INLEIDING Dit pedagogisch beleidsplan beschrijft het pedagogisch klimaat van De Flintstones kinderopvang. Het beleidsplan beschrijft hoe wij naar kinderen kijken, hoe wij met kinderen willen omgaan en welke accenten daarin worden gelegd. Kortom; dat wat ouders van ons mogen verwachten in de omgang met hun kind. De Flintstones kinderopvang biedt kinderen een omgeving waarin kinderen zich veilig en vertrouwd voelen en samen met andere kinderen spelen en leren. In samenwerking met ouders worden kinderen begeleid in hun ontwikkeling. De Flintstones kinderopvang biedt iets extra’s naast de gezinsopvoeding. Er is buiten en binnen ruimte voor rennen, fietsen, klimmen en rustig ontspannen. Kinderen dagen elkaar uit en leren om rekening met elkaar te houden. Ze leren vaardigheden die ze nodig hebben voor latere sociale relaties en voor een goede start op de basisschool. Pedagogisch medewerkers maken hierin een wereld van verschil en creëren een sfeer van ‘zo goed als thuis’. Het pedagogisch beleidsplan van De Flintstones kinderopvang is opgesteld met ‘Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar’ als leidraad. Dit kader geeft sturing aan de pedagogische principes die De Flintstones kinderopvang belangrijk vindt en tegelijk ook worden voorgeschreven in de Wet kinderopvang. Het pedagogisch kader besteed ook ruim aandacht aan de manier waarop pedagogisch medewerkers jonge kinderen kunnen begeleiden in hun veelzijdige ontwikkeling. De manier van werken waar De Flintstones kinderopvang waarde aan hecht, het zogenoemde pedagogisch handelen genoemd, staat beschreven in het pedagogisch werkplan. Dit werkplan maakt de koppeling van beleid naar praktijk en geeft richting aan de verzorgende en begeleidende werkzaamheden die pedagogisch medewerkers dagelijks uitvoeren. Pedagogisch medewerkers werken en handelen volgens het pedagogisch werkplan. Dit werkplan is altijd toegankelijk op de werkvloer en geldt voor elke nieuwe medewerker of stagiaire. Het pedagogisch werkplan is te vinden in de hal en op elke groep. Het pedagogisch beleidsplan en pedagogisch werkplan zijn in combinatie met elkaar de peilers waarop De Flintstones kinderopvang zijn kwaliteit in opvang in tot uiting wil brengen.
Pedagogisch beleidsplan: doelstellingen
A1
ALGEMENE DOELSTELLING De algemene doelstelling van De Flintstones kinderopvang is het in groepsverband opvangen van kinderen in de leeftijd van 8 weken tot 4 jaar tijdens de dagopvang. Voor kinderen in de basisschoolleeftijd is er buiten de schooltijden en in schoolvakanties opvang. De opvang wordt geboden aan kinderen waarvan de ouders op dat moment werken, studeren of om welke reden dan ook hun kinderen binnen onze opvang onderbrengen. De verzorging en begeleiding van de kinderen vindt plaats aan de hand van het pedagogisch beleidsplan en het pedagogisch werkplan.
PEDAGOGISCHE DOELSTELLING De Flintstones kinderopvang streeft er naar een leef- en ervaringswereld te creëren, waarin de ontwikkeling van het individuele kind centraal staat en anderzijds aandacht wordt besteed aan het samen leven en samen spelen in groepsverband. Uitgangspunten voor de kinderen hierin zijn emotionele veiligheid, zelfvertrouwen leren voelen, emotioneel vrij zijn en nieuwsgierig kijken naar de wereld om hen heen. Met deze uitgangspunten is het doel van De Flintstones kinderopvang dat alle kinderen zich prettig en veilig voelen binnen de kinderopvang waardoor ze voluit spelen kunnen ontwikkelen en leren. Hiermee hangt samen dat onze zorg en begeleiding binnen De Flintstones kinderopvang toereikend wil zijn zodat de benodigde competenties om na vier jaar de overstap te kunnen maken naar de basisschool, behaald kunnen worden. Zo leert een kind zich o.a. bewust te worden van zichzelf met een open en actieve houding tegenover anderen en nieuwe ervaringen. Uitgangspunten voor de benadering richting ouders zijn: openheid, wederzijds respect voor elkaars opvatting en samen opvoeder zijn van het kind. De Flintstones kinderopvang ziet ouders als een belangrijke partner in de kinderopvang.
VISIE VAN FLINTSTONES KINDEROPVANG De visie van De Flintstones kinderopvang neemt het kind als uitgangspunt. Een kind heeft recht op zorg en opvoeding en krijgt de gelegenheid om zich te kunnen ontwikkelen. Een kind wordt al geboren met behoeften en mogelijkheden. Kinderopvang is ook groepsopvang. Vanuit deze samenstelling kunnen ook andere mogelijkheden benut worden: samen plezier hebben, samen leren, samen omgaan met elkaar. Onze visie komt tot uiting in de pedagogische doelstelling en de pedagogische werkwijze.
Pedagogisch beleidsplan: doelstellingen
A2
De volgende omgeving en voorwaarden - om deze visie vorm te geven - kunnen ouders bij De Flintstones kinderopvang verwachten: Veiligheid en genegenheid Een kind mag zich prettig voelen - er is aansluiting bij zijn leefwereld Hanteren van normen en waarden Een kind heeft recht op zorg en opvoeding - er is aandacht en belangstelling Een kind krijgt mogelijkheden en grenzen aangeboden Uitdagende leeromgeving Een kind heeft de gelegenheid om zich te ontwikkelen - er zijn verschillende leersituaties met verschillende middelen Samenwerking met ouders Een kind groeit op met opvoeders thuis en opvoeders binnen De Flintstones kinderopvang – er is een samenwerking door middel van communicatie onderling PEDAGOGISCHE WERKWIJZE Elke groep van De Flintstones kinderopvang werkt volgens het pedagogisch werkplan dat onder andere ontwikkeld is met behulp van het boek ‘Pedagogisch kader kindercentra 0-4 jaar’. In combinatie met ‘Pedagogisch actief’, de handleiding en pedagogisch actieboek, is er voldoende naslagwerk voor pedagogisch medewerkers om tijdens de dagelijkse gang van zaken en verschillende activiteiten (die passen bij de belangrijkste competenties) kinderen te laten ontplooien tijdens hun kinderopvangperiode. Doordat alle pedagogisch medewerkers bekend raken met eenzelfde manier van werken, is er niet alleen oog voor de kinderen, maar ook voor hun ouders. Zo willen wij onze kwaliteit niet alleen uitstralen, maar ook uitvoeren. De pedagogisch medewerkers handelen ontwikkelingsgericht. Dat houdt in dat de pedagogisch medewerkers de interesses, behoeften en ontwikkeling van het kind centraal stellen. Kinderen kunnen zich optimaal ontwikkelen als ze zich emotioneel vrij en vertrouwd voelen, nieuwsgierig zijn en zelfvertrouwen hebben. De pedagogisch medewerkers kijken en luisteren dus veel naar het kind om te weten wat hen op dat moment bezig houdt. Zij sluiten zich aan bij de mogelijkheden die het kind heeft en helpt vanuit daar het kind verder in de ontwikkeling. Door het kind blijvend te helpen in zijn ontwikkeling is het na 4 jaar in staat de overstap van kinderopvang naar basisonderwijs te maken. We gaan in onze aanpak uit van twee kanten van de totstandkoming van de ontwikkeling. Kinderen hebben ten eerste een eigen kracht om zich te ontwikkelen en ten tweede schept de opvoeder (in ons geval de pedagogisch medewerker) de voorwaarden en de veilige omgeving waardoor het kind zich ook dúrft te ontwikkelen. De pedagogisch medewerkers begeleiden de kinderen in hun bezigheden en helpen de kinderen steeds een stap verder. Dit doen zij o.a. door activiteiten af te stemmen op de belevingswereld van de kinderen en kinderen te betrekken bij wat er gaande is.
Pedagogisch beleidsplan: doelstellingen
A3
Kinderen hebben keuzemogelijkheden nodig in hun spel en activiteiten. Zij worden door de pedagogisch medewerkers begeleid in het maken van keuzes en worden uitgedaagd in hun spel. In een speelkeukentje kan je bijvoorbeeld vader en moeder spelen, maar je kan de kinderen ook leren om de tafel te dekken. Zo krijgt een bekend spel een nieuwe dimensie waar kinderen wijzer van worden. In de afbeelding hieronder zie je in de binnencirkel de basiskenmerken ‘ zelfvertrouwen, emotioneel vrij en nieuwsgierig’ weergegeven. Dit zijn de kenmerken om tot een ontwikkeling te komen. Daar vanuit kom je in de middelste cirkel aan welke de brede ontwikkeling op lange termijn aangeeft zoals samen spelen en samen werken, actief zijn en initiatieven tonen. De buitenste cirkel kenmerkt specifieke vaardigheden en kennis. Binnen De Flintstones kinderopvang zijn we bekend met deze manier van opgroeien en bieden we kinderen de kans zich te ontwikkelen tot personen die lichamelijk en geestelijk gezond kunnen functioneren in de samenleving.
Bron: ‘Basisontwikkeling voor peuters en onderbouw’
Samenvattend betekent dit dat bij De Flintstones kinderopvang:
een kind een veilige basis krijgt van waaruit hij zich kan ontplooien een kind de kans krijgt zich te ontwikkelen op eigen tempo een kind leert dat er anderen in zijn omgeving zijn een kind leert deel te nemen aan ‘volwassen’ activiteiten (zoals bijv. opruimen) een kind leert aan de hand van structuur, regels en grenzen een kind het uitgangspunt is van een activiteit die ondernomen wordt en zijn eigen bezigheid mag kiezen een kind zelf een activiteit mag vormgeven, initiatieven mag opperen en verder mag uitbouwen een kind leert om met emotie om te gaan een kind leert om een probleem op te lossen met zichzelf en met de ander
Pedagogisch beleidsplan: doelstellingen
A4
VIER-OGEN-PRINCIPE In het kader van veiligheid voor de kinderen wil de overheid het vier-ogen-principe toegepast hebben in de kinderopvang. Hiermee wordt er voor kinderen en pedagogisch medewerkers een veilige sfeer gewaarborgd. De Flintstones Kinderopvang gaat hier in mee. Ons pand in het Forepark wordt gekenmerkt door veel grote ramen. De meeste groepen hebben glazen wanden zodat je boven en beneden vanuit de hal de groepen in kan kijken. De deuren van de groepen zijn voorzien van een raampje en tussen veel groepen is er een open doorloopruimte waar de gezamenlijke verschoonplek en wc’tjes zich bevinden. De slaapkamerdeuren hebben een raampje waardoor er toezicht vanuit de groep gehouden kan worden. Onder de pedagogisch medewerkers heerst er een open aanspreekcultuur. Pedagogisch medewerkers hebben onderling goed contact en durven elkaar aan te spreken op gedrag en handelingen. Naast de pedagogisch medewerkers is er in principe elke dag iemand van de directie aanwezig. De eigenaresse, de vestigingsmanager en de pedagogisch coach zijn geregeld op de werkvloer te vinden en lopen vaak in en uit. Zo zien zij meerdere malen op een dag wat er op de groepen gaande is. Stagiaires zijn ook extra ogen binnen De Flintstones kinderopvang. Bij voorkeur plaatsen we stagiaires op een groep waar een pedagogisch medewerker alleen staat. Stagiaires worden altijd boventallig ingezet. Daarnaast is onze huishoudelijk medewerkster regelmatig aanwezig. Ook zij loopt de groepen gemakkelijk in en uit. Tijdens het halen en brengen zijn ouders onze extra ogen. Zij hebben bij binnenkomst zicht op veel groepen. Ouders lopen in en uit en de kans is nihil dat een pedagogisch medewerker lang alleen in de groep is tijdens haal- en brengmomenten.
Pedagogisch beleidsplan: doelstellingen
A5
GROEPSINDELING De Flintstones kinderopvang heeft horizontale groepen. Dat wil zeggen dat kinderen met leeftijdgenootjes in een groep verblijven. De Flintstones kinderopvang biedt op dit moment ruimte aan 3 dagopvanggroepen. De kinderen doorlopen twee groepen waarbij ze starten in de babygroep en vanaf hun 2e jaar doorstromen naar de peutergroep. De leeftijdsopbouw van de groepen is als volgt: Dino Betty Barney Fred Wilma Pebbles
8 tot 9 kinderen van 8 weken tot 2 jaar 14 tot 16 kinderen van minimaal 2 jaar tot 4 jaar 14 tot 16 kinderen van minimaal 2 jaar tot 4 jaar 20 kinderen van minimaal 4 jaar tot 7 jaar 20 kinderen van minimaal 4 jaar tot 7 jaar 20 kinderen van minimaal 8 jaar tot 12 jaar
In principe worden de leeftijden van de dagopvanggroepen gehanteerd, mits er rekening is gehouden met de andere voorwaarden. Deze voorwaarden zijn : het ontwikkelingsniveau van een kind de situatie van een kind (bijvoorbeeld broertjes en zusjes die in de groep komen) de zorg die een kind nodig heeft de mogelijkheid tot doorplaatsen van een kind in verhouding met het aantal kinderen Kinderen hebben een vaste groep waarin zij verblijven, de zogenaamde stamgroep. In vakantieperiodes kunnen groepen samengevoegd worden, er kunnen pedagogisch medewerkers uit een andere groep op de groep staan of een aantal kinderen kunnen worden doorgeschoven naar een andere groep. Dit wordt kenbaar gemaakt op het mededelingenbord in de gang zodat een ouder weet waar en bij wie het kind op die dag speelt. Buitenschoolse opvang (BSO) Onze buitenschoolse opvang bestaat uit kinderen van 4 tot en met 13 jaar die een gedeelte van hun vrije tijd bij ons doorbrengen. Wij vinden het erg belangrijk dat kinderen na een schooldag het gevoel hebben vrij te zijn binnen de mogelijkheden die wij ze geven. In de schoolvakanties komen de kinderen de hele dag. De pedagogisch medewerkers verzorgen voor elke vakantie een speciaal programma waar de kinderen aan deel kunnen nemen. Dit kan een thema zijn, sport en spel, seizoensgebonden activiteiten of een vakantie vol uitjes met verschillende bestemmingen.
Pedagogisch werkplan
B1
INZET PEDAGOGISCH MEDEWERKERS Op iedere groep staan twee gediplomeerde pedagogisch medewerkers. Het kan voorkomen dat er geclusterd wordt vanwege de leidster-kindratio. Dat wil zeggen dat we per aantal kinderen kijken hoeveel pedagogisch medewerkers er nodig zijn. Bij rustige dagen kan het voorkomen dat een pedagogisch medewerker alleen op een groep staat. ’s Ochtends start de dagopvang tot 8.30 uur op in de hal beneden. Van 17.00 uur tot 18.00 uur staat er op iedere groep één pedagogisch medewerker. Pedagogisch medewerkers werken in principe hele dagen om zoveel mogelijk stabiliteit voor de kinderen te bieden met zo weinig mogelijk wisselingen. Zij werken vaak minimaal 2 dagen per week om de kwaliteit van de opvang te kunnen waarborgen. Als ze wel een halve dag werken komt dit door het kindaantal. Zover mogelijk is, werken de pedagogisch medewerkers op vaste dagen en vaste tijden zodat ouders en kinderen zoveel mogelijk vaste gezichten tegenkomen. Elke groep heeft een vast team met 3 of 4 pedagogisch medewerkers. Om ziekte en vrije dagen van pedagogisch medewerkers te kunnen opvangen, zijn er invalkrachten in dienst of wordt er gebruik gemaakt van uitzendkrachten. Echter de voorkeur wordt gegeven aan extra inzet van een vaste pedagogisch medewerker. De pedagogisch medewerkers hebben allen een diploma waarmee ze bevoegd zijn op de groepen te werken als pedagogisch medewerker. Iedere pedagogisch medewerker is in het bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag. Een aantal medewerkers zijn opgeleid tot BHV-er (bedrijfshulpverlening) en/of hebben een EHBO-diploma. De pedagogisch medewerkers handelen volgens de kwaliteitsnormen van De Flintstones kinderopvang. Dit betekent dat zij handelen naar de richtlijnen die er zijn op het gebied van pedagogisch handelen. Pedagogisch medewerkers hebben als grote verantwoordelijkheid om een veilige basis te bieden van waaruit de kinderen zich verder kunnen ontplooien. Een kind heeft bij De Flintstones kinderopvang de gelegenheid om zich te ontwikkelen, heeft recht op zorg en opvoeding en krijgt de erkenning die hij nodig heeft om zich prettig te voelen. Ook hygiëne en veiligheid binnen de groep en het gehele kinderdagverblijf, normen en waarden ten aanzien van de kinderen en de omgangsvormen onderling tussen pedagogisch medewerkers, ouders en kinderen zijn van groot belang.
Pedagogisch werkplan
B2
INDELING RUIMTE EN AANBOD MATERIAAL De indeling van de ruimtes Elke ruimte is afgestemd op de leeftijdsgroep waarvoor de ruimte bedoeld is. Bij het inrichten is er nagedacht over het meubilair, kleurgebruik, speelgoed en speelmogelijkheden. De nadruk ligt op een sfeer waarin een kind zich prettig voelt en zich verder kan ontwikkelen. Er is een open verbinding tussen de groepen. In die ruimte is de commode aanwezig en ook de peutertoiletten met een lage wastafel. Gelet op hygiëne wordt er uitsluitend in een centrale keuken eten bereid, op de groepen bevinden zich geen keukens. Ook drinkwater wordt niet uit de kraan bij de groep gehaald. Elke groep heeft een kastensysteem met als bedoeling dat kinderen op een veilige manier zelf speelgoed kunnen kiezen en pakken. Daar waar ze zelfstandig bij kunnen, mogen ze het speelgoed zelf pakken. Waar ze niet bij kunnen, dat is óf niet voor hen bedoeld óf daar mag alleen onder begeleiding mee worden gespeeld (zoals knutselmaterialen). Tijdens de breng- en haaltijden kan hier niet mee gespeeld worden. Er wordt aan hoge tafels gegeten en gedronken. Kinderen kunnen er ook voor kiezen om aan deze tafels te spelen met materialen die ze uit de kast kunnen pakken. Elke groep heeft wel de mogelijkheid om aan een lage tafel een activiteit te ondernemen. De inrichting is erop gebaseerd dat deze flexibel gebruikt kan worden. Zo kan de omgeving uitdagend gehouden worden en zijn er voor de kinderen voldoende plaatsen aanwezig waar een kind zich terug kan trekken. Er zal met hoeken gewerkt worden. In deze hoeken staat een bepaalde activiteit centraal. Denk hierbij aan een knuffelhoek, een huishoek of een boekenhoek. De hoeken worden regelmatig vernieuwd en aangepast naar de belevingswereld van de kinderen of het thema waarmee gewerkt wordt. De huishoek en boekenhoek zijn in de peutergroepen een standaard gegeven omdat deze hoeken uitermate geschikt zijn voor deze leeftijdsgroep. Het ontwikkelen van sociale vaardigheden, het stimuleren van de taalontwikkeling en de creatieve ontwikkeling worden hiermee geprikkeld.
