I Lessentabel ===============
Audiovisuele vorming Godsd./N.C.Zed. Nederlands Frans Engels Duits/Italiaans Wiskunde Fysica Geschiedenis Aardrijkskunde Lich. opv. Kunstgeschiedenis Muziekesthetica Voodracht & welsprekendheid Zang Koorzang Hedendaagse dans Creatief musiceren Algemene muziekleer AUDIOVISUELE VORMING Toneel
1e 2 4 3
2e 2 4 3
2 2 2 1
1 2 1 2 1 1 2 0,5 1
2
2 1 2 1 1 2 0,5 1
2 0,5 0,5 1 1 3 3 3 3 ___________________ 36
2
2 2 2
36
II Visie op het vak in de graad ========================= Kunstvakken (KV)in de studierichtingen Vorming en Kunsten zijn niet beroepsgericht maar leggen de basis voor doorstroming naar HOBU, Artistieke opleidingen van één of twee cycli, alsmede naar de universiteit en hoger onderwijs buiten de universiteit, al of niet met een kunstzinnige component.
III Beginsituatie ============= De leerlingen van het 1ste jaar van de 3de graad Woordkunst-drama komen uit het 2de jaar van de 2de graad Woordkunst-drama of uit een 2de jaar van de 2de graad KSO, ASO,TSO of het 1ste jaar van de 3de graad BSO. Bij instroom in het 1ste jaar van de 3de graad kan men voor de nieuwe leerlingen die geen ervaring hebben met audiovisuele vorming eventueel bijlessen KV/Au.V. organiseren.
IVa Algemene doelstellingen ========================== taxonomisch model: cognitief 1 1
Kennis van
2 3 4 5
Begrip Toepassing Analyse Synthese
- feiten termen conventies, categorieën, criteria - interpretatie - verklarings-, inductie- en deductievragen - predictie-, problem-solving-, originaliteitsvragen en creatieve
opdrachten 6 Waardebepaling
- eigen gefundeerde mening geven een opvatting beoordelen een oplossingsmethode beoordelen kwaliteit beoordelen
taxonomisch model: affectief 2 1 receptiviteit: de leerling vertoont een gedrag, aangepast aan de klassikale omstandigheden 2 respons: de leerling toont belangstelling voor het aangebodene 3 aanvoelen van de waarde van het aangebodene in de les 4 begripsmatige verwerking van de waarden uit het aanbod 5 integratie van deze waarden in de levens- en wereldbeschouwing
1
BLOOM, Benjamin, S., Taxonomie van een aantal in het onderwijs en de vorming gestelde doelen. I Het cognitieve gebied, DS, Antwerpen, 1971
2
Krathwohl, David, R., Taxonomie van een aantal in het onderwijs en de vorming gestelde doelen. II Het affectieve gebied, DS, Antwerpen, 1971
3
IVb Leerplandoelstellingen ======================
Leerplandoelstellingen zijn concretiseringen van de doelstellingen uit het taxonomisch model waaraan concrete items uit de leerinhouden gelinkt kunnen worden. De hier opgesomde leerplandoelstellingen zijn slechts ten titel van voorbeeld gegeven. De leraar tracht zoveel mogelijk alle categorieën van het denken aan bod te laten komen in zijn doelstellingen, zijn toetsen en examenopdrachten. Hij kan wellicht nog andere formuleringen bedenken om de categorieën van het taxonomisch model te verwoorden.
