INHOUDSTAFEL
1.
Lessentabel
2
2.
Beginsituatie
3
2.1 2.2
Toelatingsvoorwaarden Profiel van de leerlingen(groep)
3.
Algemene doelstellingen
4
4.
Pedagogisch-didactische wenken en middelen
7
5.
Leerinhouden en leerplandoelstellingen
5.1 5.2
TV Gezinstechnieken PV Praktische oefeningen Gezinstechnieken
6.
Evaluatie
6.1 6.2
Dagelijks werk Examens
7.
Minimale materiële vereisten
7.1 7.2
TV Gezinstechnieken PV Praktische oefeningen Gezinstechnieken
8.
Bibliografie
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Boeken Tijdschriften Audiovisuele middelen Softwarepakketten Nuttige adressen
10
20
22
24
1
1. Lessentabel Basisvorming : 28 uur
Godsdienst / Niet-confessionele zedenleer
2
Nederlands
5
Frans
3
Engels
2
Geschiedenis
2
Aardrijkskunde
1
Wiskunde
4
Fysica
1
Biologie
1
Plastische opvoeding
1
Lichamelijke opvoeding
2
Technologische opvoeding
2
Basisoptie: 8 uur
Muzikale opvoeding
1
Plastische opvoeding
1
Gezinstechnieken
2
Praktische oefeningen gezinstechnieken
4
2
2. Beginsituatie 2.1 Toelatingsvoorwaarden Kunnen als regelmatige leerlingen worden toegelaten: • de regelmatige leerlingen die het eerste leerjaar A met vrucht hebben beëindigd; • de regelmatige leerlingen die het beroepsvoorbereidend leerjaar met vrucht hebben beëindigd of die houder zijn van een getuigschrift van de eerste graad van het secundair onderwijs, behaald via de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap over een programma beroepsvoorbereidend leerjaar, steeds onder de volgende voorwaarde: gunstig advies van de toelatingsklassenraad; • de regelmatige leerlingen van het buitengewoon secundair onderwijs, onder de volgende voorwaarden: x gunstig én gemotiveerd advies van de toelatingsklassenraad; x de gemeenschapsminister van onderwijs of zijn gemachtigde als dusdanig beslist op, aanvraag van de directeur van de betrokken instelling voor gewoon secundair onderwijs.
2.2 Profiel van de leerlingengroep In concrete situatie hebben de leerlingen in het 1ste leerjaar A reeds met de technologie kennis gemaakt via het TV Technologische opvoeding. Daarnaast kregen sommigen via het keuzegedeelte een praktische initiatie. Ook op het “sociaal en maatschappelijk terrein” hebben de leerlingen een eerste- basiskennis verworven, enerzijds, op basis van de vakoverschrijdende eindtermen sociale vaardigheden, gezondheids- en milieueducatie, anderzijds, verworven uit buitenschoolse ervaringen. De leerlingengroep kan bijgevolg vrij heterogeen zijn. Daarom kan men slechts van een minimum aan technische kennis uitgaan.
3
3. Algemene doelstellingen Bijdragen tot de algemene ontwikkeling en de ontwikkeling van de studie- en beroepskeuze, zijn belangrijke doelstellingen van de eerste graad. Om de studieloopbaan optimaal te begeleiden, beoogt men o.m. via de vakken die deel uitmaken van de ‘basisoptie’, een brede waaier van observatie- en oriëntatiegegevens van de leerling te verkrijgen,. Ook de eigen inzichten en ervaringen van de leerling spelen een zeer belangrijke rol in het keuzeproces.. In de basisoptie ‘sociale en technische vorming’(STV) maken de leerlingen kennis met de drie voorkomende componenten nl. ¾ De sociale component beoogt de ontwikkeling van de persoonlijkheid van de leerling in zijn sociale dimensie m.a.w. de mens die zich bij al zijn activiteiten om het welzijn van zijn medemens bekommert en zijn sociale verantwoordelijkheid opneemt. ¾ De technische component beoogt de ontwikkeling van vaardigheden die nodig zijn om producten tot stand te brengen en op een kritisch verantwoorde manier te consumeren. Het betreft hierbij het geheel van bewerkingen en activiteiten m.a.w. de mens die handelt. ¾ De vormingscomponent is het bindmiddel tussen, enerzijds, de basisvorming, anderzijds, de sociale en technische vorming. Vanuit deze component wordt voortdurend een verband tussen verschillende leerinhouden gelegd, zodat een meer geïntegreerde benadering bekomen wordt.
Deze basisoptie beoogt de jongeren kennis te laten maken met de genoemde componenten. Bovendien wil ze de elementaire basis leggen, om als evenwichtige, sociaal en technisch ingestelde persoonlijkheden, een rol in het maatschappelijk en economisch leven kunnen vervullen. In de tweede en derde graad wordt deze vorming nog uitgebreid met de wetenschappelijke component. Via deze uitbreiding zullen jongeren nog beter in staat gesteld worden, om spontaan na te denken over ‘wat, hoe en waarom’ iets moet gebeuren of gebeurd is. Om al zijn activiteiten oordeelkundig te laten verlopen, steeds te verbeteren en aan te passen aan de noden van de tijd heeft de mens nood aan wetenschappelijke kennis, m.a.w. de mens die denkt.
In de basisoptie STV staat bijgevolg de sociale en de technische ingestelde MENS centraal en beoogt men volgende doelstellingen in zijn meest elementaire vorm na te streven: • kennis aangaande de grondstoffen, materialen, gereedschappen en bewerkingswijzen verwerven; • het fundamenteel belang van een werkmethode inzien; • de elementaire basisbegrippen van elektriciteit bezitten; • accuraat kunnen met weeg- en meettoestellen kunnen omgaan; • zin voor orde, hygiëne, veiligheid en verantwoordelijkheid aankweken in verband met het werk, de grondstoffen, de gereedschappen en machines; • een juiste werkhouding aannemen, • een eenvoudig praktische oefening kunnen realiseren aan de hand van een technische instructie; • de correcte werkmethode volgen met zin voor organisatie en efficiëntie; • streven naar kwaliteit en afwerking; • vlot(ter )met anderen leren omgaan; • kritische enthousiaste ingesteldheid hebben; • zelfkennis ontwikkelen; • kennis verwerven i.v.m. etiquette, omgangsvormen en tafelzorg; • creatief zijn.
