleiding van ouders, de volgende factoren die samenhangen met het onvermogen van ouders om hun kind goed te ondersteunen. 1 Ervaren competentie van de ouder. Moeders met vertrouwen in eigen kunnen blijken hun kind veel beter te ondersteunen dan moeders die depressief zijn en het gevoel hebben geen greep te hebben op hun eigen situatie en op de toekomst. Naar verwachting zal het vertrouwen van ouders in de eigen effectiviteit toenemen wanneer zij de kans krijgen om zichzelf gedurende een langere periode als succesvol in de opvoeding te ervaren. 2 Kennis en vaardigheden van de opvoeder op het gebied van opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Diverse intensieve interventieprogramma's gericht op de versterking van deze factor hebben succes geboekt. Men is erin geslaagd de kwaliteit van ouder-kindinteracties in de eerste levensjaren te verbeteren via het bevorderen van kennis en vaardigheden van de opvoeders. 3 Stress en steun (omgevingsfactoren). De mate waarin ouders in het dagelijks leven blootstaan aan spanningen en de mate waarin zij steun krijgen van anderen zijn twee belangrijke omgevingsfactoren die van invloed zijn op hun functioneren als ouders. Emotionele steun die zij van anderen krijgen, blijkt het negatieve effect van stress te kunnen verkleinen en zo de interactie met het kind in positieve zin te beïnvloeden. 4 Kenmerken van het kind. Bepaalde kindkenmerken kunnen een negatief effect hebben op de interactie met de ouder en het deze daardoor moeilijk maken om het kind de ondersteuning te geven die het nodig heeft.
4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak Koppeling risico/probleem - doelen - aanpak Om de onderwijskansen van allochtone kinderen te bevorderen zijn begin jaren negentig de gezinsgerichte programma's Opstapje (voor 2- tot 4-jarigen) en Opstap (voor 4- tot 6-jarigen) ontwikkeld. In aansluiting op deze interventies en vanuit het idee dat je beter vroeg dan laat kunt ingrijpen, is een begin gemaakt met Instapje. Er bestaan grote verschillen tussen opvoeders in de mate waarin zij slagen hun kind in de eerste levensjaren bij zijn ontwikkeling adequaat te ondersteunen. Deze verschillen blijken ook tamelijk stabiel te zijn: wanneer een opvoeder gedurende het eerste levensjaar niet adequaat ingaat op signalen en behoeften van zijn kind, dan is de kans groot dat dit in de daaropvolgende jaren spontaan verbetert niet erg groot (Piante, Sroufe & Egeland In: Riksen-Walraven, 1994). Op grond van theorie en onderzoek kan men vier kind- en omgevingsfactoren onderscheiden die bijdragen aan een goede ontplooiing van het kind in het basisonderwijs: 1 De veerkracht of algemene competentie van het kind. Veerkracht verwijst naar het vermogen van een persoon om zich vindingrijk aan te passen aan veranderende omstandigheden. Onderzoek toont aan dat de veerkracht van een kind sterk bepaald wordt door de ervaringen die het in de eerste levensjaren opdoet in interacties met zijn ouders. Een emotioneel ondersteunende thuissituatie zou de ontwikkeling van veerkracht bevorderen (Blok & Blok, 1980). 2 De sociale competentie van het kind in de omgang met leerkrachten en leeftijdsgenoten. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat het kind op een adequate manier hulp en uitleg kan vragen aan de leerkracht.