1 KENNIS 1. Kennis van de verschillende geschreven (*) audiovisuele uitdrukkingen (fim, video, televisie, multimedia, virtual reality en alle kunstvarianten ervan). 2. Kennis van binnen de verschillende geschreven audiovisuele uitdrukkingen gebruikte codes [mediumspecifieke codes, aan andere kunstvormen ontleende codes (toneel, dans, zang,creatief musiceren, voordracht...), culturele codes]. 3. Kennis van vormelijke elementen van de geschreven audiovisuele uitdrukking (formaat, emulsie, manipulatie van het beeldsignaal, verlichting/belichting, objectief, snelheid, duur, kadrering, beeldgrootte, opnamehoek, bewegende camera, type audioregistratieband, manipulatie van het audiosignaal, microfoontypes, microfoonplaatsing, snelheid geluidsopname, duur geluidsopname). 4. Kennis van de werkwijzen tot betekenisgeving binnen de geschreven audiovisuele uitdrukkingen (synopsis, scenario, script, draaiboek, opnames, montage, sonorisatie, mixage en distributie). 5. Kennis van het gebruik en het effect van de geschreven audiovisuele uitdrukkingen (verschillende genres, gesubsidieerde en commerciële geschreven audiovisuele uitdrukkingen, ...) 6. Kennis van de theorieën i.v.m. geschreven audiovisuele uitdrukkingen. 7. Kennis van de digitale beeldbewerking. 8. Kennis van de verschillende fotografische genres en stijlen. 9. Kennis van de analoge en digitale klankopname en klankbewerking. 10. Kennis van de verschillende genres en stijlen radio. 11. Kennis van het audiovisuele medialandschap. 12. Kennis van de verschillende beroepen binnen de audiovisuele sector. 13. Kennis van de verschillende beroepen binnen de fotografische sector. 14. Kennis van de verschillende beroepen binnen de audio sector. 15. Kennis van het audiovisueel materiaal (opname, montage, sonorisatie en mixage). 16. Kennis van het fotografisch materiaal (opname, ontwikkeling, afdrukken en digitaal bewerken). 17. Kennis van het audio materiaal (opname, bewerking, versterking en uitsturen). 18. Kennis van de technieken om gewenste informatie te verkrijgen. 19. Kennis van de hulpmiddelen en methodes om specifieke problemen op te lossen.
____________________________________________________________________ (*) geschreven: met licht en/of geluid geregistreerd
4
2. BEGRIP 1. De leerling begrijpt het gebruik van de vormelijke elementen in geschreven audiovisuele uitdrukkingen. 2. De leerling begrijpt de werkwijzen tot betekenisgeving binnen de geschreven audiovisuele uitdrukking. 3. De leerling begrijpt het gebruik en effect van geschreven audiovisuele uitdrukkingen. 4. De leerling begrijpt de verschillende codes die in de geschreven audiovisuele uitdrukkingen gehanteerd worden. 5. De leerling begrijpt verschillende theorieën i.v.m. de audiovisuele uitdrukkingen. 6. De leerling heeft inzicht in de digitale beeldbewerking. 7. De leerling heeft inzicht in de verschillende fotografische genres en stijlen. 8. De leerling heeft inzicht in de analoge en digitale klankopname en klankbewerking. 9. De leerling begrijpt de verschillende genres en stijlen radio. 10. De leerling heeft inzicht in het audiovisuele medialandschap. 11. De leerling heeft inzicht in de verschillende beroepen binnen de audiovisuele sector. 12. De leerling heeft inzicht in de verschillende beroepen binnen de fotografische sector. 13. De leerling heeft inzicht in de verschillende beroepen binnen de audio sector. 14. De leerling bergijpt de werking van internet. 15. De leerling begrijpt de werking van multimedia producten. 16. De leerling heeft inzicht hoe hij de gewenste informatie moet verkrijgen. 17. De leerling heeft inzicht in de hulpmiddelen en methodes om specifieke problemen op te lossen.
