Instituut voor de autoCar en de autoBus v.z.w. Institut pour l’autoCar et l’autoBus a.s.b.l.
INANCIERING VAN EEN KMO MOGELIJKE PROBLEMEN EN OPLOSSINGEN
Financiering van een KMO: mogelijke problemen en oplossingen HD/--/HD/eco.023/2009.23/132 juni 2009 ICB – Instituut voor de autoCar en de autoBus v.z.w “Dobbelenberg” Metrologielaan 8 – 1130 Brussel 02/245 90 53 02/245 91 29
[email protected] www.icb-institute.be Het ICB streeft steeds naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie en stelt haar brochures samen met de grootste zorg. Niettemin neemt het ICB geen verantwoordelijkheid voor de actualiteit, de juistheid, de volledigheid en de kwaliteit van de inhoud. Deze brochure is een bron van algemene informatie en betreft op geen enkele manier de particuliere situatie van een natuurlijke of rechtspersoon en dient derhalve niet als een vervanging van een professioneel advies. Niets uit deze publicatie mag worden gereproduceerd, opgeslagen of overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, electronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van het ICB.
FINANCIERING VAN EEN KMO |2 Inhoud
INHOUD
INHOUD ......................................................................................................................................................... 2 INLEIDING .................................................................................................................................................... 3 Deel 1 DE HUIDIGE CONTEXT ................................................................................................................... 4 1
Statistieken betreffende de evolutie van de kredietmarkt................................................................... 4 1.1
Inleiding ......................................................................................................................................... 4
1.2
Debiteuren ..................................................................................................................................... 4
1.3
Toegekend kredietbedrag............................................................................................................... 5
1.4
Opgenomen kredietbedrag ............................................................................................................. 7
1.5
Aanwendingsgraad ........................................................................................................................ 9
2
Recente gebeurtenissen .................................................................................................................... 10 2.1
Bazel II ........................................................................................................................................ 10
2.2
De financiële crisis ...................................................................................................................... 10
2.3
Unizo-enquête.............................................................................................................................. 11
DEEL 2 : MOGELIJKE OPLOSSINGEN .................................................................................................... 12 1
Leningen via het Participatiefonds ................................................................................................... 12 1.1
Starteo en Optimeo ...................................................................................................................... 12
1.2
Casheo ......................................................................................................................................... 15
2
3
Overheidswaarborg .......................................................................................................................... 15 2.1
Vlaanderen : Waarborgregeling ................................................................................................... 15
2.2
Brussel : het Brussels Waarborgfonds ......................................................................................... 17
2.3
Wallonië : Sowalfin ..................................................................................................................... 20 De kredietbemiddelaar ..................................................................................................................... 20
BESLUIT ...................................................................................................................................................... 22
FINANCIERING VAN EEN KMO |3 Inleiding
INLEIDING Het hoogtepunt van de financiële crisis ligt waarschijnlijk achter de rug. Maar ondertussen heeft deze crisis wel een impact op de economische bedrijvigheid. In deze context is het essentieel dat de financiële wereld de taak van kredietverlener in voldoende mate blijft vervullen. In november 2008 bracht het ICB een overzicht van de financiële crisis en informeerde tegelijk over de verschillende oplossingen die door de overheid werden uitgewerkt om de kredietverlening te ondersteunen. Zes maanden later is het daarom zeker nuttig om de evolutie van de kredietverlening aan KMO’s te analyseren op basis van de meest recente cijfers ( 1ste kwartaal van 2009). Ook werd het aantal oplossingen, dat door de overheden worden aangeboden, verder uitgebreid. In het tweede deel worden de nieuwe maatregelen dan ook toegevoegd.
FINANCIERING VAN EEN KMO |4 De huidige context
DEEL 1 DE HUIDIGE CONTEXT In dit eerste deel analyseren we eerst de evolutie van de kredietverstrekking aan KMO’s gedurende de voorbijgaande jaren. Nadien bespreken we een aantal elementen die een invloed hebben op de financieringen van KMO’s.
1 STATISTIEKEN
BETREFFENDE
DE
EVOLUTIE
VAN
DE
KREDIETMARKT 1.1 Inleiding Vooreerst analyseren we aan de hand van een aantal grafieken de evolutie van de kredietmarkt in de voorbije vijf jaar. Deze grafieken zijn gebaseerd op de meest recente gegevens (1ste kwartaal van 2009) van KeFiK1 2. De cijfers weerspiegelen met andere woorden de situatie van voor de financiële crisis. In deze analyse wordt een onderscheid gemaakt tussen kredieten aan zelfstandigen3, kleine4, middelgrote5 en grote ondernemingen.
