1 INHOUDSTAFEL ______________
LESSENTABEL INLEIDING WAAROM SPAANS STUDEREN? ALGEMENE DOELSTELLINGEN AUTHENTIEK MATERIAAL SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN LUISTERVAARDIGHEID SPREEKVAARDIGHEID LEESVAARDIGHEID SCHRIJFVAARDIGHEID METHODOLOGISCHE WENKEN ALGEMENE METHODOLOGISCHE PRINCIPES SPECIFIEKE METHODOLOGISCHE WENKEN UN NIVEL UMBRAL WAT BETEKENT NIVEL UMBRAL? SPREEKBEDOELINGEN; ALGEMENE BEGRIPPEN THEMA’S GRAMMATICALE STRUCTUREN LEERPROGRAMMA UITSPRAAK WOORDENSCHAT SPRAAKKUNST TEKSTEN LUISTEREN, SPREKEN, SCHRIJVEN EVALUATIE LEERMIDDELEN BIBLIOGRAFIE NUTTIGE ADRESSEN
2 LESSENTABEL DERDE GRAAD DOORSTROMING 5de – 6de leerjaar ALGEMENE OPTIE: Moderne talen III Vak: Spaans (4de taal) 4u. LANGE KWALIFICATIE 5de – 6de leerjaar BIJZONDERE OPTIES/ Hotel, Secretariaat, Toerisme Vak: Spaans (4de taal) 2 u. Voedingsnijverheid Vak: Spaans (4de taal) 1u. 7de vervolmakingsjaar Toerisme Vak: Spaans (4de taal) 2u. COMPLEMENTAIRE ACTIVITEIT/ Vak: Spaans (4de taal) 2u. HET LEERPLAN WERD OPGEDEELD IN 4 LEERPAKKETTEN, TELKENS BEANTWOORDEND AAN 2 UUR PER WEEK. HET KAN DUS AANGEPAST WORDEN AAN DE UURFREQUENTIE, EN WERKT MET KAPITALISEERBARE EENHEDEN. DE DOELMATIGE LEERSTOFAANBIEDING EN GEPROGRAMMEERDE ORDENING DIENT DE LEERKRACHT ZELF TE BEPALEN IN FUNCTIE VAN AFDELING, STUDIERICHTING EN BESCHIKBARE UREN.
3 INLEIDING Waarom Spaans studeren? De studie van het Spaans biedt ruime toekomstmogelijkheden: Spaans is een wereldtaal die door ruim 300 miljoen mensen als voertaal gebruikt wordt. Spaans is één van de vijf werktalen die bij de Verenigde Naties worden gebruikt. De intrede van Spanje in de Europese Gemeenschap breidt het arbeidsveld uit. Spaans Amerika vervult een belangrijke economische rol. Algemene doelstellingen Vormende Zoals bij alle taalonderwijs ontwikkelt en verrijkt de lerende zijn persoonlijkheid en leert door observatie relaties leggen tussen taalfenomenen en ze structureren. Culturele De leefgewoonten en de cultuur van Spaanssprekenden leren kennen ontwikkelt het relativeringsvermogen en kan tot meer zelfkennis en verdraagzaamheid brengen. Practische Verwerven van taalkennis en –vaardigheid nodig om het Spaans als communicatiemiddel te kunnen gebruiken. Een bepaald niveau van functionele taalbeheersing (intenciones) moet in taaldaden (actos de habla) omgezet worden door het hanteren van basisbegrippen (nociones generales y especificas) om aan de behoeften van de lerende te voldoen (zie Nivel Umbral, Project Vreemde Talen van de Raad van Europa 1979). Authentiek materiaal Van zohaast een minimale communicatiecompetentie verworven is, moet de lerende zoveel mogelijk in reële situaties gebracht worden in het kader van de Spaanse cultuur. Strip, folder, klankopname, lied,… zijn onontbeerlijk om de lerende vertrouwd te maken met de gebruiken, gewoonten, normen en waarden die gelden bij de Spaanssprekenden.
4 SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN Taal als communicatiemiddel verwerven betekent: Kunnen identificeren en begrijpen van gesproken mededelingen LP1 (leerpakket 1): Een niet-behandelde tekst (dialoog of verhaal) waarin alleen aangeleerde woorden en structuren voorkomen. Gemakkelijk te bevatten inhoud. In een rustig tempo gebracht door de leerkracht. LP2: een niet-behandelde tekst waarin naast aangeleerde woorden en structuren ook andere woorden voorkomen die niet essentieel zijn voor de context. Inhoud en tempo, zie supra. LP3: Een tekst in gewoon tempo door een Spaanse stem gebracht. De woordenschat blijft beperkt tot de gewone “actos de habla’ die op dit niveau kunnen gebruikt worden. LP4: zie supra. Een normale Spaanse tekst die specifiek vakgerichte taal vermijdt. Zich mondeling kunnen uitdrukken LP 1:
Vragen m.b.t. een gekende inhoud beantwoorden Vragen m.b.t. een gekende inhoud stellen Afbeeldingen m.b.t. bekende situaties beschrijven Een aantal functies (zie leerplan) kunnen verwoorden
LP 2:
Een verhaal navertellen Een persoonlijke ervaring beschrijven
LP 3:
Een gesprek voeren over een voorbereid onderwerp
LP 4:
Eigen lectuur voorstellen Een gesprek voeren over een niet-voorbereid onderwerp
Kunnen lezen en begrijpen LP 1: Een in de klas behandelde leertekst hardop verzorgd kunnen lezen Een korte niet-behandelde tekst met aangeleerde woordenschat en structuren stillezend begrijpen. LP 2: Een niet-behandelde tekst met een beperkt aantal niet-aangeleerde woorden stillezend kunnen begrijpen. LP 3: Een eenvoudige tekst (verhaal, krantenbericht…) zelfstandig kunnen lezen. LP 4: Een eenvoudig boek kunnen lezen.
5 Zich schriftelijk kunnen uitdrukken LP 1: Foutloos bekende woorden en structuren schrijven. Schriftelijk vragen beantwoorden over bekende teksten met behulp van de aangeleerde woorden en structuren. Schriftelijk zelf vragen formuleren over bekende teksten. Schriftelijk een voorgestelde situatie eenvoudig en beknopt kunnen verwoorden. Formulieren kunnen invullen. LP 2: Korte mededelingen doen uit eigen ervaring. Een eenvoudige brief schrijven. LP 3: Schriftelijk een gelezen tekst samenvatten LP 4: Schriftelijk, eenvoudig en beknopt, eigen lectuur samenvatten. Schriftelijk een mening verwoorden naar aanleiding van een besproken onderwerp NOTA: Het is evident dat deze vaardigheden zoveel mogelijk geïntegreerd voorkomen.
6 METHODOLOGISCHE WENKEN Algemene methodologische principes Om de specifieke doelstellingen te bereiken, dienen volgende methodologische principes altijd in acht genomen te worden: het globaliteitsprincipe, het selectieprincipe, de directe methode, de voorrang van het spreken, de frequente herhaling. Het globaliteitsprincipe Een taal vormt een organisch geheel. Men leert dus geen taal door studie van de spraakkunst alleen, of van de uitspraak, of van de woordenschat, of van losse zinnen en structuren; ook niet door een achteraf geconstrueerde samenvoeging van die elementen. Men gaat wél uit van een zinvolle, aan een situatie gebonden (gesproken, in een later stadium ook geschreven) context en komt dan geleidelijk tot een voorzichtige, maar noodzakelijke analyse. Er kan dus in geen geval sprake zijn van afgeronde, afzonderlijke lessen over woordenschat, uitspraak, spraakkunst, enz. Wel zullen de inductief gevonden theoretische begrippen op tijd en stond tot een duidelijk overzicht geordend worden, op een ogenblik dat de leerlingen deze begrippen in voldoende mate aanvoelen. Het selectieprincipe Dit principe impliceert de noodzakelijkheid het vreemdetalenonderricht in het secundair onderwijs te beperken tot algemeen bruikbaar taalmateriaal. Hieronder dient verstaan te worden: taalmateriaal dat bij de behandeling van een zo groot mogelijk aantal onderwerpen te pas gebracht kan worden. De directe methode Deze methode is de basis van het vreemdetalenonderwijs. De leerkracht moet ernaar streven om het Spaans progressief, maar toch zo vlug mogelijk, als voertaal in de klas te gebruiken. De voorrang van het spreken op het schrijven De leerlingen zullen eerst begrijpend moeten leren luisteren, begrijpend leren nazeggen en daarna zelfstandig leren spreken, voordat zij het aldus verworvene ook leren lezen en schrijven. De leerstof dient dus consequent vanuit het standpunt van de gesproken taal te worden benaderd. Dat betekent o.m. dat een fout tegen de spelling aanvankelijk heel wat minder zwaar weegt dan een
7 Fout tegen de taal zelf: onbekendheid met een woord, gebruik van het verkeerde woord, slechte uitspraak van een functionele klank, verkeerde structuur,… De frequente herhaling Het vlot hanteren van taalmateriaal is een vaardigheid, die slechts door geregeld oefenen kan bereikt worden. Men rekene dus meer op het veelvuldig gebruik van de vormen in gesprekssituaties, dan op kennis van de “regels”. Verder dient men de cursus zo te structureren, dat men bij het aanleren van nieuwe taalfeiten het vroeger geassimileerde levendig houdt, zodat oud en nieuw materiaal parate kennis worden. Specifieke methodologische wenken Zie leerplan Frans tweede taal – Eerste Graad – Gemeenschappelijke vorming p. 16 D/1980/1984/46.