3. TOEPASSING 1. De leerling kan de vormelijke elementen naar behoren toepassen in een eenvoudige oefening. 2. De leerling kan verschillende codes die in geschreven audiovisuele uitdrukkingen worden gebruikt toepassen in eenvoudige oefeningen. 3. De leerling kan een eenvoudig scenario en script maken. 4. De leerling kan eenvoudige montages realiseren. 5. De leerling kan eenvoudige digitale fotobewerkingen uitvoeren. 6. De leerling kan eenvoudige analoge en digitale klanopnames en klankbewerkingen uitvoeren. 7. De leerling kan eenvoudige zoekopdrachten op Internet vervullen. 8. De leerling kan multimediale producten gebruiken. 9. De leerling weet tot wie hij zich moet richten binnen de verschillende sectoren i.v.m.beroepsspecifieke vragen. 10. De leerling kan de gewenste informatie verkrijgen. 11. De leerling kan hulpmiddelen en methodes om specifieke problemen op te lossen toepassen. 12. De leerling leert in verschillende genres enstijlen werken. 4. ANALYSE 1. De leerling kan verschillende geschreven audiovisuele uitdrukkingen ontleden. 2. De leerling kan gebeurtenissen in de werkelijkheid decouperen in ruimte en tijd. 3. De leerling kan een spelsituatie decouperen in ruimte en tijd. 4. De leerling kan eigen en door medeleerlingen gemaakte fotografische uitdrukkingen verklaren. 5. De leerling kan eigen en door medeleerlingen gemaakte auditieve uitdrukkingen verklaren. 6. De leerling kan eigen en door medeleerlingen gemaakte audiovisuele uitdrukkingen verklaren. 7. De leerling kan verschillend audiovisueel materiaal bedienen en de onderdelen benoemen. 8. De leerling kan van verschillende audiovisuele, fotografische en audiotechnieken uitleggen of ze de juiste bewerking hebben ondergaan of niet. 9. De leerling kan uit een aanbod van apparatuur de beste keuze maken. 10. De leerling kan uit verschillende soorten montage de beste halen voor zijn geschreven audiovisuele uitdrukking. 11. De leerling kan een opdracht ontleden.
5
5. SYNTHESE 1. De leerling kan geschreven audiovisuele uitdrukkingen bespreken. 2. De leerling kan fotografische uitdrukkingen bespreken. 3. De leerling kan auditieve uitdrukkingen bespreken. 4. De leerling kan de parameters vastleggen om bepaalde opdrachten nauwkeurig uit te voeren. 5. De leerling kan een originele keuze maken van het gebruik van vormelijke elementen voor zijn geschreven audiovisuele uitdrukking. 6. De leerling kan een synopsis, scenario, script en draaiboek maken. 7. De leerling kan de in het script beschreven opnamen realiseren. 8. De leerling kan zowel klank als beeld monteren. 9. De leerling kan digitale fotomontages maken. 10. De leerling kan problemen die zich bij de realisatie van geschreven audiovisuele uitdrukkingen voordoen oplossen. 11. De leerling kan de sonorisatie en de mixage realiseren. 12. De leerling kan spelers in een spelsituatie begeleiden. 13. De leerling kan een creativiteitsopdracht tot een goed einde brengen.
6. EVALUATIE 1. De leerling kan een oordeel vellen over bepaalde apparatuur. 2. De leerling kan zijn oordeel formuleren over geschreven audiovisuele, fotografische en auditieve uitdrukkingen. 3. De leerling kan zijn mening verantwoorden i.v.m. zijn eigen werk en dat van zijn medeleerlingen. 4. De leerling kan de geldigheid van de vergelijking tussen materiaal verantwoorden. 5. De leerling kan een alternatief voorstellen voor de oplossing van een bepaalde opdracht. 6. De leerling kan de optimale werkwijze voor een opdracht geven. 7. De leerling kan gefundeerde positieve en negatieve kritiek geven op zijn eigen werk en op dat van zijn medeleerlingen. 8. De leerling kan voor zichzelf de kwaliteiten aangeven van bepaald beroepen in de audiovisuele, fotografische en audiosector.
