I I f I I I I I I i i i i i i i i i i
i Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat
Dynamisch triaxiaalonderzoek op asfalt Onderzoek op mengsels DAB 0/16 en ZOAB 0/16
A i\r> f f f C £ „ .' ur
B
I
D O
C
(bibliotheek en documentatie) Dienst Weg- en Waterbouwkunde Postbus 5044, 2600 CA DELFT Tel. 015-2518 363/364
Rapport in opdracht van DWW
I I I 1 f I f i I
I i I I I I I I
C%)
Technische Universiteit Delft Faculteit der Civiele Techniek Laboratorium voor Weg- en Spoorwegbouwkunde
Rapport 7-96-114-7
Dynamisch triaxiaalonderzoek op asfalt - Onderzoek op mengsels DAB 0/16 en ZOAB 0/16 -
BB
» D N O» C » D N
(bibliotheek en ddocumentatie)
^ ? * Dienst Weg- en weterbouwtamft Postbus 50'W, 2«00 GA O B K Tel. 015 - J51S 3«3/364
Ji$
Rapport in opdracht van DWW
ing. M.R. Poot J.A.M. Kalf ir. L.J.M. Houben maart 1997
I I 1.
2.
Rapport nr.
Serie nr.
3.
Ontvanger catalogus nummer
5.
Datum rapport
IR-R-96-126 4.
Titel en subtitel
Maart 1997
Dynamisch triaxiaalonderzoek op asfalt.
7.
Onderzoek op mengsels DAB 0/16 en ZOAB 0/16
6.
Code uitvoerende organisatie
Schrijvers
8.
Nr. rapport uitvoerende org. 7-96-114-7
Ing. M.R. Poot, J.A.M. Kalf, ir. L.J.M. Houben 9.
Naam en adres opdrachtnemer Technische Universiteit Delft
10.
Projectnaam
11.
Contact nummer
13.
Type rapport
14.
Code andere opdrachtgever
Faculteit der Civiele Techniek
Laboratorium voor Weg- en Spoorwegbouwkunde Postbus 5048 2600 GA Delft
12.
Naam en adres opdrachtgever Rijkswaterstaat Dienst Weg- en Waterbouwkunde Postbus 5044 2600 GA Delft
15.
Opmerkingen
16.
Referaat
17.
Trefwoorden
19.
Classificatie
18.
20.
Distributie systeem
Classificatie deze pagina
21.
Aant.blz. 23 blz. + 5 bijlagen
I
22.
Prijs
I
i i i
I I i
i i
I i
f i f i i i
t t
Voorwoord
Het in dit rapport beschreven onderzoek is uitgevoerd door het Laboratorium voor Weg- en Spoorwegbouwkunde van de Technische Universiteit Delft, in opdracht van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat te Delft. De proefstukken zijn vervaardigd door KOAC-Twello. De wetenschappelijke verantwoording van de hier gepresenteerde resultaten berust geheel bij de auteurs. Gebruik van gegevens, methoden en/of resultaten die in dit rapport voorkomen, geschiedt geheel op eigen risico. De Technische Universiteit Delft aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade welke uit het gebruik mocht voortvloeien.
I I I I
t t I I I I I
1 I -
'y
I I I I I I
Symbolenlijst
Symbool
dimensie
betekenis
kg/m3 kPa kPa kPa kPa kPa kPa kPa
dichtheid eerste hoofdspanning tweede hoofdspanning derde hoofdspanning statische voorspanning cyclische axiale spanning axiale spanning steunspanning axiale permanente rek initiële axiale permanente rek
6
N T
P q
v0 vn
10" /s
reksnelheid minimale reksnelheid
-
aantal lastherhalingen schuifspanning cohesie bolspanning deviatorspanning volume voor beproeven volume na beproeven
kPa kPa kPa kPa m3 m3
I
i Inhoudsopgave
i i
blz.
||
1. Inleiding
1
-
2. Theorie
2
3. Proefstukpreparatie
5
4. Dynamische triaxiaalproeven
6
5. Meetopstelling
7
6. Proefuitv.oering
8
'•
•
•
7. Resultaten
10
7.1 Volumeverandering
10
|
7.2 Vergelijking axiale vervorming UTM met schuifmaat
12
—
7.3 Initiële axiale vervorming
13
-|
7.4 Axiale vervormingssnelheid
15
,_
8. Bewerkingen
20
'™
9. Conclusies
22
•
10. Literatuur
23
I
I
Bijlagen:
1. Permanente vervorming van de DAB 0/16 proefstukken •
2. Permanente vervorming van de ZOAB 0/16 proefstukken 3. Elasticiteitsmodulus van de DAB 0/16 proefstukken
J}
4. Elasticiteitsmodulus van de ZOAB 0/16 proefstukken
^
5. Minimale vervormingssnelheid van de DAB 0/16 en
I
I I
ZOAB 0/16 proefstukken
I 1 I I 1 I I I I I I I 1 I I 1 I 1
t I
Inleiding
In opdracht van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde van Rijkswaterstaat te Delft is in het Laboratorium voor Weg- en Spoorwegbouwkunde van de Technische Universiteit Delft triaxiaal onderzoek verricht op 2 materialen, DAB 0/16 en ZOAB 0/16, onder 8 verschillende spanningscondities en bij een temperatuur van 50 °C. Het doel van het onderzoek is: • het toetsen van de reproduceerbaarheid en het onderscheidend vermogen van de proef. • het verkrijgen van data om een model van ASF/TWAO-S voor de interpretatie van triaxiaalproeven te ontwikkelen. • het verkrijgen van inzicht in specificaties voor de vervormingsweerstand van asfaltmengsels. De proeven zijn uitgevoerd met pneumatische testapparatuur van het Australische IPC. Deze opstelling, bekend onder de naam UTM (Universal Testing Machines), maakt het mogelijk een groot aantal wegenbouwproeven te doen, waaronder de dynamische triaxiaalproef. Parallel met dit onderzoek is door Netherlands Pavements Consultants (NPC) met hydraulische belastingapparatuur soortgelijk triaxiaalonderzoek verricht op kleine proefstukken (1).
Theorie
In de triaxiaalproef wordt een spanningstoestand in het proefstuk aangebracht die onder een aantal aannamen met twee parameters te karakteriseren is en als een cirkel in het Mohr-vlak weergegeven kan worden. In het Mohr-vlak kunnen de verschillende grensovergangshypothesen tussen twee toestanden waarin een materiaal voor kan komen als lijnen worden getrokken. Voorbeelden zijn: • normaalspanningshypothese (lijn evenwijdig aan de Y-as) • schuifspanningshypothese (lijn evenwijdig aan de X-as) • lineaire wrijvingsmodellen, gebaseerd op verschillende hypotheses (Coulomb, Tresca, Von Mises, Drucker-Praeger, Huber-Hencky etc.) • parabolische en hyperbolische modellen, mogelijk te zien als modellen waarin een overgang tussen twee grensovergangsmechamsmen optreedt. De bekendste grensovergang is wel de plastische vloeigrens van staal. Dit wordt vanuit constructief oogpunt veelal beschouwd als bezwijken, waardoor de grensovergangshypothesen beter bekend zijn onder de naam bezwijkhypothesen.
Figuur 1.