4
¾In uitvoering van het Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de eindtermen en de ontwikkelingsdoelen van de eerste graad van het gewoon secundair onderwijs (d.d. 2O juni 1996) dienen via TV en PV ‘gezinstechnieken’ een bijdrage te worden geleverd aan de volgende vakoverschrijdende eindtermen die bij de leerlingen dienen te worden nagestreefd. Leren leren: LL1Æ losse gegevens ordenen en inprenten door gepast gebruik te maken van memotechnische middeltjes; LL3Æ samenhangende informatie inhoudelijk begrijpen en analyseren door de betekenis van woorden, begrippen en zinnen, waar mogelijk, uit de context af te leiden: LL5Æ bij het leren van samenhangende informatie verdiepend werken: - vragen stellen bij de leerstof en deze vragen beantwoorden; - in korte, goed gestructureerde teksten tekstmarkeringen aanbrengen; - een schema vervolledigen aan de hand van geboden informatie; - verbanden leggen tussen de leerstof. LL6Æ bij het oplossen van een probleem: - het probleem herformuleren; - onder begeleiding een oplossingsweg bedenken en verwoorden; - de gevonden oplossingsweg toepassen en op correctheid inschatten. LL8Æ hun werktijd plannen en het nodige materiaal selecteren. LL10Æ de eigen werkwijze vergelijken met die van anderen, aangeven <waarom iets fout is gegaan en hoe fouten vermeden kunnen worden. LL11Æ zijn bereid zelf naar oplossingen te zoeken en durven leer- en studieproblemen signaleren en uitleg of hulp vragen. LL12Æ zijn bereid ordelijk, systematisch en regelmatig te werken. LL13Æ beseffen dat leren reeds in de klas begint en niet allen thuis gebeurt. Sociale vaardigheden SV2Æ respect en waardering voor anderen opbrengen: de eigenheid van medeleerlingen accepteren en waarderen. SV3Æ zich dienstvaardig tegenover anderen opstellen: het bijstaan van medeleerlingen bij schooltaken en schoolactiviteiten. SV4Æ om hulp vragen en dankbaarheid tonen in probleemsituaties. SV5Æ in groepsverband meewerken en een toegewezen opdracht uitvoeren. SV7Æop gepaste wijze kritiek uiten tegenover een ander tijdens een groepsgesprek. SV10Æ ongelijk of onmacht toegeven in een discussie of een spelsituatie. SV12Æ beheersen elementen van het communicatieve handelen: - actief luisteren en weergeven wat een andere inbrengt; - toegankelijk zijn en feed-back geven over eigen gevoel; - verduidelijken waarom zij voor een bepaald gedrag gekozen hebben; - assertief zijn en opkomen voor de rol die zij op zich nemen in een groepsopdracht; - effectbesef hebben en over hun eigen gedrag reflecteren; - anderen de kans geven om te reageren. SV13Æ in groepsdiscussie hun mening weergeven, handhaven en bijsteuren. Opvoeden tot burgerzin B1Æ kunnen aan de hand van het schoolreglement hun rechten en plichten illustreren. B2Æ kennen de functies en verantwoordelijkheden van al wie bij de school betrokken is en kunnen gebruik maken van de middelen die er bestaan om hun vragen, problemen, ideeën of meningen kenbaar te maken. B5Æ zijn bereid zich in te zetten voor solidariteits- en andere acties in de klas of op school. B6Æ kunnen verschillende gezinsvormen en gezinsculturen beschrijven en er begrip voor opbrengen. B7Ækunnen zich een beeld vormen van mannen en vrouwen in de maatschappij in het algemeen en in het gezin in het bijzonder en dit toetsen in de eigen leefkring. B8Æ weten waar ze terecht kunnen bij problemen in hun eigen leefkring. Gezondheidseducatie G1Æ kunnen het belang aantonen van lichaamshygiëne voor zichzelf en voor de omgeving. G2Æ kunnen aan de hand van een model een evenwichtige maaltijd samenstellen. G3Æ zien in hoe het voedingsgedrag beïnvloed wordt door reclame en sociale omgeving.
5
G4Æweten dat het gebruik en misbruik van genots- en geneesmiddelen gevolgen heeft op de eigen gezondheid, de gezondheid van anderen, de sport- en leerprestaties en de sociale relaties. G6Æ kunnen geneesmiddelen op de juiste wijze gebruiken en hoeden zich voor zelfmedicatie. G7Æ zien in dat hun gedrag invloed heeft op de eigen veiligheid en die van anderen. G8Ækunnen enkele veilige en onveilige situaties in hun eigen leefomgeving identificeren en kunnen voorbeelden geven van preventieve maatregelen. G10Æ kunnen op efficiënt wijze hulp in roepen in een noodsituatie en eerst zelf hulp bieden bij kleine wonden. G11Æ kunnen onder begeleiding een negatieve stresssituatie bij zichzelf herkennen en hulp vragen. G12Æ leren omgaan met sociaal-emotionele en lichamelijke veranderingen in de puberteit. G13Æ kunnen een goede sta-, zit-, en tilhouding demonstreren en voorbeelden geven van mogelijke klachten die optreden bij verkeerde houdingen en bewegingen. G14Æ zien het belang in van een evenwichtigen tijdsbesteding van (school-)werk, rust, ontspanning, beweging en de invloed ervan, op de lichaamsconditie. Milieueducatie M1Æ kunnen voorbeelden geven van oorzaken van lucht-, water of bodemverontreiniging en de gevolgen aangeven voor mens, plant en dier in de eigen leefomgeving. M2Æ kunnen voorstellen formuleren om in de eigen leefomgeving de kwaliteit van lucht, water of bodem te behouden of te verbeteren. M3Æ gaan zorgzaam om met lucht, water en bodem in de eigen leefomgeving. M6Æ gaan respectvol en zorgzaam om met planten en dieren. M9Æ zijn bereid mee te ijveren voor natuurbescherming en het behoud van waardevolle landschappen. M10Æ kunnen door een eenvoudig kwalitatief en kwantitatief onderzoek aantonen welke afvalstoffen in de eigen leefomgeving voortgebracht worden. M11Æ illustreren dat zij door het voorkomen van afval en door hergebruik kunnen bijdragen tot de beperking van de afvalproductie en passen dit toe.
6
4. Pedagogische en didactische wenken en hulpmiddelen. ¾ Organisatie De realisatie van het leerplan vereist zowel van het lerarenteam als van de schoolorganisatie een goed doordachte, maar flexibele organisatie van het onderwijsleerproces. •
Het technische vak vormt één geheel met het praktijkvak. Daarom worden beide vakken in principe door dezelfde leerkracht gegeven.
•
Bij de opmaak van het jaarplan wordt rekening gehouden met het reële lessenrooster, t.t.z. de wijze waarop de lesuren TV en PV in het rooster voorkomen; Het is niet noodzakelijk om de volgorde van de leerinhouden zoals aangegeven in dit leerplan op een identieke manier in het jaarplan over te nemen en vervolgens in analoge lesonderwerpen om te zetten. Integendeel, het leerplan moet ‘bewerkt en verwerkt’ worden tot een harmonieus en ambitieus lesprogramma. Een jaarplan is immers een planningsdocument dat de leerinhouden zowel op een logische als creatieve wijze over het aantal lessen (lesuren) verdeelt. Toch is het wenselijk om twee lesweken voor onvoorziene omstandigheden voor te behouden. Deze kunnen ook voor uitbreiding of verdieping van de leerinhouden worden aangewend.