8 UN NIVEL UMBRAL Wat betekent “Nivel Umbral”, De minimale kennis en vaardigheden die de lerende moet beheersen om te kunnen tot communicatie komen in een Spaanssprekende omgeving. Communicatie moet door taaldaden (actos de habla) verwezenlijkt worden. Deze taaldaden drukken spreekbedoelingen uit door middel van lexicale eenheden die volgens thema’s kunnen geordend worden. Het is daarbij noodzakelijk een aantal grammaticale structuren te kunnen aanwenden. Wat volgt is een “catalogus” van spreekbedoelingen, thema’s en grammaticale structuren (intenciones, nociones y estructuras gramaticales) waaruit de leraar zelf een didactisch verantwoorde keuze maakt in frunctie van studierichting, behoeften en belangstelling van de leerlingen. Het is geen handboek. Dit houdt in dat de leerkracht niet systematisch alle elementen moet gehandelen maar dat hij, in willekeurige volgorde, die elementen zal aanleren die hij het nuttigst acht voor zijn leerlingen. De leerkracht wordt verondersteld aan de hand van eigen materiaal eventuele lacunes aan te vullen. Spreekbedoelingen, algemene begrippen Contactos sociales (sociale contacten) Soms heeft het voornemen tot communicatie slechts tot doel een gesprek met andere personen aan te vangen of te vervolgen. Gewoonlijk wordt deze communicatie verwezenlijkt door taalkundige gemeenplaatsen. Dirigirse a alguien; posibles formas de responder (iemand aanspreken; reageren op een aanspreking) Séňor/Seňora/Seňorita Oiga Vd. Por favor. Perdón SĨ… Diga Vd. Digame En el teléfono: Digame ¿Hablo con el seňor X.? ¿Por favor, el seňor X.? ¿Puedo hablar con el seňor X.?
9 Si, digame Si, un momento Soy yo En las cartas: Querido amigo: Muy seňor mio: Muy seňores mios: Hacer una presentaciόn, darse a conocer una mismo; posibles formas de responder (Iemand voorstellen, zichzelf voorstellen; mogelijke antwoorden). El seňor/La seňora/la seňorita X. Este es mi amigo Jaime. Le presento a la seňora A. Me llamo Pedro Garcia. Conoce Vd. A mi mujer? Mucho gusto (en conocerle)! Encantado (en conocerle)! Dar un saludo; devolverlo (Iemand groeten; een groet beantwoorden) Buenos dias Buenos tardes/noches Hola Hola, ¿qué tal? (las mismas formas) Interesarse por la salud de alguien; posibles formas de responder (Naar de gezondheid van iemand vragen; mogelijke antwoorden) ¿Como està Vd. ? ¿Muy bien, gracias, y Vd. ? Estoy malo. Mejor, gracias Despedir a alguien; despedirse (Afscheidsformules) Tengo que marcharme. Adios Hasta mañana/luego/el lunes ! Buenas noches. (las mismas formas) ¿Me llama Vd.? ¿Cuàndo volvemos a vernos? En las cartas: Nada màs por hoy. Con un saludo afectuosa, Carmen.
10 Atentamente, Pedro Garcia Expresar votos de felicidad, suerte a alguien; posibles formas de responder (Wensen en mogelijke antwoorden) Felicidades ! Feliz cumpleaños / Año Nuevo Felices vacaciones/ Pascuas/Navidades Mucha suerte Le deseo mucho éxito/mucha suerte. (antes de beber) Salud! (antes de comer) Que aproveche! Que se divierta Que se mejore Buen viaje/ Que le vaya bien Gracias Gracias, igualmente Elogior, mostrar admiración; posibles formas de responder (Lof en bewondering; mogelijke antwoorden) Es Vd. Muy inteligente/guapa Conduce Vd. muy bien Bien/Muy bien! Le felicito Qué vestido màs bonito! (El vestido) le va muy bien Gracias Gracias, es Vd. muy amable. Dar las gracias; posibles formas de responder (Dankformules) Gracias/Muchas gracias Muchas gracias por su carta De nada. Pedir excusas; posibles formas de responder (Zich verontschuldigen; mogelijke antwoorden) Perdone Vd. Perdone Vd. que llegue tarde Siento llegar tarde Está bien No importa No se preocupe Hacer una invitación; posibles formas de responder (iemand uitnodigen; mogelijke antwoorden) ¿Tomamos un café?
11 ¿Vamos a tomar un café? ¿Quiere Vd. venir a mi casa? Le invito a tomar café Me gustaria invitarle a tomar café Pase Vd. Siéntese No, gracias Con mucho gusto Con mucho gusto, pero no puedo Me gustaria, pero hoy no tengo tiempo. Desarrollo de la conversación (Verloop van het gesprek) Zoals in de categorie 5.2.1., verlopen volgende spreekbedoelingen via taalkundige gemeenplaatsen. Bij een telefoongesprek houde men rekening met de uitdrukkingen die in die speciale situatie gebruikt worden. Modos de empezar la conversación (een gesprek beginnen) A ver Pues Mire Vd. Oiga Vd. ¿Sabe Vd. que …. ?/ Ya sabe Vd. que…? Me parece que…/ No le parece que…? Pasa lo siguiente Resulta que… Es que… Por cierto Además Por ejemplo En el telérono: Oiga Diga Quién habla? Modos de cerrar la conversación (Een gesprek beëindigen) Asi es. Eso es todo. Pues eso es todo. Eso es lo que queria decirle. En fin ¿No le parece? ¿Verdad?
12 Asegurar la continuidad de comunicación (p. ej. Intercalando una pregunta o rogando que se repita algún punto que uno no ha oido o comprendido bien) (Het gespreksverloop verzekeren (bijv. door een vraag in te lassen of door te vragen dat men een slecht gehoord of een niet begrepen punt zou herhalen). Perdone, no le he entendido ¿Cómo dice/ha dicho? Quiere repetir? ¿Puede decirlo otra vez? Hable más alto, por favor. Hable más despacio, por favor. ¿Qué quiere decir “…”? ¿Qué quiere decir con esto? ¿Cómo se dice en espanol? Transmisión de una información (Overbrengen van een mededeling) De persoon die de mededeling doet, verwacht van de gesprekspartner geen reactie. Denominar, definir, identificar algo o a alguien (Iets of iemand identificeren, definiëren) Es una naranja. Es mi hermano. Esto se llama….. en espaňol. Es algo muy interesante Esto es lo que me ha dicho. Dar razones, justificar algo (Iets rechtvaardigen) Lo hago porque me gusta. Como no tengo tiempo,… Es que ahora ne puedo. Por eso me voy. Me voy, no tengo ganas de esperar. Lo hago sólo por el dinero. Determinar el sentido, la intención o el destino de algo (De zin, de bedoeling of het doel van iets bepalen) Necesito dinero para comprar el coche. Lo digo para que no lo olfide Vd. Es para Vd. Estoy tratando de hacerlo.