Pedagogisch werkplan
B3
De huishoek De huishoek is een vaste hoek in de peutergroep. De huishoek kan uit verschillende thema’s bestaan die te maken hebben met ruimtes uit een echt huis of de directe omgeving van een kind. Er is altijd een keukentje met een tafel en krukjes/stoeltjes aanwezig om zo de kinderen te stimuleren een rollenspel te spelen. Dit kan uitgebouwd worden met bijvoorbeeld een winkeltje. De pedagogisch medewerkers kijken naar de kinderen om te weten wat bij hen op een bepaald moment leeft. De huishoek wordt, zover mogelijk, ingericht met echte huisraad om de kinderen uit te dagen te imiteren en uit te dagen tot het spelen van verschillende rollen. Enkele voorbeelden zijn: echt keukengerei, een tafelkleedje, kop en schoteltjes, een echte telefoon, een toetsenbord, een echte babyfles, luiers en een muziekmobile voor de poppen of een emmer met schoonmaakdoeken. Hierbij wordt wel aandacht geschonken aan de veiligheid van de materialen. De pedagogisch medewerkers spelen regelmatig mee met de kinderen om de kinderen te stimuleren en kinderen te betrekken bij het spel. Samen met de kinderen worden regels voor het spelen in de huishoek afgesproken. De boekenhoek of rustige hoek In de boekenhoek staan boeken die kinderen zelf kunnen pakken en inkijken/lezen. De boekjes voor de kinderen zijn geschikt om zelf te gebruiken. Dat betekent meestal boekjes met harde kaften en stevige bladzijden. Elke ruimte heeft een bank waarop een boekje voorgelezen kan worden, een baby gevoed kan worden of waar een kind gewoon even rustig kan zitten. In de boekenhoek stimuleren de pedagogisch medewerkers het omgaan met boeken. Er wordt zowel aandacht besteed aan de inhoud van de boeken (plaatjes, letters, bladzijden, etc.) als aan de omgang met boeken. De pedagogisch medewerkers leren de kinderen hoe je een boek leest (zittend met boek op schoot), hoe je met een boek omgaat (zodat het niet stuk gaat) en hoe je een boek opruimt in het boekenkastje. De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat ze het goede voorbeeld geven. Elke groep heeft voldoende boeken die gebruikt worden door de pedagogisch medewerkers om uit voor te lezen. Deze boeken staan op een boekenplank buiten bereik van de kinderen, maar wel in het zicht van de kinderen. De boekenhoek kan ook gebruikt worden als rustige hoek. Dit betekent dat de hoek is voorzien van boeken en rustig spel, zoals puzzels. Aanbod spelmateriaal Het materiaal waarmee gespeeld kan worden, wordt voor een deel al zo uitgestald door de pedagogisch medewerkers dat bijvoorbeeld de aandacht gevestigd wordt op samenspel. De pedagogisch medewerker kiest - in dit geval - het materiaal uit wat uitnodigt tot samen spelen, en biedt het aan. Voor de overige materialen geldt dat deze gedeeltelijk in open kasten liggen en gedeeltelijk in bakken in de kasten. De pedagogisch medewerker draagt zorg voor de afwisseling hierin. Het speelgoed is afgestemd op verschillende ontwikkelings- en belevingniveaus. Er is altijd materiaal aanwezig dat de verschillende ontwikkelingsgebieden stimuleert. Ontwikkelingsmateriaal, materiaal voor rollenspel, knutselmateriaal, materiaal ter stimulering van de motoriek en spelletjes voor de taalontwikkeling. Daarnaast is het erg belangrijk dat kinderen vooral met speelgoed kunnen spelen dat ze leuk vinden, want dat is de grootste stimulans om tot verdere ontwikkeling te komen. De ruimte is overzichtelijk ingedeeld en pedagogisch medewerkers dragen zorg voor orde en netheid in de groep. Zij zorgen ervoor dat de groep schoon en netjes blijft. Kinderen worden Pedagogisch werkplan
B4
gestimuleerd om hier ook aan bij te dragen, zoals speelgoed gebruiken waarvoor het bedoeld is en speelgoed opruimen als het spelen voorbij is. Gebruik televisie en radio Af en toe wordt er televisie gekeken. Dit kan een programma zijn in het kader van het thema, maar het kan ook zijn dat er een moment ingepland wordt om televisie te kijken als activiteit. Er wordt alleen gericht gekeken met de hele groep. De televisie staat nooit aan als onderdeel van de groep voor een paar kinderen of zonder dat er gekeken wordt. De radio in de groep is bedoeld om cd’s te beluisteren door de kinderen of als muziekmedia om te dansen met de kinderen. In de babygroep kan de radio ook gebruikt worden om kinderen kennis te laten maken met muziek of om rustgevende muziek te beluisteren. De radio staat nooit aan als achtergrondmuziek voor de pedagogisch medewerkers. Dit brengt onrust met zich mee in de groep en is dus niet gewenst.
Pedagogisch werkplan
B5
DAGINDELING De Flintstones kinderopvang hanteert een vast dagritme om structuur te bieden aan de kinderen. Voor de jongste kinderen wordt het ritme van het kind gehanteerd, zolang dit organisatorisch haalbaar is in de groep. Wanneer de kinderen er aan toe zijn groeien zij langzaam in het dagritme van het kinderdagverblijf. Uitgangspunt hierbij is de leeftijd van 1 jaar. 7.00 - 9.00 9.00 - 9.30 9.30 - 10.00 10.00 - 11.15 11.15 - 11.30 11.30 - 12.15 12.15 - 12.45 12.30 - 14.30
14.30 - 15.00 15.15 - 15.45 16.00 - 18.00
kinderen worden gebracht spelen vrij met speelgoed of met elkaar kring bij Betty en Barney cracker eten en vruchtenmix of diksap drinken bij Dino cracker eten en vruchtenmix drinken bij Betty en Barney binnen of buiten spelen deelnemen aan aangeboden activiteiten opruimen brood eten en melk drinken kinderen worden eventueel gehaald of gebracht kinderen die ´s middags slapen, liggen in bed kinderen die niet slapen, spelen zelfstandig of met PM-er de groep wordt stofgezogen en gedweild tijd voor schrijven van overdracht etc. kinderen van Betty en Barney worden uit bed gehaald fruit en koekje eten, vruchtenmix en/of diksap drinken kinderen worden gehaald binnen of buiten spelen
Knutselactiviteiten of groepsactiviteiten, zoals wandelen, worden in principe tussen 10.00 uur en 11.15 uur ondernomen. Bij uitzondering kan hier van afgeweken worden.
De breng- en haaltijden moeten door ouders zoveel mogelijk gerespecteerd worden. Willen ouders hiervan afwijken, dan dienen zij dit van tevoren door te geven aan de groepsleiding. Kinderen worden niet voortijdig uit bed gehaald in verband met de rust in de slaapkamers. Worden kinderen buiten de brengtijd gebracht, dan dient de ouder het afscheid kort te houden. Worden kinderen eerder dan 16.00 uur gehaald, dan vindt de overdracht met de ouder in de gang plaats in verband met de rust in de groep.
Pedagogisch werkplan
B6
REGELS De Flintstones kinderopvang hanteert een aantal kinderdagverblijfregels voor de kinderen en ouders, die voor elke groep van toepassing zijn. Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste regels:
Tijdens het brengen worden de kinderen ontvangen in de grote hal. Tijdens het ophalen zijn de kinderen zoveel mogelijk in de eigen leeftijdsgroep.
‘s Ochtends bij binnenkomst kunnen ouders koffie en thee krijgen. Dit dienen zij in de hand te houden en mag niet op tafel gezet worden met het oog op de veiligheid van alle kinderen. Dit geldt zeker voor thee.
Tassen en jassen moeten door de ouders op de daarvoor bestemde plek opgehangen of neergelegd worden. Ouders dienen te letten op hun eigen tas in verband met de veiligheid voor de kinderen in de groep.
Kinderen kiezen zelf hun activiteit en speelgoed. Waar de kinderen bij kunnen, mogen ze zelf pakken. Wanneer kinderen uitgespeeld zijn, ruimen zij het speelgoed eerst op voordat ze iets anders pakken.
Tijdens het eten en drinken zitten kinderen aan tafel. Wanneer meerdere kinderen klaar zijn met fruit eten en drinken, mogen deze kinderen van tafel. Het is goed om te moeten wachten op andere kinderen, maar dit mag niet te lang duren en ten koste gaan van het plezier van het aan tafel zitten. Met de broodmaaltijd wachten we wel op elkaar, totdat iedereen uitgegeten is.
Brood wordt in stukjes gesneden door de pedagogisch medewerkers en de kinderen eten dit met een vorkje. Fruit wordt in partjes gesneden en elk kind krijgt een bakje met daarin totaal één stuks fruit.
Voor het starten met het eten van brood, wordt er een ‘eet smakelijk lied’ gezongen. De kinderen mogen voor deze tijd wel hun beker melk drinken, om het melk drinken te stimuleren.
Kinderen worden niet gedwongen om iets op te eten. De pedagogisch medewerker stimuleert wel dat op te eten wat ze zelf gekozen hebben. De extra aandacht die er aan wordt besteed, is afhankelijk van wat een kind al genuttigd heeft tijdens het eetmoment.
Tijdens de speelmomenten mogen de kinderen op bezoek in een andere groep, mits dit niet ten koste gaat van andere kinderen. Denk hierbij aan de baby’s, daar is dit niet altijd mogelijk vanwege bijvoorbeeld slaapmomenten.
Kinderen mogen mee helpen met de dagelijkse bezigheden.
De kinderen worden gestimuleerd allemaal mee te helpen met opruimen. Wanneer de leeftijd en ontwikkeling van het kind dit toelaat, wordt er van het kind verwacht dat het mee helpt met opruimen of zelfstandig opruimt.
Pedagogisch werkplan
B7
Kinderen mogen geen speelgoed van elkaar afpakken.
Kinderen mogen elkaar geen pijn doen.
Kinderen mogen geen gedrag vertonen waardoor onveilige situaties ontstaan. Dit betekent ook dat de kinderen geleerd wordt niet te rennen in de hal en in de groep (dat kan buiten) en niet te schreeuwen. Rust in de groep is ook belangrijk tijdens de brengen haaltijd. Zowel voor de kinderen, als de ouders en de pedagogisch medewerkers.
Het verschonen van kinderen en naar het toilet gaan wordt begeleid door de pedagogisch medewerkers, ook wanneer een ouder aanwezig is, om zo de hygiënevoorschriften te kunnen handhaven.
De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat de regels ook tijdens de breng- en haalmomenten nageleefd worden. Tijdens de brengmomenten zorgt de pedagogisch medewerker ervoor dat ieder kind een plekje krijgt om te kunnen spelen.
Bij het brengen en halen van de kinderen is het de bedoeling dat kinderen niet te lang in de groep van broers/zussen blijven, omdat het dan te druk wordt in de groep.
Kinderen moeten in de groep wachten, totdat ze samen met de ouder vertrekken. Het is niet toegestaan dat kinderen alleen in de hal verblijven.
In de groepsmappen kunnen pedagogisch medewerkers aanvullende regels toevoegen. Tijdens groepsoverleggen worden deze regels geëvalueerd en eventueel bijgesteld. Dit betreffen regels die zijn afgestemd op het ontwikkelingsniveau van de kinderen. Voor het omgaan met de regels geldt dat iedere pedagogisch medewerker deze regels consequent hanteert. Wanneer zich conflicten voordoen bij kinderen zal het gedrag worden afgekeurd, en niet het kind zelf. De pedagogisch medewerker zal veelvuldig duidelijk maken welk gedrag wel wordt getolereerd. Zie ook pagina 17 van deze module waarin beschreven staat hoe De Flintstones kinderopvang omgaat met corrigeren. Wanneer het kind gedrag laat zien dat gewaardeerd wordt, zorgt de pedagogisch medewerker ervoor dat het kind beloond wordt door het uitbundig te prijzen. Uitgangspunt is dat goed gedrag voornamelijk ontstaat door het goede gedrag voor te leven en prijzend te belonen - ook wanneer een kind goed gedrag vertoont zonder eerst iets verkeerd te hebben gedaan.
Pedagogisch werkplan
B8
RITUELEN Wennen Na inschrijving bij De Flintstones kinderopvang volgt uiteindelijk de plaatsing van het kind. Een belangrijk moment voor ouders en kind. Vaak ook heel spannend. Vanaf het eerste moment is het belangrijk dat ouders en kinderen in staat worden gesteld om een goede vertrouwensband met de pedagogisch medewerkers op te bouwen. De Flintstones kinderopvang hanteert geen wenperiode in de zin van oplopende uren of dagdelen. Het kan zijn dat ouders dit wensen, dan kan in overleg van de mogelijkheid gebruik gemaakt worden om het kind tijdens het intakegesprek in de groep te brengen. Ook kunnen ouders ervoor kiezen om het kind de eerste tijd - binnen de contractperiode - kortere dagen te laten verblijven. Echter, de breng- en haaltijden moeten hierbij wel gerespecteerd worden. Een kind heeft ongeveer 1 tot 3 maanden nodig om zich thuis en vrij te voelen bij De Flintstones kinderopvang. Voor baby’s geldt dat ze vaak moeten wennen aan alle geluiden, bewegingen en indrukken, maar ook aan het feit dat een ander persoon hen verzorgd. Dreumesen kunnen wat eenkennig zijn, waardoor zij het pas naar de zin hebben wanneer de band met de pedagogisch medewerkers enigszins is opgebouwd. Peuters kunnen nog weer wat langer nodig hebben om te wennen, omdat zij hun eigen wereld centraal stellen. Ze zijn in een andere omgeving dan dat ze gewend zijn en kunnen moeite hebben met veranderingen. Bij overgang naar een andere groep is het van belang dat pedagogisch medewerkers het betreffende kind mee nemen naar de andere groep en het kind stimuleren daar te spelen of bijvoorbeeld een keer mee te eten. Op deze wijze raakt een kind bekend met de groep en kan het zonder teveel problemen overgeplaatst worden. Brengen en halen Elk kind wordt persoonlijk bij naam begroet bij binnenkomst. ’s Morgens kunnen ouders een kopje koffie of thee drinken in de hal. Daarbij hebben ze nog even de tijd om met hun kind een spelletje te doen. Wanneer kinderen moeite hebben met afscheid, is het soms beter om dit ritueel niet te lang te maken en kort en duidelijk afscheid te nemen. De pedagogisch medewerkers zullen dit dan ook met ouders bespreken. De brenger wordt gedag gezegd en/of uitgezwaaid. De pedagogisch medewerker besteedt persoonlijk aandacht aan de gemoedstoestand van het kind. Afscheid nemen kan in een bepaalde periode (zeker bij peuters) moeilijk worden. Dit wordt dan vrijwel automatisch ook moeilijker voor ouders. Kinderen zijn nog bezig te leren dat een scheiding met hun ouders niet voor altijd duurt, maar dat papa en mama terugkomen. Ook zijn ze bezig te leren dat ze andere volwassenen kunnen vertrouwen en plezier met hen kunnen hebben. Op de moeilijke momenten kunnen rituelen helpen om extra steun te geven. Wanneer een kind het niet leuk vindt als papa of mama weggaat, kan een bepaalde manier van uitzwaaien prettig zijn. Juist de zekerheid dat iets altijd op dezelfde manier gebeurt, geeft steun, zekerheid en houvast voor het kind. Dit zorgt ervoor dat ze zich met hun gevoel veilig bij je voelen. Pedagogisch werkplan
B9
Doelstelling is om het afscheid voor het kind zo makkelijk mogelijk te maken. Op de volgende manier kunnen kinderen geholpen worden met afscheid nemen: maak het afscheid bespreekbaar: neem de emotie serieus, benoem het verdriet vertel duidelijk dat papa of mama aan het einde van de dag weer terugkomt laat de ouder niet stiekem vertrekken, dit is niet goed voor het vertrouwen wat het kind heeft in de ouder laat de ouder het kind niet om toestemming vragen om weg te gaan. Of het kind wel of niet gaat huilen is zijn eigen keuze, maar of je weggaat is geen keuze die hij heeft laat de ouder het verdriet van zichzelf en van het kind accepteren hou het afscheid kort en duidelijk: Kus, knuffel en vertrek. Stop, zwaai en ga! vraag de ouder om niet meer terug te komen naar de groep na het nemen van afscheid, dit is verwarrend voor het kind en kan hem opnieuw verdrietig maken vertel de ouder dat het verdriet vaak tijdelijk is vertel een ouder nadrukkelijk dat hij altijd mag bellen gedurende de dag Aan het einde van de dag wordt tijdens het ophalen van een kind, de dag doorgenomen met de ouder. De pedagogisch medewerker vertelt hoe de dag is verlopen voor het kind. Bij vertrek wordt ieder kind weer persoonlijk daggezegd door de pedagogisch medewerker, nadat zij met de ouder de overdracht heeft gedaan. Bij meerdere ouders in de groep kan de overdracht wat korter zijn, zodat de pedagogisch medewerker iedere ouder te woord kan staan. Op het moment dat de kinderen worden gebracht of opgehaald, staat de pedagogisch medewerker vaak alleen op de groep en draagt zij tegelijk ook zorg voor de begeleiding en verzorging van de kinderen en de sfeer. Jarige jobjes, jarige jetjes Een jarige is speciaal bij De Flintstones kinderopvang. ’s Morgens wordt er een feestje voor de jarige job gevierd en de pedagogisch medewerkers maken iets voor het kind waardoor hij herkenbaar is als de jarige. Bijvoorbeeld een feestmuts of een papieren medaille. Ook wordt er een cadeautje gegeven. De jarige mag trakteren als er een traktatie mee gegeven is. Ons uitgangspunt is dat de jarige een feestje heeft. Hij is jarig, ontvangt een cadeautje en mag trakteren. Aan ouders wordt gevraagd de traktatie bescheiden te houden en het liefst gezond. Bij De Flintstones kinderopvang is snoep niet tot zeer beperkt aanwezig. Trakteren wil zeggen iets lekkers dat ze anders niet snel krijgen - wat bijvoorbeeld gegeven kan worden in plaats van fruit, maar dus geen cadeautjes. Liedjes Er wordt veel gezongen bij De Flintstones kinderopvang. Voor ieder ritueel is wel een liedje, zoals voor het opruimen, voor een feestje of voor het even moeten luisteren. Kinderen worden daardoor gestimuleerd en aangetrokken tot deelname aan het ritueel. Daarnaast worden er, in het kader van elk thema, bijpassende liedjes geleerd en gezongen.