Grensovergangslijnen
Op grond van de literatuur wordt een Mohr-Coulomb model verondersteld (figuur 1). • De beide (hoofd)spanningen kunnen uitgedrukt worden in een bol- en deviatorspanning p en q, die als volgt zijn gedefinieerd:
p = (a, + er, + cr3 J / 3 = (er,. + 2crh) / 3
I I I I 1 I 1 I I I I 1 I I I 1 I f I I
De Coulornblijn kan geschreven worden als: r = r0 + a tan
met: a = (lb = -\2cos
d = 3b/(\-2a) In het geval een materiaal geen duidelijke grensovergang tussen twee toestanden heeft kunnen de grensovergangslijnen opgevat worden als lijnen van constante snelheid van het beschouwde proces. Er kan dan een parametriseerbare schare van zulke lijnen getekend worden. Voor asfalt kan dat è = de I dt z\]n. Omdat asfalt opgebouwd is uit de componenten steen (zand, stof) en bindmiddel (bitumen) is het zinvol de limietgevallen te beschouwen. In geval van een ongebonden aggregaat is c « 0 kPa en cp ~ 30 - 50°. Bij een bindmiddel hangen c en in mindere mate
Figuur 2. Opgelegd belastingsignaal in dynamische triaxiaalproef (schematisch)
I I I I I I I I 1 I I I I I I I I f 1 I
Figuur 3. Gemeten vervormingssignaal in dynamische triaxiaalproef (schematisch)
£ =
000
(ƒ6000 " ^3000)
E= v n -v 0 V„
100 %
tenzi
J anders vermeld
I I I 1 I I 1 I I I I I I I I I I I I I
Proefstukpreparatie
De cilindrische triaxiaalproefstukken met diameter 100 mm en hoogte 200 mm, van DAB 0/16 en ZOAB 0/16, zijn vervaardigd door KOAC-Twello (2) en aan de T.U. Delft ter beschikking gesteld. De proefstukken waren reeds planparallel geslepen en gepolijst. De afmetingen van de proefstukken vóór het beproeven zijn vermeld in tabel 1. De dichtheid van de proefstukken is vooraf door KOAC-Twello bepaald. Een overzicht hiervan staat in tabel 2. Vóór het beproeven zijn beide zijden van de proefstukken ingesmeerd met een mengsel van glycerine en talkpoeder (massaverhouding 3:1) en ingewreven met grafietpoeder. Dit om de wrijving tussen proefstuk en drukplaten te minimaliseren. h Proefst(mm) code 199.9 DAB-01 199.9 DAB-02 199.9 DAB-03 DAB-04 • 200.0 200.0 DAB-05 199.9 DAB-06 DAB-07 200.1 200.2 DAB-08
d (mm) 101.4 101.4 101.4 101.3 101.3 101.2 101.7 101.7
proefstcode DAB-09 DAB-10 DAB-11 DAB-12 DAB-13 DAB-14 DAB-15 DAB-16
h (mm) 200.2 200.2 200.2 200.2 199.9 200.2 200.0 200.1
d (mm) 101.7 101.7 101.7 101.7 101.7 101.6 101.7 101.7
proefstcode DAB-17 DAB-18 DAB-19 DAB-20 DAB-21 DAB-22 DAB-23 DAB-24
h (mm) 200.3 200.1 200.2 200.1 200.2 200.2 200.2 200.2
d (mm) 101.7 101.8 101.6 101.6 101.7 101.7 101.8 101.7
200.0 200.1 200.0 200.1 200.1 200.0 200.1 200.0
101.4 101.5 101.4 101.4 101.3 101.4 101.2 101.2
ZOAB-34 ZOAB-35 ZOAB-36 ZOAB-37 ZOAB-38 ZOAB-39 ZOAB-40 ZOAB-41
200.2 200.2 200.3 200.2 200.2 200.0 200.0 200.1
101.6 101.6 101.2 101.1 101.6 101.3 101.4 101.5
ZOAB^»2 ZOAB-43 ZOAB^W ZOAB-45 ZOAB^*8 ZOAB-49 ZOAB-50 ZOAB-51
200.1 200.1 200.1 200.1 200.1 200.0 200.0 199.9
101.2 101.5 101.4 101.7 101.3 101.4 101.4 101.6
ZOAB-25 ZOAB-26 ZOAB-27 ZOAB-28 ZOAB-29 ZOAB-31 ZOAB-32 ZOAB-33
Tabel 1. Afmetingen van de proefstukken vóór het beproeven. Proefstcode DAB-01 DAB-02 DAB-03 DAB-04 DAB-05 DAB-06 DAB-07 DAB-08
djchtb (kg/m3) 2375 2364 2370 2368 2371 237! 2369 2372
proefstcode DAB-09 DAB-10 DAB-11 DAB-12 DAB-13 DAB-14 DAB-15 DAB-16
dichth (kg/m3) 2369 2369 2370 2368 2368 2373 2374 2376
proefstcode DAB-17 DAB-18 DAB-19 DAB-20 DAB-21 DAB-22 DAB-23 DAB-24
dichth (kg/m3) 2379 2379 2373 2372 2382 2380 2380 2383
ZOAB-25 ZOAB-26 ZOAB-27 ZOAB-28 ZOAB-29 ZOAB-31 ZOAB-32 ZOAB-33
1974 1969 1999 1991 1989 1993 1983 1991
ZOAB-34 ZOAB-35 ZOAB-36 ZOAB-37 ZOAB-38 ZOAB-39 ZOAB ^10 ZOAB-41
1967 1995 1994 1997 1989 1974 1998 1996
ZOAB-42 ZOAB^3 ZOAB-44 ZOAB-45 ZOAB^8 ZOAB^J9 ZOAB-50 ZOAB-51
1995 1981 1975 1994 1976 1995 1979 1973
Tabel 2. Dichtheid van de proefstukken vóór het beproeven.
I I I 1 I I I I I I I I
I I I I I I I I
Dynamische triaxiaalproeven
Het doel van dynamische triaxiaalproeven is het bepalen van elastische en/of plastische vervormingskarakteristieken van materialen onder omstandigheden van spanning, en temperatuur welke de situatie in de wegconstructie zoveel mogelijk benaderen. Hiertoe wordt een cilindervormig proefstuk belast met spanningen, welke de spanningen in de wegconstructie simuleren. De ten gevolge van de aangelegde spanningen optredende elastische vervormingen worden gemeten en tezamen met de aangelegde spanningen omgerekend tot de stijfheidsmodulus E. Wordt de permanente rek in verticale richting gemeten (E, p) dan geeft dit informatie over de weerstand tegen permanente vervorming (spoorvorming). Figuur 4 toont voor het onderhavige onderzoek de in het triaxiaalproefstuk heersende spanningen. De alzijdige steundruk a 2 3 simuleert de horizontale spanning in de bovenste laag van de wegconstuctie, welke wordt veroorzaakt door de verkeersbelasting. Om de verticale spanningen ten gevolge van verkeer te simuleren moet in verticale richting nog een extra cyclische spanning a c worden toegevoegd. De verkeersbelasting a, is in het laboratorium dus een sommatie van a 23 en ac. Een kleine statische verticale spanning a s simuleert de eigen gewichtsspanning ten gevolge van eventuele bovenliggende lagen. In het hier beschreven onderzoek is tijdens de proeven de steundruk o-, 3 d.m.v. lucht constant gehouden.
a,,
tijd
o. t
1
t
°2.y
tijd
a,
o,
Figuur 4: Spanningstoestand triaxiaal proefstuk.