13 Transmitir la declaración de un tercero o referir la de uno mismo (Verklaringen van een derde of van zichzelf weergeven) Dice que no viene Le he dicho que no voy. Expresión de promesa u ofrecimiento (Iets beloven of aanbieden) Prometer hacer algo (Beloven iets te doen) Lo voy a hacer, no se preocupe. Me lo ha prometido. Orfrecerse a hacer algo (Aanbieden iets te doen) ¿Un café? ¿Le ayudo? ¿Quiere que le ayude? Si quiere, le llefo en mi coche. Exposición de opiniones o criterios (Meningen en standpunten) De spreker uit zijn mening of zet een standpunt uiteen op objectieve wijze, zelfs als er een ondergeschikt subjectief element aanwezig is, maar zonder een concrete reactie van zijn gesprekspartner te verwachten. De uitgedrukte waardering kan betrekking hebben op hetgeen men zelf meedeelt, waardoor dit genuanceerd wordt, of het kan een reactie zijn op taaldaden van een derde. Asegurar, confirmar un hecho (verzekeren of bevestigen) Si, si. Asi es/ha sido. Es cierto. Tiene Vd. razon. Me doy cuenta. Exacto Eso es Es lo que digo. Le digo la verdad. Desde luego. Puedo Vd. creerlo. Si, hemos quedado en esto.
14
Negar, contradecir (Ontkennen, tegenspreken) no nadie nada ningún, ninguno no…, sino tampoco si ! Claro que si8 Si, pero….. Lo siento, pero no me parece asi. No creo que tenga Vd. razón. No es verdad. No, no, la verdad es que….. No lo creo. Me he equivocado, perdone Vd. Tomar partido en pro o en contra (partij kiezen (voor of tegen) Si, si/ claro que si. Eso es. Asi es. Es cierto. Está bien Vale. De acuerdo/Estoy de acuerdo. Buena idea. Lo mismo digo/pienso yo. Me parece bien lo que dice. No, no/ No es asi De ninguna manera No me parece bien Yo estoy en contra de eso. Lamentar (betreuren) Lo siento. Lo siento mucho/muchisimo, pero… Desgraciadamente no puedo. Expresar la importancia de algo (Het belang van iets uitdrukken) Es importante. Tiene mucha importancia. Es lo más importante. Hay que hacerlo enseguida.
15 Expresar fe o convencimiento (Geloof, overtuiging uitdrukken) Es muy probable. Creo que viene. Creo que si. Estoy convencido. Estoy convencido de que viene. Lo va a hacer sin duda. Estoy seguro. Estoy seguro de que lo hace. Expresar estados dubitativos (Uitdrukken van twijfel) No estoy seguro. No sé exactamente. No sé si viene. No se sabe si es verdad. Puedo ser. Es posible que venga. Quezas lo puedo hacer. No me acuerdo exactamente. Expresión de sentimientos y estadis de ánimo. (Uitdrukking van gevoelens en gemoedstoestand) Evenmin als in hoofdstuk 5.2.5. verwacht men hier een mondelinge reactie van de aangesprokene. De spreker vertaalt zijn gevoelens over een omstandigheid of een toestand. Expresar simpatia/antipatia (Uitdrukken van sympathie en antipathie) Carmen me gusta. Es muy simpática. Es una chica muy agradable. Nos entendemos bien. Es un buen amigo mio/una buena amiga mia. Lo quiero mucho. No me gusta nada/ en absoluto. No me es simpático. No lo puedo ver. Expresar esperanza/preocupacion (uitdrukken van hoop of zorgen) Le espero. Espero que venga.
16 ¿Qué pasa ? Estoy preocupado por él. Estoy preocupado porque no viene. Espero que no pase nada. Expresar deseos o ganas (Uitdrukken van wensen of behoeften) Me gustaria ir a América. Tendria ganas de ir al cine Necesito trabajo. Expresar alegria personal o compartida con otros/sentimiento o compasión (Vreugde of spijt uitdrukken of delen) Hombre! Qué alegria! Qué bien! Qué contento estoy! Estoy contento/alegre. Me alegro. Me alegro que haya venido. Qué flores más bonitas! Lo siento. Lo siento muchisimo. Qué lástima! Expresar agrado/desagrado (Instemming of afkeuring uitdrukken) Me gusta mucho/muchisimo/más Me gusta leer. Lo hago con mucho gusto. Es muy agradable. Me parece/es muy bonito (otros adjetivos de valor positivo) No está bien No me parece bien. ¿Por qué ha hecho esto? Es feo/Está feo/ (otros adjetivos de valor negativo) Es feo decir una cosa asi. Siempre hacen eso, me molesta. Esto es demasiado! Expresar satisfacción/descontento (Voldoening of ontevredenheid uitdrukken) Está bien Estoy contento con el hotel
17 Me parece bien. No estoy contento/Estoy descontento. No tengo ganas de salir. Esto es demasiado! Expresar indiferencia o serenidad (Onverschilligheid of gelatenheid uitdrukken) Me es igual. Me da igual. No me importa. No me importa nada/en absoluto. Haga Vd. lo que quiera. No importa. Ya veremos. Qué le vamos a hacer ! Me hace reir. Expresar tristeza (Droefheid uitdrukken) Estoy triste. Me pongo triste. Me da pena pensar en eso. Expresar desilusión o decepción (uitdrukken van ontgoocheling of teleurstelling) Qué lástima! Qué pena! Es una lástima que no venga. Siento que no haya venido. Estoy muy desilusionado. He esperado otra cosa. Exhortación a hablar/actuar o a dejar de hacerlo (Aansporing tot spreken of handelen, of tot onderbreken daarvan) Preguntar, exhortar a hablar (vragen, aansporen tot spreken) ¿Cómo ? ¿ Cuál ? ¿ Cuándo ? ¿ Cuanto? ¿Cuanto tiempo? ¿Cuantos? ¿Donde?
18 ¿Adónde? ¿De dónde? ¿Qué? ¿Para qué? ¿Por qué? ¿Qué le parece? ¿ Quien ? Si Tengo una pregunta… ¿Puede Vd. decirme…? ¿Sabe Vd. si…? ¿Podria Vd. explicarme…? Quisiera preguntar… Digame Vd. , por favor,…. Rogar, exhortar a una acción (Vragen, aansporen tot handelen) ¿Quiere Vd. ayudarme? ¿Puede/Podria Vd. hacerlo? Hágalo Vd. , por favor. Haga el favor de llamarme mañana. Quisiera un jersey. Quisiera comprar un jersey. Quisiera ver qué blusas tienen Vds. Pedir permiso/conceder permiso (Toestemming vragen of geven) ¿Puedo fumar aqui? ¿Podria esperar un momento aqui? ¿Me permite esperar un momento aqui? ¿Puedo pasar? Si, claro. Si, perfectamente. Desde luega. Pase Vd. Puede Vd. fumar tranquilamente. Si quiere, puede fumar. Adelante! Proponer (een voorstel doen) ¿Vamos a cenar? Podemos ir al cine si le parece. ¿Qué le parece si vamos al cine? ¿Por qué no va Vd. a la playa? ¿Nos vemos/encontramos mañana? ¿Qué tal el domingo? ¿De acuerdo?
19 Aconsejar/desaconsejar (aanraden of afraden) ¿ Qué me recomienda Vd. ? Hay que hacerlo/verlo. Vale la pena. No vale la pena. Es mejor que no vaya Vd. Atención Debe Vd. tener más cuidado. Prohibir (verbieden) No pase Vd. por aqui (uso del imperativo) Aqui no puede Vd. fumar. Está prohibido fumar. ¿ No le he dicho que no debe hacerlo? No me permiten hacerlo. No me dejan hacerlo. No hay que hacerlo. Expresión de nociones generales (Uitdrukken van algemene begrippen) Deze paragraaf vormt de overgang tussen de voorafgaande spreekbedoelingen (intenciones 5.2.1. – 5.2.7.) en enige vormen van taalkundige uiting die, alhoewel ze vooral gekenmerkt worden door het gebruik van welbepaalde grammaticale structuren, vanwege hun groot didactisch belang niet slechts grammaticaal behandeld zullen worden. Anderzijds presenteren wij hier geen volledige catalogus van algemeenheden daar het ons niet nodig lijkt iedere grammaticale structuur (bijv. het lidwoord) die voorkomt op de overeenstemmende lijst (zie hfst. 6.3.) af te leiden van een concreet voorbeeld uit dit hoofdstuk. Seňalar las caractéristicas o el estado de cosas, hechos, personas (aangeven van eigenschappen of van de toestand van dingen, zaken, personen) Es bastante grande. Está caliente. Está lleno. La cosa está más complicada que antes. Es muy simpatico. Es una persona que siempre te ayuda. (empleo de ser/estar; uso de los adjetivos) Tiene buen aspecto.