Pedagogisch werkplan
B10
DE ONTWIKKELINGSASPECTEN Ontwikkelen en leren lijkt bij jonge kinderen vanzelf te gaan. Ze gaan uitdagingen aan, doen elkaar na en willen delen wat ze mooi gemaakt hebben of al kunnen. Kinderen worden geboren met een enorm vermogen en motivatie om te leren. Kinderen ontwikkelen zich in interactie met hun sociale omgeving. Deels ligt de loop van de ontwikkeling genetisch vast. Maar ouders en pedagogisch medewerkers hebben van begin af aan een grote invloed op die ontwikkeling. Ze voeden op en ze leiden de ontwikkeling en het leren in een bepaalde richting. Jonge kinderen ontwikkelen zich door te bewegen, te onderzoeken, te imiteren en vooral door te spelen. De motor van hun ontwikkeling komt van binnenuit. Het kind is vanaf de geboorte rijk aan mogelijkheden, krachtig en creatief. Als De Flintstones kinderopvang zien wij het als een belangrijke, spannende taak om de kinderen hierbij te begeleiden. De pedagogisch medewerkers sluiten aan bij de actieve manier waarop kinderen leren. Ze kijken goed naar de kinderen en spelen in op het eigen tempo en de eigen wijze van leren van elk kind. Zij helpen kinderen om van elkaar te leren en samen te werken. Ze grijpen de kansen aan die zich voordoen en creëren zelf kansen om de kinderen nieuwe ervaringen te laten opdoen. We willen als kinderopvang dat de kinderen elke dag nieuwe ontdekkingen kunnen doen, binnen maar ook zeker buiten. In de Wet Kinderopvang wordt kinderopvangorganisaties gevraagd in hun pedagogisch beleid aan te geven hoe er o.a. omgegaan wordt met emotionele veiligheid van kinderen, de persoonlijke en de sociale competenties van kinderen. Hieronder worden de verschillende ontwikkelingsaspecten genoemd en geven wij weer hoe De Flintstones kinderopvang werkt en hier bewust aan bij draagt. Emotionele ontwikkeling ‘Kijk, ik mag er zijn’ Bij De Flintstones kinderopvang worden kinderen gerespecteerd als mensen met verschillende emoties. Verdriet, pijn, boosheid, geluk of plezier, we benoemen de emoties en haken hier op in. Zo leren we kinderen dat emoties serieus genomen worden en bespreekbaar zijn. Emotionele veiligheid is belangrijk - zo niet het belangrijkste - opvoedingsdoel wat gehanteerd dient te worden bij kinderen. Het is een basisvoorwaarde voor kinderen. Wanneer zij zich emotioneel veilig voelen komen zij tot spel, ontdekken en het opbouwen van contacten. Door middel van spel, ontdekken en het opbouwen van sociale contacten leren zij en ontwikkelen zij zich. Emotionele veiligheid kan geboden worden door vaste en invoelende pedagogisch medewerkers, de aanwezigheid van bekende leeftijdsgenootjes en een goede inrichting van de omgeving. Op het gebied van emotionele veiligheid richten wij ons met name op Een fijne vertrouwensband met de kinderen door met ze in gesprek te gaan, actief te luisteren, het gebruiken van een vriendelijke en rustige toon, aankijken en het verwoorden van wat wij denken dat een kind van ons vraagt; Het volgen van het kind in de contacten met andere leeftijdgenootjes: het in de gaten houden hoe een spel verloopt. Voelt het kind zich tevreden, wordt het gewaardeerd door de ander, wordt iemand buitengesloten? ; Een rustig ingerichte ruimte, het vermijden van teveel kleur en prikkels, het creëren van rustige en wat drukkere plekken/hoeken in de groep en in de overige ruimten (bijvoorbeeld werkjes op een vaste plek hangen). Pedagogisch werkplan
B11
Sociale ontwikkeling ‘Kijk, we doen het samen’ Ten aanzien van de sociale ontwikkeling is het binnen De Flintstones kinderopvang belangrijk dat kinderen leren om rekening te houden met andere kinderen en volwassenen (pedagogisch medewerkers en andere opvoeders), maar ook dat het leert voor zichzelf op te komen. Hierin moet een balans gevonden worden. De pedagogisch medewerkers zullen kinderen daarbij helpen door zelf een juist voorbeeld te zijn. Zij geven kinderen aanwijzingen op welke manier ze rekening kunnen houden met een ander, maar ook hoe ze voor zichzelf kunnen opkomen. Vriendschappen zijn bijna altijd een natuurlijk gevolg van spelen binnen de kinderopvang. Een pedagogisch medewerker kan kinderen helpen een plek binnen de groep te verkrijgen. Zo kan de pedagogisch medewerker vragen met wie het kind zou willen spelen of naast wie het aan tafel een boterham wil eten. Er wordt geleerd dat kinderen voor zichzelf op mogen komen. Een regel is bijvoorbeeld dat je een ander geen pijn mag doen. Dat betekent voor een kind dat je het niet goed hoeft te vinden als een ander jou pijn doet. Door deze regel krijgt het kind steun van de pedagogisch medewerker en toestemming om voor zichzelf op te komen. Op het gebied van de sociale ontwikkeling richten wij ons met name op Positieve omgang met helpen, luisteren naar en klaar staan voor een ander : hulp mag je vragen en mag je ontvangen; Ieder kind krijgt ruimte op zijn tijd en moet op zijn tijd ook ruimte geven: een gevoel van erbij horen en verbondenheid met de groep; Anderen aanvoelen en rekening houden met elkaars gevoelens. Het kind kan andere kinderen troosten en snapt wanneer hij een ander niet moet storen: aanwijzingen van leeftijdsgenootjes en pedagogisch medewerker opvolgen; Samen spelen: het kind kan beurten geven, beurten nemen, snappen wat andere kinderen willen, bij het spel van andere kinderen aansluiten, conflicten oplossen en verzoenen (goedmaken); Bijdragen aan het geheel: het kind kan helpen met opruimen, tafel dekken, schoonmaken, jongere kinderen helpen, een activiteit helpen voorbereiden; Zorg dragen voor de natuur: het kind leert hoe het met planten en dieren moet omgaan. is zorgzaam en nieuwsgierig; Bewondering hebben voor de leefomgeving (groepsruimte, natuur): het kind geniet van mooie dingen, schoonheid in de natuur, samen zingen, feest vieren. Luistert graag naar verhalen en doet mee. Cognitieve ontwikkeling ‘Kijk, ik voel, denk en ontdek’ Nadenken, redeneren, problemen oplossen - dit zijn allemaal aspecten van de cognitieve ontwikkeling. De cognitieve ontwikkeling en de taalontwikkeling van kinderen zijn nauw met elkaar verweven. Door na te denken en kunnen benoemen wat je denkt, hoe iets werkt en wat een gevolg kan zijn, ontwikkel je (interactief) het verstandelijk vermogen van een kind. Jonge kinderen zijn kleine onderzoekers. De nieuwsgierigheid en leergierigheid zit er vaak al in. Ze willen hun wereld snappen: hun sociale wereld, hun gevoelswereld en de natuur en de dingen. Ze verruimen hun wereld door nieuwe ontdekkingen.
Pedagogisch werkplan
B12
Daar kun je als pedagogisch medewerker op inspelen door gericht iets aan te bieden (een bepaald soort speelgoed, een iets moeilijkere vraag) wat past bij die interesse en wat kinderen uitdaagt om een stapje verder te zetten in hun ontwikkeling. Op het gebied van de cognitieve ontwikkeling richten wij ons met name op Het gebruiken en benoemen van emoties en bedoelingen bij verzorgen en samenspelen: boos, blij, verdrietig, moe, pijn, nodig moeten plassen, mee willen doen, niet mee mogen spelen enz.; Gebruiken van alle zintuigen bij het verkennen van de wereld: horen, zien, voelen, proeven, ruiken; Kennen en aanleren van woorden voor vertrouwde dieren, planten en dingen, seizoenen en het weer; Zoeken naar verbanden tussen gebeurtenissen (oorzaak-gevolg), logisch denken; Ordenen, meten en tellen; Doorzettingsvermogen stimuleren: geconcentreerd (alleen) spelen en vasthouden aan een plan. Voor bovenstaande aandachtspunten zijn er verschillende ontwikkelingsbevorderende materialen in huis zoals spellen, knutselmateriaal, vormenspeelgoed, constructiemateriaal, puzzels, spiegels, blokken etc. Met deze materialen kunnen de pedagogisch medewerkers kennis overdragen en leren kinderen op een vaak spelende manier de wereld meer en meer te ontdekken. De kinderen worden gevolgd in hun ontwikkeling met een jaarlijkse observatie. Opmerkelijke zaken zullen mondeling met de ouders worden besproken, maar altijd in overleg met de vestigingsmanager en/of de pedagogisch coach. Bij kinderen tot 4 jaar zit veel verschil in tempo en volgorde van ontwikkeling, waardoor je niet voorbarig over bepaalde achteruitgang of voorsprongen moet praten. Daarom worden er bewust geen grote verslagen gemaakt of observatieschema’s ingevuld om aan ouders mee te geven. Wel bespreken de pedagogisch medewerkers opvallende zaken en hebben zij een doorverwijzingfunctie naar bijvoorbeeld de pedagogisch coach, de huisarts of het consultatiebureau. Motorische ontwikkeling ‘Kijk ik kan het, het lukt me’ De motorische ontwikkeling heeft betrekking op het leren bewegen en is in te delen in grove en fijne motoriek. Bij grove motoriek gaat het om grote lichamelijke bewegingen zoals rollen, lopen, dansen, balanceren, springen, etc. Bij fijne motoriek gaat het om de handmotoriek en andere (kleine) bewegingen zoals spreken en het bewegen van de ogen. Een goede motoriek is een belangrijke voorwaarde om samen te kunnen spelen. De basis voor de motoriek wordt gelegd in de eerste twee levensjaren, maar blijft zich ook daarna verder ontwikkelen. Kinderen moeten zich vrij kunnen bewegen en hun energie kwijt kunnen. Bijkomend voordeel is dat niet alleen de motoriek geoefend wordt, maar dat ook overgewicht wordt tegengegaan. Maak kinderen er wel van bewust dat ze niet alleen zijn in de ruimte. Op het gebied van de motorische ontwikkeling richten wij ons met name op Ondernemen van spel en bewegingsactiviteiten - binnen en buiten - om aandacht te geven aan de grove motoriek (balspel, koprol leren, rennen) en de fijne motoriek (rammelaar grijpen, verven, zelf een boterham smeren of prikken met de vork); Evenwicht leren bewaren: bij loszitten, omdraaien, koprollen; Pedagogisch werkplan
B13
-
Bewegen op muziek: stoelendans, vrije bewegingen; Bouwen en uitvinden: het kind ontdekt mogelijkheden met blokken en ander materiaal om de hoogte in te werken, bruggen te leggen, garages te bouwen.
Houd ook zoveel mogelijk rekening met het karakter van het kind: sommige kinderen vragen van nature veel van zichzelf. Dan is het goed om te begrijpen wat ze willen, en ze te helpen dat te bereiken. Maar wel zo, dat het kind het gevoel heeft dat het zijn succes zelf bereikt heeft. Want hoe kan een kind met dit karakter zijn frustratie overwinnen als wij steeds inspringen? Taalontwikkeling ‘Kijk, ik maak contact, luister, praat en begrijp!‘ Zelfs de allerkleinsten hebben vaardigheden om zichzelf duidelijk te maken: met geluidjes, gebaren en oogcontact. Kinderen ontwikkelen hun taal door te luisteren en te kopiëren naar en van anderen om hen heen. Zo leren ze nieuwe woorden en correcte formuleringen te gebruiken. Ook ontwikkelen ze tegelijkertijd hun begrip van de taal. Voor kinderen die thuis weinig Nederlands horen, is het des te belangrijker dat er op andere plaatsen - zoals binnen de kinderopvang - goed taalaanbod is en dat zij daardoor de gelegenheid krijgen om hun Nederlands te ontwikkelen. Op het gebied van de taalontwikkeling richten wij ons met name op Zelf duidelijk de Nederlands taal te praten; Luisteren naar een verhaal, vertellen over een gebeurtenis; Vragen wat het kind voelt, wil of heeft meegemaakt; Kijken naar en begrijpen van plaatjes, tekeningen; Non-verbale communicatie gebruiken en begrijpen; Voorlezen, kindermuziek luisteren, zingen, rijmen. Creatieve ontwikkeling ‘Kijk, ik kan bewegen, dansen en iets maken’ Kinderen hebben niet alleen een frisse kijk op de wereld, ze barsten ook nog eens van de fantasie en creativiteit. Vooral jonge kinderen worden daarbij (nog) niet tegengehouden door het idee dat iets niet mooi kan zijn of dat het niet goed is. Ze worden geboren met het vermogen om te vragen, te dromen en zich te verwonderen. Alles kan en dat is goed. Of het nu gaat om (toneel)spelen, dansen, zingen, muziek maken, knutselen, tekenen of schilderen. Op het gebied van de creatieve ontwikkeling richten wij ons met name op De manier waarop het kind iets doet, niet wat het resultaat is geworden; Vernieuwing: iets bedenken of doen wat nieuw is, anders is. Jonge kinderen doen dit vaak al van nature. Zij kennen nog geen vaste manieren. Alles wat ze doen, is nieuw; Het kind de ruimte te geven om veel te ontdekken, veel te doen en daarin ook fouten te mogen maken. Hierbij hoort een positieve, sturende benadering vanuit de pedagogisch medewerkers.
Pedagogisch werkplan
B14
ACTIVITEITEN Activiteiten kunnen als groep of meerdere groepen plaatsvinden, of individueel. De pedagogisch medewerkers zorgen voor een juiste afwisseling hierin - kijkend naar het kind en de situatie. Spel Spel is een belangrijk onderdeel binnen De Flintstones kinderopvang. Van babyspel tot peuterspel. Kinderen leren door te spelen, door zich vertrouwd te voelen binnen de groep en vertrouwd te zijn met de spullen die binnen die groep horen. Kinderen worden zoveel mogelijk vrij gelaten in hun spelkeuze, maar wel door pedagogisch medewerkers in hun spel begeleid, uitgedaagd en een stapje verder geholpen. De pedagogisch medewerkers leren de kinderen om keuzes te maken. ‘Waar wil je mee spelen?’ ‘Wil je aan de lage tafel met de boerderijdieren spelen of aan de hoge tafel verven?’ Kiezen is gezond voor kinderen. Ze leren naast de keus te maken, ook iets te doen waar hun eigen interesse naar uitgaat. Iets wat ze zelf graag willen doen. Waar letten we op tijdens spelen? De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat de groep aantrekkelijk gemaakt wordt om het kiezen te bevorderen; Er wordt gekozen voor een balans tussen speelgoed wat in het zicht staat en speelgoed wat in bakken opgeruimd is, maar voor kinderen binnen handbereik staat; Pedagogisch medewerkers spelen regelmatig mee met de kinderen. Zo wordt spelen gestimuleerd, speelgoed uitgelegd en als een gezamenlijk moment ervaren; Met de jongste kinderen is samenspel ook belangrijk: samen de babygym ontdekken, een kiekeboe-spelletje te spelen, over te rollen. Door een voorbeeld te zijn, leert een baby het speelgoed te gebruiken; Pedagogisch medewerkers stimuleren de kinderen om steeds iets langer met een activiteit bezig te zijn. Hoe jonger de kinderen, hoe korter de concentratieboog op één soort spelletje. Kinderen kunnen dit leren door hulp te krijgen van de pedagogisch medewerker. Zij kan bijvoorbeeld met hetzelfde speelgoed samen met het kind iets nieuws bedenken; Een pedagogisch medewerker kijkt tijdens het spelen er op toe dat het kind niet te veel boven zijn macht hoeft te doen. Liever geen speelgoed of uitdagingen kiezen waarvoor hij of zij de vaardigheden nog niet beheerst. En zorg voor genoeg succeservaringen. Opruimen wordt spelenderwijs aangeleerd (met een liedje). Naarmate de kinderen ouder worden, leren we ze opruimen zonder spelvorm maar met behulp van de pedagogisch medewerker. De laatste stap is het zelfstandig kunnen opruimen van speelgoed. Creatieve activiteiten Vrijwel elke ochtend worden er creatieve activiteiten aangeboden aan de hand van het thema waar op dat moment mee gewerkt wordt. In de babygroepen is het niet gebruikelijk om dagelijks deze activiteiten aan te bieden. De kinderen zijn jong, maar laten we wel kennis te maken met verschillende materialen: rubber, hout, plastic, pluche, karton etc. Door samen met de pedagogisch medewerker een activiteit te ondernemen, weet het kind wat ‘samen doen’ is. Dit heeft als voordeel dat het zelfvertrouwen geeft aan een kind en de Pedagogisch werkplan
B15
pedagogisch medewerker het kind leert kennen. Zoals zijn sterke en zwakke kanten en zijn strategieën om problemen op te lossen. Waar letten we op bij creatieve activiteiten? De activiteit is gericht op het gebruik van verschillende materialen en het enthousiasmeren van de creatieve kant van de kinderen; Kinderen hebben de vrijheid om een knutselwerk een eigen richting te geven en worden niet gedwongen een werkje te maken zoals een pedagogisch medewerker het voor ogen heeft; Het resultaat is niet het belangrijkste, maar het proces van het ontdekken van nieuwe materialen en het bezig zijn als groep en individueel; Stem de duur van de activiteit op het kind af: de één is na het trekken van een paar strepen al klaar, terwijl de ander heel precies te werk wil gaan; Pedagogisch medewerkers zorgen voor een goede taakverdeling onderling: bijvoorbeeld de ene begeleidt de kinderen, de ander zorgt voor de middelen; Pedagogisch medewerkers letten extra op veiligheid tijdens creatieve uitdagingen; Kinderen mogen meehelpen met opruimen. Zij zullen leren dat dit de bedoeling is na elke activiteit die je doet. Kleurplaten kunnen leuk zijn als onderdeel van een thema of als aanknopingspunt voor een verhaal. Liever worden kinderen vrijgelaten in het tekenen, waarbij de pedagogisch medewerkers verschillende kleurmaterialen aanbieden om deze te ontdekken. Bij het maken van een voorbeeld, laten de pedagogisch medewerkers de kinderen zelf de keus in vormgeving, kleurgebruik etc. kinderen mogen zelf kiezen tussen de verschillende materialen die aangeboden worden. * Voorbeelden van de manier van het aanbieden van een knutselactiviteit zijn te vinden in de module thematisch werken. Buiten spelen Buiten spelen vormt een vaste mogelijkheid bij De Flintstones kinderopvang. De pedagogisch medewerkers proberen om elke dag met de kinderen naar buiten te gaan. Dit is gezond en stimuleert veel verschillende ontwikkelingsaspecten. Buiten hebben de kinderen de kans om te rennen, te fietsen, te ravotten, met zand of water te spelen of te krijten. Ook bij minder goed weer gaan de pedagogisch medewerkers even naar buiten met de kinderen voor bijvoorbeeld een korte wandeling, de natuur bekijken, of het even uitrazen. De pedagogisch medewerkers houden niet alleen toezicht, maar spelen ook mee met de kinderen, bieden activiteiten aan of dagen kinderen uit om iets te ondernemen.
Pedagogisch werkplan
B16
OMGANGSVORMEN MET KINDEREN De kinderen worden opgevangen in groepsverband. Dit betekent dat de pedagogisch medewerkers zorg dragen voor een goede omgang tussen de kinderen onderling en tussen de kinderen en de groepsleiding. Voor een aantal aspecten hierin wordt een duidelijke en heldere lijn gevolgd binnen de opvang. Straffen en belonen Kinderen hebben tijdens hun ontwikkelen de neiging om over grenzen heen te gaan. Steeds weer willen ze meer ontdekken en nieuwe dingen leren. Hadden ze deze drang niet, dan zou hun ontwikkeling stil blijven staan. Waar letten we op tijdens corrigeren? De pedagogisch medewerker gaat naar het kind toe en spreekt het op ooghoogte aan; De pedagogisch medewerker stemt de intonatie, wijze van aanspreken en gezichtsuitdrukking af op de situatie en laat duidelijk aan het kind weten dat het gedrag niet wordt goedgekeurd; De pedagogisch medewerker geeft aan welk gedrag wordt afgekeurd en helpt door met het kind in open gesprek te zijn hoe het gedrag kan worden voorkomen; De pedagogisch medewerker benadrukt wat ze wel verwacht en hoe het kind tot een oplossing kan komen en bij haar om hulp kan vragen; Er wordt niet gestraft door te schreeuwen, door het kind pijn te doen of door het kind af te zonderen van de groep. Het probleem wordt in de groep opgelost; Prijzen is de belangrijkste vorm van aanleren van goed gedrag. Wanneer kinderen fijn spelen, iets aardigs doen voor een ander, iets doen wat ze eerder nog niet konden doen of goed gedrag vertonen na een bestraffing, dan beloont de pedagogisch medewerker het kind. Door veel positieve stimulans leren de kinderen het gedrag dat wenselijk is. Een belangrijk aspect in de ontwikkeling van kinderen is ook de morele ontwikkeling. De Wet Kinderopvang stelt ons als kinderopvang ook de bewuste eis om normen en waarden aan de kinderen over te brengen. Normen en waarden Bij De Flintstones kinderopvang leren kinderen normen en waarden. De pedagogisch medewerker heeft - net als bij alle ondersteuning die zij biedt - ook hier een sterke voorbeeldfunctie. De morele ontwikkeling heeft te maken met het aanleren van het besef van goed en kwaad, het aanleren van een sociale houding (het belang van anderen helpen), open te staan voor andere meningen en je verantwoordelijk te voelen voor je omgeving. Dit is voor kinderen een hele opgave en zal, zoals bekend bij opvoeden, keer op keer de aandacht moeten krijgen. Bij De Flintstones kinderopvang leren we kinderen te gehoorzamen en goede manieren te laten zien. Het kind kan aanwijzingen van de pedagogisch medewerkers opvolgen en luisteren. Het kind kan rituelen opvolgen als handen wassen, schoenen uittrekken, gezicht schoonmaken na het eten, groeten bij binnenkomen en weggaan.
