Faculteit Rechtsgeleerdheid
Masterproef
De Afschaffing van effecten aan toonder: een vloek of een opportuniteit voor de aandeelhouder van een familiale KMO ?
Academiejaar 2008-2009
Promotor:
Prof. De Wulf H.
Commissarissen: Prof. Wylleman A. Mevr. Van Den Steen L.
Kim Bollez Stamnummer: 19922556 Master in het Notariaat
Voor papa Plus est en vous
2
Verantwoording
Reeds een 6-tal jaar is mijn dagdagelijkse professionele leefwereld de familiale KMO. Als KMO-adviseur voor KBC Bank en Verzekeringen, ondersteun ik adviserend familiebedrijven fiscaal-juridisch op belangrijke sleutelmomenten in hun bestaan: starten, omvorming naar vennootschap, vastgoedinvesteringen, fiscale balansoptimalisaties, overnames, familiale opvolgingen, successieplanning,… Dergelijke belangrijke beslissingen, die steeds vergaande fiscale, juridische, en niet zelden ook financiële gevolgen hebben voor de betrokken bedrijfsleider, op een zo eenvoudig en begrijpelijk mogelijke manier overbrengen en vervolgens ook implementeren in de hun voorliggende situatie, vereist diepgaande inleving in de leefwereld van onze familiale ondernemingen. De talrijke KMO ’s die Vlaanderen rijk is, gaande van de plaatselijke bakker, beenhouwer en stielman, over de vrije beroepers, zoals dokters, architecten en zelfs notarissen, naar de grotere ondernemingen, tot de echte familiebedrijven tweede-derde generatie, met een al complexere juridische structuur, omvang en tewerkstelling, allen hebben ze één zelfde kenmerk gemeen waardoor ze zich onderscheiden van de grote ondernemingen: de cumulatie van verschillende hoedanigheden in hoofde van één en dezelfde persoon of groep van personen, zijnde die van aandeelhouder, bestuurder en uitvoerende kracht. Bij grote, al dan niet beursgenoteerde ondernemingen daarentegen, worden deze onderscheiden belangen juist steeds door andere personen waargenomen: de aandeelhouders, het beleid en het personeel. Deze zo typische eigenheid van onze KMO ’s verantwoordt een totaal andere benadering van nieuwe fiscale en/of juridische topics. Nochtans, weinig wetenschappelijk onderbouwde studies over gewijzigde fiscaaljuridische materie, vertalen een vernieuwde problematiek in een echte KMO-taal en –gedachtegang. Meer dan wie ook, hebben deze bedrijven nochtans behoefte aan een op hun maat uitgewerkte benadering en advies. Mede door de omstandigheid dat zij genoemde onderscheiden hoedanigheden cumuleren, zijn begrippen als rechtspersoonlijkheid voor hen geen juridische, maar een echte fictie: privé en bedrijf zijn één. Kosten voor bedrijfsplanning door specialisten beschouwen ze als eigen, persoonlijke kosten, waardoor het zich laten bijstaan door professionelen dikwijls beperkt blijft tot een eenvoudige vraag aan de huisboekhouder. Middelen en tijd investeren in behoorlijk advies op maat, beperkt zich in het beste geval tot een abonnement op een populair adviesblad. Adviesverlening van een specialist op maat, die op een uurtje een nieuwe materie uitlegt en de concrete consequenties ervan, alsook de te ondernemen stappen voor de KMO in kaart brengt, wordt dan ook enorm gewaardeerd. Ervaring toont dat, als een bedrijfsleider dan toch dieper graaft in een vernieuwde materie en zich niet louter beperkt tot een eenvoudige adviesvraag aan zijn accountant, hij zich dan in eerste instantie richt tot zijn bankier en/of zijn notaris. En juist aangaande het onderwerp van dit proefwerk, moest ik voor het eerst, bij een gewijzigde wetgeving, vaststellen dat het verzamelen van de specifiek voor mijn geliefde doelgroep benodigde informatie - zeer praktisch en concreet -, heel moeilijk was. De afschaffing van de toondereffecten is wellicht een van de meest ingrijpende wijzigingen van de laatste decennia in het denkpatroon van een Belg. Werden we immers niet allen geboren met een baksteen in onze maag, maar minstens even belangrijk, zo niet belangrijker nog, daarnaast ook met een safesleutel?
3
Met de opeenvolging, deels onder Europese impuls, van nieuwe regelgevingen, verteerden we, de ene met al wat meer moeite dan de andere, de Europese Spaarrichtlijn 1 , de éémalig bevrijdende aangifte (de zgn. EBA) 2 , de fiscale regularisatie (de zgn. EBA-bis) 3 , én de dematerialisatie van ons beleggingen 4 . Wat dat laatste betreft, volstond het eigenlijk dat we begrepen dat we, ten laatste tegen eind 2013, onze beleggingen van onder onze matras moeten halen en op onze effectenrekening plaatsen. Al de rest wordt wel in orde worden gebracht door de bank. Maar omtrent de gevolgen van deze wetgeving voor de toonderaandelen van onze KMO ’s, moet de Euro bij de meeste bedrijfsleiders nog vallen… Bij de weinige bedrijfsleiders die zich nu al vragen stellen aangaande de implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder voor hun KMO, dikwijls hiertoe door omstandigheden gedwongen 5 , moest ik, vanuit de hoger geschetste typische kenmerken van een familiebedrijf, steeds wederkerende vragen onderscheiden waarop het antwoord in gespecialiseerde lectuur moeilijk of niet te vinden was. Wat moeten we doen ? Tot wie moeten we ons concreet wenden? Praktische aanpak? Hoeveel kost dematerialiseren? Quid vermogensplanning na de wet op de afschaffing van de effecten aan toonder? Fiscale implicaties? Louter wetenschappelijke bijdragen die een artikelsgewijze beschrijving geven van de wet en de uitvoeringsK.B. ‘s, zuiver juridisch, dan wel vanuit een fiscale vraagstelling, al dan niet met aandacht voor de verschillende planningstechnieken na dematerialisatie, vertellen niet hoe je concreet als bedrijfsleider een contract sluit bij een “top van de piramide”, wie dat is, wat dat kost, waarom een KMO nu misschien precies beter kiest voor een naamsaandeel, noch beschreven deze de materie vanuit de eigenheid van de familiale ondernemingen, waar aandeelhouder en vennootschap dikwijls één en dezelfde persoon is. Eerlijkheidshalve moet ik als bankier zelf ook in eigen borst kijken. Dat en hoe we beleggingsklanten kunnen overtuigen van de voordelen om beleggingen op een effectenrekening te plaatsen weten we wel, maar moeten we onze bedrijfsleiders hetzelfde advies geven aangaande hun toonderaandelen van hun KMO? Zo ja, wat moeten we dan praktisch doen en hoeveel kost dit? Het was een hele zoektocht binnen de bank over verschillende diensten en departementen heen om een antwoord te krijgen op deze vragen. Dat er wel degelijk nood is, tot op de dag van vandaag, aan een dergelijke vraagstelling en een - zo goed als mogelijk - wetenschappelijk onderbouwde analyse vanuit een KMO-invalshoek, voor elke praktiserende professioneel, en niet in het minst voor notarissen, welke in de komende jaren in toenemende mate zullen geconfronteerd worden met geschetste vragen van onze familiale bedrijfsleiders, mocht al blijken uit de grote belangstelling en eer welke ik kreeg in 2008 om, in samenwerking met de Kamer van Notarissen van OostVlaanderen en vervolgens deze van West-Vlaanderen, een infoavond rond dit thema te verzorgen 6 . De opdracht was duidelijk: niet zuiver theoretisch, maar zeer praktisch. En geslaagd was hij ook, getuige daarvan de aanwezige notarissen. 1
Richtlijn 2003/48/EG 3 juni 2003 van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, BS 26 juni 2003 (hierna verkort Europese Spaarrichtlijn). 2 Wet van 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte, BS 9 januari 2004 (ed. 2) (hierna verkort EBA-wet). 3 Programmawet van 27 december 2005,artt. 121-127, BS 30 december 2005 (ed. 2) (hierna verkort Wet fiscale regularisatie). 4 Wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder, BS, 23 december 2005, erratum, BS, 6 februari 2006 (hierna verkort Wet Afschaffing Toondereffecten). 5 Bv. naar aanleiding van de uitgifte van nieuwe aandelen bij een kapitaalsverhoging, de oprichting van een tweede vennootschap, de vrijgave van een effectenpand ingevolge een overnamefinanciering,… 6 Seminarie KBC, i.s.m. de Kamer van Notarissen van Oost-Vlaanderen, Lozen Boer, Lochristi 5 mei 2008 en seminarie KBC, i.s.m. de Kamer van Notarissen van West-Vlaanderen, Weinebrugge, Brugge, 14 mei 2008.
4
Welnu, dit is het opzet van mijn proefschrift. Hopelijk kan ik iedere professionele lezer overtuigen van het praktische nut en de meerwaarde in hun adviesverlening op maat die onze KMO ’s verdienen, van een benadering vanuit de specifieke eigen kenmerken, denkpatroon en vraagstukken, onze KMO ’s zo eigen.
5
INHOUDSTAFEL Inleiding…………………………………………………………………………………………………………..8 Hoofdstuk 1: Kroniek van een aangekondigde “toonder”dood……………………………………………...10 1. De afschaffing van de effecten aan toonder: ook voor KMO ‘s ? ………………………………………10 a. b. c. d.
Aanpak van de wetgever: geen “big bang”-afschaffing The final count down Welke toondereffecten? Welke KMO ’s getroffen?
2. Moest België zo nodig het warm water uitvinden ? …………………………………………………….13 a. De achtergrond van de afschaffing van effecten aan toonder en van de invoering van gedematerialiseerde effecten
b. Het hoe en waarom van de afschaffing van onze geliefde toonders
i. ii. iii.
Strijd tegen misbruiken ingevolge de zo kenmerkende anonimiteit van toondereffecten De modernisering van het effectenverkeer Naar een verborgen agenda of naar een mentaliteitsverandering ?
3. Waarom België zoveel NV ’s telt……………………………………………..………………………….17 a. b. c.
d. e. f.
Vennootschapsrechtelijk verantwoorde keuze ? Waarom telt België dan toch zoveel NV ’s tussen haar KMO ‘s ? Technieken uit de oude “toonder”-trukendoos i. Aandelen in de mist: de “spook”aandelen ii. De geveinsde handgift iii. Varianten van handgift en andere kosteloze technieken iv. (Bijna) kosteloze notariële schenkingen En de bedrijfsleiders die toch kozen voor een BVBA ? De statistieken De “kost”prijs van toonderaandelen i. Roerende voorheffing:V.V.P.R.-aandelen ii. Bewijsproblematiek KMO-definitie in het W.I.B. 1992 iii. Bewijsproblematiek van art 60bis W. Succ iv. Uitkering onroerend goed aan het verdelingsrecht van 1% ?
Hoofdstuk 2: De techniek van het gedematerialiseerd effect: piramide en reconciliatie…………………..28 1. Het gedematerialiseerd aandeel, als aparte vorm naast toonderaandelen en naamsaandelen………...28 2. Dematerialisatie versus scripturatisaltie ……………………………………………………………….29 3. Dematerialisatie via piramidale structuur………………………………………………………………30 4. Top van de piramide: Wie ? …………………………………………………………………………….32 5. Top van de piramide: taken ? …………………………………………………………………………..33 a. Controle van de totale omloop van een uitgifte gedematerialiseerde effecten: de reconciliatie b. Bewaring, ontwaarding en vernietiging van de omgezette toonderstukken. c. Wisselwerking tussen de “Top van de piramide” en de emittent voor de verwerking van corporate events 6. Praktisch voorbeeld……………………………………………………………………………………..34
Hoofdstuk 3: De dematerialisatie-tijdsas bekeken met een KMO-bril: een sneltikkende tijdbom voor onze familiale ondernemingen……………………………………………………………………………………….38 1. Belangrijkste verschillen tussen genoteerde vennootschapsaandelen en niet-noterende KMO-aandelen 2. De voorbereidende fase: 23 december 2005 tot 31 december 2007…………………………………….39
6
3. Eerste scharnierdatum: 1 januari 2008…………………………………….…………………………...39 a. Verbod op uitgifte van nieuwe effecten aan toonder b. Verbod van materiële aflevering van bestaande toondereffecten die op 1/01/2008 op effectenrekening zijn ingeschreven
c. Toondereffecten van een KMO, of ze reeds op een effectenrekening werden gedeponeerd of niet, werden NIET van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde effecten.
4. Tweede fase: de vrijwillige omzetting tussen 1 januari 2008 en 31 december 2013……………………41 a. Fase van de “vrijwillige” omzetting van KMO-aandelen op initiatief van de ”rechtshebbende” ? b. Omzetting op initiatief van de KMO zelf ? c. De statutenwijziging d. Keuze van de “top van de piramide” e. Publiciteit f. Aanvraag tot omzetting door de “rechtshebbende” g. SAMENVATTEND: Verschillende mogelijke houdingen van de KMO en de mogelijke reacties hierop van de “rechtshebbende” in de vrijwillige omzettingsperiode
5. Tweede scharnierdatum: 1 januari 2014: omzetting van rechtswege van nog bestaande aandelen aan toonder…………………………….…………………………………………………………………….47 a. 1 januari 2014: omzetting van rechtswege b. Van 1 januari 2014 tot 31 december 2014: fase van het “laatste kans”-beleid c. Samenvattend: 1 januari 2014: omzetting van rechtswege 6. Derde Fase: Vanaf 1 januari 2015: fase van de sanctionering…………………………………………49 a. Vanaf 1 januari 2015: verkoop b. Vanaf 1 januari 2016: Boete en vrijgave identiteit Hoofdstuk 4: Fiscale valkuilen en andere schietgeweren van anoniem toonderaandelenbezit…………...52 1. Zijn toonderaandelen echt zo“in de mist” ? ……………………………………………………………53 2. Heeft het nog zin aandelen “in de mist” te houden voor een plots overlijden nog vóór 2014 ? ……….54 3. Waar staan we vandaag met onze anonieme aandelen “in de mist” ? ………………………………... 55 Hoofdstuk 5: Is er nog anoniem KMO-leven na de toonder-dood ? ……………………………………....56 1. Anonimiteit van aandelen op naam, versus gedematerialiseerde aandelen…………………………….56 a. Anonimiteit tijdens leven b. Anonimiteit bij overlijden c. Overzichtstabel anonimiteit 2. Planningsmogelijkheden na toonder-dood…………………………………….………………………..60 Hoofdstuk 6: Familiale ondernemingen: kiezen voor aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen ? 1. Voor- en nadelen op een rij…………………………………….……………………………………..…63 2. Administratief complex ? …………………………………….………………………………………….64 3. Kostelijk ? …………………………………….…………………………………………………………64 4. Hét orgelpunt in de keuzevorming voor de bedrijfsleider van een familiale onderneming……………..65 Conclusie: De afschaffing van de effecten aan toonder : een vloek of een opportuniteit voor de aandeelhouder van een familiale KMO ? …………………………………….……………………………….68 Bijlagen…………………………………….…………………………………….………………………………69 Bibliografie……………………………….…………………………………….……………………………..…78
7
Inleiding Op 23 december 2005 verscheen in het Belgisch Staatsblad de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder 7 . Deze wetgeving kondigde het einde aan van een papieren tijdperk, waarvoor het startschot werd gegeven op 1 januari 2008. Daarnaast bracht deze wet ook wijzigingen aan in het regime van de gedematerialiseerde vennootschapseffecten, in ons vennootschapsrecht geïntroduceerd in 1995, doch dode letter gebleven bij gebreken aan de nodige uitvoeringsbesluiten. Hieraan werd verholpen door het Koninklijk Besluit van 12 januari 2006 betreffende de gedematerialiseerde vennootschapseffecten 8 . Inmiddels werd deze wet, in het licht van diverse onvolkomenheden die aan het licht zijn gekomen in de voorbereiding van de eerste fase van de afschaffing van de toondereffecten, sterk gerepareerd in 2007 door wet houdende diverse bepalingen van 25 april 2007 in het Belgisch Staatsblad 9 , en nog eens, maar dan bij wijze van klein onderhoud, in december 2007 10 . Bovendien werd op 26 april 2007 een Koninklijk Besluit uitgevaardigd dat de voorgenoemde wet uitvoert 11 . Door deze wetgeving mogen sinds 1 januari 2008 in ons land bestaande aandelen niet meer in papieren vorm worden afgeleverd en mogen ook geen nieuwe aandelen meer aan toonder worden uitgegeven. Volgens een vast tijdsstramien zullen bestaande toondereffecten verdwijnen, door uiterlijk tegen eind 2013 te worden omgezet, ofwel in effecten op naam, ofwel in gedematerialiseerde effecten. De geleidelijke afschaffing van de effecten aan toonder treft echter niet alleen beleggers, maar ook aandeelhouders van niet-genoteerde familiebedrijven. Ten laatste op 1 januari 2014 moeten immers ook KMO‘s hun toonderaandelen uit de “in de mist” halen en opnemen in het aandelenregister, desnoods op naam van de vennootschap zelf. Stem- en dividendrechten van de op dat moment nog steeds “ongekende” aandelen worden geschorst tot op het ogenblik dat de aandeelhouder deze aandelen op eigen naam laat inschrijven in het naamsregister van de vennootschap, dan wel op zijn effectenrekening plaatst. Effecten waarvan de eigenaar zich begin 2015 nog steeds niet kenbaar heeft gemaakt, zullen verkocht worden en het verkoopsprovenu, alsook de niet verkocht geraakte aandelen, zullen geblokkeerd worden bij de Deposito- en Consignatiekas. Later kunnen aandeelhouders wel nog naar boven komen en die geblokkeerde aandelen of de prijs die ze hebben opgebracht claimen, maar ze zullen daarop een boete moeten betalen van 10 % per begonnen jaar sinds 2016. Terwijl beursgenoteerde ondernemingen al voor 2008 hun statuten moesten aanpassen aan de wet, krijgen nietgenoteerde ondernemingen daarvoor respijt tot eind 2013. Daaruit concluderen dat als aandeelhouder van een familiale KMO nog een 5 jaar op zijn lauweren kan rusten, is echter te gemakkelijk. Vroeg of laat moet men toch kleur bekennen, dus waarom niet van de nood een deugd maken en tijdig beginnen met het zoeken naar een oplossing? 7
Wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder, BS, 23 december 2005, erratum, BS, 6 februari 2006, p. 6111 (hierna verkort Wet Afschaffing Toondereffecten). 8 Koninklijk besluit 12 januari 2006 betreffende de gedematerialiseerde vennootschapseffecten, BS 3 februari 2006 (hierna verkort KB Demat). 9 Wet van 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV), BS 8 mei 2007. De artikelen 85 ev. van deze wet brengen diverse wijzigingen aan in de tekst van de wet van 14 december 2005 (hierna verkort Wet Diverse Bepalingen). In deze bijdrage verwijst de aanduiding “Wet Afschaffing Toondereffecten” naar de wet van 14 december 2005, zoals gewijzigd bij deze reparatiewet van 25 april 2007. 10 Wet van 21 december 2007 houdende diverse bepalingen, BS 31 december 2007, hoofdstuk III : Dematerialisatie van effecten aan toonder. 11 KB 26 april 2007 tot toepassing van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, BS 9 juli 2007.
8
In deze bijdrage gaat onze aandacht specifiek naar de effecten van deze nieuwe regelgeving voor de aandeelhouder/bedrijfsleider van een familiale onderneming. Rode draad hierbij vormt de zo typische eigenheid van onze onderzochte doelgroep: de cumulatie van verschillende hoedanigheden in hoofde van één of eenzelfde groep van personen als aandeelhouder, bestuurder en manusje-van-alles. Hierin ligt het grote verschil met grotere al dan niet beursgenoteerde ondernemingen. Waar de Wet Afschaffing Toondereffecten verplichtingen mee brengt, én in hoofde van de emittent van toondereffecten, én in hoofde van de individuele aandeelhouders, die elk normalerwijze verschillende argumenten zullen hanteren om standpunt in te nemen aangaande de te ondernemen stappen, cumuleren deze verplichtingen zich bij KMO ’s in hoofde van één of een kleine groep van individuele aandeelhouders-bestuurders. Anders dan voor hun eventuele individuele beleggingen in bv. materiële toonderaandelen Bekaert, waarbij hun keuzeproces eigenlijk beperkt blijft tot het - vroeg of laat - op effectenrekening plaatsen, zullen deze bedrijfsleiders, wat betreft hun toonderaandelen van hun familiebedrijf, veel complexer beslissingsproces door moeten. Wat kiezen? Waarom? Wat ondernemen? Tot wie ons wenden? Hoeveel kost het? Wat met fiscale of juridische problemen die aan hun effecten kleven? Regularisatie mogelijk?
In een eerste hoofdstuk staan we stil bij de achtergrond en de beweegredenen voor een gefaseerde afschaffing van toonderaandelen, alsook bij het hoe en waarom van keuze voor vennootschapstypes door familiale ondernemingen. Er wordt tevens onderzocht welke KMO ‘s “getroffen” worden door de nieuwe wetgeving. Een tweede hoofdstuk zoemt in op gedematerialiseerde effecten, hun kenmerken en doelstellingen, alsook op de “top van de piramide”en haar werking, o.a. aan de hand van een uitgewerkt voorbeeld voor een familiale KMO. In hoofdstuk drie beschrijven we de dematerialisatie-tijdsas, bekeken met een KMO-bril. Onze rode draad (welke stappen dient de bedrijfsleider te ondernemen in zijn hoedanigheid van emittent, en welke als individuele aandeelhouder ?) krijgt extra aandacht door opname in synthesetabellen na elke beschreven periode van de tijdsas. Hoofdstuk vier en vijf proberen we de bedrijfsleiders af te helpen van hun idee-fixe dat enkel toonderaandelen de lente maken en hen ervan te overtuigen dat ook andere aandelenvormen anonimiteit en planning toelaten. Tenslotte zetten we de voor- en nadelen voor familiebedrijven van naams- versus gedematerialiseerde aandelen op een rij, ten einde bedrijfsleiders in staat te stellen een verantwoorde keuze te maken, welke beantwoord aan alle door hen in hun aandelen nagestreefde kenmerken en doelstellingen. Zeer verassende bevindingen brengen ons de analyse van het mogelijks kostprijskaartje van de keuze…
9
Hoofdstuk 1: Kroniek van een aangekondigde “toonder”dood 1. De afschaffing van de effecten aan toonder: ook voor KMO ‘s ?
a. Aanpak van de wetgever: geen “big bang”-afschaffing In een tijdperk van overregulering is het voor de burger bijzonder moeilijk om de wet te kennen. Toch slaagde de wetgever er de laatste jaren meerdere keren in om menig Belg slapeloze nachten te bezorgen. Verschillende regelingen, die telkens steeds verdergaande inperkingen inhielden op de vele fiscale toepassingen welke o.a. toondereffecten ons boden, volgden elkaar in sneltempo op: de buitenlandse schaar voor ons coupons knipte plots minder goed 12 , creatieve Belgen kregen een eenmalige kans om pardon te vragen aan de fiscus 13 , nieuwe lage schenking- en successietarieven 14 , met dikwijls een aantrekkelijke teaser 15 ingebouwd, moesten ons overtuigen dat de fiscus onze vriend is… Allen luiden ze het begin in van een opgedrongen mentaliteitswijziging. Kers op de taart is ongetwijfeld de Wet Afschaffing Toondereffecten van 14 december 2005 16 . Het EBA-verhaal, dat weinig succes kende tot net voor de allerlaatste pardon-weken, leerde de wetgever dat pers en publiek moeten wennen aan opgedrongen mentaliteitswijzingen. Dit vergt tijd. Ook praktisch implicaties van de afschaffing en de implementatie van het regime van gedematerialiseerde effecten mag niet onderschat worden en vergt medewerking en tijd van verschillende actoren, niet in het minst van de financiële sector. Ondertussen werd door een aantal belangrijke hoofdrolspelers in het verhaal een Task Force Dematerialisatie opgericht, een samenwerking gericht op het voorlichten van het publiek tussen o.m. de overheid, de financiële sector, werkgeversorganisaties, de Koninklijke Federatie van het Notariaat 17 . De wetgever verkoos daarom een sterk gefaseerde afschaffing van toondereffecten, waarbij rekening werd gehouden met de noodzaak om alle betrokkenen, emittenten, beleggers, aandeelhouders, adviseurs, financiële instellingen, te laten wennen aan de idee, zich naar de wetgeving te organiseren en de nodige aanpassingen en omruilhandelingen door te voeren. Veeleer dan te opteren voor een onmiddellijke en automatische conversie, uit kracht van wet, van alle toondereffecten, werd een geleidelijk systeem uitgedacht dat, althans voor de nietgenoteerde effecten, de gedwongen omzetting slechts als ultieme remedie hanteert 18 .
12
Zie Europese Spaarrichtlijn. Zie EBA-wet. 14 Zie voor Vlaamse regeling: Art 131, §2 en art. 140bis W. Succ. 15 Zo werd bijvoorbeeld in Vlaanderen met de invoering van de verlaagde schenkingsrechten voor roerend en voor familiale ondernemingen en de tijdelijke verlaging van schenkingsrechten voor onroerend in rechte lijn voor het eerst echte “sterfhuis”schenkingen mogelijk gemaakt: schenkingen waarop geen progressievoorbehoud ten aanzien van de successie geldt ! 16 Zie supra voetnoot 9. 17 Zie hun website www.dmat.be, waar naast een artikelsgewijze bespreking van de Wet Afschaffing Toondereffecten, ook o.a. modellen en FAQ terug te vinden zijn. 18 M. TISON, “De afschaffing van toondereffecten in Belgisch recht – Teloorgang van de Belgian dentist”, in Jaarboek CBR 2006-2007, Antwerpen, Intersentia, 2007, 559. 13
10
Kern van de regeling kan kort samengevat worden als volgt: a. Vanaf 1 januari 2008: Verbod uitgifte nieuwe effecten aan toonder in België. b. Vanaf 1 januari 2008: Afleveringsverbod van toondereffecten die op een effectenrekening staan. c. Alle vennootschappen die in het verleden Belgische toonderstukken hebben uitgegeven moet volgens een strikt tijdsschema via statutenwijziging gedematerialiseerde effecten al dan niet mogelijk maken, dan wel verplichte omzetting op naam voorzien. Statutenwijziging tegen wanneer ? 1. Beursgenoteerde emittenten: vóór 1/1/2008. 2. Niet-genoteerde (o.a. KMO’s): vóór 31/12/2013. De aandeelhouders van hun kant zullen zelf ook bepaalde acties moeten ondernemen.
b. The final count down De wetgever bouwde dus rond een aantal mijlpaaldata een tijdslijn op voor de gefaseerde afschaffing van de effecten aan toonder: Schematische voorstelling: Eeste mijlpaal : 1 januari 2008 3 belangrijke inovaties: - Verbod uitgifte nieuwe toondereffecten - Verbod materiële aflevering toondereffecten - Omzetting van rechtswege in gedematerialiseerde effecten van bepaalde effecten op effectenrekening
01- 01- 2008 scharnierdatum Inwerkingtreding Wet 23- 12- 2005
Tweede mijlpaal : 31 december 2013 Eindatum van overgangsperiode gedurende dewelke rechtshebbenden van toondereffecten die niet per 1 januari 2008 van rechtswege werden omgezet, vrijwillig hun effecten kunnen laten omzetten in effecten op naam of in gedematerialiseerde vorm (zie verder)
31- 12- 2013
Omzettingsperiode
1- 01- 2015
Maatregelen en boetes Derde mijlpaal: Vanaf 1 januari 2015 Start “eindregeling” voor toondereffecten waarvan de rechtshebbenden nog steeds onbekend zijn: - de verkoop - de boetes.
Op de verschillende fases in dit schema en de repercussies ervan voor KMO ’s wordt verder in deze bijdrage 19 ingegaan .
19 Zie infra Hoofstuk 3: De dematerialisatie-tijdsas bekeken met een KMO-bril: een sneltikkende tijdbom voor onze familiale ondernemingen
11
c. Welke toondereffecten getroffen ? De Wet Afschaffing Toondereffecten is van toepassing op 3 categorieën van effecten 20 . Ten eerste zijn er de zogenaamde vennootschapseffecten. Tot deze categorie behoren de aandelen, winstbewijzen, obligaties, warrants en certificaten uitgegeven door vennootschappen naar Belgisch recht overeenkomstig het Wetboek van Vennootschappen (art. 460 W.Venn.). Hierbij is het zonder belang of deze effecten 21 uitgegeven worden in België of in het buitenland, zolang het maar gaat om effecten uitgegeven door een vennootschap naar Belgisch recht. Effecten uitgegeven in België door vennootschappen naar buitenlands recht vormen geen effecten in de zin van deze wet, en kunnen dus wel nog aan toonder zijn. Deze titels aan toonder zullen echter na 1 januari 2008 niet meer kunnen afgeleverd worden in België 22 . De tweede categorie geviseerd door de Wet Afschaffing Toondereffecten zijn de effecten die de overheidsschuld belichamen, de overheidseffecten. Hieronder vallen schuldeffecten uitgegeven door Belgische publiekrechtelijke emittenten, zoals opgesomd in art. 1 van de wet van 2 januari 1991 23 betreffende de effecten van de overheidsschuld (bv. staatsobligaties, staatsbons, OLO’s, schatkistcertificaten, ...). De derde en laatste categorie van effecten is eigenlijk een ruim omschreven restcategorie, ook effecten sui generis 24 genoemd. Hieronder vallen alle andere effecten uitgegeven door een emittent die onder het Belgisch recht ressorteert, en die een financiële schuldvordering op die emittent of op een derde belichamen. Deze restcategorie omvat o.m. kasbons, medium term notes, vastgoedcertificaten en thesaurie- en depositobewijzen. De reparatiewet bepaalt uitdrukkelijk dat ook deelbewijzen van beleggingsfondsen hieronder vallen 25 . De wet is niet van toepassing op handelseffecten (wisselbrieven, orderbrieven, cheques, ...) en evenmin op obligaties aan toonder en effecten sui generis die door Belgische vennootschappen uitsluitend in het buitenland worden uitgegeven of beheerst worden door een buitenlands recht, tenzij voor de toepassing van art. 4 – het afleveringsverbod 26 . Concreet betekent dit dat Belgische vennootschappen deze effecten in het buitenland nog aan toonder zullen kunnen uitgeven, maar dat deze effecten in België niet meer materieel zullen kunnen worden afgeleverd.
20
Art. 2, eerste lid, 1° Wet Afschaffing Toondereffecten; over het toepassingsgebied van de wet zie o.a. D. VAN GERVEN, “Gedematerialiseerde effecten”, RW 2007-08, 1707, nr. 8; L. VAN DE STEEN, “Dematerialisatie in het Belgisch effectenrecht: nieuwe evoluties inzake afschaffing effecten aan toonder en rol van de vereffeningsinstellingen”, T.RV 2007, nr. 5; X. DIEUX, “La loi du 14 décembre 2005 portant suppression des titres au porteur et le droit des sociétés”, Bank Fin.R. 2006-3, 141-142; B. FERON en A.-S. PIJCKE, “La dématérialisation des titres cotés et la suppression des titres au porteur”, Bank Fin.R. 2006-3, 126127. 21 Behoudens wat obligaties betreft, zie infra. 22 Art. 4 Wet Afschaffing Toondereffecten; P. HINNEKES, F. HELLEMANS en M. VAN GILS, ‘Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder’, AFT 2006, afl. 7-8, 17. 23 Art. 1 Wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, B.S., 25 januari 1991. 24 De effecten die onder de derde categorie ressorteren, worden voor de toepassing van deze wet ook effecten sui generis genoemd, omdat zij – anders dan de effecten in de eerste twee categorieën – niet onder een reeds bestaande wet vallen wat hun vorm betreft (met uitzondering van de thesaurie- en depositobewijzen en de deelbewijzen van beleggingsfondsen). De wet creëert hier dus een nieuwe categorie van gedematerialiseerde effecten. 25 Door de oorspronkelijke formulering in de wet van de derde categorie waren er interpretatieproblemen omtrent deze deelbewijzen. Een letterlijke lezing deed besluiten dat ze niet onder de wet vielen. Door de herformulering van art. 2 door de Reparatiewet werd dit euvel verholpen. Zie B. FERON en A.-S. PIJCKE, “La dématérialisation des titres cotés et la suppression des titres au porteur”, Bank Fin.R. 2006-3, 126, nr 19. 26 Art. 2, tweede lid Wet Afschaffing Toondereffecten.
12
d. Welke KMO ’s getroffen? De wetgeving viseert dus niet alleen genoteerde beleggingseffecten, maar ook bv. niet-noterende aandelen van onze KMO ‘s vallen onder de categorie vennootschapseffecten. Het grote verschil tussen genoteerde en nietnoterende vennootschapseffecten zit in de tijdsas: voor deze laatste categorie geld immers een langere omzettingsperiode. Waar genoteerde vennootschapseffecten, geplaatst op een effectenrekening, op 1/1/2008 een conversie van rechtswege ondergingen in gedematerialiseerde effecten, zal een dergelijke conversie voor stilzittende niet-noterende bedrijven pas plaatsvinden op 1/1/2014. Daarnaast kunnen niet-genoteerde vennootschappen die gedematerialiseerde aandelen mogelijk wensen te maken, ook kiezen voor een erkend rekeninghouder als “top van de piramide”, waar beursgenoteerde vennootschapseffecten moeten dematerialiseren via een vereffeningsinstelling 27 . De wet zal alleen van toepassing zijn op vennootschappen die effecten aan toonder kunnen uitgeven. Concreet zijn dit de naamloze vennootschap, de commanditaire vennootschap op aandelen, de Europese vennootschap en de coöperatieve vennootschap (deze laatste kan echter alleen obligaties aan toonder uitgeven) 28 . In het Belgische KMO-landschap zullen dus voornamelijk de aandeelhouders van familiale NV’s en Comm.VA moeten wakker schieten en onderzoeken of, en zo ja, welke stappen zij dienen te ondernemen. Aandeelhouders van familiale BVBA’ s, worden dus niet getroffen door de dematerialisatie-tijdslijn, aangezien deze rechtsvorm enkel aandelen en obligaties op naam kan uitgeven 29 .