1.2 Debiteuren 125 120 115 110 105 100 95 90 85 80 75
1
Figuur 1: Evolutie aantal debiteuren per type onderneming (2004 Q1 = 100)
zelfstandigen
kleine vennootschappen
grote venootschappen
totaal
KeFiK staat voor Kenniscentrum voor Financiering van KMO KeFiK, Rapport Kredietverlening 1ste kwartaal 2009 3 ingezeten natuurlijke personen 4 personeel < 50 en omzet of balanstotaal ≤ € 10 mio 5 personeel < 250 en omzet ≤ € 50 mio of balanstotaal ≤ € 43 mio 2
middelgrote vennootschappen
FINANCIERING VAN EEN KMO |5 De huidige context
Figuur 1 geeft de evolutie weer van het aantal debiteuren per type onderneming. Hieruit blijkt dat ten opzichte van 2004 alleen bij de kleine ondernemingen een stijging wordt waargenomen in het aantal debiteuren. In totaal is er ongeveer een status quo t.o.v. 2004.. Bij de zelfstandigen wordt de grootste daling van het aantal debiteuren genoteerd. We merken wel op dat tijdens de financiële crisis crisis (de laatste 2 kwartalen van 2008) het aantal debiteuren bij elk type onderneming afnam. Figuur 2 toont aan dat de zelfstandigen en kleine vennootschappen vennootschappen met respectievelijk 42,8% en 53,4% % het overgrote merendeel van het totaal aantal debiteuren vertegenwoordigen.
Figuur 2 : Verdeling aantal debiteuren per ondernemingstype (2009 Q1) 2,7%
1,0% 42,8%
53,4%
zelfstandigen
kleine vennootschappen
middelgrote vennootschappen
grote venootschappen
1.3 Toegekend kredietbedrag Bij de analyse van de evolutie van het door de kredietinstellingen toegekend kredietbedrag (zie figuur 3 hierna) valt op dat het totaal toegekend kredietbedrag toenam over de periode 2004-2009. 2004 . Tijdens de laatste twee kwartalen van 2008 werden wel grote schommelingen vastgesteld. In het eerste kwartaal van 2009 valt vooral de daling van het toegekend kredietbedrag aan de middelgrote ondernemingen op. Daarnaast geeft figuur 4 een overzicht van dee aandelen naargelang het ondernemingstype. Door de daling van het kredietbedrag toegekend aan middelgrote ondernemingen, nemen de grote ondernemingen nu bijna 40% van het totaal toegekend kredietbedrag voor hun rekening.
FINANCIERING VAN EEN KMO |6 De huidige context
160
Figuur 3: Evolutie toegekend kredietbedrag per type onderneming (2004 Q1 = 100)
150 140 130 120 110 100 90 80
zelfstandigen
kleine vennootschappen
grote venootschappen
totaal
middelgrote vennootschappen
Figuur 4 : Verdeling toegekend kredietbedrag per ondernemingstype (2009 Q1) 7,3% 29,6%
39,6%
23,5% zelfstandigen
kleine vennootschappen
middelgrote vennootschappen
grote venootschappen
Wat betreft het gemiddeld toegekend kredietbedrag per onderneming toont figuur 5 duidelijk aan dat dit sinds de financiële crisis het meest toenam voor de grote ondernemingen en dat voor de middelgrote ondernemingen de grootste daling werd genoteerd.
FINANCIERING VAN EEN KMO |7 De huidige context
180 170 160 150 140 130 120 110 100 90 80
Figuur 5: Evolutie gemiddeld toegekend kredietbedrag per type onderneming (2004 Q1 = 100)
zelfstandigen
kleine vennootschappen
middelgrote vennootschappen
grote venootschappen
1.4 Opgenomen kredietbedrag Naast de evolutie van het toegekend kredietbedrag is ook de evolutie van het daadwerkelijk opgenomen kredietbedrag interessant. Figuur 6 toont op dit vlak aan dat de stijging hier het hoogst is bij de grote ondernemingen en dat bij de middelgrote ondernemingen een belangrijke daling wordt vastgesteld.