Pedagogisch werkplan
B17
Waar letten we op als het gaat om normen en waarden? De pedagogisch medewerker leert de kinderen respect te hebben voor elkaar, ook voor onderlinge verschillen. Ze leert hoe we tegen elkaar praten en ze leert morele gevoelens te uiten als trots, schuld en schaamte. Voorbeelden hiervan zijn: -
Wanneer je iets graag wilt, dan vraag je het (en je praat niet in de ik-moet vorm) Wanneer iemand gedag zegt, dan groet je terug (en keer je je niet om) Taalgebruik is netjes (woorden die niet gepast zijn, daar word je op aangesproken) Benamingen van lichaamsdelen worden netjes benoemd (zoals billen of bips) Word je onheus behandeld, dan mag je voor jezelf opkomen (niet door te slaan)
Om een kind goed te laten begrijpen dat iets over hem of haar gaat, wordt het kind aangesproken met “je” of “jij” : ‘Stan, wat wil jij op je broodje?’ i.p.v. ‘Wat wil Stan op zijn broodje?’. Op deze wijze leren kinderen begrijpen dat het over hen gaat en leren kinderen rechtstreeks te communiceren, ook in lastige situaties. De pedagogisch medewerker leert kinderen respect te hebben voor speelgoed en meubilair. Voorbeelden hiervan zijn: -
Tafels zijn om aan te eten of te spelen (en niet om op te zitten/liggen) Op een stoel of bank zit je (en sta je niet) Speelgoed leg je terug op een bepaalde plaats (en gooi je niet) Met speelgoed speel je (en maak je niet kapot)
Pedagogisch werkplan
B18
ZINDELIJKHEID Visie op zindelijkheid Zindelijkheid is een lichamelijke en emotionele ontwikkeling die tot stand komt bij ieder gezond kind. Zindelijk worden kan absoluut niet geforceerd worden, maar wel gestimuleerd. Wanneer een kind urine en ontlasting aan voelt komen, dan is dit het begin van de zindelijkheidsperiode. Daarnaast moet een kind er emotioneel aan toe zijn om hier mee om te gaan. Training Bij De Flintstones kinderopvang worden de kinderen niet getraind in de zindelijkheid. Er worden geen potjes gebruikt (er zijn peutertoiletjes aanwezig) en de pedagogisch medewerkers laten kinderen niet net zo lang op het toilet zitten totdat er geplast of gepoept is. De pedagogisch medewerkers stimuleren zindelijkheid wel. Wanneer een kind eraan toe is om zindelijk te worden, dan wordt het kind meegenomen naar het toilet op de vaste verschoonmomenten. Wanneer de luier vaak genoeg droog blijft en het kind aan kan geven dat het naar het toilet moet (‘ik moet plassen’ of ‘ik moet poepen’) dan mag de luier af. Sommige kinderen zijn zeer snel zindelijk wanneer de luier af gaat, bij andere kinderen duurt het wat langer. Wanneer het kind regelmatig een ongelukje heeft en regelmatig toiletbezoek niet helpt, dan is het kind nog niet zindelijk. Bij De Flintstones kinderopvang doen we het kind dan een luier om. Het is niet haalbaar in een groep om een kind te vaak (bijvoorbeeld 3 keer per dag) te moeten wassen en omkleden en voor het kind zelf is het verblijf bij De Flintstones kinderopvang in dit geval ook niet aangenaam. We vinden het van belang dat zeker ook over dit onderwerp, er een goede communicatie met de ouders plaatsvindt. Verzoek van ouders Wanneer ouders het verzoek neerleggen om de luier af te laten, dan neemt de pedagogisch medewerker de pedagogische aanpak met de ouder door. De pedagogisch medewerkers houden zich aan de visie en aanpak van De Flintstones kinderopvang.
Pedagogisch werkplan
B19
HET CONTACT MET OUDERS Mondelinge contacten De Flintstones kinderopvang is een kinderopvang waar rekening wordt gehouden met wensen van ouders. Klantvriendelijkheid is hierin een belangrijk aspect, waarbij de pedagogische werkwijze en regels natuurlijk wel in acht worden genomen. In eerste instantie verlopen de contacten via de pedagogisch medewerkers. Bij het brengen vertelt de ouder eventuele bijzonderheden over de afgelopen nacht, de gezondheid en het ontbijt. De pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat het gesprek op gang blijft en dat zij voldoende informatie krijgt omtrent het kind. De overdracht bij het halen gebeurt ook door de pedagogisch medewerker. Zij bespreekt de dag en eventuele bijzonderheden. Zij vertelt over het eetgedrag, speelgedrag, het slapen of over bijzondere momenten van de dag. Iedere ouder krijgt een overdracht. Wanneer het druk is in de groep wordt de overdracht wat korter gehouden en wordt de aandacht over de ouders verdeeld. Wanneer er vragen zijn of problemen die een pedagogisch medewerker niet kan beantwoorden of oplossen, dan stuurt zij de ouder door naar de leidinggevende of deelt zij de ouder mee dat zij zelf eerst binnen het team zal vragen of overleggen. De pedagogisch medewerker draagt dan zorg voor een terugkoppeling naar de ouder(s). Jaargesprekken Bij De Flintstones kinderopvang vindt er jaarlijks een gesprek plaats om de ontwikkeling en de beleving van het kind door te nemen. Ook is er ruimte voor ouders om hen te laten vertellen hoe zij de opvang en de organisatie ervaren. Het gesprek kent een open karakter met als doel dat er informatie over en weer gegeven wordt. Ouders zien wij immers als belangrijkste partners binnen de kinderopvang. Eindgesprek Ongeveer 2 maanden voordat een kind 4 jaar wordt, krijgen de ouders een ingevuld overdrachtsformulier van de pedagogisch medewerkers. Hierin staan onze bevindingen met betrekking tot de ontwikkeling van het kindje. Van dit formulier gaat er een kopie in het dossier. Bij het eindgesprek krijgen de ouders tijd om er vragen over te stellen. Als de ouders getekend hebben zorgen wij ervoor dat dit op de juiste school terecht komt. Tijdens dit eindgesprek evalueren we ook de opvang van het kindje bij Flintstones. Als een kind is ingeschreven op de BSO van Flintstones is er op dat moment ook tijd voor de intake voor de BSO. Kinderdagboekje Voor praktische zaken kunnen de ouders van kinderen uit de babygroepen naar wens een schriftje of dagboekje meebrengen. De pedagogisch medewerkers schrijven daar in hoe de dag is verlopen. Er staat vermeld wat een kind gegeten heeft, gedronken heeft, of het kind een poepluier heeft gehad en wanneer het heeft geslapen. Ter aanvulling kunnen ook bijzondere momenten van de dag beschreven worden (bijv. kindje rolde om van rug naar buik). Vanaf de peutergroepen schrijven de pedagogisch medewerkers niet meer dagelijks in een schriftje. Wel kunnen zij - als dat de wens van ouders is - regelmatig een gebeurtenis of anekdote opschrijven.
Pedagogisch werkplan
B20
Bijzonderheden worden altijd mondeling besproken en niet via het kinderdagboekje. Tijdens een gesprek is er voor een ouder de mogelijkheid direct te reageren, via het kinderdagboekje kunnen woorden gemakkelijk verkeerd overkomen. Nieuws van De Flintstones kinderopvang Eens per maand krijgen de ouders een nieuwsbrief per e-mail. Dit is een nieuwsbrief met wetenswaardigheden over de opvang, jarige kinderen, nieuwe kinderen en kinderen die de opvang verlaten. Wanneer er meer nieuws is, verschijnt er een kinderkrant. Hierin worden leuke verhalen geschreven, krijgen de pedagogisch medewerkers de kans om iets over de groep te schrijven en is er meer ruimte om informatie kwijt te kunnen aan de ouders. De oudercommissie communiceert ook via de nieuwsbrief en de kinderkrant. Oudercommissie De Flintstones kinderopvang heeft een oudercommissie. Deze heeft verschillende taken die zijn vastgelegd in de Wet Kinderopvang. De oudercommissie werkt volgens een vastgesteld reglement dat op de website (www.deflintstones-kinderopvang.nl/missie) kan worden ingezien. De oudercommissie komt verspreid over het jaar bij elkaar. Meestal is dit in aanwezigheid van de directie van De Flintstones kinderopvang, maar soms ook zonder die aanwezigheid om zaken te bespreken die pas na intern overleg met de directie van De Flintstones kinderopvang besproken hoeven te worden. Pedagogisch medewerkers weten dat er een oudercommissie is en welke rol ze speelt binnen De Flintstones kinderopvang.
Pedagogisch werkplan
B21
C. DE GROEP Groepsindeling De buitenschoolse opvang bestaat momenteel uit 3 groepen. Er verblijven maximaal 20 kinderen per groep. De kinderen hebben allen de basisschoolleeftijd (4 tot en met 13 jaar). De groep is afgestemd op verschillende leeftijden: 2 groepen met kinderen in de leeftijd van 4+ en 1 groep met kinderen in de leeftijd van 8+. De inrichting is aangepast wat betreft meubilair, kleurgebruik, speelgoed en speelmogelijkheden. We beogen dat elk kind zich prettig voelt, vrijetijdsbesteding heeft en leert functioneren in een groep. Inzet pedagogisch medewerkers Wanneer 10 kinderen aanwezig zijn, zal er één pedagogisch medewerker begeleiden. Bij 11 tot 20 kinderen zullen er twee pedagogisch medewerkers aanwezig zijn. In de schoolweken werken de pedagogisch medewerkers allemaal tot 18.00 uur. Is er een school vrij - en wordt er dus een hele dag opvang geboden aan deze kinderen - dan gaat één pedagogisch medewerker om 17.30 uur naar huis. In de vakantieweken zal één pedagogisch medewerker om 17.00 uur naar huis gaan en werkt de andere tot 18.00 uur, net als in de dagopvang. De pedagogisch medewerkers van de buitenschoolse opvang hebben allen een diploma waarmee ze bevoegd zijn op de groepen te werken. Een aantal van de pedagogisch medewerkers heeft een EHBO certificaat en er is altijd een BHV-er aanwezig op de vestiging. In de vakantieperiode of bij ziekte en vrije dagen bij het personeel van de BSO, kan er een pedagogisch medewerker of invalkracht van de dagopvang worden ingezet. Elke pedagogisch medewerker is op de hoogte van het beleid van de buitenschoolse opvang en de gang van zaken hierin.
Pedagogisch werkplan - BSO
C1
INDELING RUIMTE EN AANBOD MATERIAAL De ruimte is afgestemd op de basisschoolleeftijd. Er zijn hoge tafels aanwezig en verschillende hoeken waarin gespeeld of gerust kan worden. Voor de meisjes en de jongens is er een aparte speciale kamer gecreëerd. Ruimte om te tutten of te gamen of zich terug te trekken als (groep) meisjes of jongens. Materialen staan in open kasten. In de nabijheid van de groep - in de gang - is de garderobe met kapstokken. De toiletgroep en wastafels om de handen te kunnen wassen, bevindt zich buiten de groep - ook in de hal. Alle groepen hebben een eigen ruimte. Er worden activiteiten aangeboden, maar het accent ligt met name op spelen, plezier hebben, ontspannen en uitrusten, zonder dat er eisen aan hun prestaties worden gesteld. Leren en ontwikkelen doen kinderen ook zeker op de BSO: keuzes maken, alleen en samen met anderen zijn, kennismaken met activiteiten en het leren van nieuwe vaardigheden. Binnen de BSO kunnen kinderen ervaringen en kennis op doen in uiteenlopende situaties. Van uitstapjes tot bakken. Knutselen, torens bouwen of stoelendans spelen. De BSO draagt er aan bij dat de kinderen in een veilige omgeving actief bezig zijn met interessante activiteiten en daardoor belangrijke leerervaringen opdoen. In de eigen ruimte zijn plekken gecreëerd om zo een gevarieerd en breed aanbod te hebben in activiteiten op hun eigen vertrouwde plek. Er zijn vaste hoeken die regelmatig vernieuwd worden of uitgebreid met andere spullen. Een huishoek, een zithoek, de computerhoek en de constructiehoek zijn vaste hoeken. Voor spelletjes spelen, knutselen, handwerken of tekenen zijn de kinderen aangewezen op het gebruik van de hoge tafels waar ook aan gegeten en gedronken wordt. In de buurt hiervan staan de spelletjeskast en de knutselkast. Voor de jongens is er een eigen kamer ingericht, dit geldt ook voor de meisjes. Huishoek De huishoek is een hoek waar alle materialen in verzameld worden die te maken hebben met naspelen van huiselijke situaties of situaties uit de echte wereld van de kinderen. In de huishoek kan een keuken zijn, een poppenplaats, een dokterskamer of bijvoorbeeld een winkeltje. Er worden zoveel mogelijk echte materialen verzameld om de echte wereld na te spelen. De pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat de huishoek zo is ingericht dat kinderen van verschillende leeftijden een fijne speelplek hebben in de huishoek. Zithoek De zithoek is een minihuiskamer waar een bank staat en ook boeken liggen: - prentenboeken - leesboeken voor kinderen van 7 tot 12 jaar - stripboeken voor jongens en meisjes. De radio/cd speler staat ook bij deze hoek. Er liggen spelletjes om alleen te doen, maar er kan ook gezellig gezeten worden om te kletsen. Kortom: een hoek waar geluisterd, gekletst of gelezen wordt.
Pedagogisch werkplan - BSO
C2
Jongenskamer Een kamer met wat kussens en zitplekken voor jongens om te kunnen hangen. Er staat een televisie om een dvd te kunnen kijken en er is een spelcomputer aanwezig. De kinderen kunnen in overleg televisie kijken of een spel spelen. De televisie staat nooit aan als er niet gekeken wordt. Meisjeskamer Een kamer met een lekker bed en zitkussens voor meisjes om te hangen en te tutten. Er staat een spiegel met schemerlampjes en er zijn allerlei accessoires voor meisjes te vinden: sieraden, haarborstel, knipjes, speldjes en tasjes. Computerhoek In de computerhoek staat een computer waar middels cd-roms spelletjes op gespeeld kunnen worden of om bezig te zijn met een tekenprogramma of tekstverwerkingsprogramma. Er zijn spelletjes aanwezig voor alle leeftijden. De spelletjes voor de kinderen vanaf 8/9 jaar zijn gemerkt. Er zijn verschillende soorten spelletjes aanwezig, zowel educatieve spelletjes als trendspelletjes. Er zijn geen spelletjes aanwezig die agressie of geweld vertonen. De pedagogisch medewerker spreekt met het kind een tijd af waarbinnen op de computer gewerkt/gespeeld mag worden. De duur is afhankelijk van het kind, van het dagprogramma en van het aantal kinderen dat graag met de computer wil spelen. Constructiehoek De constructiehoek kent een tafel in de hal waar uitgebreid met de Lego gespeeld kan worden. Playmobil, Knex, Kapla, voertuigen en andere bouwmaterialen blijven zo veel mogelijk in de groep om de constructiematerialen zo min mogelijk met elkaar te mengen. Op de groep is er dus ruimte voor overig constructiemateriaal dan Lego. Daar ligt een kleed om op te spelen, maar de kinderen kunnen ook de rest van de vloer gebruiken. Constructies mogen bewaard worden, mits een ander kind er niet mee wil spelen. Kleinere constructies worden bewaard om er de volgende keer weer mee verder te kunnen spelen. Hoge tafels Aan de hoge tafels kan worden gespeeld met materialen uit de kasten. Er is een knutselkast waar bakken met knip- en plakmaterialen in zitten, strijkkralen en handwerkmaterialen. In de tekenbakken ligt papier, stiften, potloden, vetkrijt, lijm, scharen, verf en andere tekenbenodigdheden. In de spelletjeskast bevinden zich gezelschapsspelletjes en puzzels. De kinderen mogen zelf alles uit de kasten pakken en gaan spelen, knutselen, tekenen of handwerken.
Pedagogisch werkplan - BSO
C3
AANBOD ACTIVITEITEN Op de buitenschoolse opvang bieden we kinderen de mogelijkheid om verschillende activiteiten te ondernemen. Voorop staat dat kinderen zelf de keuze maken wat ze willen doen in hun vrije tijd op de buitenschoolse opvang. Kinderen kunnen binnen of buiten spelen. Binnen spelen betekent dat ze iets kiezen uit het aanbod van de ruimte en materialen of dat ze willen deelnemen aan een activiteit die de pedagogisch medewerker speciaal aanbiedt. Hierbij hebben de pedagogisch medewerkers geen kant en klare voorbeelden, maar gaan zij uit van de creativiteit van het kind. De pedagogisch medewerkers zorgen voor de stimulans, het aanbieden van de materialen en de begeleiding. De buitenschoolse opvang draait mee met de thema’s van de dagopvang, maar kan naar niveau en leeftijd activiteiten uitdagender aanbieden. De seizoensthema’s komen elk jaar naar voren. Activiteiten kunnen uit verschillende handelingen bestaan, zoals knutselen, bakken/koken, een activiteit waarbij de kinderen buiten op zoek gaan, enz. Belangrijk is dat er geen verplichte deelname is, kinderen plezier beleven in dat wat ze ondernemen en dat ze leren om leuke en zinvolle dingen te doen in hun vrije tijd. Bij het buiten spelen gaan de jongere kinderen onder begeleiding naar buiten. Kleuters spelen alleen onder begeleiding. Zodra kinderen het aan kunnen, helpen we ze buiten op weg en mogen ze daarna zelfstandig spelen. Kinderen vanaf groep 4 mogen zelf naar buiten gaan en daar spelen. Speelgoed voor buiten mag zelf gepakt worden en moet daarna weer opgeruimd worden. In vakanties worden uitstapjes georganiseerd buiten de hekken van de buitenschoolse opvang. Dit kan een speeltuin zijn, boswandeling, bioscoopbezoek, de bibliotheek, het zwembad etc. Doelstelling is om kinderen de kans te geven de wereld naast thuis, school en de buitenschoolse opvang te ontdekken en te laten ervaren.
Pedagogisch werkplan - BSO
C4
DAGINDELING De buitenschoolse opvang kent 3 soorten dagindelingen: Een indeling voor de korte middag van 15.00 - 18.00 uur, de lange middag van 12.00 - 18.00 uur en een indeling voor de vakantieopvang. Hieronder volgt de inhoud van de drie dagindelingen: Dagindeling schoolweken korte middag 14.45 - 15.15 15.15 - 15.45 15.45 - 18.00
De pedagogisch medewerker haalt de kinderen van school fruit eten en een koekje, thee of vruchtenmix drinken vrij binnen of buiten spelen of deelnemen aan een activiteit kinderen worden gehaald
Dagindeling schoolweken lange middag 12.00 - 12.30 12.30 - 13.15 13.15 - 14.15 14.15 - 15.30 15.30 - 15.50 15.50 - 18.00 16.00 - 18.00
De pedagogisch medewerker haalt de kinderen van school brood eten en zuivel drinken vrij binnen spelen vrij binnen of buiten spelen of deelnemen aan een activiteit fruit eten en een koekje, thee of vruchtenmix drinken vrij binnen of buiten spelen kinderen worden gehaald
Dagindeling vakantieopvang 07.30 - 9.30 9.30 - 10.15 10.15 - 10.30 10.30 - 12.00 12.00 - 13.00 13.00 - 14.15 14.15 - 15.30 15.30 - 15.50 15.50 - 18.00 16.00 - 18.00
kinderen worden gebracht en spelen binnen vrij binnen of buiten spelen wat drinken en tussendoortje binnen of buiten spelen, activiteit brood eten, melk of yogi drinken, cracker of rijstewafel vrij binnen spelen binnen of buiten spelen, activiteit fruit en koekje eten en thee of vruchtenmix drinken vrij binnen of buiten spelen kinderen worden gehaald
Pedagogisch werkplan - BSO
C5
GROEPSREGELS De buitenschoolse opvang heeft een aantal groepsregels die in elke situatie gelden en voor iedereen. Veel van de regels zijn hetzelfde als bij de dagopvang, andere regels liggen daarvan in het verlengde. Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste regels die er zijn:
Bij binnenkomst hangen de kinderen de jas aan de kapstok, zetten hun tas weg op de daarvoor bestemde plaats, wassen hun handen en trekken eventueel hun schoenen uit.
Tijdens het eten en drinken zitten kinderen aan tafel. Bij het fruit eten mogen de kinderen van tafel wanneer meerdere kinderen klaar zijn om het wachten te beperken. Bij het brood eten beginnen we met eten nadat iedereen elkaar “eet smakelijk” heeft gewenst. Bij het brood eten wachten we totdat iedereen klaar is. Brood eten we met de handen. Naar het toilet gaan moet voor of na het tafelmoment.
In de groep zijn washandjes zodat elk kind met een eigen washandje het gezicht schoon kan maken als dit nodig is.
Kinderen helpen mee met de dagelijkse bezigheden, zoals de tafel dekken en afruimen, fruit ophalen, eventueel afwassen of de tafel schoon maken.
Kinderen kiezen zelf hun activiteit of speelgoed. Waar de kinderen zelf bij kunnen, mogen ze zelf pakken.
Wanneer kinderen spelen en wat anders willen pakken, ruimen ze eerst op waar ze mee speelden, voordat er iets nieuws wordt gepakt. Wanneer kinderen gehaald worden, mogen ze hun speelgoed laten liggen.
Bij het ophalen moeten de BSO kinderen eerst gehaald worden, kinderen van de dagopvang op de BSO kan onveilig zijn. De kinderen moeten altijd samen met de ouder vertrekken.
Bij het halen van kinderen op de baby- en/of peutergroep is het de bedoeling dat kinderen van de BSO niet te lang in de groep van hun broertje of zusje blijven. Dit kan onrust geven in de jongere groepen.
Bij het vertrek moeten ouders en kinderen zelf op de vaste plek kijken of daar nog iets ligt van het kind om mee te nemen naar huis.
Wanneer kinderen buiten de haal- en brengtijden komen of gaan, dient de ouder dit van tevoren kenbaar te maken. Ouders moeten het halen buiten de tijden zoveel mogelijk beperken om het dagprogramma niet te verstoren.