20 Determinar posesión o pertenencia (bezit of aanhorigheid bepalen) Tengo coche Tengo un libro interesante El coche de Pedro El coche es de Pedro Es su coche Es suyo Es el suyo Es una parte de la fábrica Señalar referencias de lugar y derección (bepalen van plaats of van richting) aqui/ahi/alli dentro/fuera arriba/abajo enfrente al lado lejos/cerca por aqui en muchos sitios en todas partes/en ninguna parte el pueblo donde vivo de Madrid en Madrid entre Madrid y Burgos al norte/sur/este/o este de Madrid sobre la mesa delante de/detrás de la mesa enfrente de/al lado de/ junto a la mesa a la derecha de /a la izquierda de la mesa lejos de/cerca de aqui fuera de la casa desde aqui de Madrid a Barcelona desde aqui hasta Barcelona en casa a casa el pueblo adonde vamos en dirección de Madrid es la primera/la segunda/la última calle la próxima estación este/ese/aquel coche esto/eso/aquello estar ir/venir seguir una calle/carretera
21 irse: marcharse/quedarse salir/entrar subir/bajar llevar/traer/llevarse/poner pasar (a/por) volver (de/a) buscar Seňalar referencias temporales (bepalen van de tijd) es la una y cuarto/menos cuarto son las dos y media ya/todavia no todavia/ya no nunca siempre una vez otra vez a veces ayer/hoy/maňana pasado maňana anoche ahora pronto ensequida temprano/tarde antes/después primero/luego/después/entonces a / antes de / después de la ocho al dia siguiente de nueve a once desde la maňana hasta la noche desde la semana pasada desde hace una semana en mayo (nombres de los meses) en la primavera (estaciones del aňo) en 1985 el primero de enero/el dos de mayo por la maňana/ tarde/noche durante la comida el lunes (dias de la semana) esta semana/la semana pasada/la semana que viene/la proxima semana todo el dia todos los dias He estado una semana/quince dias/un mes/un aňo alli He esperado cinco minutos / una hora / un cuarto de hora / un momento/ Mucho tiempo. Es la primera/la última vez. Tres veces al dia Va a hacerlo Está escribiendo Termina el trabajo.
22 Acaba de hacerlo Vuelve a hacerlo Empieza a llover/Deja de llover Seguir Esperar Tener prisa Darse prisa Llegar a tiempo Llegar tarde Ser el primero/último Tardar Antes de/después de hacerlo Cuando llega Cuando llegue Cuando llegó (uso de los tiempos del verbo; ver estructuras gramaticales) Seňalar referencias de modo (bepalen van manier en van wijze) (uso de los adverbios en –mente) Esto se arregla fácilmente Hablar alto/bajo Escribir bien/mal/mejor/peor Hablar despacio/rápido Asi/de esta manera Con intención/sin intención Con mucho gusto Hablar como un extranjero Me gusta mucho. Señalar la posibilidad o la aptitud de o para algo (bepalen van de mogelijkheid of van de geschiktheid van of voor iets) Puedo hacerlo No sé conducir Sé español Quizás lo sabe él Es posible/imposible hacerlo No hay dificultad/problema Es posible que venga mañana Hay varias posibilidades Expresar una necesidad (een noodzaak uitdrukken) Tengo que ir mañana Es necesario hacerlo Hay que decirselo Busco un piso Lo necesito
23 Expresar una condición o un requisito y las posibles consecuencias de los mismos (Een voorwaade, een vereiste en de mogelijke gevolgen ervan uitdrukken) Le ayudo si puede esperar un momento. Le ayudaria si tuviera tiempo (ver estructuras gramaticales) Voy a tomar un taxi, si no, no llego a tiempo. No debe costar más que 5.000 pesetas. Busco un piso; debe tener tres habitaciones. Hacer una comparación (vergelijken) Juan es tan bueno/tan malo como Pedro. Jean es mejor/peor que Pedro. Este coche es más rápido que el otro. Pedro trabaja más/menos que Juan. Pedro trabaja tanto como Juan Tengo más/menos dinero que tú. Tengo tanto dinero/tanta experiencia/tantos amigos/tantas maletas Como él. Este coche es el más rapido. Juan es mi mejor amigo. Es mi vestido más bonito. Es demasiado caro. Es muy interesante. Es bastante interesante. Es poco interesante. Los dos son iguales/muy parecidos. Pedro es igual que si hermano. Es el mismo precio que antes. Cuesta lo mismo que antes. Ahora todo es distinto/deferente. Hay una gan diferencia. Mi amigo francés habla como un español. El gazpacho es una especiede sopa fria. Nociones (thema’s) Deze catalogus geeft een idee van het geheel van thematische inhouden waarmee men rekening zal moeten houden bij cursussen voor debutanten evenals bij de voorbereidingen voor het gebruik van onderwijs- en leermiddelen die zich richten naar de doelstellingen van het “Nivel Umbral”. Ook deze catalogus vertegenwoordigt een maximum waaruit de leerkracht een verantwoorde, nuttige keuze maakt (zie 5.1.).
24 Catalogo 5.3. Temas/nociones Cataloog 5.3. Thema’s Este catálogo da una idea de conjunto del contenido temático que deberá tenerse en cuenta en los cursos para principiantes que se orienten en los objetivos didácticos basicos, asi como en la preparación de materiaeles de enseñanza y aprendizaje para les mismos fines. Señas personales (Persoonlijke gegevens) Nombre y apellidos, dirección, estado civil, sexo, fecha de nacimiento, edad, lugar de nacimiento (naam, adres, burgerlijke staat, geslacht, geboortedatum, leeftijd, geboorteplaats) nombre apellido llamarse dirección vivir en Madrid numero (numeros cardinales) ser/estar casado no estar casado marido mujer/señora señor/señora/señorita ¿Cuántos años tiene? Tengo 50 años Niño/niña Chico/chica Muchacho/muchacha Hombre/mujer Joven/viejo Naci/nació en 1950/el 2 de enero de 1946 De donde es VBd. ? / Donde nacio Vd. ? Soy de Madrid/Naci en Madrid. Nacionalidad, idioma (nationaliteit, taal) ser español/ser de España hablar español latinoamericano extranjero ser Belga/flamenco/a. ser de Bélgica. Formación escolar y profesional, estudios (school en beroepsvorming) ir al colegio/ir a la escuela
25 aprender español/un idioma pasar un examen tomar un curso de español saber español saber conducir estudiar Profesion, oficio, trabajo (beroep, functie) ¿Qué trabajo tiene Vd. ? ¿En qué trabaja Vd. ? ser empleado/obrero trabajar en una fábrica/oficina/tiendra ser (oficio o profesión del alumno) buscar/encontrar/(no) tener trabajo dejar de trabajar aspecto fisico (uiterlijk) ser suapo/alto, etc. estar moreno parecer joven alto/bajo guapo/feo rubio de pelo largo/corto o jo tener la piel fina (los colores) llevar gafas/una falda azul familia y relaciones personales (familie en persoonlijke betrekkingen) familia padre madre padres marido/mujer hijo/hija hijos chicos niños hermano/hermana hermanos amigo tengo unos amigos compañero/compañera
26 quererse mucho querer a los niños entenderse bien ser amigos tener problemas con la madre visitar/invitgar a los amigos charlar con los amigos salir juntos encontrarse/verse con un amigo ocupaciones favoritas en el tiempo libre (vrijetijdsbesteding) hacer deporte jugar ver la televisión/una pelicula oir música/la radio/un disco/un cassette ir al cina/teatro/museo leer tocar la quitarra/un instrumento ir a la piscina/playa/montaña ir al campo ir a los toros/al futbol bañarse hacer una excursión viajar hacer camping cantar salir descansar Me interesa la música. Alojamiento (woning) Tipo, situación y dimensiones de la vivienda (piso o casa) (soort, ligging en afmetingen van de woning – appartement of huis) Casa Piso De tres pisos Entrada Salida Ventana Puerta Garaje Tiene 4 habitaciones/cuartos En el centro
27 Moderno/viejo/antiguo Grande/pequeño Tranquilo/hay mucho ruido Habitaciones de que consta la vivienda (vertrekken waaruit de woning bestaat) sala de estar cuarto cocina baño lavabo servicios balcón alojamiento en un hotel o pensión (logies in hotel of pension) hotel pensión reservar una habitación habitación individual/doble con baño/ducha/balcón con desayuno/media pensión/pensión completa para una noche/semana quedarse quince dias pasaporte ascensor llave numero vivir con una familia muebles, instalación, equipo (meubels, inrichting, uitrusting) muebles cama mesa silla puerta ventana ascensor teléfono balcón nevera máquina de laver calefacción agua caliente/fria alquiler y otros gastos (huur en andere kosten) alquilar