180 170 160 150 140 130 120 110 100 90 80
Figuur 6: Evolutie opgenomen kredietbedrag per type onderneming (2004 Q1 = 100)
zelfstandigen
kleine vennootschappen
grote venootschappen
totaal
middelgrote vennootschappen
FINANCIERING VAN EEN KMO |8 De huidige context
Figuur 7 geeft een en overzicht van de verdeling van het opgenomen kredietbedrag per ondernemingstype.
Figuur 7 : Verdeling opgenomen kredietbedrag per ondernemingstype (2009 Q1) 8,5% 35,0% 34,9%
21,6% zelfstandigen
kleine vennootschappen
middelgrote vennootschappen
grote venootschappen
De analyse van de evolutie van het gemiddeld opgenomen kredietbedrag per onderneming geeft een gelijkaardige evolutie weer als deze voor het gemiddeld toegekend kredietbedrag. kredietbedrag
200 190 180 170 160 150 140 130 120 110 100 90
Figuur 8: Evolutie gemiddeld opgenomen kredietbedrag per type onderneming (2004 Q1 = 100)
zelfstandigen
kleine vennootschappen
middelgrote vennootschappen
grote venootschappen
FINANCIERING VAN EEN KMO |9 De huidige context
1.5 Aanwendingsgraad Op basis van de gegevens over het gemiddeld toegekend en opgenomen kredietbedrag kunnen we de evolutie van de aanwendingsgraad van de toegekende kredieten weergeven in figuur 9.
100,0%
Figuur 9 : Evolutie aanwendingsgraad per ondernemingstype
90,0% 80,0% 70,0% 60,0% 50,0% 40,0% 30,0%
zelfstandigen middelgrote vennootschappen totaal
kleine vennootschappen grote venootschappen
Hoe hoger de aanwendingsgraad, hoe groter het percentage van de toegekende kredieten dat daadwerkelijk opgenomen worden. In figuur 9 merken we een stijging op van de aanwendingsgraad bij de grote ondernemingen. Bij de kleine ondernemingen en zelfstandigen is er slechts een lichte stijging, maar de aanwendingsgraad bevindt zich bij deze ondernemingen dan ook reeds op een hoger niveau. Bij de middelgrote ondernemingen is een daling van de aanwendingsgraad waar te nemen.
F I N A N C I E R I N G V A N E E N K M O | 10 De huidige context
2 RECENTE GEBEURTENISSEN 2.1 Bazel II Door het sluiten van het Bazel II akkoord wilde de financiële wereld de solvabiliteit van de banken garanderen door het principe in te voeren dat een bank zich meer moest indekken naarmate het risico verbonden aan een toegestaan krediet hoger werd. Hiervoor zouden de banken werken met een eigen erkende rating van elke klant die een krediet aanvroeg. Deze rating bepaalt de kredietwaardigheid van een bedrijf. Het geeft de bank een indicatie van de mate waarin een bedrijf volledig en tijdig aan zijn verplichtingen kan voldoen. Hoe hoger de rating hoe lager de rente die over het krediet betaald dient te worden. De rating kan ook mee bepalen of het krediet al dan niet wordt toegestaan6. In volle voorbereiding van het toepassen van de Bazel II normen en het ontwikkelen van het rating-systeem werden de financiële instellingen evenwel geconfronteerd met een crisis die uit de V.S. overwaaide en de financiële sector overal ter wereld infecteerde.
2.2 De financiële crisis De huidige financiële crisis kent zijn oorsprong in de Verenigde Staten. Sinds jaren worden daar door de kredietinstellingen teveel kredieten verschaft aan particulieren, niet alleen hypotheekleningen maar ook leningen voor andere dure consumptiegoederen. Op het vlak van de hypotheekleningen ontwikkelden er zich ook nieuwe producten waarbij gedurende de eerste twee tot drie jaren van de lening een rentekorting werd toegestaan die echter daarna omkeerde in een rentetoeslag. In 20062007 kwamen de eerste hypotheekleningen in de fase van de rentetoeslag waardoor vele van deze leningen niet meer afgelost konden worden en de huizenmarkt ineenstortte. Ondertussen hadden de financiële instellingen het systeem ontwikkeld waarbij de hypotheekleningen werden doorverkocht aan andere financiële instellingen en waardoor op die manier het risico van de lening niet zelf gedragen werd maar doorgeschoven naar derden. Deze mogelijkheid van doorschuiven van het risico werkte het toekennen van hypotheekleningen aan weinig kredietwaardige particulieren in de hand en zo ontstonden de “subprime” of rommelkredieten die ondertussen in de portefeuille belandden van financiële instellingen over de hele wereld. Veel van deze 6
Het ICB publiceerde in 2004 een uitgebreide nota over het Bazel II akkoord (eco.28 van 09/08/2004).