Kinderen mogen geen gedrag vertonen waardoor onveilige situaties ontstaan.
Kinderen mogen elkaar geen pijn doen.
Kinderen mogen geen taalgebruik hanteren dat ongewenst is. Hierbij dienen oudere kinderen ook rekening te houden met jongere kinderen.
Pedagogisch werkplan - BSO
C6
Het is niet toegestaan om speelgoed van thuis mee te nemen, behalve in de schoolvakantie na overleg met de pedagogisch medewerkers.
Op de buitenschoolse opvang wordt geen spel toegestaan dat agressie en geweld bevat of kan uitlokken.
Voor het omgaan met de regels, geldt dat iedere pedagogisch medewerker deze regels consequent hanteert. Wanneer er zich conflicten voordoen, zal het gedrag worden afgekeurd (en niet het kind zelf) en zal de pedagogisch medewerker duidelijk maken welk gedrag wel wordt goed gekeurd. Wanneer het kind gedrag laat zien dat gewaardeerd wordt, zorgt de pedagogisch medewerker ervoor dat het kind beloond wordt door het uitbundig te prijzen. Uitgangspunt is dat goed gedrag voornamelijk ontstaat door het goede gedrag voor te leven en prijzend te belonen - ook wanneer een kind goed gedrag vertoont zonder eerst iets verkeerd te hebben gedaan.
Pedagogisch werkplan - BSO
C7
WENPROCEDURE Nieuwe kinderen kunnen samen met hun ouders komen kennis maken met de pedagogisch medewerkers. Er wordt dan kort uitgelegd wie van hen het kind van school komt halen. Ook krijgt het nieuwe kind een rondleiding door de BSO. We gaan ervan uit dat het gemiddeld 1 tot 3 maanden kost voordat een kind gewend is bij ons en zich thuis voelt. De Flintstones kinderopvang hanteert geen wenprocedure in de zin van oplopende uren. Kinderen die van de dagopvang naar de BSO door zullen stromen, komen vaak even een uurtje spelen op de BSO. Voor kinderen die op de dagopvang zitten, maken we hiermee vooral duidelijk wat de verschillen zijn tussen de dagopvang en de buitenschoolse opvang.
RITUELEN Jarige jobjes, jarige jetjes Een jarige is speciaal bij De Flintstones kinderopvang. ’s Middags wordt er een feestje voor de jarige job gevierd en de pedagogisch medewerkers maken iets voor het kind waardoor hij herkenbaar is als de jarige. Bijvoorbeeld een feestmuts of een papieren medaille. Ook wordt er een cadeautje gegeven. De jarige mag trakteren als er een traktatie mee gegeven is. Ons uitgangspunt is dat de jarige een feestje heeft. Hij is jarig, ontvangt een cadeautje en mag trakteren. Aan ouders wordt gevraagd de traktatie bescheiden te houden en het liefst gezond. Bij De Flintstones kinderopvang is snoep niet tot zeer beperkt aanwezig. Trakteren wil zeggen iets lekkers dat ze anders niet snel krijgen - wat bijvoorbeeld gegeven kan worden in plaats van fruit, maar dus geen cadeautjes.
Pedagogisch werkplan - BSO
C8
ONTWIKKELINGSASPECTEN De ontwikkeling van kinderen in de basisschool verloopt snel en de doelgroep van de buitenschoolse opvang is breed. Er zijn grote verschillen tussen de jongste en de oudste kinderen. Bij De Flintstones kinderopvang werken we daarom met 2 verschillende leeftijdsgroepen: 4 tot 8 jaar en 8 tot 13 jaar. De kern van de ontwikkeling van kinderen tussen 4 en 13 jaar is dat zij steeds autonomer (zelfstandiger) worden. Op de buitenschoolse opvang verschuiven de verantwoordelijkheden van het volgen en stimuleren van de ontwikkelingsgebieden meer naar de basisschool nu kinderen veel minder uren bij de buitenschoolse opvang verblijven dan bij dagopvang het geval is. Wel bieden wij een variatie aan materialen aan om de kinderen verder te helpen in hun ontwikkeling. Motorische ontwikkeling Voor de motorische ontwikkeling is er verschillend constructiemateriaal aanwezig. Denk aan Kapla, Lego, Playmobil. Maar ook oude apparaten die de kinderen uit elkaar mogen halen. Ook tijdens activiteiten, zoals bij dansen en knutselen, begeleidt de pedagogisch medewerker de kinderen. Het buitenterrein is zodanig ingericht dat de kinderen voldoende ruimte hebben om te kunnen rennen, met zand te kunnen spelen, te voetballen en te ontdekken. Cognitieve ontwikkeling De cognitieve ontwikkeling wordt gestimuleerd door de kinderen kennis te laten maken met de wereld om hen heen en door daar dieper op in te gaan middels film, boeken, theater en andere uitstapjes. Ook door middel van verschillende spellen en constructiemateriaal krijgen de kinderen meer kennis en een steeds betere controle over hun aandacht en gedrag. De hersenen van de kinderen rijpen steeds meer en worden geschikt om plannen te maken en om na te denken over hun eigen handelingen en de consequenties daarvan. De buitenschoolse opvang gaat mee met de thema’s van de dagopvang, maar draagt zorg voor bijpassende meer uitdagende activiteiten. Daar waar hun interesse ligt, daar wil de pedagogisch medewerker bij aansluiten. Sociale ontwikkeling De sociale ontwikkeling is een belangrijk aspect binnen de (buitenschoolse) opvang. Juist in de opvang, waar een vrije en niet gebonden situatie bestaat, is het van groot belang om de kinderen te begeleiden in hun sociale vaardigheden. Kinderen krijgen gedurende de basisschoolperiode steeds meer inzicht in zichzelf en in hun relaties met anderen. Hun wereld wordt groter en dat leidt ertoe dat zij zich ook sociaal verder kunnen ontwikkelen. Ze leren zich te verplaatsen in anderen, ruzies op te lossen en verschillen te overbruggen. Ze ontwikkelen hun geweten en krijgen inzicht in de waarden en normen van de samenleving waarin ze opgroeien. In de buitenschoolse opvang is het belangrijk dat pedagogisch medewerkers deze ontwikkelingen herkennen en erop kunnen inspelen. Empathie en zelfcontrole is een voorwaarde voor het sluiten van vriendschappen. Hier hebben de kinderen sturing in nodig. Kinderen wordt geleerd rekening te houden met andere kinderen en pedagogisch medewerkers. Maar ook het opkomen voor zichzelf is een begeleidingsaspect.
Pedagogisch werkplan - BSO
C9
Daarnaast leert een kind een plaats in te nemen binnen de groep en de pedagogisch medewerker heeft oog voor het individuele kind binnen de groep. Zij helpt de kinderen om een balans te vinden tussen het rekening houden met anderen en het opkomen voor zichzelf.
Pedagogisch werkplan - BSO
C10
HET CONTACT MET OUDERS Mondelinge contacten De Flintstones kinderopvang is een kinderopvang waar rekening wordt gehouden met wensen van ouders. Klantvriendelijkheid is hierin een belangrijk aspect, waarbij de pedagogische werkwijze en regels natuurlijk wel in acht worden genomen. In eerste instantie verlopen de contacten via de pedagogisch medewerkers. Bij het brengen vertelt de ouder eventuele bijzonderheden over de afgelopen nacht, de gezondheid en het ontbijt. De pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat het gesprek op gang blijft en dat zij voldoende informatie krijgt omtrent het kind. De overdracht bij het halen gebeurt ook door de pedagogisch medewerker. Zij bespreekt de dag en eventuele bijzonderheden. Zij vertelt over het eetgedrag, speelgedrag, het slapen of over bijzondere momenten van de dag. Iedere ouder krijgt een overdracht. Wanneer het druk is in de groep wordt de overdracht wat korter gehouden en wordt de aandacht over de ouders verdeeld. Wanneer er vragen zijn of problemen die een pedagogisch medewerker niet kan beantwoorden of oplossen, dan stuurt zij de ouder door naar de leidinggevende of deelt zij de ouder mee dat zij zelf eerst binnen het team zal vragen of overleggen. De pedagogisch medewerker draagt dan zorg voor een terugkoppeling naar de ouder(s). Nieuws van de Flintstones kinderopvang Eens per maand krijgen de ouders een nieuwsbrief per e-mail. Dit is een nieuwsbrief met wetenswaardigheden over de opvang, jarige kinderen, nieuwe kinderen en kinderen die de opvang verlaten. Wanneer er meer nieuws is, verschijnt er een kinderkrant. Hierin worden leuke verhalen geschreven, krijgen de pedagogisch medewerkers de kans om iets over de groep te schrijven en is er meer ruimte om informatie kwijt te kunnen aan de ouders. De oudercommissie communiceert ook via de nieuwsbrief en de kinderkrant. Oudercommissie De Flintstones kinderopvang heeft een oudercommissie. Deze heeft verschillende taken die zijn vastgelegd in de Wet Kinderopvang. De oudercommissie werkt volgens een vastgesteld reglement dat op de website (www.deflintstones-kinderopvang.nl/missie) kan worden ingezien. De oudercommissie komt verspreid over het jaar bij elkaar. Meestal is dit in aanwezigheid van de directie van De Flintstones kinderopvang, maar soms ook zonder die aanwezigheid om zaken te bespreken die pas na intern overleg met de directie van De Flintstones kinderopvang besproken hoeven te worden. Pedagogisch medewerkers weten dat er een oudercommissie is en welke rol ze speelt binnen De Flintstones kinderopvang.
Pedagogisch werkplan - BSO
C11
ADMINISTRATIE EN COMMUNICATIE Iedere groep heeft een groepsmap, een agenda en een overdrachtsboekje. -
In de groepsmap bevinden zich de daglijsten, de schoonmaakroosters, de bijzonderhedenlijsten en gele kaarten, de dagindeling, aanvullende groepsregels en overige informatie. Ieder kind staat vermeld op de bijzonderhedenlijst.
-
In de agenda worden de kinderen vermeld die afwezig zullen zijn, de verjaardagen, de dag dat het verjaardagfeest wordt gevierd, de dag dat het verjaardagskaartje op de bus moet, de laatste dag van kinderen in de groep en andere tijdsafspraken.
-
In het overdrachtsboekje worden per dag bijzonderheden over het kind opgeschreven. Dit zijn bijzonderheden over de kinderen, over het thema, over de groep of zaken die doorgegeven zijn aan de groep door de leidinggevende.
Van ieder kind is een dossiermap aanwezig op een bereikbare plaats voor de pedagogisch medewerkers. Deze mappen zijn op kantoor te vinden. De dossiermap is voorzien van het intakeformulier. Na het intakegesprek wordt dit intakeformulier door alle pedagogisch medewerkers van de betreffende groep gelezen. Daarop is onder andere ook te lezen op welke dag het nieuwe kind zal starten. Na de eerste dag van het kind, moet de dossiermap netjes op kantoor worden opgeborgen. In de dossiermap worden ook de observatieformulieren verzameld. Zo blijft alle kind-informatie op één plek duidelijke plek bewaard.
Groepsorganisatie dagopvang
D1
ORGANISATIE IN DE GROEP Het begin van de dag Aan het begin van de dag zorgen de pedagogisch medewerkers van de vroege dienst voor koffie, kopjes, suiker en koffiemelk in de hal. Er wordt water gekookt voor thee en voor de waterkannen (flesvoeding). Indien nodig wordt de wasdroger leeg gehaald en een wasmachine gevuld en aangezet. De vaatwasser wordt uitgepakt. Eventuele flessen en spenen die gedroogd zijn, worden opgeruimd in de kastjes. De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat zij op tijd klaar staan om de ouders met hun kinderen te ontvangen in de groep. Op de groep zorgen de pedagogisch medewerkers er allereerst voor dat ze de overdracht lezen om te kijken welke bijzonderheden er over de groep of over bepaalde kinderen is vermeld. Ook bekijken ze de groepsagenda om te weten of er kinderen gepland afwezig zullen zijn. Bij het ontvangst van de kinderen en hun ouders, weet je door middel van het overdrachtsboekje altijd een aanknopingspunt voor een gesprekje. ‘Ik las dat hij al een fruithapje mee mocht eten.’ ‘Ik las dat hij voor het eerst bij opa en oma was wezen logeren.’ Voor kinderen, ouders en jezelf fijn dat je zo goed mogelijk op de hoogte bent. Dat creëert een gevoel van je thuis voelen. Elk kind heeft een eigen mandje of laatje. Zaken van de kinderen die meegenomen worden van huis, worden opgeborgen in die mandjes of laatjes. Knuffels of spenen gaan (eventueel na het afscheid) in de eigendomslaatjes. De spenen die op het kinderdagverblijf worden gebruikt, blijven op het kinderdagverblijf en worden opgeborgen in de spenenbak, welke volgens het schoonmaakrooster, wekelijks, wordt schoongemaakt. De spenen worden door de pedagogisch medewerkers uitgekookt. Kinderen houden schoenen aan om uitglijden te voorkomen. Schoenen mogen uit, maar dan moet het kind sokken of sloffen met profiel meenemen om aan te trekken. Bij binnenkomst van de kinderen wordt de daglijst ingevuld om te noteren welke kinderen aanwezig of afwezig zijn. Het dagprogramma na ontvangst Om 9.00 uur begint het dagprogramma en worden ouders verzocht de groep te verlaten. Ouders die hun kind later brengen, dienen kort afscheid te nemen. De pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat er een korte overdracht van thuis plaatsvindt. Het dagprogramma voor de kinderen wordt gevolgd volgens het pedagogisch werkplan. De pedagogisch medewerkers spreken samen af (gedurende dag) hoe de taakverdeling is. Wanneer een pedagogisch medewerker de groep moet verlaten, stemt zij dit af met haar collega. Er dient altijd een pedagogisch medewerker in de groep te zijn. Na het fruitmoment worden de tafels en het aankleedkussen schoongemaakt en worden eventuele schoonmaaktaken meegenomen. Na de broodmaaltijd worden de tafels, banken en vloer schoon gemaakt. Ook het aankleedkussen wordt weer meegenomen. Handdoeken worden vervangen. Na de verzorging van de kinderen, het naar bed brengen van de kinderen en het schoonmaken van de groep, worden eventuele kind-boekjes bijgewerkt. Groepsorganisatie dagopvang
D2
De inhoud wordt geschreven “over” het kind (en niet tegen het kind) en gaat om de beleving/belevenissen van een kind (dus niet alleen wat de groep heeft ondernomen). Dit vereist een degelijke observatie van de kinderen gedurende de dag. Ook in het overdrachtsboekje van de groep kan op dit moment geschreven worden. In de tussentijd gaan de pedagogisch medewerkers om de beurt pauze houden. Kinderen die niet meer slapen, spelen zelfstandig. De pedagogisch medewerker leert ze dit aan of kiest dit moment om extra aandacht aan de wakkere kinderen te geven. Wanneer alle kinderen wakker zijn, worden de bedjes verschoond. Op de bedjes/beddenoverzicht staat vermeld op welke dag het bed verschoond moet worden. Een opengeslagen dekentje betekent dat het bed beslapen is. Een dichtgeslagen dekentje betekent dat het beddengoed schoon is. Slaapzakjes worden pas gepakt vlak voor het gebruik. In de bedjes die niet verschoond worden, liggen de slaapzakjes met de rits open in het bedje. Na het fruitmoment van de middag worden de tafels schoongemaakt, knoeivlekken van de hoge banken verwijderd en eventuele aanwezige wastafels schoon gemaakt. Bij veel kruimels wordt de vloer geveegd. De magnetron wordt schoongemaakt en eventuele vlekken van flessen of bekers worden verwijderd van meubilair of magnetron. De pedagogisch medewerkers dragen zorg voor een schone, opgeruimde en nette keuken en zorgen ervoor dat de vuile was naar het washok wordt gebracht en dat de wasmachine en droger aangezet worden. Dit geldt tevens voor de vaatwasser. Deze dient ingepakt, aangezet en uitgepakt te worden. Aan het einde van de dag Tijdens het haalmoment zorgen de pedagogisch medewerkers voor een goed overzicht. De kinderen moeten zich ook tijdens dit moment aan de regels houden. Elk kind krijgt aandacht en wordt geholpen bij het zoeken naar spel of speelgoed. De pedagogisch medewerkers zorgen ook tijdens de overdrachten voor de kinderen, zodat de sfeer en de rust in de groep gewaarborgd blijft. Aan het einde van de dag ruimt de pedagogisch medewerker de groep op. Speelgoed wordt teruggezet op de plaats waar het hoort en zij laat de groep netjes en schoon achter. De vuilnisemmer wordt geleegd, ramen worden gesloten, de toiletten worden nagekeken, luieremmers worden geleegd (dit mag ook voor het moment dat de eerste leidster de groep gaat verlaten) en eventuele bijzonderheden van de overdrachten worden vermeld in het dagboekje. Bij het verlaten van de groep worden de lichten uit en de deuren dicht gedaan.
Groepsorganisatie dagopvang
D3
INRICHTING VAN DE GROEP De inrichting van de groep is gerelateerd aan de visie van De Flintstones kinderopvang. Dat wil zeggen dat de inrichting is afgestemd op de kinderen. Naar hun behoeften kunnen zij spelen en ontdekken. Het gevoel van welkom zijn, een plek mogen hebben binnen de groep en gelegenheid om verder te ontwikkelen, is aanwezig. Daarbij wordt er bij verandering van de inrichting goed gekeken naar de werkbaarheid, maar vooral ook naar de veiligheid. De pedagogisch medewerkers moeten overzicht kunnen houden over de groep. Bij een ingrijpende verandering van de inrichting dient met de leidinggevende overlegd te worden.
BABYGROEP Op de babygroep van 0-2 jaar is de groepsorganisatie verdeeld in twee soorten leeftijdsgroepen. Voor kinderen tot ca. 1 jaar volgen wij het ritme van thuis als uitgangspunt. Hun kind-informatie schrijven we op gele kaarten (zie hieronder het voorbeeld) zodat het voor pedagogisch medewerkers (en stagiaires) zichtbaar is welke specifieke verzorging het kind nodig heeft. Let er op dat het belangrijk is de informatie up to date te houden in overleg en samenwerking met de ouders. Vanaf ca. 1 jaar draaien de kinderen mee met het dagritme vanuit het pedagogisch werkplan. Voorbeeld gele kaart
LOTJE 28 AUG 2008 9.15
fruithap + diksap
11.30 broodje + cracker + fles (Nutrilon 2) 180 cc + 6 schepjes 15.30 fruithap + diksap + koekje ’s morgens en ’s middags slapen speen + knuffel
De pedagogisch medewerkers dragen zorg voor een rustige sfeer in de groep. Dit kan bereikt worden door elk kind aan het begin van de dag een geschikte plek te geven. Dit kan in de box zijn op het speelkleed of aan tafel. De pedagogisch medewerker zorgt dat elk kind kan spelen. Zij houdt tijdens de overdrachten de kinderen in het oog en verzorgt de kinderen, terwijl zij de overdracht doet met de ouder. Wanneer de pedagogisch medewerker het eerste of laatste uur alleen op de groep staat, zijn alle kinderen zoveel mogelijk in de groep (dus niet in de slaapkamer).
Ouders met hele jonge kinderen vinden het vaak moeilijk om afscheid te nemen. De pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat de ouder niet te lang blijft, wanneer de groep onrustig wordt. Zij begeleidt de ouder in het afscheid, toont begrip en helpt de ouder afscheid te nemen van het kind. Meer informatie over afscheid nemen, lees je op pagina B9 en B10 uit de module pedagogisch werkplan.
Groepsorganisatie dagopvang
D4
De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat de tijd dat kinderen in een wipstoel doorbrengen, beperkt is. Jonge kinderen spelen of rusten vooral liggend op een speelkleed of in de box. Baby’s slapen op hun rug in verband met het gevaar op wiegendood. Wanneer ouders willen dat baby’s op hun buik slapen, dan moet dit worden overlegd met de leidinggevende. Ouders moeten hiervoor een verklaring ondertekenen. Op de bijzonderhedenlijst in de groepsmap wordt vermeld dat het kind op de buik mag slapen. Na het crackermoment, vanaf ongeveer 9.30u, gaat één pedagogisch medewerker de flessenvoeding klaarmaken in de keuken. Hiervoor volgt zij het flessenprotocol. Ze zorgt ervoor dat ze zo snel mogelijk terug is op de groep. De gebruikte flessen en spenen worden omgespoeld en verzameld gedurende de dag in een daarvoor bestemde bak. Als het flessen- spenenrek vol is gaan de flessen en spenen in de vaatwasser.