I I I I I I I I I I I I I I I 1 I I I I
Meetopstellin o
Figuur 5 toont de triaxiaalcel met de daarop bevestigde axiale opnemer. In de cel bevindt zich het proefstuk. Het proefstuk is cilindrisch van vorm, met een diameter van ca. 100 mm en een hoogte van ca.200 mm. Het proefstuk bevindt zich tussen een tweetal stalen drukplaten en is omgeven door een plastic membraan, dat met rubber en slangeklemmen luchtdicht is aangesloten op de drukplaten. Ofschoon het mogelijk is buiten het proefstuk een regelbare dynamische overdruk aan te leggen, waarmee de alzijdige steundruk wordt gecreëerd, is dat in dit onderzoek niet gebeurd. Lucht is gekozen als medium voor deze steundruk. De ter simulering van de verkeersbelasting benodigde spanning o c wordt aangelegd met behulp van een pneumatische vijzelinstallatie (UTM), welke een capaciteit heeft van 5 kN. De signaalvorm is programmeerbaar.
\:M JL
_EL
I
TT
il
•
I Figuur 5: Triaxiaalopstelling UTM Op de celkap bevindt zich de axiale verplaatsingsopnemer, die via de belastingsplunjer de verplaatsing meet van het proefstuk. Aan de onderzijde meten rwee drukopnemers de steundruk en de druk binnenin het proefstuk. De uitvoering van de triaxiaalproeven is computer-gestuurd. Het axiale belastingssignaal wordt door de computer gegenereerd. Gemeten wordt: a. b. c. d.
de venicale belasting a c het permanente verloop van de axiale vervorming E, p de steundruk a 2 3 de druk binnenin het proefstuk ('pore pressure'); in het geval van een overdruk (t.o.v. de atmosferische druk) binnenin het proefstuk is er sprake van een lek membraan en wordt de proef onderbroken.
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
Proefuitvoering rrè : i#^£?^^é^ In analogie met de dynamische kruipproef is voor a c een blokvormig signaal van 1 Hz gekozen met een pulsbreedte van 0.2 seconden en een rusnijd van 0.8 seconden. De steundruk is constant. In figuur 6 is het signaal van de axiale belasting ( a j weergeven.
0
100
lijd (ms)
°
Figuur 6. Vorm van het axiale belastingssignaal (a c ) Gestreefd is om de proeven zoveel mogelijk onder gelijke omstandigheden te laten verlopen. Bij het ZOAB bleken de conventionele membranen niet geschikt om proeven lekvrij te laten verlopen en zijn stuggere membranen gebruikt. Ook bij de DAB proefstukken is dit stuggere membraam gebruikt; ofschoon dit niet noodzakelijk is, is hiervoor toch gekozen om de proefcondities voor beide soorten asfalt gelijk te houden. Door de binnenzijde van het proefstuk te verbinden met de buitenluchtdruk wordt drukopbouw in het proefstuk zoveel mogelijk voorkomen. Echter indien de holle ruimten niet met elkaar in verbinding staan, is plaatselijke drukopbouw altijd mogelijk. De proefomstandigheden zijn weergegeven in tabel 3 en in figuur 7
o. (MPa) 0.90 0.60 0.30 0.60 0.30 0.75 0.60 0.60
ah (MPa) 0.30 0.25 0.20 0.10 0.03 0.15 0.05 0.15
p (MPa) 0.50 0.367 0.233 0.266 0.120 0.350 0.233 0.300
q (MPa) 0.6 0.35 0.1 0.5 0.27 0.6 0.55 0.45
p/q (MPa) 0.833 1.05 2.33 0.533 0.444 0.583 0.424 0.667
Tabel 3. Proefomstandigheden (spanningscondities) bij de dynamische triaxiaalproeven
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
0,7 0,6
"' •".757 15
''.9/,3
".6/.Q5
0,5
•:
'.6U5
q 0,4 m
.6
0,3
-3/.Q3
0,2 0,1
m
3f2Q
0 O
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0,8
noot: de spanningscondities a,/ o h = 1.2 / 0.6 en cv/ at = 0.9 / 0.6 zijn toegepast in het onderzoek voor de werkgroep VZW, de overige 8 spanningscondities zijn toegepast in het onderhavige onderzoek.
Figuur 7. Proefomstandigheden (spanningscondities aT /CTJbij de dynamische triaxiaalproeven
Tijdens de proeven zijn het gerealiseerde krachtsignaal alsmede de verticale (elastische en plastische) vervormingen gemeten. De proeven zijn uitgevoerd in drievoud. Het verloop van de gemeten verticale (axiale) permanente vervorming met het aantal lastherhalingen is weergegeven in de bijlagen 1 (DAB 0/16 proefstukken) en 2 (ZOAB 0/16 proefstukken). Het verloop van de elasticiteitsmodulus, berekend uit de gemeten verticale (axiale) elastische vervorming, met het aantal lastherhalingen is weergegeven in de bijlagen 3 (DAB 0/16 proefstukken) en 4 (ZOAB 0/16 proefstukken).
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
Resultaten In de bijlagen 1 en 2 is het gemeten verloop van de axiale permanente vervorming z{ p van de DAB 0/16 resp de ZOAB 0/16 proefstukken opgegeven. Vervolgens is in de bijlagen 3 en 4 het verloop van de elasticiteitsmodules (berekend uit de gemeten axiale reversibele (elastische) rek van de DAB 0/16 resp de ZOAB 0/16 proefstukken gegeven. 7.1 Volumeverandering In tabel 4 zijn de met de schuifmaat bepaalde afmetingen van de proefstukken na het beproeven vermeld. Proefstcode DAB-01 DAB-02 DAB-03 DAB-04 DAB-05 DAB-06 DAB-07 DAB-08
b (mm) 198.7 198.1 197.5 199.6 198.2 197.7 200.1 200.0
d (ram) 109.9 102.1 102.4 101.7 102.0 102.3 101.7 101.6
proefstcode DAB-09 DAB-10 DAB-11 DAB-12 DAB-13 DAB-14 DAB-15 DAB-16
h (mm) 200.0 196.0 196.6 195.4 196.1 197.4 197.2 196.6
d (mm) 101.5 102.6 102.5 102.6 102.6 102.3 102.3 102.4
proefstcode DAB-17 DAB-18 DAB-19 DAB-20 DAB-21 DAB-22 DAB-23 DAB-24
h (mm) 195.5 196. 193.3 192.1 191.5 197.4 197.8 197.9
d (mm) 102.7 102.7 103.3 104.0 103.9 102.1 102.2 102.2
ZOAB-25 ZOAB-26 ZOAB-27 ZOAB-28 ZOAB-29 ZOAB-31 ZOAB-32 ZOAB-33
198.1 197.2 197.2 198.4 198.2 198.4 199.0 199.4
101.2 101.0 100.8 100.9 101.2 101.3 101.2 101.3
ZOAB-34 ZOAB-35 ZOAB-36 ZOAB-37 ZOAB-38 ZOAB-39 ZOAB^JO ZOAB^l
199.5 194.7 194.4 193.5 191.5 189.6 188.6 194.9
101.3 101.9 101.8 102.4 103.2 104.3 104.9 101.7
ZOAB-42 ZOAB-43 ZOAB^M ZOAB^5 ZOAB-48 ZOAB-49 ZOAB-50 ZOAB-51
194.7 194.4 186.7 183.7 185.0 196.4 196.4 196.2
102.1 101.7 105.8 108.5 106.5 101.6 101.8 101.5
Tabel 4. Afmetingen van de proefstukken na het beproeven. Uit de afmetingen van de proefstukken vóór het beproeven (tabel 1) en de afmetingen na het beproeven (tabel 4) kan de volumeverandering AV berekend worden. In de tabel 5 is AV voor alle proefstukken vermeld, evenals de gemiddelde AV, de standaardafwijking en de variatiecoëfficiënt per asfalttype en per spanningstoestand. Uit tabel 5 komt naar voren dat er bij het merendeel van de proefstukken sprake is van een volume-afname t.g.v. de beproeving. Echter bifheT DAB 0/16 zijn er'eën aaritarrparinirigstoestanden, waarbij hervólufne van het proefstuk toeneemt tijdens de triaxiaalproef. Bij de ZOAB 0/16 proefstukken is er (afgezien van de daadwerkelijk bezweken proefstukken bij de spanningstoestand av/crh= 0,6/0,05) vrijwel altijd sprake van een volume-afname.