2. Moest België zo nodig het warm water uitvinden ? a. De achtergrond van de afschaffing van effecten aan toonder en van de invoering van gedematerialiseerde effecten De Wet Afschaffing Toondereffecten confronteert de Belgische beleggers en aandeelhouders van familiale ondernemingen, willens nillens, met enerzijds de afschaffing van de zo gekoesterde toondereffecten en anderzijds de introductie van het gedematerialiseerd effect. De afschaffing van de toondereffecten is evenwel geen loutere Belgische fenomeen: België is in Europa bij de laatste van de klas om effecten aan toonder af te schaffen. In vele andere landen bestaat ofwel een verbod op het gebruik van toondereffecten, of een feitelijk afleveringsverbod van toonderstukken door financiële tussenpersonen, of wordt het gebruik ervan sterk beperkt. Zo wordt in vele rechtstelsels wordt bij gebruik van toonderstukken, een legale overdracht bij wijze van verkoop of schenking enkel mogelijk gemaakt via tussenkomst van een notaris of een vorm van (semi)publieke registratie 30 . Evenmin is het gedematerialiseerd effect een Belgisch fenomeen 31 , noch nieuw. De afschaffing van de 27
Zie infra Hoofdstuk 3: De dematerialisatie-tijdsas bekeken met een KMO-bril. Zie voor de NV: art. 460, Tweede lid W.Venn.; voor de Comm.VA: art. 657 io. art. 460 W.Venn.; Ook de SE kan effecten aan toonder uitgeven. Deze laten we hier evenwel buiten beschouwing, gezien weinig of geen familiale ondernemingen de rechtsvorm hebben. Certificaten uitgegeven in ruil voor aandelen aan toonder van een NV laten we om dezelfde reden ook buiten beschouwing. Ook de obligaties aan toonder die eventueel door een NV of CV kunnen uitgegeven zijn, laten we in deze bijdrage buiten beschouwing. 29 Art 232 W.Venn. 30 S. DE GEYTER, M. BELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaftt, uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2007, 178. 31 VERDINGH verwijst naar de Memorie van Toelichting bij de Wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, (BS, 25 januari 1991) waarin te lezen valt: “Gelet op de ervaringen 28
13
toondereffecten is immers gepaard gegaan met de verdere uitbouw van het gedematerialiseerd vennootschapseffect, geïntroduceerd in ons recht in 1995, en de verdere verfijning van de juridische omkadering van het giraal effectensysteem 32 . Het fenomeen van de dematerialisatie van effecten kadert in een beweging van scripturalisatie 33 , welke in het verleden reeds verschillende toepassingen kreeg in ons recht, meer bepaald in het KB n° 62, handelend over de collectieve bewaargeving van effecten door deponering op een effectenrekening 34 , de wet van 12 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium 35 , of de wet van 7 april 1995 tot wijziging van de wetten op de handelsvennootschappen (...) en tot wijziging van het KB nr. 62 36 . Sedert de wet van 12 januari 1991 is het de Schatkist toegelaten overheidseffecten in gedematerialiseerde vorm uit te geven. Daarnaast heeft de wet van 22 juli 1991 aan vennootschappen en kredietinstellingen de mogelijkheid geboden om thesaurie- en depositobewijzen uit te geven, die eveneens de gedematerialiseerde vorm kunnen aannemen 37 . Niet in het minst creëerde de wet van 7 april 1995 het gedematerialiseerde vennootschapseffect als een aparte categorie naast de toonder- en naamstukken, als nieuwe vorm van effect. Deze bepalingen (thans artt. 468-475 Wetboek van vennootschappen) zijn echter altijd dode letter gebleven, bij gebreke aan een uitvoeringsbesluit. Hieraan werd recent verholpen door de publicatie op 3 februari 2006 in het Belgisch Staatsblad van het KB Demat 38 . De uitvaardiging van dergelijk uitvoeringsbesluit was nodig, om de invoering van gedematerialiseerde vennootschapseffecten 39 mogelijk te maken. Het vormt dus een aanvulling op de wet houdende afschaffing van de effecten aan toonder.
b. Het hoe en waarom van de afschaffing van onze geliefde toonders Naast de hierboven geschetste achtergrond, was de concrete aanleiding voor de afschaffing van de effecten aan toonder een politiek “voor wat, hoort wat” tussen de toenmalige coalitiepartners van de federale regeling. Reeds in het buitenland laat het weinig twijfel dat, op termijn, de rijksschuld overwegend zal belichaamd zijn in gedematerialiseerde uitsluitend op rekening geboekte effecten”, alsook naar het verslag van de Senaatscommissie Financiën waarin we lezen dat met het dematerialiseren België zich aansluit “bij een ontwikkeling waarin een aantal landen ons zijn voorgegaan”. Zie Y. VERDINGH, “Het vennootschapsrechtelijk en fiscale regime van gedematerialiseerde vennootschapseffecten”, in Fiscale dossiers Vandewinckele 1998, Diegem, Ced. Samsom, 8; SUNT beweert dat voornamelijk Frankrijk als inspiratiebron diende, zie C. SUNT, “De dematerialisatie van vennootschapseffecten” , in Gewijzigde vennootschapswet 1995, Centrum voor economisch recht V.U.B. Antwerpen, Kluwer, 1996, 467; Zie ook X. DIEUX, “La loi du 14 décembre 2005 portant suppression des titres au porteur et le droit des sociétés”, Bank Fin.R. 2006-3, 141, voetnoot 7. 32 T. MICHEL, “De afschaffing van toondereffecten in Belgisch recht – teloorgang van de Belgian dentist ?”, in Jaarboek CBR 2006-2007, Antwerpen, Intersentia, 2007, 558. 33 A.-P. ANDRÉ-DUMONT, “ La suppression des titres au porteur en droit commercial . La suppression des titres au porteur et le droit des sociétés”, JT 2008, 437. Over het verschil tussen scripturalisatie en dematerialisatie, zie infra Hoofdstuk 2, Dematerialisatie versus scripturatisaltie. 34 Gecoördineerd Koninklijk besluit nr. 62 van 11 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, BS 23 februari 2004 (hierna verkort KB nr. 62). 35 Wet 2 januari 1991 betreffende de markt van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, BS, 25 januari 1991. 36 Wet van 7 april 1995 tot wijziging van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935 en tot wijziging van het KB nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van effecten, BS, 18 mei 1995 (hierna verkort de wet van 7 april 1995); zie over deze wet en haar achtergrond o.a. Y. VERDINGH, “Het vennootschapsrechtelijk en fiscale regime van gedematerialiseerde vennootschapseffecten”, in Fiscale dossiers Vandewinckele 1998, Diegem, Ced. Samsom, 89 p; M. TISON, “De uitgifte van gedematerialiseerde vennootschapseffecten. Bemerkingen bij de wet van 7 april 1995”, in H. BRAECKMANS en E. WYMEERSCH (red.), Het gewijzigd vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996, 227-261; C. SUNT, “Dematerialisatie van vennootschapseffecten”, in K. BYTTEBIER, R. FELTKAMP en A. FRANÇOIS (red.), De gewijzigd vennootschapswet 1995, Antwerpen, Kluwer, 425-468. 37 Wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en depositobewijzen, BS, 21 september 1991. 38 Zie supra voetnoot 8. 39 Over het regime van gedematerialiseerd effecten, zie infra Hoofdstuk 2: De techniek van het gedematerialiseerd effect: de piramide en reconciliatie.
14
in het kader van de onderhandelingen omtrent de éénmalige bevrijdende aangifte 40 (de zgn. EBA) in 2003, werd de afschaffing van de toondereffecten door de regering aangekondigd. De uiteindelijke afschaffing moest wachten tot 2005. De afschaffing kwam opnieuw op de politieke onderhandelingstafel van de regeringspartijen naar aanleiding van de discussie omtrent de invoering van de “notionele” intrestaftrek 41 . Als pasmunt voor de goedkeuring van de liberale eis inzake “fiscale regularisatie” 42 (een in gebruik, maar niet in de tijd beperkte “opvolger” van de EBA), werd volgens het politieke compromis eerst de afschaffing van de toonderstukken als socialistische eis vastgelegd in de Wet Afschaffing Toondereffecten 43 . Naar de parlementaire voorbereidingen heeft de Wet Afschaffing Toondereffecten een dubbel doel 44 . Enerzijds kadert de wet in de strijd tegen het witwassen van geld en de fiscale fraude: bedoeling is de mogelijkheid tot anonieme verwerving en verhandeling van effecten – één van de kenmerken van effecten aan toonder – onmogelijk te maken. Anderzijds beoogt de wet de modernisering van het Belgische recht inzake effecten door middel van de geleidelijke afschaffing van de effecten aan toonder van Belgische oorsprong en de organisatie van de gedematerialiseerde effectenaanhouding in België. Zo worden bijvoorbeeld de verplichtingen verbonden met de materiële aard van de effecten afgeschaft (bv. het drukken van de effecten). i. Strijd tegen misbruiken toondereffecten
ingevolge
de
zo
kenmerkende
anonimiteit
van
Vooreerst zouden, door hun materiële vorm, hun anonimiteit en vrije –lees: fiscaal moeilijk controleerbareoverdraagbaarheid, toondereffecten de deur openen naar bepaalde misbruiken. De memorie van toelichting bij de Wet Afschaffing Toondereffecten noemt financiële criminaliteit, zoals witwaspraktijken, en de financiering van terrorisme als mogelijke misbruiken. Ze verwijst hierbij expliciet naar de standpunten van de in de schoot van de OESO opgerichte financiële werkgroep tegen witwassen van geld (FATF/GAFI 45 ), als naar de aanbevelingen van de door TRANSCRIME in 2001 in opdracht van de Europeese Commissie gemaakte studie “Transparance et blanchiment des capitaux” 46 . Door o.a. de vrije overdraagbaarheid van toonderstukken, zouden witwassers en andere malafide personen activa kunnen verwerven zonder dat de koper bekend is, en zouden vennootschappen in het bezit kunnen zijn van en gecontroleerd kunnen worden door belangen die evenmin kunnen worden geïdentificeerd. Tijdens de parlementaire voorbereiding werd evenwel aangegeven dat concrete bewijzen van het gebruik van effecten aan toonder naar Belgisch recht in het kader van financiering van terrorisme vooralsnog ontbraken, toch meende 40
Wet 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte, B.S. 9 januari 2004, ed. 2 (hierna verkort EBA-wet). 41 G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder”, T.V.R., 2006, 171. 42 Programmawet van 27 december 2005, artt. 121-127, BS 30 december 2005, ed. 2 (hierna verkort Wet fiscale regularisatie); zie over de fiscale regularisatie o.a. M. MAUS, “Tweede zit voor de fiscale amnestie-bis? De voor- en nadelen van de nieuwe regeling rond de fiscale regularisatie”, AFT 2006, afl. 04, 3-27. 43 S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2007, 178. 44 Zie over de doelstellingen van de Wet Afschaffing Toondereffecten o.a. ook BRAECKMANS, H., “De afschaffing van de effecten aan toonder en andere wijzigingen aan het Wetboek van Vennootschappen door de wetten van 14 december 2005 en 25 april 2007”, RW 2007-08, 722-723; A. BONTE, F. HELLEMANS en S. MEULYZER, “Afschaffing effecten aan toonder”, in Fiscaal praktijkboek 2006 – 2007 . Directe belastingen, Mecehelen, Wolters – Kluwer, 274-275 ; S. MEULYZER en F. HELLEMANS, "Exit effecten aan toonder : hoe verloopt het concreet ?", Balans 2006, afl. 535, 2; 45 Financial Action Task Force on Money Laundering/Groupe d’action financière sur le blanchiment des capitaux et le financement du terrorisme (FATF-GAFI, www.fatg-gafi.org). De werkgroep wees herhaaldelijk op het gevaar dat volgt uit het weren met deze vorm van effecten en pleitte ervoor dat de lidstaten maatregelen zouden nemen die de aanwending ervan zouden beperken of de ermee verbonden anonimiteit afschaffen. 46 M.v.T., Parl. St., Kamer, 2004-2005, nr. 1974/1, p. 5 e.v.
15
men dat de internationale geloofwaardigheid van ons financieel systeem zou versterkt worden door rekening te houden met de aanbevelingen van de GAFI 47 . Verder was de strijd tegen de fiscale fraude een tweede, zoniet belangrijker, reden om de effecten aan toonder af te schaffen. Was vergeten aangeven in successie immers niet voor generaties bedrijfsleiders en beleggers na elkaar dé successieplanningstechniek ? De anonimiteit welke gepaard gaat met de effecten aan toonder, biedt de mogelijkheid tot onwettige verrichtingen om belastingen te ontwijken 48 . Hervorming van schenkingsrechten en successierechten in de drie gewesten maakt “vergeettrucs” nochtans overbodig 49 . Tenslotte, nog steeds volgens de memorie van toelichting, gaven de toonderstukken ook aanleiding tot geknoei met erfrechtelijke reserve ter bevoordeling van bepaalde erfgenamen en ter benadeling van andere. Denken we zelf ook aan andere juridische fouten waartoe toonderaandelen aanleiding konden geven, zoals overdrachten met miskenning van statutaire voorkooprechten. Verder zal blijken dat deze argumenten bijzonder over een schijnen te stemmen met de antwoorden van bedrijfsleiders van KMO ’s op de vraag “Waarom België zoveel NV ’s telt”… ii. De modernisering van het effectenverkeer Volgens de wetgever kan de afschaffing van de toondereffecten ook praktische problemen, zoals verlies en diefstal, uitsluiten, vereenvoudigt de afschaffing de inning van coupons, alsook bewaring, beheer en verhandeling van effecten, en bespaart ze de kosten die ermee gepaard gaan. Als alternatief voor de geleidelijke afschaffing van de uitgifte en het gebruik van effecten aan toonder van Belgische
oorsprong,
wordt
een
modern
alternatief
aangeboden:
het
gedematerialiseerd
effect.
Effectentransacties kunnen voortaan plaatsvinden door eenvoudige bewegingen op rekening, het beheer van effecten wordt gerationaliseerd, de dematerialisatie heeft een verbetering van de veiligheid en een vermindering van de kosten tot gevolg. Verder wordt bv. ook het elektronisch naamsregister ingevoerd 50 als modernere vorm. iii. Naar een verborgen agenda of naar een mentaliteitsverandering ? Welke officiële argumenten we ook aanhalen, tot des te meer verborgen agenda ’s meent menig Belg te moeten besluiten: van verdere grip van onze overheid op onze portemonnee, tot opnieuw oplaaiende discussies over invoering van vermogensbelasting 51 . Doch ook andere stemmen horen we. Politici en auteurs, het allen volmondig eens, over de noodzaak om “eindelijk”, zo luid het, de antieke toonders af te schaffen (blijkbaar de enige Belgen zonder stukken onder hun matras?...), vinden steeds meer een bondgenoot in de jongere generatie. Schiet men niet in eigen voet door de creatie van een niet-officieel vermogen, wanneer het erop aan komt de gelden niet te verbruiken, maar wel te investeren? Vernieuwde economische inzichten van de jonge bedrijfsleiders laten hen inzien dat geen belastingen betalen, ook geen groei kan betekenen. Maar ook de oude garde zal, sneller dan hen lief is, moeten van koers veranderen… 47
S. DE GEYTER, M. DELBOO,P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden,Antwerpen,Intersentia,2007, 16. Zie M.v.T., Parl. St., Kamer, 2004-2005, nr. 1974/1, p. 6 G. 49 G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder”, T.V.R., 2006, 171. 50 Zie art 463 en 504 W. Venn. 51 Zie o.a. J. BOURS, “La suppression des titres au porteur en droit fiscal. Suppression des titres au porteur et disparition du ‘secret bancaire’: quelles perspectives d’avenir pour la taxation de l’ épargne en Belgique?”, JT 2008, 444-451. 48
16
3. Waarom België zoveel NV ’s telt a. Vennootschapsrechtelijk verantwoorde keuze ? Louter vennootschapsrechtelijk bekeken, kan de BVBA omschreven worden als “dé parel” tussen de vennootschapsvormen voor de KMO ‘s, de familiale ondernemingen. De regels inzake structuur van de leiding en inzake overdraagbaarheid van de aandelen bieden een betere bescherming tegen verlies van “beslotenheid”, zo kenmerkend voor een klassiek familiebedrijf, in vergelijking met een naamloze vennootschap. De BVBA werd in 1935 ingevoerd teneinde kleinere, vooral familiale ondernemingen in staat te stellen in vennootschapsvorm handel te drijven, zonder enerzijds de onbeperkte aansprakelijkheid van V.O.F. of Comm.V. op zich te moeten nemen, noch anderzijds gehouden te zijn tot de zwaardere discipline en de openheid van de NV. In dergelijke ondernemingen zal immers de samenwerking tussen de vennoten en het persoonlijk vertrouwen dikwijls belangrijker zijn dan de omvang van de financiële middelen die zij hebben samengebracht. Oorspronkelijk bestonden er belangrijke verschillen tussen de BVBA en de NV. De BVBA werd gekenmerkt door een eenvoudige structuur of organisatie, beperktere voorschriften bij oprichting en minder vergaande publicatieverplichtingen. Minder administratieve rompslomp dus. Een hele serie wetswijzigingen heeft inmiddels het onderscheid tussen de NV en de BVBA steeds meer laten vervagen. Vandaag is de BVBA te beschouwen als een hybride rechtsvorm: intern vertoont hij gelijkenis met een personenvennootschap, extern met de NV. Het belangrijkste juridische verschilpunt dat overblijft tussen de NV en de BVBA ligt in het besloten karakter van de BVBA: de overdracht van aandelen (onder meer door verkoop, schenking en vererving) is bij de BVBA aan strikte regels gebonden. De wetgever wil daarmee verhinderen dat aandelen van een BVBA zonder instemming van de medevennoten in vreemde handen overgaan. Dat wordt bedoeld met “besloten vennootschap”. Ook de eenpersoonsvennootschap, die in 1987 werd ingevoerd beantwoordt fundamenteel aan het statuut van de BVBA: het is een BVBA waarvan alle aandelen zich in de handen van een enkele persoon bevinden. De NV daarentegen, is te beschouwen als hét prototype van een “kapitaalvennootschap”, waarbij de aandeelhouders minder zouden gedreven worden door deze wil tot samenwerking, maar door het zuivere winstbejag, het nastreven van financiële opbrengst. In die zin speelt de identiteit van de partners, en de vertrouwensband tussen hen een meer ondergeschikte rol. Hoewel de wetgever de vennootschapsvorm van de NV had uitgedacht als ondernemingsvorm voor grotere kapitaalkrachtige ondernemingen, kunnen ook kleine en middelgrote familiebedrijven de NV-vorm aannemen. De NV blijft wel in eerste plaats een kapitaalsvennootschap: een vennootschap die anoniem kapitaal kan aantrekken. De strakke en meer ingewikkelde bestuursorganisatie van de NV en het hogere minimumkapitaal van deze vennootschapsvorm zijn de grootste verschillen met de BVBA. In bestaande naamloze vennootschappen zijn de aandelen doorgaans aan toonder en vrij overdraagbaar. Toch kunnen ook aandelen van een NV op naam worden gesteld. Als dat gebeurt, heeft de NV dan ook een meer besloten karakter, wat betekent dat er dan nog weinig echte verschilpunten bestaan tussen die NV en een BVBA. Op het gevaar de verschillen en/of gelijkenissen tussen NV en BVBA al te zeer te vereenvoudigen, hieronder toch een aantal essentiële voor- en nadelen van beide vormen in kaart gebracht, dit vanuit het oogpunt van een familiale onderneming.
17
Belangrijkste Voordelen
BVBA
NV
•
•
•
• •
• •
Belangrijkste Nadelen
• • • •
Alle vennoten zijn slechts ten belope van hun inbreng aansprakelijk. Aandelen kunnen slechts in beperkte kring overgedragen worden. Overdrachten aan derden vereisen toestemming van medevenoten, zodat het familiaal karakter van de vennootschap gewaarborgd is. Enigste vennootschapvorm die met maar één aandeelhouder kan worden opgericht In principe geen collegiaal besluitvormingsorgaan: één zaakvoerder is mogelijk. Mogelijkheid om zeggingsschap sterk te verankeren via statutair zaakvoerderschap. Het vereiste minimumkapitaal en de volstortingsplicht is eerder laag te beschouwen. Oprichting kan enkel bij notariële akte, niet onderhands. Aandelen zijn op naam, waardoor anoniem aandeelhouderschap wordt bemoeilijkt. Kosteloze bank-/(hand-)gift is niet mogelijk. Er gelden zwaardere boekhoudkundige en administratieve verplichtingen dan voor onbeperkt aansprakelijke vennootschapsvormen, ter beveiliging van samenstelling en behoud van het kapitaal.
• •
•
• •
• •
• •
Alle vennoten zijn slechts ten belope van hun inbreng aansprakelijk. Aandelen zijn in principe aan toonder en vrij overdraagbaar. De toonderaandelen lenen zich beter tot anoniem aandeelhouderschap, zowel t.a.v.de vennootschap, andere aandeelhouders, derden, alsook t.a.v. de fiscus. Aandelen aan toonder kunnen met bank-/ (hand) gift overgedragen worden.
Oprichting kan enkel bij notariële akte, niet onderhands. De waarborgen voor behoud van het familiaal karakter van deze vennootschap zijn minder goed, door in principe vrije overdraagbaarheid van aandelen. De besluitvorming is vrij ingewikkeld. Collegiaal besluitvormingsorgaan. Er gelden zwaardere boekhoudkundige en administratieve verplichtingen, ter beveiliging van samenstelling en behoud van het kapitaal. Bestuurders zijn ad nutum afzetbaar. Het vereiste minimumkapitaal en volstortingsplicht is tamelijk hoog.
b. Waarom telt België dan toch zoveel NV ’s tussen haar KMO ‘s ? Nu we deze vraag systematisch voorlegde aan de bedrijfsleiders van die NV ’s, welke we het laatste jaar ontmoetten, kwamen we tot vaststelling dat typische vennootschapsrechtelijke argumenten, kenmerken eigen aan NV ’s, zeker niet doorslaggevend waren, voor de keuze voor een naamloze vennootschap. Wel integendeel ! Een veelgehoord argument: Prestige. Hoewel tweede-derde-generatie familiale BVBA ’s dikwijls veel rijker en groter zijn dan sommige, pas opgerichte “gezins”-NV ‘s (met als enige aandeelhouders man en vrouw), blijft bij velen ten onrechte de gedachte leven dat iemand met zijn eigen NV wel veel betere zaken moet doen dan iemand met een BVBA. Dat een BVBA een lager wettelijk verplicht minimumkapitaal heeft dan een NV, betekent echter geenszins dat deze niet met een veel groter oprichtingskapitaal kan worden opgericht. Of nog, dat een met slechts 6.200 € opgerichte BVBA, ondertussen niet verschillende miljoenen euro ’s kan waard zijn door gecumuleerde reserves in zijn eigen vermogen. Ook internationaal bekeken, houdt dit argument geen steek. Uit onze Erasmus-uitwisseling in Tübingen Duitsland, herinneren we ons bijvoorbeeld nog zeer goed de vaststelling dat daar de GMBH dé vennootschapsvorm is voor grote vennootschappen, en niet de AG. Sommigen slaan de bal zelfs volledig mis en verantwoorden hun keuze voor een NV als zou deze een betere bescherming van het privé-vermogen geven dan een BVBA. Dat zowel een BVBA als een NV vennootschappen
18
met beperkte aansprakelijkheid zijn, waarbij de regels rond oprichters- en bestuurdersaansprakelijkheid van identieke principes uitgaan, meer nog, dat in een NV, door een groter te volstorten minimumkapitaal, de persoonlijke gehoudendheid van de aandeelhouders in de regel grotere zal zijn dan in een BVBA, wimpelen deze bedrijfsleiders als totale nonsens af. De meerderheid heeft er echter geen moeite mee om onomwonden uit te leggen waarom zij in werkelijkheid kozen voor een NV, m.n. omwille van de aandelen aan toonder, de daarmee verbonden anonimiteit ten aanzien van derden, niet in het minst de fiscus, de mogelijkheden welke deze discrete aandelenvorm bieden om, én successieplanning te verzekeren, én toch zeggingschap te behouden. Zelfs voor het levenslang behoud van inkomsten weet men met de toonderaandelen oplossingen te verzinnen. Sommigen bekennen zelfs eerlijk dat ze daarmee bepaalde kinderen, die al jaren werken voor de zaak, zullen bevoordelen op hun andere kinderen, of zelfs dat ze zo de erfrechtelijke reserve van een kind met wie ze in onmin leven bewust zullen omzeilen. De kleurrijkste verhalen over aandelen in de mist, spookaandelen, aandelen in de natuur, truc met de duif. Maar dat het (bijna) over is met deze gorilla ‘s in de mist 52 lijkt bij weinig van deze bedrijfsleiders door te dringen.
c. Technieken uit de oude “toonder”-trukendoos i. De aandelen in de mist: de “spook”aandelen Een eerste frequent toegepaste techniek komt erop neer dat elk jaar op de algemene vergadering der aandeelhouders de pater familias nog slechts met een zeer beperkt aantal aandelen verschijnt, zo dat enkel deze aandelen bij een onverwacht overlijden moeten worden aangegeven in de nalatenschap. Omtrent de overige aandelen, waarmee men niet verschijnt, beweren de erfgenamen dan dat deze al jaren waren vervreemd door hun rechtsvoorganger. Men weet dan bij het overlijden zogezegd niet wie eigenaar is van deze aandelen. Een en ander wordt kracht bijgezet door de jaarlijkse publicaties in het Belgisch Staatsblad en in een aantal kranten, waarbij de “ongekende” aandeelhouders worden opgeroepen om deel te nemen aan de algemene vergadering. Zeggenschap en eigendom – “men kan zich toch niet uitkleden voor het donker is” -, blijven in werkelijkheid ongewijzigd in handen van de ouders tot de laatste snik, zonder successierechten. Naast de idee dat daarmee de fiscus om de tuin kan worden geleid, worden via deze techniek ook vaak erfgenamen hun reserve deels ontnomen, of worden ze zelf eenvoudigweg onterfd, door het onder tafel doorgeven van de betrokken aandelen in de mist aan de favoriete erfgenamen. ii. De geveinsde handgift Deze tweede techniek komt erop neer dat er een handgift van de aandelen aan toonder, plaatsgevonden meer dan drie jaar voor het overlijden van de schenker, wordt gesimuleerd, zo dat er noch schenkingsrechten, noch successierechten verschuldigd zouden zijn op de overdracht van deze aandelen naar de volgende generatie. Om dit bewijs te kunnen leveren (naar de later eventueel in het verhaal tussenkomende fiscus), worden er dan een reeks aangetekende brieven tussen schenker en begiftigden gestuurd, waarvoor de enveloppe met de poststempel als bewijs van de datum van de schenking fungeert. Maar in plaats van de aandelen ook werkelijk in het bezit van de kinderen over te dragen, bewaart de schenker die gewoon verder in zijn kluis, soms in dezelfde envelop als de bewijzen van de aangetekende brieven. 52
Ontleend aan L. WEYTS, “Afschaffing van aandelen aan toonder: het einde van de gorilla ’s in de mist”, T.Not. 2008, 314-318.
19
Ook hiermee beoogt men het effect dat de ‘schenker’ nog levenslang de macht in handen houdt in het familiebedrijf en dat de kinderen op die manier verder perfect in bedwang kunnen worden gehouden doordat zij geen enkele werkelijke inspraak kunnen laten gelden. Tegelijk rekent men erop dat, bij overlijden, de kinderen nog genoeg tijd hebben om de aandelen uit de kluis te recupereren en de ‘bewijzen’ van de schenking, meer dan drie jaar voor het overlijden, te kunnen voorleggen aan de fiscus. iii. Varianten van handgift en andere kosteloze technieken Deze klassieke technieken van oneigenlijke successieplanning zijn beiden gebaseerd op varianten van de handgift, welke een bijna vorm- en belastingsvrije overdracht van aandelen aan toonder toelaat. De handgift, tot stand gebracht door de materiële overhandiging van goederen (= traditio), met de bedoeling ze te schenken (=animus donandi) en met een aanvaarding door de begiftigde, maar dan zonder de vormvereisten van artikel 931 B.W. (authentieke akte) te moeten naleven, laat aandelen verdwijnen uit het vermogen van de schenker, zonder verschuldigdheid van schenkingsrechten 53 . Bij een eventueel later overlijden van de schenker, minstens drie jaar na de handgift 54 , zullen ook bovendien ook geen successierechten meer wegen op de schenking. De grootste aandacht bij handgift dient dan ook uit te gaan naar de opbouw van het bewijs van, enerzijds, begiftigingsinzicht van de schenker en van de aanvaarding door de begunstigde 55 , en anderzijds bewijs van datum van schenking, vermits men bij een handgift geen beroep kan doen op een vaste datum krachtens artikel 1328 B.W., daar dit registratie of een authentieke akte zou vereisen. Dit bewijs poogt men meestal op te bouwen via wederkerige aangetekende uitnodigings- en bedankingsbrieven, waarvoor iedere bankier wel zijn eigen procedure en modellen heeft. Een bijkomend nadeel verbonden aan de handgift is de onzekerheid rond de geldigheid van een voorbehoud van vruchtgebruik 56 . Waar de wet uitdrukkelijk het voorbehoud van vruchtgebruik bij een schenking toelaat 57 , zwijgt zij in alle talen over de mogelijkheid tot handgift met voorbehoud met vruchtgebruik. De geldigheid van dit laatste wordt dan ook betwist door de rechtsleer. Een stap verder, dringt zich ook de vraag op of een vruchtgebruik op een vennootschapsaandeel, naast dividendrecht, überhaupt ook lidmaatschapsrechten (in eerste plaats stemrecht op de algemene vergadering), aan de vruchtgebruiker laat toekomen, dan wel eerder aan de blote eigenaars. Ook hierover bestaan verschillende meningen in de rechtsleer 58 . Ervan uitgaande dat vruchtgebruik op een aandeel van een familiale KMO, de genieter ervan recht geeft op dividenden en stemrecht, zou zo ’n handgift met voorbehoud van vruchtgebruik het ultieme middel kunnen zijn om een fiscaal aantrekkelijke overdracht te verzoenen met een behoud van controle en van inkomsten door de pater familias. Het grootste deel van de rechtsleer gaat er echter van uit dat deze vorm van overdracht van aandelen niet geldig
53
Bij gebreke aan authentieke akte is er immers geen registratieplicht van deze schenking, art 19 W. Reg. Krachtens de fictie van art. 7 W. Succ. moeten goederen die tijdens de 3 laatste jaren geschonken zijn door de overledene, toegevoegd worden aan de massa voor het berekenen van de verschuldigde successierechten, tenzij die schenking onderworpen is geweest aan schenkingsrechten. 55 Art 932 B.W 56 Voor een zeer goed overzicht van stellingen terzake in de rechtsleer, zie E. SPRUYT, “Reeks vermogensplanning. De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel I. De juridische invalshoek”, AFT 2008, afl. 8-9, nr 125-130. 57 Art. 949-950 B.W. 58 E. SPRUYT, “Reeks vermogensplanning. De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel I. De juridische invalshoek”, AFT 2008, afl. 8-9, nr 148-153; SPRUYT suggereert om alle discussie over dit punt weg te nemen door ter zake duidelijk statutaire clausules op te nemen. 54
20
is wegens onverzoenbaarheid met een van de geldigheidsvereisten van de handgift, m.n. de traditio 59 . Wanneer de schenker zich via een pacte adjoint het vruchtgebruik van de toondereffecten heeft voorbehouden, dan gaat men er van uit dat de effecten nooit van hand tot hand kunnen zijn overgegaan en zij zich bijgevolg nog steeds in zijn vermogen bevinden en onderhevig blijven aan successierechten bij zijn overlijden. Mede omwille van de hierboven vermelde nadelen, alsook voor de andere effecten (op naam), werden in de praktijk alternatieve kosteloze schenkingstechnieken ontwikkeld. Zo bijvoorbeeld de onrechtstreekse schenking van aandelen aan toonder door middel van overschrijving van de effecten van de rekening van de schenker naar de rekening van de begiftigde. In de bankpraktijk wordt deze techniek dikwijls aangeduid onder de term bankgift, als bijzondere variant van de handgift, waarbij de traditio tot stand komt door de overboeking, in plaats van de afgifte van hand tot hand bij de klassieke handgift. Bij de onrechtstreekse schenking gebeurt de schenking met andere woorden via een “neutrale” rechtshandeling die op zich geen schenking inhoudt. Uit de specifieke omstandigheden moet afgeleid worden of deze neutraal gestelde handeling om niet of om bezwarende titel gebeurde. De rechtshandeling wordt dan wel degelijk animo donandi verricht, maar zonder dat de vormvereisten van artikel 931 B.W. dienen nageleefd te worden, vermits door geen enkele bewoording op het scriptum van de rechtshandeling de ware kwalificatie van de handeling wordt ontbloot 60 . Om achteraf toch het schenkingskarakter te kunnen aantonen, wordt doorgaans een pacte adjoint gemaakt, een overeenkomst waaruit het begiftigingsinzicht, het onherroepelijk karakter en de aanvaarding blijken, niet zelden aangetekend verstuurd tussen de partijen, om zo ook de datum te kunnen bewijzen. Ook over de geldigheid van een bankgift als onrechtstreekse schenking vloeide in het verleden veel inkt. Vandaag lijkt de overgrote meerderheid van de rechtsleer, o.a. na twee parlementaire vragen, als geldig te aanvaarden 61 . Waar de handgift met voorbehoud van vruchtgebruik al wordt afgeraden, lijkt ons een bankgift met hetzelfde voorbehoud zeker een stap te ver 62 . Een ander voorbeeld van een onrechtstreekse schenking, dikwijls toegepast bij overdracht van aandelen in familiale context, is de kwijtschelding van schuld 63 . De pater familias sluit met zijn opvolger een verkoopovereenkomst van aandelen tegen een welbepaalde en reële – dit is belangrijk, zoniet staan we voor een vermomde schenking prijs, waarbij deze prijs niet of slechts gedeeltelijk wordt betaald. Het saldo wordt, al dan niet met interest, op termijn betaalbaar gesteld, doch nadien wordt de prijs kwijtgescholden. Deze techniek mag niet verward worden met de fictieve schuldbekentenis. Deze techniek is een toepassing van de vermomde schenking 64 , een schenking die gedaan wordt onder het mom van een handeling die niet het karakter van een schenking heeft (een zgn. “handeling onder bezwarende titel”), waarin geveinsd wordt dat door de verkrijger van het goed een tegenprestatie dient geleverd te worden. Heimelijk wordt er echter tussen partijen
59
S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft. Uw 70 antwoorden.,Antwerpen, Intersentia, 2007, p. 135. 60 P. HINNEKES, F. HELLEMANS en M. VAN GILS, “Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder”, AFT 2006, afl. 7-8, 26; zie ook E. DE WILDE D’ ESTMAEL, “La suppression des titres au porteur en droit patrimonial. Les conséquences patrimoniales de la disparition des titres au porteur?”, JT 2008, 453-454. 61 E. SPRUYT, “Reeks vermogensplanning. De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel I. De juridische invalshoek”, AFT 2008, afl. 8-9, nr 82-88. 62 E. DE WILDE D’ ESTMAEL, “La suppression des titres au porteur en droit patrimonial. Les conséquences patrimoniales de la disparition des titres au porteur?”, JT 2008, 456. 63 E. SPRUYT, “Reeks vermogensplanning. De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel I. De juridische invalshoek”, AFT 2008, afl. 8-9, nr. 45. 64 E. SPRUYT, “Reeks vermogensplanning. De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel I. De juridische invalshoek”, AFT 2008, afl. 8-9, nr 37-43; zie ook E. DE WILDE D’ ESTMAEL, “La suppression des titres au porteur en droit patrimonial. Les conséquences patrimoniales de la disparition des titres au porteur?”, JT 2008, 454.
