Hoe België met ‘schone’ lucht zijn Kyotodoelstelling afkocht
Sarah Lamote 11.11.11 • november 2013
1
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
11.dossier
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Inhoud Voorwoord 3 Samenvatting 3 De Belgische Kyotodoelstelling
4
Een totaalplaatje van het federale en Vlaamse aankoopbeleid 1. De federale aankoop van emissierechten
6
2. De Vlaamse aankoop van emissierechten 3. Hoe duurzaam zijn de aangekochte emissierechten? Kader: CDM in het Zuiden 4. Leeft België de basisprincipes na? 5. Hoe transparant verloopt de aankoop van emissierechten? 6. Is er sprake van een samenhangend beleid?
6 7 8 10 11 12 12
Het federale aankoopbeleid onder de loep
14
1. Eerste en tweede tender
14
2. 3. 4. 5. 6.
KfW 14 GIS: Het verhaal van de ‘groene’ emissierechten 15 Derde tender 17 Partnerschap met China 17 Nieuwe toekomstige visie? 17
Het Vlaams aankoopbeleid onder de loep 1. 2. 3. 4. 5.
Vlaanderen op eigen houtje Het moeilijke huwelijk tussen PMV en Vlaanderen Vlaanderen via de Wereldbank Gis: oud geleerd, jong gedaan? Nieuwe Vlaamse tender
Wat brengt de toekomst?
18 18 18 19 20 20
22
1. Geen verdeling of afspraken … 2. … maar toch doet iedereen zijn zin
22 22
Aanbevelingen 24 Conclusie 25 Bijlagen 26 Bijlage 1: Algemeen overzicht federale aankoop van emissierechten 26
Bijlage 2: Gedetailleerd overzicht federale aankoop emissierechten Bijlage 3: Gedetailleerd overzicht Vlaamse aankoop emissierechten Bijlage 4: Berekening aandeel aankoop emissierechten in totale Kyotodoelstelling
11.dossier 2
27 33 35
November 2013 VU Bogdan Vanden Berghe, Vlasfabriekstraat 11, 1060 Brussel
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Voorwoord Dit dossier moet gezien worden als een verlengde van het 11.dossier ‘CDM: schoon genoeg?’1. Dat rapport werd opgesteld door VODO vzw, het Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling, in samenwerking met 11.11.11 en dateert van februari 2011. Het dossier nam het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten (specifiek CDM, Clean Development Mechanism) onder de loep. Omdat de eerste Kyotoperiode van 2008 tot 2012 liep2, was het rapport ‘CDM: schoon genoeg?’ een eerste belangrijke momentopname. Vandaag, eind 2013, kunnen we het verhaal over
de eerste Kyotoperiode vervolledigen. Net als in het eerste dossier wordt in dit dossier gefocust op het federale en Vlaamse aankoopbeleid van emissierechten. De cases die in dit dossier worden besproken, moeten dan ook als aanvulling gezien worden op de cases uit het dossier van februari 2011.
1 VODO i.s.m. 11.11.11, 2011, CDM: Schoon genoeg? Vlaams en federaal CDM-beleid onder de loep, http://www.11.be/component/ docman/doc_download/984-11dossier-cdm-schoon-genoeg2 België krijgt wel nog tot 2015 de tijd om zijn Kyotoboekhouding te laten kloppen.
Samenvatting Voor de Kyotodoelstelling van 2008-2012 moest België verplicht 7.5% emissies reduceren. Om deze reductiedoelstelling te halen, kochten de federale en de Vlaamse overheid vanaf 2008 emissierechten of ‘schone’ lucht van over de hele wereld. Daarbij vielen emissierechten uit India en China het meest in de smaak. Meer en meer lijkt het klimaatbeleid in ons land te bestaan uit de aankoop van ‘schone’ lucht: België maakt voor meer dan 50 procent (52%) gebruik van de aankoop van emissierechten tijdens de Kyotoperiode (zie bijlage 4). Op die manier wordt de Belgische Kyotodoelstelling compleet ondergraven. Bovendien spendeert België miljoenen euro’s aan de aankoop van deze emissierechten. De federale regering kocht voor bijna 160 miljoen euro emissierechten aan, Vlaanderen voor bijna 40 miljoen euro3. Grotendeels weggesmeten geld dat niet meer geïnvesteerd kan worden in duurzame interne oplossingen. Deze miljoenen euro’s hadden met andere woorden veel beter gebruikt kunnen worden. Bijvoorbeeld voor structurele reductiemaatregelen in België zelf - zoals energiebesparingen of hernieuwbare energie - of voor internationale klimaatfinanciering. Problematisch, zeker gezien de maatschappelijke keuzes die met de aankoop van emissierechten gepaard gaan. Vaak brengen aangekochte emissierechten immers niets bij tot het stoppen van de klimaatverandering en komen emissiereducerende projecten zelden ten goede aan de plaatselijke bevolking van het gastland. Vooral projecten in opkomende industrielanden zijn populair, de minst ontwikkelde landen vallen uit de boot. Bovendien moet het prijskaartje dat aan de aankoop van emissierechten vasthangt, genuanceerd worden. Het streven naar een zo laag mogelijke prijs op de emissiemarkt 3 Er zijn nog geen definitieve totalen gekend omdat Vlaanderen zijn resterende emissiekloof nog moet opvullen met emissierechten.
3
is namelijk niet verenigbaar met de doelstelling om projecten te selecteren op basis van ecologische doelmatigheid, doeltreffendheid en kwaliteit. Immers, hoe geloofwaardiger de emissiereductie in het gastland, hoe duurder de emissierechten zullen zijn. Visie en strategie ontbreken volledig in het Belgische aankoopbeleid van emissierechten. Meer zelfs: deze miljoenaankoop had vermeden kunnen worden door beter beleid (zicht op de kosteneffectiviteit, eenduidige visie, samenwerking …). Daarnaast is er tussen de aankopen van de federale overheid en Vlaanderen een aantal bedenkelijke projecten te bespeuren die weinig te maken heeft met duurzame ontwikkeling. Bovendien bracht een speculatieve transactie op de CO2-markt Vlaanderen meer dan 30 miljoen euro op. Beslissingen worden vaak ad-hoc genomen en het is onduidelijk welke lijn het Belgische aankoopbeleid volgt. Ook de transparantie in het beleid is vaak zoek. In de toekomst gaat het van kwaad naar erger. België trekt het zich niet aan dat zijn Kyotodoelstelling werd bereikt met - voor miljoenen euro’s - aangekochte ‘propere’ lucht van over de hele wereld. Integendeel, de Vlaamse en de federale overheid en de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen plannen een nieuwe aankoop van emissierechten. Zo plant Vlaanderen nu al met spotgoedkope ‘schone’ lucht zijn Kyotodoelstelling voor 2013-2020 te halen. Dit zonder duidelijkheid over interne reductiemaatregelen, zonder overleg, zonder strategie en zonder een evaluatie van het aankoopbeleid tussen 2008-2012. Het gefragmenteerde en niet-duurzame beleid wordt op deze manier verdergezet. Emissierechten gaan momenteel over de toonbank voor amper 60 eurocent. Op die manier wordt de Kyotodoelstelling volledig uitgehold. Dit tart alle logica van duurzaam klimaatbeleid.