•
Op geregelde en bij het begin van het schooljaar vastgelegde tijdstippen, worden vakgroepvergaderingen georganiseerd. Deze vergaderingen kunnen zowel een vakgebonden dan wel een vakoverschrijdend karakter aannemen. Tijdens deze vergaderingen kunnen o.m. volgende onderwerpen aan bod komen: opmaken van de jaarplannen; organiseren van binnenklasdifferentiatie; gebruikmaken van uniforme vakterminologie; bepalen van inhoud en structuur van de leerlingencursus; organiseren van individuele remediëring bij leerachterstanden; integreren van attitudinale aspecten; bijdragen tot de na te steven vakoverschrijdende eindtremen; bepalen van evaluatiecriteria en hun onderlinge verhouding; organiseren van individuele remediëring bij leerachterstanden; opmaken van evaluatievragen; aanleggen van een vragenbank; inrichten en gebruiken van de vaklokalen; organiseren van pedagogisch-didactische uitstappen; deelnemen aan vakoverschrijdende projecten, wedstrijden .......
De gemaakte afspraken worden in een bondig verslag opgenomen en door alle betrokkenen opgevolgd.
¾ Opbouw van leerinhouden en doelstellingen van TV en PV Het leerplan dient als een open leerplan te worden beschouwd. Het biedt mogelijkheden om de leerlingen kennis te laten maken met de verschillende componenten van de basisoptie. Afhankelijk van de interesses van de leerlingen en van de studiemogelijkheden in de tweede en de derde graad van het TSO, eventueel van het BSO voor de cognitief zwakkere leerlingen, kunnen bepaalde thema’s meer uitgewerkt worden. Toch moet men erover waken dat alle componenten op een elementaire wijze aan bod komen. Daarnaast streeft men zoveel mogelijk een technologische benadering na (cfr. technologische opvoeding). Immers ieder technologisch proces omvat vijf belangrijke fasen: 1. probleemstellingÆ behoefte om problemen op te lossen; 2. keuzeÆ oplossingen zoeken; 3. realisatieÆ uitvoeren; 4. actualiseringÆ oordeelkundig in gebruik nemen;
7
5. evaluatieÆ evalueren van oplossing (objectief beoordelen naar kwaliteit en functionaliteit). De derde stap nl. de realisatie of uitvoering bestaat erin om de gekozen oplossing uit te voeren nl. een techniek toe te passen. Hiervoor zijn ook een aantal stappen nodig nl. 1. plan opstellen (ontwerpen, schetsen, technische tekeningen, werktekeningen); 2. materialen en gereedschappen kiezen; 3. werkmethode bepalen; 4. de werkmethode uitvoeren: realisatie. Voor TV werd als leidraad het minimum en maximum te besteden uren per thema aangeduid.
¾ Vakoverschrijdende eindtermen Om de vakoverschrijdende eindtermen van de eerste graad secundair Onderwijs (B.V.R., d.d. 20-061996) na te streven, kunnen bepaalde leerstofitems uit het leerplan nadrukkelijk worden geselecteerd om als vakoverschrijdend leren te worden benaderd. Volgens de plaats die vakoverschrijdend leren krijgt in het pedagogisch schoolprofiel van het schoolwerkplan (SWP), kan dit op verschillende wijzen gebeuren: 1. integratie binnen het vak; 2. multidisciplinaire benadering: gezamenlijk thema binnen een beperkt aantal vakken (themaonderwijs); 3. interdisciplinaire benadering: doortrekken van de vakken en werken met een alternatief roostersysteem (projectonderwijs); 4. transdisciplinaire benadering: integratie in het hele schoolgebeuren. ¾ Rol van de leraar De voorbeeldfunctie van de leraar is een belangrijke didactische ondersteuning. Hij zal nauwkeurigheid nastreven, zin voor veiligheid en hygiëne tonen, een verzorgde taal gebruiken en correct optreden. De leraar is als het ware de vakman die zijn kennis en vaardigheden in optimale omstandigheden wil doorgeven aan de leerlingen. Wanneer hij vanuit een positieve houding met hen samenwerkt, zal zijn voorbeeldgedrag nog sterker op hen inwerken en positief resultaat opleveren. Het werk van de leerlingen (individueel of in groep) vereist voldoende aandacht. Niet enkel het bekomen resultaat is belangrijk maar ook de inzet, het doorzettingsvermogen, de zin voor detail en samenwerking. De leraar zal zich niet uitsluitend vastpinnen op deelaspecten, maar ook een evaluatie uitvoeren die betrekking heeft op “het globale”. Afhankelijk van de situatie dienen fouten individueel of klassikaal besproken te worden, bij voorkeur onder de vorm van positieve feedback. Remediëringsopdrachten maken integraal deel uit van de vorming en opleiding.
¾ Didactische werkvormen In de basisopties die op het TSO gericht zijn, is het van fundamenteel belang om vanuit de theorie naar de praktijk te werken, t.t.z. de leerinhouden en doelstellingen m.b.t. TV worden door PV ondersteund. In het technisch vak worden begrippen gesticht, wordt het ‘hoe’ en ‘waarom’ verklaard m.a.w. de leerinhoud wordt inzichtelijk verwerkt, gekaderd en er worden vooral relaties en verbanden gelegd. De praktijk is hoofdzakelijk gericht op het toetsen van de theoretische inzichten, daarnaast worden basistechnieken en een rationele werkorganisatie aangeleerd. Daarbij wordt telkens de nadruk gelegd op de verschillende werkwijzen, het juiste gebruik van materieel en het creatief omgaan met materiaal. Het onderhoud van het materieel, de apparatuur en de omgeving wordt systematisch aangepakt. Bij de keuze van de oefeningen en de toepassingen houdt men rekening met: de inbreng van de leerlingen; de verscheidenheid aan te gebruiken materiaal en grondstoffen; het stelselmatig verhogen van de moeilijkheidsgraad.