21
afgesproken dat de tegenprestatie niet moet gebeuren. Een andere toepassing van vermomde schenking is de verkoop met gesloten beurs, d.i. de verkoop afgesloten met de bedoeling dat de verkoopprijs niet wordt betaald. X verkoopt de aandelen van het familiebedrijf aan Y voor de prijs van 500 000 EUR. In werkelijkheid betaalt Y de prijs nooit. Resultaat: X heeft in feite een schenking gedaan aan Y. Gelijkaardig is ook de verkoop tegen een te lage prijs. Ofschoon dergelijke schenking formeel geldig is, wordt deze techniek in de rechtsleer afgeraden. Niet zelden geeft de vermomde schenking immers achteraf aanleiding tot discussies omtrent de precieze aard van de juridisch gestelde handeling. Het weze benadrukt dat er op zich, fiscaal, noch juridisch, iets mis is met de hand- of bankgift, of andere varianten van onrechtstreekse schenking als planningstechniek naar de volgende generatie. Correct opgezette onrechtstreekse, en zelfs vermomde schenkingen, kunnen fiscaal geoptimaliseerde overdrachten toelaten. Feit is echter dat allerlei varianten van deze technieken oneigenlijk werden en, nog steeds, worden toegepast in de KMO-praktijk, waarvan de ene al meer burgerrechtelijk en fiscaal sluitend is, dan de andere, allen met één doel: overdreven (?) angsten van potentiële schenkers omzeilen via een mix van doe-het-zelf technieken. Of zoals VERBEKE en VAN ZANTBEEK 65 deze angsten zo lyrisch omschrijven als het heksensyndroom (de vrees dat de schoondochter n.a.v. echtscheiding met – de helft van – het geschonkene aan de haal gaat), het Ferrarisyndroom (de vrees dat de begiftigde na de schenking naast zijn schoenen begint te lopen en het ontvangen geld verbrast), het naaktheidssyndroom (de vrees dat de schenker niet voldoende vermogen achter de hand zal hebben om een zorgeloze oude dag in te gaan) en het baronsyndroom (de vrees van de schenkende bedrijfsleider die niet meer de touwtjes in handen heeft na een schenking van de bedrijfsaandelen). iv. (Bijna) kosteloze notariële schenkingen Omwille van de nadelen van handgift-varianten (o.a. onmogelijkheid tot voorbehoud van vruchtgebruik, alsook mogelijke bewijsmoeilijkheden van de constitutieve elementen van de schenking), worden ook alternatieven gezocht tussen de notariële schenkingen. Zo is er de techniek van de Nederlandse route 66 , waarbij men gebruik maakt van een buitenlandse, meestal Nederlandse notaris voor het verlijden van de schenkingsakte, om zodoende (ook voor aandelen aan toonder) een vaste datum te verkrijgen. Een dergelijke buitenlandse authentieke schenkingsakte m.b.t. roerende goederen is niet onderworpen aan de registratieplicht in België 67 (art 19, 2° lid W. Reg.). Op die manier kan men al de gewenste modaliteiten, zoals bijvoorbeeld een voorbehoud van vruchtgebruik, opnemen in de schenkingsakte zonder schenkingsrechten of successierechten verschuldigd te zijn, voor zover het overlijden van de schenker niet plaatsvindt binnen de daaropvolgende periode van drie jaar. Dat de Belgische fiscus door deze, al dan niet juridisch bedenkelijke, planningstechnieken en de “Nederlandse route” vele schenkings- of successierechten misliep, was ongetwijfeld een belangrijke beweegreden tot recente wetgevende initiatieven in de verschillende gewesten, waarbij relatief lage en vlakke schenkingstarieven voor roerende notariële schenkingen werden ingevoerd. Zo kan in Vlaanderen (vanaf 2004) roerend goed aan 3 % tussen echtgenoten en in rechte lijn geschonken worden, geldt 7 % voor andere begiftigden, en, onder bepaalde 65
E. SPRUYT, “Reeks vermogensplanning. De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel I. De juridische invalshoek”, AFT 2008, afl. 8-9, nr 90 en voetnoot 194: A. VERBEKE en A. VAN ZANTBEEK, “Ban de fiscus uit Uw angstdromen”, Trends 28 februari 2002, 64. 66 P. HINNEKES, F. HELLEMANS en M. VAN GILS, “Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder”, AFT 2006, afl. 7-8, 26; zie ook E. SPRUYT, “Reeks vermogensplanning. De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel I. De juridische invalshoek”, AFT 2008, afl. 8-9, nr 32-36. 67 Art. 19, lid 2 W. Reg.
22
voorwaarden, zelfs maar 2 % voor schenkingen van ondernemingen 68 . Om de twijfelaars over de brug te halen, verbond men aan deze nieuwe schenkingstarieven een interessante stimulus: voor het eerst werden legaal echte sterfhuisconstructies mogelijk, door deze notariële schenkingen van het progressievoorbehoud t.a.v. successierecht vrij te stellen. De grote aantrekkingskracht van dit alternatief (schenking voor een Belgische notaris) bestaat dus in de garantie dat, door het betalen van een redelijke fiscale kostprijs, de geschonken goederen niet meer onderworpen zullen zijn aan de successierechten, zelfs niet in geval van overlijden van de schenker binnen de eerstvolgende 3 jaren. De schenking is immers onderworpen aan schenkingsrechten zodat artikel 7 van het W. Succ. niet van toepassing is. De populariteit van deze techniek heeft reeds geleid tot een aanzienlijke toename van het aantal schenkingsakten in Vlaanderen, alsook van de geïnde schenkingsrechten, maar dan voornamelijk voor schenking van beleggingen, veel minder echter voor schenking van toonderaandelen van familiebedrijven. 2, 3 of 7 % betalen op de waarde van een familiebedrijf, minimaal op het eigen vermogen, verhoogd met honorarium van de notaris, loopt bij een gemiddelde KMO op al snel op en is al te absurd in de ogen van een kostenaverse bedrijfsleider, zolang er al die kosteloze alternatieven zijn voor zijn toonderaandelen. En de omstandigheid dat deze notariële schenkingen geen drie jaar moeten overleefd worden, weegt meestal niet op tegen hun kostprijs. Een eventueel onverwacht overlijden, zullen ze wel opvangen via die andere Vlaamse gunstregeling in de successiewetgeving: de vererving aan 0 % van familiale ondernemingen 69 . De hieraan verbonden strenge voorwaarden inzake participatie en tewerkstelling/verloning is hen waarschijnlijk onbekend...
d. En de bedrijfsleiders die dan toch kozen voor een BVBA ? “Er moet maar één aandeelhouder zijn”, “veel lager oprichtingskapitaal” en “verplichting voor keuze voor een vennootschapsvorm met aandelen op naam door onze beroepsfederaties” zijn de meest gehoorde argumenten. Over planning naar de volgende generatie hebben BVBA-bedrijfsleiders elk wel hun eigen idee: van omvormen naar een NV met toonderaandelen, naar aanpassen van het aandeelhoudersregister op naam van de kinderen, tot ingewikkelder planningsmethodes met oprichting van holdings, die dan liefs de vorm van een Comm. VA aannemen, zo dat met slechts één aandeel bij pa – dat had men op een voordracht net gehoord -, deze toch zeggenschap blijft behouden ! En liefst wordt de vennootschap later een patrimoniumvennootschap waarin een appartement aan zee en een studentenhuis in Gent als opbrengsteigendom de ultieme droom is. Over de eventuele juridische of fiscale problemen welke verbonden zijn aan hun plannen willen ze niets horen. Minstens kunnen uit deze antwoorden van KMO-bedrijfsleiders een aantal gemeenschappelijke kenmerken onderkend worden, welke zij nastreven in de aandelen van hun bedrijf: discretie, anonimiteit, behoud van zeggenschap en/of inkomsten en goedkope overdrachtsmogelijkheden naar de volgende generatie. Allemaal kenmerken min of meer verenigd in de toonderaandelen van een NV, en in tweede orde van Comm. VA Enkel een wettelijke of deontologische verplichting, de mogelijkheid van de éénhoofdige BVBA of het aspect “kostprijs” schijnt KMO-ondernemers te kunnen doen twijfelen voor de, vanuit vennootschapsrechtelijk oogpunt nochtans betere keuze voor een KMO: de BVBA.
68 69
Art 131, §2 (Vl) W.Reg. en art 140bis (Vl) W.Reg.; gelijkaardige regelingen ook voor Brussel en Wallonië. Art 60bis Vl. W.Succ.
23
e. De statistieken Unizo publiceert op haar website o.a. een statistiek “Aantal vennootschappen volgens regio, juridische vorm en tewerkstelling”. Deze tabel namen we in deze bijdrage in Bijlage 1 op 70 . De hierboven beschreven vaststellingen vertalen zich min of meer in deze statistiek. Deze tabel toont overduidelijk aan dat de belangrijkste vennootschapsvorm voor zowel de groep van de KMO’s als voor het totaal van de ondernemingen (KMO en GO) de BVBA is in alle gewesten. In Vlaanderen is 60% van de KMO’s een BVBA, in Wallonië en Brussel is dit bijna 57%. Het leeuwendeel van de BVBA ’s vinden we bij de ondernemingen zonder personeel en deze met tewerkstelling van minder dan 5 VTE ‘s. Naar ons aanvoelen is dit waarschijnlijk voor een groot stuk te verklaren door het succes van de eenpersoons-BVBA, alsook de sterke doorbraak van de professionele vennootschap voor de vrije beroepers (artsen, notarissen, architecten, advocaten,…), groep bijna steeds door wettelijke of deontologische regels verplicht tot keuze van een vennootschap met naamsaandelen. De tweede belangrijkste juridische vorm voor de KMO is de NV, met 26,04% in Vlaanderen, 27,81% in Brussel en 24,32% in Wallonië. En ook hier wordt het leeuwendeel ingenomen door de “kleinste” vennootschappen met hooguit een handvol personeel, waar de hoger opgesomde vennootschapsrechtelijke kenmerken zeker niet doorslaggevend zullen geweest zijn voor de keuze voor NV. Tussen de andere juridische vormen waar KMO’s voor kiezen, valt ook het groot aantal commanditaire vennootschappen zonder personeel op. In deze groep zit hoogstwaarschijnlijk een groot aantal familiale holdings, als vehikel voor successieplanning én behoud van controle.
f. De “kost”prijs van toonderaandelen Hoger mocht al blijken dat de keuze van vennootschapsvorm bij familiale ondernemingen voornamelijk wordt geïnspireerd door de fiscale argumenten, in het bijzonder planningstechnieken. De trukendoos van de toonderaandelen is meer dan genoeg gekend door deze groep bedrijfsleiders. Maar dat aan de keuze voor toonderaandelen ook een fiscaal kostprijskaartje kan vastzitten 71 , verliest men meestal uit het oog. i. Roerende voorheffing: V.V.P.R.-aandelen We denken hierbij in eerste instantie aan de tarieven roerende voorheffing op dividenduitkeringen. Onder bepaalde voorwaarden komen dividenden op aandelen in aanmerking voor een verlaging van het tarief van de roerende voorheffing van 25 % naar 15 %. Het betreft onder meer dividenden van aandelen van een besloten uitgifte, (1) uitgegeven na 1 januari 1994 ter vertegenwoordiging van het maatschappelijk kapitaal en (2) overeenstemmen met inbrengen in geld, en (3) die vanaf hun uitgifte het voorwerp hebben uitgemaakt van een inschrijving op naam bij de uitgever, of in open bewaargeving zijn gegeven 72 . 70
http://www.unizo.be/statistieken/#Aantal%20volgens%20juridische%20vorm, zie Bijlage 1. Over fiscale nadelen van toonderaandelen zie o.a. P. HINNEKES, F. HELLEMANS en M. VAN GILS, “Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder”, AFT 2006, afl. 7-8, 20 e.v.; A. BONTE, F. HELLEMANS en S. MEULYZER, “Afschaffing effecten aan toonder”, in Fiscaal praktijkboek 2006 – 2007 . Directe belastingen, Mecehelen, Wolters – Kluwer, 290-294; S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft. Uw 70 antwoorden.,Antwerpen, Intersentia, 2007, 73-76 en 151-153; C. BLINDEMAN, “Afschaffing van de toondereffecten”, T.Fin.R. 2006, 1530, nr. 42-43. 72 Oud art. 269, 3° lid, b) W.I.B. 1992. Dit artikel werd gewijzigd door art 2 van het Koninklijk besluit van 7 december 2007 tot aanpassing van de fiscale wetgeving en de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België aan de bepalingen van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, BS 12 december 2007. 71
24
Voor deze categorie van V.V.P.R. 73 -aandelen is dus, naast een aantal andere voorwaarden, de vorm van de aandelen relevant. Voor aandelen op naam rijzen er in principe geen problemen. Voor aandelen aan toonder van een besloten uitgifte doet de wet wel een aantal vragen rijzen. Deze moeten dus, om dividenden te kunnen uitkeren aan 15 % RV, op ononderbroken wijze in België op een effectenrekening geplaatst worden en blijven 74 . De fiscale administratie leidt hieruit bovendien vrij streng af dat het VVPR-statuut zelfs verloren gaat bij een latere omzetting op naam van effecten aan toonder die van bij hun uitgifte in effectendepot werden gegeven 75 . Welke KMO-bedrijfsleider heeft zijn toonderaandelen van bij de uitgifte op effectenrekening geplaatst en ze er ook op gelaten? Dit zou immers de planningsmethoden van de materiële toonderstukken juist op de helling zetten. Enkel in omstandigheden waarin hij er eerder toe gedwongen werd, denken we bijvoorbeeld aan een in pandgave van toonderaandelen naar aanleiding van een overname, zal het sporadisch voorkomen dat de aandelen van een KMO tijdelijk, zijnde voor de duur van het pand, op een effectenrekening worden geplaatst. De keuze voor toonderaandelen zal deze bedrijfsleiders misschien toelaten “flexibel” hun familiale opvolging te regelen, maar impliceert anderzijds dat alle latere dividenduitkeringen waartoe deze laatste zouden beslissen, 25 % RV zal ondergaan in plaats van 15 %. Immers, ook na omzetting, ingevolge de Wet Afschaffing Toondereffecten, van toonderaandelen in aandelen op naam, dan wel in gedematerialiseerde aandelen, zal de keuze voor materieel bewaarde toonderaandelen dividenduitkeringen aan 25 % RV blijven impliceren. Weliswaar assimileren de herschreven artikelen 269 WIB 1992 en 119bis KB WIB 1992, nieuw uitgegeven gedematerialiseerde aandelen met toonderaandelen die in open bewaargeving zijn gegeven van bij hun uitgifte 76 , alsook laten zij toondereffecten die van bij de uitgifte in open bewaargeving werden gegeven, maar omgezet werden in gedematerialiseerde aandelen, verder continueren als kwalificerend voor het 15 % RVtarief 77 . Echter in alle andere gevallen zal er nog steeds geen recht op verlaagd tarief RV zijn, of zal het verloren gaan 78 . ii. Bewijsproblematiek KMO-definitie in het WIB 1992 Verder kan de anonimiteit van toonderaandelen ook problemen opleveren voor het bewijs van de fiscale KMOdefinitie in de zin van art. 215 W.I.B. 1992. Verschillende bijzondere fiscale voordelen worden verbonden aan
73
V.V.P.R. staat voor “Verlaagde Voorheffing – Précompte Réduite”. = permanentievoorwaarde, zie oud art 119bis, § 1 KB WIB 1992 stelt dat de voorwaarde van permanente open bewaargeving slechts voldaan is indien: 1° de aandelen, met het oog op hun open bewaargeving en vanaf hun materiële uitgifte, door de emitterende vennootschap worden overhandigd aan een in 261/97 vermelde instelling (een bank, een openbare kredietinstelling, een beursvennootschap of een spaarkas die aan het toezicht van de CBFA onderworpen is) die door de bewaargever bij de inschrijving op de aandelen werd aangewezen en 2° de open bewaargeving ononderbroken gehandhaafd is gebleven tot op de datum van de toekenning of betaalbaarstelling van het dividend. Ook dit artikel werd gewijzigd door art 8 van het Koninklijk besluit van 7 december 2007. 75 S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft. Uw 70 antwoorden.,Antwerpen, Intersentia, 2007, 75. 76 Nieuw art. 269, 3° lid, b) W.I.B. 1992, zoals gewijzigd door art 2 van het Koninklijk besluit van 7 december 2007 77 Nieuw art. 269, 4° lid, b) W.I.B. 1992 en nieuw art 119bis, § 1, 3° lid KB WIB 1992, zoals gewijzigd door art 2 en 8 van het Koninklijk besluit van 7 december 2007. 78 M.n. indien een van bij de uitgifte in open bewaring gegeven aandeel aan toonder wordt omgezet in een aandeel op naam; Zie hierover meer M. VAN GILS en P. HINNEKES, “Afschaffing effecten aan toonder. Ook voor gedematerialiseerde aandelen roerende voorheffing van 15 %”, Fiscale Actualiteit 2007, nr. 44, 15-16; D. COVELLIERS, “Afstemming fiscale regelgeving op afschaffing effecten aan toonder”, Fiscoloog 2008, nr.1100, 5-6; A. DAYEZ, “Le volet fiscal de la dématérialisation des titres – Premiers commentaires”, Bank Fin.R. 2008-1, 47-48. 74
25
deze KMO-vennootschappen 79 . Het belangrijkste voordeel ligt ongetwijfeld in het toepasselijk tarief vennootschapsbelasting. De fiscale wetgever voorziet immers in verlaagde, opklimmende tarieven Ven. B. voor vennootschappen waarvan het belastbare inkomen niet meer bedraagt dan 322.500 €, voor zover tevens wordt voldaan aan een aantal andere voorwaarden 80 . Zo is het verlaagd tarief niet toepasselijk “[...] op vennootschappen waarvan de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen [...]”. Daar in de regel het tarief in de Ven. B. 33,99 % bedraagt, en de verlaagde tarieven een uitzondering hierop vormen, rust de bewijslast dat een vennootschap in aanmerking komt voor de verlaagde tarieven, in principe bij die vennootschap zelf 81 , die dus het negatieve bewijs moet leveren dat niet minstens de helft van de aandelen in handen is van andere vennootschappen. In de praktijk is dit vaak onmogelijk, omdat het bestuur geen (volledige) kennis heeft van de aandeelhoudersstructuur, althans, dat is wat men met de techniek “aandelen in de mist” voorhoudt… Daarom heeft de minister van financiën geoordeeld dat een vennootschap niet uitgesloten kan worden van het verlaagd tarief, enkel en alleen op grond van het feit dat men de aandeelhoudersstructuur niet kent. Er moet nu alleen nagegaan worden of de vennootschap bij “haar weten” niet is uitgesloten van het verlaagd tarief 82 . Deze fiscale K.M.O.-definitie dient niet alleen om te bepalen welke vennootschappen van het verlaagd opklimmend tarief in de vennootschapsbelasting kunnen genieten. Ook voor de toepassing van de investeringsreserve 83 wordt hiernaar verwezen, en enkel de vennootschappen welke genieten van het verlaagd tarief Ven. B. zullen in de eerste drie boekjaren vanaf de oprichting geen belastingvermeerdering ondergaan wegens geen of ontoereikende voorafbetalingen 84 . Daarnaast wordt vereist in artikel 201 van het W.I.B. 1992 , als voorwaarde voor het verkrijgen van de verhoogde investeringsaftrek voor investeringen in bepaalde materiële vaste activa, dat de aandelen voor meer dan de helft toebehoren aan één of meer natuurlijke personen die de meerderheid van de stemrechten vertegenwoordigen 85 . Enkel indien men nu, ingevolge de Wet Afschaffing Toondereffecten, zou beslissen naar een omzetting in aandelen op naam, zal die bewijslast geen enkel probleem meer opleveren. Kiest men daarentegen voor omzetting in gedematerialiseerde aandelen, dan zal het uiteindelijk aandeelhouderschap nog steeds onbekend zijn 86 . Behoudens spontane medewerking van de bankier (bijvoorbeeld door het afleveren van een attest dat het aantal daar aangehouden aandelen en de identiteit van de aandeelhouder weergeeft) zal deze bewijsproblematiek ook na 2013 blijven spelen.
79 De KMO-definitie van art 215 W.I.B 1992, onderscheidt zich van deze uit Wetboek Vennootschappen. Ook aan de KMOdefinitie van Art 15 W. Venn zijn enkele fiscale voordelen worden verbonden, zo o.a. wat betreft het verhoogd tarief van de zgn. notionele intrestaftrek, alsook inzake de pro rata temporis afschrijving van art 196 WIB 1992. 80 Art. 215 2e en 3e lid W.I.B. 1992, de zgn. “K.M.O.-vennootschappen”, in de zin van het W.I.B. 1992; A. BONTE , F. HELLEMANS., S. MEULYZER., ‘Afschaffing effecten aan toonder’, X, Fiscaal praktijkboek 2006 – 2007 . Directe belastingen, Mechelen, Wolters Kluwer, p. 290. 81 P. HINNEKES, F. HELLEMANS, M. VAN GILS, ‘Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder’, AFT, 2006, 21. 82 S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft. Uw 70 antwoorden.,Antwerpen, Intersentia, 2007, 74; P. HINNEKES, F. HELLEMANS, M. VAN GILS, ‘Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder’, AFT, 2006, 21. 83 Art. 194quater WIB 1992. 84 Art. 218, § 2 WIB 1992. 85 P. HINNEKES, F. HELLEMANS, M. VAN GILS, ‘Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder’, AFT, 2006, 22. 86 Zie verder, over gedematerialiseerde aandelen en hun anonimiteit, infra Hoofdstuk 5, 1.Anonimiteit van aandelen op naam, versus gedematerialiseerde aandelen.
26
Ook voor deze fiscale gunstmaatregelen zal dus de nagestreefde anonimiteit bij de keuze voor toonderaandelen een fiscaal tweesnijdend zwaard kunnen zijn, waarbij de bedrijfsleider mogelijks moeilijkheden ondervindt en blijft ondervinden bij de bewijsvoering van de voorwaarden van de KMO-definitie. iii. Bewijsproblematiek van art 60bis W. Succ Een plots overlijden kan een fiscaalvriendelijke overdracht van aandelen via schenking naar de volgende generatie doorkruisen. Art 60bis van het W. Succ. Vlaamse Gewest kan in dergelijke situaties een oplossing zijn. Onder strikte voorwaarden kunnen familiale vennootschappen immers vererfd worden aan het 0 %-tarief van successierechten. Eén van de voorwaarden, m.n. de participatievoorwaarde, vereist o.a. een bewijs van aandeelhouderschap. Met name stipuleert artikel 60bis van het Vl. W. Succ. onder meer dat de aandelen in de vennootschap in de drie jaren voorafgaand aan het overlijden ononderbroken voor ten minste 50 % moeten hebben toebehoord aan de overledene en/of zijn echtgenoot, en/of welbepaalde familieleden. In een circulaire van 2004 geeft de administratie aan hoe bewijs kan geleverd worden van het ononderbroken aandelenbezit, gedurende de drie jaren voorafgaand aan het overlijden 87 . Voor aandelen op naam volstaat een afschrift van het aandeelhoudersregister. Voor toonderaandelen meent de administratie dat dit bewijs quasi onmogelijk is. De circulaire vermeldt toch een aantal voor de administratie afdoelde bewijsmogelijkheden, m.n. indien (1) uit de notulen van de algemene vergaderingen, gehouden gedurende de drie jaar voor overlijden, blijkt dat men met alle aandelen is verschenen, OF (2) a.d.h.v. uittreksels van dividenduitkeringen eigendom van de aandelen in de drie jaar kan bewijzen, OF nog (3) aangetoond wordt door een attest van de bankinstelling dat de aandelen gedurende de drie jaar in open of gesloten bewaargeving zijn gegeven bij een bankinstelling 88 . Opnieuw zal deze bewijsvoorwaarde van aandelenbezit een serieuze hinderpaal vormen voor de aandeelhouders van familievennootschappen met toondraandelen “in de mist”, zelfs na omzetting ervan in gedematerialiseerde aandelen. Ook hier zal enkel de omzetting in aandelen op naam iedere discussie terzake kunnen wegnemen. iv. Uitkering onroerend goed aan het verdelingsrecht van 1% ? Vele KMO-bedrijfsleiders hanteren hun vennootschap als vehikel voor fiscale optimalisatie van privé-uitgaven. Vaak wordt ook de privé-woonst van de bedrijfsleider door de vennootschap gekocht doordat dan met dezelfde verdiende centen een veel grotere villa kan worden verworven. De vennootschapsbelasting laat immers een veel ruimere kostenaftrek 89 toe, tegenover slechts een relatief laag belastbaar voordeel van gratis woonst in de personenbelasting. Een van de nadelen hiervan situeert zich echter op moment dat de betrokken bedrijfsleider met pensioen gaat en zijn villa, n.a.v. de ontbinding van zijn vennootschap, privé wenst te recupereren. Op dat moment zal het mutatierecht (12,5 % of 10 % in Vlaanderen) verschuldigd zijn op de waarde van de villa op moment van liquidatie. Art 129, 3 lid W. Reg. voorziet hierop echter twee uitzonderingen voor de V.O.F., BVBA, C.V. en de landbouwvennootschappen. Indien het onroerend wordt toebedeeld aan een aandeelhouder die het zelf ooit inbracht, of indien de vennootschap het onroerend ooit verwierf onder het mutatierecht en het nu overgaat naar een aandeelhouder die op moment van verwerving door de vennootschap al aandeelhouder was, zal hij slechts 1 % verdelingsrecht op deze overdracht dienen te betalen. Art 130 W. Reg. sluit echter de toepassing van deze regels uitdrukkelijk uit voor o.a. de NV en de Comm. VA. Toebedeling van OG uit de 87 S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft. Uw 70 antwoorden.,Antwerpen, Intersentia, 2007, 151. 88 P. HINNEKES, F. HELLEMANS, M. VAN GILS, ‘Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder’, AFT, 2006, p. 22. 89 o.a. aankoopkosten, afschrijvingen op geïnvesteerd bedrag, alsook op de eventuele verbouwingswerken, aftrek van financieringsintresten, …
27
vennootschap naar het privé vermogen zal bij toonderaandeelhouders dus steeds geschieden aan het normale mutatierecht van 12,5 %, resp. 10 % in Vlaanderen… Misschien was de keuze voor een BVBA ook op dit vlak een betere optie geweest.
Hoofdstuk 2: De techniek van het gedematerialiseerd effect: piramide en reconciliatie 1. Het gedematerialiseerd aandeel, als aparte vorm naast toonder- en naamsaandelen Om de aard van het gedematerialiseerd effect te kunnen inschatten, moet het worden vergeleken met het effect op naam en het effect aan toonder. Gedematerialiseerde effecten worden belichaamd door een inschrijving op rekening (=effectenrekening) op naam van de eigenaar of de houder van de effecten bij een erkende rekeninghouder of vereffeningsinstelling (bijvoorbeeld een bank) 90 , zonder mogelijkheid van materiële aflevering (dit in tegenstelling tot de huidige effecten aan toonder). Deze effecten worden dus niet in een waardepapier vervat (“verbrieft”) 91 . Welke instellingen als erkende rekeninghouder en als vereffeningsinstelling kunnen optreden, is afhankelijk van de hoedanigheid van de emittent van de effecten. Hierop komen wij verder terug. Het begrip vennootschapseffect kan in twee betekenissen worden gebruikt: enerzijds als juridische verhouding van de effectenhouder met de vennootschap-emittent, m.n. een bundeling van lidmaatschaps- en vermogensrechten, anderzijds wordt met het effect de drager, de titel bedoeld waarin voorvermelde rechten als het ware zijn opgeslagen. Deze drager kan de vorm aannemen van een materieel stuk of document in geval van effecten aan toonder, een inschrijving in een papieren of elektronisch register bij effecten op naam of de inschrijving op een rekening, zo we staan voor gedematerialiseerde effecten 92 . De vorm van deze drager wordt bepaald in de akte van uitgifte van het effect en een omzetting van het effect in een andere vorm is enkel mogelijk indien toegelaten door de akte van uitgifte (tenzij de wet anders bepaald 93 ). De Wet van 7 april 1995 94 creëert het gedematerialiseerd effect dus als een aparte categorie naast de toonder- en naamstukken 95 , en niet zoals in Frankrijk als een soort subcategorie van naams- of toonderstukken met een bijzonder circulatieregime 96 . Het verschilt van de twee klassieke vormen op het vlak van vertegenwoordiging van het effect, m.n. blijkt het gedematerialiseerd effect uitsluitend uit een boeking op rekening bij een vereffeningsinstelling of erkend rekeninghouder. Het onderscheid tussen de verschillende categoriën effecten blijkt eveneens uit de wijze waarop overdrachten plaatsvinden. Waar de inhoud van de rechten van de effectenhouders in principe niet beïnvloed wordt door de aard van de (materiële of immateriële) dragers, zal deze aard immers wel belang vertonen als het gaat om de uitoefening van de rechten door de effectenhouder,
90
Art 468, lid 1 W.Venn. D. MEULEMANS, De afschaffing van effecten aan toonder. Een stand van zaken, tekst Vastgoed- en Financieel Recht, K.U. Brussel, 2007, 3. 92 G. PALMAERS, “De Wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van effecten aan toonder”, T.V.R. 2006, nr 4. 93 Aldus kan de houder van een effect aan toonder van een NV of een Comm. VA zijn effect steeds omzetten in een aandeel op naam – zie art 462 W. Venn. 94 Wet van 7 april 1995 tot wijziging van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935 en tot wijziging van het KB nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van effecten, B.S., 18 mei 1995; zie over deze wet supra voetnoot 24. 95 Art 460 W.Venn. 96 M. TISON, “De uitgifte van gedematerialiseerde vennootschapseffecten. Bemerkingen bij de wet van 7 april 1995”, in H. BRAECKMANS en E. WYMEERSCH (red.), Het gewijzigd vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996, 230. 91
28
bijvoorbeeld inzake de wijze waarop de deelneming aan een algemene vergadering wordt georganiseerd of inzake bewijs of tegenwerpelijkheid van rechtshandelingen betreffende effecten 97 . Zo zal ingeval van een effect aan toonder de overdracht ten aanzien van derden, dus ook van de emittent, worden bewerkstelligd door de enkele afgifte van het effect, zonder dat enige medewerking van de emittent terzake is vereist. Bij effecten op naam daarentegen, zal de overdracht pas uitwerking hebben ten aanzien van de emittent, na inschrijving ervan in het register van effecten op naam dat door de emittent wordt bijgehouden. In geval van gedematerialiseerde aandelen gebeurt de overdracht door een loutere overboeking van rekening naar rekening. Teneinde een overdracht te kunnen tegenwerpen aan derden, volstaat een boeking onder de voorwaarden van het systeem waarin de gedematerialiseerde effecten worden verhandeld 98 . Samengevat, in België kunnen dus tot op de dag van vandaag effecten in deze drie vormen bestaan: •
Effecten op naam: deze effecten worden uitsluitend vertegenwoordigd door een inschrijving op naam van de houder van de effecten in het nominatieve register dat door de emitterende vennootschap wordt bijgehouden. De Belgische wetgeving bepaalt dat de emittent de inschrijving in het nominatieve register aan de houder van de effecten bevestigt door het uitreiken van een certificaat 99 . Dat certificaat vormt louter een bewijs van inschrijving in het register en heeft dus alleen een informatief karakter; het certificaat vertegenwoordigt helemaal niet de onderliggende aandelen en is niet verhandelbaar.