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
De Belgische Kyotodoelstelling In 1997 werd het bekende Kyotoprotocol ondertekend. Een mijlpaal in de strijd tegen de klimaatopwarming. In dit verdrag verbond de Europese Unie zich ertoe tussen 2008 en 2012 haar uitstoot te reduceren met 8% ten opzichte van de uitstoot in 1990. Niet elk Europees land moest evenveel verwezenlijken. Voor elke lidstaat werden gepersonaliseerde doelstellingen opgelegd. Voor België kwam dit neer op een Kyotodoelstelling van 7.5%. In het jargon wordt dit de Europese Burden Sharing genoemd. Op haar beurt moest deze doelstelling ook binnen België verdeeld worden. Met andere woorden, door onze complexe structuur hadden we nood aan een eigen Belgische Burden Sharing. Na moeilijk overleg namen de federale staat en de gewesten in 2004 een beslissing. Het nationaal lastenverdelingsakkoord van 8 maart 2004 verdeelde de reductieverplichtingen als volgt: - Vlaams Gewest: -5.2% - Waals Gewest: -7.5% - Brussel: +3.475%4 Deze doelstellingen kunnen op verschillende manieren bereikt worden: door (1) zelf de uitstoot te verminderen, door (2) emissierechten te kopen van landen die er over hebben en door (3) de eigen uitstoot te compenseren (offsetting) door projecten op te zetten in het voormalige Oostblok (Joint Implementation of JI) of in ontwikkelingslanden 4 Brussel mag zijn emissies met 3.475 procent laten stijgen in vergelijking met het 1990-niveau.
4
(Clean Development Mechanism of CDM). In de eerste optie neemt een land intern enkele structurele reductiemaatregelen. Dat kan bijvoorbeeld door energieefficiëntiemaatregelen te nemen of hernieuwbare energie te promoten, maar ook door bewustmaking bij de bevolking: minder de auto gebruiken, energiezuinig bouwen, zonnepanelen plaatsen, enzovoort. Bij de tweede en de derde optie gaat het er helemaal anders aan toe. Hier kan ‘schone’ lucht gekocht worden om de eigen reductiedoelstelling te kunnen halen. Die handel in ‘schone’ lucht vindt plaats op de emissiemarkt of de koolstofmarkt. Eén ton CO2 staat er gelijk aan één emissierecht. Bij de tweede optie krijgen Kyotolanden de mogelijkheid om rechten te kopen van andere Kyotolanden als ze een tekort hebben, en te verkopen wanneer ze een overschot hebben. Bij de tweede en de derde optie halen industrielanden hun doelstelling, zonder intern hun uitstoot te verminderen. De hoofdreden hiervoor is simpel: uitstoot reduceren in ontwikkelingslanden is veel goedkoper en makkelijker dan in industrielanden. Pas bij de derde optie komen er projecten aan te pas. Emissierechten zijn afkomstig van ‘groene’ projecten. Industrielanden betalen ontwikkelingslanden (CDM) en andere industrielanden (JI) - voornamelijk voormalige Oostbloklanden - om ‘duurzame projecten’ uit te voeren, waarna de gereduceerde emissierechten op het conto van de aankopende industrielanden geschreven worden. Het systeem laat dus toe in het buitenland emissiereducties aan te kopen en op die manier de Kyotodoelstellingen te behalen. Of nog anders: bij CDM betalen landen uit het Noorden landen uit het Zuiden om in hun plaats klimaatinspanningen te doen.
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Tabel 1: Overzicht verschillende emissierechten Welke markt?
Mechanisme
Omschrijving
Te verhandelen emissierecht
Emissiehandel
AAU
Assigned Amount Unit
Aankoop van rechten van landen met een overschot aan emissierechten.
AAU’s: Assigned Amount Unit
AAU
Assigned Amount Unit
Categorie AAU’s waar emissiereducerende projecten tegenover staan.
GIS: Green Investment Schemes5
CDM
Clean Development Mechanism of mechanisme voor schone ontwikkeling
Industrielanden betalen ontwikkelingslanden om projecten uit te voeren, waardoor de gereduceerde emissierechten op het conto van de industrielanden geschreven worden.
CER’s: Certified Emission Reduction
JI
Joint Implementation of gezamenlijke uitvoering
Industrielanden betalen andere industrielanden (vooral voormalige Oostbloklanden) om projecten uit te voeren, waardoor de gereduceerde emissierechten op het conto van de industrielanden geschreven worden.
ERU’s: Emission Reduction Units of emissiereductieeenheden
LULUCF
Land Use, Land Use Change and Forestry
Projecten gewijzigd bodemgebruik en (her)bebossingsprojecten.
RMU: Removal Units of verwijderingseenheden.
Projectgebonden mechanismen
Bovenstaand schema maakt duidelijk welke verschillende emissierechten er in omloop zijn op de emissiemarkt.5 Nog voor de Kyotoperiode van start ging, besliste België al om gebruik te maken van de aankoop van emissierechten om zijn Kyotodoelstelling te behalen. Omdat de federale overheid en de gewesten onderling niet overeenkwamen wie hoeveel moest reduceren, bleef iedereen vasthouden aan n Onenigheid tussen zijn eigen voorstel (Vlaandede gewesten zorgde ren: -5.2%, Wallonië -7.5% en ervoor dat België, Brussel +3.475%). Daardoor al voor de start van zouden de gewesten, allemaal samen, meer CO2 uitstoten de Kyotoperiode, dan België in zijn totaliteit eiwist dat het genlijk mocht uitstoten. De emissierechten zou federale staat verbond zich er moeten aankopen. n daarom toe het verschil bij te passen door een extra intern reductiebeleid én de aankoop van 12.3 miljoen ton emissierechten. De Kyotodoelstelling volledig intern en dus op een propere en structurele manier bereiken, was niet meer mogelijk.
2008 tot 2012 moet doorgeven. De Belgische doelstelling wordt dus in zijn geheel bekeken. België krijgt van de EU nog tot midden 2015 om zijn Kyotoboekhouding voor 20082012 te doen kloppen. Met andere woorden: tot dan heeft ons land de tijd emissierechten aan te kopen om zijn Kyotokloof te dichten.
Toch is de Belgische verdeling van wie wat moet doen voor de Europese Unie van weinig belang. Het is België, in zijn totaliteit, dat aan de Europese Unie en aan de Verenigde Naties de definitieve Belgische Kyotobalans voor het jaar 5 Er bestaan twee soorten GIS: (1) Hard Greening GIS: GIS die rechtstreeks tot direct meetbare en kwantificeerbare emissiereducties leiden, zoals bijvoorbeeld investeringen in schone technologie, projecten omtrent hernieuwbare energie … (2) Soft greening GIS: een ‘onrechtstreekse’ GIS. De emissiereductie is met andere woorden niet kwantificeerbaar of meetbaar, maar het project is wel een stap in het reductieproces. Voorbeelden hiervan zijn projecten omtrent capaciteitsopbouw en bewustmaking, technologische ontwikkeling, het afbouwen van energiesubsidie ...