F I N A N C I E R I N G V A N E E N K M O | 11 De huidige context
kredieten blijken nu waardeloos te zijn zodat bij vele banken liquiditeits- en solvabiliteitsproblemen ontstonden. In deze situatie kijken kredietinstellingen ongetwijfeld strenger toe aan wie krediet gegeven wordt. Tegelijkertijd nemen de vergoedingen voor het krediet toe en moeten er zwaardere waarborgen tegenover het krediet worden gesteld.
2.3 Unizo-enquête In de loop van januari dit jaar deed Unizo een nieuwe bevraging bij haar leden en hieruit werden de volgende vaststellingen gemaakt: de rentetarieven voor de leningen zijn te hoog en dit terwijl de basisrentevoeten historisch laag staan; de banken vragen meer dan vroeger harde waarborgen; ondernemingen moeten voor een berg bijkomende informatie zorgen, bijvoorbeeld voor het goedkeuren van een dossier.
F I N A N C I E R I N G V A N E E N K M O | 12 Mogelijke oplossingen
DEEL 2 : MOGELIJKE OPLOSSINGEN In dit klimaat waarin het moeilijker wordt voor KMO’s om kredieten te verkrijgen of om te beschikken over de nodige waarborgen, bieden de verschillende overheden een aantal oplossingen aan, met name de overheidsleningen, de waarborgregelingen en de kredietbemiddelaar.
1 LENINGEN VIA HET PARTICIPATIEFONDS Het Participatiefonds is een federale openbare kredietinstelling met als doel de activiteit van kleine ondernemingen te ondersteunen en de werkloosheid mee helpen te bestrijden. In dit kader verschaft het Participatiefonds leningen aan startende ondernemingen en aan ondernemingen die al ruimere tijd actief zijn en die hun activiteit willen uitbreiden. Deze leningen zijn aanvullende achtergestelde leningen bij een bankkrediet. Zij bieden een antwoord bij financieringsproblemen van de onderneming door de bank toe te laten een krediet toe te kennen waarbij de gevraagde waarborgen beperkt kunnen worden. Op die manier maken ze dus de toegang van de ondernemer tot het bankkrediet gemakkelijker. De 2 belangrijkste soorten leningen zijn Starteo en Optimeo. Recent werd Casheo opgericht, een lening voor ondernemingen die een schuldvordering hebben bij overheidsinstellingen.
1.1 Starteo en Optimeo Starteo : voor zelfstandigen, zaakvoerders of bestuurders van ondernemingen die hun hoofdberoep sinds minder dan 4 jaar uitoefenen; Optimeo : voor bestaande ondernemingen, eenmanszaken of rechtspersonen die de uitbreiding van hun activiteiten wensen te financieren.
1.2.1. Begunstigden Natuurlijke alsook rechtspersonen komen in aanmerking op voorwaarde dat ze beantwoorden aan het KMO-criterium. personeelsbestand < 250 personen en omzet ≤ € 50 miljoen of jaarbalans ≤ € 43 miljoen
F I N A N C I E R I N G V A N E E N K M O | 13 Mogelijke oplossingen
1.2.2. Projecten De volgende investeringsprojecten komen in aanmerking: de financiering van materiële, immateriële en financiële investeringen (bijvoorbeeld het verwerven van een meerderheid van de aandelen), of ook de financiering van de behoefte aan bedrijfskapitaal die gepaard gaat met de start van de activiteit of de realisatie van het betrokken investeringsproject; enkel nieuwe investeringen (ook vervangingsinvesteringen, tweedehandsmateriaal) komen in aanmerking, dit wil zeggen dat herfinanciering van verbintenissen die aangegaan werden bij andere kredietinstellingen niet in aanmerking komt; investeringen in onroerende goederen maar dan alleen voor het beroepsgedeelte van het goed dat bij voorkeur bepaald is via een expertise. Bovendien wordt er enkel rekening gehouden met de vastgoedbestemmingen voor persoonlijke ingebruikneming. Het Participatiefonds komt dus niet tussen voor vastgoed dat (gedeeltelijk) beroepsmatig zal worden verhuurd; financiering van de uitbreiding van de activiteit bij middel van een overname. Deze ondernemingen kunnen zowel natuurlijke als rechtspersonen zijn voor zover zij, inclusief de over te nemen of de overgenomen onderneming, als KMO kunnen beschouwd worden.