•
Effecten aan toonder: deze effecten zijn niet op naam, maar worden uitgegeven in materiële vorm. De identiteit van de houder is dus door de emittent niet gekend. De houder van toondereffecten kan ze hetzij zelf bewaren, hetzij in bewaring geven bij een financiële instelling. In dat laatste geval worden ze door de betrokken bank materieel bewaard en ingeschreven op een effectenrekening op naam van de deponent. Deze laatste kon zijn effecten ook weer materieel opvragen bij zijn bank (tenminste tot 1 januari 2008). Het weze opgemerkt dat effecten aan toonder die vandaag op een effectenrekening zijn of worden ingeschreven, niet automatisch van vorm veranderen in gedematerialiseerde effecten. Het zijn en blijven effecten aan toonder. Ze zullen eerst dan omgezet worden in gedematerialiseerde effecten, nadat de statuten van de emittent in die zin werden aangepast én nadat de statutair bepaalde omzettingsdatum werd bereikt. Wel zullen toondereffecten die vandaag ingeschreven zijn op een effectenrekening sinds 1 januari 2008 niet meer materieel kunnen afgeleverd worden, dit ingevolge het afleveringsverbod van art 4 Wet Dematerialisatie 100 .
•
Gedematerialiseerde effecten: deze effecten zijn niet op naam en worden niet uitgegeven in materiële vorm. Ze worden uitsluitend vertegenwoordigd door de inschrijving ervan op een effectenrekening bij een erkend rekeninghouder, d.w.z. een financiële instelling die aan bepaalde voorwaarden voldoet. De houder kan ze dus niet materieel opvragen.
2.
Dematerialisatie versus scripturatisaltie
Het regime van het gedematerialiseerd vennootschapseffect, zoals geïntroduceerd door de Wet van van 7 april
97
G. PALMAERS, “De Wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van effecten aan toonder”, T.V.R. 2006, nr. 6. D. VAN GERVEN, “Gedematerialiseerde effecten”,R.W. 2007-2008, 1700. 99 Art 462 W. Venn. 98
100
Zie infra Hoofdstuk3,3 Eerste scharnierdatum: 1 januari 2008, b. Verbod van materiële aflevering van bestaande toondereffecten die op 1/01/2008 op effectenrekening zijn ingeschreven
29
1995, tot recent zonder gevolg wegens gebrek aan uitvoeringsmaatregelen 101 , haalde zijn mosterd in sterke mate bij het KB nr. 62 ter bevordering van het giraal effectenverkeer 102 . Dit KB vormt in ons land het wettelijk kader voor de centrale en collectieve bewaring van effecten en de girale verhandeling ervan, de zogenaamde immobilisering. Dit systeem kwam tegemoet aan een behoefte van het moderne effectenverkeer waar de effecten niet meer materieel door de eindinvesteerder worden bewaard en waar een groot aantal transacties op korte termijn op een efficiënte wijze moeten kunnen gebeuren 103 . Het regime van de dematerialisatie moet evenwel worden onderscheiden van het regime van de “fungibiliteit” (vervangbaarheid 104 ) of “scripturalisatie”/”immobilisatie” van effecten, ingesteld door het KB nr. 62. Dematerialisatie slaat op de vorm waarin het financiële instrument werd uitgegeven, terwijl scripturalisatie verwijst naar een wijze waarop de financiële instrumenten, in welke vorm ook uitgegeven, worden bewaard (collectief, d.w.z. zonder nummer) en overgedragen (nl. giraal) 105 . Bij scripturalisatie kan de belegger op ieder ogenblik de materiële levering van zijn effecten vragen, wat bij dematerialisatie niet meer kan. In het stelsel van fungibiliteit kan de belegger-bewaargever dus steeds de materiële levering van zijn effecten in hun “originele” vorm (meer bepaald effecten aan toonder) vragen. Hij kan enkel niet meer de effecten met identieke nummers terugvragen 106 . Door de "immobilisatie" van de effecten kunnen deze effecten dus op rekening circuleren maar blijft hun oorspronkelijke vorm niettemin behouden. Eigen aan dit stelsel van fungibiliteit is het facultatieve karakter ervan : de rechthebbende van de effecten kan deze op elk ogenblik terug van de rekening halen, en laten circuleren volgens de vorm van het effect 107 . De stap naar het gedematerialiseerd effect ligt hierin dat de effectenhouder het effect dat in zijn effectenrekening is geboekt, niet meer aan het stelsel van fungibiliteit kan onttrekken. De enige bestaansreden van het gedematerialiseerd effect is de boeking ervan in rekening 108 . Tussen het stelsel van het K.B n° 62 en de dematerialisatie ligt het onderscheid derhalve in wezen op het vlak van de emissie van de effecten 109 .
3. Dematerialisatie via piramidale structuur Structureel legt de wet van 7 april 1995 voor het girale verkeer van effecten een drie- of vierledige piramidale structuur op, waarbij elke houder of eigenaar van effecten een effectenrekening aanhoudt bij een erkend rekeninghouder. De erkende rekeninghouder houdt op zijn beurt effectenrekeningen aan , hetzij rechtstreeks bij het vereffeningsmechanisme, hetzij, onrechtstreeks bij een ander erkend rekeninghouder 110 . Het 101
Zie supra Hoofdstul 1, 2, a. De achtergrond van de afschaffing van effecten aan toonder en van de invoering van gedematerialiseerde effecten. 102 Zie supra ibid. 103 G. PALMAERS, “De Wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van effecten aan toonder”, T.V.R. 2006, nr 10. 104 C. SUNT, “Dematerialisatie van vennootschapseffecten”, in K. BYTTEBIER, R. FELTKAMP en A. FRANÇOIS (red.), De gewijzigd vennootschapswet 1995, Antwerpen, Kluwer, 430. 105 G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder”, T.V.R.2006, nr 11. 106 Y. VERDINGH, “Het vennootschapsrechtelijk en fiscale regime van gedematerialiseerde vennootschapseffectenC, in Fiscale dossiers Vandewinckele 1998, Diegem, Ced. Samsom, 66. 107 L. VAN DE STEEN, “Dematerialisatie in het Belgisch effectenrecht: nieuwe evoluties inzake afschaffing effecten aan toonder en rol van de vereffeningsinstellingen”, T.RV 2007, nr 29. 108 Y. VERDINGH, “Het vennootschapsrechtelijk en fiscale regime van gedematerialiseerde vennootschapseffectenC, in Fiscale dossiers Vandewinckele 1998, Diegem, Ced. Samsom, 67. 109 M. TISON, “De uitgifte van gedematerialiseerde vennootschapseffecten. Bemerkingen bij de wet van 7 april 1995”, in H. BRAECKMANS en E. WYMEERSCH (red.), Het gewijzigd vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996, 232 110 M. TISON, “De uitgifte van gedematerialiseerde vennootschapseffecten. Bemerkingen bij de wet van 7 april 1995”, in H. BRAECKMANS en E. WYMEERSCH (red.), Het gewijzigd vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996, 236.
30
vereffeningsmechanisme, dat als "top van de piramide" fungeert, knoopt een band aan met de emittent van de effecten. Alle gedematerialiseerde effecten worden op naam van de vereffeningsinstelling ingeschreven in het register van de naamseffecten van de emittent. Noch de emittent, noch in beginsel de vereffeningsinstelling kennen de identiteit van de effectenhouder. Op dit basisschema zijn variaties mogelijk 111 . Zo kan enerzijds de effectenhouder rechtstreeks bij de vereffeningsinstelling een effectenrekening opent (in schema hieronder is dit het geval bij aandeelhouder 1 en 2). Anderzijds is het mogelijk, althans voor niet-genoteerde effecten, dat niet de vereffeningsinstelling als top van de piramide fungeert, maar wel een erkende rekeninghouder 112 (vandaar dat in schema hieronder naast “top van de piramide” “vereffeningsinstelling of erkende rekeninghouder” staat). In dit geval zal de erkende rekeninghouder een contractuele band aanknopen met de emittent en in het naamsregister worden ingeschreven. Schematische voorstelling
Emittent
Top van de piramide
Vereffeningsinstelling of erkend rekeninghouder
Bankgeheim
Erkend rekeninghouders: ERH 0 Æ ERH 4 Erkend subrekeninghouders: 3a, 3b, 4a, 4b
ERH 3 ERH 4 Top als ERH 0 Effectenrekening bij erkend rekeninghouders
AH 1
AH 2
ERH 1
ERH 2 3a
AH 3 AH 4 AH 5 AH 6 AH 7
3b
4a
4b
AH 8 AH 9 AH 10 AH 11 AH 12
Individuele aandeelhouders: AH 1 Æ AH 12
De circulatie van effecten geschiedt door overschrijving van rekening naar rekening. Indien de rekeningen bij een zelfde erkend rekeninghouder worden aangehouden (vb. AH3 Æ AH4), geschiedt de vereffening door de erkend rekeninghouder zelf. Wordt de rekening van de begunstigde aangehouden bij een ander erkend rekeninghouder (vb. AH3 Æ AH6), dan moet de overschrijving gescheiden met tussenkomst van het vereffeningsmechanisme 113 Voor alle duidelijkheid, dus ook in geval een emittent kiest voor gedematerialiseerde effecten, zal hij een naamsregister moeten aanleggen. Anders dan bij effecten op naam, zal in het naamsregister van
111
L. VAN DE STEEN, “Dematerialisatie in het Belgisch effectenrecht: nieuwe evoluties inzake afschaffing effecten aan toonder en rol van de vereffeningsinstellingen”, T.RV 2007, nr. 4. 112 Art. 475ter W.Venn. 113 M. TISON, “De uitgifte van gedematerialiseerde vennootschapseffecten. Bemerkingen bij de wet van 7 april 1995”, in H. BRAECKMANS en E. WYMEERSCH (red.), Het gewijzigd vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996, 236.
31
gedematerialiseerde effecten, niet de identiteit van de individuele houder voorkomen, maar wel die van de “top van de piramide”, met vermelding van het aantal effecten welke in haar boeken reeds werden gedematerialiseerd.
32
4. Top van de piramide: Wie ? Of de gedematerialiseerde effecten op rekening van een vereffeningsinstelling dan wel van een erkende rekeninghouder zullen worden ingeschreven, hangt af van de hoedanigheid van de emittent van de effecten: niet-genoteerde vennootschappen, zoals aandelen van een familiale NV, kunnen hun totale omloop onderbrengen naar keuze bij een vereffeningsinstelling of bij een erkende rekeninghouder 114 . Genoteerde vennootschapseffecten dienen te dematerialiseren via een vereffeningsinstelling. Het KB Dematerialisatie definieert zowel wie als vereffeningsinstelling kan optreden als welke instellingen als erkende rekeninghouder kunnen optreden 115 : - Vereffeningsinstellingen: 116 • Euroclear Belgium voor vennootschapseffecten ; • de Nationale Bank van België, maar enkel voor obligaties (wat obligaties betreft, heeft men dus de keuze uit twee vereffeningsinstellingen) 117 . - Erkende rekeninghouders 118 : • de kredietinstellingen en de beursvennootschappen opgericht naar Belgisch recht • de in België gevestigde bijkantoren van buitenlandse kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die in hun land van oorsprong effecten in bezit mogen houden voor rekening van derden 119 • Euroclear NV en de NBB . De erkende rekeninghouders hebben een informatieplicht ten aanzien van de Commissie voor Bank-, Financieen Assurantiewezen: zij dienen vooraf de CFBA op de hoogte te brengen van de aanvang of het stopzetten van deze activiteit. De lijst van de erkende rekeninghouders van gedematerialiseerde effecten wordt bijgehouden door de CBFA 120 , die deze jaarlijks publiceert in het Belgisch staatsblad en op haar webside.
5. Top van de piramide: taken ? 121 a. Controle van de totale omloop van een uitgifte gedematerialiseerde effecten: de reconciliatie Om een controle over een totale omloop van gedematerialiseerde effecten te kunnen waarborgen, heeft de wetgever dus een stelsel uitgewerkt waarbij de emittent, wil hij gedematerialiseerde vennootschapseffecten uitgeven of bestaande hierin omzetten, een instelling moet aanwijzen als ‘top van de piramide’, waarmee hij een contractuele relatie zal moeten aangaan. Dit orgaan, dat een centraliserende rol op zich zal nemen, zorgt dan voor de (elektronische) “bewaring” van de effecten en de vereffening van de transacties. Daarom wordt dit orgaan ook “vereffeningsinstelling” genoemd.
114
Art.475ter W.Venn. Voor het onderscheid tussen vereffeningsinstelling en erkend rekeninghouder, zie o.a. D. VAN GERVEN, “Gedematerialiseerde effecten”, RW 2007-08, 1703 e.v.; 116 De oorspronkelijke vereffeningsinstelling, de Interprofessionele Effectendeposito- en Girokas (‘CIK NV’), maakt sinds 1 januari 2006 integraal deel uit van Euroclear NV en is omgevormd tot Euroclear Belgium; zie D. VAN GERVEN, “Gedematerialiseerde effecten”, RW 2007-08, 1704. 117 Art.6 KB Dematerialisatie. 118 Een lijst met erkende rekeninghouders wordt bijgehouden door de CBFA. Zie www.cbfa.be. 119 Art.1 KB Dematerialisatie. 120 Zie www.cbfa.be. 121 Zie uitgebreid L. VAN DE STEEN, “Dematerialisatie in het Belgisch effectenrecht: nieuwe evoluties inzake afschaffing effecten aan toonder en rol van de vereffeningsinstellingen”, T.R.V. 2007, 467-495 115
33
De totale omloop van een uitgifte van gedematerialiseerde effecten moet dus geconcentreerd zijn in de boeken van één vereffeningsinstelling of erkende rekeninghouder. Via de rekeninghouders bij wie de gedematerialiseerde effecten op effectenrekening geboekt zijn, kan dit vereffeningsorgaan een overzicht bewaren en kan het de totaliteit van de uitgegeven effecten linken aan de totaliteit van de eigenaars of houders van de effecten die bij de rekeninghouders ingeboekt staan. Deze operatie noemt men de reconciliatie. Hiertoe zal deze hoofdrekeninghouder een dubbele boekhouding moeten bijhouden, waarin de reconciliatie gebeurt van enerzijds de totale omloop van de uitgifte van gedematerialiseerde effecten (langs de zijde van de emittent) en anderzijds de totale omloop van de bij de verschillende erkende rekeninghouders ingeboekte gedematerialiseerde effecten op rekening. Juist op die manier kan de hoofdrekeninghouder een overzicht bewaren van alle effecten in omloop, ook bij andere (sub)rekeninghouders 122 . Om de reconciliatie te kunnen doen van alle stukken in omloop, zal een communicatiestroom op gang worden gebracht tussen de “top van de piramide” en de diverse subrekeninghouders bij wie de eigenaars of houders hun gedematerialiseerde effecten op rekening hebben staan 123 . Ook tussen de hoofdrekeninghouder en de emittent zelf zal er een constante informatie uitwisseling moeten plaatsvinden, waarbij de rekeninghouder o.a. de op elk ogenblik in zijn rekeningen gedematerialiseerde effecten zal inschrijven op zijn naam in het register van de effecten op naam. Belangrijk is dus dat de totale omloop slechts bij één vereffeningsorganisme mag worden ondergebracht (en dus niet bv. de helft bij een erkende rekeninghouder en de andere helft bij een vereffeningsinstelling). Zoniet is het onmogelijk om te allen tijde na te gaan of het aantal effecten in omloop overeenstemt met het aantal effecten dat is uitgegeven, de zogenaamde reconciliatie, wat juist het opzet is van de piramidale structuur.
b. Bewaring, ontwaarding en vernietiging van de omgezette toonderstukken Ook bij de bewaring tot bij de eventuele vernietiging of afgifte van de gedeponeerde toonderstukken speelt de hoofdrekeninghouder een belangrijke rol. Als aan de betrokken KMO-effecten nog geen ISIN-nummer heeft, waardoor internationale identificatie van een effect in giraal verkeer mogelijk is, zal de hoofdrekeninghouder er een voor aanvragen. Verder zal hij de nodige gegevens opnemen in de databank van de Nationale Bank van België, waar alle informatie over de ‘top van de piramide’ voor niet-genoteerde effecten wordt gecentraliseerd 124 . De materiële effecten worden verzameld, ontwaard (door bijvoorbeeld perforatie) en bijgehouden door de erkende rekeninghouder tot nader order van de emittent. Deze laatste kan te allen tijde opdracht geven aan de hoofdrekeninghouder om deze toondereffecten, hetzij aan hem af te leveren (waarna de emittent zelf instaat voor de eventuele vernietiging), hetzij te vernietigen 125 . Normalerwijze zal de emittent de rekeninghouder als vereffenings- en liquidatieorgaan mandateren om de materiële stukken te vernietigen.
122
S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft. Uw 70 antwoorden.,Antwerpen, Intersentia, 2007, 109. 123 S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft. Uw 70 antwoorden.,Antwerpen, Intersentia, 2007, 80. 124 Art 8 Wet Afschaffing Toondereffecten; Brochure KBC, “Niet genoteerde vennootschapseffecten”, https://multimediafiles.kbcgroup.eu/ng/published/KBC/PDF/VERMOGENSOPBOUW/SPB_PDF_document_Dematerialisatie_ni et_genoteerde_vennootschapseffecten.pdf 125 S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft. Uw 70 antwoorden.,Antwerpen, Intersentia, 2007, 109.
34
c. Wisselwerking tussen de “Top van de piramide” en de emittent voor de verwerking van corporate events 126 Tenslotte zal de hoofdrekeninghouder als ‘top van de piramide’ ook verantwoordelijk zijn voor de verwerking van alle verrichtingen op de effecten, de zogenaamde corporate events, ten aanzien van alle houders van gedematerialiseerde effecten. Deze corporate events omvatten onder meer de uitbetaling van de inkomsten (dividenden, rente, terugbetaling van kapitaal), kapitaalsverhogingen en andere regularisatieverrichtingen (zoals het splitsen van effecten, naamswijzigingen, enz.). Om een correcte verwerking mogelijk te maken moet de emittent de hoofdrekeninghouder tijdig op de hoogte brengen van de uit te voeren verrichting en, ingeval aan de houders van de gedematerialiseerde effecten geldbedragen moeten worden uitgekeerd, moeten die geldbedragen tijdig ter beschikking worden gesteld van de hoofdrekeninghouder. De hoofdrekeninghouder zal dus ook instaan voor de communicatie van deze corporate events naar de individuele houders van de betrokken gedematerialiseerde effecten op effectenrekeningen bij de subrekeninghouders. Dit impliceert dus ook een communicatiestroom met deze subrekeninghouders.
6. Praktisch voorbeeld 127 Er valt te verwachten dat familiale ondernemingen, die zouden kiezen voor een omzetting van hun toonderaandelen in gedematerialiseerde aandelen, hun huisbankier zullen kiezen als dematerialisatie-instelling, eerder dan Euroclear België. Uit de lijst van de CBFA blijkt dat ondertussen alle grootbanken van België de functie van “Top van de piramide” binnen hun groep kunnen aanbieden. Zo wordt bijvoorbeeld deze functie binnen KBC groep aangeboden door KBC Securities 128 , en komen ook KBC Bank, CBC Bank, Centea (allen groepsleden van de KBC groep) voor op de lijst van de erkende rekeninghouders. Stel dat KMO NV 1000 aandelen aan toonder had uitgegeven bij de oprichting in 2000 en 5 aandeelhouders had met volgende verdeling van de aandelen: - Aandeelhouder 1: 100 aandelen - Aandeelhouder 2: 300 aandelen - Aandeelhouder 3: 200 aandelen - Aandeelhouder 4: 250 aandelen - Aandeelhouder 5: 150 aandelen 1000 aandelen
NV KMO besliste om deze aandelen om te zetten in gedematerialiseerde aandelen, wijzigde daartoe haar statuten en koos KBC Securities NV als top van de piramide. Alle aandeelhouders, behalve aandeelhouder 5, plaatsen hun aandelen KMO NV op hun persoonlijke effectenrekening bij hun bankier. Aandeelhouder 5 wenst voorlopig zijn materiële toonderstukken nog even onder zijn matras te houden.
126
Brochure KBC “Niet genoteerde vennootschapseffecten”, https://multimediafiles.kbcgroup.eu/ng/published/KBC/PDF/ VERMOGENSOPBOUW/SPB_PDF_document_Dematerialisatie_niet_genoteerde_vennootschapseffecten.pdf. 127 Voor een goed begrip van vele praktische aspecten, zoals o.a. werkwijze en kostprijs, en gevolgen van dematerialisatie, worden in deze bijdrage concrete cijfervoorbeelden uitgewerkt. Dit werd pas mogelijk na veelvuldige bevraging van een instelling die effectief de functie van “top van de piramide” aanbiedt voor KMO ‘s. Wij lieten ons hiertoe bijstaan door KBC, die ons de nodige input bezorgde om deze praktische voorbeelden uit te werken. KBC verzekerde ons evenwel dat o.a. het aspect kostprijs representatief is voor alle grootbanken die dezelfde service aanbieden aan KMO ‘s. 128 Brochure “KBC, uw partner bij de dematerialisatie van effecten”, https://multimediafiles.kbcgroup.eu/ng/published/KBC/PDF/ VERMOGENSOPBOUW/SPB_PDF_document_Dematerialisatie_niet_genoteerde_vennootschapseffecten.pdf.
35
Aandeelhouder 1 en 2 zijn klant bij KBC Bank, en plaatsen hun aandelen KMO NV elk op hun effectenrekening aangehouden bij twee verschillende kantoren van KBC Bank. Aandeelhouder 3 beslist om zijn aandelen KMO NV niet op zijn effectenrekening te plaatsen bij zijn bankier Dexia, maar hiertoe speciaal een effectenrekening te openen, rechtstreeks bij KBC Securities NV, de “top van de piramide”. Aandeelhouder 4 houdt zijn effectenrekening aan bij Fortis Bank en plaatst er ook zijn aandelen KMO NV bij. En aandeelhouder 5, verwoede fan van de “voordelen” van toonderstukken, beslist zo lang mogelijk zijn aandelen thuis te bewaren. 5 aandeelhouders:
KBC Bank: - effectenrekening o.n.v aandeelhouder 1 - effectenrekening o.n.v aandeelhouder 2 KBC Securities: - effectenrekening o.n.v aandeelhouder 3 Fortis Bank: - effectenrekening o.n.v aandeelhouder 4 ONDER MATRAS: - van aandeelhouder 5
= 100 aandelen KMO NV = 300 aandelen KMO NV = 200 aandelen KMO NV = 250 aandelen KMO NV = 150 aandelen KMO NV 1.000
Æ Hoe kan nu via KBC Securities, als “top van piramide”, controle gehouden worden op de totale omloop gedematerialiseerde aandelen KMO NV ? • KBC Bank en Fortis Bank zullen op hun beurt alle bij hen op effectenrekening staande aandelen van KMO NV moeten inschrijven op een effectenrekening bij KBC Securities op hun naam. • KBC Securities zal als top van de piramide op haar beurt voor het totaal aantal aandelen KMO NV op haar rekeningen een inschrijving nemen, op haar naam, in het naamsregister van KMO NV Æ Op wiens naam zullen de verschillende aandelen nu in de verschillende effectenrekeningen en in het naamsregister van KMO NV worden opgenomen ? Erkend rekeninghouder Bij KBC Bank: - rek. o.n.v aandeelh. 1 = 100 - rek. o.n.v aandeelh. 2 = 300 Bij Fortis Bank: - rek. o.n.v aandeelh. 4 = 250 Rechtstreeks bij KBC Securities: - rek. o.n.v aandeelh. 3 = 200
KBC Securities als “top van de piramide” - rek. o.n.v KBC Bank = 400
Naamsregister KMO NV KBC Securities = 850
- rek. o.n.v Fortis Bank = 250 - rek. o.n.v KBC Securities = 200
150 nog niet boven water gekomen
Uit dit overzicht blijkt dus dat de identiteit van de individuele aandeelhouders enkel gekend is bij hun respectievelijke bankier, dus op het niveau van de erkende rekeninghouders. KBC Securities treedt voor aandeelhouder 3 op als erkend rekeninghouder, en kent in die hoedanigheid zijn identiteit. Maar in haar hoedanigheid van top van de piramide zal zij de aandelen van aandeelhouder 3 op een rekening op haar naam inschrijven, wat ook de twee andere erkende rekeninghouders in dit voorbeeld, KBC Bank en Fortis Bank, doen. M.a.w. op niveau “top van de piramide” is de identiteit van de individuele aandeelhouder niet meer gekend. KBC Securities zal dan, op haar beurt alle in haar boeken als “top van de piramide” vermelde aandelen laten inschrijven in het naamsregister van KMO NV, zonder vermelding van identiteit van de individuele aandeelhouder, noch van de erkende rekeninghouder waarbij de aandeelhouders hun effectenrekening aanhouden. KMO NV zal hierover een certificaat kunnen afleveren, conform art 465 W. Venn., waarin KMO NV de inschrijving op naam van KBC Securities erkent. Als mogelijks te gebruiken model van certificaat geeft
36
KBC aan haar KMO ’s in een brochure 129 een voorbeeld, opgenomen in Bijlage 2. Werken we ons voorbeeld nog wat verder uit. Hoe kan dan via de “Top van piramide” controle gehouden worden op de totale omloop van gedematerialiseerde effecten van een KMO NV ? Door wisselwerking tussen KMO NV en top van de piramide KBC Securities, kan KBC Securities volgende taken verzekeren: •
Het aanhouden van de totale omloop van een uitgifte van dematerialiseerde effecten (in ons voorbeeld =1000 stuks) De inschrijving in het naamsregister bij de emittent van het aantal gedematerialiseerde effecten op naam van de erkend rekeninghouder (in ons voorbeeld =850 stuks reeds gedematerialiseerd) “Reconciliatie” (controle van de omloop met de uitgifte) (in ons voorbeeld= 1000 in omloop tegenover 850 reeds gedematerialiseerd) Bijhouden van de effecten tot hun levering of vernietiging o In principe: emittent moet vernietigen o Praktijk: emittent zal hiertoe maandaat geven aan erkend rekeninghouder.
• • •
Emittent 1000 reconciliatie
850
Vereffeningsinstelling of erkend rekeninghouder (‘top van de piramide’) KBC Securities Aandeelh 3
Rekeninghouder KBC Bank
Rekeninghouder Fortis Bank
200
rekeninghouder Dexia Bank
Aandeelh 1
100
Aandeelh 2
300
Aandeelh 4
250
Aandeelh 5
De “Top van piramide” zal tevens verantwoordelijk zijn voor de verwerking van alle verrichtingen op de effecten = “corporate events”, zoals: • • • • •
Dividenduitkering Kapitaalsvermindering/-verhoging Splitsing van effecten Naamswijzigingen …
129
Brochure KBC “Niet genoteerde vennootschapseffecten”, https://multimediafiles.kbcgroup.eu/ng/published/KBC/PDF/ VERMOGENSOPBOUW/SPB_PDF_document_Dematerialisatie_niet_genoteerde_vennootschapseffecten.pdf, zie Bijlage 2.
37
Het past om, bij de uitwerking van dit concreet voorbeeld, toch enkele praktische bedenkingen te formuleren voor een KMO. Reeds in de inleiding wezen we op de zo typische eigenheid van familiale ondernemingen, m.n. de cumulatie van verschillende hoedanigheden als aandeelhouder, bestuurder én uitvoerder in hoofde van één en dezelfde persoon of kleine groep van personen. Mocht een bedrijfsleider kiezen om de toonderaandelen van zijn KMO om te zetten in gedematerialiseerde aandelen, dan zal hij verschillende formaliteiten te vervullen hebben, vanuit deze onderscheiden hoedanigheden: enerzijds als individuele aandeelhouder, anderzijds als bestuurder, namens de KMO. Als bestuurder enerzijds, zal hij een statutenwijziging moeten doorvoeren én een overeenkomst afsluiten met zijn bankier die hij kiest als “top van de piramide”. In zijn hoedanigheid van individuele aandeelhouder anderzijds, zal hij terzelfder tijd aan deze bankier zijn materiële toonderstukken afgeven om ze te laten deponeren op zijn effectenrekening. Tot hier nog niet echt praktisch een probleem. Maar, stel dat hij beslist om op het einde van het boekjaar een dividenduitkering te organiseren. Zolang hij zijn materiële toonderaandelen zelf bewaarde, hoefde hij enkel een overboeking van de rekening van de vennootschap naar zijn privé-rekening te doen, uiteraard na inhouding en doorstorting van de roerende voorheffing naar de fiscus. Eens zijn aandelen echter gedematerialiseerd zijn, zal deze vrij eenvoudige financiële transactie nu via de omweg van de “top van de piramide” moeten verlopen. In hoedanigheid van bestuurder zal hij de top moeten inlichten van de plannen tot dividenduitkering, de nodige bewijsstukken, zoals beslissing algemene vergadering, moeten overmaken, en uiteraard het bruto bedrag van de dividenduitkering overmaken aan de top. Vervolgens zal de top voor de inhouding en doorstorting van de roerende voorheffing aan de fiscus moeten instaan en voor de doorstorting, via de erkende rekeninghouders, naar de individuele aandeelhouders op hun persoonlijke rekening. Zeker in een ééngezin-KMO (man en vrouw als enige aandeelhouder) maakt dit een relatief eenvoudig financiële transactie, naar ons aanvoelen alleen maar veel complexer. Bovendien geldt deze bedenking niet alleen voor een dividenduitkering, maar voor zowat bijna alle corporate events, zoals ook kapitaalsverhoging en –verlaging, inkoop eigen aandelen,... Praktisch en eenvoudig is wat anders.
38
Hoofdstuk 3:
De dematerialisatie-tijdsas bekeken met een KMO-bril: een sneltikkende tijdsbom voor onze familiale ondernemingen
1. Belangrijkste verschillen tussen genoteerde vennootschapsaandelen en niet-noterende KMOaandelen De afschaffing van de effecten aan toonder geldt ook voor niet-genoteerde vennootschappen, zij het echter voor hen met een aantal afwijkingen, in de zin van versoepelingen, van de voorschriften die gelden voor beursgenoteerde vennootschappen. Indien een KMO met toonderaandelen gedematerialiseerde effecten wenst uit te geven, dan rusten op haar in wezen twee verplichtingen: enerzijds zal zij haar statuten moeten aanpassen en anderzijds zal zij een contractuele relatie aan dienen te gaan met een vereffeningsingstelling. Zoals reeds hoger aangegeven, hebben niet-genoteerde vennootschappen de mogelijkheid om als “top van de piramide” niet enkel de erkende vereffeningsinstellingen (Euroclear, Nationale Bank van België) te kiezen, maar tevens een erkend rekeninghouder, zoals een bank of een beursvennootschap. Dit laatste maakt het voor hen aanzienlijk goedkoper, maar toch 130 . Bovendien beschikken niet-genoteerde vennootschappen over meer tijd om aan deze verplichtingen te voldoen. Waar genoteerde emittenten klaar moesten zijn tegen ten laatste 1 januari 2008 131 , krijgen niet-noterende vennootschappen tijd tot 31 december 2013 132 . De wetgever achtte het praktisch onmogelijk om te verwachten dat ook deze groep alle voorbereidingen rond kon krijgen tegen 2008. Ook indien de KMO kiest voor omzetting van haar toonders in naamsaandelen, zal ze een strikt tijdschema moeten in acht nemen. Toch kan een nietnoterende vennootschap in haar statuten een kortere omzettingstermijn voorzien dan de wettelijke omzettingstermijn. De bestaande effecten aan toonder zullen dan sneller omgezet worden in gedematerialiseerde effecten (of eventueel in effecten op naam). De wetgever bouwde dus rond een aantal mijlpaaldata een tijdslijn op voor de gefaseerde afschaffing van de effecten aan toonder. Hoger gaven we reeds een schematische voorstelling van de tijdsas 133 . Hieronder zullen we deze tijdsas verder beschrijven vanuit een oogpunt van te ondernemen stappen voor niet-genoteerde vennootschapseffecten, meer in het bijzonder voor de toonderaandelen van KMO ‘s. Enkel opmerkelijke verschillen met genoteerde vennootschapsaandelen worden aangeduid 134 .