6
V LEERINHOUDEN =================== AUDIOVISUELE A/ Waarnemen, visueel en auditief B/ Vormelijke elementen:
licht en geluid beweging, ruimte en tijd audiovisuele codes formaat, emulsie manipulatie van beeldsignaal verlichting/belichting objectief snelheid, duur kadrering, beeldgrootte opnamehoek, bewegende camera type audioregistratieband manipulatie van audiosignaal microfoontypes microfoonplaatsing
C/ De mens als betekenend wezen D/ Synopsis, scenario, script, draaiboek, opnames, montage, sonorisatie en mixage, distributie E/ De ideologie van makers en kijkers F/ Gebruik en effect; amateur, professioneel, de kijkers G/ Interactiviteit (multimedia en Internet) H/ Beroepen in de audiovisuele sector FOTOGRAFIE A/ Verschillende genres B/ Verschillende stijlen C/ Digitale fotobewerking D/ Beroepen in de fotografische sector
AUDIO A/ Verschillende radiogenres B/ Verschillende radiostijlen C/ Analoge en digitale klankopnamen en klankbewerking D/ Beroepen in de audiosector.
7
VI PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN ======================================================== VI a Methodologische Voor de leraar is het leerplan de leidraad. In zijn jaarplanning zet hij uiteen hoe hij de leerstof van het hele leerplan over het hele leerjaar zal verdelen en op het vorderingsschema (zelfde document als jaarplan - waarvan hij een kopie in de school laat) duidt hij aan hoe zijn jaarplan is afgewerkt. Dit document kan de "behandelde leerstof" vervangen. Hij zal de leerstof van het leerplan zodanig spreiden over zijn jaarplanning dat ongeveer 1/6 van de beschikbare lestijd overblijft voor eigen, vakgebonden inbreng (tijd- en/of plaatsgebonden activiteiten). Ook deze activiteiten vult hij achteraf in als behandelde leerstof. In zijn lesvoorbereiding noteert hij welke zijn doelstelling(en) is (zijn), hoe hij deze didactisch zal verwezenlijken en hoe hij de onderwezen leerstof zal evalueren. De lesstrategie omvat de voorziene didactische werkvorm (doceren, vraaggesprek, zelfwerkzaamheid, gedifferentieerde opdrachten) en de didactische principes: aanschouwelijkheid (audiovisuele hulpmiddelen zoals bordplan, evt. audio- of videomateriaal, cd-i of cd-rom), activiteitsprincipe, interesse, herhaling, geleidelijkheid. Hij tracht van zijn les een afgerond geheel te maken, opgebouwd rond lesfases (herhalings-, sensibiliseringsmoment, aanbrengen van nieuwe kennis, evaluatiemoment). VI b Administratieve Werkschriften, mappen, handboeken en didactisch materiaal moeten in redelijke mate beschikbaar zijn. De agenda's van de leerlingen worden bij voorkeur ingevuld voor de dag dat de les moet gekend zijn en niet op de dag dat de les gegeven is. Dit gebeurt alleszins uniform voor alle vakken voor de hele klas. Zijn eigen agenda vult de leerkracht bij voorkeur in op de dag dat hij de les geeft. De leraar houdt ook een evaluatieschrift bij, waarin hij de vordering van zijn leerlingen noteert, hun tekorten en evt. remediëring. Bij evt. betwistingen over beoordeling of sanctionering van een leerling ( en niet alleen dan) kan hij steeds beroep doen op administratieve documenten, de gecorrigeerde opvragingen, de schriften of kaften van de leerlingen, de examenkopijen, de examenvragen en de modelantwoorden, de evt. schriftelijke verwittigingen van de leerling. Bij een inspectie of begeleiding zal de leraar spontaan de lesdocumenten voorleggen. De leerkracht zal regelmatig bij wijze van steekproef de agenda's en de schriften (mappen) van de leerlingen controleren. Het handboek is niet meer dan een hulpmiddel om het leerplan af te werken. Audiovisueel materiaal is in deze tijd van moderne media een niet te versmaden hulpmiddel. Het mag echter geen lesvullend programma zijn, maar blijft een ondersteuningsmiddel dat aanleiding is tot andere activiteiten. Tenzij het natuurlijk de studie van audiovisuele middelen zelf betreft. De leerkracht kan daarbij persoonlijke nota's maken voor zijn leerlingen en die laten verzamelen in een docu-map, zodat voor de leerlingen een handige cursus ontstaat. Het is aangewezen regelmatig de leerlingen individueel en/of collectief te overhoren en de reële lestijd optimaal te gebruiken.