1.2.3. Karakteristieken van de lening Maximumbedrag Het maximumbedrag van de lening van het Participatiefonds is gelijk aan het kleinste van de volgende bedragen: het bedrag van de lening die de bank zelf verstrekt; 3 maal de eigen inbreng; € 250.000. Bij de financiering van een overname van een onderneming via de aankoop van aandelen kan dit laatste plafond opgetrokken worden tot € 350.000 worden maar dan nog is het bedrag in elk geval beperkt tot het bedrag van de lening die de bank toekent; 35% van de beroepsinvestering indien het bedrag van tussenkomst van het Participatiefonds € 250.000 overschrijdt.
F I N A N C I E R I N G V A N E E N K M O | 14 Mogelijke oplossingen
De eigen inbreng van de aanvrager moet minstens 10% van de globale investering bedragen. Het minimumbedrag van de tussenkomst van het Participatiefonds bedraagt € 7.500. Looptijd De looptijd van de lening is 5, 7 of 10 jaar en is afhankelijk van de aard van te financieren investering. De looptijd van het begeleidend bankkrediet zal in geen geval korter zijn dan het krediet van het Participatiefonds min twee jaar. Intrestvoet De rentevoet van het Participatiefonds is gelijk aan de rentevoet toegepast door de bank min 1,25%, met een minimumrentevoet die gelijk is aan de Belgian Prime Rate. De rentevoet wordt vanaf de kredietopening toegepast. Deze rentevoet is vast voor de hele looptijd van de lening. Een verlaging van de rentevoet wordt toegestaan voor de eerste twee jaar. Na deze periode is de rentevoet vastgelegd bij de kredietopening van toepassing. Terugbetaling Er zijn twee aflossingsmethodes mogelijk: maandelijkse of driemaandelijkse variabele aflossingen maandelijkse constante aflossingen Bovendien kan op vraag van de ondernemer eveneens een vrijstelling in kapitaalsaflossing gedurende 1 of 2 jaar worden toegestaan. Bij een vrijstellingsperiode van 2 jaar wordt de rentevoet wel met 0,25% verhoogd. Overige Het Participatiefonds kan waarborgen vragen, maar stelt zich op dit vlak soepel op. De leningen van het Participatiefonds zijn achtergesteld hetgeen erop neerkomt dat het Fonds verzaakt aan de gelijkheid van behandeling ten aanzien van andere schuldeisers.
F I N A N C I E R I N G V A N E E N K M O | 15 Mogelijke oplossingen
1.2 Casheo Casheo is bestemd voor het mobiliseren van schuldvorderingen die kleine ondernemingen (KO’s) hebben op overheidsinstellingen of parastatalen en vennootschappen waarin de overheid meerderheidsaandeelhouder is en biedt deze ondernemingen de mogelijkheid om op deze schuldvorderingen een voorschot van 80% te krijgen: het gaat om een achtergestelde lening, onder vorm van een kredietlijn, maar is steeds een aanvulling van de kredieten op korte termijn die door de bank aan de onderneming ter beschikking worden gesteld; bovenbedoelde schuldvorderingen worden overgedragen aan het Participatiefonds, als waarborg, dat 80% van het factuurbedrag betaalt aan de KO. Na de inning van het volledige bedrag van de facturen door het Participatiefonds bij de instellingen die de schuldvorderingen hebben overgedragen, wordt de resterende 20% uitbetaald; bedrag van de kredietlijn : maximum € 100.000 (minimum € 15.000); de lening heeft een looptijd van één jaar en is jaarlijks hernieuwbaar; het bedrag van de voorschotten is minimum € 2.500; op de lening wordt een rentevoet toegepast die gelijk is aan de EURIBOR op 3 maanden + 3%; de intresten op de toegekende kredietlijn moeten driemaandelijks worden betaald.