cuchillo cuchara tenedor taza plato vaso moderno elegante sencillo cómodo
28 pagar todo incluido Población (stad en bevolking) Tipo, situación eimportancia de un pueblo o ciudad (soort, ligging en belang van een stad of dorp) ciudad pueblo capital sitio región pais tiene 50.000 habitantes está en Cataluna edificios, instituciones publicas, cosas dignas de visitarse (gebouwen, openbare instellingen en bezienswaardigheden) ¿ Qué hay en la ciudad ? ¿ Qué hay que ver ? folleto de información calle plaza puerta torre puente parque jardin palacio castillo iglesia catedral museo teatro correos consulado banco visitar antigua, etc. Trabajo (werk) Condiciones de trabajo, horario, vacaciones (arbeidsvoorwaarden, werkuren, vakanties) contrato
29 condiciones jefe trabajar de obrero/empleado/etc. 8 horas diarias/40 horas a la semena estar/tener libre tener un puesto tener las vacaciones pagadas tener 25 dias de vacaciones tener un trabajo fácil/duro/peligroso sueldo, salario (loon, salaris) ganar X pesetas por hora/dia/semana/mes/año ganar mucho/poco pagar impuestos pagar el seguro tener una pensión sindicatos, instituciones sindicales (vakbonden) sindicato hay/hacen una huelga piden más dinero/mejores condiciones Vida habitual (dagelijks leven) costumbres, transcurso habitual de la jornada (gewoonten, normaal verloop van de dag) levantarse lavarse irse a la cama dormir dar un paseo por la ciudad arreglar la casa limpiar lavar ir a comprar preparar las comidas hacer las camas trabajar en casa ir a trabajar salir a cenar juntos ir a la escuela/al colegio jugar descansar
30 comercios, talleres, servicios diversos (winkels, ateliers, verschillende diensten) estación de servicio mercado supermercado tienda estanco banco taller de reparaciones comprar/vender abrir/cerrar reparar arreglar objetos de la vida cotidiana y descripción de ellos (dagelijkse voorwerpen en de beschrijving ervan). Radio Televisión Cámara Carrete Disco Cassette Bolsa Maleta Bolso Chaqueta Jersey Falda Pantalon Vestido Traje Ropa
Mesos y medidas, sistemas monetarios (maten & gewichten, geldsoorten) ¿cuanto ? ¿ cuantos ? gramo kilo medio kilo litro un cuarto de litro metro kilometro entero mitad pedazo varios diferentes
ponerse/quitarse/probarse toalla material madera metal cristal papel plastico forma redondo/cuadrado largo/corto color (los colores) practico/comodo/elegante/etc. romperse/estropearse Como se enciende/apage/etc. Funcionar.
31 algunos mucho/muchos poco/pocos un poco de por lo menos 50/no más que 50 más o menos 50 el 25 por ciento dinero peseta un franco belga peso ¿ Cuánto cuesta ? / ¿Cuánto vale ? en total pagar pagar con cheque dar X pesetas Por un dólar te dan X pesetas La peseta ha subido/bajado. (numeros cardinales) Tráfico, medios de locomoción y enlaces (verkeer, transportmiddelen en verbindingen) coche autobus taxi Metro Tren Avión Barco Parada Estación Aeropuerto Puerto Billete Salir/llegar Cambiar de tren Tener retraso/llegar con retraso Hora de salida/llegada Tráfico Autopista Carretera Aparcamiento Carnet de conducir Gasolina Motor Tomar el tren/avión/autobus/etc. Ir en tren/avión/etc. Ir a pie Aparcar
32 Ir a Madrid Ir en dirección de Madrid Pasar por Madrid Tener un accidente Saber conducir Chocar con un coche No ha pasado nada Correos Por correo Carta Paquete Sello Telegrama Mandar Llamar por teléfono Alimentación, bebidas, tabaco (eten en drinken, rookwaren) locales de comidas y bebidas (eet- en drankgelegenheden) bar restaurante camarero carta menu cuenta todo incluido comer/cenar/tomar algo probar Que aproveche ! Salud ! Pagar Tipico Alimentos (eten) desayuno/desayunar comida/comer cena/cenar pan bocadillo carne filete patata arroz verdura
33 sopa pescado postre fruta queso huevo pollo jamón ensalada tomate helado naranja asado
frito azucar sal mantequilla aceite tiene grasa dulce picante tengo hambre me gusta mucho no se puede comer es un plato tipico
bebidas (dranken) refresco café té leche agua agua mineral jugo limón naranja fumar (roken) cigarello fumar Salud y cuidados corporales (gezondheid en lichaamsverzorging) aseo personal (toilet) lavarse ducharse bañarse arreglarse toalla crema limpio/sucio estado de salud (gezondheidstoestand) ¿ Como esta Vd ? estar bien/mal/malo/mejor
cerveza vino tinto/blanco sangria alcohol botella vaso tener sed dulce seco
34 sentirse bien/mal ponerse mal/bien no tener apetito enfermades, accidentes (ziekte, ongeval) estar enfermo tener fiebre/dolores tener un accidente caerse hacerse daño romperse la mano Me duele la cabeza/el pie Es grave/no tiene importancia Ir al médico Llamar al médico Llevar al hospital Doctor Dentista Medicina Farmacia Naturaleza y ambiente natural (natuur en natuurlijke omgeving) plantas, animales (planten, dieren) planta árbol flor animal perro gato campo paisaje (landschap) pais paisaje parte campo rio bosque montaña playa mar costa
35 lago agua isla tiempo y clima (weer en klimaat) hace buen tiempo/mal tiempo frio/calor viento sol llover nevar nieve cambiar aire clima seco/humedo sano Leefgewoonten en cultuur Ondanks de beperktheid van de woordenschat, moet men rekening houden met de volgende domeinen van het dagelijkse leven van het land dat men bestudeert. Het gaat hier niet om het gebruik van technische en gespecialiseerde termen maar om alledaags taalgebruik (en om de ontwikkeling van luister- en leesvaardigheid). Condiciones de vida, nivel de vida (levensomstandigheden, levensstandaard) vida vivir bien/mal caro/barato pobre/rico bastar para vivir precio subir/bajar ganar/gastar suficiente medios informativos e información de actualidad (massamedia en actuele informatie) periódico/revista/radio/televisión/libro periodista articulo foto informar información opinión noticia influencia programa
36 primer programa/segundo programa entrevista publicidad criticar mundo gobierno discusión problema dificultad situación solución pais extranjero sistema partico derecha izquierda jefe rey emigrantes obreros empleados patronos problemas sociales/económicos región influencia policia Guardia civil Exportar/importar Exportación/importación Economia Industria Agricultura Comercio Campo Inflación Competencia Precios Europa Europeo Politico Nacional Internacional Decidir Decidirse Protestar Estructuras Gramaticales (Grammaticale structuren) Zie 6.3
37 LEERPROGRAMMA Uitspraak Algemene principes
Taal is in de eerste plaats klank. Een taal leren is dan ook in een eerste fase: aandachtig luisteren en nauwkeurig weergeven. Dat impliceert natuurlijk dat de leerlingen enkel onberispelijke voorbeelden moeten te horen krijgen: de taal van de leraar moet keurig zijn, in het bijzonder wat zinsaccent en zinsmelodie, woordaccent, klanken en verbindingen betreft. De individuele prestaties van de leerlingen mogen niet te vaak worden onderbroken voor het corrigeren van uitspraakafwijkingen: veelvuldige correcties remmen de uitingsdrang. Onze aandacht dient speciaal te gaan naar die klanken en klankcombinaties in het fonologisch systeem van het Spaans, die opvallend van die van het Nederlands verschillen. Bijzondere aandacht verdienen tevens de functionele klanken. Functioneel noemen we klanken die, bij een verkeerde uitspraak, de betekenis wijzigen of onverstaanbaar maken. Men dient de leerlingen van het begin af aan vertrouwd te maken met het juiste woord- en zinsaccent. Dit houdt o.a. in: het leren nazeggen en spreken in functie van de bedoeling, (mededeling, bevestiging, ontkenning, vraag, uitroep, enz…). Het spreekritme mag aanvankelijk traag zijn, maar dient geleidelijk te evolueren naar het normale. In dit verband: reeds van bij het begin worden ver verbindingen (sinalefa) gelegd en ingeoefend! Het is absoluut noodzakelijk, de leerlingen te leren de woorden niet af te hakken ! Didactiek Daar het taalonderwijs als een globaal proces moet worden opgevat, en daar de taal in de eerste plaats klank is, speelt de uitspraak in alle fasen een belangrijke rol. Zo zal de lesgever zich niet tevreden stellen met een correct antwoord, hij zal tevens letten op de intornatie en de melodie van de zin.