10
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
Volume afname DAB 0/16 proefstukken AV (afname = positief) spanningstoestand (<xv/oh) 0.9/0.3
0.6/0.25
0.3/0.2
0.6/0.1
0.3/0.03
0.75/0.15
0.6/0.05
0.6/0.15
proefstukcode DAB-01 DAB-02 DAB-03 DAB-04 DAB-05 DAB-06 DAB-07 DAB-08 DAB-09 DAB-10 DAB-11 DAB-12 DAB-13 DAB-14 DAB-15 DAB-16 DAB-17 DAB-18 DAB-19 DAB-20 DAB-21 DAB-22 DAB-23 DAB-24
AV (%) -0.4337 -0.4337 -0.8055 -0.5580 -0.4345 -0.9950 0.0615 0.3688 0.3690 0.3073 0.2460 0.5535 0.0616 0.0616 0.0616 0.3079 0.4305 0.4297 0.0617 -0.6782 0.0615 0.5535 0.3071 0.1231
A V gemiddeld (%)
standaardafwijking A V (%)
variatiecoëfficiënt AV
-0.5576
0.2147
0.3850
-0.6625
0.2945
0.4445
0.2664
0.1775
0.6663
0.3689
0.1628
0.4413
0.0616
0
0
\ 0.3894
0.0706
0.1813
-O.1850
0.4271
2.3086
0.3279
0.2160
0.6587
Volume afname ZOAB 0/16 proefstukken AV (afname = positief) spanningstoestand (a v /o n ) 0.9/0.3
0.6/0.25
0.3/0.2
0.6/0.1
0.3/0.03
0.75/0.15
0.6/0.05
0.6/0.15
proefstukcode ZOAB-25 ZOAB-26 ZOAB-27 ZOAB-28 ZOAB-29 ZOAB-31 ZOAB-32 ZOAB-33 ZOAB-34 ZOAB-35 ZOAB-36 ZOAB-37 ZOAB-38 ZOAB-39 ZOAB-40 ZOAB -41 Z0AB^12 ZOAB-43 ZOAB-«* ZOAB^»5" ZOAB-48*** ZOAB-49 ZOAB-50 ZOAB-51
AV (%) 1.4233 2.3471 2.5371 1.9183 1.1772 0.9288 0.6832 0.1863 0.8631 2.2167 1.8012 0.7467 1.2330 -0.4963 -0.9907 2.2854 0.9938 2.4089 -1.4224 -4.5567 -2.1066 1.5470 0.9907 2.0370
AV gemiddeld (%)
standaardafwijking A V (%)
variatiecoëfficiënt AV
2.1025
0.5958
0.2834
1.3414
0.5148
0.3838
0.5775
0.3506
0.6071
1.5882
0.7578
0.4771
-0.0847
1.1676
13.7851
1.8960
0.7838
0.4134
-2.6952
1.6480
0.6115
1.5249
0.5235
0.3433
* bezweken na 220 wisselingen ** bezweken na 1082 wisselingen *** bezweken na 834 wisselingen
Tabel 5. Volume afname van de proefstukken t.g.v. de dynamische triaxiaalproef 11
7.2 Vergelijking axiale vervorming UTM met schuifmaat De tabellen 6 en 7 geven tenslotte een vergelijking van de axiale permanente vervorming E, p zoals die bij het einde van de dynamische triaxiaalproef is gemeten met de UTM resp. met de schuifmaat. Bij de DAB 0/16 proefstukken (tabel 6) is er sprake van een behoorlijke tot goede overeenstemming (verschil maximaal ca. 20 %) tussen beide e, p bepalingen. Bij de ZOAB 0/16 proefstukken is, met name bij kleine e, p waarde, de overeenstemming veel minder goed, hetgeen voor een belangrijk deel te wijten is aan de ruwe oppervlakstructuur van de proefstukken.
Axiaie vervorming DAB 0/16 proefstukken met UTM gemeten axiale met schuifmaat gemeten axiale vervorming vervorming e l p bij einde proef. e, p bij einde proef. individuelewaarden
spanningstoestand (a v /o h )
proefstukcode
0.9 / 0.3
DAB-01
0.7356
0.9 / 0.3
DAB-02
1.0166
gemiddeld
individuelewaarden 0.5629
1.0508
0.9379
0.8552
0.9 / 0.3
DAB-03
1.4003
1.2005
0.6/0.25
DAB-04
0.4445
0.6/0.25
DAB-05
0.9673
0.1875 0.8877
0.6/0.25
DAB-06
1.1538
1.0880
0.3 / 0.2
DAB-07
0.0659
0.0250
0.3/0.2
DAB-08
0.0732
0.3/0.2
DAB-09
0.0756
0.6/0.1
DAB-10
2.0278
0.6/0.1
DAB-11
1.6300
0.6/0.1
DAB-12
2.2889
0.3 / 0.03
DAB-13
1.7155
0.3 / 0.03
DAB-14
1.4080
0.3 / 0.03
DAB-15
1.3239
0.75/0.15
DAB-16
1.7554
0.75/0.15
DAB-17
2.1804
0.75 / 0.15
DAB-18
2.0654
0.6 /0.05
DAB-19
3.4382
0.6 /0.05
DAB-20
0.6 /O.05
DAB-2!
3.9966 4.2434
0.6/0.15
DAB-22
0.6/0.15
DAB-23
1.2396 1.3324
0.6/0.15
DAB-24
1.0688
gemiddeld
0.0716
0.0749
0.9004
0.7211
0.0666
0.0999 1.9822
2.0979 1.7737
2.0815
2.3729 1.9382 1.4825
1.3990
1.5833
1.4127 1.7491 2.0004
2.4092
2.0774
2.0740 3.4224 3.8927
4.0225
3.9262
4.3337 1.3988 1.2136
1.2113
1.2406
1.1117
Tabel 6. Vergelijking van de axiale vervorming van de DAB 0/16 proefstukken bij einde proef, zoals gemeten met UTM en schuifmaat.