8
In functie van de leerinhoud wisselen volgende didactische werkvormen elkaar af: brainstormen; uitleg geven; demonstratie; proefondervindelijke studie; vergelijkende studie; observatie; discussie; kringgesprek; eenvoudige gevalsstudie; pedagogisch-didactische uitstappen; individuele en groepsopdrachten; reflectie...... De leraar dient constant uit de vele soorten werkvormen de meest relevante keuze te maken. Hierbij kan hij zich door een aantal factoren laten leiden: de aard van de doelstellingen; het beoogde leerproces; de vertrouwdheid van de leerlingen met een bepaalde werkvorm; de bekwaamheid van de leerkracht m.b.t. een bepaalde werkvorm; de materiële voorwaarden; de financiële middelen; de organisatorische voorwaarden; het stelselmatig verhogen van de moeilijkheidsgraad; ... De werkvormen kunnen op een continuüm geplaatst worden van sterk leraargestuurd naar sterk leerlinggestuurd. Beide accenten kunnen doorheen het schooljaar in eenzelfde klas aan bod komen. In het eerste geval gaat het om breed uitgewerkte opdrachten waarbij de leraar eveneens kansen biedt tot zelfwerkzaamheid van de leerlingen. Aan het andere uiterste liggen activiteiten waarbij de leerlingen verregaand zelf plannen, uitvoeren en evalueren. Omdat we een zo groot mogelijke zelfstandigheid bij de leerlingen beogen, verdient het laatste echter onze voorkeur. Met het oog op het leggen van verbanden, het formuleren van besluiten, het duiden van inzichten, … worden deze werkvormen steeds door individuele of klassikale besprekingen gevolgd
¾ Media Het gebruik van media is noodzakelijk ter ondersteuning van het onderwijsleerproces. We denken hierbij o.m. aan: - didactische wandplaten en posters; - video’s; - dia’s; - geluidscassettes; - afbeeldingen en foto’s; - cd-rom; - transparanten; - multimedia; -… Een passende keuze en een goed gebruik van media maakt deel uit van de professionaliteit van leraren; de onderwijskwaliteit kan ermee vergroot worden. Ook bij de keuze van de media zal met een aantal factoren rekening worden gehouden: - de aangepastheid aan de doelstellingen; - de relevantie voor de leerinhoud; - de flexibiliteit bij voorbereiding en gebruik; - de organisatorische voorwaarden; -…
9
Media worden niet zonder meer ingeschakeld in het onderwijsleerproces, maar wel met het oog op de mogelijkheid tot verwerkingsactiviteiten van de leerlingen.
10
5. Leerinhouden en leerplandoelstellingen 5.1. TV Gezinstechnieken: 2 uur/week
LEERINHOUDEN
DOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
I. DE BASISOPTIE S.T.V. (2-3 u) 1. De drie componenten 1.1 de sociale componenten
• De betekenis van de drie componenten kunnen verwoorden.
1.2 de technische componenten 1.3. de vomingscomponenten
2. Studiemogelijkheden 2.1 in het secundair onderwijs x doel x studierichtingen
• De voornaamste studiemogelijkheden in het secundair en het hoger onderwijs kunnen opnoemen.
Dit thema sluit perfect aan bij de vakoverschrijdende eindtermen ‘leren leren’ nl. het domein van de studiekeuze begeleiding. Herhalen van de 5 fasen van het technologisch proces (T.O.) Öals rode draad hanteren. Interactieve werkvormen gebruiken: brainstormen, aanvullen, ordenen en toelichten. Relatie tussen de drie componenten en de leervakken leggen.
De studiemogelijkheden schematisch voorstellen. Het verschil tussen TSO- en BSO-studierichtingen op een positief-kritische manier verduidelijken.
2.2 in het hoger onderwijs
3. Beroepsmogelijkheden 3.1 na het secundair onderwijs
3.2 na het hoger onderwijs
• De voornaamste beroepsmogelijkheden kunnen opnoemen. • Het verband tussen studiekeuze en kwalificatie/verder studiemogelijkheden inzien.
Uitgaan van de beroepenstructuur van de sociale partners. Gerichte bezoeken brengen: confrontatie met de arbeidsrealiteit.. Inspelen op de interesses van de leerlingen.
• Bereid zijn om bij het kiezen van een studierichting rekening te houden de eigen mogelijkheden en deze positief aan te wenden.
11
II INLEIDENDE TECHNISCHE BEGRIPPEN (14- 20 uur) 1. Hygiëne • De elementaire hygiëneregels kennen en de 1.1 Algemeen noodzaak ervan inzien. 1.2 Persoonlijke en lichaamshygiëne x de huid x het haar x handen en voeten x het gebit 1.3 Voedingshygiëne 1.4 Onderhoudshygiëne
2. Veiligheid 2.1 Algemeen 2.2 Preventieve maatregelen om ongevallen te voorkomen 2.3 EHBO
• Preventieve maatregelen i.v.m. veiligheid in de keuken kunnen opnoemen.
3. De (didactische) keuken 3.1. Het werkplaatsreglement x doel x inhoud x toepassing 3.2. Inrichting
• Het belang van een werkplaatsreglement kunnen verwoorden.
3.3. Uitrusting x elektrische toestellen en apparaten 9wat is elektriciteit? 9basisbegrippen i.v.m. electriciteit 9warmte- en krachttoestellen x gereedschappen
• Elementaire praktische kennis inzake EHBO bezitten.
• De elementaire inrichting van de keuken in functie van de praktijk beschrijven.
De elementaire regelgeving ter illustratie gebruiken. Transpiratie bespreken.
De gevolgen inschatten en de relatie leggen tussen: x voedselvergiftiging en slechte hygiënische situaties; x ongeval en gebrek aan preventieve maatregelen. Frequent voorkomende ongevallen bespreken o.m. verstikking, elektrocutie, kwetsuren.... De invloed van het eigen gedrag op de veiligheid bespreken. EHBO-materiaal bespreken (huis- en reisapotheek).
Het werkplaatsreglement van de didactische keuken bespreken. De link kan met het schoolreglement gelegd worden.
Behandelen in relatie tot de praktijkoefening. • Kunnen verwoorden wat elektriciteit is. • De basisbegrippen i.v.m. elektriciteit inzien. • De gegevens op elektrische toestellen/apparaten (warmte- en krachttoestellen) kunnen hanteren Kenplaatjes op apparaten analyseren en conclusies bij aankoop en gebruik. trekken. • Gereedschappen functioneel kiezen/gebruiken. • Een efficiënte werkorganisatie kunnen opmaken.
Leerstof beperken tot basisgereedschap.
12
3.4. Onderhoud Groot en klein onderhoud behandelen. III. BASISBEGRIPPEN in de keuken (5-8 uur 1. Basistechnieken in de keuken
• De elementaire en meest gebruikte basistechnieken in recepten herkennen.
Beperken tot de elementaire kennis, wordt grondig bijgebracht in de tweede graad.
• Van de elementaire en meest gebruikte basisbereidingen, de grondstoffen, hun verhouding en de werkwijze kennen.
Een minimum aan ondersteunde kennis is nodig om de praktijk vlotter en inzichtelijker te beheersen.