2 OVERHEIDSWAARBORG De overheid kan in bepaalde gevallen borg staan voor een deel van het geld dat een onderneming wil lenen van een bank. Als de onderneming de intrest en aflossing niet meer kan betalen zorgt de overheid ervoor dat de bank geen schade lijdt voor het gedeelte waarvoor de overheid zich borgt stelt. De onderneming blijft wel aansprakelijk voor het geleende bedrag. Het verlenen van de overheidswaarborgen gebeurt op regionaal niveau. Iedere regio heeft dus een eigen systeem van overheidswaarborgen.
2.1 Vlaanderen : Waarborgregeling Begunstigden Om te kunnen genieten van de Waarborgregeling, moet de onderneming een KMO zijn. Om in aanmerking te komen voor de Waarborgregeling moet:
F I N A N C I E R I N G V A N E E N K M O | 16 Mogelijke oplossingen
ofwel de domicilie of de maatschappelijke zetel gelegen zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. In dit geval mag de financiering gaan over een investering zowel in Vlaanderen als daarbuiten, bijvoorbeeld in Wallonië of in het buitenland; ofwel de investering, waarvoor de financiering dient, gebeuren op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Zo kan een entiteit met een maatschappelijke zetel buiten Vlaanderen, gebruik maken van de Waarborgregeling indien de financiering dient voor een investering op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Voorwaarden de waarborg mag niet gebruikt worden om achterstallige of reeds bestaande schulden te betalen of om het bedrijfskapitaal van de onderneming opnieuw samen te stellen; éénzelfde KMO kan via de Waarborgregeling gebruik maken van maximum 750.000 euro aan waarborgen; de waarborg kan ten hoogste 75 % van het bedrag van het krediet dekken; voor de waarborg moet de onderneming een éénmalige premie betalen. Deze premie wordt berekend in functie van de omvang en de looptijd van de waarborg; de waarborg heeft een aanvullend karakter en komt bovenop de andere zekerheden die de bank aan de onderneming vraagt. Premie De premie voor de Waarborgregeling wordt berekend volgens de volgende formule: bedrag van de waarborg X duur van de waarborg in jaren X 0,5 % De premie moet in één keer betaald worden vooraleer de waarborg in werking treedt. Overige Indien de onderneming het krediet niet meer kan terug betalen en de bank het krediet opzegt, zal de overheid via de waarborgregeling haar deel van het openstaand saldo aan de bank uitbetalen met een maximum van 75%. De onderneming is echter niet bevrijd van de schuld , want de bank zal de andere waarborgen die de onderneming heeft geboden, uitwinnen en zal trachten het door de overheid gestorte bedrag verder te recupereren. De bedragen die de bank daaruit ontvangt, zullen aan de overheidsinstanties doorgestort worden ten belope van het percentage dat werd gewaarborgd.
F I N A N C I E R I N G V A N E E N K M O | 17 Mogelijke oplossingen
Om een beroep te doen op de Waarborgregeling moet de onderneming zich richten tot de bank. Bijna alle banken bieden deze regeling aan. Het is de bank die beslist of de onderneming in aanmerking komt voor de Waarborgregeling.
2.2 Brussel : het Brussels Waarborgfonds De opdracht van het Brussels Waarborgfonds bestaat erin om aan kredietinstellingen, mits betaling van een éénmalige forfaitaire premie, een substantieel deel van de waarborgen toe te kennen, die van KMO’s en zelfstandigen vereist worden voor de toekenning van beroepskredieten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De aanvragen kunnen door de aanvrager (het voorakkoord) of door de bank (de waarborg op aanvraag of de vereenvoudigde waarborg) ingediend worden. Het Fonds komt slechts tussen voor de activiteiten uitgeoefend door een KMO in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, of ter begunstiging van uitsluitend binnen dit gewest gerealiseerde of te realiseren investeringen. De aanvrager kan genieten van een bevoorrechte tussenkomst indien de onderneming een startende onderneming is (minder dan 4 jaar ingeschreven in Kruispuntenbank voor ondernemingen).