5
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Een totaalplaatje van het federale en Vlaamse aankoopbeleid Elke overheid in ons land mag vrij kiezen of ze gebruikmaakt van de aankoop van emissierechten. Als een overheid hierin meestapt, ontvouwt zich een uitgebreid ‘keuzemenu’. Zo kunnen emissierechten aangekocht worden via de internationale emissiehandel of via de projectgebonden mechanismen (CDM of JI). Wanneer een overheid hierin haar keuze heeft gemaakt, kan het tevens kiezen om naar de primaire of de secundaire markt te stappen. Het verschil tussen beide is simpel. Wanneer emissierechten verhandeld worden op de primaire markt dan gebeurt de transactie rechtstreeks tussen land A en land B. Wanneer emissierechten verhandeld worden op de secundaire markt dan gebeurt de transactie via een ‘tussenpersoon’. Die tussenpersoon kan verschillende vormen aannemen: zowel internationale financiële instellingen zoals de Wereldbank als private spelers (zoals banken en projectontwikkelaars maar ook brokers, veilingen en beurssystemen) bieden kant-enklare projectportefeuilles aan. De emissierechten op de primaire markt zijn iets goedkoper dan emissierechten op de secundaire markt. Bovendien hebben landen op de primaire markt meer controle over hun emissierechten doordat ze gemakkelijk eigen duurzaamheidscriteria kunnen invoeren. Ook is de transactie vaak transparanter. In dit hoofdstuk geven we een totaaloverzicht van de gekochte emissierechten van de federale overheid en van de Vlaamse overheid voor de Kyotoperiode 2008-2012. Hoeveel miljoenen euro’s spendeerde elke overheid aan de aankoop van schone lucht? Via welke kanalen gingen ze te werk? Hoe duurzaam en hoe transparant zijn de aangekochte emissierechten? In de daaropvolgende hoofdstukken wordt gedetailleerder ingegaan op het aankoopbeleid van beide regeringen.
1. De federale aankoop van emissierechten De federale overheid wist al voor de start van de Kyotoperiode dat ze een aankoopverplichting van 12.3 miljoen ton emissierechten had (zie hoofdstuk De Belgische Kyotodoelstelling). Zij moest dus overgaan tot de aankoop van ‘schone’ lucht. Het selecteren en contracteren van projecten gebeurde op verschillende manieren. Via aanbestedingsprocedures of ‘tenders’ op de primaire en secundaire markt, via de Duitse bank KfW Bankengruppe, via een partnerschap met China en via Green Investment Schemes in Hongarije. In totaal spendeerde de federale overheid bijna 160 miljoen euro aan de aankoop van bijna 15 miljoen ton emissiekredieten. Op de internationale koolstofmarkt vindt slechts één procent van alle CDM-projecten plaats in Minst Ontwikkelde Landen (MOL). Het overgrote merendeel - bijna 80% - vindt plaats in Azië (met China en India als koploper).6 Het systeem biedt hierdoor de armste ontwikkelingslanden nauwelijks steun om te investeren in een klimaatvriendelijke toekomst. Deze tendens zien we ook duidelijk bij de keuze van CDM-projecten van de federale overheid. 60% van haar geselecteerde projecten komt uit Azië, voornamelijk uit China (31%) en India (19%). Nochtans was de belangrijkste rechtvaardiging voor het JI- en CDM-mechanisme dat de Minst Ontwikkelde Landen (MOL’s) een boost aan innovatieve investeringen zouden krijgen. In de praktijk is dit verre van gelukt.
6 Focus On the Global South, Whose “Clean” Development? Communities speak out, juni 2012, http://focusweb.org/sites/www. focusweb.org/files/whose-clean-development.pdf, p.5
Tabel 2: Overzicht federale aankoopbeleid Hoe?
Datum
Aantal emissierechten
Soort emissierecht
prijs
Secundaire of primaire markt
Via eerste en tweede tender
2005-2007
753.522
CDM (CER’s) en JI (ERU’s)
7.7 miljoen euro
Primaire markt
Via KfW
2008
5.007.086
CDM (CER’s) en JI (ERU’s)
24 miljoen euro
Secundaire markt
Via vierde tender
2009
7.104.638
CDM (CER’s) en JI (ERU’s)
100 miljoen euro
Secundaire markt
Via partnerschap met China
2009
48.219
CDM (CER’s)
396.842 euro
Primaire markt
Via Green Investment Scheme Hongarije
2008 - 2013
2.000.000
AAU’s (GIS)
26 miljoen euro
Primaire markt
TOTAAL
158 miljoen euro
6
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Grafiek 1: Aantal projecten van federale overheid volgens gastland
kon uitgaan. Door het gebrek aan interne reductiemaatregelen had Vlaanderen op het einde van de Kyotoperiode een veel grotere kloof dan verwacht. Terwijl de Vlaamse overheid in 2011 een tekort van 6 miljoen ton emissierechten voorspelde, is de huidige kloof uiteindelijk ongeveer 13 miljoen ton8. Bijna drie maal zoveel als voorzien. Een kloof die Vlaanderen opvult met de miljoenenaankoop van ‘schone lucht’. Hiervoor kocht de Vlaamse overheid via vier verschillende kanalen emissierechten. Ten eerste probeerde ze het op eigen houtje (de Vlaamse tender uit 20049). Ten tweede koos ze ervoor om via de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) in koolstoffondsen te participeren. Ten derde investeerde de Vlaamse overheid 10 miljoen euro in het Carbon Fund for Europe (CFE) van de Wereldbank om ten slotte haar resterende Kyototekort op te vullen door opnieuw zelf een tender uit te schrijven voor emissierechten op de secundaire markt. Tot nu toe spendeerde de Vlaamse overheid bijna 36 miljoen euro aan de aankoop van ‘schone’ lucht. Dit bedrag zal nog stijgen met enkele miljoenen10 omdat de kloof nog niet helemaal gedicht is.
2. De Vlaamse aankoop van emissierechten In tegenstelling tot de federale regering, had Vlaanderen geen initiële ‘aankoopverplichting’. Vlaanderen moest zijn emissies in de periode 2008-2012 (de eerste Kyotoperiode) met 5.2% reduceren ten opzichte van 1990. In het huidige Vlaamse regeerakkoord belooft de regering ‘maximaal alle interne maatregelen te nemen die technisch en economisch uitvoerbaar zijn en die maatschappelijk aanvaardbaar zijn’7. Een vage formulering waarmee Vlaanderen nog alle kanten 7 Vlaamse Overheid, De Vlaamse Regering 2009-2014. Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden, http://www.vlaanderen. be/nl/overheid/vlaamse-regering/beleidsdocumenten/het-regeerakkoord-van-de-vlaamse-regering-2009-2014
Bovendien tonen de cijfers dat Vlaanderen vooral projecten aantrekt uit China en India. Niet minder dan 86 procent van de projecten vonden plaats in Azië, voornamelijk in India (43%) en China (34%). Opnieuw, dit is geen volledig plaatje. Vlaanderen moet immers nog emissierechten aankopen om zijn resterende kloof op te vullen. 8 De Vlaamse Minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, Het voortgangsrapport 2011 van het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2006-2012: http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/vlaams-klimaatbeleidsplan-2006-2012/voortgangsrapporten/2011/2012-11-23_ VORA11.pdf 9 Bij een inschatting van de Kyotodoelstelling aan het begin van de eerste Kyotoperiode was al duidelijk dat Vlaanderen een tekort aan emissierechten zou hebben. Daarom zocht het toen al naar oplossingen in de vorm van de aankoop van emissierechten op de emissiemarkt. 10 Het exacte bedrag is afhankelijk van de prijs die Vlaanderen zal betalen voor een emissierecht.