8
VII BIBLIOGRAFIE ================= VII.1 ALGEMEEN Education of an Architect, Cooper Union, Rizzoli, New York, 1988. Handbuch der Kunst und Werkerziehung, 13 dln, Rembrandt Verlag, Berlin, 1967-74. ARNHEIM, K., Art and Visual Perception, Univ. of California Press, New Haven '86 C.M. BLOOMER, Principles of Visual Perception, Van Nostrand Reinhold, New York, '76 D BROTHWELL, Beyond Aesthetics, Thames and Hudson, London, 1976. BURNHAM, J., The Structure of art, George Braziller, New York, 1971. CARPENTER, P. & GRAHAM, W., Art & Ideas, Mills and Boon, London, 1971. DE LUCIO-MEYER,J.J., Visual Aesthetics, Lund Humphries publishers Ltd, London '73 DE VISSER, A., Hardop kijken, SUN, Nijmegen, 1986. DE VISSER, A., Kunst met voetnoten, SUN, Nijmegen, 1989. FELDMAN, E.B., Varieties of Visual Experience, Abrams, New York, 1987. FELDMAN, E.B., Thinking about Art, Univ. of Georgia; Prentice-Hall Inc., New Jersey '85. FISCHER, E., The Necessity of Art, Penguin Books, London, 1963. FRUTIGER, A., Signs and symbols, Weiss Verlag, Dreieich, 1989. GERRITSE, A., Geschiedenis van de beeldende vorming, Cantecleer, De Bilt, 1973. GOMBRICH, E.H., Art & Illusion, Princeton University Press, New Jersey, 1960. GOMBRICH, E.H., The Sense of Order, Phaidon Press, Oxford, 1979. GRIAULE, M., Conversations with Ogotemméli, Intro to Dogon Religious Ideas, Oxford, '65. HADJINICOLAOU, N., Kunstgeschiedenis en ideologie, SUN, Nijmegen, '77. HOBBS, J.A., Art in Context, Harcourt Brace Jovanovich, Nex York, 1980. HUDSON, W. & VAN REIJEN, W., Modernen versus postmodernen, Hes Uitg., Utrecht, '86. HUYGHE, R., L'art et l'âme, Flamarion, Paris, 1960. HUYGHE, R., Dialogue avec le visible, Flammarion, Paris, 1955. HUYGHE, R., Formes et forces, Flammarion, Paris, 1971. HUYGHE, R., Sens et destin de l'art, 2dln, Flammarion, Paris, 1967. LUTZELER, H., De kunst, Het Spectrum, Utrecht, 1966. MAQUET, J., The Aesthetic Experience, Yale Univ. Press, New Haven, '86. MITCHELL,W.T.J., The Language of Images, The Univ. of Chicago Press, Chicago, '74. PAWLIK, J. & STRASSNER, Beeldende kunst. Begrippen en lexicon, Orion, Brugge, 1978. PIRSIG, R.M., Zen and the Art of Motorcycle Maintenance, Contact, A'dam, '76. READ, H., Kunst zien en begrijpen, Prisma, Antwerpen, 1961. RYKWERT, J., The Necessity of Artifice, Academy editions, London, 1982. VANBERGEN, J., Voorstelling en betekenis, Van Gorcum, Assen, 1986.