38 Bij het aanbieden van nieuw taalmateriaal moet steeds van de leerlingen een voldoende auditieve inspanning worden gevergd. Omdat hij sedert lang met de door hem onderwezen taal vertrouwd is, houdt de leerkracht er niet altijd rekening mee, hoeveel moeite het de leerlingen kost om een taal met het gehoor waar te nemen, en het gesprokene juist te begrijpen. In een volgende fase zal ook de correcte weergave van de nieuwe woorden, woordgroepen en zinnen een blijvende inspanning vragen. Om het beluisteren en reproduceren te vergemakkelijken, kan de leerkracht het spreektempo even vertragen, zonder evenwel de zinsmelodie te vervormen. Maar men vergete niet, dat bij het leren van de uitspraak het herhaald beluisteren en het veelvoudig herhalen, de basis zijn van de gewoontevorming. Als de leerlingen bijvoorbeeld sukkelen met de spelling, is dit vaak ook het gevolg van onvoldoende aandacht voor de uitspraak. In vele gevallen schrijven de leerlingen immers wat ze menen te horen. Hun fouten tegen de spelling weerspiegelen vaak fouten tegen de uitspraak. In de conversatie-oefening moet de leerkracht – zonder remmend te zijn – een nooit aflatende aandacht schenken aan de uitspraak. De leerkracht lette erop de uitspraakmoeilijkheden trapsgewijs te leren overwinnen. Aan beginners vraagt men nooit een te lange reeks syllaben te zeggen, evenmin een reeks waarin een te groot aantal moeilijkheden voorkomen. Om de spreekdurf spoedig te ontwikkelen en de leerling in de vreemde taal te leren reageren, werkt men eerst met korte zinnetjes. Bij deze oefeningen kan geregeld worden gewerkt met het in koor spreken en met het onderling vragen stellen. Programma voor Leerpakket I Alle fonemen komen aan bod. Zeker in deze eerste periode is het van vitaal belang dat de leerlingen vaak kunnen luisteren naar de verzorgde uitspraak van de vreemde taal (voorbeeld van de leerkracht of bandopname). De klank en het schriftbeeld komen in het Spaans in hoge mate met elkaar overeen. Vandaar dat men het leerboek reeds vroeg in het cursusjaar kan gebruiken, misschien reeds vanaf het begin. De leerlingen willen meestal graag het boek vroegtijdig inzien. Leerpakketten 2 – 3 – 4 De reeds bereikte uitspraakvaardigheid dient hier verstevigd
39 En geperfectioneerd te worden. Veel voorkomende uitspraakfouten worden verbeterd. Een niet aflatende aandacht dient te gaan naar het inoefenen van een correcte en natuurlijke intonatie. Woordenschat Belang Het goed aanleren van lexicale eenheden is van grote betekenis. Onderzoekingen hebben aangetoond dat enerzijds een verkeerde woordkeuze een belangrijke categorie fouten uitmaakt en dat anderzijds de tolerantie van de toehoorders gering is bij fout gekozen woorden. Grammaticale fouten die vaak als grof werden beschouwd blijken daarentegen bij de toehoorders niet tot even grote misvattingen te leiden. Leerpakket I De nadruk dient gelegd te worden op het onderricht van frequente woorden en uitdrukkingen. Het is hierbij van belang uit te gaan van het globaliteitsprincipe (zie 4.1.1.). Hoofdzakelijkerwijze dient gestreefd te worden naar een zo actief mogelijke kennis. De nagestreefde taalbeheersing betreft de woorden en uitdrukkingen van de catalogi. Toch kan de basiswoordenschat van dit pakket voorzichtig en functioneel worden uitgebreid. Een passieve kennis is dan voldoende. Streefgetal: 400 lexicale eenheden Leerpakket 2 Zie LP 1. Streefgetal: 500 lexicale eenheden Leerpakket 3 In dit pakket, waar de taalverwerving versneld kan gebeuren, wordt de reeds verworven frequente woordenschat bevestigd en functioneel uitgebreid. De vroeger geleerde woordenschat en
40 Structuren worden samen met de nieuwe taalelementen tot actieve kennis ingeslepen. Door de uitbreiding van gesproken en geschreven teksten zal de lerende in contact komen met een groter aantal minder frequente woorden en uitdrukkingen. Een passieve kennis van deze woordenschat is voldoende. Streefgetal: 500 lexicale eenheden. Leerpakket 4 Zie LP 3. Streefgetal: 600 lexicale eenheden. Spraakkunst Spraakkunst leren is een middel ten dienste van een communicatief doel. Taalgebruik is belangrijker dan kennis over taal. De leerkracht oordeelt dus zelf welke items nodig zijn in functie van de aan te leren spreekbedoeling. Uit de normatieve grammatica worden de gebruiksregels (de functionele grammatica) weerhouden. Dit betekent niet dat de spraakkunst occasioneel dient benaderd te worden. Inzicht in de structuren, steunend op moedertaal en Frans, is onontbeerlijk. De lerende heeft behoefte aan duidelijke syntheses. De hiernavolgende indeling in leerpakketten is enkel een voorbeeld. Receptief kunnen de leerlingen reeds onmiddellijk, zo gewenst, kennis maken met moeilijker, doch veel gebruikte vormen, zoals hizo, quisiera, me gustaria… Leerpakket 1 El verbo El presente del indicativo Verbos regulares Pensar (ie Contar (ue) Pedir (i) Conocer (zc)
41 Verbos irregulares: dar, decir, estar, haber, hay, hacer, ir, oir, poner, saber, salir, ser, tener, traer, venir, ver. El gerundio: verbos regulares El participio: verbos regulares Abierto, dicho, escrito, hecho, muerto, puesto, roto, visto, vuelto. El verbo reflexivo El uso de: Hay/está Hay que/tener que Estar (lugar, estado, estado fisico) Ser (definición, identificación de tiempo y hora) Ser/estar + adjetivo/adverbio Estar + gerundio; ir + a (futuro inmediato) El imperativo (usted) Articulo y substantivo El, la, los, las Al, del El agua f. Lo Un, una, unos, unas Unos amigos El Señor P. Las dos y media El 25 por ciento Un hotel, dos hoteles Una cámara, dos cámaras El adjetivo Concordancia del adjetivo Buen, mal, primer, tercer, algun, ningun, gran Mucho/poco + sustantivo El adverbio Bien/mal Los numerales 1 – 100 1° - 10° la hora
42 Pronombes personales Me, te, le,… La, los, la, las Se El coche lo dejo aqui ¿ Qué le pasa a tu hermano ? yo, tu,… El adjetivo posesivo Mi, tu, su, … El adjetivo demostrativo Este, esta, estos, estas, Esto Ese, esa, esos, esas Eso Aquel, aquella, aquellos, aquellas Aquello Los interrogativos ¿ Cómo ? ¿ cuál ? ¿ Cuándo ? ¿Cuántos ? , ¿ dónde ? ¿ adónde ?, ¿ Qué ? , ¿ para qué ? , ¿ Por qué ? ¿ quién .? Preposiciones A (lugar, dirección), a + complemento directo (persona) Con, de (origen, posesion), en (lugar) Para (finalidad, intención), por (motivo, lugar). Negación No, no…, nada, no…. Nadie, no….. nunca Conjunción Y O Pero Cuando Porque Leerpakket 2 El verbo El futuro
verbos regulares Decir, hacer, poder, tener, venir, haber
43 El condicional - verbos regulares - decir, hacer, poder, tener, venir, haber El pretérito indefinido -
verbos regulares ser, ir, tener, decir, estar, hacer
El pretérito imperfecto -
verbos regulares ser, ir, ver
El pretérito perfecto El uso de los tiempos del pasado Preposicion + infinitivo, antes de + inf., después de + inf. El articulo Medio, otro El adjetivo Tan, + adj + como, tanto + subst + como, mas (menos) + adj + que Mas (menos de + numerales Mejor/peor El adverbio Mente Muy/mucho, tan/tanto Tan + adv. + como Tanto como Mas + adv. + que Menos + adv. + que Los numerales 0 – 1.000.000.000 ciento, cien la fecha El pronombre personal Me lo, te lo, se lo, … Mi, ti, … Conmigo, contigo El pronombre enclitico El pronombre posesivo Es mio Es el mio