Groepsorganisatie dagopvang
D5
E. ORGANISATIE IN DE GROEP Het begin van een vakantiedag Aan het begin van de dag zorgen de pedagogisch medewerkers van de vroege dienst voor koffie, kopjes, suiker en koffiemelk in de hal. Er wordt water gekookt voor thee en voor de waterkannen (flesvoeding). Indien nodig wordt de wasdroger leeg gehaald en een wasmachine gevuld en aangezet. De vaatwasser wordt uitgepakt. Eventuele flessen en spenen die gedroogd zijn, worden opgeruimd in de kastjes. De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat zij op tijd klaar staan om de ouders met hun kinderen te ontvangen in de groep. Spullen die meegenomen worden van huis, worden opgeborgen op een centrale bewaarplek. Er mag in de vakantie gespeeld worden met meegebracht speelgoed. De pedagogisch medewerker bepaalt welk soort speelgoed toegestaan is en spreekt met het kind af wanneer en hoe lang er mee gespeeld mag worden. Tot die tijd ligt het speelgoed op de centrale bewaarplek. Kinderen mogen hun schoenen uitdoen om te gaan spelen in de groep. De schoenen worden opgeborgen bij de kapstokken, bereikbaar voor de kinderen. Na binnenkomst van de kinderen wordt de daglijst ingevuld om te noteren welke kinderen aanwezig of afwezig zijn. Bijzonderheden die door ouders over de kinderen worden doorgegeven, worden direct genoteerd in het overdrachtsboekje of de agenda. In geval van het meebrengen van medicijnen, laat de pedagogisch medewerker de ouder de medicijnovereenkomst invullen en bespreekt de pedagogisch medewerker de inhoud hiervan met de ouder. Het begin van een schoolmiddag Wanneer de kinderen uit school zijn gehaald, wassen zij eerst de handen en gaan zij aan tafel zitten om fruit te eten, thee of limonade te drinken en eventueel een koekje of een cracker. Wanneer kinderen tussen de middag komen, gaan zij, na het handen wassen, aan tafel voor het broodmoment. In principe wordt de middag altijd tegelijk begonnen. De kinderen wachten even aan tafel totdat alle kinderen binnen zijn en aan tafel zitten. Wanneer het erg lang duurt voordat de laatste kinderen binnen zijn, wordt een uitzondering gemaakt. De eerste kinderen kunnen dan vast starten of mogen eerst nog even spelen. De pedagogisch medewerker beslist welke mogelijkheid zij kiest. Zij stelt dit vast afhankelijk van de kinderen en de samenstelling van de groep. Voor het broodmoment geldt dit niet, hiermee wordt altijd tegelijkertijd gestart. De pedagogisch medewerkers houden in het oog dat het tafelmoment een gezellig moment is, maar tegelijkertijd ook even een rustig moment voor de kinderen om bij te komen van school. Wanneer de kinderen de fruitmaaltijd op hebben, mogen zij gaan spelen. Ze hoeven niet te wachten totdat iedereen uitgegeten is.
Groepsorganisatie BSO
E1
Het dagprogramma Het dagprogramma voor de kinderen wordt gevolgd volgens het pedagogisch werkplan. De pedagogisch medewerkers spreken samen af gedurende de dag hoe de taakverdeling is. De pedagogisch medewerkers bieden elke dag een bijzondere activiteit aan (knutselen, spel, buitenactiviteit, kringspel, etc.). De bedachte activiteiten kunnen een keuzeaanbod betekenen voor een aantal weken. De kinderen kiezen of ze hier aan deel willen nemen of niet. De pedagogisch medewerkers stemmen hun aanbod af op de behoefte en interesses van de kinderen. Na het fruitmoment of broodmoment worden de tafels schoongemaakt, en knoeivlekken van de hoge banken verwijderd. Bij veel kruimels na het brood eten wordt de vloer geveegd. De kinderen moeten kunnen spelen aan schone tafels en kunnen zitten op schone banken. De pedagogisch medewerkers dragen zorg voor een schone, opgeruimde en nette keuken en zorgen ervoor dat de vuile was in de wasmand komt en aan het einde van de dag naar het washok wordt gebracht en dat de wasmachine en droger aangezet wordt als dit op dat moment nodig is. Dit geldt tevens voor de vaatwasser. Deze dient ingepakt te worden, aangezet en uitgepakt te worden. Aan het einde van de dag Tijdens het haalmoment zorgen de pedagogisch medewerkers voor een goed overzicht. De kinderen moeten zich ook tijdens dit moment aan de regels houden. Elk kind krijgt aandacht en wordt geholpen bij het zoeken naar spel of speelgoed. De pedagogisch medewerkers zorgen ook tijdens de overdrachten voor de kinderen, zodat de sfeer en de rust in de groep gewaarborgd blijft. Aan het einde van de dag ruimt de pedagogisch medewerker de groep op. Speelgoed wordt teruggezet op de plaats waar het hoort en zij laat de groep netjes en schoon achter. De vuilnisemmer wordt geleegd, ramen worden gesloten, de toiletten worden nagekeken en eventuele bijzonderheden van de overdrachten worden vermeld in het dagboekje. Bij het verlaten van de groep worden de lichten uit en de deuren dicht gedaan.
Groepsorganisatie BSO
E2
INRICHTING VAN DE GROEP De inrichting van de groep is gerelateerd aan de visie van De Flintstones kinderopvang. Dat wil zeggen dat de inrichting is afgestemd op de kinderen. Naar hun behoeften kunnen zij spelen en ontdekken. Het gevoel van welkom zijn, een plek mogen hebben binnen de groep en gelegenheid om verder te ontwikkelen, is aanwezig. De inrichting dient rustig en overzichtelijk te zijn. Daarbij wordt er bij verandering van de inrichting goed gekeken naar de werkbaarheid, maar vooral ook naar de veiligheid! De pedagogisch medewerkers moeten overzicht kunnen houden over de groep. Bij een ingrijpende verandering van de inrichting dient met de leidinggevende overlegd te worden. Een uitdagende speel- leef- en beleefwereld is op de BSO van belang. De ruimte moet voor alle kinderen de mogelijkheid bieden om zich alleen of in groepsverband terug te trekken en om in zowel kleine als grote groepen activiteiten uit te voeren. Zo zal er de mogelijkheid moeten zijn om met de groep iets te drinken, of ergens te rusten. Met deze reden is er bijv. een grote tafel voor eetmomenten en activiteiten en speciaal voor de jongens en meisjes een ingerichte kamer om zich terug te kunnen trekken. Door de flexibele indeling kan het zo aangepast worden, maar is er altijd voldoende ruimte om vrij te spelen en te ontdekken.
Groepsorganisatie BSO
E3
F. THEMATISCH WERKEN
Bedenken van een thema Een thema kan worden bedacht naar aanleiding van een gebeurtenis in de groep, naar aanleiding van iets waar de kinderen vaak over praten of naar aanleiding van spel dat kinderen uitvoeren en waarbij aangesloten wordt. De pedagogisch medewerkers bedenken samen meerdere thema’s en daaruit wordt één thema gekozen. Er zijn een aantal belangrijke uitgangspunten om een thema te kiezen: -
Het thema moet aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen en toepasbaar zijn binnen het gemiddelde ontwikkelingsniveau van de groep.
-
Er moet voldoende materiaal te vinden zijn over het thema, zoals boekjes, liedjes, speelgoed of speelmaterialen.
-
Het thema moet goed uit te voeren zijn. Zowel voor de kinderen (het niveau) als voor de pedagogisch medewerkers (de sturing die gegeven moet worden)
-
Het thema moet binnen het budget passen. Er moet dus nagedacht worden over zaken die aangeschaft moeten worden en materialen die al wel aanwezig zijn.
Tijdens het bedenken van het thema komen er al vaak leuke activiteiten naar boven, ideeën om in de groep te doen of in de kring. De pedagogisch medewerkers schrijven deze tips voor zichzelf alvast op een lijstje, zodat dit lijstje later gebruikt kan worden bij de uitwerking van alle activiteiten. De pedagogisch medewerkers zorgen dat ervoor dat er voor een jaar een thema-invulling is bedacht als richtlijn. Hier mag van afwijken worden wanneer men merkt dat er bij kinderen iets anders leeft of dat er binnen Nederland of de wereld iets anders aan de orde is. Denk bijvoorbeeld aan een festiviteit binnen het koninklijk huis, het EK/WK en andere plotselinge of geplande grote momenten. De voorbereiding van het thema De voorbereiding van het thema bestaat uit een stappenplan. 1. De pedagogisch medewerkers gaan brainstormen over de inhoud van het thema. Brainstormen betekent dat er samen hardop nagedacht wordt. Er wordt bepaald welke richting gegeven wordt aan het thema (zie voorbeeld). Er worden activiteiten bedacht en genoteerd op een lijst met ideeën.
Thematisch werken
F1
2. Er wordt afgesproken wie welke activiteiten gaat voorbereiden, uitvoeren of klaarmaken voor de start van het thema. Dit kan genoteerd worden zodat de lijst van taken duidelijk is voor iedereen. 3. Het themaweb wordt gemaakt (zie voorbeeld). Het themaweb is te vinden in de bijlage en ook op de Flintschijf staat een web wat de pedagoog of leidinggevende zo uit kan printen. Aan de hand de ideeënlijst van stap 1 worden activiteiten gekozen en door het te structureren ontstaan er aanvullingen op de activiteiten. 4. Er wordt een planning gemaakt voor de start van het thema. Uit elke categorie van activiteiten wordt iets gekozen om mee aan de slag te gaan. Deze activiteiten worden zodanig gekozen dat ze samenhangend zijn, dus op elkaar aansluiten. Tijdens de start is het de bedoeling dat het thema voor de kinderen visueel gemaakt wordt, dat het thema gaat leven bij de kinderen en dat bijhorende begrippen uitgelegd worden. 5. De groep wordt zodanig ingericht dat de kinderen bezig kunnen zijn met het thema (themaweb: constructief groep). Dit kan zijn: een themahoek, een verteltafel, een kijktafel of een ontdekplaats. De groep wordt voorzien van materialen die duidelijk maken dat er de komende periode met het thema gewerkt wordt. Dit kan zijn: een schildering op de deur, plaatmaterialen aan de wand of andere versieringen in het kader van het thema. 6. Alle materialen die de eerste week of de eerste weken nodig zijn, worden verzameld (boekjes, liedjes, speelgoed, themamaterialen) en klaargemaakt voor gebruik. De start van het thema Het thema wordt verteld aan de kinderen tijdens het kringmoment. De kinderen krijgen te horen wat het thema zal zijn en de pedagogisch medewerkers praten samen met de kinderen over het thema. Wat weten de kinderen en wat weten ze nog niet, wat vragen de kinderen en wat vertellen de kinderen zelf. Dit zijn belangrijke gegevens voor de pedagogisch medewerkers om het thema een vervolg te geven. Het thema kan ingeleid worden door een verhaal of boekje, door een liedje of door het praten aan de hand van materialen. Ook kan het zijn dat het thema ingeleid wordt door een buitenactiviteit (zie voorbeeld). Na de inleiding vertellen de pedagogisch medewerkers waar de kinderen mee kunnen spelen in het kader van het thema, uit welke creatieve activiteiten ze kunnen kiezen en waar ze al deze bezigheden kunnen vinden. Het is belangrijk dat kinderen keuzevrijheid hebben in het kiezen van een activiteit en dat zij deze activiteit persoonlijk kunnen kiezen en dus niet alleen in groepsverband. Zo kan het zijn dat Thematisch werken
F2
gedurende een uur in de groep twee kinderen aan het knutselen zijn, drie kinderen in de themahoek spelen, twee kinderen aan de verteltafel spelen en de rest van de kinderen heeft gekozen voor andere activiteiten, losstaand van het thema. Met andere woorden: de kinderen bepalen zelf met welke activiteit zij zich bezig houden. De pedagogisch medewerkers zijn dus verantwoordelijk voor een variërend aanbod. Het vervolgen van een thema Een thema kan 2 maanden tot 4 maanden duren (minimaal 6 weken). Het themaweb wordt iedere keer aangevuld met nieuwe ideeën of nieuwe richtingen. Belangrijk is om te kijken en te luisteren naar kinderen. Wat vinden ze leuk om te doen, wat daagt hen uit en wat is zinvol voor ze. Dit zijn de uitgangspunten om verder te gaan. De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat het themaweb continu vooruit loopt op de huidige activiteiten met de kinderen, zodat er telkens op tijd iets nieuws geboden wordt. Belangrijk is dat het thema niet “dood” loopt. Hier moeten de pedagogisch medewerkers voor zorgen. Soms zijn kinderen heel lang geïnteresseerd in een bepaald aanbod en soms zijn ze sneller uitgekeken en uitgeluisterd. De pedagogisch medewerkers handelen hier naar en haken in op de behoefte die er bestaat bij de kinderen om het thema “levend” te houden. Er komt een moment dat de kinderen een uitbreiding van hun woordenschat hebben gehad, dat alle creatieve activiteiten zijn gedaan, dat er niets nieuws meer te verzinnen is, dat de kinderen zijn uitgekeken of dat een nieuwe periode aanbreekt (denk aan sinterklaas, kerst of een ander seizoen waarbinnen het thema niet meer past). Dit is het moment dat het thema afgesloten moet worden samen met de kinderen. Het afsluiten van een thema Het thema wordt afgesloten door het af te ronden met de kinderen. Dit kan zijn door een gezamenlijke activiteit (een bezoekje aan…, een groepswerk of een afsluitweek met korte gesprekjes). De groep wordt opgeruimd (al dan niet samen met de kinderen) en terug gebracht in de oorspronkelijke staat. De pedagogisch medewerkers evalueren samen het thema, door een themamap samen te stellen waarin de waardevolle materialen bewaard worden (zoals het themaweb, plaatmateriaal, foto’s van de creatieve activiteiten, kopieën van verhalen of een liedjeslijst). Samen wordt besproken welke activiteiten bij de kinderen aansloegen, wat de kinderen geleerd hebben, wat de volgende keer anders zou moeten en hoe het verloop is geweest.
Thematisch werken
F3
De kaders Om thematisch te werken zijn een aantal kaders van toepassing. De kaders zijn: 1. Het thema moet breed zijn, om zo voldoende activiteiten te kunnen ontwikkelen. Je kunt beter kiezen voor: het thema ‘huis’ dan voor een thema ‘mijn slaapkamer’ het thema ‘in het bos’ dan voor het thema ‘boom’ het thema ‘ziek zijn’ dan voor het thema ‘dokter’ het thema ‘planten’ dan voor het thema ‘de bloem’ 2. Het thema moet binnen het begripsveld van de kinderen liggen. Het begrip “herfst” is voor een kind van 2 jaar niet voldoende te begrijpen, maar het thema “in het bos” wel, terwijl je als pedagogisch medewerker aspecten van de herfst hier toch in kunt verwerken. Vraag jezelf dus continu af: “begrijpen mijn kinderen de woorden die ik gebruik?” 3. Het thema moet uitdagend zijn. Een thema moet kunnen uitlokken tot meerdere soorten activiteiten en leermomenten. Zie ook punt 1. Pedagogisch medewerkers geven sturing en richting naar aanleiding van het kijken en luisteren naar de kinderen. Dat heeft als gevolg dat er regelmatig bijgestuurd moet worden en men niet altijd ver vooruit kan bepalen wat er gaat gebeuren. De kinderen worden gestimuleerd en uitgedaagd om deel te nemen aan de activiteiten. De pedagogisch medewerkers houden overzicht over de kinderen door scherp te zijn op het individuele kind. Zij proberen het aanbod zo te creëren dat ieder kind betrokken wordt bij het thema. Het ene kind wil altijd hiermee bezig zijn en het andere kind niet zo vaak. Dat verschil mag er zijn, maar kinderen die nooit een activiteit uit het aanbod kiezen, worden door de pedagogisch medewerkers extra gestimuleerd door een stukje persoonlijke aandacht en stimulans. 4. Het thema wordt gepland in weken, omdat de kinderen over het algemeen niet elke dag komen. Zo krijgt ieder kind de kans om alle aspecten mee te krijgen. Er wordt rekening gehouden met het feit dat de frequentie van het bezoeken van de groep verschillend is. Voor de kinderen die meerdere dagen per week komen, moet het aanbod groot genoeg zijn. Uit dit aanbod kunnen kinderen die minder vaak komen ook hun keuze maken. De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat de kinderen bij de creatieve activiteiten in ieder geval uit 3 activiteiten kunnen kiezen. Het themaweb In de bijlagen is het themaweb te vinden, dat gekopieerd en ingevuld kan worden. Er zijn vaste onderdelen die gebruikt worden om het thema vorm te geven.
Thematisch werken
F4
Verhalen: De verhalen die gezocht worden, komen uit boeken, uit tijdschriften of van internet. Op het web wordt vermeld welke verhalen voorgelezen gaan worden en waar ze te vinden zijn. Eventueel wordt een verhaal gekopieerd of geprint en aan de themamap toegevoegd, zodat dit verhaal snel opgezocht is. Liedjes/versjes: Uit liedjesboeken, van internet of uit andere bronnen worden liedjes en versjes gezocht die te maken hebben met het thema. Er wordt een kopie gemaakt voor in de themamap, zodat iedere pedagogisch medewerker de tekst (en eventueel de melodie) kan nazien. Speelgoed: Uit de groep wordt al het speelgoed verzameld dat bij het thema gebruikt kan worden. Dit kunnen puzzels zijn, spelletjes, ander speelgoed of een bak met kartonnen boekjes. Constructief groep: Hier wordt vermeld hoe de groep er uit gaat zien. Dit kan een themahoek zijn, een verteltafel, een ontdekplaats of de materialen die opgehangen kunnen worden. Wereldverkenning: Bij elk thema wordt iets bedacht om met de kinderen naar toe te gaan. Dit kan een bezoekje aan iets zijn, maar ook een buitenactiviteit of juist iemand die in de groep komt in het kader van het thema. Creatieve activiteiten: Hier komen de knutselactiviteiten te staan die bedacht zijn in het kader van het thema. De pedagogisch medewerkers dragen zorg voor een aanbod waarin verschillende technieken toegepast kunnen worden bij de verschillende activiteiten. (denk aan: plakactiviteiten, knippen, verven, kleuractiviteiten, etc.). Ook de materialen die gebruikt worden zijn gevarieerd (zoals papier, stof, plakkaatverf, waterverf, kleurpotloden of wascokrijtjes). Kringgesprek: Hieronder wordt vermeld wat er in het kringgesprek aan bod komt. Dit kan gaan over de inhoud van het gesprek, een proefje uitvoeren, uitleg van activiteiten, praten over een vertelplaat of een foto. De verhalen en liedjes staan hier los van, ondanks dat deze ook aangeboden worden tijdens het kringgesprek. Voorbeelden Voorbeelden van thema’s zijn: -
kleuren baby het huis bouwen de kapper
-
ik dieren op de boerderij water of waterdieren het weer vogels
- in het bos - kleren
Hieronder volgt een voorbeeld van een uitgewerkt thema: In het bos Het thema is bedacht naar aanleiding van het feit dat de pedagogisch medewerkers van een peutergroep iets met de herfst wilden gaan doen. Het is begin september en de herfst is nog niet Thematisch werken
F5
ingetreden. De pedagogisch medewerkers wilden de kinderen laten ervaren hoe het herfst wordt en de veranderingen in de natuur laten beleven. Stap 1 Er is gebrainstormd over de verschillende aspecten van het bos. Uiteindelijk werd gesteld dat de volgende onderdelen van belang zijn: planten en dieren in het bos. Hierop werd een lijst gemaakt van inhouden. -
bomen, stam, bladeren, takken, kastanjes, eikels, mos, beukennootjes, paddenstoelen dieren: spinnen, egels, eekhoorns, vogels
Vervolgens is een lijst gemaakt met allerlei activiteiten die op tafel kwamen. Onder andere: uitje naar het bos nu en in de herfst, fotograferen, kastanjes zoeken en rijgen, gezochte materialen in de watertafel (ontdekbak), themahoek, verteltafel van Bobbi in het bos, versje met spinnen met handpop (spin van zwarte handschoen), slakken kleien, bosmandje maken, bladeren stempelen, bladeren drogen en plakken, boom verven met een foto als voorbeeld, met de kinderen een boom in de groep maken, egeltjes kleien en cocktailprikkers gebruiken voor de stekels. Stap 2 De taken worden verdeeld. Pedagogisch medewerker A zorgt voor de aankleding van de groep, pedagogisch medewerker B maakt de bakken met creatieve activiteiten klaar en pedagogisch medewerker C bundelt alle andere activiteiten, zoals speelgoed, boekjes, puzzels etc. Men spreekt af dat een ieder op zoek gaat naar liedjes en verhaaltjes en deze meeneemt naar de groep. Stap 3 Het themaweb wordt gemaakt. Als eerste worden de activiteiten ingevuld die de eerste weken aan bod zullen komen. Naar aanleiding van de ideeënlijst kan het web worden aangevuld. Ook de ideeënlijst kan continu aangevuld worden.