VII.2 BIBLIOGRAFIE AUDIOVISUELE VORMING ARNHEIM, R., Film as art, University of California Press, 1957. AUMONT, J., BERGALA, MARIE, M., VERNET, M., Esthétique du film, Nathan Université,'94 BAKKER, P., Mediageschiedenis: een inleiding, Wolters-Noordhoff, 1991. BARTHES, R., De lichtende kamer, Synopsis 1988. BAZIN, A., Wat is film ?, Standaard Uitg., Antwerpen, 1984. BECKERMAN, B., Dynamics of drama, Drama Book Specialists, 1979. BONE, J., JOHNSON, R., Understanding the film, National Texbook Company, 1991. BORDWELL, D., & CARROLL, N., Post-theory; reconstruction Film studies, The University of Wisconsin Press, London, 1996. BORDWELL, D., THOMPSON, K., Film art - an introduction, McGraw-Hill Inc., 1993. BOSMA, P., Filmkunde, Inleiding, SUN/Ou Nijmegen 1991. BRESSON, R., Notes sur le cinématographe, Gallimard,1975. BURCH, N., Praxis du cinéma, Gallimard, 1969. CAHIERS INTERNATIONAUX DE SOCIOLOGIE, Nouvelles Images nouveau réel, volume LXXXII, PUF,1987.
9
CHION, M., La voix au cinéma, Ed. de l'Etoile, 1982. CHION, M., Le son au cinéma, Ed.de l'Etoile, 1992. CHEVANU, F., L'Expression cinématographique (les éléments et leur fonction), Lherminier, 1977. COOK, D.A., A History of Narrative Film. DELEUZE,G., L'image-mouvement en L'image-temps, Les éditions de Minuit, 1983-1985. EISENSTEIN, S.M., La non-indifférent Nature, Union générale d'édition 10/18, 1976. FIELD, S., Hoe schrijf ik een scenario ?, Het Wereldvenster/Unieboek, 1988. GAUDREAULT, A., JOST, F., Récit écrit, récit filmique II, Nathan 1990. GODARD, J.-L., Introduction à une véritable histoire du cinéma, Albatros, 1980. HAVERMAN, M., Over fotografen, koorddansers een gat in de markt, Bert Bakker, 1992. HELLER, E., Kleur, symboliek, psychologische toepassing, Aula. HOLTHOF, M., De digitale badplaats - over media en cultuur, Van Halewijck, 1995. JARVIE, I., Philosophy of film, Routledge & Kegan Paul, 1987. JEFFREY, I., Photography, World of Art, 1993. LANGLOIS, H., Trois cent ans de cinéma, Cahiers du cinéma/Cinémathèque Française, 1986. LAVANDIER, Y., La Dramaturgie, Le Clown & l'enfant, 1994. MAST,G., MARSHALL COHEN, Film Theory and Criticism, Oxford Univ. Press, 1979. MITRY, J., Histoire du cinéma, Ed. universitaires, 1967. MONACO, J., Film (taal, techniek, geschiedenis), Het Wereldvenster/Unieboek, 1991. MORRISROE, P., Robert Mapplethorpe, de biografie, Contact, 1995. PEETERS, B., Autour du scénario, Revue de l'Université de Bruxelles, 1986. ROSSELLINI, R., Un esprit libre ne doit rien apprendre en esclave, Fayard, 1977. ROUD, R., Cinema a critical dictionary, Secker & Warburg, 1980. SADOUL, G., Histoire générale du cinéma, Ed. Denoël. SADOUL, G., Rencontres 1 - Chroniques et entretiens, Ed. Denoël, 1984. SHOBER, H., RENTSCHLER, I., Waarneming en werkelijkheid; optische misleidingen in wetenschap en kunst, Uitg. Hollandia. SKLAR, R., An International History of the Medium, Thames & Hudson. VALE, E., The Technique of screenplaywriting, Souvenir Press, 1972. VANOYE, F., Récit écrit, récit filmique I, Nathan, 1989. VOS, C., Het verleden in bewegend beeld: een inleiding in de analyse van audiovisueel materiaal, De Haan, 1991. VII. 3 BIBLIOGRAFIE PER DEELVAK. Fotografie ARBUS, Diane, An Aperture Monograph, Aperture Fondation inc., 1972/1996. DE VOS, J., Nogal onfatsoenlijk maar zeker verleidelijk, Kritak, 1994. FRIZET, Michael, A New History of Photography, Könemann, 1998. LABRO, H., JACOBS, M., Je ziet niet wat je ziet, Kunstbank, 1993. Praktische pocket encyclopedie, Creatief fotograferen, Lannoo, 1993. ROODENBURG, Linda, PhotoWork(s) in Progress, Snoeck-Ducaju & zoon, 1997. SONTAG, S., Over fotografie, Uitg. Diogenes, 1994. SWINNEN, J.M., De paradox van de fotografie, een kritische geschiedenis, Hadewijch, Cantecleer 1992. 100 X Photo, Thoth Publishers, Bussum, 1996. Video BOM, M., CALLENS, H. en VAN DEN BRANDEN, W., Werken met audiovisuele middelen, BRT, 1984. VAN DEN BRANDEN, W., Audiovisuele media: praktijkboek, Moderne Instructiemethoden, 1983.