44 El pronombre demostrativo Aquél, aquélla Éste, ésta Ése, ésa El pronombre indefinido Todo el dia Todos los dias Cada dia Cada uno Preposiciones Contra Hace Hasta Sin Por (precio) Leerpakket 3 El verbo El futuro – verbos irregulares El condicional – verbos irregulares El pretérito indefinido – verbos irregulares El uso de los tiempos del pasado El subjuntivo *los verbos regulares *los verbos de irregularidad comun *los verbos irregulares El uso del subjuntivo *querer, pedir, decir *alegrarse, esperar, sentir, perdone Vd. que,… *no creer *es posible/probable/mejor *para que antes (de) que El imperativo negativo El imperativo (tu) El gerundio irregular Ir + gerundio Continuar + gerundio Estar + participio El pronombre relativo Que quien
45 lo que el que, la que, los que, las que leerpakket 4 el verbo el uso del subjuntivo cuando, mientras que, hasta que, después (de) que,… aunque, a pesar de que, bien que,… de modo que, de manera que… lo que quiera como quiera que se mejore que se divierta el imperfecto del subjuntivo los verbos regulares tener, haber, poder oraciones condicionales reales e irreales si tiene tiempo, lo hace si tuviera tiempo, lo haria
si hubiera tenido tiempo, la habria hecho. El pronombre relativo Cuyo
El pronombre indefinido Cualquier Preposicion Desde hace Teksten Leerteksten Voor elk leergeheel wordt uitgegaan van een leertekst. Een leertekst is een doelbewust gekozen tekst die een zinvol geheel vormt. Hij is leerinhoudelijk opgesteld of bewerkt met het oog op het bijbrengen van een bepaald quantum van taalvaardigheid. Hij
46 houdt bovendien rekening met de door de leerlingen op dat ogenblik bereikte taalverworvenheden en met de progressie binnen het leerplan. Het geheel van de leerteksten moet dan ook een geleidelijk realiseren van de taalverwerving op het oog te hebben. Wat de inhoud betreft, dient de leertekst aangepast te zijn aan het intellectueel peil en de belangstellingssfeer van de gemiddelde leerling. Wat de vorm betreft, is de leertekst gesteld in een eenvoudige, maar niettemin stilistisch verantwoorde taal. Het nieuwe frequente woordenschatmateriaal dat erin verwerkt zit, moet kwantitatief binnen bepaalde grenzen zijn gehouden (zie ook 5.3. thema’s en 6.2. woordenschat). Ten aanzien van het aantal produktieve nieuwe structuren, moet een soepele beperking worden in acht genomen, zij het dan met dien verstande dat de frequentie van die structuur of structuren binnen de tekst maximaal dient te zijn. De illustratie is een aanbevolen hulpmiddel bij het bestuderen van een tekst, niet alleen om een situatie toe te lichten, maar tevens ter ondersteuning bij het leren van woorden, de presentatie en het navertellen van een tekst. In tweede instantie heeft de leertekst als functie de reeds verworven woordenschat en structuren te doen beklijven en tevens de basis te leggen voor een latere activering. Andere teksten Dergelijke teksten komen uiteraard pas na het bereiken van een elementaire taalvaardigheid aan bod. Ze zijn evenwel niet louter als illustratie van die taalvaardigheid op te vatten. Het gaat erom, met die teksten de belangstelling van de leerlingen te wekken en veelzijdig te richten. Ze moeten dus niet alleen taalkundig binnen het bereik van de klas blijven, maar ook aangepast zijn aan het intellectueel peil van de leerlingen. Qua inhoud kunnen die teksten betrekking hebben op het dagelijks gebeuren in de Spaanssprekende landen of op culturele uitingen van de Spaanssprekenden. Op voorwaarde dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn, kunnen o.m. per leerpakket aan bod komen: LP 1 Korte niet-behandelde teksten met aangeleerde woordenschat en structuren
47 Microdialogen met variabele elementen LP 2 Niet-behandelde teksten met een beperkt aantal niet-aangeleerde woorden en structuren. Briefvormen Gedichten, canciones LP 3 Een eenvoudige tekst (verhaal, krantebericht, eenvoudige reportage, beschrijving,…) LP 4 Een beperkt fragment uit literaire teksten. Eventueel huislectuur van teksten van beperkte omvang uit boek, tijdschrift en/of krant. Luisteren – Spreken – Schrijven Er is reeds op gewezen dat het leren van een taal in eerste instantie een organisch geheel vormt (zie: Methodologische wenken – 4.1.1. Het globaliteitsprincipe). De drie genoemde vaardigheden zijn dan ook reeds in voldoende mate aan bod gekomen in de vorige hoofdstukken, waarnaar wij hierna verwijzen. Luisteren Zie:
Specifieke Doelstellingen – 3.1. Kunnen identificeren en begrijpen van gesproken mededelingen.
Het is zeer belangrijk dat de luistervaardigheid voortdurend wordt getraind. Het begrijpen van de gesproken taal behoort immers tot de vaardigheden waaraan we in de praktijk de meeste behoefte hebben. Het lijkt aangewezen dat de leerlingen de gelegenheid krijgen te luisteren naar verschillende stemmen: niet enkel die van de leerkracht, maar ook die van verschillende “hispanohablantes”.
48 Men luistert vaak met meer aandacht wanneer men niet tegelijkertijd de tekst voor zich heeft. Om het luisteren zo actief mogelijk te maken en de leerlingen nog meer te motiveren, kan de leerkracht vóór het luisteren een concrete vraag stellen over hetgeen men te horen krijgt. De luistertekst mag uiteraard niet te veel nieuwe woorden bevatten: Dan wordt een luisteroefening vrijwel zinloos. Spreken Zie:
specifieke doelstelllingen – 3.2. Zich mondeling uitdrukken uitspraak: 6.1.1.1. Algemene principes.
Schrijven Stellen: zie specifieke doelstellingen – 3.4. zich schriftelijk kunnen uitdrukken. Dictee Daar het klank- en schriftbeeld in het Spaans in hoge mate met elkaar overeenkomen heeft het dictee niet dezelfde functie als bijvoorbeeld bij het Frans. Toch is het wel nuttig om de leerlingen geregeld een kort dictee te laten maken. Speciale aandacht verdienen: Zinnen met veel verbindingen, van het type: Va a hablar, van a casa a almorzar; Woorden met minimale uitspraakverschillen: Dos/ doce, tres/trece, woorden met b / v, e.d.; “moeilijke” woorden als: ciudad, izquierda, enz geschreven accent
49 EVALUATIE Evaluatie Het is evident dat de evaluatie tot doel heeft na te gaan of de specifieke doelstellingen bereikt werden. Leerkracht en lerende moeten de eventuele leemtes en tekorten kunnen vaststellen en er de nodige lessen uit trekken om hun onderwijs- en leerstrtegie aan te passen. Formatieve evaluatie Beoordeling van de mondelingen taalvaardigheid Geregeld oefeningen om de receptieve (lees- en luister-) vaardigheden te toetsen. Korte mondelinge en schriftelijke oefeningen en beurten in verband met onderdelen van het leerplan. Per LP moeten vijf schriftelijke creatieve taalvaardigheidsoefeningen gemaakt worden (zie 3.4.). Deze taken dienen in het archief van de school bewaard te worden. Summatieve evaluatie Zie specifieke doelstellingen (3.) 20 % luistervaardigheidsoefening 30 % spreekvaardigheid. Hierbij kan rekening gehouden worden met de mondelinge prestaties tijdens het schooljaar. 20 % schriftelijke productieve taalvaardigheid. 30 % kennis van de aangeleerde stof.
50 LEERMIDDELEN
Bandrecorder en twee klankzuilen (+ microfoon en blanco bandjes). Bandopnamen (o.m. luister- en uitspraakoefeningen). Platendraaier + grammofoonplaten (o.m. taalcursus, liedjes, toneel). Projector + dia’s. Flanel- of magneetbord + figurines Wandkaart van Spanje en Latijns Amerika. Klasse- en leerlingenbibliotheek.