130
Zie infra Hoofdstuk 6, 4. Hét orgelpunt in de keuzevorming voor de bedrijfsleider van een familiale onderneming. Art. 5-6 Wet Afschaffing Toondereffecten. 132 Art. 7-8 Wet Afschaffing Toondereffecten. Vóór de Wet Diverse Bepalingen bevatten beide artikelen het uitdovingsregime voor de toondereffecten die ingevolge artikel 5 Wet Afschaffing Toondereffecten nog niet in een andere vorm waren omgezet: deze effecten konden naar keuze van de rechthebbende ervan, in de naams- of in de gedematerialiseerde vorm worden omgezet, en dit tot en met 31 december 2012 resp. 2013, al naargelang de effecten werden uitgegeven voor of na de inwerkingtreding van de Wet Afschaffing Toondereffecten op 23 december 2005. Ingevolge de wijzigingen door de Wet Diverse Bepalingen aan deze artikelen wordt maar één vervaldag overgehouden, vermits de wetgever problemen inzake de fungibiliteit tussen de effecten uitgegeven voor en na de inwerkingtreding van de wet vreesde. 133 Zie supra Hoofdstuk 1, 1, b. The final count down. 134 Voor een meer uitgebreide bespreking van de tijdsas, zie o.a. S. MEULYZER en F. HELLEMANS, "Exit effecten aan toonder: hoe verloopt het concreet ?", Balans 2006, afl. 535, 5-10; H. BRAECKMANS, “De afschaffing van de effecten aan toonder en andere wijzigingen aan het Wetboek van Vennootschappen door de wetten van 14 december 2005 en 25 april 2007”, RW 200708, 724-733; G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder”, T.R.V. 2006, nr.18-58; P. HINNEKES, F. HELLEMANS en M. VAN GILS, “Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder”, AFT 2006, afl. 7-8, 16-20; A. BONTE, F. HELLEMANS en S. MEULYZER, “Afschaffing effecten aan toonder”, in 131
39
2. De voorbereidende fase: 23 december 2005 tot 31 december 2007 Aan genoteerde vennootschappen naar Belgisch recht (nieuw art 6) werden drie verschillende verplichtingen opgelegd, te vervullen vóór 1 januari 2008: Zij moesten hun statuten aanpassen, een contractuele relatie aangaan met de erkende vereffeningsinstellingen en de nodige kennisgeving publiceren in het Belgisch Staatsblad met vermelding van de vereffeningsinstellingen die zij hadden aangewezen. Bovendien diende deze kennisgeving gedeponeerd te worden bij de griffie van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar maatschappelijke zetel heeft. De tijdige vervulling van deze formaliteiten was nodig om een omzetting van rechtswege op 1 januari 2008 van alle op dat ogenblik op effectenrekening geplaatste noterende toondereffecten in gedematerialiseerde effecten mogelijk te maken - zie verder. Alle effecten welke dan naderhand op effectenrekening worden geplaatst, worden automatisch omgezet in gedematerialiseerde effecten. Niet-noterende vennootschappen, zoals de familiale KMO ‘s, beschikken over een langere voorbereidingsfase. Ten laatste tegen eind 2013 dienen de nodige aanpassingen aan de statuten en publicaties te worden doorgevoerd. De reden hiervoor is dat de omzetting in gedematerialiseerde effecten vaak een statutenwijziging vereist, aangezien de mogelijkheid tot uitgifte van gedematerialiseerde effecten statutair moet voorzien zijn. De wetgever achtte het niet realistisch om ook alle niet-beursgenoteerde vennootschappen ertoe te verplichten hun statuten op korte termijn, namelijk vóór 1 januari 2008, aan te passen. Indien de vennootschap en de erkende rekeninghouder aan alle vereisten voldeden voor 1 januari 2008, was het theoretisch al mogelijk dat KMO ’s ook voor 1 januari 2008 gedematerialiseerde effecten uitgaven. Praktisch gezien was de voorbereidingsperiode echter echt nodig om de dematerialisatie conform de wetgeving te kunnen uitvoeren, ook voor de vereffeningsinstelling of de erkende rekeninghouder. Deze laatste bleken echter niet klaar te zijn voor de niet-genoteerde vennootschappen. Dit belette ook niet dat de statuten reeds vóór 2008 konden voorzien in de uitgifte van gedematerialiseerde effecten, naast de effecten aan toonder. Of nog, dat indien er net voor 2008 een kapitaalsverhoging diende doorgevoerd te worden, dat men al onmiddellijk de nodige vermeldingen in de statuten kon opnemen of onmiddellijk kon kiezen voor omzetting op naam om het nodeloos afdrukken van effecten zoveel mogelijk te voorkomen 135 .
3. Eerste scharnierdatum: 1 januari 2008 Op deze datum introduceert de Wet Demat drie belangrijke innovaties:
a. Verbod op uitgifte van nieuwe effecten aan toonder 136 Dit impliceert dat KMO ‘s, geplaatst voor een corporate event, zoals een kapitaalsverhogingen of een splitsing, of nog, voor de oprichting van een nieuwe vennootschap in de groep, alleen nog gedematerialiseerde aandelen op aandelen op naam kunnen uitgeven. In de praktijk moeten we vaststellen dat het, op vandaag, voornamelijk deze KMO ’s zijn die zich nu al echt inlaten met de problematiek van de afschaffing van de toondereffecten. Zij worden immers door bedrijfseconomische motieven verplicht om na te denken over het lot van de door hen in
Fiscaal praktijkboek 2006 – 2007 . Directe belastingen, Mecehelen, Wolters – Kluwer, 277-283; S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2007, 27-59; B. FERON en A. PIJCKE, “La dématérialisation des titres cotés et la suppression des titres au porteur”, Bank Fin.R. 2006-3, 127-137. . 135 Zie www.demat.be – FAQ. 136 Art. 3, § 1 Wet Afschaffing Toondereffecten.
40
het verleden uitgegeven toonderaandelen, of in de toekomst uit te geven aandelen. Uit dit verbod mag geenszins, omgekeerd, een algemene machtiging worden gelezen voor emittenten van vennootschapseffecten, om vanaf 1 januari 2008, naar hun keuze, effecten op naam of gedematerialiseerde effecten uit te geven. Het spreekt voor zich dat de emittent uiteraard rekening moet houden met de toepasselijke wettelijke en/of statutaire beperkingen terzake. Aandelen in een BVBA zullen bijgevolg niet in gedematerialsieerde vorm kunnen worden uitgegeven, net zoals in een NV een uitgifte van gedematerialiseerde aandelen vereist dat de statuten deze vorm uitdrukkelijk toelaten 137 .
b. Verbod van materiële aflevering van bestaande toondereffecten die op 1/01/2008 op effectenrekening zijn ingeschreven 138 Dit verbod treft voornamelijk de erkende rekeninghouders die op 1 januari 2008 toonderaandelen van een KMO in een effectenpand hadden, bijvoorbeeld in het kader van een overnamefinanciering. Eens dit pand, na 2008, kan vrijgegeven worden, zijn ook deze KMO ’s vervroegd verplicht om na te denken over hun toonderaandelen. Zij zullen immers materiële lichting uit hun effectenrekening niet meer kunnen vragen aan hun bankier. Problemen omtrent dit verbod kunnen ook optreden ingeval een KMO werd opgericht met aandelen aan toonder, doch naliet deze ooit materieel te laten drukken. In de praktijk blijkt dit bij heel wat KMO ’s het geval te zijn. De vraag stelt zich of de vennootschap deze toonderstukken na 2008 nog kan/moet laten drukken, bijvoorbeeld omdat de vennootschap werd verkocht aan een derde. Of nog, omdat men wenst om te schakelen naar gedematerialiseerde aandelen, en de erkend rekeninghouder, voor deponering op effectenrekening, de materiële afgifte vraagt. De Wet Demat lijkt ons terzake een lacune te bevatten. De wet verbiedt de “uitgifte” van nieuwe effecten aan toonder na 1 januari 2008, maar zegt evenwel niets over effecten aan toonder die reeds werden uitgegeven, maar nooit werden gedrukt. Het drukken van deze effecten kan o.i. niet beschouwd worden als een “uitgifte” van effecten aan toonder en is bijgevolg nog mogelijk na 1 januari 2008 139 . Verder is het afleveringsverbod beperkt tot aandelen aan toonder die zijn ingeschreven op een effectenrekening, en dient dit verbod dan ook eerder gelezen te worden als geldende in hoofde van de erkende rekeninghouders, bij wie toonderaandelen voorheen op rekening werden geplaatst. Nochtans kan aan bedrijfsleiders, geplaatst voor deze situatie, die een omzetting in gedematerialiseerde effecten overwegen, aangeraden worden, om hierover contact op te nemen mat hun “top van de piramide”. Vraag is immers of het nog echt zinvol is om de kost en moeite te doen om hun toonderaandelen te laten drukken, wetende dat deze, na afgifte aan hun bankier, erkend rekeninghouder, toch nooit materieel meer zullen circuleren en vroeg of laat vernietigd zullen worden 140 .
137
Zie G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder”, T.R.V. 2006, 180 , nr. 19. 138 Art 4 Wet Afschaffing Toondereffecten. 139 S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2007, 36; Zie ook G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder”, T.R.V. 2006, 180 , nr. 24, die de uitgifte definieert als een rechtshandeling waarbij het effect wordt gecreëerd als (onlichamelijke) roerende zaak die een rechtenbundel vertegenwoordigt ten aanzien van de emittent, ongeacht zijn materiële vershijningsvorm. 140 Bevraging hieromtrent bij KBC leert ons dat deze instelling voornemens is dergelijke ‘problemen’ pragmatisch op te lossen. Indien de bedrijfsleider in staat is om op enigerlei andere wijze een stuk voor te leggen waaruit blijkt dat hij wel degelijk aandeelhouder is – wat de huisbankier van een bedrijfsleider normalerwijze wel weet –, suggereert men dat zij dan niet noodzakellijk de voorlegging van effectief gedrukte aandelen zal eisen. De vraag is dan uiteraard onmiddellijk wat als afdoend bewijsstuk terzake kan dienen. Een ad hoc beoordeling door hun juridische afdeling zou een mogelijke oplossing kunnen bieden.
41
c. Toonderaandelen van een KMO 141 , worden niet van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde effecten per 1 januari 2008. Zoals hoger reeds aangegeven, zit hierin een belangrijk verschil met beleggingseffecten (beursgenoteerde, staatpapieren,…) die wel van rechtswege werden omgezet, zo ze op 1 januari 2008 op een effectenrekening waren gedeponeerd, of naderhand op een effectenrekening worden ingeschreven 142 . Deze derde maatregel in het afschaffingsproces werd tijdens de parlementaire voorbereiding verdedigd op technologische gronden: technische vereisten en informatica-architectuur m.b.t. bijhouden en gecentraliseerd beheer van effectenrekeningen, maken het simultaan naast elkaar bestaan van twee rekeningen (voor resp. de toondereffecten op rekening en de gedematerialiseerde effecten) voor één en dezelfde emittent onmogelijk 143 .
4. Tweede fase: de vrijwillige omzetting tussen 1 januari 2008 en 31 december 2013 Voor de overige effecten, o.a. de toonderaandelen van een KMO, is er geen omzetting van rechtswege in gedematerialiseerde aandelen op 1 januari 2008. Niet-genoteerde effecten staan voor een “vrijwillige” omzettingsfase tot 31 december 2013 144 . Het initiatief terzake wordt door art 7, §1 Wet Dematerialisatie Toondereffecten gegeven aan de “rechtshebbenden”. Zij kunnen de omzetting van deze toondereffecten vragen in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten, rekeninghoudend met de beperkingen in de statuten. Gezien echter de statuten van een NV uitdrukkelijk de vorm moeten vermelden 145 , zal de vrijwillige omvorming noodzakelijkerwijs in effecten op naam moeten gebeuren 146 , indien de statuten van de betrokken vennootschap geen gedematerialiseerde effecten toelaten. Of omgekeerd, indien de vennootschap alsnog omzetting in gedematerialiseerde effecten wenst toe te laten, zal ze haar statuten dienovereenkomstig dienen aan te passen. M.a.w. het initiatiefrecht van de “rechtshebbende” zal mogelijks beknot worden door een eventueel stilzitten van de emittent. Dus, én de “rechtshebbende”, én de vennootschap-emittent, zullen in deze fase van vrijwillige omzetting tijdig actie moeten ondernemen. Het al dan niet stilzitten van één of van beide zal uiteindelijk, na het verstrijken van deze vrijwillige omzettingsfase, het lot bepalen van de huidige toonderaandelen: of ze zullen van rechtswege naamsaandelen geworden zijn, of van rechtswege gedematerialiseerde aandelen 147 . Hieronder proberen we de verschillende mogelijke houdingen van, enerzijds de emittent, en anderzijds ook de mogelijke reacties hierop van de “rechtshebbende”, in kaart te brengen. Wel dient eerst nog te worden stilgestaan bij het begrip “rechtshebbende” uit art 7,§ 1 Wet Demat en bij de al dan niet te ondernemen stappen door enerzijds de KMO zelf, en anderzijds de “rechtshebbende”.
141
Of ze reeds op een effectenrekening werden gedeponeerd of niet, maakt hierbij geen verschil. Art 5 Wet Dematerialisatie Toondereffecten. 143 G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder”, T.R.V. 2006, nr. 28. 144 We herhalen dat er oorspronkelijk twee verschillende uiterste omzettingstermijnen waren. De uiterste omzettingsdatum was afhankelijk van het tijdstip waarop de om te zetten effecten aan toonder werden uitgegeven: voor effecten aan toonder uitgegeven vóór 23 december 2005 was de uiterste omzettingsdatum 31 december 2013. Deze uitgegeven tussen 23 december 2005 en 31 december 2007 was de omzettingsdatum 31 december 2012. De wetgever opteerde uiteindelijk toch voor slechts één uiterste omzettingsdatum, zijnde 31 december 2013 (Art 7, § 1 Wet Dematerialisatie Toonderefecten), opnieuw omwille van mogelijkse problemen inzake fungibiliteit tussen effecten uitgegeven vóór en na 23 december 2013 145 Art 453, lid 1, 5° W. Venn. 146 Ingevolge art 462 W. Venn. bezit de aandeelhouder van een toondereffect (en ook van een gedematerialiseerd effect) immers steeds een wettelijk recht om zijn aandelen te laten omzetten in effecten op naam. Statuten kunnen dit wettelijk recht niet uitsluiten. 147 Zie infra Hoofdstuk 3, 5. Tweede scharnierdatum: 1 januari 2014: omzetting van rechtswege van nog bestaande aandelen aan toonder. 142
42
a. Fase van de “vrijwillige” omzetting van KMO-aandelen op initiatief van de ”rechtshebbende” ? De wet bevat geen verdere invulling van dit begrip. Tijdens de parlementaire voorbereiding werd gesteld dat het de personen betreft die de effecten feitelijk in bezit hebben en bevoegd zijn om omzettingshandelingen te stellen. Zo is de aanvraag tot omzetting in naamsaandelen inderdaad slechts ontvankelijk indien de toondereffecten waarvan de omzetting wordt gevraagd, materieel worden overhandigd aan de emittent 148 . Palmaers meent dat hiertoe volstaat dat men het beheersrecht heeft 149 . De emittenten kunnen zich uiteraard te goeder trouw beroepen op het bezit van diegenen die zich met de effecten aanbieden op grond van artikel 2279 B.W. Het weze herhaald dat na de Wet Diverse bepalingen, bij een stilzitten van de emittent, de omzetting op naam de enigste mogelijkheid zal zijn voor deze houder 150 .
b. Omzetting op initiatief van de KMO zelf ? Er dient nog onderlijnd te worden dat ook de vennootschap bij de omzetting van haar toonderaandelen, in plaats van het initiatief af te wachten van haar aandeelhouders, zelf het voortouw kan nemen (of: moet nemen indien zij ook, of uitsluitend, gedematerialiseerde aandelen wil). Het bestaan van een wettelijke afschaffingsregeling met een ruime omzettingstermijn door de “rechtshebbende”, belet niet dat een vennootschap kan beslissen haar statuten in die zin te wijzigen dat er voortaan enkel nog effecten op naam en/of gedematerialiseerde effecten bestaan 151 . Het is haar enkel niet toegestaan om aandeelhouders hun wettelijk recht om omzetting in aandelen op naam 152 te vragen uit te sluiten. De individuele aandeelhouder heeft immers geen definitief recht op behoud van zijn effecten aan toonder. Indien de omzettingsbeslissing rechtsgeldig is genomen, dan is de individuele effectenhouder die de aandeelhoudersrechten verbonden aan zijn effecten verder wenst uit te oefenen, verplicht om eerst de omzetting ervan te vragen 153 . Een KMO kan dus door een statutenwijziging uitgifte van gedematerialiseerde aandelen mogelijk maken, of juist uitsluiten. Kiest ze ervoor om toe te staan dat haar toonderaandelen in gedematerialiseerde aandelen worden omgezet, dan (1) zal ze haar statuten in die zin moeten wijzigen, (2) zal de vennootschap al het nodige moeten doen om een erkende rekeninghouder of een vereffeningsinstelling aan te wijzen, en (3) moet ze in haar statuten bepalen op welke omzettingsdatum (na de inwerkingtreding van de nieuwe statuten) toondereffecten die vooraf reeds op een effectenrekening waren ingeschreven, automatisch in gedematerialiseerde effecten worden omgezet, alsook elke latere nieuwe inschrijving op een effectenrekening vanaf die datum automatisch aanleiding geven tot omzetting in gedematerialiseerde effecten 154 .
148
Art. 7 § 2 Wet Afschaffing Toondereffecten. G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder”, T.R.V. 2006, nr. 39. 150 In de oorspronkelijke versie van de Wet Afschaffing Toondereffecten diende een omzetting in gedematerialiseerde effecten ook te worden aangevraagd door de rechthebbende, mits afgifte van de stukken. Ook hier kon de fungibiliteit tussen toondereffecten waarvan de omzetting nog niet is aangevraagd, en de reeds in gedematerialiseerde vorm omgezette effecten, in het gedrang komen. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen, bepaalt de Wet Afschaffing Toondereffecten nu uitdrukkelijk dat de vennootschappen die gedematerialiseerde effecten wensen uit te geven, hun statuten kunnen aanpassen. Zie art 7, § 3 Wet Afschaffing Toondereffecten. 151 G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder”, T.R.V. 2006, nr. 43 152 Art 462 W. Venn.; Zie ook www.demat.be, FAQ. 153 S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2007, 49. 154 Art 7, § 3 Wet Afschaffing Toondereffecten. 149
43
c. De statutenwijziging 155 Wat de manier van omzetting betreft, heeft de vennootschap eigenlijk twee mogelijkheden. • Ofwel kiest ze voor een big bang-scenario en wordt er in de statuten opgenomen dat alle bestaande toondereffecten vanaf de statutaire omzettingsdatum worden vervangen door gedematerialiseerde effecten. In dit geval worden de toondereffecten die op die datum op een effectenrekening staan, of er naderhand op geplaatst worden, automatisch omgezet in gedematerialiseerde effecten, en worden, omgekeerd, de rechten verbonden aan nog niet op effectenrekening geplaatste toondereffecten vanaf de statutair voorziene omzettingsdatum opgeschort tot hun deponering op een effectenrekening. Concreet komt dat erop neer dat de houder van het effect die zijn rente of inkomen wil innen of zijn stemrecht op de algemene vergadering wil uitoefenen dat slechts kan doen nadat hij zijn materiële toondereffecten op een effectenrekening heeft geplaatst. Er wordt dus best niet gekozen voor een dergelijk big bang-scenario: tijdens de omzettingsperiode blijven materiële toondereffecten best bestaan (voor probleemloze uitbetaling dividenden, uitoefening stemrecht op algemene vergadering,…). De verwijzing naar toondereffecten in de statuten dient immers pas tegen uiterlijk 31 december 2013 geschrapt te worden. • Het verdient dan ook de voorkeur om in de statuten eerder op te nemen dat, vanaf de in de statuten vermelde omzettingsdatum, alle toondereffecten die bij een erkend rekeninghouder op een effectenrekening staan of geplaatst worden, automatisch worden omgezet in gedematerialiseerde effecten. In dit geval worden de aan de materiële toondereffecten verbonden rechten niet opgeschort en hebben de houders van de effecten dus tijd tot 31 december 2013 om hun effecten op een effectenrekening te plaatsen. Tot de statutenwijziging kan op een (buiten)gewone algemene vergadering worden beslist, volgens de procedure vastgelegd in art. 558 W. Venn. Daarbij moeten de vereiste aanwezigheids- en beslissingsquorums worden gerespecteerd en moet de wijzigingsakte notarieel worden verleden. Een belangrijke nieuwigheid die de Wet Diverse Bepalingen invoert, is de mogelijkheid voor vennootschappen om in het kader van het dematerialisatieproces hun statuten aan te passen bij beslissing van hun bestuursorgaan, bevestigd bij authentieke akte 156 . Deze bevoegdheid is begrensd op een dubbel niveau, zowel naar inhoud, als naar tijd 157 . Meer bepaald kan de raad van bestuur wel in de statuten voorzien (i) dat de reeds uitgegeven toondereffecten worden omgezet in gedematerialiseerde vorm en (ii) dat de vennootschap gedematerialiseerde effecten kan uitgeven en dat ze toondereffecten kan omzetten in gedematerialiseerde effecten 158 . Deze bevoegdheid is ook in de tijd beperkt: zij kan slechts worden uitgeoefend tot 31 december 2013. Wat het bestuursorgaan echter niet kan is in de statuten de verwijzing naar toondereffecten schrappen, noch de omzetting van toondereffecten volgens andere modaliteiten dan de wettelijke, vast te stellen. De raad van bestuur kan dus via deze procedure niet beslissen tot de afschaffing van de toondereffecten vóór 31 december 2013 : indien dit gewenst is, zal de algemene vergadering van de vennootschap hiertoe moeten beslissen 159 . Hiervoor dient uiteindelijk toch een (B)AV te worden samengeroepen. 155
Voor modellen: zie http://www.dmat.be/index.html?file=19, p2-4. Een overzicht werd opgenomen in Bijlage 3. Art. 96 § 1 Wet Diverse Bepalingen; De wet heeft het enkel over ‘vennootschappen’ in het algemeen. Ook vennootschappen waarvan de effecten niet-genoteerd zijn, kunnen een beroep doen op deze bepaling. 157 H. BRAECKMANS, “De afschaffing van de effecten aan toonder en andere wijzigingen aan het Wetboek van Vennootschappen door de wetten van 14 december 2005 en 25 april 2007”, RW 2007-08, 732. 158 De statutaire wijzigingen die door tussenkomst van het bestuursorgaan worden aangebracht, worden van rechtswege ingeschreven op de agenda van de eerste algemene vergadering volgend op de registratie van de akte, ter informatie aan de aandeelhouders, dus enkel een mededeling aan de algemene vergadering en geen bekrachtiging. Ze worden tevens vermeld in het jaarverslag (art. 96 § 2 reparatiewet). 159 L. VAN DE STEEN, “Dematerialisatie in het Belgisch effectenrecht: nieuwe evoluties inzake afschaffing effecten aan toonder en rol van de vereffeningsinstellingen”, T.R.V. 2007, nr. 19-21; VAN DE STEEN merkt op dat het feit dat de bevoegdheid van de 156
44
Wenst de KMO daarentegen een omzetting in naamsaandelen, zonder mogelijkheid van conversie in gedematerialiseerde aandelen, dan is een voorafgaande statutenwijziging o.i. niet strikt noodzakelijk 160 . Gezien de statuten van een NV de vorm van de effecten uitdrukkelijk moeten vermelden 161 , zal de vrijwillige omvorming noodzakelijkerwijs in effecten op naam moeten gebeuren indien de statuten van de betrokken vennootschap geen gedematerialiseerde effecten toelaten. Houders van effecten aan toonder hebben immers krachtens artikel 462 W. Venn. ten alle tijde een dwingend conversierecht, op hun kosten, van hun toondereffecten in effecten op naam. Wel verdiend het uiteraard aanbeveling om de statutaire bepalingen naderhand aan te passen aan de realiteit indien de vennootschap voortaan tevens effecten op naam heeft. Een dergelijke aanpassing a posteriori betreft geen statutenwijziging. Er is dan ook geen beslissing van de algemene vergadering voor nodig. Een onderhandse coördinatie van de statuten door de raad van bestuur is voldoende. Het kan niet worden uitgesloten dat statuten die niet met de realiteit overeenkomen, een derde misleiden en hem schade berokkenen. Dergelijke omstandigheid kan immers de aansprakelijkheid van de bestuurders van de vennootschap in het gedrang brengen. Hetzelfde geldt indien de huidige statuten zowel toondereffecten als effecten op naam toelaten. Voor zover de vennootschap niet de omzetting in gedematerialiseerde effecten verkiest, zal geen statutenwijziging nodig zijn. De vermelding van toondereffecten zal bij voorkeur worden geschrapt zodra alle toondereffecten vrijwillig zijn omgezet in effecten op naam. Ook indien de vennootschap wenst om te zetten in gedematerialiseerde aandelen, mag dit wettelijk conversierecht niet over het hoofd worden gezien. Om te vermijden dat de statuten op korte termijn opnieuw zouden moeten worden aangepast, is het raadzaam dat de vennootschap van meet af aan in zijn statuten opneemt dat de effecten aan toonder in gedematerialiseerde effecten of effecten op naam worden omgezet.
d. Keuze van de “top van de piramide” Niet alleen de algemene vergadering kan “top van de piramide” aanwijzen. Ook de raad van bestuur of het directiecomité (als er een is) is daarvoor bevoegd. De top van de piramide aanwijzen is daarentegen niet louter een daad van dagelijks bestuur. De KMO zal vervolgens met de aangewezen “top van de piramide” een contractuele relatie moeten aangaan. De ondertekening van het contract namens de KMO is evenwel een daad van dagelijks bestuur, en kan dus rechtsgeldig getekend worden door de gedelegeerd bestuurder.
e. Publiciteit De beslissing van de buitengewone algemene vergadering, respectievelijk de raad van bestuur, is bindend voor alle aandeelhouders, ook voor diegenen die niet op de algemene vergadering aanwezig waren. Het is de verantwoordelijkheid van de vennootschap-emittent om die aandeelhouders van de statutenwijziging, en in het bijzonder van de omzetting van de toondereffecten, in te lichten.
raad van bestuur zelf beperkt is, noopt tot het besluit dat allicht een tweede "normale" statutenwijziging zal moeten worden doorgevoerd, bijvoorbeeld om de verwijzingen naar de toondereffecten te schrappen. 160 G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder”, T.R.V. 2006, nr. 37; Zie in dezelfde zin H. BRAECKMANS, “De afschaffing van de effecten aan toonder en andere wijzigingen aan het Wetboek van Vennootschappen door de wetten van 14 december 2005 en 25 april 2007”, RW 2007-08, 727. 161 Art. 453, eerste lid, 5° W. Venn.
45
De dient de KMO een kennisgeving te publiceren in onder meer het Belgisch Staatsblad, met vermelding van (1) de statutaire omzettingsdatum en (2) van de door haar aangewezen vereffeningsinstelling of erkende rekeninghouder. De kennisgeving moet worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, in twee persorganen met nationale verspreiding (één in het Nederlands, één in het Frans) en, in voorkomend geval, op de website van de vennootschap. De kennisgeving moet worden gedeponeerd bij de griffie van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar maatschappelijke zetel heeft. Indien de omzettingsdatum niet in de kennisgeving of in de statuten wordt vermeld, zal die datum gelijk zijn aan die waarop de kennisgeving in het BS is gepubliceerd 162 .
f. Aanvraag tot omzetting door de “rechtshebbende” De aldus gewijzigde statuten dienen dus in het bijzonder de omzettingsdatum te vermelden vanaf wanneer de reeds uitgegeven aandelen, die aan toonder zijn en op een effectenrekening zijn ingeschreven, in gedematerialiseerde vorm bestaan 163 . Uiterste omzettingsdatum blijft 31 december 2013; in elk geval dienen de vennootschappen vóór deze datum hun statuten te hebben aangepast. Onderscheid moet worden gemaakt naargelang de effecten op de statutair bepaalde omzettingsdatum al dan niet op rekening staan: op die datum worden immers alle aandelen die op rekening staan, van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde effecten. Wat de aandelen betreft die op de omzettingsdatum niet op rekening staan, gebeurt de omzetting ervan op initiatief van de houders. De houder kan kiezen tussen de omzetting in effecten op naam of de omzetting in gedematerialiseerde effecten, binnen de beperkingen van de statuten. De omzetting in aandelen op naam dient aangevraagd bij de vennootschap. Bij die aanvraag moeten de materiële toonderaandelen waarvan de omzetting wordt gevraagd, aan de vennootschap worden overhandigd. De omzetting geschiedt door de inschrijving in het register van de aandelen op naam, inschrijving die geschiedt binnen de vijf werkdagen vanaf de aanvraag 164 . De omzetting in gedematerialiseerde aandelen geschiedt automatisch door inschrijving van de effecten op een effectenrekening ten gevolge van hun neerlegging door de rechthebbende bij een erkende rekeninghouder of de aangeduide vereffeningsinstelling 165 . De erkende rekeninghouder moet de toondereffecten na ontvangst zo snel mogelijk deponeren bij de bevoegde vereffeningsinstelling, tenzij voor de gevallen als bedoeld in art. 475ter W. Venn. De vereffeningsinstelling moet ze op haar beurt overhandigen aan de emittent, zodat een inschrijving kan worden genomen van de totale omloop van gedematerialiseerde effecten in het naamsregister, op naam van de vereffeningsinstelling. Indien de erkende rekeninghouder zelf als laatste bewaarnemer (of “top van de piramide”) optreedt – wat het geval kan zijn voor KMO aandelen – dient hij de ontvangen toondereffecten zelf aan de vennootschap-emittent te overhandigen 166 . Op die manier kan, voor wat de niet-genoteerde vennootschapseffecten betreft, de inschrijving in het naamsregister van de vennootschap op naam van de erkende rekeninghouder worden genomen.
162
Art. 7, § 3, vierde lid Wet Afschaffing Toondereffecten. Art. 7 § 3, eerste lid Wet Afschaffing Toondereffecten. 164 Art. 7 § 2 Wet Afschaffing Toondereffecten. 165 Art. 7 § 3, tweede lid Wet Afschaffing Toondereffecten; Ten gevolge de Wet Diverse Bepalingen is voor de omzetting in gedematerialiseerde effecten niet langer een aanvraag vereist van de rechthebbende. Dematerialisatie gebeurt van rechtswege, door loutere neerlegging van de effecten. 166 De verplichting tot ‘overhandiging’ dient echter niet als absoluut te worden gezien: de emittent en de erkende rekeninghouder c.q. de vereffeningsinstelling kunnen overeenkomen dat laatstgenoemde de effecten voor rekening van de emittent vernietigt. 163
46
g. SAMENVATTEND: Verschillende mogelijke houdingen van de KMO en de mogelijke reacties hierop van de “rechtshebbende” in de vrijwillige omzettingsperiode 31- 12- 2013
01- 01- 2008 scharnierdatum Inwerkingtreding Wet 23- 12- 2005
Vrijwillige Omzettingsperiode
1- 01- 2015
Wat moet een KMO-emittent doen, wil zij omzetting in gedematerialiseerde aandelen mogelijk maken ?
1. Statuten in die zin wijzigen - INHOUD ?
Maatregelen en boetes
• •
VORM effecten: gedematerialiseerde aandelen toelaten OMZETTINGSDATUM in gedematerialiseerde aandelen TIPS: - Geen ‘big bang’-scenario, maar uitdoofscenario: Materiële toonderstukken geldig in afwachting van deponering uiterlijk 31/12/2013. - Statuten kunnen recht aandeelhouder om omzetting op naam te vragen niet uitsluiten => Best voorzien dat de toonderaandelen gedematerialiseerd worden OF op naam gezet worden (om opeenvolgende statutenwijzigingen te vermijden) - HOE ? • (B)AV (aanwezigheids- en beslissingsquorum statutenwijziging respecteren) • (Ook raad van bestuur kan statuten wijzigen, en beslissing notarieel laten bevestigen. Voor schrapping van verwijzingen in statuten naar toondereffecten, blijft beslissing van AV nodig) - PUBLICATIE BESLISSING • Kennisgeving in B.S. + 2 nationale kranten (Nl, Fr) + website vennootschap + deponering kennisgeving op griffie Rechtbank van Koophandel van maatschappelijke zetel • Inhoud kennisgeving: 1. keuze van “Top van de piramide” 2. statutaire omzettingsdatum (niet vermeld ? datum publicatie als omzettingsdatum)
2. Top van Pyramide kiezen + contract sluiten - Top kiezen: HOE ? • Beslissing AV of raad van bestuur of directiecomité (NIET dagelijks bestuurder) • Ondertekening van contract namens de KMO met top ? Is een daad van dagelijks bestuur
KMO koos voor gedematerialiseerde effecten: Wat kan een aandeelhouder doen ?
1. Materiële toonderstukken op effectenrekening plaatsen => Toonders worden op statutair voorziene datum automatisch omgezet in gedemat. aandelen. • Materiële afgifte van aandelen aan erkend rekeninghouder bij wie effectenrekening wordt aangehouden Æ Reden ? vereist voor ontwaarding en eventuele latere vernietiging • Wat indien toonderstukken nooit werden gedruk ? ! NIET laten drukken ! Aandeelhouder zal een stuk moeten voorleggen waaruit eigendom blijkt:Bewijsproblemen • Inschrijving in het naamsregister van de KMO o.n.v. “top van de Piramide”
2. Recht van omzetting op naam gebruiken (art. 462 W. Venn.) Ook al is dit niet voorzien in statuten !!! (dan op kosten aandeelhouder) • Daarom best mogelijkheid van op naam, naast gedematerialiseerde stukken, onmiddellijk laten opnemen in statuten => statuten = werkelijkheid => omzetting op naam gebeurt dan op kosten van vennootschap • Hoe omzetting op naam vragen ? Aanvragen bij vennootschap + afgifte materiële stukken verplicht voor vernietiging
47
Wat moet de KMOemittent doen indien zij UITSLUITEND aandelen OP NAAM wenst ? KMO koos voor UITSLUITEND aandelen OP NAAM: wat kan een aandeelhouder doen ?
- Statutenwijziging: INHOUD ? • VORM effecten: Uitsluitend op naam • Ook hier best geen “big bang”-scenario, maar uitdoofscenario: Materiële toonderstukken geldig laten in afwachting van een omzetting op naam tegen uiterlijk 31/12/2013 • Publicatie beslissing: idem • Naamsregister aanleggen en aandelen inschrijven o.NV aandeelhouder • Aandeelhouder moet omzetting op naam vragen bij KMO – op kosten van de vennootschap • Hiertoe zal hij zijn materiële toonderstukken moeten afgeven bij de vennootschap • KMO moet inschrijving in het naamsregister op naam van de aandeelhouder doen binnen de 5 werkdagen na de aanvraag • KMO moet als bewijs van inschrijving in register op naam een certificaat van inschrijving afleveren aan aandeelhouder • KMO moet ingeleveerd toonderstuk ontwaarden + eventueel vernietigen
BESLUIT OVERGANGSFASE 1/1/2008 – 31/12/2013 : KMO kan kiezen voor gedematerialiseerde aandelen => Aandeelhouder met toonderaandelen kan: • Aandeel nog een tijdje aan materieel toonder houden door niet te deponeren op effectenrekening (tot uiterlijk 31/12/2013) • Keuze KMO volgen en deponeren op een effectenrekening • Gebruik maken van zijn wettelijk recht om om te zetten op naam (Art 462 W. Venn.) KMO kan kiezen voor aandelen op naam => Aandeelhouder met toonderstuk kan: • Aandeel nog een tijdje aan toonder houden door niet te deponeren op effectenrekening (tot uiterlijk 31/12/2013) • Keuze KMO volgen en omzetting op naam vragen
5. Tweede scharnierdatum: 1 januari 2014: omzetting van rechtswege van nog bestaande aandelen aan toonder a. 1 januari 2014: omzetting van rechtswege Indien de “rechtshebbende” op deze datum nog steeds geen initiatief heeft genomen tot omzetting van zijn materiële toonderstukken, zal het uiteindelijk lot ervan bepaald worden door de al dan niet genomen initiatieven door de KMO-emittent 167 . De aandelen die op 1 januari 2014 bestaan in de vorm van effecten aan toonder, worden dan van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde effecten, op voorwaarde dat de vennootschap uiterlijk 31 december 2013 het nodige heeft gedaan voor de omzetting ervan in gedematerialiseerde effecten (aanpassing van de statuten, alsook aangaan van contractuele relatie met een “top van de piramide”). Die effecten worden op naam van de vennootschap-emittent ingeschreven op een effectenrekening voor gedematerialiseerde effecten 168 . 167
Art. 9 Wet Afschaffing Toondereffecten werd gewijzigd door de Wet Diverse Bepalingenvan. Art 9 voorzag in de versie van de wet van 14 december 2005 steeds de omzetting in gedematerialiseerde effecten. Wel kon de emittent dit vermijden door te beslissen tot omzetting op naam. Hierdoor was er een hiaat in de regeling, indien de emittenten niets zouden ondernemen en hun statuten niet zouden aanpassen, zodat de omzetting van effecten aan toonder in gedematerialiseerde aandelen geen uitwerking kon hebben. 168 Art. 9, eerste en tweede lid Wet Afschaffing Toondereffecten.