Het voorakkoord Bij het voorakkoord dient de onderneming zelf een aanvraag tot waarborg in bij het Brussel Waarborgfonds. Na goedkeuring van het dossier richt de onderneming zich dan tot een kredietinstelling naar keuze voor de aanvraag van het krediet. Voorwaarden: Het Waarborgfonds komt enkel tussen voor de financiering van operaties die rechtstreeks bijdragen tot de oprichting, de uitbreiding, de omschakeling, de heruitrusting of de modernisering van ondernemingen. De kredieten moeten meer bepaald gebruikt worden om één van de volgende verrichtingen te realiseren: de rechtstreekse financiering van investeringen in gebouwde of ongebouwde onroerende goederen die bestemd zijn voor de uitoefening van beroepsactiviteiten, alsook van investeringen voor uitrusting, materiaal en andere roerende goederen; de rechtstreekse financiering van immateriële investeringen (bv.marktstudies);
F I N A N C I E R I N G V A N E E N K M O | 18 Mogelijke oplossingen
de samenstelling van bedrijfskapitaal en wedersamenstelling van het bedrijfskapitaal voor zover ze investeringen hebben gefinancierd; de overname van een handelsfonds, de inschrijving of de aankoop van aandelen of maatschappelijke rechten; de leasingoperaties onder de vorm van financiële leasing; de borgstellingskredieten; de terugbetaling van één of meerdere kredieten ter financiering van investeringen voor zover ze een verbetering van de financiële structuur doen ontstaan de inbreng van fondsen om de punctuele negatieve gevolgen op te vangen van een natuurramp, werken of een uitzonderlijke gebeurtenis zoals bepaald door de Minister, en die de economische overleving van de onderneming in gevaar brengen. Premie de bijdrage bedraagt 0,525% van het oorspronkelijke bedrag van de waarborg, vermenigvuldigd met het aantal jaren waarvoor de waarborg van het Fonds verworven is. Een gedeeltelijk jaar wordt gelijkgesteld met een volledig jaar. het zijn de kredietinstellingen die deze eenmalige forfaitaire bijdrage dienen te betalen aan het Waarborgfonds; de kredietinstelling neemt persoonlijk 0,175% ten laste. De begunstigde neemt 0,35% ten laste. de kredietinstelling mag in geen geval haar aandeel van de bijdrage ten laste leggen van de begunstigden. Karakteristieken de waarborg van het Fonds dekt maximum 65% van het totaalbedrag van het krediet (80% indien de Aanvrager een Starter is) en is geplafonneerd op € 500.000 ; elk vervallen bedrag aan kapitaal, dat terugbetaald wordt, vermindert automatisch, tegelijkertijd en verhoudingsgewijs de verbintenis van het Fonds ; de maximale looptijd van de tussenkomst van het Fonds is 10 jaar voor het Voorakkoord. voor de kredieten op korte termijn, mag de duur van tussenkomst niet langer zijn dan : 5 jaar indien de tussenkomst van het fonds minder is dan € 50.000; 2 jaar indien de tussenkomst van het fonds hoger of gelijk is aan € 50.000. het voorakkoord blijft gedurende 4 maanden geldig.
F I N A N C I E R I N G V A N E E N K M O | 19 Mogelijke oplossingen
Waarborg op aanvraag Bij de waarborg op aanvraag is het de kredietinstelling zelf die een tussenkomst van het Waarborgfonds aanvraagt voor een krediet dat ze aan de onderneming wil toekennen. De voorwaarden, premie en andere karakteristieken zijn echter dezelfde als deze van het voorakkoord.
Vereenvoudigde waarborg Bij de vereenvoudigde waarborg is het de kredietinstelling zelf die een waarborg van het Brussels Waarborgfonds toekent. Voorwaarden De gewaarborgde kredieten moeten bestemd zijn om één van de volgende investeringen te financieren : de aankoop, de bouw of verbouwing van een pand (tussenkomst op het beroepsgedeelte van het pand); de installatiewerken van een professionele activiteit in een onroerend goed; de aankoop van materieel; de financiële leasing van roerende of onroerende goederen; de financiering van immateriële investeringen; de overname van een volledige of een gedeelte van een professionele activiteit; het borgstellingskrediet; het krediet om het bedrijfskapitaal van de aanvrager te verzekeren dat in verband staat met een investering die in aanmerking komt en gefinancierd wordt door de waarborg van het Fonds, en waarvan het bedrag overeenstemt met maximum 10% van de waarde van het project. Premie Hier geldt dezelfde premieberekening als voor de 2 vorige waarborgen. Karakteristieken de vereenvoudigde waarborg van het Fonds dekt maximum 65% van het kredietbedrag (80% in geval van een startende onderneming) en is geplafonneerd op € 150.000 per aanvrager en per kredietinstelling ; de maximale looptijd van de tussenkomst van het Fonds is 5 jaar ;
F I N A N C I E R I N G V A N E E N K M O | 20 Mogelijke oplossingen
de solidaire en ondeelbare waarborg van een of van de actieve vennoten, beheerders of bestuurders wordt bestemd, in het kader van een algemene waarborg, voor de dekking van het globaal risico van het krediet ten belope van minstens 50% van het bedrag van de Vereenvoudigde Waarborg ; bovenop de solidaire waarborg voorziet de kredietinstelling zich ten minste van een garantie waarvan het totaalbedrag overeenstemt met het bedrag van het krediet.