51 BIBLIOGRAFIE Woordenboeken Real Academia Española, diccionario de la lengua española – decimonovena edicion, Madrid 1970 Moliner, diccionario de Uso del Español. Denis-Maraval, Dictionnaire français-espagnol, espagnol-français Paris, Hachette, 1960. Larousse, Dictionnaire moderne français-espagnol, espagnolFrançais, Collection Jupiter, 1967. Larousse ilustrado Manuel Seco, Diccionario de dudas de la lengua española: Madrid, Aguilar, 1970, quinta edicion. Prof. Dr. S.A. Vosters, Spaans-Nederlands woordenboek, Nederlands-Spaans woordenboek, Aula-boeken, 47-48, Utrecht, Het Spectrum, 1970, 7° druk. Duden español, diccionario por la imagen Ed. Marcel Didier, Paris, Bruxelles C. van Twisk – Spaans idioom L.S. Veen’s Uitgeverij, Amsterdam M. Greevink – Dr. J. Brouwer, Spaans woordenboek (N-S/S-N) Ed. J. Thieme, Zutphen. DR. C.F.A. Van Dam – Dr. H.C. Barrau, Kramers’ Woordenboek Spaans (N-S/S-N) Ed. Van Goor zonen, Den Haag. Dr. C.F.A. Van Dam, Spaans Handwoordenboek (N-S/S-N) Ed. Van Goor Zonen, Den Haag, Brussel Vox, diccionario General Ilustrado de la Langua Española Ed. Bibliograf, Bruch, 151, Barcelona – 9. Spraakkunsten Real Academia, Esbozo de una nueva gramatica de la lengua española. Madrid, Espasa-Calpe, 1973. Manuel Seco, Gramatica esencial del español, introduccion al estudio de la lengua, Madrid, Aguilar, 1972.
52 Rafael Seco, Manual de gramatica española, Madrid, Aguilar. C.F.A. Van Dam, Spaanse spraakkunst voor iedereen – Het Spectrum Utrecht, Antwerpen (Prisma-boeken 626). Jacques De Bruyne, Spaanse spraakkunst – De Sikkel. Jean Bouzet, Grammaire espanole, Classes supérieures de l’Enseignement Secondaire, Préparation à la licence, Paris, Librairie Classique, 1945. R. Alsina, Todos los verbos castellanos conjugados Barcelona, Teide, 1974, tercera edicion. J. Coste et A. Redondo, Syntaxe de l’español moderne, Société d’Edition de l’Enseignement Supérieur, Paris, 1965. Carmen C. de Kempin, Verbos españoles conjugados sin abreviacion – Lausanne, Payot. A.E. Van Heusden, Het Spaanse werkwoord. Regelmatige en onregelmatige vervoegingen. Amsterdam, L.J. Veen’s Uitgersmij. Fente, Fernandez, Feijoo, el subjuntivo, coleccion PBE, SGEL S.A. Madrid 1977. J.A. de Molina Redondo, Usos de “se”, coleccion “problemas basicos del espanol, SGEL, Madrid, 1974. Fente, Fernandez, Feijoo, Perifrases verbales, coleccion PBE. SGEL – Madrid. Francisco Arbad, El Articulo, collecion PBE, SGEL S.A., Madrid. Bernard Pottier, Gramatica del espanol. Sanchez, Martin, Matilla, Gramatica Practica de español para Extranjeros Madrid, Sociedad General Española de Libreria. Methodologie Slagter P.J. , El nivel umbral del español Uitgev. Raad van Europa.
53 Halm Wolfgang, Grundbaustein zum VHS Zertifikat Spanish Deutscher Volkshochschule – Verband e.v. Bonn-Bad Godesberg. Navarro T., Manual de Pronunciacion española , Madrid, Raycar, 1974. Sanchez-Matilla, Manual practico de correccion fonética del español, Madrid, Siciedad General Española de Libreria, S.A., 1974. Agnés et Vinas, Les mots espagnols et les locutions espagnoles groupés d’après le sens, Paris, Hachette, 1948. De Ridder G.P., Unos 1000 adjetivos que se construyen con preposicion. Con traduccion holandesa – Amsterdam, Veen, 1954. Luis Miranda Podadera, Ortografia Practica de la Lengua Española Ed. Hernando S.A. Erenal, ll y Ferraz, ll – Madrid. H.D. Frankfort, F. de Nadal, Spaans zoals men het spreekt. Een serie praatjes van gewone mensen over gewone dingen. Ed. Van Goor Zonen, Den Haag. H.D. Frankfort, F. de Nadal, Spaans zoals men het schrijft. Een serie brieven van gewone mensen over gewone dingen Veen’s Uitgeversmij, Amsterdam. Haensch G., Puy Costa N., Schneider H., Espanol vivo. Ejercicios practicos de lengua espanola (Morfologia, Sintaxis, Ortografia, Vocabulario, Fraseologia y modismos, Estilistica) Ed. Max Hueber, München. Fente R., Fernandez G., Feijoo L.G., Ejercicios practicos Nivel elemental e intermedio (Gramatica + Léxico) Ed. sociedad General Espanola de libréria Evaristo San Miguel, 9 Madrid 8. Tijdschriften Zielsprache Spanisch Hueber Verlag. Bulletin de la Société Belge des Professeurs d’Espagnol Place du 20 août 16 bte 2 – 4000 – LIEGE Lecturas hispanicas Ed. Helicon Leuven La revista del profesor de español – Yelmo. Qué tal ? (elemental) El sol (intermedio) Hoy Dia (superior) Mary Glasgow Publications, London.
54 Literatuur Guillermo Diaz-Plaja, Historia General de las Literaturas hispanicas – Ed. Barna Barcelona. G. Torrente Ballester, Literatura Española Contemporanea Estudio critico Textos E. Guadarrama, Madrid. A. Valbuena Prat, A. del Saz, Historia de la Literatura Española e. Hispanoamericana – Ed. Juventud, Barcelona. Jose Garcia Lopez, Historia de la literatura Española Ed. Vicens-vives, Barcelona. J.L. Alonso Hernandez, H.L.M. Hermans, M. Metzeltin, H.Th. Oostendorp, Spaanse Letterkunde. (Aula-boeken nr. 697) Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen. Mangold, Lengua y Vida Españolas Curso elemental Curso medio (met fragmenten uit literair werk) Grado superior: “España, tierras y hombres “ (literair-essayistische teksten) Ed. Mangold, Madrid. Coleccion: Textos en Español facil
elemental Medio Superior Sociedad general española de Libreria S.A. Evaristo San Miguel 9 – Madrid 8. Serie Easy Readers Spaans (Lecturas Faciles) Wolters, Noordhoff. Voor beginners Uitg. Harrap London:
Cuentos y Leyendas (Elijah Clarence Hills en Juan Cano) Cuentos madrileños (M.C.M. Roberts) Enemigo publico numero uno (J.R. Jump)
Uitg. Houghton Mifflin Cy Boston: Amalia ( J. Marmol; Babcock + Rodriguez)
55 Voor gevorderden: Uitg. Houghton Mifflin Cy Boston: Cuentos de ambos mundos (bewerkt door Rodriguez) Uitg.Wolters Noordhoff: Bewerkingen van o.a.: Requiem por un campesino espanol (R. Sender) Uitg. Meulenhoff Didier Amsterdam: El puento de San Martin (Arsenio Sanchez Pérez) Uitg. Harrap London: Un billete de cien (M.C.M. Roberts) Enz. Voor vergevorderden Uitg. Houghton Mifflin Boston: (serie Graded Readers): o.a. :Zalacain el aventurero (Pio Baroja) Uitg. Meulenhoff Didier: (serie el espanol fundamental): o.a. Velazquez (Arsenio Sanchez Pérez) Uitg. Wolters-Noordhoff: (serie Lecturas Faciles): o.a. Don Quijote de la Mancha (M; de Cervantes) Uitg. Harrap London: o.a. La familia de Pascual Duarte (C.J. Cela) Originele Uitgaven: o.a.: Biblioteca Comtemporanea van Editorial Losada, Buenos Aires Colecction Popular van het Fondo de Cultura Economica, México D.F. Creacion literaria van Siglo Veinte Editores, México.
56 NUTTIGE ADRESSEN Spaans Consulaat Wetenschapsstraat 19 1000 Brussel (Culturele attaché) Spaanse Dienst voor Toerisme Bergstraat 1000 Brussel Instituto espanol de emigracion Casa de Espana Paardenmarkt, 68 2000 ANTWERPEN Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur Studiebeurzen voor het buitenland Bestuur voor Internationale Culturele Betrekkingen Kortenberglaan 158 1040 Brussel