48
Als die maatregelen niet zijn genomen, zullen de aandelen van rechtswege in aandelen op naam worden omgezet en worden ingeschreven op naam van de vennootschap-emittent in het register van de effecten op naam 169 . De inschrijving op een effectenrekening op naam of in het naamsregister van de KMO betekent niet dat de eigendom van de effecten aan de vennootschap wordt toegewezen 170 . In beide hypothese zal de KMO zelf de kosten voor het openen en het houden van deze effectenrekening en/of naamsregister moeten dragen 171 .
b. Van 1 januari 2014 tot 31 december 2014: fase van het “laatste kans”-beleid Art. 10 Wet Afschaffing Toondereffecten bepaalt dat de uitoefening van de rechten verbonden aan de van rechtswege in gedematerialiseerde aandelen of in aandelen op naam omgezette toonderaandelen wordt opgeschort op 1 januari 2014, totdat ze op een effectenrekening of in het register van de aandelen op naam zijn ingeschreven op naam van de houder van de effecten, op zijn verzoek. Bedoeld wordt elk lidmaatschapsrecht (stemrecht, voorkeurrecht,…) of vermogensrecht (dividenden,…) 172 . Er wordt aangeraden in de rechtsleer dat de dividenden door de vennootschap in bewaring zouden worden gehouden of gegeven bij deposito-en consignatiekas 173 . 2014 is te beschouwen als de allerlaatste kans om afscheid te nemen van de dierbare toonderaandelen, zonder er met broekscheuren aan onderuit te komen. De fase van de sanctionering met verkoop en boetes start immers maar vanaf 1 januari 2015. Specifiek voor een KMO leidt dit ons ook tot het besluit dat “stilzitten” geen optie is. De bedrijfsleider zal zich moeten bezinnen over de vraag of hij na 2014 naamsaandelen wil of gedematerialiseerde aandelen. Heeft hij immers niets ondernomen ten laatste op 31/12/2013 in zijn hoedanigheid van bedrijfsleider van zijn KMO om gedematerialiseerde aandelen mogelijk te maken, dan zal de convertie van rechtswege op 1 januari 2014 van hem een naamsaandeelhouder maken, met schorsing van zijn rechten tot hij zijn identiteit bekendmaakt in het aandeelhoudersregister van zijn vennootschap. Zolang hij zich niet bekend maakt, kan dit enkel de goede werking van zijn KMO belemmeren. Is dat wat hij wil ?
c. Samenvattend: 1 januari 2014: omzetting van rechtswege 01- 01- 2008 scharnierdatum Inwerkingtreding Wet 23- 12- 2005
1/1/2014 : Omzetting van rechtswege van toonderstukken
1- 01- 2015
“laatste kans”beleid
Maatregelen en boetes
169
Art. 9, eerste en tweede lid Wet Afschaffing Toondereffecten. Art. 9, laatste lid Wet Afschaffing Toondereffecten. 171 Art 9 Wet Afschaffing Toondereffecten. 172 H. BRAECKMANS, “De afschaffing van de effecten aan toonder en andere wijzigingen aan het Wetboek van Vennootschappen door de wetten van 14 december 2005 en 25 april 2007”, RW 2007-08, 729. 173 S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2007, 57. 170
49
Omzetting van rechtswege op 1 januari 2014 Wat als KMO-emittent geen statutenwijzing en/of geen “Top van piramide” aanduidde vóór 1 januari 2014 ?
Wat als aandeelhouder geen initiatief heeft genomen vóór 1 januari 2014 ?
⇒ Alle nog bestaande toonderstukken worden van rechtswege omgezet in effecten op naam ⇒ KMO moet de aandelen inschrijving in haar naamsregister op haar eigen naam (aandeelhouder is immers niet bekend) • Kosten openen en houden naamsregister voor KMO • Opschorting rechten verbonden aan de effecten (dividenden op wachtrekening of doorstorten aan DCK) • Tot eigenaar/houder zich bekend maakt 1. KMO had gekozen voor gedematerialiseerde stukken vóór 2014 ⇒ Alle nog bestaande toonderstukken worden van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde effecten. 2. KMO had vóór 2014 beslist tot omzetting op naam ⇒ Alle nog bestaande toonderstukken worden van rechtswege omgezet in effecten op naam. ⇒ KMO moet de aandelen inschrijven in haar naamsregister/register van gedematerialiseerde stukken op haar eigen naam (aandeelhouder is immers niet bekend) • Kosten openen en houden effectenrekening/ naamsregister voor emittent • Opschorting rechten verbonden aan de effecten (dividenden op wachtrekening of doorstorten naar DCK) • Tot eigenaar/houder zich bekend maakt
BESLUIT Omzetting van rechtswege op 1/1/2014: Op 1/1/2014 worden alle toonderstukken die nog materieel in omloop zijn van rechtswege omgezet in: OFWEL: Effecten op naam: − Indien de KMO niets heeft ondernomen tot omzetting − Indien de KMO in haar statuten had gekozen voor omzetting van toonderstukken naar aandelen op naam OFWEL: Gedematerialiseerde effecten: − Indien de KMO de nodige stappen had ondernomen voor omzetting in gedematerialiseerde aandelen, maar een individuele aandeelhouder zijn aandelen nog altijd niet op een effectenrekening heeft geplaatst NIETS DOEN IS GEEN OPTIE: • Wetgever bepaalt lot van de nog resterende toonderaandelen • Uitoefening van rechten geschorst tot aandeelhouder bekend is !!!
6. Derde Fase: Vanaf 1 januari 2015: fase van de sanctionering a. Vanaf 1 januari 2015: verkoop Zelfs na de omzetting van rechtswege kunnen er toonder-“die hards” blijven. De wetgever wou eindeloos wachten op deze groep vermijden, en voorziet daarom de verkoop van die “onbekend” gebleven aandelen. Waar genoteerde effecten verkocht zullen worden via een gereglementeerde markt, voorziet de wet voor nietnoterende effecten, waaronder de KMO aandelen, het “te koop aanbieden” ervan door de emittent 174 . Hoe deze verkoop praktisch zal georganiseerd worden, kan nog worden uitgewerkt bij KB. Misschien best bij opbod, zoals de Raad van State suggereerde, zo dat het mogelijk wordt een correcte prijs te bepalen voor niet-
174
Art. 11 § 2 Wet Afschaffing Toondereffecten.
50
genoteerde effecten 175 ? Deze verkoop door de vennootschap vindt plaats ten vroegste een maand na bekendmaking in het Belgische Staatsblad en in twee persorganen met nationale verspreiding, waarvan één in het Frans en één in het Nederlands. Deze publicatie is bedoeld als waarschuwing aan de aandeelhouder dat de effecten zullen worden verkocht. De opbrengst van de verkoop wordt bij de Deposito- en Consignatiekas gestort, in afwachting dat de houder/eigenaar zich bekend maakt 176 . De vennootschap mag van de opbrengst wel de kosten in mindering brengen die hij heeft gemaakt voor de omzetting van rechtswege en voor het beheer van de effecten die op zijn naam op effectenrekening stonden 177 . Wat betreft eventuele statutaire en/of conventionele overdraagbaarheidsbeperkingen van aandelen meent de Task Force Demat dat, bij de verplichte verkoop vanaf 2015, de statutaire bepalingen, zoals goedkeurings- of voorkoopclausules,…, zullen moeten gerespecteerd worden, daar waar het gaat om beperkingen voorzien in overeenkomsten tussen aandeelhouders, derden te goeder trouw niet verplicht zijn er rekening mee te houden, gezien deze conventionele overdrachtsbeperkingen niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een publicatie 178 . Indien effecten niet zijn verkocht op 30 november 2015 (bv. omdat ze onverkoopbaar zijn), zullen ze bij de Deposito- en Consignatiekas moeten worden “neergelegd” 179 . De niet naleving van deze verplichting wordt gestraft met een geldboete van 200 tot 100.000 EUR 180 (te verhogen met wettelijke opdecimes 181 ). Hoe deze neerlegging precies moet gebeuren, is niet duidelijk. Aangezien de effecten op naam of in gedematerialiseerde vorm zijn ten gevolge van de omzetting van rechtswege, kan het zeker niet om materiële neerlegging gaan. PALMAERS suggereert de inschrijving op rekening of in het effectenregister op naam van de emittent, kan worden vervangen door een inschrijving op naam van de Deposito- en Consignatiekas 182 . Dus, zolang de effecten niet effectief verkocht zijn, worden ze niet rechtens van onwaarde. De rechthebbende kan zijn gedematerialiseerde of naamsaandelen, overeenkomstig de statutaire bepalingen, opeisen bij de Deposito- en Consignatiekas. Vanaf het moment dat de vennootschap de aandelen echter verkocht heeft, zal aandeelhouder de Deposito- en Consignatiekas moeten contacteren om de tegenwaarde van de verkochte effecten te bekomen. b. Vanaf 1 januari 2016: Boete en vrijgave identiteit De eigenaar die alsnog met zijn toonderstukken opdaagt en de teruggave vraagt van de opbrengst van de verkoop, is een administratieve boete verschuldigd van 10% van die opbrengst, berekend per jaar achterstand vanaf 31 december 2015 183 . Elk begonnen jaar wordt beschouwd als een volledig jaar voor het berekenen van het bedrag van de boete, wat betekent dat de aandeelhouder die zich op 1 januari 2025 nog steeds niet aanmeldde, zijn ondertussen waardeloos geworden toonderaandelen beter kan inkaderen en aan de muur ophangen… Wachten tot je toondereffecten worden verkocht en na de verkoop de boete betalen, met als doel je anonimiteit te
175
S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2007, 58; G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder”, T.R.V. 2006, nr. 52. 176 Art. 10 Wet Afschaffing Toondereffecten. 177 Art. 11, § 2 Wet Afschaffing Toondereffecten. 178 www.demat.be, FAQ; Zie ook S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2007, 60-61. 179 Art. 11, § 4 Wet Afschaffing Toondereffecten. 180 Art. 14 Wet Afschaffing Toondereffecten. 181 Art. 1 Wet 5 maart 1952 betreffende de opdecimes op strafrechtelijke geldboeten, BS 3 april 1952 - Wet opdecimes geldboeten. 182 G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder”, T.R.V. 2006, nr. 55. 183 Art. 11, § 3 Wet Afschaffing Toondereffecten.
51
bewaren heeft geen zin. De Deposito- en Consignatiekas deelt de gegevens, bij het innen van de boete, van de eigenaar die om de teruggave van de opbrengst van de effecten verzoekt, namelijk mee aan bepaalde publieke overheden (bij KB nog te bepalen) waardoor de anonimiteit zo toch doorbroken wordt 184 . De mededeling van gegevens dient blijkbaar niet te gebeuren indien men niet-verkochte aandelen terugvraagt 185 , daar de fiscus dan op andere wijze aan de door hem benodigde informatie kan komen, zeker bij omzetting in naamsaandelen, en zelfs bij omzetting in gedematerialiseerde aandelen 186 . De boete is echter pas verschuldigd – bij een letterlijke lezing van de wettekst - wanneer de rechthebbende zich aanmeldt ná 31 december 2015. Meldt hij zich aan vóór deze datum, dan is blijkens de wettekst geen boete verschuldigd. Bovendien bepaalt de wet dat de informatie over de rechthebbende wordt meegedeeld aan de publieke overheden “bij het innen van deze boete”. Het lijkt dus zo dat wanneer de rechthebbende zich vóór 31 december 2015 aanbiedt, de identiteit van de rechthebbende niet wordt bekendgemaakt omdat er geen boete is verschuldigd 187 . Zo lijkt er dus toch een mogelijkheid tot het bewaren van de anonimiteit.
184
Art 12 Wet Afschaffing Toondereffecten. G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder”, T.R.V. 2006, nr. 58. 186 Zie infra Hoofdstuk 5, 1. Anonimiteit van aandelen op naam, versus gedematerialiseerde aandelen. 187 P. HINNEKES, F. HELLEMANS en M. VAN GILS, “Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder”, AFT 2006, afl. 7-8, 20. 185
52
HOOFDSTUK 4: Fiscale valkuilen en andere schietgeweren van anoniem toonderaandelenbezit Hoger 188 bespraken we de voornaamste argumenten die KMO-bedrijfsleiders er in het verleden toe brachten om te kiezen voor toonderaandelen, alsook de technieken welke ze hoopten te kunnen hanteren om de beoogde doelstellingen te bereiken. Determinerende factoren waren discretie en anonimiteit. Toonderaandelen lieten goedkope en/of anonieme overdrachten naar de volgende generatie toe, alles wat kostengevoelige, familiale bedrijfsleiders wensen. Dat het bijna uit is met het verhaal van deze toonders, dringt maar niet door bij deze doelgroep van bedrijfsleiders. Eind 2008 berichtte De Tijd 189 nog dat dat jaar via Euroclear slechts één niet-beursgenoteerd bedrijf zelf het initiatief had genomen om te dematerialiseren en dat er naar schatting nog zo ‘n 150.000 niet-beursgenoteerde bedrijven nog niet eens begonnen waren met de omschakeling. Het vergt een mentaliteitswijziging, reden precies waarom de wetgever ervoor opteerde om voor niet-noterende vennootschappen geen big bang-scenario te organiseren, maar eerder een vrij lange overgangsperiode in te bouwen. 2014 lijkt veraf te liggen, waardoor velen uitstelgedrag vertonen. Hetzelfde stelden we vast bij de omruiling van de Belgische frank naar de Euro. Men koestert wat men kent, blijft de oude technieken prijzen én toepassen en weigert na te denken over mogelijke nadelen/problemen verbonden aan de zo geëerde toonderstukken. Laat staan dat men open staat voor argumenten die aantonen dat ook andere aandelenvormen tot op zekere hoogte anonimiteit kunnen bieden en/of goedkope planning toelaten. Zelfs al zou men hier voor open staan, dan nog zullen velen actie uitstellen, omdat men meent toch nog 5 jaar de vertrouwde technieken te kunnen toepassen. Een mentaliteitsverandering echt op gang brengen bij de vele KMO-bedrijfsleiders met uitstelgedrag en hen er reeds vandaag toe brengen om te zetten in naams- of gedematerialiseerde aandelen, lukt o.i. enkel door hen te raken in de achillespees van de “toonder”-trukendoos: geef de non-believers ronduit gelijk dat ze nog geruime tijd kunnen wachten en de oude technieken toepassen, maar confronteer hen toch subtiel met de vele juridische en/of fiscale problemen (lees: “je zal misschien toch belastingen moeten betalen”) waartoe nog langer aanhouden van toonderbezit kan lijden. Zo ‘n benadering kan juist dat duwtje zijn in de rug, nodig om echt hun toonderstukken vaarwel te zeggen. Pas wanneer men begint te twijfelen aan de zo geprezen technieken met toonderaandelen, zal men bereid zijn om te luisteren en na te denken over alternatieven en over de te maken keuzes in de toekomst. Hoger 190 brachten we reeds een aantal fiscale nadelen van de keuze voor toonderaandelen aan in kaart, zijnde o.a. mogelijks verlies van verlaagd tarief roerende voorheffing op dividenduitkeringen, bewijsproblemen rond de participatievoorwaarde van art 60bis Vl. W. Succ. en de fiscale KMO-definitie, met mogelijks verval van een reeks fiscale voordelen te gevolg (niet in het minst verlaagd tarief vennootschapsbelasting), … Maar ook bij de beschreven planningstechnieken met toonderaandelen, fronste menig jurist ongetwijfeld de wenkbrauwen. Alle heilige huisjes uit ons erfrecht werden er in sneltempo met de voeten getreden: de erfrechtelijke reserve, de onherroepelijkheid van schenkingen, het vormelijk karakter van de schenking, de principes van inbreng en inkorting, … Toonderaandelen lijken alles toe te laten: handgiften met voorbehoud van vruchtgebruik, heling van
188
Zie supra Hoofdstuk 1, 3. Waarom België zoveel NV ’s telt.
189
X., “150.000 firma's hebben nog papieren effecten in bezit”, De Tijd, 24/12/2008, www.tijd.be. 190 Zie supra Hoofdstuk 1, 3, f. De fiscale (kost)prijs van toonderaandelen.
53
nalatenschapsgoederen,
naamlening,…
Dat
erfgenamen
en
fiscus
dergelijke,
juridisch
bedenkelijke
planningstechnieken kunnen aanvallen en taxeren door te bewijzen dat er fundamentele regels uit ons schenkingsen erfrecht niet werden gerespecteerd, waardoor in het ene geval gewoon nooit een schenking tot stand kwam, in het andere geval wel, doch aanvechtbaar via inbreng- of inkortingsregels, is hen waarschijnlijk ongekend. Probeer dit ook niet allemaal wijs te maken aan een bedrijfsleider, want dan antwoordt hij laconiek: “Bewijs dat maar eens!”… En gelijk heeft hij. Misschien kunnen volgende bedenkingen hem wel doen twijfelen?
1. Zijn toonderaandelen echt zo “in de mist” ? De techniek van aandelen in de mist, waarbij de pater familias op de jaarlijkse algemene vergadering maar met een beperkt aantal aandelen verschijnt, liet bedrijfsleiders toe hun aandelen zo lang mogelijk onder zich te houden. Bij een plots overlijden “vergaten” de erfgenamen de aandelen aan te geven, voorhoudend dat de erflater deze al jaren had vervreemd, of nog, door fictieve bewijsstukken voor te leggen van een geveinsde handgift van meer dan drie jaar voor overlijden. Deze techniek draait volledig rond de verdeling van de bewijslast tussen belastingplichtige en de fiscus inzake belastbaar roerend vermogen in nalatenschap. Krachtens art.108 W. Succ. kan de fiscus bij overlijden de aandelen in de mist toch belasten indien er ten aanzien van de overledene een “akte van eigendom” bestaat van minder dan drie jaar vóór het overlijden. Erfgenamen kunnen zich dus in stilzwijgen hullen omtrent de “ongekende” aandelen, aangezien het aan de fiscus is om aan de hand van genoemde aktes eigendom in hoofde van de erflater te bewijzen. Door slechts met een minimum aan aandelen te verschijnen op de algemene vergadering, creëert men inderdaad na 3 jaar een dikke mist, maar wist men evenwel sporen van “aktes van eigendom”, zoals à la limit de oprichtingsakte, van meer dan 3 jaar, niet uit. Dergelijke aktes van eigendom kunnen dan niet meer gelden als wettelijk vermoeden in gevolge art. 108, maar wel nog als weerlegbaar element van bewijs in gevolge art 105 W. Succ. 191 . Dit laatste artikel biedt de administratie de mogelijkheid om gebruik te maken van alle middelen van gemeen recht (met uitzondering van de eed), ook met middelen van méér dan 3 jaar voor overlijden, om te bewijzen dat de aandelen eigendom waren van de erflater op moment van overlijden. In het verleden maakte de fiscus al meermaals 192 , met succes o.a. in een geschil inzake inkomstenbelasting 193 , gebruik van de mogelijkheid om uit een aantal feitelijke vaststellingen uit het verleden, af te leiden dat de belastingplichtige nog steeds eigenaar was van de aandelen aan toonder, ook al was hij gedurende een bepaalde tijd niet meer naar buiten gekomen met de betrokken aandelen. Zo lijkt de rechtspraak rekening te houden met feitelijke vaststellingen, zoals o.a. de omstandigheid dat de belastingplichtige als aandeelhouder was aangeduid in de oprichtingsakte en in de akte tot wijziging van rechtsvorm, dat de belastingplichtige een gedeelte van de aandelen uit een erfenis had verkregen, dat de belastingplichtige vanaf oprichting steeds een bestuurdersmandaat bekleed had in de vennootschap, en dit vanaf haar oprichting,… Dergelijke feitelijke vaststellingen kunnen ook in het kader van de successierechten dienen om de bewijslast van de fiscus tot vaststelling van de verschuldigde rechten (en boetes) krachtens art. 105 W. Succ. te vergemakkelijken, alsook om het wettelijk vermoeden van eigendom krachtens art. 108 W. Succ. te schragen 194 . 191
S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft,uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2007, 97. S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2007, 92-93 en de aldaar aangehaalde rechtspraak. 193 P. HINNEKES, F. HELLEMANS en M. VAN GILS, “Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder”, AFT 2006, afl. 7-8, 20 en de aldaar aangehaalde rechtspraak: Brussel, 23 mei 1996, Fisc. Koer. 1996, 407 e.v. 194 P. HINNEKES, F. HELLEMANS en M. VAN GILS, “Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder”, AFT 2006, afl. 7-8, 20. 192
54
De techniek van aandelen in de mist (bovendien) gebruiken om erfgenamen te bevoordelingen, of omgekeerd juist uit te sluiten, vergroot de kans op problemen met de fiscus. Misnoegde, procederende erfgenamen, kunnen een boedelbeschrijving met eedaflegging uitlokken, gevolgd door een strafklacht wegens meineed. Naast veroorzaakte familiale chaos, door de bedrijfsleider zelf tijdens leven gecreëerd, zal dan ook wel de fiscus gealarmeerd zijn. Met andere woorden, de verhoopte anonimiteit van de effecten aan toonder is al veel langer dan de Wet Afschaffing Toondereffecten, minder onaantastbaar en absoluut als men denkt.
2. Heeft het nog zin aandelen “in de mist” te houden voor een plots overlijden nog vóór 2014 ? Sommige bedrijfsleiders beseffen dat de juridische spelregels correct moeten gespeeld worden, wil men geen problemen in de familie, of met de fiscus. Toch verkiezen ze voorlopig nog hun aandelen “in de mist” te houden, en zijn ze van plan om ook verder op de algemene vergaderingen voorlopig te verschijnen met een minimum aan aandelen. Zo kunnen ze in geval van een onverwachts overlijden vóór 2014 nog altijd aangeven, of “vergeten” aangeven. Ze kijken voorlopig gewoon de kat uit de boom. Maar heeft dit zin ? Verondersteld dat er inderdaad een overlijden komt vóór 2014, bijvoorbeeld op 1 mei 2009.De erfgenamen kunnen dan twee houdingen aannemen omtrent de betrokken aandelen “in de mist”: ofwel niet aangeven in de nalatenschap, zoals de oude “toonder”-trukendoos voorschrijft, ofwel wel aangeven. Stel dat men beslist niet aan te geven. Een analyse van de dematerialisatietijdsas (toonderaandelen blijven mogelijk tot eind 2013) enerzijds, en van de verjaringsregels inzake successierechten (10 jaar en 5 maand na overlijden 195 ) anderzijds, nopen ons tot de vaststelling de werking van de verjaringstermijn inzake successierechten, de erfgenamen opzadelt met aandelen die het fiscale licht niet mogen zien tot eind 2019. Dus ver voorbij 2014, conversiedatum van rechtswege, en zelfs tot ver in de derde fase, vanaf 2015, waarin na verkoop van de “onbekende” aandelen, per begonnen jaar vanaf 2016 boetes van 10 % van het kapitaal afgaan.
Overlijden op 01-05-2009
2008
01- 01-2015
KMO-toonderaandelen blijven mogelijk
2014
2019
Verjaringstermijn SUCCESSIE = 10 JAAR + 5 MAAND Met andere woorden, dit scenario zadelt erfgenamen alleen maar op met fiscale en zelfs financiële problemen. Misschien kunnen de erfgenamen er op 1 januari 2014 voor opteren, om deze aandelen om te zetten in gedematerialiseerde aandelen, eerder dan in naamsaandelen. Deze zijn immers moeilijker traceerbaar voor de fiscus dan naamsaandelen. Maar absolute anonimiteit en dus zekerheid bieden ze niet, zodat de fiscus, mocht hij de fiscale fraude op het spoor komen, benevens aanvullende successierechten, ook een administratieve boete kan opleggen, in principe gelijk aan tweemaal de aanvullende rechten 196 . Daarnaast loopt men zelfs het risico op correctionele straffen 197 . Absolute absolutie (zowel fiscaal als strafrechtelijk) kunnen ze maar krijgen via de 195 Art 137, 3° W. Succ. Art 126 W. Succ. 197 Art 133 W. Succ.: gevangenisstraf van 8 dagen tot 2 jaar en een geldboete van 250 € tot 12.500 € of één van deze straffen alleen. 196
55
fiscale regularisatie 198 , door de begane zonden op te biechten bij het “Contactpunt Regularisaties” in de schoot van de zgn. “rulingcommissie” 199 , én de betaling van de ontdoken rechten, verhoogd met 10 % 200 . Stel dat men, om dergelijke problemen te vermijden, dan toch zou beslissen om de aandelen “in de mist” aan te geven in de nalatenschap, dan zullen de gewone successietarieven verschuldigd zijn. Opteren voor 0 %- tarief voor vererving van familiale aandelen 201 , zal geen optie zijn omdat het bewijs van de participatievoorwaarde, juist door het “in de mist” zijn van de aandelen in de jaren vóór overlijden, onmogelijk wordt. Heeft het dan überhaupt nog zin aandelen “in de mist” te houden vóór 2014 ?
3. Waar staan we vandaag met onze anonieme aandelen “in de mist” ? Het hoeft geen verder betoog dat aandelen aan toonder, die ook werkelijk werden gedrukt en afgeleverd, inderdaad de meeste garanties boden voor een anoniem en discreet aandeelhouderschap, zowel t.a.v. van de vennootschap, t.a.v. derden, als t.a.v. de fiscus, en dit zowel tijdens leven, als n.a.v. overlijden. Een aandeelhoudersregister is er niet, overdrachten tijdens leven gebeuren in principe solo consensu door de loutere overgave van het aandeel 202 , zonder dat de vennootschap of derden hiervan op de hoogte dienen te worden gesteld. De overdracht gebeurt ook vormvrij, tenzij wanneer de aard van de rechtshandeling bijzondere vormvoorwaarden voorschrijft, bv. bij een notariële schenking. “Bezit geldt als titel” 203 , speelt in principe voluit. Een tijdige planning kan, ook bij overlijden, het aandeel uit het zicht van derden, inclusief fiscus houden. Enkel bij oneigenlijke successieplanning, biedt o.a. art 105 en 108 W. Succ. hoger beschreven wapens. Nu we hierboven aantoonden dat het uit is met de toonderaandelen en dat langer “in de mist” houden van toonders geen zin heeft, dient mening aandeelhouder van de familiale ondernemingen, zich eindelijk te bezinnen over waar men naar toe wil in de toekomst. Zoveel zaken kunnen misgelopen zijn in het verleden, of dreigen mist te lopen in de toekomst. Indien men blijft aan struisvogelpolitiek doen, dreigen spookaandelen demonen te worden. O.i. staan deze bedrijfsleiders voor een dubbele check, m.n. nagaan of de discretie in het verleden tot – soms onbewuste of onbedoelde – fiscale of andere juridische (bijvoorbeeld vennootschaps- of erfrechtelijke ) fouten heeft geleid en wat de mogelijkheden zijn tot herstel, alsook nagaan of de discretie m.b.t. het aandeelhouderschap nu nog een na te streven doel is, en zo ja, hoe dat doel op een juridisch en fiscaal correcte manier kan bereikt worden. Dit laatste vereist inzicht in de mate waarin ook gedematerialiseerde aandelen anonimiteit bieden, alsook in de mogelijke (betaalbare) planningstechnieken, al dan niet met behoudt van controle en/of inkomsten, welke open staan voor respectievelijk aandelen op naam, versus aandelen aan toonder.