Tabel 3: Overzicht Vlaams aankoopbeleid Hoe?
Gastland
Aantal emissierechten
Soort emissierecht
Prijs
Secundaire of primaire markt
Via Vlaamse tender
Chili
Info niet beschikbaar
CDM
2 miljoen euro
Primaire markt
Via PMV
Vnl China en India
2.650.000
CDM en JI
24 miljoen euro
Secundaire markt
Via de Wereldbank
Rusland, Nigeria en Thailand
Info niet beschikbaar
CDM
10 miljoen euro
Secundaire markt
Via Vlaamse tender
/
13 Mton (resterende kloof)
CDM
Nog niet duidelijk
Secundaire markt
TOTAAL
Voorlopig cijfer: 36 miljoen euro
7
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Grafiek 2: Aantal projecten van Vlaamse overheid volgens gastland
een capaciteit van meer dan 20 megawatt), nucleaire projecten, HFC-projecten en N2O-projecten13. Een voorkeurslijst: De federale overheid geeft in haar selectie de voorkeur aan projecten rond energie-efficiënte en hernieuwbare energie (inclusief duurzame biomassa). Een eigen duurzaamheidsanalyse tijdens het selectieproces: De duurzaamheidsanalyse bevat criteria om de impact van het project op het vlak van duurzame ontwikkeling te evalueren en zijn gebaseerd op de internationaal erkende Gold Standard criteria. De criteria bevatten drie pijlers: (1) milieuaspecten, (2) sociale duurzaamheid en ontwikkeling en (3) economisch-technologische aspecten. De kandidaat-verkopers moeten een vragenlijst invullen en laten valideren door een onafhankelijke expert. Een goede score levert een betere plaats in de rangorde van de projecten op. Eenmaal er voor het project wordt gekozen, wordt de duurzaamheid periodiek geëvalueerd. Omdat de duurzaamheidsindicatoren worden opgenomen in het contract, kan een slecht rapport leiden tot de verbreking van het contract.
3. Hoe duurzaam zijn de aangekochte emissierechten? Op VN-niveau bestaat een aantal regels over het gebruik van het CDM en JI. Het Kyotoprotocol benadrukt twee belangrijke principes bij het CDM. Ten eerste is er het supplementariteitsbeginsel (binnenlandse reductiemaatregelen in industrielanden moeten voorrang krijgen op de aankoop van emissierechten) en het additionaliteitsprincipe (het project moet zorgen voor echte uitstootreducties die er zonder financiële steun niet zouden zijn). De Marrakesh Akkoorden11 werken deze basisprincipes verder uit. Zo moet een project onder meer tot echte en meetbare reductie leiden en moeten de gerealiseerde emissiereducties additioneel zijn. Nucleaire projecten komen niet in aanmerking. De definitieve goedkeuring van projecten verloopt via de CDMboard van de Verenigde Naties. Deze duurzaamheidsregels klinken mooi op papier. Toch toont de werkelijkheid een heel ander beeld en bevatten de internationale spelregels heel wat achterpoortjes en lacunes12. Daarom besloot de federale overheid om, bovenop de internationale standaarden, zelf een duurzaamheidsanalyse op projecten uit te voeren. Op die manier zouden er bij voorbaat enkele projecten en projecttypen uit de boot vallen. Het evalueren en garanderen van de duurzaamheid gebeurt op drie manieren: Een zwarte lijst: De federale overheid koopt geen emissiekredieten uit bosprojecten, grote waterkrachtprojecten (met
Toch werden niet alle projecten uit de aankooplijst van de federale overheid gescreend op deze duurzaamheidscriteria. Bij de aankoop van GIS-kredieten (zie hoofdstuk ‘Het federale aankoopbeleid onder de loep’) gebeurde dit niet. In de derde tender gold de duurzaamheidsanalyse slechts als optioneel (zie hoofdstuk ‘Het federale aankoopbeleid onder de loep’). Ook Vlaanderen maakt, na kritiek uit verschillende hoeken, gebruik van bovenstaande ‘zwarte lijst’14. Maar om de duurzaamheid van een project na te gaan, kijkt Vlaanderen in de eerste plaats - ‘in hoeverre dit redelijkerwijs mogelijk is’15 - naar het internationale en Europese kader. Een duurzaamheidsanalyse, zoals die van de federale overheid, die op voorhand een aantal projecttypen kan uitsluiten en een aantal specifieke vereisten op vlak van duurzame ontwikkeling stelt, is in Vlaanderen niet aan de orde. Ook een ‘voorkeurslijst’ bestaat in Vlaanderen niet. Dat binnen België niet dezelfde ‘spelregels’ gebruikt worden, is erg vreemd. De internationale koolstofmarkt staat immers gekend als een erg concurrentiële markt. Een aantal afspraken omtrent duurzaamheidscriteria, kwaliteitsnormen, een zwarte lijst, een duidelijke invulling van het supplementariteitsbeginsel en transparantie zijn daarom absoluut noodzakelijk. Toch gebeurt dit niet. Alle logica rond kostenefficiëntie en schaalvoordelen ten spijt. Op die manier zijn de gewesten en de federale overheid als het ware concurrenten van elkaar op dezelfde koolstofmarkt. 13 Vanaf 1 mei 2013 is het voor bedrijven en luchtvaartmaatschappijen niet langer toegestaan om emissierechten die afkomstig zijn van HFC23- en N2O-adipinezuur-projecten te gebruiken om hun CO2-uitstoot te vereffenen. De belangrijkste reden hiervoor is twijfel omtrent de milieu-integriteit van deze rechten. Voor landen geldt nog geen verbod. Toch hebben verschillende EU-landen, waaronder dus België, besloten geen gebruik te maken van HFC23 en N2O. Meer info: http://europa.eu/rapid/press-release_IP-11-56_ en.htm
11 De Marrakesh Akkoorden waren het resultaat van de klimaatonderhandelingen in Marrakesh, Marokko in 2001 (COP 7).
14 In het nieuw Vlaams Mitigatieplan voor de periode 2013-2020 staat de zwarte lijst voor het eerst vermeld.
12 In praktijk is een ‘Letter of Approval’ van het gastland meestal voldoende.
15 Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen van 7 december 2007, Art. 47.