Dit onderwerp moet tot op het beheersingsniveau worden uitgewerkt, o.m. via aantrekkelijke waarnemings- en omzettingsoefeningen.
x recipiënten, toestellen, apparaten,....
• De eenheid van gewicht, lengte en temperatuur kennen. • Maten en gewichten in decimale getallen en breuken vlot kunnen interpreteren en omzetten. • De meetapparatuur kunnen gebruiken.
4. Verpakken en bewaren zelf bereide producten / gerechten 4.1 Verpakken x doel x materialen
• De noodzaak van verpakken inzien. • In functie van het doel de meest adequate verpakking kiezen.
Lijst van het meest geschikte verpakkingsmateriaal voor een reeks voedingsmiddelen/bereidingen laten aanleggen.
• In functie van de verpakking de etiketten kiezen; • De noodzakelijke gegevens op het etiket vermelden.
Noodzaak van bewaren aantonen: bederf van voedsel bespreken en de gevolgen ervan. Gevalstudie gebruiken vb artikels uit testaankoop.
2. Basisbereidingen
3. Maten, gewichten en temperaturen x eenheden en afleidingen
4.2 Etiketteren x gegevens vermelden 4.3 Bewaren in de koelkast/diepvriezer x temperatuur x schikking
• De relatie inzien tussen veilig en verantwoord bewaard voedsel en de kwaliteit ervan.
IV. VOEDINGSLEER (10-14 u) 1. Voedingsmiddelen • Weten wat voedingsmiddelen zijn. 1.1 Definitie 1.2 Indeling op basis van samenstelling en herkomst • Voedingsmiddelen kunnen indelen naar hun x natuurlijke herkomst en samenstelling. plantaardige
Aanschouwelijk werken: prenten e.a.; gebruiken. Documentatie laten aanleggen.
13
dierlijke x minerale x kunstmatige 2. Voedingsstoffen 2.1 Definitie
• Weten wat voedingsstoffen zijn.
De Belgische voedingsmiddelentabel gebruiken.
• Het verschil tussen voedingsstoffen en voedingsmiddelen kennen. 2.2 Indeling x bouwstoffen (water, eiwit, mineralen zouten) x brandstoffen (vetten, sachariden) x beschermende stoffen (vitaminen, minerale zouten) x ballaststoffen (voedingsvezel) x genotstoffen (cafeïne, theïne, theobromine)
• De voedingsstoffen volgens hun rol kunnen indelen.
Strookdiagrammen van veel gebruikte voedingsmiddelen laten opmaken. Elementaire benadering: wordt in de 2de graad uitgediept.
2.3 Eigenschappen
• De belangrijkste eigenschappen kennen.
Rekeningschap geven bij de behandeling van voedsel.
3. De voeding 3.1 Functie
• De functie van de voeding voor het lichaam inzien.
Videocasette of wandplaat gebruiken.
3.2 Hulpmiddelen x de voedingsmiddelentabel x een voedingsmodel x een kookboek
• Hulpmiddelen voor het samenstellen en bereiden van een gezonde voeding vlot kunnen hanteren. Zie hoger. Gezonde en evenwichtige maaltijden met behulp van de voedingsdriehoek laten samenstellen.
3.3 Voedingsfouten
• De meest voorkomende voedingsfouten kunnen weergeven.
3.4. Invloed van de voeding op de gezondheid x evenwichtige voeding x onevenwichtige voeding 3.5 Handelsvormen
Lijst aanleggen van de gebruikte voeding tijdens de vorige dag; voedingsfouten laten opzoeken en voor elke fout een gezond alternatief formuleren.
• Inzien dat er een relatie bestaat tussen voeding en gezondheid. • Notie van de belangrijkste handelsvormen hebben.
Aanschouwelijk werken.
14
Een eenvoudige benadering volstaat.
• Inzien dat veel voedsel lege calorieën leveren. Samenstelling van diverse snacks laten opzoeken en (realistische) conclusies trekken. Lekkere en gezonde alternatieve bespreken.
4. Voedingsmiddelengebruik 4.1 Lege calorieën x begrip x kwaliteit x prijs
4.2 Nieuwe tendenzen x lightproducten x fastfood x kunstmatige zoetstoffen x smaakverbeteraars/-versterkers
5. Aankopen van voedsel 5.1 Verpakking x doel x materialen x inhoud/grootte 5.2 Etikettering: aard van de gegevens op het etiket x verplichte productinformatie x facultatieve productinformatie x publicitaire en/of reclamegerichte gegevens 5.3 Verheidskenmerken 5.4 Prijs/kwaliteit verhouding
• Kunnen toelichten waarom men niet moet overdrijven met het gebruik van de nieuwe voedseltendenzen.
Samenstelling analyseren. Aandacht op de prijs vestigen.
• Het belang van een verantwoorde verpakking inschatten.
Bezoek aan warenhuis, markt,..... brengen.
• De gegevens op een etiket/verpakking zakelijk kunnen benaderen en interpreteren.
• De versheid van voedsel kunnen beoordelen. • Voedsel op een economisch verantwoorde manier aankopen.
Aanschouwelijk werken: verpakkingen verzamelen, analyseren en conclusies trekken.
Alle zintuigen leren gebruiken.
Prijsstudies als voor- of naverwerking geven.
15
V. OMGANGSKUNDE (10-15 u) 1. Wellevendheid en goede omgangsvormen
2. Tafeletiquette x tafelmanieren
3. Mijn persoon 3.1 Zelfbeeldontwikkeling x wie ben ik? x zich goed voelen
3.2. Veranderingen in de puberteit
3.3. Jongerengedrag
3.4. Wat wil ik goed kunnen?
• Inzien dat wellevendheid steunt op respect voor anderen en zichzelf.
TV en PV ‘omgangskunde’ vormen één geheel. Ook kan het PV gedeelte in andere praktijkoefeningen geïntegreerd worden.
• Zich aan tafel vriendelijk en correct weten te gedragen.
Rekening houden met gewoonten uit andere culturen.
• Willen ervaren dat een vriendelijke sfeer van wederzijds vertrouwen de contacten en het zelfbeeld bevorderen. • Aangeven bij welk gedrag men zich goed en niet goed voelt. • Samen gedragsregels afspreken om de goede sfeer te bevorderen.
Verdient een blijvende aandacht.
• De veranderingen die in de puberteit optreden opnoemen en beschrijven. • Een positieve houding aannemen tgo de typische gevoelens, vragen en problemen eigen aan de puberteit.
Werken aan een positieve persoonlijkheidsontplooiing van de leerlingen vergt een “visie” van het voltallig schoolteam.