Kinderen die in de eerste levensjaren een goede, veilige relatie hebben met hun ouders, zijn op de basisschool sociaal vaardiger dan kinderen die dat niet hebben gehad. Of zich zo een goede relatie ontwikkelt, is sterk afhankelijk van de inbreng van de ouder. 3 Kennis en vaardigheden van het kind. Het gaat hier vooral om de cognitieve en taalontwikkeling van het kind. Ook interventies gericht op de ontwikkeling van een goede ouder-kindrelatie, zijn daarvoor van belang. Zij leggen de basis voor vruchtbare, meer cognitief getinte interacties van het kind met de ouder in later jaren. 4 Onderwijsondersteuning door de opvoeder. De onderwijskansen van kinderen zijn gebaat bij goede ondersteuning door de ouders. Wanneer ouders niet sensitief ingaan op de signalen en behoeften van het kind in diens eerste levensjaren, is de kans klein dat zij dit later wel zullen doen. Daarom is het belangrijk dat eventuele beïnvloeding op dat punt zo vroeg mogelijk begint. Deze vier kind- en omgevingsfactoren laten zien dat interventie in de allereerste levensjaren substantieel kan bijdragen aan een goede ontwikkeling van kenmerken van het kind die belangrijk zijn voor schoolsucces. De inbreng van de ouders is daarbij van groot belang en daarom richt Instapje zich op de wijze waarop ouders hun kind in dagelijkse situaties ondersteunen. Centrale doelstelling van Instapje is dan ook het bevorderen van de kwaliteit van de interactie tussen kind en primaire opvoeder. Voor het bevorderen van de kwaliteit van de ouder-kindinteractie wordt gebruik gemaakt van de interactieprincipes van Erickson, Sroufe en Egeland (Riksen-Walraven, 1994). Zij onderscheiden vier principes die in de omgang met kinderen van belang zijn:
l
emotionele ondersteuning respect voor autonomie
l
structureren en grenzen stellen
l
informatie en uitleg geven.
l
Zoals hier eerder werd omschreven, ervaren veel opvoeders problemen in de interactie door de zich sterk ontwikkelende autonomie van het kind. Dit schept een behoefte aan advies. Daar komt bij dat de gehechtheidsrelatie tussen ouder en kind in de periode van 1-2 jaar nog niet vastligt, zodat men hierop nog invloed kan uitoefenen. Tegelijk is het van belang dat de ouders voldoende tegemoet komen aan de behoefte van het kind aan informatie, stimulerende spelletjes en voorlezen. Kortom, in de periode tussen 1 en 2 jaar zijn alle vier dimensies van ouderlijke ondersteuning relevant: emotionele steun, respect voor autonomie, structureren en grenzen stellen en informatie en uitleg geven. Ze komen in Instapje dan ook aan bod. Thuisprogramma Instapje vindt thuis bij de gezinnen plaats. Hiervoor zijn een aantal redenen: l
Het afleggen van huisbezoeken is een manier om de bereikbaarheid van de doelgroep te vergroten.
l
Het kind is tijdens de huisbezoeken aanwezig, waardoor de Instapje-medewerkster de activiteiten met het
l
kind kan voordoen. De moeder leert hierbij door het model-gedrag van de medewerkster. Het biedt de medewerkster de gelegenheid de interactie tussen moeder en kind te observeren en waar nodig haar uitleg hierop af te stemmen.
l
Het huisbezoek zorgt voor een laagdrempelig contact tussen Instapje-medewerkster en moeders. (Kalthoff, 2006)
Voertaal De voertaal tijdens de huisbezoeken is de taal waarin de moeder gewoonlijk met het kind communiceert en waarin zij gevoelens en gedachten het beste kan verwoorden. Uitgangspunt hierbij is dat bevordering van de ouder-kindinteractie het beste kan plaatsvinden in de taal waarin de moeder zich het beste kan uitdrukken. Ook gaat Instapje ervan uit dat een goede ontwikkeling van de moedertaal bevorderlijk is voor de verwerving van de tweede taal (Nederlands). Het programma baseert zich hierbij op het denk-taalmodel van Cummins (Kalthoff, 2006). Methoden van overdracht Zoals eerder beschreven zijn er binnen Instapje drie vormen van overdracht: participerend leren, model-leren en informatieoverdracht. Moeders leren door de pedagogische voorbeeldfunctie van de Instapje medewerkster en door actief mee te doen (participerend leren). Voor deze werkvormen is gekozen omdat bij Instapje het vergroten van interactieve vaardigheden centraal staat. Vertellen en informatie geven is belangrijk om moeders kennis aan te reiken maar is onvoldoende om een andere houding te bewerkstelligen en nieuwe vaardigheden aan te leren. Door voor te doen en mee te doen ervaart de moeder hoe ze kan omgaan met haar kind. Ze kan de
gevraagde vaardigheden oefenen met feedback van de Instapje-medewerkster. Door informatieoverdracht krijgt de moeder meer kennis over de ontwikkeling van haar kinderen en leert ze goed kijken naar de ontwikkeling van haar eigen kind. Ook leert zij daarbij de opgedane kennis toepassen in situaties buiten het spelen binnen Instapje. Samenvatting werkzame ingrediënten Een mogelijke leerachterstand op latere leeftijd wordt voorkomen door ouders te leren hoe zij beter met hun kind kunnen omgaan. Werkzame bestanddelen in deze interventie zijn: l l
Outreachende benadering door huisbezoeken De voorbeeldfunctie van de Instapje-medewerkster (zo mogelijk uit dezelfde etnische groep) als het gaat om het kind steunen, zelf laten ontdekken, structureren & grenzen stellen, uitleg geven;
l
Actieve inbreng van de moeder;
l
De activiteiten met het kind.