Thematisch werken
F6
THEMAWEB
VERHALEN Bobbi in het Bos Allemaal bladeren Herfst in het bos Dieren in het bos Jip en Janneke
SPEELGOED wereldspelmateriaal seizoenenpuzzel de speelboom
LIEDJES/VERSJES Onder hele hoge bomen Spinnetje Spinnetje Op een grote paddenstoel Zie je kastanjes
In het bos CREATIEVE ACTIVITEITEN boom/bos schilderen boom in de groep maken egeltje kleien kastanjes rijgen spin maken van papier bladeren stempelen of opplakken en spatten
WERELDVERKENNING foto’s van bomen in de buurt kastanjes zoeken bladeren verzamelen
CONSTRUCTIEF GROEP themahoek ontdekhoek verteltafel deurschildering fotomateriaal
Stap 4 Er wordt een planning gemaakt voor de opstart van het thema. De 1e week zal de groep aangekleed worden, zal het boekje Bobbi in het bos voorgelezen worden en aan de verteltafel kan gespeeld worden. Samen met de kinderen gaan we de eerste kastanjes zoeken, verschillende bladeren en takken en deze leggen we in de ontdekbak. Op de deur komt een raamschildering met de titel van het thema. We gaan met de kinderen in de buurt bomen bekijken en deze op de foto zetten, zodat we die in de groep kunnen op hangen. We leren de kinderen het lied: Onder hele hoge bomen. De 2e week gaan we met de kinderen naar het bos. We organiseren op een dag een bosuitje en nodigen de kinderen, die deze dag geen opvang hebben, uit om samen met hun ouder(s) ook te komen. We lezen een nieuw boekje voor en leren een nieuw lied aan. Het verzamelen van de materialen gaat door, de verteltafel ook en de themahoek wordt verder aangekleed. We bieden een creatieve activiteit aan: een boom schilderen, tekenen of plakken. Tijdens de kringmomenten lezen we voor, zingen we en houden we gesprekjes over het bos en wat we daar denken te vinden. De 3e week zal bestaan uit meer creatieve activiteiten. Activiteiten met bladeren (beschilderen, stempelen, plakken en rijgen) en de activiteiten van de tweede week worden ook weer Thematisch werken
F7
aangeboden. We proberen deze week de herfst in te leiden door een boekje over de herfst te gebruiken, liedjes te zingen en te bespreken wat er gebeurt met de natuur wanneer het herfst is. In de derde week gaan we opnieuw plannen en bedenken hoe we verder gaan. Misschien al met de dieren in het bos of misschien nog even verder met de herfst in het bos. In de 4e week van het thema worden de dieren in het bos erbij gehaald. Stap 5 De groep wordt aangepast wat betreft de inrichting. De verteltafel wordt gemaakt en de plaats van de themahoek wordt vast gesteld. De watertafel wordt klaar gezet. Er worden boekjes over het bos gezocht en gekocht en het speelgoed dat in de groep aanwezig is en met het thema te maken heeft, wordt verzameld en op een speeltafeltje in de themahoek gezet. Het thema wordt vervolgd met uitbreiding van de activiteiten. Telkens weer door de stappen te herhalen en te overleggen met de collega pedagogisch medewerkers. Het thema zal in ieder geval half november afgesloten worden, omdat dan de Sinterklaasactiviteiten starten. Met deze tijdsplanning wordt rekening gehouden.
De verteltafel
De ontdektafel
Voorbeeld creatieve activiteiten Boom/bos schilderen Nadat de pedagogisch medewerkers met de kinderen hebben gekeken en besproken hoe een boom eruit ziet (stam, takken, bladeren) mogen de kinderen zelf een boom maken. Ze kunnen kiezen uit knippen/plakken, een boom verven of een boom met wascokrijt tekenen. Dit wordt aangeboden tijdens het kringgesprek. De pedagogisch medewerkers leggen de materialen klaar en hangen voor de kinderen foto’s van bomen op, zodat ze terug kunnen zien hoe een boom eruit ziet.
Thematisch werken
F8
De kinderen maken de boom zelf, dus er wordt geen voorbeeld gemaakt en de pedagogisch medewerker begeleidt niet door zelf te tekenen of te knippen. Ze helpt het kind door vragen te stellen (bijvoorbeeld: wat maak je eerst?, welke kleur gebruik je?, waar teken/plak je dat?). De pedagogisch medewerker helpt het kind een stapje verder door ook eisen te stellen. (bijvoorbeeld: “Ik mis nog iets, waar zijn de takken?” Of “Ik zie 1 blaadje, dat heb je mooi gedaan, zijn er nog meer blaadjes aan de boom, maak ze dan maar”. Wanneer een kind begrijpt en ziet hoe je een boom maakt, kun je de activiteit uitbreiden door een kind een bos te laten maken. Een bos bestaat uit veel bomen en dat kan het kind vervolgens gaan schilderen of tekenen. Slak of egel kleien Er wordt een bak gemaakt voor activiteiten met klei. De kinderen kunnen een egeltje maken van klei of een slak rollen van klei. Ook kunnen kinderen kiezen voor het maken van een spin van een zwart rond vouwblad. Deze activiteiten worden naast het maken van een bos aangeboden. De keuzemogelijkheden worden nu dus uitgebreid. Wanneer de paddenstoelen besproken gaan worden, wordt de bak uitgebreid met het kleien van een paddenstoel en er komt een bak bij met het maken van een paddenstoel door te vouwen. Met andere woorden: Na ongeveer 6 weken zijn de volgende creatieve activiteiten aanwezig in de groep waaruit de kinderen kunnen kiezen: -
boom/bos schilderen, kleuren of tekenen egeltje of slak kleien spin maken van papier paddenstoel kleien of vouwen
Thematisch werken
F9
G. RICHTLIJNEN VERZORGING De verzorging van de kinderen gebeurd volgens de verzorgingsafspraken die gemaakt zijn. Hieronder volgen de richtlijnen ten aanzien van de luierverschoningen, kledingvervanging, omgaan met voeding van de kinderen en lichamelijke verzorging van de kinderen. Luier verschonen Na elke maaltijd worden alle kinderen verschoond. De kinderen worden uitsluitend verschoond op de daarvoor bestemde commode, op het verschoonkussen. De pedagogisch medewerker maakt het verschoningsgebied goed schoon met behulp van doekjes en een spray - zowel bij plasluiers als poepluiers. De pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat de juiste maat luier gebruikt wordt en deze doet zij op een correcte wijze om. Dat wil zeggen dat zij er zorg voor draagt dat de luier goed om de billen sluit en dat zij de plakstrips netjes vast maakt. Na de verschoning maakt de pedagogisch medewerker het verschoonkussen schoon met een desinfecterende spray. Zij doet dit door op het papieren/stoffen doekje te sprayen en niet op het kussen of de mat (in verband met ongezonde verneveling). Na de verschoonronde gaat het doekje in de prullenbak/wasmand. Bij vervuiling met ontlasting, gaat het doekje ook direct in de was en pakt de pedagogisch medewerker een schoon doekje. In principe verschoont de pedagogisch medewerker het kind altijd - ook wanneer de ouder erbij is. Dit in verband met het hygiëneprotocol. Wanneer kinderen kort voor het verschoonmoment al een schone luier hebben gekregen in verband met een volle luier of een poepluier, dan controleert de pedagogisch medewerker eventjes. Is deze droog, dan blijft de luier om. Is deze niet droog, dan krijgt het kind een nieuwe schone luier om. Wanneer kinderen een volle luier of poepluier hebben nadat zij geslapen hebben, dan verschoont de pedagogisch medewerker het kind. Wanneer de luier nog niet vol is, kleedt de pedagogisch medewerker het kind aan en wacht zij met de verschoning tot het vaste verschoonmoment. Bij de jongste kinderen die nog een ritme van thuis volgen, bestaat geen vast verschoonmoment. In principe wordt ook hier aangehouden dat het verschonen na de voedingen plaats vindt. Wanneer dit niet kan, zorgt de pedagogisch medewerker ervoor dat het kind verschoond wordt voordat het naar bed gaat, zodat een baby maar één keer op de commode hoeft te liggen om te verschonen en uit te kleden. De pedagogisch medewerkers zorgen er zo veel mogelijk voor dat de kans op rode billen en luieruitslag gering blijft, door bijvoorbeeld tijdig te verschonen. Bij een poepluier wordt er direct verschoond en de pedagogisch medewerkers verschonen aan het einde van de dag extra zodat de kinderen geen volle luier hebben wanneer zij door de ouders gehaald worden. In geval van beginnende rode billen, gebruikt de pedagogisch medewerker een billencrème om de huid rustig te maken. Vuile luiers worden verzameld in de luieremmer en deze wordt regelmatig geleegd, zodat er geen nare geurtjes ontstaan in de groep. Kleding vervangen De kleding van kinderen wordt vervangen wanneer een kind gespuugd heeft, geknoeid heeft of wanneer de kleding erg vervuild is tijdens het verblijf bij De Flintstones kinderopvang.
Richtlijnen verzorging
G1
De pedagogisch medewerker trekt het kind eigen reservekleding of schone kleding van het kinderdagverblijf aan en doet de vuile kleding in een zakje. Bij ernstige vervuiling - zoals bij overgeven of veel ontlasting - spoelt de pedagogisch medewerker de kleding uit voordat de kleding in een zakje wordt gedaan. In uiterste gevallen wast de pedagogisch medewerker de vuile kleding mee in de wasmachine. De kleding wordt dan schoon en droog in het eigendomslaatje van het kind gelegd. Aan ouders wordt gevraagd om de kleding van het kinderdagverblijf te wassen en vervolgens mee terug te nemen, zodat de voorraad met reservekleding op peil blijft. Uitgangspunt is dat kinderen (redelijk) schoon weer worden meegegeven aan de ouders. Kleding hoeft niet vervangen te worden wanneer het normaal vervuild is door het spelen in de groep of buiten. Omgaan met voeding van de kinderen Pedagogisch medewerkers gaan hygiënisch om met voeding en het bereiden daarvan. In een kinderdagverblijf verblijven kinderen die kwetsbaar zijn voor het onhygiënisch omgaan met voeding. Kinderen kunnen erg ziek worden van het onjuist bereiden van voedsel of het verkeerd bewaren ervan. Daarom zijn er richtlijnen die de basis vormen van het omgaan met de voeding. Drinken: Vruchtenmix en diksap worden in de groep aangemaakt in de bekers met water uit schone waterkannen. Deze waterkannen worden in de keuken gevuld. De pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat de kinderen uit een schone beker drinken en dat deze beker niet gepakt wordt door een ander kind. Drinken dat over blijft, wordt weggegooid. Flesvoeding: De pedagogisch medewerker draagt zorg voor het volgen van het flessenprotocol. Elke voeding gaat in een schone fles met een schone speen. De doppen van de flessen zijn voorzien van de naam van het kind. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van flessen van het kinderdagverblijf. Flesvoeding wordt aangemaakt met (afgekoeld) gekookt water. Fruit- en groentepotje: Voeding uit potjes wordt met een schoon lepeltje in een schaaltje geschept. Wanneer er voeding over is, wordt het deksel voorzien van dag en dagdeel van opening (bijv. di.mo = dinsdagmorgen) en wordt bewaard in de koelkast. De voeding wordt niet langer dan 2 dagdelen bewaard. Voor het geven van een fruithapje of groentehapje wordt per kind een schoon lepeltje gebruikt. Een fruithapje of groentehapje wordt alleen gegeven uit een schaaltje voor een fruitmoment. Er wordt geen fruithap op brood gesmeerd of een paar hapjes tussendoor gegeven. Broodmaaltijd: Alles wat nodig is voor de broodmaaltijd wordt uit de keuken gehaald en bereid aan tafel, terwijl de kinderen er omheen zitten. De pedagogisch medewerker zorgt voor een schone omgeving en schone handen. Bij het geven van smeerworst en smeerkaas denken we erom dat de kinderen niet meer dan de toegestane hoeveelheid van deze producten binnenkrijgen. Brood wordt voornamelijk gebruikt op de dag dat het uit de vriezer gehaald wordt - of de dag erop. Vleeswaren, smeerworst en smeerkaas worden bewaard tot op de laatste dag voor een sluitingsdag of meerdere sluitingsdagen (dus voor het weekend of feestdagen). Op die dag worden deze producten uit de koelkast verwijderd en weggegooid. Gekoelde producten worden na gebruik direct teruggezet in de koelkast. Pedagogisch medewerkers controleren alle producten voor elk gebruik op de houdbaarheidsdatum. Bij opening van een product wordt direct de datum van opening op het product genoteerd om te Richtlijnen verzorging
G2
weten hoelang producten geopend zijn. Tevens worden de overige producten in de koelkast elke dag gecontroleerd op de houdbaarheidsdatum. Lichamelijke verzorging van kinderen De lichamelijke verzorging van kinderen is een belangrijk kwaliteitsaspect. De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat de kinderen met een schoon gezicht rondlopen. Bij het hebben van ‘looporen’, zorgt een pedagogisch medewerker extra voor reinheid en hygiëne. Na het slapen kamt de pedagogisch medewerker - indien nodig - de haren van het kind of zorgt de pedagogisch medewerker ervoor dat de haren in een staart/vlecht komen wanneer dit voor het slapen ook het geval was. Kinderen mogen tijdens het slapen geen knipjes of elastiekjes dragen in verband met de veiligheid. Ook armbandjes en kettinkjes worden afgedaan. Wanneer kinderen scherpe of gescheurde nageltjes hebben, knipt de pedagogisch medewerker de nagel af met een nagelschaartje. Peuters wordt aangeleerd om de handen te wassen na het toiletbezoek. Wanneer kinderen buiten gespeeld hebben of geknutseld hebben, worden de handen voor het eten gewassen of schoongemaakt met een washandje. Bij een schrale huid smeert de pedagogisch medewerker de huid in met vaseline, zodat de schraalheid tegengegaan wordt. Zij bespreekt dit achteraf met de ouder(s). Gebruik thermometer Temperatuur meten wordt alleen gedaan wanneer een kind warm of gloeiend aanvoelt. Dat betekent dat er zo weinig mogelijk gebruik gemaakt wordt van een thermometer. Een kwaal van een kind is niet een aanleiding tot temperaturen. De wijze van temperaturen wordt gevolgd volgens de richtlijnen van de EHBO cursus. De pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat de thermometer na gebruik wordt schoongemaakt met een tissue met alcohol (70%) voor de thermometer weer in het hoesje gaat. Gebruik zalf of crème Zalf of crème van het kinderdagverblijf wordt uitsluitend uit de pot gehaald met een tissue of wattenstaafje om zo de inhoud vrij te houden van ziektekiemen. Eventueel kan het daarna met de vingers verspreid worden. Wondverzorging Voor en na de wondverzorging dient de pedagogisch medewerker de handen te wassen. Bij contact met bloed draagt de pedagogisch medewerker wegwerphandschoenen. Zichtbare wondjes worden afgeplakt (pleister) zowel bij kinderen als bij pedagogisch medewerkers. De pleister wordt regelmatig vervangen en er mag geen bloed zichtbaar zijn aan de buitenkant van de pleister. Ondergronden, die bevuild zijn met bloed, moeten worden schoongemaakt met een tissue, daarna met een huishoudelijk sopje. Na het drogen dient de ondergrond gedesinfecteerd te worden met alcohol (70%). Textiel dat vervuild is met bloed dient gewassen te worden op 60 graden. Richtlijnen verzorging
G3
H. TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN Onderstaande richtlijnen zijn voor alle pedagogisch werkers en stagiaires bij De Flintstones kinderopvang en kan ook dienen als ‘inwerkpakket’ voor nieuwe werknemers. Naast deze richtlijnen is het van groot belang ook het pedagogisch beleid en pedagogisch werkplan je eigen te maken. Basistaken pedagogisch medewerkers Als pedagogisch medewerker heb je een verantwoordelijke taak. Je werk draait volledig om het verzorgen en begeleiden van de kinderen. In groepsverband en individueel. Oog hebben voor elk kind persoonlijk, is de belangrijkste drijfveer. Dat houdt in dat je interesse, aandacht en liefde uitstraalt. Dat is wat een kind nodig heeft om (binnen De Flintstones kinderopvang) op te kunnen groeien en zich verder te ontwikkelen. In begeleiding en verzorging vallen dus niet alleen eetmomenten en verschoonmomenten, maar ook juist de begeleiding van kinderen. Tijdens het spelen van de kinderen is er de begeleidende taak en wordt er van een pedagogisch medewerker verwacht dat ze zich opstelt met een actieve houding. Een afwachtende houding of slechts alleen toezicht houden op de kinderen past niet bij de rol als pedagogisch medewerker (dit geldt tijdens binnen en buiten spelen). Als pedagogisch medewerker draag je zorg voor een goede sfeer in de groep, zowel tussen kinderen en pedagogisch medewerkers als tussen kinderen onderling. Onder sfeer wordt verstaan dat kinderen zich prettig en veilig kunnen voelen. Structuur aanbrengen is daar een onderdeel van. Ook schep je situaties in een groep waarin kinderen zich weer veilig voelen. Merk je bijvoorbeeld onrust of pestgedrag, dan is het aan jou de taak de situatie stil te leggen, bepaalde kinderen op hun gedrag aan te spreken en op een positieve manier de situatie weer te laten vervolgen. Wij verwachten van een pedagogisch medewerker dat ze opgewekt en enthousiast in haar werk staat. Dat ze ondernemend en ook invoelend en geduldig is naar kinderen en hun ouders toe. Wat betreft het samenwerken met collega’s in de organisatie streven we naar een leergierige cultuur waarin de pedagogisch medewerker open staat voor nieuwe pedagogische inzichten en pro-actief is in de uitvoering hiervan. Verantwoordelijkheden pedagogisch medewerkers Weet je als pedagogisch medewerker bewust van je voorbeeldfunctie. Je levert een verantwoordelijke bijdrage aan een deel van de opvoeding van de kinderen binnen je groep. Je eigen emoties kunnen reguleren en zelfinzicht hebben zodat je over reflectievermogen beschikt, is in dit werk enorm belangrijk. Hoe wil je aan je eigenontwikkeling werken? Doorloop je je dag zoals het gaat of vind je ook ergens iets van? Wat heb je voor ogen voor de kinderen waarmee je werkt? Naast gezelligheid en lekker gek kunnen doen met de kinderen, is jouw verzorging en begeleiding van grote waarde. De kinderen zijn in hun eerste basisjaren, binnen jouw handbereik. Dat is een eer en daar heb je een serieuze taak aan.