• Aangeven welke invloed leeftijdgenoten hebben en wat ‘groepsdruk’ betekent. • Inzien dat ‘groepsdruk’ een positieve uitdaging kan zijn. • Voorbeelden geven van positieve en negatieve groepsdruk. • Vaardigheden aangeven die nodig zijn om zich
Gebruikmaken van de lesadviezen “Leefsleutels”.
De opgedane kennis en vaardigheden moeten daarom permanent bewaakt en toegepast worden in alle vakken en in diverse situaties en dit gedurende het hele schooljaar.
Deze leerinhoud loopt als een rode draad doorheen het leerjaar en zal slechts succes boeken wanneer de inspanningen echt en niet aflatend gebundeld worden.
16
beter te ontplooien. De klassenraden zijn een geschikt forum om de resultaten te evalueren en bij te sturen.
4. Relaties aangaan. 4.1. Vriendelijke opmerkingen geven
4.2. Iemand beter leren kennen x elkaar x anderen
4.3. Sociale contacten x uitbouwen x onderhouden 4.4 Problemen in de omgang x voorkomen x oplossen
• Vriendelijke van onvriendelijke opmerkingen onderscheiden. • Niet kwetsende /ondersteunende opmerkingen kunnen formuleren. • Onderlingen overeenkomsten en verschillen herkennen en benoemen. • Gemeenschappelijke interesses en kenmerken opnoemen. • Anderen willen accepteren. • Kunnen aangeven hoe men sociale contacten kan uitbouwen en onderhouden. • De ingesteldheid ontwikkelen om problemen te voorkomen. • Problemen willen oplossen.
17
5.2 PV praktische oefeningen Gezinstechnieken: 4 uur/week
LEERINHOUDEN I. VEILIGHEID, HYGIËNE EN KWALITEITSZORG 1. Lichaamsverzorging en persoonlijke hygiëne x handen wassen x nagels verzorgen x tanden poetsen x bad of stortbad nemen x toiletgerief onderhouden
DOELSTELLINGEN
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
• Lichaamsverzorging oordeelkundig kunnen uitvoeren.
Typische puberteitsverschijnselen behandelen. Behandelen in samenspraak met L.O. (douchen na de les!).
• De elementaire zorgen kunnen verstrekken bij een eenvoudige wonde. • Een eenvoudig verband kunnen aanleggen.
Rollenspel toepassen. Verantwoordelijkheidszin ontwikkelen. Aard en ernst van het ongeval leren inschatten.
3. Algemene kwaliteitszorg
• De basisprincipes van kwatiteitszorg in diverse omstandigheden kunnen toepassen.
Permanent activeren en bewaken.
4. Voedingsmiddelen wegen en meten
• Voedingsmiddelen op een correcte manier kunnen afwegen en meten.
Grondstoffen en producten laten wegen en meten.
• Het elementair keukenmaterieel en -apparatuur efficiënt en veilig kunnen gebruiken.
Van courant gebruikte voedingsmiddelen/recipiënten het gemiddeld gewicht/inhoud laten bepalen. Zin voor nauwkeurigheid bijbrengen.
• Voedsel verantwoord etiketteren, verpakken en bewaren in de koelkast/diepvriezer.
Duurzame plastiek verpakkingen hergebruiken.
• Bewaard voedsel op een verantwoorde manier gebruiken.
Proefondervindelijk onderzoeken/aantonen welke verpakking geschikt is voor welk product. Verpakkingstechnieken aanleren. Indien mogelijk kan het vaccuumverpakken ook aan bod komen.
2. E.H.B.O x eenvoudige wonde verzorgen x eenvoudig verband aanleggen x adequaat optreden
5. Materieel en apparatuur gebruiken x klein/groot materieel x belangrijkste apparaten 6. Voedsel etiketeren, verpakken en bewaren 6.1 Basisregels voor x etiketeren x verpakken x bewaren 6.2. Basisregels voor gebruik van bewaard voedsel x bewaartijd x FIFO-principe
18
• De elementaire basisregels voor het reinigen en snijden van voedsel kunnen toepassen. • Afval sorteren.
Het principe van Werktafels, planken, messen, correct leren gebruiken. Mogelijke oefeningen: x diverse soepen, vruchtensappen, vruchtensla, ....
• Het verband inzien tussen aromatische stoffen en verhitten. • Het kookpunt van water bepalen en aromatische dranken kunnen bereiden. • In relatie tot de natuurlijke smaak de gepaste kruiden en specerijen gebruiken.
Eenvoudige aromatische dranken bereiden voor een ontbijt of vieruurtje o.m. kokkie, thee, infusies...... Kookpunt ,bepalen, hardheid van water vaststellen en water verzachten (apparaten/voorwerpen kunnen ontkalken). Basissmaken op een proefondervindelijke manier deduceren.
• Inzicht hebben in het ‘gaarprincipe’.
Fornuis (kookplaat) leren gebruiken.
3.1 Koken x warmtebronnen x recipiënten x techniek x temperatuurregeling x gaartijden x gaarcontrole
• Warmtebronnen kunnen hanteren. • De gaarheidsfactor van diverse voedingsmiddelen kunnen bepalen. • Koken als gaartechniek kunnen toepassen op een variatie van voedingsmiddelen.
Eenvoudige dranken en gerechten bereiden.
3.2 Bakken x warmtebronnen x recipiënten x techniek x temperatuurregeling x gaartijd x gaarcontrole
• Bakken als gaartechniek op diverse voedingsmiddelen kunnen toepassen. • Aan de hand van instructies (recept) een bakbereiding uitvoeren.
II. BASISTECHNIEKEN 1. Reinigen (voorbereiden) en snijden
2. Aromatisch maken x principe x aromatische dranken bereiden: water koken x gerechten aromatisch afwerken en opdienen
3. Gaarmaken x principe
4. Vormgeving x materiaal x technieken
• De elementaire technieken bij vormgeving kennen en kunnen toepassen. • Systematisch en zorgzaam werken.
Oven leren gebruiken. Een variatie aan gerechten/producten bereiden.
Mogelijke toepassingen: x servetten plooien; x tafelversiering maken; x koude schotels opmaken;
19
x marsepein, dessertkoekjes bereiden. III. TAFELZORG 1. Tafeldekken 1.1 Dekken 1.2 Versieren
• De elementaire regels i.v.m. tafelzorg op een vlotte manier kunnen toepassen.
Ontbijttafel dekken, ontbijt of vieruurtje uitwerken (zie hoger). Aandacht besteden aan: x voorkomen; x taalgebruik; x attitudes zoals actief luisteren, inlevingsvermogen, assertiviteit, behulpzaamheid. Een elementaire benadering volstaat, het onderwerp komt in de tweede graad eveneens aan bod.
• Zich op een eigentijdse maar fatsoenlijke manier kunnen gedragen.