12
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
Axiale vervorming ZOAB 0/16 proefstukken met UTM gemeten axiale vervorming e, p bij einde proef. (%)
met schuifmaat gemeten axiale vervorming E, p bij einde proef. (%)
proefstukcode '
individuelewaarden (%)
0.9/0.3
ZOAB-25
0.7206
0.9/0.3
ZOAB-26
0.9844
0.9/0.3
ZOAB-27
0.9428
1.4000
0.6/0.25
ZOAB-28
0.6860
0.8746
spanningstoestand (a v /o h )
gemiddeld (%)
individuelewaarden (%) 0.9749
0.8826
1.4371
0.6/0.25
ZOAB-29
0.6177
0.6/0.25
ZOAB-31
0.5447
0.8249
0.3 / 0.2
ZOAB-32
0.1319
0.5499
0.6161
0.9496
0.3 / 0.2
ZOAB-33
0.1270
0.3/0.2
ZOAB-34
0.1245
0.6/0.1
ZOAB-35
2.2693
0.6/0.1
ZOAB-36
2.4951
0.6/0.1
ZOAB-37
2.8233
3.3342
0.3 / 0.03
ZOAB-38
4.6900
4.3467
0.3 / 0.03
ZOAB-39
5.2076
0.3 / 0.03
ZOAB-40
5.6448
0.75/0.150
ZOAB^l
2.1788
0.75/0.150
ZOAB-12
2.2656
0.75/0.150
ZOAB-43
2.3266
0.6 /0.05
ZOAB^M •
8.0736
0.6 /0.05
ZOAB-45 • •
8.3349
0.6 /0.05
ZOAB-48 •**
8.1054
0.6/0.150
ZOAB-49
1.1968
0.6/0.150
ZOAB-50
1.4314
0.6/0.150
ZOAB-51
1.3337
gemiddeld (%)
0.1278
0.3125
1.2707
0.8830
0.3957
0.3248 2.7479 2.5292
5.1808
2.9581
5.2250
3.0134
5.0864
5.6875 2.5869 2.2570
2.6993
2.7035
2.8243 6.7208 8.1713
8.1605
7.4755
7.5453 1.8125 1.3206
1.8123
1.8211
1.8384
•bezweken na 220 wisselingen ** bezweken nal082 wisselingen *** bezweken na 834 wisselingen
Tabel 7. Vergelijking van de axiale vervorming van de ZOAB 0/16 proefstukken bij einde proef, zoals gemeten met UTM en schuifmaat. 7.3 Initiële axiale vervorming In de tabellen 8 en 9 is de initiële axiale permanente vervorming van alle DAB 0/16 en ZOAB 0/16 proefstukken vermeld, en daarnaast ook per type asfalt en per spanningstoestand de gemiddelde waarde, de standaardafwijking en de variatiecoëfficiënt. De initiële vervorming s ; is berekend volgens zt = !4 (e,4-e10)
13
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
Initiële permanente vervorming DAB 0/16 proefstukken spanningstoestand
individuelegemiddeld waarden (%) (%)
(av/o„)
proefstukcode
0.9/0.3
DAB-01
4,9
0.9/0.3
DAB-02
4.9
0.9/0.3
DAB-03
4.9
0.6/0.25
DAB-W
3.1
0.6/0.25
DAB-05
3.7
0.6/0.25
DAB-06
3.1
0,3/0,2
DAB-07
1.2
0.3 / 0,2
DAB-08
0.6
0.3/0.2
DAB-09
0,6
0.6/0.1
DAB-10
10,4
0,6/0,1
DAB-11
6,7
0,6/0.1
DAB-12
9,7 5.5
0.3 / 0.03
DAB-13
0,3 / 0,03
DAB-14
6,7
0,3 / 0,03
DAB-15
4.9
0,75/0,15
DAB-16
6.7
0,75/0,15
DAB-17
9.8
0.75/0,15
DAB-18
9.2
0.6 /0.05
DAB-19
9.7
0,6 /0,05
DAB-20
1.0
0.6 /0.05
DAB-21
0,4
0.6/0.15
DAB-22
0,6/0.15
DAB-23
0,6/0,15
DAB-24
6.1 6.7 6,7
standaard- Variatieafwijking coëfficiënt (%)
4.9
0.0
0,0000
3.3
0.3
0.1050
0.8
0.3
0.4330
8,9
2.0
0.2200
5,7
0.9
0.1608
8,6
1.6
0,1919
10,4
0.7
0.0628
6.5
0,3
0.0533
Tabel 8. Initiële axiale permanente vervorming E, (in 10 %) van de DAB 0/16 proefstukken
14
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
Initiële permanente vervorming ZOAB 0/16 proefstukken individuele standaardvariatiespanningsproefstukwaarden gemiddeld afwijking toestand coëfficiënt code (a v /o h ) (%) (%) (%) 6,7 ZOAB-25 0.9/0.3 ZOAB-26 10.4 9.0 2.0 0.2215 0.9/0.3 ZOAB-27 9.8 0.9/0.3 ZOAB-28 6.1 0.6/0.25 0,7 0,1307 ZOAB-29 4.9 5.3 0.6/0.25 4.9 ZOAB-31 0.6/0,25 ZOAB-32 1,2 0.3 / 0,2 ZOAB-33 0.3464 1.0 0.3 / 0,2 0.6 0.3 ZOAB-34 0,3/0.2 1.2 ZOAB-35 23.2 0,6/0.1 ZOAB-36 25.6 25.8 0.1067 0.6/0.1 2.8 ZOAB-37 28.7 0.6/0.1 ZOAB-38 0.3 / 0.03 ZOAB-39 0.3 / 0.03 0.3 / 0.03 ZOAB^O 0.75/0,15 ZOAB-*1 0,75/0.15 ZOAB-42 0.75/0.15 ZOAB-43 0.6 /0.05 ZOAB^M' 0.6 /0.05 ZOAB^t5" 0,6 /0.05 ZOAB-48"* 0,6/0,15 ZOAB^»9 • 0.6/0.15 ZOAB-50 0.6/0.15 ZOAB-51
23.8 29.3 27.5 18,9 25,6 25.0 104.4 55.6 80.6 12,8 14,7 14.1
26,9
2,8
0.1044
23,2
3.7
0.1600
80.2
24,4
0.3043
13.9
1.0
0.0700
* bezweken na 220 wisselingen ** bezweken nalO82 wisselingen *** bezweken na 834 wisselingen
Tabel 9. Initiële axiale permanente vervorming E, (in 10 3 %) van de ZOAB 0/16 proefstukken Uit vergelijking van de tabellen 8 en 9 komt naar voren dat voor elke spanningstoestand de gemiddelde initiële vervorming van ZOAB 0/16 groter is (factor 1,25 a 8) dan van DAB 0/16. Met uitzondering van de spanningstoestand oj ah = 0,3/0,2 waarbij zeer kleine initiële vervormingen optreden, is de variatiecoëfficiënt kleiner dan 0,3 7.4 Axiale vervormingssnelheid. De vervormingssnelheid van alle DAB 0/16 proefstukken is vermeld in tabel 10 en van alle ZOAB 0/16 proefstukken in tabel 11. In deze tabellen is tevens per spanningstoestand de gemiddelde waarde, de standaardafwijking en variatiecoëfficiënt berekend. De vervormingssnelheid è is berekend over het traject van 3000 tot 6000 lastherhalingen volgens S=
3000
'6000
- e 3000
15
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
Helling DAB 0/16 proefstukken spanningstoestand <
proefstukcode
individuele waarden
0.9/0.3
DAB-01
0,496
0.9/0.3
DAB-02
0,887
0.9 / 0.3
DAB-03
1.578
0,6/0,25
DAB-04
0,309
0,6/0,25
DAB-05
1,082
0.6/0.25
DAB-06
1,627
0,3 / 0,2
DAB-07
0.000
0,3 / 0,2
DAB-08
0.016