198
Art. 121-127 Wet fiscale regularisatie “Rulingcommissie” = federale Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken; Zie website www.ruling.be. In de schoot van de Rulingcommisie werd in uitvoering van de fiscale regularisatie het Contactpunt Regularisaties opgericht bij KB van 8 maart 2006 houdende oprichting van het “Contactpunt Regularisaties” bij de Federale Overheidsdienst Financiën, BS 15 maart 2006, (ed. 2). 200 Over de mogelijkheid tot Fiscale Regularisatie van fiscale “fouten”, zie uitgebreider S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2007, 122-124 en 131-132; M. MAUS, “Tweede zit voor de fiscale amnestie-bis? De voor- en nadelen van de nieuwe regeling rond de fiscale regularisatie”, AFT 2006, afl. 04, 3-27. 201 Art 60bis W. Succ., zie hierover supra Hoofdstuk 1, 3, f, iii. Bewijsproblematiek van art 60bis W. Succ. 202 Art. 504, 4° lid W. Venn. 203 At 2279-2280 B.W. 199
56
HOOFSTUK 5: Is er nog anoniem KMO-leven na de toonder-dood ? 1. Anonimiteit van aandelen op naam versus gedematerialiseerde aandelen a. Anonimiteit tijdens leven Of men nu kiest voor omzetting in naamsaandelen, dan wel in gedematerialiseerde stukken, in de toekomst zal elke NV 204 , dus niet alleen NV ‘s met aandelen op naam, een naamsregister houden op de zetel van de vennootschap, waarin de aandelen dienen te worden ingeschreven. Hoewel art 463 W. Venn. geen bijzondere vorm voorschreef, nam men aan dat dit register onder boekvorm moest worden aangehouden 205 . De Wet Afschaffing Toondereffecten moderniseert deze naamsregisters door ze ook in elektronische vorm toe te laten 206 . i. T.a.v. de vennootschap Daar waar de vennootschap uiteraard de identiteit van haar aandeelhouders uit het naamsregister kent in geval van aandelen op naam, bleek hoger 207 reeds dat, ingeval de vennootschap koos voor omzetting in gedematerialiseerde aandelen, zij zelf niet noodzakelijk kennis heeft van wie aandeelhouder is van haar aandelen. In het register op naam bij de KMO zal de inschrijving immers gebeuren op naam van de “top van de piramide”, dan wel op naam van de KMO zelf, zij het tijdelijk, m.n. zolang individuele aandeelhouders na 2014 niet boven water gekomen zijn met hun oude, van rechtswege omgezette toonderaandelen. Meer nog, ook de “top van de piramide” kent de individuele aandeelhouders niet. Enkel op het laagste niveau van de piramide, dat van de erkende rekeninghouders/bankiers bij wie de individuele aandeelhouders hun aandelen op hun respectievelijke effectenrekening plaatsten, is de identiteit van de aandeelhouders gekend. Doch de bancaire discretieplicht tussen de verschillende erkende rekeninghouders onderling, verhindert dat bij de communicatiestroom naar de top, met het oog op de reconciliatie, de identiteit van de individuele aandeelhouders wordt meegedeeld. ii. T.a.v. derden De vraag of derden inzage kunnen vragen in het aandelenregister van de KMO of op andere wijze kennis kunnen krijgen van de identiteit van een aandeelhouder, kan o.m. van belang zijn indien er in het verleden juridische fouten werden gemaakt bij overdrachten van toonderaandelen, zoals overdrachten met miskenning van voorkooprechten, of erfrechtelijke reserve, of nog aanvechtbare schenkingen wegens vormgebreken, zoals handgiften met voorbehoud van vruchtgebruik 208 . Zelfs al zouden derden inzage mogen nemen in het naamsregister bij keuze voor omzetting in gedematerialiseerde aandelen, veel wijzer zullen ze er niet uit worden. In dit geval vermeldt het aandelenregister immers niet de identiteit van de individuele aandeelhouder, maar in principe die van de “top van de piramide”. Ook bij de “top van de piramide”, of één van de erkende rekeninghouders zal men als derde, geen recht hebben op inlichtingen, gezien het bankgeheim. Dit laatste geldt ook t.a.v. de fiscus ingevolge het in art 318 WIB 1992 ingeschreven 204
En bijgevolg ook de Comm VA en de SE. G. PALMAERS, “De wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder”, T.R.V. 2006, nr. 80. 206 Art 18 Wet Afschaffing Toondereffecten voegt hiertoe een lid toe aan art 463 W. Venn.; Zie ook de wijziging aan art 504 W. Venn. door art 26 Wet Afschaffing Toondereffecten; Het weze opgemerkt dat het elektronisch naamsregister enkel voor de NV (en dus via de scharnierbepaling van art. 657 W. Venn. ook voor de Comm. VA en de SE) werd ingevoerd. Betreurenswaardig werd hiertoe geen mogelijkheid voorzien voor de BVBA. 207 Zie supra uitgewerkt voorbeeld van de werking van de top van de piramide (Hoofdstuk 2, 6 Praktisch voorbeeld) en de beschreven gevolgen van het verstrijken van de fase van vrijwillige omzetting (Hoofdstuk 3, 5 Tweede scharnierdatum: 1 januari 2014: omzetting van rechtswege van nog bestaande aandelen aan toonder). 208 Zie hierover supra Hoofdstuk 1, 3, C, iii Varianten van handgift en andere kosteloze technieken. 205
57
bankgeheim 209 . Bij omzetting in naamsaandelen, waarbij de identiteit van de aandeelhouder wel wordt opgenomen in het register, hebben derden echter ook niet zonder meer inzagerecht. In een NV kan het aandeelhoudersregister luidens art. 463 W. Venn. immers alleen worden ingekeken door de andere aandeelhouders op naam. Ook wordt aanvaard dat de bestuurders, commissarissen en vereffenaars in een zagerecht hebben, verantwoord door de hen wettelijk opgelegde taken 210 . Derden, inclusief de fiscus, hebben op basis van de vennootschappenwet dat recht niet. Al kan de fiscus wel inzage vragen op basis van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 211 . Het weze opgemerkt dat voor de BVBA een andere regeling geldt 212 . Het aandeelhoudersregister kan worden ingekeken door elke belanghebbende. Een NV met naamsaandelen geeft dus op dat vlak iets meer discretie dan de BVBA. Een NV met gedematerialiseerde aandelen, nog meer dan ene met naamsaandelen. Anders dan bij aandelen aan toonder, zullen overdrachten tijdens leven van naams- of gedematerialiseerde aandelen dikwijls sporen nalaten. Waar overdrachten ten bezwarende titel, zoals bv. een verkoop, in principe solo consensu 213 geschieden tussen de partijen, vereisen overdrachten ten kosteloze titel van zowel gedematerialiseerde aandelen als naamsaandelen in principe een notariële akte 214 . De vereiste traditio voor een handgift is immers bij deze twee vormen van aandelen niet mogelijk. Wel worden onrechtstreekse schenkingen, bij wijze van bankgift, van gedematerialiseerde aandelen algemeen aanvaard 215 . Deze vorm van aandelen wordt immers overgedragen door overschrijving van rekening op rekening 216 , en door het van toepassing verklaren van de art 2279 en 2280 B.W. op deze aandelenvorm door art 475bis W. Venn., zal de boeking het juridisch vermoeden van eigendom ten voordelen van de rekeninghouder/aandeelhouder inhouden. Schenkingen van naamsaandelen daarentegen, vereisen o.i. steeds een notariële akte. De in de praktijk veel toegepaste techniek (bij schenking van de aandelen van een BVBA) waarbij een aanpassing wordt doorgevoerd aan het naamsregister, wordt weliswaar door
209
Het bankgeheim t.a.v de fiscus is evenwel beperkt in België: zie art 374 WIB 1992; Voor een meer uitgebreide besprekening, zie S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaftt, uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2007, 95. 210 S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden,Antwerpen, Intersentia, 2007, 90. 211
Zie de artikelen 315, 316, 317 WIB 1992; alsook de artikelen 322 en 323 WIB 1992; Voor een meer uitgebreide besprekening, zie S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden,Antwerpen,Intersentia, 2007, 94. 212
Zie art 233 W. Venn. Sommige auteurs menen dat de overdracht van gedematerialiseerde effecten zowel tussen de partijen, als t.a.v. derden, plaatsvindt door overschrijving van rekening naar rekening, dus als een zakelijke overeenkomst, waarbij het precieze tijdstip van de eigendomsoverdracht wordt vastgepind op het ogenblik van de creditering van de effectenrekening van de overnemer/begunstigde. Volgens deze auteurs sporen, zoals in Frankrijk, overdracht tussen partijen en t.a.v. derden gelijk. Zo o.a. C. SUNT, “Dematerialisatie van vennootschapseffecten”, in K. BYTTEBIER, R. FELTKAMP en A. FRANÇOIS (red.), De gewijzigd vennootschapswet 1995, Antwerpen, Kluwer, 457-458; M. TISON, “De uitgifte van gedematerialiseerde vennootschapseffecten. Bemerkingen bij de wet van 7 april 1995”, in H. BRAECKMANS en E. WYMEERSCH (red.), Het gewijzigd vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996, 239-242; D. MEULEMANS, De afschaffing van effecten aan toonder. Een stand van zaken, tekst Vastgoed- en Financieel Recht, K.U. Brussel, 2007, 5; De meerderheid lijkt evenwel de overdracht van een gedematerialiseerd aandeel als een consensuele overeenkomst te zien, en beschouwen de boeking op rekening enkel als bewijsmiddel t.a.v. derden, zoals o.a. D. VAN GERVEN, “Gedematerialiseerde effecten”, RW 2007-08, 1706-1707; B. FERON en A.-S. PIJCKE, “La dématérialisation des titres cotés et la suppression des titres au porteur”, Bank Fin.R. 2006-3, 138; Voor een overzicht en enkele intressante bedenkingen over de twee stellingen, zie A.-P. ANDRÉ-DUMONT, “ La suppression des titres au porteur en droit commercial . La suppression des titres au porteur et le droit des sociétés”, JT 2008, 441. 214 Art 931 B.W. 215 Zie o.a. E. SPRUYT, “Reeks vermogensplanning. De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel I. De juridische invalshoek”, AFT 2008, afl. 8-9, nr. 74; D. VAN GERVEN, “Gedematerialiseerde effecten”, RW 2007-08, 1709; Beide auteurs verwijzen naar de bevestigende standpunten ter zake van de regering in de memorie bij de Wet Afschaffing Toondereffecten. 216 Art. 468, 2° lid W.Venn. 213
58
sommige (lagere) rechtspraak 217 - en rechtsleer 218 - als een onrechtstreekse schenking van effecten op naam aanvaard. Deze rechtspraak gaat o.i. voorbij aan de vaststelling dat de inschrijving in een naamsregister geen rechtshandeling op zichzelf is, doch enkel strekt tot bewijs 219 , als daad van tegenstelbaarheid aan derden. Tegenwerpelijkheid aan derden van een overdracht van naamsaandelen van een NV vereist immers inschrijving in het naamsregister van de vennootschap 220 . Hoewel er dus dikwijls sporen achterblijven van overdrachten van aandelen, in notariële akten, bij de registratie en/of bij de betrokken bankiers, in principe kunnen enkel belanghebbende derden - maar dan enkel in het geval van aandelen op naam -, van dergelijke overdrachten op de hoogte zijn of worden. De fiscus van zijn kant, zal in vele gevallen toch op de hoogte worden gesteld van een overdracht van aandelen, hoewel er hiertoe geen wettelijke plicht as such bestaat, noch in hoofde van de overdrager, noch in hoofde van de overnemer 221 . Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn n.a.v. de verplichte aanbieding ter registratie van een notariële schenkingsakte222 , dan wel een vrijwillige ter registratie aangeboden vroeger gedane bankgift of buitenlandse notariële schenking. Of nog, n.a.v. de indiening van een aangifte in vennootschapsbelasting, waar uit de jaarrekening een en ander van de overdracht blijkt. Misschien pas n.a.v. een aangifte nalatenschap door de erfgenamen van een aandeelhouder. Met andere woorden, tijdens leven zal een anoniem aandeelhouderschap met gedematerialiseerde aandelen nog steeds vrij goed mogelijk zijn, zelfs met aandelen op naam. Is er evenwel fraude in het spel, naar de fiscus, of naar derden, dan zal een aandeelhouderschap wel gemakkelijker traceerbaar zijn dan bij aandelen aan toonder.
b. Anonimiteit bij overlijden Ingevolge art 96 W. Succ. is elke Belgische vennootschap verplicht om spontaan aangifte te doen van het aantal aandelen op naam waarvan een overleden aandeelhouder eigenaar was. Art 100 W.Succ. laat de fiscus bovendien toe om aan de vennootschap inlichtingen te vragen n.a.v. een overlijden van een aandeelhouder en verplicht de vennootschap in dat geval de gevraagde inlichtingen, vb. het aandeelhoudersregister, voor te leggen. Maar ook ingeval van gedematerialiseerde aandelen zal, bij overlijden van de effectenrekeninghouder en/of diens huwelijkspartner, ingevolge de art 97 e.v. W. Succ., het bankgeheim in hoofde van de erkende rekeninghouder volledig komen te vervallen: de bankier is immers verplicht spontaan aangifte te doen van alles wat zich o.a. op zijn effectenrekening bevindt. Hieruit mag echter niet worden afgeleid dat met het verdwijnen van de aandelen aan toonder geen fiscaalvriendelijke planningstechnieken meer zouden bestaan. Het zal er dus op aan komen om tijdig aan planning te doen naar de volgende generaties via juridisch correcte en fiscaalvriendelijke technieken, eerder dan via de oude “toonder”- trukendoos. Het bankgeheim wordt bij overlijden immers niet doorbroken naar erfgenamen toe.
217
SPRUYT meent dat enkel de rechtbank van eerste aanleg te Brussel de stelling genegen is dat een aandelenoverdracht via het aandelenregister een onrechtstreekse schenking uitmaakt; zie E. SPRUYT, “Reeks vermogensplanning. De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel I. De juridische invalshoek”, AFT 2008, afl. 8-9, nr. 49 en 52 en de aldaar geciteerde rechtspraak. 218 P. DE PAGE, “La suppression des titres au porteur et la planification successorale”, Revue du notariat belge 2008, 210-212. 219 VAN GERVEN, D., “Gedematerialiseerde effecten”, RW 2007-08, 1709. Voor een goed overzicht van de twee strekkingen in de rechtsleer terzake, zie E. SPRUYT, “Reeks vermogensplanning. De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel I. De juridische invalshoek”, AFT 2008, afl. 8-9, nr. 49-54. 220 Art 504 W. Venn. 221 70 vragen pag 98 222 Art 19, 1° W. Reg.
59
c. Overzichtstabel anonimiteit
VORM AANDEEL
AAN TOONDER
GEDEMATERIALISEERD
OP NAAM
OVERDRACHT EN TEGENSTELBAARHEID Overdracht ten bezwarende titel
• Tussen partijen: solo consensu • T.a.v. derden: door afgifte
Overdracht ten kosteloze titel
• Authentieke akte, hand/bankgift, onrechtstreekse/ verdoken schenking • T.a.v. derden: afgifte
Art 2279- 2280 B.W.
Bezit geldt als titel
Bij emittent?
Onbekend
Bij “top van de piramide”?
• Geen “top van de piramide” • Op effectenrekening: enkel erkend rekeninghouder/bankier kent identiteit
Bij derden?
• Ongekend • Indien op effectenrekening: onder bancaire discretie
Tijdens leven bekend bij fiscus?
• In principe ongekend • Indien op effectenrekening: onder bankgeheim – art 318 WIB 1992 • Uitz.: art 374 WIB 1992 • Nog materieel buiten effectenrekening: aangifteplicht erfgenamen • Op effectenrekening: meldingsplicht bankier ingevolge Art 97 W. Succ. • Controleerbaar via art 100 W. Succ.
• Tussen partijen: solo consensu* • T.a.v. derden: overschrijving van rekening op rekening (+ inschrijving in register) • Authentieke akte, bankgift, onrechtstreekse/ verdoken schenking • NIET handgift • T.a.v. derden: overschrijving van rekening op rekening (+ inschrijving in register) Inschrijving op rekening = bezit
• Tussen partijen: solo consensu • T.a.v. derden: inschrijving in register • • • •
Authentieke akte NIET handgift, niet bankgift NIET inschrijving in register* T.a.v. derden: inschrijving in register
Inschrijving register geldt als titel
IDENTITEIT AANDEELHOUDER GEKEND ?
Bij overlijden bekend bij fiscus?
Onbekend: inschrijving in register emittent op naam van “top van de piramide” of tijdelijk (na 2014) op naam van emittent • Onbekend: enkel erkend rekeninghouder/bankier kent identiteit • Geen meldingsplicht aan “top van de piramide”: bancaire discretie Onbekend: inschrijving in register emittent op naam van “top van de piramide” of tijdelijk (na 2014) op naam van emittent
• In principe onder bankgeheim – art 318 WIB 1992 • Uitz.: art 374 WIB 1992
• Meldingsplicht bankier/ erkendrekeninghouder ingevolge art. 97 W. Succ. • Controleerbaar via art. 100 W. Succ.
Bekend
Geen “top van de piramide”
(NV) Aandeelhoudersregister enkel opvraagbaar door medeaandeelhouders op naam, bestuurders, commissarissen en vereffenaars (BVBA: door elke belanghebbende derde) • Aandeelhoudersregister is opvraagbaar voor fiscus – art. 315 tot, 317 en art. 322 en 323 WIB 1992 • Meldingsplicht emittent ingevolge art. 96 W. Succ. • Controleerbaar via art. 100 W. Succ.
* betwist in rechtsleer
60
2. Planningsmogelijkheden na toonder-dood De sterkste troeven van toonderaandelen voor menig bedrijfsleider van een KMO zijn gelegen hun anonimiteit en discretie, welke fiscale planningsmogelijkheden naar de volgende generatie, al dan niet met behoud van “controle” toelieten. Hopelijk konden we hen overtuigen dat er op het vlak van anonimiteit met de Wet Afschaffing Toondereffecten niet zo veel veranderd is, vóór of na deze wet. Enerzijds toonden we reeds aan dat de klassieke trukendoos van de toonderaandelen vele fiscale en/of juridische gevaren kan inhouden, en anderzijds bleek hierboven dat ook naams- of gedematerialiseerde aandelen tijdens leven een vrij vergaande vorm van anonimiteit bieden. Rest ons enkel nog te bewijzen dat deze twee aandelenvormen zelfs fiscaalvriendelijke planning toelaten. Enkel de oneigenlijke planningstechnieken zullen, samen met het verstrijken van de dematerialisatie-tijdsas, verdwijnen. Gezien de meeste technieken (en de eventuele bedenkingen erbij) in min of meerdere mate reeds doorheen deze bijdrage werden besproken 223 , beperken we ons hieronder tot een schematisch overzicht, waarin wordt vergeleken welke planningstechniek voor welke aandelenvorm mogelijk is, of men rekening dient te houden met de fictie van art 7 W. Succ., m.a.w. of de techniek “sterfhuisconstructies” minder dan drie jaar voor het overlijden toelaat, en of behoud van controle mogelijk is. Techniek:
Aandelen aan toonder
De handgift/ Bankgift
•
Notariële schenking roerend 3 of 7% Schenking voor Nederlandse notaris Notariële schenking van familiale onderneming aan 2%
223
Aandelen op naam
Gedemat. aandelen
Toepasbaar als “sterfhuisconstructie”?
Controlebehoud via voorbehoud VG?
Kostprijs ? Geen schenkingsrechten, geen aktekosten, enkel kosten opmaak bewijsstukken (aangetekende brieven) • Nadeel: 3 jaar overleven, tenzij latere registratie aan 2, 3 of 7 % Neen Neen Handgift niet Neen, tenzij latere Ja Voorbehoud VG: best Wel mogelijk registratie aan 2, 3/7 % Zal verdwijnen in notariële akte via bankgift na 2014 • Kostprijs ? Notariële akte, 3% of 7% schenkingsrechten • Voordeel: Geen 3 jaar overleven Ja Ja Ja Ja Ja • Kostprijs ? Notariële akte, geen schenkingsrechten Nadeel: 3 jaar overleven, tenzij latere registratie aan 3 of 7 % Ja Ja Ja Neen, tenzij latere Ja registratie aan 2, 3/7 % • mits naleving voorwaarden • BELANGRIJKSTE VOORWAARDEN: o Nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit of vrij beroep (geen holding, patrimoniumvennootschap) o Minimum 10% stemrechtgevende aandelen schenken o Volle eigendom of vruchtgebruik schenken o Ononderbroken voortzetting van activiteit gedurende 5 jaar na schenking • VOORDELEN: o Kostprijs ? Notariële akte, 2 % schenkingsrechten o Geen 3 jaar overleven o “vastklikken” van de waarde op ogenblik schenking • NADELEN: Niet toepasbaar voor holding- en patrimoniumvennootschappen Ja Ja Ja Ja Ja
Een gedetailleerde beschrijving van successieplanningstechnieken is immers niet het opzet van deze studie
61
Noodoplossing: 0 % tarief voor vererving van familiale onderneming
•
BELANGRIJKSTE VOORWAARDEN: o participatievoorwaarde: in drie jaar voor overlijden min. 50% van aandelen ononderbroken in “familiaal bezit” o minimum 500.000 € loonlasten in de 12 laatste kwartalen voor overlijden o behoud 5/3 loonlasten in de 18 kwartalen na overlijden o behoud kapitaal, activa, R/C o bewijs dat alle voorwaarden vervuld o spontane aangifte Bewijs Bewijs Moeilijk a.d.h.v. attest a.d.h.v. bewijs bij aandelen in de aandeelhou bank dersregister mist
O.i. moeten deze tabel elke twijfelende bedrijfsleider overtuigen van feit dat er wel degelijk leven is na de toonder-dood! Men heeft zelfs de keuze: nog voor de omzetting van zijn aandelen aan toonder plannen, of eventueel erna, of gewoon nog niet plannen, maar dan wel minstens zijn aandelen “uit de mist” halen. Afhankelijk van wat men kiest zal mogelijks wel een andere techniek gebruikt dienen te worden. Doch, in het algemeen kan gesteld worden dat er eigenlijk niet zoveel veranderd en dat goedkope planning nog steeds mogelijk is. Enkel de zuivere handgift zal met de tijd uit het schema van planningstechnieken voor KMO ’s verdwijnen. Controle voorbehouden op juridisch onaanvechtbare manier, gebeurt dus niet door de aandelen in de mist te houden of andere technieken van geveinsde handgiften, maar best via een notariële clausule van voorbehoud van vruchtgebruik in de schenkingsakte. Door zo ’n voorbehoud van vruchtgebruik behoudt de schenker levenslang recht op de winstuitkeringen waartoe ooit zou worden beslist. Er wordt ook aangenomen dat hij in principe de stemrechten op die aandelen bewaart. Doch, om alle discussie met de begiftigden van de blote eigendom te vermijden, is het aan te raden om de toewijzing van het stemrecht aan de vruchtgebruiker ook expleciet in de schenkingsakte op te nemen, voor zover de statuten hierover nog geen clausules bevatten 224 Voor sommige familiale bedrijven kan ook een alternatief voor controlebehoud gevonden worden in de omvorming naar een andere vennootschapsvorm, zoals de BVBA of Comm. VA. Bij deze vormen is, mits behoud van slechts een minimum aan aandelen en installatie van een statutair zaakvoerderschap in hoofde van de pater familias, zeer vergaande planning en controlebehoud mogelijk 225 . Wenst men een zéér vergaand controle- en inkomstenvoorbehoud, dan kan, nog een stap verder, een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik gecombineerd worden met de creatie van een beheersvehikel, dat onder controle blijft van de pater familias. Meest voorkomend in dit verband zijn de burgerlijke maatschap en de stichting-administratiekantoor 226 . Ook het onderbrengen van de aandelen in een holding die de vorm heeft van een Comm. VA of BVBA kan voor inkomsten- en controlebehoud zorgen.
224
S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden ,Antwerpen, Intersentia, 2007, 163. 225 Zo kan een statutair zaakvoerder in een BVBA, slechts met unanimiteit afgezet worden, of om ernstige redenen met een statutaire meerderheid van 75 %, en beschikt de statutaire zaakvoerder in een Comm. VA over een soort veto-recht waardoor hij eigen ontslag kan verhinderen; E. SPRUYT, “Reeks vermogensplanning. De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel I. De juridische invalshoek”, AFT 2008, afl. 8-9, nr. 99. 226 Op deze alternatieve vormen van controlevoorbehoud gaan we niet dieper in; Zie hierover o.a. S. DE GEYTER, M. DELBOO en P. LALEMAN, Toonderstukken afgeschaft, uw 70 antwoorden ,Antwerpen, Intersentia, 2007, 163-170.
62
Tenslotte kan art 60bis Vl. W. Succ. achter de hand worden gehouden, niet als planningstechniek, maar eerder als een soort “noodoplossing”, gezien de zeer strenge voorwaarden waarvan sommige voor een periode van maar liefst 8 jaar worden opgelegd. Is men nog niet toe aan planning via schenkingen, dan doet men er goed aan de toonderaandelen uit de mist te halen, dit om geen moeilijkheden te hebben op het vlak van bewijs van de participatievoorwaarde. Sommigen suggereren dat er in het buitenland nog steeds alternatieven zijn die totale anonimiteit zouden toelaten, al is niet iedereen het daarmee eens. We denken dan aan tot de verbeeldingsprekende figuren als de Angelsaksische trust, de Liechtensteinse Anstalt, de Luxemburgse Soprafi, de oprichting van een holding in Britse Maagdeneilanden, kanaaleilanden of andere belastingsparadijzen, waar toonderaandelen nog mogelijk zijn, de uitgifte van certificaten aan toonder via de Nederlandse STAK,… Sommige van deze figuren kunnen misschien inderdaad nog anonimiteit garanderen, maar fiscaal zijn ze bijna alle met nog tal van onzekerheden behept. Vraag is ook of het behoud van anonimiteit dergelijke grote inspanningen van een bedrijfsleider van een familiale onderneming verantwoorden, wetende dat de lasten die ermee gepaard gaan en de fiscale onzekerheid bijna steeds groter zijn dan de baten. Bovendien leveren deze figuren o.i. enkel tijdswinst op. Alle resterende vormen van toonderaandelen zullen o.i. de komende 10 jaren verdwijnen. Denken we aan het lot dat de Luxemburgse Holding 29 werd toegemeten. Hoger zagen we dat onze KMO ’s dergelijke exotische cocktails niet moeten riskeren om anonimiteit en planningsmogelijkheden te behouden, zelfs na de Wet Afschaffing Toondereffecten. We gaan er dan ook niet dieper op in 227
227
Zie over deze buitenlandse figuren o.a. P. HINNEKES, F. HELLEMANS en M. VAN GILS, “Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder”, AFT 2006, afl. 7-8, 29 e.v.
63
Hoofdstuk 6: Familiale ondernemingen: kiezen voor aandelen op naam of gedematerialiseerde aandelen ? 1. De voor- en nadelen op een rij Doorheen deze bijdrage werden reeds heel wat voor- en nadelen aangehaald van elke vorm. Een goede lezer vormde zich ongetwijfeld al bepaalde ideeën omtrent zijn voorkeur. We plaatsen de belangrijkste toch nog eens op een rij, rekeninghoudend met de eigenheid van onze familiale ondernemingen (cumulatie van verschillende hoedanigheden van aandeelhouder en beleid in hoofde van één en dezelfde persoon of kleine groep van personen) en verwachtingen omtrent de kenmerken van hun aandelen (anoniem en discreet, planningsmogelijkheden, administratief niet te complex en zo weinig mogelijk kosten).
Aandelen op naam
Gedematerialiseerde aandelen STATUTENWIJZIGING NOODZAKELIJK ?
Voorafgaande statutenwijziging strikt genomen niet vereist (cfr. Wettelijk recht van aandeelhouder om omzetting op naam te vragen). Toch wenselijk om verwijzing naar toonderaandelen uit statuten naderhand te schrappen, ten laatste tegen eind 2013
Voorafgaande statutenwijziging noodzakelijk+ publicatie in o.a. B.S.
AARD KAPITAALSTRUCTUUR ? Aanbevolen voor ondernemingen met een eerder besloten kapitaalstructuur, ideaal voor familiale ondernemingen dus.
Aanbevolen voor grotere ondernemingen met een open kapitaalstructuur of plannen in die richting
ANONIMITEIT VERZEKERD ? Minst anonieme vorm Vennootschap kent haar aandeelhouders; Enkel belanghebbende derden, inclusief fiscus, hebben inzagerecht in aandeelhoudersregister; Bij overlijden aandeelhouder heeft vennootschap meldingsplicht.
Vrij anonieme vorm Aandeelhouders zijn in principe niet gekend (enkel gekend door de erkende rekeninghouder); effecten op rekening vallen onder het fiscaal bankgeheim en de bancaire discretie; Bij overlijden aandeelhouder heeft erkend rekeninghouder meldingsplicht.
SUCCESSIEPLANNING NOG MOGELIJK ? Handgift/bankgift niet mogelijk. Notariële schenking vereist, eventueel voor Nederlandse notaris.
Bankgift mogelijk (handgift niet), ook notariële schenkingen.
ADMINISTRATIEF COMPLEX ? Administratieve vennootschap.
verwerking
te
verzorgen
door
Geen administratieve zorgen: opvolging van de totale omloop, boeking van de effectenstromen, verwerking van de corporate events, edm. wordt verzorgd door top van de piramide.
KOSTEN? Kosten verbonden aan het bijhouden van het nominatief Aandeelhoudersregister (Kost statutenwijziging)
Kost statutenwijziging Kosten verbonden aan het werken met een “top van de piramide”
Twee argumenten dienen nog wat meer toegelicht te worden: het administratieve luik en het kostenluik.
64
2. Administratief complex ? Traditioneel wordt het gemak voor aandeelhouder én voor bestuur van gedematerialiseerde aandelen als sterk pluspunt naar voor geschoven. Zo heeft de aandeelhouder geen risico meer op verlies, diefstal of beschadiging, worden dividenduitkeringen automatisch op rekening geboekt, wordt hij via rekeninguittreksel van alle wijzigingen op de hoogte gebracht, inclusief van alle mogelijke corporate events, krijg hij jaarlijks een overzicht van inhoud van effectenrekening,… Ook voor het bestuur van de onderneming zou dit alleen maar voordelen opleveren want de opvolging van de totale omloop, de boeking van de effectenstromen, de verwerking van corporate events, … alles wordt verzorgd door de “top van de piramide”. Het zou zelfs personeelskosten besparend zijn daar al deze taken niet door de vennootschap zelf dienen uitgevoerd te worden. Deze voordelen zijn zeker terecht voor de particuliere aandeelhouder-belegger in genoteerde effecten, alsook voor het bestuur van deze grote ondernemingen, waar aandelen vlot en snel van eigenaar moeten kunnen veranderen. Maar zijn ze ook zo terecht bij een familiale KMO? Is er dan zoveel meer administratie verbonden aan het werken met een nominatief aandeelhoudersregister bij een vennootschap met slechts een handvol aandeelhouders, waar weinig of geen wissels in aandeelhouderschap gedurende soms decennia voorkomen, waar weinig of geen corporate events doorgaan, waar de enige administratieve taak erin bestaat het aandeelhoudersregister in te vullen en misschien eens te moeten wijzigen in de loop van de volgende decennia? Kan het voor deze bedrijfsleiders en hun vennootschap niet juist complexer worden om te werken met een “top van de piramide”, bijvoorbeeld bij een beslissing tot dividenduitkering 228 ?
3. Kostelijk ? Zowel
bij
aandelen
op
naam,
als
bij
gedematerialiseerde
aandelen,
zal
de
vennootschap
een
aandeelhoudersregister moeten aanleggen en bijhouden. Dat dit in grote ondernemingen, administratieve kosten met zich meebrengt, zoals o.a. personeelskosten, spreekt voor zich. Maar ook hier gelden dezelfde bedenkingen als hierboven voor onze familiale KMO ‘s: meer kosten dan de aankoop van zo ’n boek, te verkrijgen in elke respectabele papierzaak, zien we niet. Daar de vennootschapswet nu uitdrukkelijk voorziet in de mogelijkheid van een elektronisch aandeelhoudersregister 229 , valt deze aankoopkost mogelijks nog weg. Modellen voor een dergelijk elektronisch register zijn er ook voldoende beschikbaar 230 . Bij wijze van voorbeeld, in bijlage het model dat KBC aan haar klanten, die hierom verzoeken, ter beschikking stelt. Tevens in bijlage een model van certificaat van inschrijving van een aandeel op naam 231 . Hoewel een omzetting op naam geen onmiddellijke statutenwijziging vereist 232 , zal vroeg of laat de verwijzing naar toonderaandelen toch moeten verdwijnen uit de statuten, zodat ook deze kost identiek is, zowel bij een omzetting in aandelen op naam, dan wel in gedematerialiseerde aandelen.
228
Zie hoger geformuleerde bedenking bij het uitgewerkte voorbeeld van de werking met een top van de piramide Art. 463 W. Venn.; zie supra voetnoot 207. 230 Zie www.demat.be, modellen. 231 Zie Bijlage 4 en Bijlage 5. 232 Zie supra Hoofdstuk 3, 4, c. De statutenwijziging. 229
65
4. Hét orgelpunt in de keuzevorming voor de bedrijfsleider van een familiale onderneming Elke twijfelende bedrijfsleider besluit uit de hierboven opgesomde voor- en nadelen dat gedematerialiseerde aandelen hem toch een zekere anonimiteit blijven garanderen, en dat die variant van de handgift, de “bankgift”, kosteloze overdrachten mogelijk houdt. De andere door ons opgesomde argumenten in het voordeel van naamsaandelen overtuigen hem niet…tot we hem het prijskaartje van het werken in zijn concreet geval met een “top van de piramide” voorleggen, alsook dat van het aanhouden op effectenrekening van zijn positie aandelen in zijn eigen vennootschap… Orgelpunt in de keuze voor een KMO, en ook in deze masterproef, zit hem o.i. juist hierin, hoewel nergens zo duidelijk bevestigd in de bestaande literatuur. In dit aspect komt, meer dan waar ook, het reeds vaak aangehaalde specifieke kenmerk van een familiebedrijf, m.n. de cumulatie in hoofde van één of een beperkt aantal personen van verschillende hoedanigheden, als aandeelhouder én bestuurder, tot een climax. Waar een aandeelhouder-belegger slecht met een deel van het kostenaspect geconfronteerd wordt (bewaarloon op effectendepot), zal de KMO-aandeelhouder een dubbele kostenstructuur ervaren aan een keuze voor omzetting in gedematerialiseerde aandelen: - kosten te dragen door de vennootschap, waarmee hij zich vereenzelvigt, - kosten persoonlijk te dragen, als aandeelhouder. Bovendien kan dit kostenluik niet beschouwd worden als een loutere eenmalige opstartkost, maar wel in tegendeel, voor een groot stuk als een steeds wederkerende, jaarlijks kostenpakket. Terzake dient volgend onderscheid gemaakt te worden: - kosten verbonden aan de eigenlijke dematerialisatie, ontwaarding, bewaring en/of vernietiging van de oude toonderstukken, en - kosten verbonden aan eventuele latere “corporate events” Of schematisch 233 :
KOSTEN
aandeelhouder KBC Bank
KBC Securities
KBC Securities
Vennootschap
We konden enkel tot onderstaande bevindingen komen door er de tarievenkaarten bij te nemen van enerzijds een erkend rekeninghouder die de functie van “top van de piramide” aanbiedt aan KMO ‘s, en anderzijds van een erkend rekeninghouder, bij wie de bedrijfsleider zijn aandelen op effectenrekening kan plaatsten. We deden ook hiervoor een beroep op KBC, en bestudeerden de respectievelijke tarievenkaarten 234 van KBC Securities, “top van 233
Hoger wezen we erop dat het ook mogelijk is dat een aandeelhouder zijn aandelen plaatst op een effectenrekening, rechtstreeks bij de erkend rekeninghouder, die aangeduid werd als top van de piramide. Vandaar dat dit schema er nog eens expleciet op wijst dat er ook een contractuele relatie kan ontstaan tussen een individuele aandeelhouder en KBC Securities. In het uitgewerkt voorbeeld kozen de aandeelhouders ervoor hun aandelen op hun effectenrekening te plaatsen bij KBC Bank, en niet bij KBC Securities. Vandaar de benadrukking in het schema van de relatie aandeelhouder-KBC Bank enerzijds, en vennootschap-KBC Securities anderzijds. 234 Beide tarievenkaarten, “Tarieven. Top van de piramide” en “Tarieven van de voornaamste effectenverrichtingen”, zijn opvraagbaar in elk KBC kantoor alsook via www.kbc.be; Zie bijlage 6 en 7.
66
de piramide” voor de KBC Groep, en KBC Bank, een van de erkende rekeninghouders van de KBC Groep. Vervolgens implementeerden we onze bevindingen in een concreet voorbeeld.
Voorbeeld Nemen we Dhr. en Mevr. KMO, aandeelhouders van NV KMO, een familiale onderneming tweede generatie, opgericht met 1000 aandelen aan toonder. Eigen vermogen: 1.000.000 € (Kapitaal = 100.000 € , reserves= 900.000 €) Dhr en Mevr KMO wensen hun aandelen te dematerialiseren via KBC Securities en laten hun bankkantoor eens berekenen wat hen dat zal kosten.
Kostenpakket 1: Eigenlijke dematerialisatie • Kosten voor aandeelhouder aangerekend door KBC Bank •
Deponering effecten op een KBC effectenrekening: gratis
•
Bewaarloon (Jaarlijks): 0.2% en dalend op Eigen Vermogen 0 – 125.000
0,20 %
250 € (op deze schijf)
125.001-750.000
0,15 %
937,5 € (op deze schijf)
750.001- 5.000.000
0,10 %
4.250 € (op deze schijf)
> 5.000.000
0,05 %
+ 21 % BTW
In ons voorbeeld: EV= 1.000.000 € Æ 1.437 € + 21 % BTW = 1.739 €
• Kosten voor NV KMO aangerekend door KBC Securities •
Inboeking toondereffecten in totale omloop van KMO NV (eenmalige kost): 0.50 €/coupure + 21 % BTW In ons voorbeeld: 1000 coupures X 0,5 € = 500 € + 21 % BTW = 605 €
•
Basisvergoeding voor de functie “Top van de piramide”(Jaarlijks): Forfait = 500 € + 21 % BTW In ons voorbeeld: 500 (forfait) + 21 % BTW = 605 €
•
Omzetting van de positie toondereffecten naar gedematerialiseerde effecten op in statuten voorziene omzettingsdatum: Gratis Wat gebeurt er met de binnengebrachte toonderstukken ? − − −
Ze worden bewaard in de kluizen van de KBC tot verdere instructie van KBC Securities als “top van de piramide” (ontwaarden, vernietiging, aflevering aan KMO NV) op beslissing van KMO NV
•
Ontwaarding van toondereffecten (eenmalig): Gratis
•
Bewaren ontwaarde coupures (jaarlijks): 0.10 €/coupure + 21 % BTW In ons voorbeeld: 1000 coupures X 0,10 € = 100 € + 21 % BTW = 121 €
•
Aflevering ontwaarde coupures (eenmalig): 0.10 €/coupure + 21 % BTW In ons voorbeeld: 1000 coupures X 0,10 € = 100 € + 21 % BTW = 121 €
•
Vernietiging ontwaarde coupures (eenmalig): 0.50 €/coupure +21% BTW In ons voorbeeld: 1000 coupures X 0,50 € = 500 € + 21 % BTW = 605 €
67
• Samenvattend kostenpakket 1: Eigenlijke dematerialisatie Kosten in relatie aandeelhouder vs KBC Bank
Kosten in relatie KMO NV – KBC Securities
Eenmalig
Jaarlijks
Eenmalig
Jaarlijks
Deponering in effectenrekening: Gratis
Bewaarloon: 0,20 % en dalend + BTW
Inboeking in totale omloop: 0,5 €/ coup + BTW
Basisvergoeding ‘Top van de piramide’: 500 € + BTW
0
In ons voorbeeld: 1.739 €/JAAR
In ons voorbeeld: 605 € eenmalig
In ons voorbeeld: 605 €/JAAR
Ontwaarden: Gratis
Bewaren ontwaarde coupures:
Afleveren: 0,1 €/ coupure + BTW
0,1 €/ coupure + BTW
Wat met de toonderstukken na dematerialisatie ?