Richtlijnen groepsleiding
H1
Als pedagogisch medewerker(s) draag je de verantwoordelijkheid voor: De groep o in groepsverband begeleiding bieden o een veilige situatie scheppen waardoor kinderen zich veilig kunnen voelen o een opgewekte sfeer neerzetten door enthousiast te werk te gaan o het verzorgen van de groepsruimte en het speelgoed o zorg dragen voor een veilige omgeving met voldoende loop- en speelruimte o het voorbereiden en maken van de agenda voor het groepsoverleg o het bijwonen van vergaderingen en groepsoverleggen o inbreng leveren bij vergaderingen en groepsoverleggen o de dagelijkse begeleiding van stagiaires in de groep o nauwkeurig bijhouden van de groepsadministratie o nauwkeurig bijhouden van de overdracht De kinderen o bekend zijn met de ontwikkelingspsychologie van kinderen van 0 tot en met 4 jaar o begeleiding en verzorging bieden, individueel en in groepsverband o elk kind als een nieuw kind zien o inzicht krijgen in de ontwikkeling van de kinderen in de groep o dagelijks (ouders en) kinderen hartelijk ontvangen o ontwikkeling van kinderen ondersteunen door pedagogisch handelen o ondernemen van gerichte activiteiten (aansluitend bij ontwikkeling en thema’s) o ontvangst en voorbereiding van nieuwe kinderen (bijv. regelen van naamkaartjes) o bij vragen of zorgen de pedagogisch coach of leidinggevende erbij betrekken o soepele en verantwoorde doorstroming organiseren van kinderen naar een andere groep o afscheid van kinderen voorbereiden De ouders o klantvriendelijke en professionele houding t.a.v. ouders o goede open communicatie tussen thuis en kinderdagverblijf (dagritme, voeding e.d.) o het zorgvuldig nakomen van afspraken die met ouders gemaakt zijn o elke ouder als een nieuwe ouder zien o ouders dagelijks hartelijk ontvangen o een kindgerichte overdracht delen en kindspecifieke informatie afstemmen De organisatie o werken volgens het vastgestelde pedagogisch beleid en werkplan o het op de hoogte houden van de leiding van de dagelijkse gang van zaken in de groep o het meedenken en meewerken aan festiviteiten o het zorgvuldig nakomen van taken en afspraken binnen het kinderdagverblijf o het organiseren van één groepsouderavond per jaar o het op de hoogte zijn van het ontruimingsplan o een klantgerichte nette uitstraling laten zien o het volgen van de bestaande protocollen zoals protocol huiselijk geweld en kindermishandeling (te vinden als bijlage in de map) o je beantwoordt de telefoon: “De Flintstones kinderopvang, goedemorgen/goedemiddag met…”
Richtlijnen groepsleiding
H2
Overlegsituaties Overlegsituaties zijn uiteraard regelmatig nodig. Als pedagogisch medewerker draag je verantwoording voor het zelfstandig werken in de groep, maar je maakt ook onderdeel uit van een team. Om tot overeenstemming te komen over thematisch werken, de aanpak bij bepaald gedrag van een kind en bijzondere gevallen is er overleg nodig met andere groepen of de leiding. Ook bij festiviteiten moet er overleg tussen de groepen plaatsvinden. Bij de volgende zaken is een goede communicatie tussen de groepen noodzakelijk: o o o o o o o o o
ouderavonden speciale avonden doorstroming kinderen feesten knutselen voor speciale dagen (Valentijnsdag, Vaderdag, Moederdag etc.) sinterklaasactiviteiten kerstactiviteiten paasactiviteiten vakantieplanning
Voor bovenstaande aspecten is ook vaak overleg nodig met de leidinggevende om alle feesten, evenementen en activiteiten in de groepen op elkaar af te stemmen. Ouders zijn onze klanten. Bij onvrede, een boze uiting of een discussie, is het altijd noodzakelijk om je tot de leidinggevende te richten. Probeer niet zelf met al je goede bedoelingen het op te willen lossen, maar verwijs ze door of loop even mee naar boven. Gebruik de expertise van de pedagogisch coach. Mocht je vernemen van ouders dat ze zorgen hebben of meer informatie nodig lijken te hebben (bijv. als een kind moeilijk afscheid kan nemen, bijtgedrag of iets anders) verwijs ze dan door en vertel ze dat er een pedagogisch coach tijd wil maken voor hun verhaal. Als pedagogisch medewerker is het belangrijk een professionele houding aan te nemen en alleen uitspraken te doen waarvan je zeker weet dat ze juist zijn. Omdat je vaak het aanspreekpunt bent, is het goed om de informatie die je merkt aan ouders of te horen krijgt van ouders, in zorgvuldigheid aan te nemen en over te brengen aan de leidinggevende.
Ook voor de volgende zaken is het belangrijk dat je naar de leidinggevende toe stapt: o o o o o
zieke kinderen problemen met kinderen bijzondere situaties aangaande kinderen (bijv. voeding) extra dagen of ruildagen vragen van ouders met betrekking tot het algemeen beleid of organisatorische zaken
Regels pedagogisch medewerkers ten aanzien van hygiëne en functioneren o o o o o
Werk volgens de richtlijnen verzorging zoals deze eerder in de map al beschreven zijn Na verschonen en eigen wc-bezoek, worden de handen gewassen Na broodmaaltijd worden de tafels, banken en vloer schoongemaakt Heb je wondjes aan je eigen lichaam, dan deze afplakken Nagels moeten er verzorgd uit zien maar dienen niet te lang te zijn
Richtlijnen groepsleiding
H3
o o o o o o o
Lang haar moet vast gedragen worden Kleding moet schoon zijn Het dragen van rokken is alleen toegestaan als dit het spelen met de kinderen op de grond niet belemmert. De buik, rug en bovenbenen dienen bedekt te zijn. Het dragen van hemdjes is toegestaan, zonder zichtbare bh-bandjes Ringen dienen afgedaan te worden wanneer er in het kinderdagverblijf bij een kindje diarree is geconstateerd We vinden het belangrijk een verzorgde uitstraling te hebben Wij hebben graag dat je tatoeages bedekt en piercings niet zichtbaar draag Op momenten dat het kan, de groep even luchten door de bovenste ramen te openen
De pedagogisch medewerker is op de hoogte van het schoonmaakrooster en houdt zich daar aan. In geval van het niet na kunnen komen van het rooster, overlegt zij met de leiding. Regels pedagogisch medewerkers ten aanzien van veiligheid en functioneren o o o
o o o o o o o o o o o o
o
Werk volgens de richtlijnen verzorging zoals deze eerder in de map al beschreven zijn Tassen worden buiten het zicht van kinderen en ouders opgeborgen. We beschikken over kluisjes Werk je op de groep? Draag dan geen hakken of zolen met scherpe randen. Geen schoenen dragen die (een klikkend) geluid maken, maar ook geen sloffen die je van ver aan kunt horen komen. Hou het comfortabel Draag geen lange oorbellen en grote en/of klingelende handsieraden Sla spullen zoveel mogelijk op in de berging, niet in de slaapkamer Bedjes en boxen moeten op slot als er een kindje in ligt Bedjes worden opgemaakt met een enkele deken. Nooit met een dubbele deken in verband met warmtestuwing Kinderstoelen zo bij de tafel zetten dat de kinderen niet met de voeten hun stoel weg kunnen schuiven Wees op de hoogte van de uitleg medicijn protocol, (als bijlage in deze map) en controleer de houdbaarheid van het te geven medicijn Tijdens schoonmaken het emmertje sop niet op de grond laten staan Scharen, pennen, mesjes e.d. hoog wegleggen, buiten bereik van kinderen Warme dranken als koffie en thee hoog wegzetten, niet op de tafels Bij het wekelijks uitkoken van de spenen controleer je de spenen op mankementen Til kinderen nooit aan de handen op. Ook tijdens het leren lopen in de babygroep de hele arm ondersteunen en niet alleen een handje geven Wordt er aangebeld via de intercom vraag dan wie daar is. Weet je niet wie het is, loop dan zelf naar de deur toe of bel naar kantoor om door te geven dat er een onbekend persoon staat Mobiele telefoons berg je overdag op. Elke groep heeft een vast telefoonnummer die je door kunt geven aan derden als dit nodig is. In je pauze mag je uiteraard gebruik maken van je eigen telefoon
Er wordt verwacht van de pedagogisch medewerker dat ze dagelijks in de groepsmap kijkt: In ieder geval naar de presentielijst en de bijzonderhedenlijst van de kinderen. Daarnaast kijkt de pedagogisch medewerker het groepsdagboekje in en houdt dit bij voor overdrachten naar andere collega’s.
Richtlijnen groepsleiding
H4
RICHTLIJNEN AFWEZIGE DAGEN Aanvragen vrije dagen en ruildagen Een vrije dag kan je altijd aanvragen, maar hoe eerder je bent, hoe groter de kans dat ook vrij bent. In principe zeggen we altijd dat je het best minimaal 2 weken van tevoren een vrije dag kunt aanvragen, omdat dan het rooster nog niet vast staat. Acceptatie van een vrije dag vindt plaats wanneer je vervangen kunt worden, of in ieder geval na een schriftelijke toestemming. De uren worden dan op de vakantiekaart afgeschreven. In geval van nood kan een vrije dag ingetrokken worden. Nood wil zeggen dat de leidster-kindbezetting in gevaar komt door ziekte of andere afwezigheid. Vakantiedagen worden schriftelijk aangevraagd bij een leidinggevende. Voor de zomerperiode zijn aparte regels. Mensen met schoolgaande kinderen hebben voorrang om de vakantie in deze 6 weken op te nemen. Je hebt recht op 2 weken aaneengesloten vakantie zoals de CAO bepaalt. We gaan ervan uit dat dit 3 weken kunnen zijn, mits de bedrijfsvoering niet in gevaar komt. Mensen die door de partner aan de bouwvak gebonden zijn, hebben als tweede voorrang, maar hier geldt dat het niet altijd mogelijk is om 3 weken in de bouwvak op te nemen. Wij kunnen vragen om een bewijs te overleggen dat je partner inderdaad bouwvakgebonden is. De zomervakantie kan aangevraagd worden in december en januari. Aanvragen in de schoolvakantie moeten voor de eerste of de laatste drie weken in de zomervakantie zijn. In februari wordt de vakantie vastgesteld en krijg je te horen of de aangevraagde periode haalbaar is. Boek nooit een vakantie als je nog niet weet of je vrij kan zijn. Ruildagen zijn dagen die je omruilt met een collega. We gaan ervan uit dat ruilen uitzondering is, omdat we niet voor niets met een vast rooster werken (denk aan de ouders en kinderen). Je kunt alleen ruilen met een vaste collega van de groep en liefst in dezelfde week, zodat iedereen wel het aantal dagen in die week houdt. Wanneer je met een vaste collega de ruildag hebt besproken, vraag je toestemming aan leidinggevende. Zij beoordeelt dan of dit mogelijk is en noteert dit op het rooster die op kantoor op de centrale plaats hangt. Ruilen van dagen moet wel een zelfde reden hebben, waarvoor je anders een vrije dag zou vragen. Een reden is niet omdat het makkelijker of mooier uitkomt. Ruilen wordt dan te snel een gewoonte en het moet wel een uitzondering blijven. Ruilen van vroege of late diensten kan eveneens maar daar gelden dezelfde regels voor als bij het ruilen van dagen. Ook hier geldt dat er niet voor niets een zo vast mogelijk rooster gemaakt wordt. Het streven is dat iedereen in ieder geval één keer per week een late dienst draait, om zo ook de overdrachten naar ouders toe mee te maken. Verder is vroege of late diensten draaien geen verworven recht. Werktijden liggen tussen 7.00 en 18.00 uur. Ziekmeldingen Wanneer je ziek bent, dan meld je dit bij de leidinggevende Marion: 06 24802424
Richtlijnen groepsleiding
H5
Een ziekmelding doe je zo snel mogelijk. Dit kun je telefonisch doen door te bellen naar je leidinggevende. Niet via sms of whatsapp! Wanneer niemand te bereiken is, kun je naar de vestiging bellen: 070 3206929 zodat je ziekmelding zo vroeg mogelijk bekend is. Er wordt wel van je verwacht dat je - voordat je werktijd aanvangt en je eerste ziektedag ingaat - persoonlijk nogmaals contact op neemt met de leidinggevende. Ziekmelding via voicemail of iets dergelijks is dus niet voldoende. Daarom is een persoonlijke ziekmelding de enige juiste optie. De reden van ziekmelding moet je ook doorgeven, dit vanwege de melding bij de Arbo-dienst. Wanneer je je ziek meldt, zullen we afspreken wat we verder doen. We kunnen je bijvoorbeeld vragen ’s middags te bellen hoe het gaat. In ieder geval verwachten we bijtijds bericht of je wel of niet hervat bent. Dit in verband met vervangingen. Als je ziek bent moet je thuis blijven en bereikbaar zijn voor de Arbo-dienst. Je kunt controle krijgen van een bezoekarts. Kan je niet alleen thuis zijn, maar ben je genoodzaakt door een ander verzorgd te worden (bij een vriendin of je ouders) geef dit dan aan ons door. Als je ziek bent, dan gaan we ervan uit dat je dermate ziek bent, dat je geen werkzaamheden kunt verrichten. Dit betreft ook vervangende werkzaamheden. Bij andere blessures of ongemakken, wordt er met je overlegd of passende arbeid een optie is of dat het probleem zodoende verholpen kan worden zodat arbeid mogelijk is. Je wordt bij een ziekmelding gemeld bij de Arbo-dienst met opgaaf van reden. Zij doen verder de handelingen die bij een ziekmelding horen. Toch is je leidinggevende de eerst aangewezene om te overleggen over het ziek zijn. Wanneer je hersteld bent, dan meld je dit weer bij de leidinggevende. Bij onbereikbaarheid van de leidinggevende, laat je een bericht achter bij een collega. Het is altijd moeilijk om vast te stellen wanneer je hersteld bent. Je bent in ieder geval weer hersteld, zodra je weer werkzaamheden kunt verrichten.
Richtlijnen groepsleiding
H6
SPECIFIEKE MOMENTEN VAN DE DAG Ontvangst van ouders en kinderen Elke ouder en elk kind worden bij binnenkomst begroet. Eventueel tussen een ander gesprek door. De aandacht wordt tussen de ouders verdeeld. Het is aan de pedagogisch medewerker om ervoor zorg te dragen dat contact altijd plaats vindt. Het is altijd mogelijk om bijvoorbeeld te zeggen: ‘Ik kom zo bij jullie hoor, ik zwaai even de moeder van Daniel uit.’ Als pedagogisch medewerker ben je geïnteresseerd in het kind en zijn leefwereld. Ook sta je open voor het contact met zijn ouders zodat je een vertrouwensband kan opbouwen. Belangrijk is om professioneel te blijven. Een ouder kan zijn verhaal kwijt, maar het is aan de medewerker om niet hetzelfde te doen bij de ouder. Ouders zijn klanten, geen directe vrienden of kennissen. Wanneer een ouder nog onbekend voor je is of wanneer een bezoeker in de groep komt, stel je je als pedagogisch medewerker voor. Wij spreken in de jij-vorm naar ouders en naar onbekende bezoekers spreken wij in de u-vorm. Overdrachten aan het einde van de dag Wanneer kinderen gehaald worden door de ouders, doet de pedagogisch medewerker een overdracht over hoe de dag is verlopen voor het kind. Bij binnenkomst van de ouder wordt de ouder begroet door de pedagogisch medewerker. De pedagogisch medewerker vertelt hoe de dag is geweest en wat het kind heeft gedaan en wacht niet af totdat de ouder er om moet vragen. Alleen zeggen dat het goed is gegaan of dat er geen bijzonderheden zijn is onvoldoende. Je behoort te vertellen wat het kind die dag heeft gedaan, hoe het zich gevoeld heeft, of het geslapen heeft, wat het kind wel of niet gegeten of gedronken heeft, etc. De pedagogisch medewerker doet de overdracht, maar houdt intussen de verantwoordelijkheid voor de nog aanwezige kinderen. Dat betekent dat de overdrachten in principe kort gehouden worden om andere ouders ook te kunnen spreken én de andere kinderen te kunnen begeleiden. Overzicht houden over alle kinderen in de groep is daarbij een vereiste. De overdracht is bedoeld voor zinvolle informatie over het kind of een mededeling vanuit het kinderdagverblijf. Gezelligheidsgesprekjes kunnen best een keertje, maar liever niet te vaak. Privé gesprekken horen niet thuis in de groep, ook niet wanneer je de ouder goed kent. Als pedagogisch medewerker ben je verantwoordelijk voor het feit dat dit ook niet gebeurd. Dit is niet aan de ouder om daar voor zorg te dragen. Bij het brengen van de kinderen hebben ouders de gelegenheid om wat langer te blijven voor de gezelligheid, ze mogen een kopje koffie of thee drinken. De kinderen mogen direct mee wanneer zij gehaald worden, ze hoeven niet eerst op te ruimen.
Richtlijnen groepsleiding
H7
Pauze Tijdens de pauze staat het de pedagogisch medewerker vrij om te doen wat zij wil. Een kinderdagverblijf is een rookvrije omgeving. Dat wil zeggen dat roken buiten moet plaats vinden, ook buiten het erf van het kinderdagverblijf en dus niet voor de ingang. De pedagogisch medewerkers dragen samen zorg voor het feit dat de pauzetijden gehanteerd worden. Indien er op een groep één pedagogisch medewerker staat, dan overlegt zij met de collega’s op welke wijze en wanneer zij pauze kan houden. Je werkt dan nog meer in overleg samen, dan doorgaans al het geval is.
Richtlijnen groepsleiding
H8
I. OUDERCONTACTEN Oudercontacten vormen de basis voor het aanbieden en uitvoeren van kwalitatief hoogwaardige kinderopvang. Een professionele, open en klantvriendelijke houding is een vereiste om op de juiste wijze te communiceren met ouders. Professionele houding Een goed contact tussen ouders en groepsleiding is onmisbaar voor een plezierige opvang en begeleiding van kinderen. Een professionele houding houdt in: o
o o
dat de pedagogisch medewerker zich opstelt als vakgericht persoon: ze weet wat ze zegt en waarover ze praat als het gaat om de verzorging en begeleiding van de kinderen en de organisatie waarvoor zij werkt. de pedagogisch medewerker toont interesse in de inhoud van de opvang en de wijze van het organiseren van de kinderopvang. de pedagogisch medewerker stelt zich op de hoogte van het pedagogisch beleid, de groepsorganisatie, de organisatie van de kinderopvang, de informatie die naar ouders toe gaat en het kwaliteitsbeleid. De inhoud hiervan weet de pedagogisch medewerker kort en bondig uit te leggen aan de ouders.
Een professionele houding betekent ook dat de pedagogisch medewerkers zich gedragen als de pedagogisch medewerkers naar de klanten toe. De gesprekstoon ligt daarbij op gelijkwaardig niveau van medeopvoeder naar opvoeder. Ouders zijn geen vrienden of kennissen en dat betekent dat de pedagogisch medewerker een scheiding kan maken tussen werk en privé. Natuurlijk komt het regelmatig voor dat ouders vragen naar de toestand van een pedagogisch medewerker (bijvoorbeeld na ziekte, verjaardag of zwangerschap van een pedagogisch medewerker) en natuurlijk kan een pedagogisch medewerker of een collega hierop reageren. Dit doet zij wel kort en bondig en als pedagogisch medewerker zorg je er voor dat het gesprek daarna weer over de kinderopvang, het kind of de ouder gaat. De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat zij niet uit eigen beweging over zichzelf praten. Klantvriendelijke en open houding Een klantvriendelijke houding wil zeggen dat de pedagogisch medewerker zich zo opstelt naar de ouder dat de ouder het gevoel heeft gehoord te worden, dat er ruimte is voor een goed gesprek en dat de pedagogisch medewerker de belangen van ouders inziet en wil begrijpen. Klantvriendelijkheid begint met de wijze waarop ouders aangesproken worden. De pedagogisch medewerkers benaderen de ouders vriendelijk, ook wanneer een ouder zelf minder vriendelijk is. Dit draagt bij tot een prettige sfeer in de groep. De pedagogisch medewerker blijft niet zitten wanneer een ouder binnenkomt, ze gaat de ouder tegemoet en zorgt ervoor dat zij het gesprek op gang brengt en op gang houdt. In de kinderopvang wil klantvriendelijkheid niet zeggen dat een ouder altijd zijn of haar gelijk moet krijgen. Bij een verschil in inzicht of van mening, houdt de pedagogisch medewerker het beleid in het oog. OUDERCONTACTEN
I1
De pedagogisch medewerker legt de ouder rustig uit wat het beleid is, waarom dit beleid zo is en de pedagogisch medewerker zoekt naar een oplossing die de ouder tevreden stelt, terwijl het beleid toch uitgevoerd kan worden. Wanneer er een verschil blijft bestaan, stuurt de pedagogisch medewerker de ouder door naar de leidinggevende. Zij stelt de leidinggevende zelf ook op de hoogte van het verschil in inzicht of mening. Wanneer ouders opmerkingen of klachten hebben, dan zorgt de pedagogisch medewerker ervoor dat deze opmerkingen of klachten bij de leidinggevende terecht komen. Zij legt aan de ouder uit wat er met de opmerking of klacht zal gebeuren. Wanneer het een ingewikkelde klacht betreft (bijvoorbeeld over het beleid of de organisatie), dan stuurt de pedagogisch medewerker de ouder zeker door naar de leidinggevende. Eventueel wijst de pedagogisch medewerker de ouder op het klachtenreglement. De pedagogisch medewerker blijft respect tonen voor het gevoel van de ouder, zonder afbreuk te doen aan de organisatie, collega’s, leidinggevende of andere ouders en kinderen.
OUDERCONTACTEN
I2