2.3 Wallonië : Sowalfin In Wallonië worden de waarborgen verleend door Sowalfin, waarbij enkel door de banken een waarborgaanvraag kan worden ingediend. In tegenstelling tot Vlaanderen en Brussel waar men zich voor de uitgesloten sectoren baseert op de de minimis regeling, doet Wallonië dit niet en wordt de ganse transportsector met uitzonderning van de binnenvaart en de sector van het gecombineerd logistiek vervoer uitgesloten van deze waarborgregeling.
3 DE KREDIETBEMIDDELAAR De financiële crisis heeft als gevolg dat de financiële instellingen waarschijnlijk minder bereid zijn om projecten voor de start of de ontwikkeling van ondernemingen te ondersteunen. De negatieve impact op de voorwaarden voor de krediettoekenning aan ondernemingen werd hiervoor al aangehaald en lijkt bijgevolg evident: verhoogde kosten, hogere eisen voor wat betreft de waarborgen en zelfs kredietweigering. Daarom heeft de Federale Overheid aan het KeFiK de rol van kredietbemiddelaar toevertrouwd. De kredietbemiddelingsopdracht is beschikbaar voor iedere onderneming, bedrijfsleider, ambachtsman, handelaar, beoefenaar van een vrij beroep of individueel ondernemer, die bij zijn bank(en) moeilijkheden ondervindt om het financieringsprobleem op te lossen. Concreet zal de kredietbemiddelaar een aanspreekpunt vormen voor elke ondernemer die financieringsproblemen ondervindt, en geen enkele KMO aan zijn lot overlaten wanneer hij wordt geconfronteerd met problemen om aan de nodige financiering te geraken; de dossiers analyseren om oplossingen voor te stellen telkens dit mogelijk is en alle grote niet opgeloste problemen aanhangig maken bij de regering, en desgevallend hiervoor oplossingen voorstellen;
F I N A N C I E R I N G V A N E E N K M O | 21 Mogelijke oplossingen
de dialoog en het overleg bevorderen tussen de ondernemingen en hun financiële instelling; de maatregelen van de overheidsmaatregelen ter ondersteuning van de economie bekend maken en overleggen met de instellingen terzake; indien nodig, optreden als kredietbemiddelaar met de andere overheden (belastingsontvanger, openbare instellingen van sociale zekerheid...) een periodieke rapportering verzekeren aan de overheden, met inbegrip van het uiten van voorstellen en aanbevelingen.
Om een dossier in te dienen voor de kredietbemiddelaar dient hiervoor een formulier ingevuld en opgestuurd worden. Het formulier kan gedownload worden op de website www.kredietbemiddelaar.be.
F I N A N C I E R I N G V A N E E N K M O | 22 Besluit
BESLUIT Uit het meest recente cijfermateriaal blijkt niet dat het aantal toegekende kredieten aan KMO’s gedaald is. Niettemin is het duidelijk dat kredietinstellingen bij het al dan niet toekennen van de kredieten strengere criteria (bv. grotere waarborgen) hanteren en dat de kostprijs van het krediet ongetwijfeld gestegen is. In deze context is het belangrijk dat bedrijven op de hoogte zijn van de overheidstussenkomsten die op het vlak van de kredietverlening mogelijk zijn, zowel op het vlak van de federale overheidsleningen als van de waarborgregelingen die door de gewesten zijn uitgewerkt en andere maatregelen. Het blijft bijzonder jammer dat Wallonië op het vlak van de waarborgregeling voor wat betreft de uitgesloten sectoren zich niet baseert op de Europese “de-minimis-regeling”, dit in tegenstelling tot het Vlaams en Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waardoor de KMO’s van sector van het personenvervoer in Wallonië in deze kredietcrisis uitgesloten blijven van de waarborgregeling.
- Dobbelenberg Metrologielaan 8 Avenue de la Métrologie – Brussel 1130 Bruxelles 02/245 90 53 - 02/245 91 29 –
[email protected] institute.be www.icb-institute.be