4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van uitvoering en begeleiding De coördinator heeft een hbo-niveau en is deskundig op het terrein van vroegkinderlijke ontwikkeling en opvoeding. De Instapje-medewerkster heeft een pedagogische opleiding op minimaal mbo-niveau, spreekt de taal van de gezinnen die zij bezoekt en is bij voorkeur afkomstig uit dezelfde etnische groep. De Instapjemedewerkster wordt getraind en begeleid door de coördinator. Overige eisen l
l
De interventie moet worden ondergebracht bij een uitvoerende instelling. Bij voorkeur een welzijnsinstelling met meer programma's op het gebied van onderwijskansen of sociaal beleid. Er dienen in het werkgebied (wijk) voldoende gezinnen te zijn die in aanmerking komen voor Instapje. Een Instapje-medewerkster begeleidt ongeveer 15 gezinnen.
l l
De interventie moet goed ingebed zijn in het beleid van de gemeente. De medewerkers die betrokken zijn bij de interventie moeten goed zijn ingebed in de uitvoerende instelling.
l
De uitvoerende instelling zorgt voor de werving en selectie van de coördinator en de Instapjemedewerkster. De uitvoerende instelling zorgt voor werkbegeleiding en ondersteuning van medewerkers.
l
De uitvoerende instelling zorgt voor pr en voorlichting over de interventie.
l
De uitvoerende instelling zorgt voor kantoorvoorzieningen en faciliteiten voor medewerksters.
l
De uitvoerende organisatie draagt zorg voor samenwerking en afstemming met relevante organisaties.
l
5. Overige voorwaarden voor toepassing Indicatiestelling Voor de toepassing van de interventie is geen speciale indicatie vereist, die afwijkt van de voor de sector of aanbieder wettelijk gebruikelijke indicatie.
6. Samenvatting onderzoek en beoordeling effectiviteit 6.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit Riksen-Walraven (1994, 1996) Kenmerken en resultaten Instapje is primair gericht op het bevorderen van de kwaliteit van de ondersteuning die ouders hun kind bieden. Daardoor kunnen kinderen eigenschappen ontwikkelen die belangrijk zijn wanneer zij later naar school gaan. Op grond van deze redenering heeft men effecten willen vaststellen op de volgende vier variabelen. 1 De kwaliteit van de ondersteuning die de opvoeder biedt aan het kind. 2 De kwaliteit van de opvoeder-kind relatie. 3 De ontwikkelingsstand van het kind. 4 De ervaren competentie van de opvoeder. Deze variabelen komen terug in de hypothesen die in dit onderzoek zijn getoetst.Hypothese 1: na afloop van
het programma bieden ouders uit de experimentele groep hun kind ondersteuning van hogere kwaliteit dan ouders uit de controlegroep. Hypothese 2: de kwaliteit van de opvoeder-kind relatie is na afloop van het programma in de experimentele groep hoger dan in de controlegroep. Hypothese 3: de ontwikkeling van kinderen uit de experimentele groep ligt na afloop van het programma op een hoger niveau dan die van kinderen uit de controlegroep. Hypothese 4: ouders uit de experimentele groep ervaren zichzelf na afloop van het programma als meer competent in de opvoeding van hun kind dan opvoeders uit de controlegroep. De onderzoeksgroep bestond uit 75 baby's en hun primaire opvoeders. Werving van gezinnen vond plaats via consultatiebureaus en de gemeentelijke administratie. Voor deelname aan de interventie kwamen in aanmerking Surinaamse gezinnen met een kind van 12 à 13 maanden wonende in de regio Rotterdam. Uiteindelijk hebben 37 kinderen het programma Instapje in z'n geheel gevolgd (de experimentele groep). Direct na afloop van de interventie (toen de kinderen 18 maanden waren) vond de posttestmeting plaats. Ook werden toen gezinnen voor de controle groep geworven. Deze gezinnen zijn geworven net voordat hun kinderen 18 maanden oud waren. De controle groep bestond uit 38 gezinnen. De gezinnen in de experimentele groep en die in de controle groep zijn gematched op een aantal achtergrondvariabelen, zoals etniciteit, opleidingsniveau en verblijfsduur in Nederland. Operationalisering en dataverzameling Bij de huisbezoeken zijn op de volgende manieren gegevens verzameld en verwerkt. 