8
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Grafiek 3: Evolutie van de secundaire CER-prijzen15
Een nog fundamenteler probleem dan het gebrek aan sluitende duurzaamheidsanalyses, is de huidige prijs van een emissierecht. In 2008 schommelde de prijs voor een CDMkrediet nog rond de 17 à 18 euro. Experten voorspelden zelfs een prijs van meer dan 20 euro per emissierecht. Maar volledig onverwacht stortte de prijs helemaal in. Momenteel kost een CDM-recht iets meer dan 0.60 eurocent.16 De reden voor deze erg lage prijs is eenvoudig. Er is te veel aanbod terwijl de vraag naar emissierechten is gekelderd door lage reductiedoelstellingen. Het ligt voor de hand n Eén emissierecht dat deze onverwachte prijse(één ton CO2) ging volutie een grote impact heeft op een bepaald gehad op het aankoopbeleid momenteel over de van de federale en de Vlaamtoonbank voor 0.30 se overheid. Met veel minder eurocent. Het is geld kon veel meer aangeduidelijk dat dit geen kocht worden. Met andere woorden: deze prijsevolutie impuls is voor reële zorgde ervoor dat de federale veranderingen. n en de Vlaamse regeringen hun Kyotodoelstelling relatief goedkoop konden halen. Op zijn minst veel goedkoper dan oorspronkelijk voorzien aan prijzen van boven de 20 euro.
worden hoe deze steun noodzakelijk kan zijn (het additionaliteitsprincipe). Met andere woorden: projecten die sowieso rendabel zijn en sowieso zouden opgestart zijn zonder steun, komen nu op de CDM-markt terecht om er kredieten uit te putten. Het streven naar de laagst mogelijke prijs is daarenboven niet verenigbaar met de doelstelling om projecten te selecteren op basis van ecologische doelmatigheid, doeltreffendheid en kwaliteit. Immers, hoe geloofwaardiger de emissiereductie in het gastland, hoe duurder emissierechten zijn. Bij de keuze van de projecten moet de prijs als selectiecriterium daarom ondergeschikt zijn aan de duurzaamheid van het project. Toch was de lage prijs vaak dé doorslaggevende factor binnen België. Niet alleen voor het aankoopbeleid tijdens de eerste Kyotoperiode, maar ook voor het toekomstige aankoopbeleid (zie hoofdstuk: ‘Wat brengt de toekomst?’).
Maar welk project kan nog opgestart worden met een dermate lage kostprijs? Het antwoord: zo goed als geen. Een CDM-project brengt immers altijd kosten met zich mee die er anders niet zouden zijn. Denk maar aan opstart-, verificatie- of metingskosten. Zelfs bij de aankoop van erg grote volumes kan met zulke prijzen amper een (vergroenings) project opgezet worden. Daarnaast kan de vraag gesteld 16 http://www.pointcarbon.com/productsandservices/carbon/
9
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
CDM in het Zuiden Het is ondertussen algemeen geweten dat de bevolking in ontwikkelingslanden veel meer hinder ondervindt van de klimaatopwarming dan industrielanden. Het is ook duidelijk dat zij per capita veel kleinere producenten zijn van CO2 dan de historische vervuilers (de industrielanden). Toch kunnen zij, gezien de draagkracht van de aarde, onmogelijk hetzelfde ontwikkelingspad volgen als de industrielanden. Met andere woorden: een ontwikkeling op basis van de verbranding van fossiele brandstoffen. De bestaansreden van het CDM-systeem vindt hierin haar oorsprong. Via het mechanisme zouden industrielanden immers investeren in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie in het Zuiden. Tot zover de theorie. In de praktijk gaat het er heel anders aan toe. En voor die praktijk moeten we naar het Zuiden zelf. De bevolking van het Zuiden voelt immers het best de invloed van het CDM op het terrein. Als beleidsmakers echt iets voor hen willen betekenen, moeten ze hun raadgevingen in acht nemen. En die zijn duidelijk: verandering is noodzakelijk. Een eerste grote bekommernis in het Zuiden is dat het CDM toelaat dat de uitstootvermindering niet in de industrielanden zelf plaatsvindt en dat het de industrielanden zou ontslaan van hun verantwoordelijkheid. Joseph Purgannan van Focus on the Global South17 (Filipijnen): “Eerder dan regeringen en gemeenschappen aan te sporen om een duurzamer pad in te slaan, beloont het CDM de onbekwaamheid van regeringen en steunt het degenen die bijdragen tot de klimaatopwarming. Bovendien zorgt het ervoor dat rijke landen de vereiste uitstootvermindering om de klimaatopwarming tegen te gaan, kunnen blijven uitstellen”. Een tweede grote kritiek is dat CDM-projecten vaak weinig meerwaarde bieden op het vlak van duurzame ontwikkeling en zelden ten goede zouden komen aan de plaatselijke bevolking. Yaya Hidayati van Walhi, het Indonesische platform voor milieu en partner van 11.11.11, ziet dat het systeem eerder de vervuilers beloont, door bijvoorbeeld bij te dragen tot enorme winsten voor grote energie-intensieve bedrijven. Volgens Walhi moet de EU inzien dat projecten die op het eerste zicht positief lijken om de klimaatopwarming tegen te gaan, niet altijd succes bieden op lange termijn.
17 Focus on the Global South en Jubilee South zijn Aziatische partners van 11.11.11. Beide zijn actief binnen het klimaatthema en klimaatonderhandelingen. Ze speelden een belangrijke rol in het vertalen van het concept ‘Climate Justice’ naar de Aziatische context.
10
Sinds het bestaan van het CDM zijn tal van studies uitgebracht die het falen van het systeem op het terrein bewijzen. De 11.11.11-partner Focus on the Global South maakte een evaluatie van bestaande projecten in de Filipijnen. Deze studie toonde aan dat het systeem zijn eigen doelstellingen ondermijnt. Joseph Purgannan van Focus on the Global South: “De meeste ‘kredieten’ gaan naar projecten die de klimaatverandering nog versterken. Ze verrijken grote conglomeraten en brengen duurzame ontwikkeling in het gedrang”. De bewijslast voor het systematisch falen van het CDM stapelt zich op18: het heeft niet bijgedragen tot de noodzakelijke vergroening van Europa, de emissiehandel heeft geen aantoonbaar effect gehad op het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen tegenover de business as usual-lijn, het heeft de armste ontwikkelingslanden niet geholpen om te investeren in een klimaatvriendelijke toekomst, het promoot vooral projecten in opkomende industrielanden … Lidy Nacpil van Jubilee South is duidelijk: “We roepen de regeringen op te stoppen met misleidende oplossingen als emissiehandel. De internationale klimaatarchitectuur moet gebaseerd zijn op wetenschap, gelijkheid en rechtvaardigheid. Daarom moeten de industrielanden dringend hun engagementen nakomen en onmiddellijk maatregelen nemen om hun eigen uitstoot drastisch intern te reduceren”.