Vernietiging: €/ coup + BTW
0,5
In ons voorbeeld: Afleveren: 121 € Vernietiging:605 €
In ons voorbeeld: Bewaren: 121 €/JAAR
Kostenpakket 2: Corporate events •
Soorten “corporate events”: 1. Algemene acties: Jaarlijkse algemene vergadering 2. Uitbetaling van inkomsten: Dividenden, Kapitaalsverhoging/ -vermindering,… 3. Regularisatieverrichtingen: Splitsen van effecten, naamswijzigingen,…
Kosten in relatie aandeelhouder vs KBC Bank
Kosten in relatie KMO NV – KBC Securities
Kost aangerekend/corporate event KBC Bank vervult gratis loketfunctie voor KBC Securities inzake corparate events:
- Aflevering toegangskaarten AV - Uitkering nettodividend op rekening - Briefwisseling rond corporate actions (kapitaalsverhoging, kapitaalsverlaging, splitsing, ruilen,…)
Algemene vergadering: Registratie en blokkering effecten voor A.V.: 30 eur + 21 % BTW / toegangskaart In ons voorbeeld: 72,6 €/ 2 toeganskaarten Dividenduitbetaling: Totaal Nettodiv X 0.40% (+ BTW)
Æ Minimaal= 250 € (+ 21 % BTW) In ons voorbeeld: Stel nettodividenduitkering van 75.000 €= 363 €
Kapitaalsverhoging: 1. Begeleiding: Vast: 250 € + 21 % BTW 2. 2. Administratieve verwerking: totaal bedrag kap.verh X 0,40 % + 21 % BTW Æ Minimaal= 250 € (+ 21 % BTW) In ons voorbeeld: Stel kapitaalsverhoging van 100.000 € = 302,3 € + 484 €
Splitsen/ruilen effecten: Vast : 250 € + 21 % BTW In ons voorbeeld = 302,3 €
68
Conclusie: De afschaffing van de effecten aan toonder : een vloek of een opportuniteit voor de aandeelhouder van een familiale KMO ? Uit bovenstaande analyse menen we te mogen besluiten dat de afschaffing van de effecten aan toonder zeker niet zo ’n vloek impliceert als menig bedrijfsleider meent: anonimiteit, discretie én planning blijven mogelijk. Enkel de oneigenlijke planningstechnieken gaan er uit. Waar gedematerialiseerde aandelen tijdens leven misschien iets meer discretie bieden dan naamsaandelen, menen we toch dat de overgrote meerderheid van de KMO ’s, gezien het prijskaartje verbonden aan het werken met een “top van de piramide”, zal kiezen voor omzetting op naam. Maar hiermee is de kous niet af. Wel integendeel. Wat men nu ook kiest, het is geen overbodige luxe om de omzettingsoperatie grondig én tijdig voor te bereiden. De omzetting zal immers dikwijls een confrontatie inhouden met een vroeger gevoerde politiek van aandelen in de mist en met eventuele juridische en/of fiscale zonden uit het verleden. Er zijn nogal wat omstandigheden denkbaar waarin psychologische of juridische elementen kunnen betrokken worden in een spel van (familiale) politiek of aandeelhoudersmacht. Zo kan het statutair opleggen van nominatieve aandelen een aantal aandeelhouders dwingen om met hun aandelen boven water te komen, of net omgekeerd, om hun stemrecht niet uit te oefenen indien zij de aandelen niet kunnen/willen inschrijven in het register, omdat er in een (recent) verleden fiscale overtredingen zijn begaan m.b.t. die aandelen, of nog omdat er statutaire voorkooprechten of erfrechtelijke aanspraken van familieleden omzeild werden. Ingeval fiscale fouten worden vastgesteld m.b.t. de aandelen zal, gezien het vaak om aanzienlijke bedragen gaat, de mogelijkheid en opportuniteit van een fiscale regularisatie moeten nagegaan worden. Dergelijke demonen uit het verleden die op aandelen wegen, kunnen de controle over en zelfs de continuïteit van de onderneming in het gedrang brengen. Ze kunnen verhinderen dat stemrechten ten volle worden uitgeoefend en zo fusie- of overnameoperaties bemoeilijken. De omzetting zal dus ook het moment zijn om naar de toekomst te kijken. Minderheidsaandeelhouders zullen misschien besluiten dat de verandering van de aandelen een aanleiding is om uit het bedrijf te stappen, omdat men toch geen inspraak had in het beleid, noch in de dividendpolitiek. De pater familias zal zich afvragen of hij wel stevig in het zadel zit nu er meer duidelijkheid zal komen over het aandeelhouderschap, terwijl zijn zoon, troonsopvolger, de familiale opvolging geregeld wil zien. De hele successieplanning moet herbekeken worden nu de “toonder”-trukendoos verdwenen is. Grote verschuivingen in aandelenpakketten zitten eraan te komen. Ook de structuur van de onderneming zelf en haar toekomstplannen zullen moeten herbekeken worden. Soms bestaat de raad van bestuur alleen op papier en moet de structuur opnieuw worden gewaardeerd. Denkt men aan uitbreiding door overnames of zal men eerder zelf overlater worden? Is er behoefte aan bijkomend bedrijfskapitaal en hoe zal dit gefinancieerd worden? Komt er een uitgifte van aandelen, zal dat er een zijn met gedematerialiseerde aandelen of aandelen op naam? … Kortom, eerder dan een vloek, is het verdwijnen van de toonderaandelen voor elke bedrijfsleider aan te grijpen als een opportuniteit om af te rekenen met spoken uit het verleden en volop te plannen aan de toekomst. Dat dit niet over één nacht ijs kan gebeuren, besefte zelfs onze wetgever, waar hij KMO ’s ruim de tijd gaf om, enerzijds, deze fiscale en andere zonden uit het verleden weg te werken, eventueel via de fiscale regularisatie, en anderzijds, de omzetting en de toekomst grondig voor te bereiden. De tijd vliegt snel, gebruik hem wel !
69
Bijlagen
Bijlage 1: UNIZO: Tabel “Aantal vennootschappen tewerkstellingsklasse”, per 1 januari 2007.
volgens
regio,
juridische
vorm en
Bijlage 2: Model van certificaat conform art. 465 W. Venn., uitgewerkt door KBC, voor niet-genoteerde vennootschappen die wensen te dematerialiseren via KBC Securities.
Bijlage 3: Model van statutaire clausules voor niet-genoteerde vennootschappen, opgesteld door Demat Task Force.
Bijlage 4: Model van elektronisch register voor aandelen op naam van een NV, uitgewerkt door KBC, voor niet-genoteerde vennootschappen die wensen te om te zetten in aandelen op naam.
Bijlage 5: Model van Certificaat van inschrijving van een aandeel op naam van een NV in het naamsregister, uitgewerkt door KBC, voor niet-genoteerde vennootschappen, die wensen te om te zetten in aandelen op naam. Bijlage 6: Tarievenkaart KBC Securities “top van de piramide”.
Bijlage 7: Tarievenkaart KBC Bank – Bewaarloon op effectenrekening.
70
Bijlage 1: UNIZO: Tabel “Aantal vennootschappen volgens regio, juridische vorm en tewerkstellingsklasse”, per 1 januari 2007 235 Provincie/ 0
1-4
5-9
10-19
20-49
Juridische Vorm Vlaanderen
100-
200-
500-
199
499
999
720
418
118
50-99
+ 999
Totaal
57
232.704
140.420 60.030
14.892
8.577
5.904
1.568
BVBA
83.882
41.276
8.103
3.317
1.360
176
63
32
7
6
138.222
NV
31.680
12.945
5.979
4.903
4.338
1.346
634
372
106
48
62.351
BV
8.904
2.910
403
125
54
11
1
4
0
0
12.412
CV
5.366
1.475
279
186
124
30
18
7
3
2
7.490
VOF
4.344
709
33
4
4
2
2
1
0
0
5.099
GCV
4.178
470
27
11
7
0
1
1
2
1
4.698
CVA
1.479
161
48
18
9
2
1
1
0
0
1.719
LV
552
54
4
1
0
0
0
0
0
0
611
VEN. SOC
35
30
16
12
8
1
0
0
0
0
102
Brussel
42.261
14.013
2.758
1.595
1.202
339
199
140
46
58
62.611
BVBA
23.981
9.213
1.282
516
234
34
16
5
2
2
35.285
NV
10.750
3.321
1.290
948
888
274
172
118
41
54
17.856
CV
4.284
827
125
65
41
14
6
7
3
1
5.373
13
3
6
BV
2.168
539
51
50
26
GCV
598
66
2
4
4
VOF
267
19
4
4
3
3
CVA
191
19
1
4
5
1
VEN. SOC
20
9
3
4
1
LV
2
2.856 674
2 1
1
2
303 224
1
38 2
Wallonië
52.084
25.409
6.346
3.505
2.339
528
239
124
47
19
90.640
BVBA
29.093
16.746
3.387
1.294
509
55
12
7
0
0
51.103
NV
10.424
5.316
2.424
1.984
1.667
428
208
104
38
15
22.608
CV
6.090
1.678
324
141
115
30
10
10
7
4
8.409
BV
4.353
1.220
162
67
15
6
4
0
1
0
5.828
GCV
902
189
12
1
0
2
0
0
0
0
1.106
VOF
555
105
4
1
1
0
0
0
0
0
666
LV
381
72
1
0
0
0
0
0
0
0
454
CVA
226
37
13
7
9
1
2
3
1
0
299
VEN. SOC
60
46
19
10
23
6
3
0
0
0
167
19
2
0
0
1
0
0
0
0
0
22
11
2
Andere BVBA NV
7
CV
1
Totaal België
234.784 99.454
13 1
8 1
23.996
13.677
9.446
2.435
1.158
682
211
134
385.977
Bron: UNIZO-CofaceEuroDB 235
Bron: UNIZO-CofaceEuroDB. De statistieken zijn samengesteld in samenwerking met Coface EuroDB en houden rekening met de gegevens van de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO), BTW gegevens, het Belgisch Staatsblad, de RSZ,… en worden continu bijgewerkt. De cijfers geven de situatie weer op 1 januari 2007, http://www.unizo.be/statistieken/#Aantal%20volgens%20juridische%20vorm.
71
Bijlage 2: Model van certificaat conform art. 465 W. Venn., uitgewerkt door KBC 236 , voor niet-genoteerde vennootschappen die wensen te dematerialiseren via KBC Securities.
(Naam Maatschappij) Naamloze Vennootschap Zetel : (adres) RPR ...........................
CERTIFICAAT VAN NOMINATIEVE INSCHRIJVING Nr. .....
De Maatschappij verklaart dat
KBC SECURITIES Havenlaan 12 1080 Brussel ingeschreven is in de registers van de Maatschappij als ‘eigenaar’ van AANTAL (+ aantal voluit geschreven) aandelen. Deze aandelen zijn zonder nominale waarde. Brussel, datum
(Naam maatschappij)
(naam) secretaris Raad van Bestuur
(naam) gedelegeerd bestuurder
______________________________________ NB Onderhavig certificaat is geen eigendomstitel: het heeft alleen waarde als bewijs van inschrijving in het aandelenregister op het ogenblik van de uitreiking. Het is niet verhandelbaar. In geval van overdracht moet het worden geruild.
236
Brochure KBC “Niet genoteerde vennootschapseffecten”, https://multimediafiles.kbcgroup.eu/ng/published/KBC/PDF/ VERMOGENSOPBOUW/SPB_PDF_document_Dematerialisatie_niet_genoteerde_vennootschapseffecten.pdf
72
Bijlage 3: Model van statutaire clausules voor niet-genoteerde vennootschappen, opgesteld door Demat Task Force 237 “A. De effecten zijn op naam, aan toonder of gedematerialiseerd (Opgelet : de raad van bestuur moet contact opnemen met een vereffeningsinstelling of een erkende rekeninghouder in de zin van art. 475ter W.Venn., vóór de dematerialisering van de effecten aan toonder, om alle nodige maatregelen te nemen): “De niet volgestorte aandelen zijn op naam. De volgestorte aandelen en de andere effecten van de vennootschap zijn op naam,aan toonder of gedematerialiseerd, binnen de beperkingen voorzien door de wet. Mogelijke aanvulling: De titularis kan op elk ogenblik op zijn kosten de omzetting vragen van zijn effecten in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten. Het gedematerialiseerd effect wordt vertegenwoordigd door een boeking op rekening, op naam van de eigenaar of de houder, bij een erkende rekeninghouder of bij een vereffeningsinstelling.Op de vennootschapszetel wordt voor elke categorie effecten op naam een register bijgehouden. Elke titularis van effecten kan kennisnemen van het register met betrekking tot zijn effecten. Mogelijke aanvulling : De effecten aan toonder die zijn uitgegeven door de vennootschap en dewelke zich op een effectenrekening bevinden op ... [DATUM], bestaan in gedematerialiseerde vorm vanaf die datum. De andere effecten aan toonder worden, naarmate zij vanaf... [DATUM] op een effectenrekening worden ingeschreven, eveneens automatisch gedematerialiseerd. Mogelijke aanvulling (zie artt. 7 en 8 van de wet voor de uiterste datum): De effecten aan toonder die zijn uitgegeven door de vennootschap en die niet zijn ingeschreven op een effectenrekening, worden van rechtswege omgezet in gedematerialiseerde effecten op ... [DATUM].” B. De effecten zijn op naam of aan toonder (geen dematerialisering) “§1. De niet volgestorte aandelen zijn op naam.De volgestorte aandelen en de andere effecten van de vennootschap zijn op naam of aan toonder, binnen de beperkingen voorzien door de wet. De titularis van effecten aan toonder kan op elk ogenblik op zijn kosten de omzetting vragen van zijn effecten in effecten op naam.Op de vennootschapszetel wordt voor elke categorie effecten op naam een registerbijgehouden. Elke titularis van effecten kan kennisnemen van het register met betrekking tot zijn effecten. Mogelijke aanvulling (zie artt. 7 en 8 van de wet voor de uiterste datum): §2. De effecten aan toonder die zijn uitgegeven door de vennootschap worden van rechtswege omgezet in effecten op naam op ... [DATUM]. Zij worden ingeschreven in het register van de effecten op naam binnen de maand volgend op de automatische omzetting, op naam van de vennootschap, tot de titularis zich bekend maakt. Deze inschrijving op naam van de vennootschap verleent haar niet de hoedanigheid van eigenaar.”
237
http://www.dmat.be/index.html?file=19, p2-4
73
Bijlage 3: Model van statutaire clausules voor niet-genoteerde vennootschappen, opgesteld door Demat Task Force (vervolg)
C. De effecten zijn uitsluitend op naam (onmiddellijke afschaffing van de effecten aan toonder, zonder dematerialisering) “Alle effecten van de vennootschap zijn op naam. Zij dragen een volgnummer.Op de vennootschapszetel wordt voor elke categorie effecten op naam een register bijgehouden. Elke titularis van effecten kan kennisnemen van het register metbetrekking tot zijn effecten.” D. De effecten zijn op naam of gedematerialiseerd (onmiddellijke afschaffing van de effecten aan toonder, met dematerialisering) (Opgelet : de raad van bestuur moet contact opnemen met een vereffeningsinstelling, vóór de omzetting van de bestaande effecten aan toonder, om alle nodige maatregelen te nemen) “De niet volgestorte aandelen zijn op naam.De volgestorte aandelen en de andere effecten van de vennootschap zijn op naam of gedematerialiseerd. Mogelijke aanvulling: De titularis kan op elk ogenblik op zijn kosten de omzetting vragen van zijn effecten in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten.Het gedematerialiseerd effect wordt vertegenwoordigd door een boeking oprekening, op naam van de eigenaar of de houder, bij een erkende rekeninghouder of bij een vereffeningsinstelling.Op de vennootschapszetel wordt voor elke categorie effecten op naam een registerbijgehouden. Elke titularis van effecten kan kennisnemen van het register metbetrekking tot zijn effecten.”
74
Bijlage 4: Model van elektronisch register voor aandelen op naam van een NV, uitgewerkt door KBC 238 , voor niet-genoteerde vennootschappen die wensen te om te zetten in aandelen op naam
238
Dit model te verkrijgen in elk kantoor van KBC Bank & Verzekeringen.
75
Bijlage 5: Model van Certificaat van inschrijving van een aandeel op naam van een NV in het naamsregister, uitgewerkt door KBC 239 , voor niet-genoteerde vennootschappen, die wensen te om te zetten in aandelen op naam MODEL 2 : CERTIFICAAT VAN INSCHRIJVING VAN EEN AANDEEL OP NAAM Opgelet! Onderstaand voorbeeld dient enkel en alleen als richtinggevend model en dient aangepast te worden naargelang elk specifiek geval. [
] (“de Vennootschap”) Zetel : [ ] RPR [Zetel bevoegde rechtbank van koophandel] [ondernemingsnummer] BTW BE [BTW- nummer vermelden indien toepasselijk] ] [Rekeningnummer] Certificaat van inschrijving van aandelen op naam – certificaat nummer [NUMMER VAN HET CERTIFICAAT] Het kapitaal van de Vennootschap bedraagt op heden [BEDRAG] euro en is verdeeld in [AANTAL] aandelen op naam, zonder nominale waarde. Op heden staat in het register van aandeelhouders van de Vennootschap ingeschreven: [NAAM VENNOOTSCHAP], met zetel te [ADRES], RPR [ZETEL BEVOEGDE RECHTBANK VAN KOOPHANDEL] [ONDERNEMINGSNUMMER] OF [NAAM NATUURLIJKE PERSOON], met woonplaats te [ADRES] als houder van [AANTAL] aandelen met nummers [NUMMERS VAN DE AANDELEN], zonder nominale waarde, [ALLE VOLSTORT/GEDEELTELIJK VOLSTORT]. Dit certificaat is geen eigendomstitel van aandelen op naam en is niet verhandelbaar; het geldt enkel als een bewijs dat voornoemde houder op de datum van aflevering van dit certificaat is ingeschreven in het register van aandeelhouders op naam als houder van het voormelde aantal effecten. In geval van gehele of gedeeltelijke overdracht van voormelde aandelen, dient dit bewijs terug bij de Vennootschap te worden ingeleverd. Uitgegeven te [PLAATS] op [DATUM]
[HANDTEKENING] [NAAM] Bestuurder
239
[HANDTEKENING] [NAAM] Bestuurder
Dit model te verkrijgen in elk kantoor van KBC Bank & Verzekeringen.
76
Bijlage 6: Tarievenkaart KBC Securities “top van de piramide” 240
240
Deze tartievenkaart is te verkrijgen in elk kantoor van KBC Bank & Verzekeringen.
77
Bijlage 7: Tarievenkaart KBC Bank – Bewaarloon op effectenrekening241
241
Zie KBC Bank & Verzekeringen, “Tarieven van de voornaamste effectenverrichtingen, 1 februari 2009”, https://www.kbc.be/IPA/documents/PUBLISHED/KBC/PDF/VERMOGENSOPBOUW/pdf_SPB_tarieven_voornaamste_eff ectenverrichtingen.pdf, 10.
78
BIBLIOGRAFIE A.
Wetgeving
•
Richtlijn 2003/48/EG 3 juni 2003 van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, BS 26 juni 2003 - Europeese Spaarrichtlijn
•
Burgerlijk Wetboek - BW
•
Wetboek van vennootschappen 7 mei 1999, BS 6 augustus 1999 - W.Venn.
•
Wetboek der successierechten 31 maart 1936, BS 7 april 1936 - W.Succ.
•
Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten 30 november 1939, BS 1 december 1939 - W.Reg.
•
Wetboek 10 april 1992 van de inkomstenbelastingen 1992, BS 30 juli 1992 - WIB 1992
•
Wet 5 maart 1952 betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten, BS 3 april 1952 - Wet opdecimes geldboeten
•
Wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, BS, 25 januari 1991.
•
Wet van 22 juli 1991 betreffende de thesauriebewijzen en depositobewijzen, BS 21 september 1991
•
Wet van 7 april 1995 tot wijziging van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935 en tot wijziging van het KB nr. 62 van 10 november 1967 ter bevordering van de omloop van effecten, BS 18 mei 1995.
•
Wet 31 december 2003 houdende invoering van een eenmalige bevrijdende aangifte, BS 9 januari 2004, ed. 2 – EBA-wet.
•
Wet 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder, BS 23 december 2005 en erratum, BS, 6 februari 2006 – Wet Afschaffing Toondereffecten
•
Wet 25 april 2007 houdende diverse bepalingen (IV), BS 8 mei 2007, hoofdstuk II : Wijziging van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder en wijziging van het Wetboek van vennootschappen
•
Programmawet van 27 december 2005, artt. 121-127, BS 30 december 2005, ed. 2 regularisatie.
•
Wet 21 december 2007 houdende diverse bepalingen, BS 31 december 2007, hoofdstuk III : Dematerialisatie van effecten aan toonder
•
Gecoördineerd Koninklijk besluit nr. 62 van 11 november1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, BS 23 februari 2004.
•
Koninklijk besluit 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, BS 13 september 1993 - KB WIB 1992
•
Koninklijk besluit 12 januari 2006 betreffende de gedematerialiseerde vennootschapseffecten, BS 3 februari 2006 – KB Demat
•
Koninklijk besluit 26 april 2007 tot toepassing van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, BS 9 juli 2007
•
Koninklijk besluit 7 december 2007 tot aanpassing van de fiscale wetgeving en de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België aan de bepalingen van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, BS 12 december 2007
– Wet fiscale
79
B.
Rechtspraak
•
Brussel, 23 mei 1996, Fisc. Koer. 1996, 411-416.
•
Rb. Antwerpen, 7 november 1994, Rép. R.J., S 105/06.03.
•
Rb. Brussel 31 oktober 2002, T.R.V . 2003, afl. 6, 546-546
•
Rb. Brussel 11 mei 1973, Rev. prat. soc . 1973, nr. 5781, 302.
•
Gent, 22 mei 1997, T.R.V. 1997, 500-507, met noot F. HELLEMANS.
•
Kh. Veurne, 12 december 2001, T.R.V. 2003, 86-91, met noot D. PIGNOLET en K. VANWINCKELEN.
C.
Rechtsleer
•
ANDRÉ-DUMONT, A.-P., “ La suppression des titres au porteur en droit commercial . La suppression des titres au porteur et le droit des sociétés”, JT 2008, 437-443.
•
BLINDEMAN, C., “Afschaffing van de toondereffecten”, T.Fin.R. 2006, 1526-1531.
•
BONTE, A., HELLEMANS, F. en MEULYZER, S., “Afschaffing effecten aan toonder”, in Fiscaal praktijkboek 2006 – 2007 . Directe belastingen, Mecehelen, Wolters – Kluwer, 271-303.
•
BOURS, J.-P., “La suppression des titres au porteur en droit fiscal. Suppression des titres au porteur et disparition du ‘secret bancaire’: quelles perspectives d’avenir pour la taxation de l’ épargne en Belgique?”, JT 2008, 444-451.
•
BRAECKMANS, H., “De afschaffing van de effecten aan toonder en andere wijzigingen aan het Wetboek van Vennootschappen door de wetten van 14 december 2005 en 25 april 2007”, RW 2007-08, 722-733.
•
COVELLIERS, D., “Afstemming fiscale regelgeving op afschaffing effecten aan toonder”, Fiscoloog 2008, nr.1100, 5-7.
•
DAYEZ, A., “Le volet fiscal de la dématérialisation des titres – Premiers commentaires”, Bank Fin.R. 2008-1, 46-51.
•
DE GEYTER, S., DELBOO, M. en LALEMAN, P., Toonderstukken afgeschaf, uw 70 antwoorden, Antwerpen, Intersentia, 2007, 188p.
•
DE PAGE, P., “La suppression des titres au porteur et la planification successorale”, Revue du notariat belge 2008, 198-222.
•
DE WILDE D’ ESTMAEL, E., “La suppression des titres au porteur en droit patrimonial. Les conséquences patrimoniales de la disparition des titres au porteur?”, JT 2008, 452-456.
•
DIEUX, X., “La loi du 14 décembre 2005 portant suppression des titres au porteur et le droit des sociétés”, Bank Fin.R. 2006-3, 140-144.
•
FERON, B. en PIJCKE, A.-S., “La dématérialisation des titres cotés et la suppression des titres au porteur”, Bank Fin.R. 2006-3, 123-139.
•
HINNEKES, P., HELLEMANS, F. en VAN GILS, M., “Fiscale implicaties van de afschaffing van de effecten aan toonder”, AFT 2006, afl. 7-8, 16-32.
•
MAUS, M., “Tweede zit voor de fiscale amnestie-bis? De voor- en nadelen van de nieuwe regeling rond de fiscale regularisatie”, AFT 2006, afl. 04, 3-27.
•
MEULEMANS, D., De afschaffing van effecten aan toonder. Een stand van zaken, tekst Vastgoed- en Financieel Recht, K.U. Brussel, 2007, 1-14.
•
MEULYZER, S. en HELLEMANS, F., "Exit effecten aan toonder : hoe verloopt het concreet ?", Balans 2006, afl. 535, 1-8.
80
•
PALMAERS, G., “De wet van 14 december 2005 houdende de afschaffing van de effecten aan toonder”, T.R.V. 2006, 171- 202.
•
SPRUYT, E., “Omtrent schenking van aandelen op naam via het register van aandelen”, T.R.V . 2003, afl. 6, 520-525.
•
SPRUYT, E., “Reeks vermogensplanning. De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel I. De juridische invalshoek”, AFT 2008, afl. 8-9, 17-104.
•
SPRUYT, E., “Reeks vermogensplanning. De schenking: het paradepaard van de successieplanning. Deel II. De fiscale invalshoek”, AFT 2008, afl. 10, 17-104.
•
SUNT, C., “Dematerialisatie van vennootschapseffecten”, in K. BYTTEBIER, R. FELTKAMP en A. FRANÇOIS (red.), De gewijzigd vennootschapswet 1995, Antwerpen, Kluwer, 425-468.
•
TISON, M., “De afschaffing van toondereffecten in Belgisch recht – Teloorgang van de Belgian dentist”, in Jaarboek CBR 2006-2007, Antwerpen, Intersentia, 2007, 557-583.
•
TISON, M., “De uitgifte van gedematerialiseerde vennootschapseffecten. Bemerkingen bij de wet van 7 april 1995”, in H. BRAECKMANS en E. WYMEERSCH (red.), Het gewijzigd vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996, 227-261.
•
VAN DER HAEGEN, M., “La Nouvelle loi sur les titres dématérialisés: regime des action et obligations dématérialisées émises par les sociétés anonymes de droit belge”, Revue Pratique des Sociétés 1996, 5-30.
•
VAN DE STEEN, L., “Dematerialisatie in het Belgisch effectenrecht: nieuwe evoluties inzake afschaffing effecten aan toonder en rol van de vereffeningsinstellingen”, T.R.V. 2007, 467-495.
•
VAN GERVEN, D., “Gedematerialiseerde effecten”, RW 2007-08, 1698-1710.
•
VAN GILS, M. en HINNEKES, P., “Afschaffing effecten aan toonder. Ook voor gedematerialiseerde aandelen roerende voorheffing van 15 %”, Fiscale Actualiteit 2007, nr. 44, 14-19.
•
VERDINGH, Y., “Het vennootschapsrechtelijk en fiscale regime van gedematerialiseerde vennootschapseffecten”, in Fiscale dossiers Vandewinckele 1998, Diegem, Ced. Samsom, 1-89.
•
WEYTS, L., “Afschaffing van aandelen aan toonder: het einde van de gorilla ’s in de mist”, T.Not. 2008, 314318.
D.
Overige bronnen
•
www.cbfa.be • Lijst erkende rekeninghouders, http://www.cbfa.be/nl/vi/cust/li/html/shr2_li.asp.
•
www.demat.be • Brochure “Afschaffing effecten aan toonder. Een aandachtspunt voor KMO ‘s”, http://www.dmat.be/index.html?page=19&lang=nl&. • FAQ, http://www.dmat.be/index.html?page=3&_call=sfq&lang=nl. • Modellen van statutaire clausules, http://www.dmat.be/index.html?file=19.
•
www.fortis.be • “Dossier Dematerialisatie”, http://www.fortisbusiness.com/fbweb/upload/bel_nl/pdf/demat_2007_Q3_N.pdf.
•
www.kbc.be • Brochure “Het einde van papieren effecten in zicht”, https://multimediafiles.kbcgroup.eu/ng/published/KBC/PDF/SPABEL/dematerialisatie_nl.pdf. • Brochure “KBC, uw partner bij de dematerialisatie van effecten”, https://multimediafiles.kbcgroup.eu/ng/published/KBC/PDF/VERMOGENSOPBOUW/SPB_PDF_docum ent_Dematerialisatie_niet_genoteerde_vennootschapseffecten.pdf.
81
•
Brochure “Niet-genoteerde vennootschapseffecten”, https://multimediafiles.kbcgroup.eu/ng/published/KBC/PDF/ VERMOGENSOPBOUW/ SPB_PDF_document_Dematerialisatie_niet_genoteerde_vennootschapseffecten.pdf. Tarievenkaart “Tarieven van de voornaamste effectenverrichtingen, 1 februari 2009”, https://www.kbc.be/IPA/documents/PUBLISHED/KBC/PDF/VERMOGENSOPBOUW/pdf_SPB_tarieve n_voornaamste_effectenverrichtingen.pdf. Tarievenkaart “Top van de piramide”, beschikbaar in elk bankkantoor. H
H
•
H
H
• •
www.ruling.be • Dienst Voorafgaande beslissingen in fiscale zaken, fiscale regularisatie, http://www.ruling.be/regularisatie.htm. H
H
•
•
H
www.tijd.be • “Omzetting toonderstukken gaat 1,5 miljoen Belgen aan”, De Tijd 2005, 4/5/2007. • “Treed uit de schaduw! Het einde van de papieren effecten treft ook uw familiebedrijf”, Netto 2007, 15/12/2007. • “Verdwijnen aandelen aan toonder wekt spoken in KMO ‘s”, De Tijd 2007, 15/11/2007. • “150.000 firma's hebben nog papieren effecten in bezit”, De Tijd 2008, 24/12/2008. H
www.unizo.be • Tabel “Aantal vennootschappen volgens regio, juridische vorm en tewerkstellingsklasse”, 1 januari 2007, http://www.unizo.be/statistieken/#Aantal%20volgens%20juridische%20vorm. H
H
•
H
SEMINARIES: •
FORTIS-Informatiesessie “De afschaffing van effecten aan toonder”, 24 oktober 2007, PP-presentatie, onuitgegeven: • LALEMAN, P.(Deloitte), “Het einde van effecten aan toonder”. • BLINDEMAN, C., “De afschaffing van effecten aan toonder”.
•
KBC Private Banking-seminairie, “Dematerialisatie, nieuwe opportuniteiten voor de familiale aandeelhouder”, 2008, PP-presentatie, onuitgegeven: • COOPMAN, B. (De Broeck-Van Laere-Van Camp-Coopman-Sandra Advocaten), “Afschaffing van effecten aan toonder: gevolgen voor de familiale aandeelhouder”. • SANDRA, J. (De Broeck-Van Laere-Van Camp-Coopman-Sandra Advocaten), “successieplanning en dematerialisatie”.
•
KBC-seminarie i.s.m. Kamer van notarissen Oost-Vlaanderen, Lochristi 5 mei 2008, en KBC-seminarie i.s.m. de Kamer van Notarissen van West-Vlaanderen, Brugge, 14 mei 2008, PP-presentatie, onuitgegeven: • BOLLEZ, K. en VANFLETEREN, D. (KBC Bank & Verzekeringen), “Anonimiteit via gedematerialiseerde aandelen ? Een dure aangelegenheid voor een familiebedrijf of een opportuniteit voor familiale opvolging ?”.
•
KBC-seminarie voor accountans, “Afschaffing aandelen aan toonder”, Oudenaarde, 21 november 2006, PP-presentatie, https://www.kbc.be/IPA/D9e01?t=~/accountants/extra_info_hmb: • DEEL 1: HELLEMANS, F. en MATTHYSEN, H., (Eubelius), “Afschaffing van de effecten aan toonder: wettelijk kader en praktische aandachtspunten”. • DEEL II: BATS, G., (Ernst & Young), “Afschaffing van aandelen aan toonder. Deel 2 : Opvolging in familiebedrijf –Aandachtspunten”. H
H
•
M&D Seminars, DE GEYTER, S., DELBOO, M. en LALEMAN, P., “Toonderstukken afgeschaft”, 25 april 2007, PP-presentatie, onuitgegeven.
•
M&D Seminars, PALMAERS, G., “De wet van 14 december 2005 houdende afschaffing effecten aan toonder”, Brasschaet, 16 maart 2006, tekst, onuitgegeven.
82