0,3 / 0,2
DAB-09
0.000 1,454
0,6/0,1
DAB-10
0,6/0,1
DAB-11
,292
0,6/0,1
DAB-12
,750
0,3 / 0,03
DAB-13
,744
0,3 / 0,03
DAB-14
.046
0.3 / 0,03
DAB-15
.144
0,75/0,15
DAB-16
.303
0,75/0,15
DAB-17
,669
0,75/0,15
DAB-18
1,671
0,6 /0.05
DAB-19
3.244
0,6 /0,05
DAB-20
3.853
0,6 /0.05
DAB-21
3.923
0,6/0.15
DAB-22
0.831
0.6/0.15
DAB-23 DAB-24
0.983
0.6/0.15
gemiddeld
s candaard- Variatieafwijking coëfficiënt
0.987
0.548
0.5551
1.006
0.662
0,6583
0.005
0.009
1.7321
1.499
0,232
0.1550
1,311
0,378
0,2882
1,548
0,212
0,1369
3.673
0.373
0.1017
0,866
0.104
0.1206
0,783
Tabel 10. Vervormingssnelheid £ (in 10"* Is) van de DAB 0/16 proefstukken
16
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
Helling ZOAB 0/16 proefstukken spanningstoestand
proefstukcode
individuele standaardwaarden gemiddeld afwijking
0.9/0.3
ZOAB-25
0,168
0.9/0.3
ZOAB-26
0,208
0.9/0.3
ZOAB-27
0.256
0.6/0,25
ZOAB-28
0.192
0,6/0,25
ZOAB-29
0,176
0,6/0,25
ZOAB-31
0.152
0.3/0,2
ZOAB-32
0.056
0,3 / 0,2
ZOAB-33
0.040
0.3/0.2
ZOAB-34
0.048
0,6/0.1
ZOAB-35
0.583
0,6/0.1 0.6/0.1 0.3 / 0,03 0,3 / 0,03 0,3 / 0,03 0.75/0.15 0,75/0,15 0.75/0.15 0.6 /0.05 0,6 /0.05 0.6 /0.05 0.6/0.15 0.6/0,15 0,6/0.15
ZOAB-36
0.703
ZOAB-37
0.767
ZOAB-38
2.501
ZOAB-39
2.239
ZOAB^O
3,231
ZOAB-41
0.512
ZOAB^2 ZOAB-43
0.511 0.584
ZOAB-M'
X
ZOAB^15"
X
ZOAB^»8***
X
ZOAB-49
0.320
ZOAB-50
0.376 0.344
ZOAB-51
variatiecoëfficiënt
0,211
0.044
0,2091
0,173
0,020
0.1162
0.048
0.008
0.1667
0,684
0.093
0.1365
2,657
0,514
0.1935
0.536
0,042
0.0781
X
X
X
0.347
0,028
0.0810
* bezweken na 220 wisselingen ** bezweken na 1082 wisselingen *** bezweken na 834 wisselingen
Tabel 11. Vervormingssnelheid £(in 10"6 /s) van de ZOAB 0/16 proefstukken Uit de tabellen 10 en 11 blijkt dat bij dezelfde spanningstoestand de gemiddelde vervormingssnelheid van de DAB 0/16 proefstukken in het algemeen groter is (factor 2 a 6 ) dan van de ZOAB 0/16 proefstukken. Uitzonderingen hierop vormen de spanningstoestanden av /a h = 0,3/0,2 (met zeer kleine vervormingssnelheden) en 0,3/0,03, terwijl voor de spanningstoestand ojoh = 0,6/0,05 een vergelijking niet mogelijk is vanwege het bezwijken van de ZOAB 0/16 proefstukken. De variatiecoëfficiënt voor de DAB 0/16 proefstukken voor de spanningstoestanden av/crh = 0,9/0,3 en 0,6/0,25 (0,56 resp. 0,66) en voor de spanningstoestand a v /ü h = 0,3/0,2 (1,73, echter bij zéér geringe vervormingssnelheden) is nogal hoog; een verklaring hiervoor is niet te geven. In de overige gevallen is de variatiecoëfficiënt kleiner dan 0,3. 17
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
In de figuren 8 en 9 zijn voor de DAB 0/16 resp. ZOAB 0/16 proefstukken per spanningstoestand zowel de gemiddelde initiële axiale permanente vervorming e{ als de gemiddelde vervormingssnelheid è weergegeven. Uit figuur 8 komt naar voren dat voor DAB 0/16 een zeer duidelijke relatie bestaat tussen de initiële axiale permanente vervorming 8; en de axiale vervormingssnelheid: è hoe groter E( , des te groter is è . Bij ZOAB 0/16 (figuur 9) is de relatie iets minder duidelijk ofschoon wel dezelfde trend aanwezig is. 12
4,8
11
t
4,4
é
10
4,0
•
9
t
3.6
4»
8
3,2 2.8 2,4 2,0
t •
1.6
•1
•i •i
1.2
-
• m
0.8 0,4
0,9
0,6
0.3
0.6
0,3
0,75
0.6
0,6
0.3
0.25
0,2
0,1
0,03
0,15
0,05
0,15
• e. (*io-3 %) • s (*io-* is) Figuur 8. Gemiddelde initiële axiale permanente vervormingen £i en vervormingssnelheden £ van de DAB 0/16 proefstukken.
18
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
80
t
:
•
6.4
:
75
6,0
70
5,6
65
5.2
60
4,8
55
4,4
50
4.0
45
3,6
40
3.2
35
f
Z8
•
2,4
30
i»
4
25
:
ZO
[
*t 1.6
20
1.2
15 •
10
•
: .. . . A
5 0
•
•
•1
-
0,8 ; i
:
0,4
. . . ."
;
i
O
0,9
0,6
0,3
0,6
0,3
0.75
0,6
0,6
0,3
0,25
0,2
0,1
0.03
0,15
0,05
0,15
£\ (*10"3 %)
bij av/ah=0.6/0.05 zijn de proefstukken bezweken
6
e (*io- /s)
Figuur 9. Gemiddelde initiële axiale permanente vervormingen £j en vervormingssnelheden S van de ZOAB 0/16 proefstukken. De vervormingssnelheden s , zoals vermeld in de tabellen 10 en 11 en in de figuren 8 en 9, zijn berekend over het traject van 3000 tot 6000 lastherhalingen. Dit is echter een arbitraire keuze. In bijlage 5 zijn ter aanvulling de minimale vervormingssnelheden, voor alle DAB 0/16 en ZOAB 0/16 proefstukken aangegeven. Per proefstuk is hierbij vermeld over welk traject in aantal lastherhalingen de minimale vervormingssnelheid smm is bepaald. 19
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
8
Bewerkingen ¥^'iï£ÊS£é3fëj&JrZ&Q:2jfez^iipZfë
In de figuren 10 en 11 is voor de DAB 0/16 resp. ZOAB 0/16 proefstukken per spanningstoestand de vervormingssnelheid è, berekend over het traject van 3000 tot 6000 lastherhalingen, ingetekend in het p-q vlak. Voor beide materialen zijn in deze figuren vervolgens enkele (geschatte) lijnen met een constante è aangegeven. Op grond van het zeer beperkte aantal meetpunten (8) is hierbij uitgegaan van rechte lijnen.