18 Enkele voorbeelden: Focus On the Global South, Whose “Clean” Development? Communities speak out, juni 2012, http://focusweb.org/sites/www.focusweb.org/files/whoseclean-development.pdf & Carbon Tracker i.s.m. Grantham Research Institute on Climate Change and the Development, Unburnable Carbon 2013: Wasted Capital en stranded Assets, 2013, http://www.lse.ac.uk/GranthamInstitute/publications/Policy/docs/PB-unburnable-carbon-2013-wasted-capitalstranded-assets.pdf;
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
4. Leeft België de basisprincipes na? Zoals hierboven vermeld, bestaan er twee belangrijke principes bij het CDM: het supplementariteitsbeginsel en het additionaliteitsprincipe. Nu het einde van de eerste Kyotoperiode bereikt is, kunnen we nagaan in welke mate België deze twee basisprincipes naleefde. We gaan van start met het supplementariteitsbeginsel. Dat beginsel houdt in dat de aankoop van emissierechten slechts voor een gedeelte mag gebruikt worden om de Kyotoverplichting na te komen, dus ter aanvulling van het eigen binnenlands beleid. Er is echter nooit een overeenstemming bereikt over wat nu juist de verhouding is tussen de ‘interne’ reductiemaatregelen en de ‘externe’ aankoop van emissierechten. De akkoorden van Marrakesh19 bepalen alleen dat de interne maatregelen een significant onderdeel moeten zijn van de totale inspanning, maar er werd geen invulling of kwantificering van dit principe vastgelegd. Hoewel niet expliciet ingeschreven, wordt algemeen aangenomen dat minimum 50% van de reductie-inspanning via interne maatregelen moet geleverd worden. Ook België verklaarde meerdere malen hoe belangrijk het interne maatregelen vindt en benadrukte vele malen het ‘aanvullend’ karakter van de aankoop van emissierechten om de doelstelling te bereiken. Het regeerakkoord van de Vlaamse regering van 2009-2014 en de Beleidsnota Leefmilieu en Natuur van minister Joke Schauvliege, benadrukken het eventuele en aanvullende karakter van de aankoop van ‘schone’ lucht: ‘Voor de reductie van de broeikasgasuitstoot treffen we maximaal alle interne maatregelen die technisch en economisch uitvoerbaar zijn en die maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Voor de eventuele aanvullende aankoop van emissierechten moeten de internationale voorwaarden op het vlak van duurzame ontwikkeling worden toegepast.’20. Het Vlaams klimaatbeleidsplan 2013-2020 gaat nog een stapje verder en zegt prioriteit te geven aan interne reductiemaatregelen21. Nu de eerste Kyotoperiode (2008-2012) achter de rug is, kan een totaalplaatje gemaakt worden van de manier waarop België zijn Kyotonorm behaalde. Hoe verhouden zich interne maatregelen ten opzichte van de aankoop van ‘propere’ lucht? Zijn de beloftes om interne maatregelen te prioriteren, nagekomen? Neen, zo blijkt. De balans is duidelijk: in de totale Kyotodoelstelling kocht België (federale staat en de gewesten) voor meer dan 50 procent emissierechten aan. 19 Article 1 Draft Decision -/CMP.1 (Mechanisms) contained in Decision 15/CP.7, Marrakech Accords. 20 Vlaamse Overheid, De Vlaamse Regering 2009-2014. Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden, http://www.vlaanderen. be/nl/publicaties/detail/de-vlaamse-regering-2009-2014-eendaadkrachtig-vlaanderen-in-beslissende-tijden-voor-een-vernieuwende-duurzame-en-warme; Vlaams minister Joke Schauvliege, Beleidsnota Leefmilieu en Natuur 2009-2014, http://www. bestuurszaken.be/sites/bz.vlaanderen.be/files/documenten/overheidsopdrachten/duurzame-overheidsopdrachten/milieubeleidsnota_2009_2014_schauvliege.pdf 21 Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Vlaams Klimaatbeleidsplan 2013-2020, http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/klimaattips/klimaattips/wat-doet-de-vlaamse-overheid/ vlaams-klimaatbeleidsplan/2013-06-28_Overkoepelend_luik_ VKP2013-2020.pdf
11
De Kyotonorm, de enige bindende reductiedoelstelling voor landen, wordt op die manier uitgehold. Ten tweede bestaat het n België maakt voor meer belangrijke additionalidan 50 procent gebruik teitsprincipe. Projectvan de aankoop van gebonden mechanismen emissierechten tijdens de zoals het CDM, JI maar Kyotoperiode. Hiermee ook GIS, hebben pas zin als er wordt geïnveszondigt ons land tegen teerd in projecten die er zijn eigen beloftes. n zónder de investering niet zouden zijn. Alleen op die manier worden bijkomende emissiereducties gerealiseerd. Dit noemt men de ‘additionaliteit’ van de projecten. Het is duidelijk dat alles valt of staat met deze ‘additionaliteit’. Een project dat sowieso zou gerealiseerd worden maar toch een CDM-, JI- of GIS-statuut krijgt, brengt emissiekredieten op voor de industrielanden die hierin investeerden. Niet-additionele emissiekredieten weliswaar, want het project zorgt niet voor extra emissiereductie. Het ligt voor de hand dat niet-additionele emissiekredieten aankopen, niet bijdraagt tot de globale uitstootbeperking. Maar ondertussen hebben de aankopers van die emissiekredieten wel recht op extra uitstoot in eigen land. Het gebrek aan additionaliteit bij veel projecten, maar ook de moeilijkheid om additionaliteit te meten, toont aan hoe wankel het systeem van projectgebonden emissierechten is. De internationale CDM Executive Board van de VN ontwikkelde een methode om de additionaliteit van projecten na te gaan. Dat deze methode niet waterdicht is, bewijst de realiteit. Verschillende onderzoeken stelden vast dat op wereldvlak 50 procent tot 65 procent van de ingediende CDMprojecten niet additioneel is en met andere woorden méér uitstoot tot gevolg heeft. Immers, de emissiereducties van een project dat sowieso zou plaatsgevonden hebben, kunnen nu op het conto van industrielanden geschreven worden, die daardoor meer kunnen uitstoten. Een goed voorbeeld hiervan zijn de allereerste CDM-projecten die ooit het levenslicht zagen: twee kleinschalige projecten in Honduras. Eén hiervan was het project La Esperanza Hydro Project (project 0009), dat de bouw van een dam ging realiseren in de Intibucarivier. Naast verschillende andere Europese landen, participeerde ook België (de federale overheid) in dit project. Het project werd in eerste instantie geroemd en viel zelfs enkele malen in de prijzen, waaronder de World Clean Energy Award. Toch zijn er grote vraagtekens te plaatsen bij de additionaliteitsvoorwaarden. Terwijl het project al in de zomer van 2001 werd voorgesteld in Honduras, werd pas drie maanden later beslist om het als CDM-project in te dienen. De dam zou dus sowieso gebouwd zijn, met of zonder CDM-label. Hetzelfde verhaal doet zich voor bij een ander project waar de federale regering in participeerde: een biomassaproject in India (project 0827). Drie jaar vóór de registratie als CDM-project, zou al beslist zijn gebruik te maken van biomassa om elektriciteit op te wekken. Bovendien zouden reeds twee turbines elektriciteit opgewekt hebben, een jaar voor het project werd goedgekeurd als CDM22. 22 Meynen, N. (2009, 25 november) http://www.mo.be/index.php? id=348&tx_uwnews_pi2%5Bart_id%5D=26754&cHash=4dd 307a050
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
De meerwaarde voor het klimaat is op die manier ver te zoeken.