Uitgaan van de dagdagelijkse gewoonten van de leerlingen.
2. Tafelmanieren 3. Opdienen en afruimen van gerechten 4. Nazorg
IV. PRAKTISCHE OMGANGSVORMEN 1. Houding en gedrag x op straat x op de openbare weg x bij gebruik van het openbaar vervoer
Inspelen op hun vragen en interesses. 2. Lichaams- en gelaatsuitdrukkingen/-beweging begrijpen x embleemgebaren • Lichaams- en gelaatsuitdrukkingen herkennen, x gebaren die iets uitdrukken kunnen inschatten en er gepast op reageren. spanning weerstand vriendschap genegenheid 3. Gedrag en situaties positief benoemen x positief gedrag herkennen en benoemen • Negatieve taal in positieve kunnen omzetten. x positief taalgebruik ontwikkelen en gebruiken o.m • Op een positieve manier het gedrag en de complimentjes geven, verwoorden van iets eigenheid van elkaar kunnen benoemen. mooi/prettig te vinden, iets/iemand te waarderen .... . • Elkaar leren waarderen.
Rollenspel wordt aanbevolen als werkvorm: x maak vooraf uw doel(en) bekend; x stel duidelijke afspraken voorop; x betrek iedereen bij de oefening; x trek conclusies; x maak afspraken voor de toekomst.
Dit PV gedeelte kan ook in andere praktijkoefeningen geïntegreerd worden. Voorbeeldfunctie van de leraar: leerlingen positief bekrachtigen. Doorheen het schooljaar (vakoverschrijdend !) inoefenen .
20
21
6. Evaluatie De waarde van het onderwijsleerproces wordt bepaald door de mate waarin de doelstellingen worden bereikt. Evaluatie heeft dan ook vooral te maken met de vraag: “Zijn de nagestreefde doelstellingen feitelijk gerealiseerd?”. De gegevens die we via de evaluatie verkrijgen moeten ertoe bijdragen dat we ons een beeld kunnen vormen van de leerlingen als groep en van de leerling als individu. We willen weten in welke mate de leerlingen de vooropgestelde leerinhouden reeds verworven hebben. Bij vastgestelde hiaten of tekorten dienen we maatregelen te treffen. De evaluatiegegevens zullen ons dus ook aanknopingspunten moeten verschaffen om ons didactisch handelen in de juiste richting bij te sturen. Zelfs als de doelstellingen bereikt zijn, is het toch noodzakelijk om even stil te staan bij de wijze waarop het onderwijsleerproces gestalte kreeg en dit met de bedoeling het didactisch handelen naar de toekomst te optimaliseren. Volgende vragen kunnen o.m. richtinggevend zijn bij het evalueren: - in welke mate werden de doelstellingen bereikt? - waren de doelstellingen goed afgestemd op de beginsituatie van de leerlingen? - waren de didactische werkvormen geschikt? - ondersteunden de media de verwerkingsactiviteiten van de leerlingen? - kregen de leerlingen voldoende kansen tot het stellen van vragen, het formuleren van bedenkingen, het maken van opdrachten, het geven van feedback, …? -…
6.1. Dagelijks werk Het dagelijks werk wordt permanent en procesmatig geëvalueerd. Hierbij worden zowel kennis, vaardigheden als attitudes beoordeeld. Deze beoordeling moet gezien worden als een element van het leerproces. De leerlingen moeten kunnen leren uit de evaluatie. Daarom moeten zij, afhankelijk van de situatie individueel of klassikaal, over het bereikte kennisniveau en de kwaliteit van hun werk en gedragingen ingelicht worden. Feedback in positieve en bemoedigende termen geformuleerd, is echt noodzakelijk. Het dagelijks werk kan (afhankelijk van de aard van de doelstellingen) geëvalueerd worden via: - algemene observaties in de klas; - klas- en huistaken; - klassegesprekken; - praktische oefeningen en opdrachten; - occasionele beurten, zowel mondeling als schriftelijk; - herhalingsbeurten over grotere leerstofgehelen. Bij de evaluatie houden we ook rekening met: - taakaanvaarding; - taakuitvoering; - motivatie en inzet; - cursus en documentatiemap. De beoordeling van attitudes gebeurt bij voorkeur met leerlinggerichte en geschreven commentaar. Het kan ook met een beschrijvende schaal of met een plus-min schaal, v.b. driepuntenschaal (+) = goed, (+-) = zwak, (-) niet goed of een vierpuntenschaal (++) = heel goed , (+) = goed, (+-) = bijna goed, (-) = niet goed. De beoordeling gebeurt niet met een cijfer want er bestaat geen attitudeschaal.
22
Tenslotte willen we ook wijzen op gegevens verkregen via zelfevaluatie door de leerlingen. Ze kunnen ons, naast de gegevens verkregen via eerder traditionele evaluatieprocedures, belangrijke informatie opleveren.
6.2. Examens Voor TV worden de examens schriftelijk afgenomen. De gehanteerde vraagstijl wordt op voorhand ingeoefend via toetsen die het dagelijks werk evalueren. Kwaliteitsvolle vragen moeten aan volgende kenmerken voldoen: 9enkelvoudig; 9éénduidig; 9communicatief; 9onafhankelijk van elkaar; 9zonder verklikkers. Ieder schooljaar wordt een wisselende variatie in examenvragen aangeboden waarbij steeds rekening wordt gehouden met de algemene doelstellingen van de eerste graad. De verdeling van de vragen en de punten is de volgende: 9ongeveer 3/4 van de vragen en punten hebben betrekking op voortgangsstof (d.w.z. noodzakelijke vervolgleerstof); 91/4 bestaat uit differentiatievragen (d.w.z. vragen van een iets hogere moeilijkheidsgraad). Ook wordt een puntenverdeling en een modelantwoord voorzien en om een zo objectief mogelijke evaluatie te bekomen, wordt horizontaal gecorrigeerd.
Voor PV is de evaluatie gebaseerd op oefeningen, deeltaken en opdrachten die aansluiten bij reeds verworven kennis en vaardigheden. Deze evaluatie gebeurt voorafgaandelijk aan de schriftelijke examens en heeft vooral betrekking op het proces, in mindere mate op het product. Leerlingen die spontaan, actief en op een stijgende kwalitatieve manier aan de activiteiten deelnemen, voldoen aan de gestelde verwachtingen en krijgen bijgevolg een gunstige evaluatie.