1 Om de kwaliteit van de ondersteuning vast te stellen zijn er video-opnamen gemaakt van vijf situaties waarin de ouder werd gevraagd het kind een opdrachtje te laten uitvoeren. De onderzoekers hebben deze opnames gescoord op een viertal 7-puntsschalen die aansluiten bij de eerder genoemde ondersteuningscomponenten. 2 Dezelfde video-opnames zijn ook gebruikt om de kwaliteit van de relatie tussen ouder en kind te bepalen. De opnames zijn geanalyseerd op vier punten die indicatief zijn voor de kwaliteit van die relatie: 'contact zoeken', 'contact handhaven', 'vermijden' en 'weerstand bieden'. Dat is gebeurd door het gedrag van het kind te scoren op vier 7-puntsschalen. Bij beide scoringsprocedures is de interbeoordelaarbetrouwbaarheid vastgesteld. 3 De stand van de ontwikkeling van het kind werd bepaald door de Nederlandse versie van de Bayleyontwikkelingsschalen af te nemen. 4 Hoe de ouders hun eigen competentie als opvoeder ervaren, hebben de onderzoekers afgeleid uit de antwoorden die ouders geven op een vragenlijst over hun opvattingen over en ervaringen met de opvoeding van hun kind. Het betreft een Nederlandse vertaling van een in Duitsland ontwikkelde vragenlijst. Van IJzendoorn (1990) heeft deze lijst eerder in Nederlands onderzoek gebruikt bij een groep ouders van Surinaamse afkomst. De experimentele groep bestond uit 37 gezinnen, de controlegroep uit 38 gezinnen. Het onderzoek is opgezet volgens een 'posttest only control group design': de effecten van het programma werden vastgesteld door de ouder-kindparen die aan Instapje hebben deelgenomen na afloop als groep te vergelijken met de ouder-kindparen die niet hebben meegedaan. Toetsing Op de verzamelde gegevens zijn variantieanalyses uitgevoerd. Op de variabelen is steeds Cohens d berekend. Resultaten De ouders die aan het onderzoek hebben meegedaan, zijn allemaal moeders. Moeders die hebben meegedaan aan Instapje, vertoonden de volgende verschillen met moeders die niet hebben meegedaan. l l l l
Zij boden betere ondersteuning tijdens interacties met hun kind (effectgrootte d=0.43). Zij toonden meer respect voor de autonomie van het kind (d=0.49). Zij boden hun kind op meer adequate wijze structuur (d=0.43) Zij ondersteunden het kind emotioneel beter (d=0.45).
De kwaliteit van de instructie aan het kind was echter niet hoger dan bij moeders uit de controlegroep.Opvallend is verder dat kinderen waarvan de ouders hebben meegedaan aan Instapje significant hoger scoorden op de Bailey-ontwikkelingsschalen dan kinderen uit de controlegroep. De effectgroottes van de mentale schaal bedroegen 0.42 en voor de niet verbale schaal 0.40. Het programma bleek echter, anders dan verwacht, geen onmiddellijk effect te hebben op de kwaliteit van de
ouder-kindrelatie en ook niet op de mate waarin de ouder zichzelf als competent ervaart in het opvoeden. De onderzoekers verklaren dit door te stellen dat de betere ondersteuning door de opvoeder weliswaar zal leiden tot veranderingen in het gedrag van het kind in de relatie met de ouder, maar dat de duur van het programma (en van het onderzoek) te kort is om dat vast stellen. Het programma duurt ook te kort om werkelijk effect te hebben op het gevoel van competentie van de ouder. Het programma is dan ook verlengd. Kritische kanttekening In de studie ontbreekt een voormeting. Samenvatting directe aanwijzingen effectiviteitRiksen-Walraven (1994), (1996) : Instapje kinderen scoorden op de Bailey-ontwikkelingsschalen significant hoger dan kinderen in de controlegroep. Moeders die hebben meegedaan aan Instapje boden tevens betere ondersteuning tijdens interacties met hun kind; zij toonden meer respect voor de autonomie van het kind; zij boden op meer adequate wijze structuur aan het kind; zij ondersteunden het kind emotioneel beter. Er blijkt geen onmiddellijk effect op de kwaliteit van de ouder-kindrelatie en ook niet op de mate waarin de ouder zichzelf als competent ervaart in het opvoeden. Buitenlandse studies Niet bekend Nederlandse studies soortgelijke interventies Niet bekend