0,6
1,548
q (MPa)
t
3,673;
0,5
,0,987 «1,0
/
: •
1,499
••••/•
•
0,866 '
/
•
0,4
•
/
.
n,006
0,3 = 0,05 0,2 /
r/l 0,1
'LA
> 0,005
0 0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
P (MPa) Figuur 10. Gemiddelde vervormingssnelheid £ (in 10"6 Is) per spanningstoestand in het p-q vlak voor de DAB 0/16 proefstukken.
20
I I I I I I
I I I I I I I I I I I I I I
q
= 0,6
0,6
:
;
ir
0,211 -0,2
(MPa)
t
0,53 6
/
:
w
0,5
,684 /
/
/
/.
i%.C\ -3A n. :'
/
/
0,4
f
/
/
• 0,]L-73 • •
/
0,3
/
/
0,2
0,1
•}' /\
l
/
j / /\
^657?
/
. =0,05
/ '•
-
•
-
•
/
0,048;
0
0,1
0,2
0,3
0,4 p (MPa)
0,5 —>
Figuur 11. Gemiddelde vervormingssnelheid £ (in 10"* Is) per spanningstoestand in het p-q vlak voor de ZOAB 0/16 proefstukken.
21
I I I I I I I I I I I I I i i i i i i i
Conclusies
1.
Gelet op de onderscheidendheid tussen de onderzochte asfaltmengsels DAB 0/16 en ZOAB 0/16 m.b.t. de vervormingssnelheid è lijken de spanningstoestand q= 1,0 p tot q = 1,25 p het meest in aanmerking te komen. Dit komt ongeveer overeen met a v =2,5 o„ a av = 3a h waarbij dè meest geschikte van de 8 toegepaste spanningscondities is: a v /a h =0,9/0,3 MPa .-Voor bezwijkgedrag is, voor beide onderzochte asfaltmengsels, de spanningstoestand q > 2 p bepalend, hetgeen overeenkomt met av > 7a h . De toegepaste spanningstoestanden • av I ah = 0,60/0,05 MPa en ay I ah =0,30/0,03 MPa komen hiervoor in aanmerking.
2.
De modelparameters e, (initiële rek) en de vervormingssnelheidè zijn met de gebruikte UTM-proefopstelling goed te bepalen. Als er geen bezwijken optreedt is de initiële vervorming z, in hoge mate evenredig met de vervormingssnelheid è. Nadeel van de hier gekozen è (gemiddelde vervormingssnelheid over het traject van 3000 tot 6000 lastherhalingen) is dat bij vroegtijdig bezwijken van het proefstuk geen è - waarde verkregen wordt. Wanneer bezwijken niet optreedt wordt echter op deze wijze een goede gemiddelde vervormingssnelheid voor het secundaire deel van de permanente vervormingscurve verkregen. De plastische modulus kan met de UTM-apparatuur niet bepaald worden, evenmin als de volume verandering AV.
3.
De reproduceerbaarheid van de metingen van de initiële permanente vervorming Sj en van de vervormingssnelheid è is, met uitzondering van de é -waarde voor enkele spanningstoestanden bij ZOAB, vrij goed (variatiecoëfficiënt kleiner dan 0,3).
4.
Op basis van het geringe aantal onderzochte spanningstoestanden (8) is niet aan te geven of het Mohr-Coulomb model voldoet. Om dit enigszins betrouwbaar te kunnen vaststellen dienen meer proeven bij een veel groter aantal spanningscombinaties ojah uitgevoerd te worden.
22
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
10
Literatuur
Tolman, F. Rapport IR-R-96-123: Triaxiaalonderzoek DAB en ZOAB Netherlands Pavement Consultans b.v., Utrecht, 1996 Westera, G.E. Rapport IR-R-96-125: Vervaardiging DAB en ZOAB proefstukken voor triaxiaalonderzoek KOAC-Twello, 1996
23
I I •
Bijlage 1
I •
I I I I I I I I I I I I I I I
Permanente vervorming van de DAB 0/16 proefstukken
24
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 T= 50 °C; ov = 900 kPa ; oh = 300 kPa
DAB-03
DAB-02
DA B-O 1
1500
3000
4500
6000 7500 # lastherhalingen
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 T= 50 °C; ov = 600 kPa ; ah = 250 kPa
DAB-04
1500
3000
4500
6000 7500 # lastherhaUngen
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 ^
0.2-1
T= 50 °C; ov = 300 kPa ; oh = 200 kPa
t> 0.181 0.16^ 0.14§ 0.12-
DAB-09 DAB-08 DAB-07
1500
3000
4500
6000
7500
# lastherhalingen
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 T= 50 °C; ov = 600 kPa ; ah = 100 kPa DAB-12 DAB-10
DAB-11
2000
4000
6000
8000
# lastherhalingen
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 T= 50 °C; av = 300 kPa ; ah = 30 kPa
DAB-13 DAB-14 DAB-15
O
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 T= 50 °C; ov = 750 kPa ; oh = 150 kPa DAB-17 DAB-18 DAB-16
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 T= 50 °C; ov = 600 kPa ; ah = 50 kPa DAB-21 DAB-20 DAB-19 «3
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 T= 50 °C; av = 600 kPa ; ah = 150 kPa
DAB-23 DAB-22 DAB-24
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
I I •
Bijlage 2
I •
I I I I I I I I I I I I I I I
Permanente vervorming van de ZOAB 0/16 proefstukken
2
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 T= 50 °C; av = 900 kPa ; ah = 300 kPa
ZOAB-26 ZOAB-27 ZOAB-25
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 T= 50 °C; av = 600 kPa ; ah = 250 kPa
ZOAB-28 ZOAB-29 ZOAB-31
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 T= 50 °C; av = 300 kPa ; ah = 200 kPa
ZOAB-32 ^zZOAB-33 ZOAB-34
2000
4000
6000
8000
# lastherhalingen
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 T= 50 °C; av = 600 kPa ; ah = 100 kPa ZOAB-37 ZOAB-36 ZOAB-35
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 T= 50 °C; ov = 300 kPa ; ah = 30 kPa
ZOAB-40 ZOAB-39 ZOAB-38
O
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 T= 50 °C; ov = 750 kPa ; ah = 150 kPa
•8 2.5ZOAB-43 ZOAB-42 ZOAB-41
0.5
0
0
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
\i-
'^^•x
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 10i
T= 50 °C; ov = 600 kPa ; ah = 50 kPa
ZOAB-45
250
500
750
1000
1250
# lastherhalingen
I
• •
I
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 T= 50 °C; ov = 600 kPa ; ah = 150 kPa 2!
1.5
ZOAB-50 ZOAB-51 ZOAB-49
"3
I
0.5-
0
0
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Bijlage 3
Elasticiteitsmodulus van de DAB 0/16 proefstukken N.B.Bij de spanningstoestand c v /a h =0,3/0,2 MPa zijn de gemeten elastische axiale vervormingen dermate klein dat de daaruit berekende, irreëel geachte, elasticiteitsmodulus niet in deze bijlage is opgenomen.