10
Audio BRTN, Werken met audiovisuele middelen - leerboek, Instructieve Omroep BRTN. LINKENS, A., Creatief met audio-apparatuur, 1988. MEULENBERG, M., Begeleiden van audiovisuele producties, Alphen a/d Rijn, Samson Bedrijfsinformatie 1994.
Multimedia DERY, M., Het digitale lichaam - Cybercultuur in het fin-de-millennium, Hadewich/De Prom, 1996. ELLERMAN, H., 380 Internet Tips & Trucs, Uitg. Pim Oets, 1995. HERRELIES, J.M., Het complete multimediaboek, Sybex, 1994. HASKIN, D., Beginnen met multimedia, Schoonhoven, Academic Service, 1995. RAGGETT, D., LAM, J., ALEXANDER, I., HTML 3 Electronic Publishing on the World Wide Web, Addison Wesley Longman, 1996. WINSTON, P.H., On to Java, Addison Wesley Longman, 1995.
11
VIII JAARPLANNING =================== timing (maand)
leerinhouden ..................
vorderingsschema = +/-
verklaring (als -, waarom)
september oktober november
IX EVALUATIE =========== DOEL Door evaluatie bepaalt de leraar in hoever de concreet gestelde doelen bereikt zijn. Een positieve evaluatie gaat uit van hetgeen de leerling heeft bijgeleerd, niet van de tekorten omdat hij bepaalde zaken nog niet heeft bijgeleerd. TAXONOMIE Door classificatie van toets- en examenvragen volgens de taxonomie zal de leraar in staat zijn het doel van zijn evaluatie te bereiken. Examenvragen zijn eenduidig, valide en betrouwbaar. Door vragen van gelijke aard als in de loop van het jaar speelt het verrassingseffect niet meer. Aan de hand van modelantwoorden of criteria (voor beoordelinsgvragen) zijn de correcties secuur en op de gebruikelijke manier aangeduid (bv. met rode inkt of balpen). Bij mondelinge examens - vooraf vastgelegd in het studiereglement - worden reeksen (gelijk(w)aardige) vragen voorzien en van het verloop van de examens worden notulen aangelegd. Iedere leerling heeft door trekking van zijn vragen gelijke kansen. Een tweede examinator, liefst competent in dezelfde discipline, wordt zo mogelijk toegevoegd. Bovendien worden van hetzelfde vak per jaar liefst niet in meer dan in één reeks mondelinge examens afgenomen. AARD EN FREQUENTIE VAN DE EVALUATIE Voor dagelijks werk is het aangewezen te kunnen steunen op minstens één schriftelijke herhalingsbeurt per rapportperiode. Dit belet niet dat deze punten voor DW kunnen aangevuld worden met korte, schriftelijke overhoringen en opdrachten, mondelinge beurten, punten voor observatiegegevens, orde, medewerking zoals vooraf afgesproken in het studiereglement. Hierbij is het ook nuttig voldoende aandacht te besteden aan zelfevaluatie van de leerlingen. Observaties over het affectieve gedrag van de leerlingen kunnen soms aanleiding geven tot lichte aanpassing van een cijfer voor DW. Voor examens speelt de klasattitude natuurlijk niet mee.