7. Toepassing (uitvoerende organisaties) Welzijnsinstellingen.
8. Overeenkomsten met andere interventies Instapje is het 'voorprogramma' voor soortgelijke interventies voor oudere kinderen: Opstapje (2-4 jaar) en Opstap (4-6 jaar). Beide zijn gezinsgerichte stimuleringsprogramma's voor kinderen in achterstandssituaties
9. Overige informatie Ontwikkeld door Nederlands Jeugdinstituut Postbus 19221 3501 DE Utrecht Materialen l l l l l l l l l l
Handleiding voor coördinatoren (Kalthoff, 2006) Handleiding voor Instapje-medewerksters (Kalthoff, 2006) Spelletjes en tips voor ouders met een kind van één jaar (Nederlands, Turks) (Meij, 2006) Liedjesboek (Nederlands, Turks, Papiaments en Surinaams) Speelgoed Dvd Instapje Folder voor instellingen: Kinderen spelend stimuleren Folder voor ouders (NL en T) Brochure: Een goede start begint thuis (over de effecten van Instapje, Opstapje en Opstap) Programmabeschrijving Instapje, Opstapje en Opstap
De materialen zijn te bestellen bij: Buro Extern Berenkoog 11 1822 BH AlkmaarT. (072) 567 00 00 HTML links: www.stapprogramma.nl
10. Lijst met aangehaalde literatuur Blok, J.H., & Blok, J. (1980). The role of ego-control and ego-resiliency in the organization of behavior. In W.A. Collins (Ed.), Development of cognition, affect and social relations. Minnesota symposia on Child Psychology. (Vol. 13). Hillsdale, NJ: Erbaum. Hubbard, F. (1997). Methodisch samenwerken met opvoeder en kind. Handboek voor gezinsbegeleiding bij Instapje. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut. IJzendoorn, M.H. van (1990). Attachment in Surinam-Dutch families: A contribution to the cross-cultural study of attachment. International Journal of Behavioral Development, 3 (3), 333-344. Kalthoff, H. (2006). Instapje Handleiding voor de coördinator. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut Meij, H. (2006). Spelletjes en tips voor ouders met een kind van één jaar. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Leseman, P.P.M., Vergeer, M.M., Sijsling, F.F., Jap-a-Joe, S.R., & Sahin, S. (1992). Amount, content and quality of parent-child interactions and the development of language and cognition. Extended version of a paper presented at the XXV International Congres of Psychology, Brussels, 19-24 July. Leseman, P.P.M. (1993). Parent-child interactions as a system of informal education. In F.Laevers, T.Bertram, & C.Pascal (Eds.). Proceedings of the first European conference on the Quality of Early Childhood Education. Leuven. Riksen-Walraven, J.M. (1977). Stimulering van de vroeg-kinderlijke ontwikkeling. Een interventie-experiment. Lisse: Swets & Zeitlinger. Riksen-Walraven, M. (1994) Instapje. Ontwikkeling en evaluatie van een thuisstimuleringsprogramma voor Surinaamse opvoeders met een kind van een jaar. Rijswijk/Nijmegen: Ministerie van WVC/Katholieke Universiteit Nijmegen. Riksen-Walraven, J.M., Meij, J.Th., Hubbard, F. & Zevalkink, J. (1996). Intervention in Lower-class Surinam-Dutch Families: Effects on mothers and infants. In: International journal of behavioral development, 1996, 19 (4), 739-756. Steketee, M., Mak, J. & Tierolf (2007). Kinderen in tel. Databoek 2007. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.Sweet, M.A. & Applebaum, M.I. (2004). Is home-visiting an effective strategy? A meta-analytic review of home visiting programs for families with young children. In: Child development, September/October 2004, Volume 75, number 5, pages 1435-1456.
Deze informatie is op 22 juni 2016 gedownload van www.nji.nl.
Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.