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 T= 50 °C; av = 900 kPa ; ah = 300 kPa
2000 <3
I
1750 1500 1250 1000DAB-01 DAB-02 DAB-03
750500 2500
0
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 2000
T= 50 °C; av = 600 kPa ; ah = 250 kPa
1750 !
1500
DAB-04 DAB-06 DAB-05
2000
4000
6000
8000
# lastherhalingen
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 2000 i
I
T= 50 °C; o-v = 600 kPa ; oh = 100 kPa
1750 1500
DAB-11 DAB-12 DAB-10
0
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 2000
i
T= 50 °C; ov = 300 kPa ; ah = 30 kPa
175015001250
DAB-14 DAB-13 DAB-15
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 T= 50 °C; av = 750 kPa ; ah = 150 kPa
2000
g !
1750H 1500-
DAB-18 DAB-17 DAB-16 250-1 0
0
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen. 45/60 2000-
i
T= 50 °C; av = 600 kPa ; ah = 50 kPa
1750 1500
DAB-19 DAB-20 DAB-21
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Dicht asfaltbeton 0/16 met morene en 6,1 % bitumen 45/60 2000-
T= 50 °C; av = 600 kPa ; ah = 150 kPa
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Bijlage 4
Elasticiteitsmodulus van de ZOAB 0/16 proefstukken N.B.
Bij de spanningstoestand ajah =0,3/0,2 MPa zijn de gemeten elastische axiale vervormingen dermate klein dat de daaruit berekende, irreëel geachte, elasticiteitsmodulus niet in deze bijlage is opgenomen.
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 3000 -i
T= 50 °C; av = 900 kPa ; ah = 300 kPa
ZOAB-25
ZOAB-26 ZOAB-27 1000
500-
0-t
0
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 3000 i
T= 50 °C; ov = 600 kPa ; ah = 250 kPa
ZOAB-28 ZOAB-31 ZOAB-29
1000
500
0
0
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 1000-1
T= 50 °C; ov = 600 kPa ; ah = 100 kPa ZÖAB-35 ZOAB-36 ZOAB-37
! 750
500
250-
04 0
2000
4000
6000
8000
# lastherhalingen
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 T= 50 °C; ov = 300 kPa ; oh = 30 kPa
1000
! 750
500
ZOAB-38 ZOAB-39 ZOAB-40
250
o
o
2000
4000
6000
8000
# lastherhalingen
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 1000-,
T= 50 °C; ov = 750 kPa ; oh = 150 kPa ZOAB-42 ZOAB-41
i 750
ZOAB-43
500-
250-
0
0
2000
4000
6000 8000 # lastherhalingen
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 1000 -
T= 50 °C; av = 600 kPa ; ah = 50 kPa
t 750
500-
ZOAB-45 ZOAB-48
250-
0-I
O
ZOAB-44
250
500
750
1000
1250
# lastherhalingen
Zeer open asfaltbeton 0/16 met morene en 4,5 % bitumen 80 1000i
T= 50 °C; ov = 600 kPa ; ah = 150 kPa ZOAB-51
i
ZOAB-50 750
ZOAB-49
500-
250-
0-1
0
2000
4000
6000
8000
# lastherhalingen
I I •
Bijlage 5
I •
I I I I I I I I I I I I I I I
Minimale vervormingssnelheid van de DAB 0/16 en ZOAB 0/16 proefstukken
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
Minimale helling DAB 0/16 proefstukken spanningstoestand
«V°h>
proefstukcode
traject in aantal individuele standaard- Variatielastherhalingen waarden gemiddeld afwijking coëfficiënt 0.14
0.9/0.3
DAB-01
4942-5108
0.9/0.3
DAB-02
3442-3616
0.70
0.9 / 0.3
DAB-03
7216-7458
0.91
0,6/0.25
DAB-04
5192-5366
0.14
0,6/0,25
DAB-05
1392-1512
0.61
0.6/0,25
DAB-06
6538-6756
0.56
0.3 / 0.2
DAB-07
0
0,3 / 0.2
DAB-08
0
0.3 / 0.2
DAB-09
0
0,6/0.1
DAB-10 DAB-11
4782-4942 4862-5024
1.22
0,6/0,1 0,6/0.1
DAB-12
5966-6152
1.44
1.06
0,3 / 0,03
DAB-13
1990-2084
1,31
0.3 / 0,03
DAB-14
3894-4014
0.81
0.3 / 0,03
DAB-15
5876-6058
0.80
0,75/0.15
DAB-16
6844-7056
1.04
0,75/0,15
DAB-17
7056-7274
1,45
0,75/0,15
DAB-18
2784-2870
0.95
0,6 /0.05
DAB-19
3954-4076
3.0
0,6 /0.05
DAB-20
4202-4332
3.57
0.6 /0.05
DAB-21
7056-7274
3.36
0.6/0.15
DAB-22
0,35 0.51
0,6/0,15
DAB-23
46044746 5282-5444
0.6/0.15
DAB-24
4534^676
0.75
'0.58
0.4
0.23
0.44
0,26
0.59
0
0
0
1,24
0,19
0,15
0.97
0.29
0.30
1.15
0.27
0.23
3.31
0.29
0.09
0.54
0,20
0.37
Minimale vervormingssnelheid <£"(in 10"6 /s) van de DAB 0/16 proefstukken
I I I I I I I I I I I I I I I I I I I I
Minimale helling ZOAB 0/16 proefstukken spanningstoestand (o v /a h )
proefstukcode
0.9/0.3
ZOAB-25
0.9/0.3
ZOAB-26
0
0.9/0.3
ZOAB-27
0
0.6/0,25
ZOAB-28
0
0,6/0.25
ZOAB-29
0
0,6/0.25
ZOAB-31
0
0,3 / 0.2
ZOAB-32
0
0.3 / 0,2
ZOAB-33
0
0.3 / 0,2
ZOAB-34
0
0,6/0,1
ZOAB-35 ZOAB-36
5788-5966 6638-6844
0,28
0,6/0,1 0.6/0.1
ZOAB-37
6342-6538
0,25
0.3 / 0.03
ZOAB-38
6948-7164
1.36
0,3 / 0,03
ZOAB-39
7386-7500
1,29
0,3 / 0,03
ZOAB-40
6538-6740
1,82
0,75/0.15
ZOAB-41
6246-6438
0,13
0,75/0.15
ZOAB-42
5046-5202
0,75/0.15
ZOAB-43
5876-6058
\0,!6 0,14
0.6 /0.05
ZOAB -44*
0,6 /0.05
ZOAB-45**
0,6 /0.05
ZOAB - 4 8 * "
traject in aantal individuele waarden gemiddeld lastherhalingen
standaardafwijking
Variatiecoëfficiênt
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0.29
0,05
0.17
1.49
0.29
0.19
0,14
0.02
0.14
X
X
X
0.13
0.02
0.15
0
•
0,35
X X •X
0.6/0.15
ZOAB-49
6948-7164
0,11
0.6/0.15
ZOAB-50
5528-5700
0,15
0.6/0.15
ZOAB-51
6342-6538
0.12
* bezweken na 220 wisselingen ** bezweken nal082 wisselingen *** bezweken na 834 wisselingen
Minimale vervormingssnelheid £ (in 10"6 /s) van de ZOAB 0/16 proefstukken