5. Hoe transparant verloopt de aankoop van emissierechten? Gezien de belangrijke maatschappelijke keuzes die gepaard gaan met de aankoop van emissierechten, zijn transparantie, controle en inspraak noodzakelijk. Achter projectgebonden emissierechten zitten immers concrete projecten in voormalige Oostbloklanden of ontwikkelingslanden. Er zijn heel wat verhalen bekend van projecten die absoluut geen meerwaarde bieden op vlak van duurzame ontwikkeling, of zelfs een averechts effect hebben. Bovendien komen deze projecten zelden ten goede aan de plaatselijke bevolking. Omdat transparantie en inspraak essentieel zijn bij de keuze van deze projecten, besliste de federale regering om een Technisch Comité op te richten. Hierin zetelen mensen uit andere overheidsdiensten en de civiele maatschappij. Zij krijgen inzage in de aankoopplannen en kunnen hierover adviezen uitbrengen die het JI/CDM-Team (het speciaal opgerichte team binnen FOD Leefmilieu) en de ministerraad in overweging moeten nemen. Toch liet de transparantie in het federale aankoopbeleid van emissierechten soms nog te wensen over. Kijk maar naar de aankoop van de kredieten uit het GIS-project in Hongarije (zie hoofdstuk ‘Het federale aankoopbeleid onder de loep’). Via de Wet op Openbaarheid van Bestuur, waardoor het recht op inzage van overheidsdocumenten grondwettelijk wordt geregeld, maakte de federale overheid een gecensureerde versie van het contract openbaar. Informatie over de prijs, sancties of bestemming van de investering was vaag of afwezig. Toenmalig bevoegd minister Paul Magnette argumenteerde dat het over een economisch project met commerciële belangen ging en dat volledige transparantie dus onmogelijk was. Pas toen journalisten van MO*-magazine hiertegen beroep aantekenden, werd het volledige contract vrijgegeven. Weinig transparantie dus. Wanneer we naar het Vlaams niveau kijken, zien we dat er geen Technisch Comité, of iets dat daar op lijkt, bestaat. Er is op geen enkele manier een structurele consultatie of relatie met het middenveld en andere overheidsdiensten voorzien. Ook de planning, rapportering en evaluatie van projecten laat te wensen over. Transparantie en inspraak staan of vallen in de eerste plaats met het voorhanden hebben van een duidelijke planning van het toekomstige beleid met inbegrip van de concrete doelstellingen, totale budget en kostprijs, instrumenten, timing, coördinatiemechanismen ... Op federaal niveau is dit afwezig. Er bestaat geen federaal klimaatplan. Dit maakt het erg moeilijk om het parlement en het middenveld een volledig beeld te geven van het gevoerde aankoopbeleid. Wel bestaat het ‘Technisch Comité’ (zie hierboven) dat advies kan uitgeven over de verschillende aankoopinitiatieven. Toch verliep de rapportering niet via een vaste periodiciteit. Nochtans besliste de Ministerraad in 2009 dat de ondernomen acties en de aankoopopties ten miste om de zes maanden geëvalueerd zouden worden. Dit gebeurde niet.
12
Hetzelfde zien we op Vlaams niveau. Terwijl hier wel sprake is van een Vlaams Klimaatplan, laat de periodieke rapportering veel te lang op zich wachten. Bovendien is de informatie niet altijd even specifiek, uniform, actueel of volledig. Nochtans is een degelijke rapportering een voorwaarde om transparantie te garanderen voor het federale en Vlaamse Parlement, actoren van het middenveld en geïnteresseerde burgers. Tot deze vaststellingen komt ook het Rekenhof. Zij evalueerde in 2009 het federaal klimaatbeleid in zijn totaliteit23 en in 2011 het Vlaamse aankoopbeleid24.
6. Is er sprake van een samenhangend beleid? Het antwoord op de vraag of er binnen het aankoopbeleid van België sprake is van samenhangend beleid is simpel: neen. Meer zelfs: het volledige klimaatbeleid in België hangt nauwelijks aan elkaar en is een rem op ambitieuze doelstellingen. Zowel de VN als de OESO tikten België hiervoor al op de vingers. In een evaluatienota vermelden de VN het volgende over België: ‘It is noteworthy that as a result of the federal structure of the country and the related arrangements for the compilation of the national inventory, the main issues identified (…) remain unresolved from year to year, including: the harmonization of the emission estimation methodologies applied by the three regions; the transparency of the reporting; and the inconsistent use of notation keys (…)’25. De OECD is misschien nog harder: ‘(…) climate change and pollution do not respect borders, and therefore the current set-up increases the burden of environmental policies and reduces their effectiveness, thereby making Belgians poorer overall’ 26. De interne Belgische verdeling van de Europese klimaatdoelstellingen voor 2013-2020 laat al vier jaar op zich wachten (zie de burden sharing), een eenduidige principieel kader is afwezig (zie aankoop emissierechten), beloftes worden niet nagekomen en de zwartepiet wordt doorgeschoven (zie klimaatfinanciering). Fragmentatie, gebrek aan gemeenschappelijke visie, coördinatie, coherentie en strategie liggen hiervoor aan de basis.