23
7. Minimale materiële vereisten 7.1 TV gezinstechnieken De leraar moet vlot kunnen beschikken over: - overheadprojector; - televisie en video (i.s.m. andere vakken); - flapbord; - voedingsmiddelentabellen
7.1 PV Praktische oefeningen gezinstechnieken Basismaterieel per keukenblok - kookpannen (1 stel van 3 maten) - braadpan - sauspan - garde - mixer (revolvermodel) - spatel - broodmes - vleesmes - bestek (vork, mes, lepel) - deeglepel - pollepel - groenteplank - keukenwekker - (digitale) weegschaal - bloemzeef - schaar - vergiet - vuurvaste schotels - rasp - maatbeker - deegkommen - onderlegger - nootmuskaatrasp - plat penseel - deegrol - platte borden - diepe borden
1 1 1 1 1 1 1 1 6 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 6 6
Basismaterieel per leerling - aardappelmesje - dunschiller - houten lepel
1 1 1
Basismaterieel per klas - olie-, azijn- en mosterdstel - snij-, schaaf- en haktoestel
1 1
24
- koelkast - pepermolen - peper- en zoutvat - koffiezetapparaat - slacentrifuge - opdienschotels - microgolfoven - bergkasten: eetgerief voorraad - bakovens (voorkeur gas/elektriciteit) - kookplaat: (voorkeur gas/elektriciteit) - tafelkleed - servetten - molton
1 4 4 1 2 4 1 2 2 4 4 3 12 1
Opmerking: de aantallen zijn slechts richtinggevend. - wasautomaat (facultatief) - droogkast (facultatief) - droogrek - wasknijpers - wasmand - bergkasten - veegborstel - zwabbers - vloerwisser - dweilen - emmers ¾ EHBO-materieel - verbandkast - branddeken - mini-apotheek - verbanden (diverse breedtes)
25
8. Bibliografie 8.1. Boeken/brochures ARGO, J. De Lalaingstraat 28, 1040 Brussel, Brochure Leren Leren, 25 praktische studietipps BLIECK, A., e.a., Vakoverschrijdende thema’s in het secundair onderwijs, instrumentarium voor leerkrachten en schoolteams, Uitgeverij Garant Tiensesteenweg 83, 3010 Leuven- Kessel-Lo BRAMS, A., Kookblaadjes, Standaard, Antwerpen. COKELAERE, M., Gezondheidsleer: beter voorkomen dan genezen, Aurelia books, Sint-MartensLatem. COMPENEERS, J. en DEKEYSER, F., Dieetleer, Uitgeverij De Sikkel. COMPENEERS, J. en DEKEYSER, F., Voedingsleer, Uitgeverij De Sikkel. DE CORTE E., Over het bevorderen van intellectuele vaardigheden, Acco, 3000 Leeuven, 1996. DEN HARTOG, C., HAUTVAST, J.G.A.J. en DEN HARTOG, A.P., Nieuwe voedingsleer, Het Spectrum, Antwerpen/Utrecht. D’HOUS, E., HERTELEER, M., VANDAMME, A., VANNESTE, J. en VAN TONGERLOO, L., Menselijke relaties - BSO, Uitgeverij De Clerck BVBA, Gent. Doelen voor heel de school, Leren leren, sociale vaardigheden, Opvoeden tot burgerzin, Gezondheidseducatie, Milieu-educatie, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Onderwijs Depotnummer D/1997/3241/051 FORTIER, K., Aan een zijden draadje, Meerhout, 1991. In dezelfde serie: "De wereld op zak". - Met je mond vol tanden. - Waarom drinken alle kinderen melk? - Het avontuur van de aardappel. - Natuurlijk, verse groenten en fruit. - Suiker en soorten. - Broodje gezond. - Met een korreltje zout. GOLDZSTAIN, Eerste wondverzorging, Stoofstraat 77-81 1000 Brussel (gratis) GOOVAERTS, H. en LENS, V., Omgangskunde, Uitgeverij ACCO, Leuven. HERTELEER, M., VANDAMME, A. en VAN TONGERLOO, L., Menselijke relaties - TSO (deel 1 en 2), Uitgeverij De Clerck BVBA, Gent, 1997. LIONS QUEST, Leefsleutels voor jongeren, Leefsleutels v.z.w. Leopold II laan 63 bus 3 1080 Brussel. Ohm watt is ampere? Electrabel, Mechelsesteenweg 271, 2018 Antwerpen PRODUCTIEHUIS IMPRESSANT, Lekker brood: het hoe, wat en waarom van brood, Clairs, Hasselt, 1 RODE KRUIS VLAANDEREN, Handboek voor Helpers, 1995. SWOLFS R., Technologische activiteiten - Gezinstechnieken, uitgeverij plantyn, TETRA PAK SCHOOLINFO, De Themadagen van Tetra Pak (met eindtermen), 1700 Dilbeek, 1997.
26
IJZERMAN, R.K., Huishoudkunde anders - Kleine huishouding - Praktijkboek 1, Thieme, Meerhout. VAN NULANDT A., 100 vragen over omgangskunde, Uitgeverij Het Spectrum Utrecht/antwerpen. V.Z.W. NUBEL, Belgische voedingsmiddelentabel, 1010 Brussel, Vesaliusgebouw lok. 407,1995. UITGAVEN VAN DE VERBRUIKERSUNIE V.Z.W. TEST AANKOOP, Hollandstraat 13 1060 Brussel. - Eet-wijzer. - Lexicon van de gebruikelijke geneesmiddelen. - Kennen, kiezen, kopen met Test aankoop. - Mijn kook- en keukengids. - Voeding en gezondheid. - Vergif en vervuiling. - Eerste hulp.
8.2. Tijdschriften Dialoog en gezondheid, Braambeziënlaan 41, 1180 Brussel Nice, nutrinews, Wetenschapstraat 23/25, bus 7, 1040 Brussel. Test aankoop, Hollandstraat 13, 1060 Brussel.
8.3. Audiovisuele middelen De geschiedenis van de aardappel, NOORTGAT AUDIOVISUAL, Azalealaan 40 1851 Humbeek. Vleesproducten in onze voeding, Eng-VideoHouse N.V., Karabiniersplein 16, 1040 Brussel. Vlees (cd-rom), VLAM, Leuvenseplein 4, 1000 Brussel.
8.4. Softwarepakketten JONGERENBEWEGING VAN DE SOCIALISTISCHE MUTUALITEIT (MJA), Punch drie, De eetflop, De eerste hulp flop, De drugflop, Sint-Jansstraat 32 1000 Brussel.
8.5 Nuttige adressen Instituut voor Praktische Bibliografie (I..P.B. ) Jezusstraat 16 2000 Antwerpen Nationale Vereniging tot voorkomen van arbeidsongevallen Gachardstraat 88 bus 4 1050 Brussel Onderwijsmedia Koningsstraat 135 1000 Brussel Provinciaal Veiligheidsinstituiut te Antwerpen (PVI) Jezusstraat 28 - 30 2000 Antwerpen VLAM Leuvenseplein 4
27
1000 Brussel.
28