12
X DE GEÏNTEGREERDE PROEF ======================= Volgens het BVE dd. 13.03.1991, BS 17.05.1991, omzendbrieven SOZ (91) 7 dd. 03.05.1991 en SOZ (91) 26 dd. 04.12.1991 slaat de geïntegreerde proef op de vakken en de specialiteiten van het optioneel gedeelte. Voor KSO bewijzen de leerlingen hun beheersing van de verworven kunstzin en vaardigheden naargelang de studierichting, door realisatie van een eigen creatie met inbegrip van een beschrijving over de werkwijze van de totstandkoming en de gebruikte technieken. Niet alle leerlingen moeten dezelfde opdracht krijgen, maar men zal steeds de volgende elementen terugvinden: het verzamelen van informatie het interpreteren van resultaten het mondeling en schriftelijk rapporteren het nemen van belissingen De verworven attitudes zijn hierbij belangrijk: zin voor zelfstandig werken zin voor groepswerk observeren en rapporteren zelfevaluatie zin voor nauwkeurigheid, orde en stiptheid motivatie doorzettingsvermogen gedrevenheid tot realisatie of creatie De jury van de geïntegreerde proef bepaalt de concrete evaluatiecriteria (puntenverdeling), met inbegrip van de verhouding permanente evaluatie / evaluatie van het einproduct. De beoordeling van de jury slaat op de proef als product (kwaliteit van het product, vindingrijkheid bij het oplossen van problemen, inhoud en presentatie, verloop van de mondelinge toelichting). De prestaties van betrokkene gedurende het jaar (permanente inspanning, tussentijdse rapporten, prestatie en evaluatie en evt. stagerapporten).
13
XI MINIMUMUITRUSTING ==================== Elk middel of materiaal dat tot "beeldvorming" leidt is bruikbaar. Volgende opsomming is dus niet limitatief. FOTOGRAFIE A. Doka Vergroters, timers, korrelzoekers, instelramen, filters, Baden, maatbekers,opbergflessen Ontwikkeltanken, spoelen, filmklemmen, thermometers Ontwikkel- en fixeerproducten Spoelsystemen B. Atelier Barytpers, droogmachine, snijmachine, diaprojector, werktafels C. Studio Fototoestellen, flitsinstallatie, lichtmeter, achtergrondpapier, statief, verlichting
VIDEO Camera (bv. Handycam) [analoog of digitaal] Statief Eenvoudige lichtkoffer Eenvoudige montagetafel, uitgerust met "monitoren, afspeelapparatuur AUDIO Bandopnemer, cassetterecorder, microfoons, mixagetafel, klankinstallatie (versterker, luidspreker) MULTIMEDIA Een PC (multimedia) per twee leerlingen Een scanner Een printer Een server Een digitale recorder Software: - photoshop - montageprogramma - aanmaak internet-sites - eenvoudige cd-rom aanmaak - lay-out programma
14
XII INHOUDSTAFEL ===============
I
Lessentabel..........................................................................
2
II
Visie op het vak in de graad ...................................................
3
III
Beginsituatie.........................................................................
3
IV a IV b
Algemene doelstellingen ........................................................ Leerplandoelstellingen............................................................ kennis................................................................................... begrip.................................................................................... toepassing............................................................................. analyse.................................................................................. synthese................................................................................ waardebepaling.......................................................................
3 4 4 5 5 5 6 6
V
Leerinhouden..........................................................................
7
VI
Pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen....
8
VII
Bibliografie..............................................................................
9
VIII
Jaarplanning............................................................................
12
IX
Evaluatie.................................................................................
12
X
Geïntegreerde proef..................................................................
13
XI
Minimumuitrusting....................................................................
13
XII
Inhoudstafel.............................................................................
15
15