23 Rekenhof, Federaal klimaatbeleid – Uitvoering van het
Kyotoprotocol, 2009, https://www.ccrek.be/NL/Publicaties/ Fiche.html?id=920cb182-459a-4f9d-8208-9012d3eca001 24 Rekenhof, Inzet van flexibiliteitsmechanismen in het
Vlaamse Klimaatbeleid, 2011, https://www.ccrek.be/NL/Publicaties/Fiche.html?id=62a8a461-0fa0-461b-b05a-d23b2ad6e39b 25 UN, Report of the individual review of the annual submission of Belgium submitted in 2011, 2012, http://unfccc.int/files/kyoto_protocol/ compliance/plenary/application/pdf/cc-ert-arr-2012-15_arr_2011_ of_belgium.pdf 26 OECD, Economic Surveys BELGIUM, juli 2011, http://books.google. be/books?id=mzWlOo0MougC&pg=PA127&lpg=PA127&dq=OECD +climate+change+and+pollution+do+not+respect+borders,+and+th erefore+the+current+set-up+increases+the+burden+of+environme ntal+policies+and+reduces+their+effectiveness,+thereby+making+ Belgians+poorer+overall’&source=bl&ots=djAMmLrbil&sig=-z2c2O aaXf1UNyMTFYpy4PivJPw&hl=nl&sa=X&ei=nbKAUq-rD8GXtQaQ 3YA4&ved=0CDAQ6AEwAA#v=onepage&q=poorer&f=false, p.127
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Het aankoopbeleid van de federale overheid en de gewesten is hiervoor symptomatisch. Om beleid op elkaar af te stemmen moet eerst en vooral een totaalplaatje aanwezig zijn. Zonder een overzicht op de effecten en de kosten van reductiebeleid van de gewesten en de federale overheid, wordt keuzes maken een lastige oefening. Dit totaalplaatje moet aanwezig zijn voor zowel binnenlandse reductiemaatregelen àls voor het aankoopbeleid. Voor de periode 20082012 was dit zo goed als afwezig. Tijdens de eerste Kyotoperiode ontstond binnen Vlaanderen het Vlaams Klimaatplan 2006-201227 dat een eerste zicht gaf op de kosteneffectiviteit van binnenlandse maatregelen. Voor het aankoopbeleid ontbrak deze oefening. De jaarlijkse evaluaties van het aankoopbeleid geven hoogstens aan hoeveel rechten de fondsen opgebracht hebben. Van een afweging tussen verschillende fondsen, verschillende verwervingskanalen, kwaliteit … is geen sprake. Zoals hierboven reeds aangehaald, bestaat er op federaal niveau geen federaal klimaatplan. Een echte planning en controle van dit beleid is daarom zo goed als onmogelijk. Er bestaat nergens een overzicht van het vooropgestelde reductie- en aankoopbeleid en de kosten hiervan. 27 Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, Het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2006-2012, http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/vlaams-klimaatbeleidsplan-2006-2012/vkp_2006-2012_def. pdf
Het is duidelijk dat het op die manier onmogelijk is te bekijken welke oplossingen – intern reduceren of aankopen – het goedkoopst is. Problematisch, zeker gezien de kost en de maatschappelijke keuzes die met de aankoop van emissierechten gepaard gaan (zie ook het supplementariteitsprincipe). Op die manier kan de beslissing van de aankoop van emissierechten ook veel moeilijker herzien worden. Daarnaast bestaat op geen enkele manier een structurele afstemming tussen de verschillende beleidsniveaus. Een specifieke structuur voor coördinatie is onbestaande. Het huidige aankoopbeleid is volledig gefragmenteerd. Ook op vlak van expertise. Dit heeft tot gevolg dat zowel de gewesten als de federale overheid koper zijn op de internationale koolstofmarkt. Efficiënt is dit uiteraard niet. In plaats van harmonisatie, integratie en coördinatie tussen de federale en regionale beleidsinstanties na te streven, gaat elke entiteit gewoon haar eigen gang. Ten slotte ontbreekt elk coherent beleid of coherente strategie. Van een gemeenschappelijke visie of eenduidige spelregels is geen sprake. Alle logica rond kostenefficiëntie en schaalvoordelen ten spijt, worden er geen afspraken gemaakt omtrent duurzaamheidsanalyses, zwarte lijst, een duidelijke invulling van het supplementariteitsbeginsel en transparantie.
Kaart 1: Landen waar de federale regering en Vlaanderen emissierechten aankochten
Rusland Estland Lithouwen Hongarije Ukraïne
Korea
Uzbekistan
Armenië Mexico Marokko
Honduras Cuba Guatemala El Salvador Costa Rica Colombia
China
Jordanië India
Thailand
Nigeria Brazilië
Tanzania
Peru
Filipijnen
Malysia
Indonesië Fiji
Chili
Zuid-Afrika Argentinië
13
Vietnam
Nicaragua
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Het federale aankoopbeleid onder de loep De federale staat verbond zich in het nationaal lastenverdelingsakkoord tot de aankoop van 12.3 miljoen ton emissierechten (zie hoofdstuk ‘De Belgische Kyotodoelstelling’). In september 2013 werd duidelijk dat de federale overheid deze doelstelling bereikte. In totaal spendeerde de federale overheid bijna 160 miljoen euro aan de aankoop 15 miljoen ton emissierechten. Er werd dus meer aangekocht dan oorspronkelijk werd voorzien (12.3). De financiering gebeurde door het ‘Kyotofonds’ waarin jaarlijks ongeveer 25 miljoen euro werd gestopt. Dit geld is afkomstig van een ‘federale bijdrage op elektriciteit’. Die bijdrage voedt verschillende elementen: het denuclearisatiefonds, bijdrage financiering CREG (Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas) en OCMW’s, en dus ook het Kyotofonds. Het Kyotofonds financiert op zijn beurt de dienst Klimaatverandering van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, het federale klimaatbeleid en dus ook de aankoop van emissierechten. Uiteindelijk werd de doelstelling, door de extreme daling van de prijzen op de emissiemarkt (zie grafiek 3), op een goedkopere manier bereikt dan aanvankelijk gedacht. Hierdoor konden meer emissierechten gekocht worden dan oorspronkelijk nodig en staat er zelfs nog een restbedrag van 13.6 miljoen euro open. Met dit overschot stelt de dienst Klimaatverandering voor een buffer aan te leggen voor tekorten in de tweede Kyotoperiode (2013-2020). Het selecteren en contracteren van emissiereducerende projecten gebeurde door de federale overheid op verschillende manieren. Via aanbestedingsprocedures of ‘tenders’ op de primaire en secundaire markt, via de Duitse bank KfW Bankengruppe, via een partnerschap met China en via Green Investment Schemes in Hongarije. In dit hoofdstuk bekijken we elke strategie van dichtbij. In bijlage 2 staat de volledige lijst van de federale aankopen van emissierechten.
1. Eerste tender en tweede tender (primaire markt): € 7,7 miljoen Het oorspronkelijke idee van de federale overheid was om rechtstreeks emissiekredieten te kopen bij de projectontwikkelaars, dus op de primaire markt. In 2005 en 2007 werden daarom twee aanbestedingsprocedures of ‘tenders’ uitgeschreven28. In totaal werden meer dan 150 CDM-projecten gescreend op basis van drie principes: bijdrage tot duurzame ontwikkeling, de prijs en de zekerheid van levering. Uiteindelijk werden elf projecten geselecteerd, voornamelijk CDM-projecten. Onder andere een geothermische elektriciteitscentrale in El Salvador, een biomassa-cogeneratieproject in India en een biogasrecuperatieproject in Peru. De 28 Ministerraad, Persbericht van de Ministerraad van 9 mei 2008. Aankoop van emissierechten. Strategie voor de aankoop van emissierechten 2008-2012, http://www.presscenter.org/files/ipc/import/ pressrelease/pdf/03f4b77fa2e7461ae659ff0c204c54de-nl.pdf
14
voorziene windenergieprojecten in Cyprus zullen wellicht niet doorgaan omwille van tal van problemen. Deze projecten doorliepen allemaal de duurzaamheidsanalyse van de federale overheid. Daarnaast werd, via een additionele financiële incentive, geprobeerd projecten aan te trekken uit Minst Ontwikkelde Landen (MOL’s). Het is immers een veelgehoorde kritiek dat het CDM vooral projecten promoot in opkomende industrielanden terwijl minst ontwikkelde landen uit de boot vallen. Toch maakte geen enkele aanbieder van emissierechten hiervan gebruik. De totale kostprijs van deze eerste en tweede tender bedroeg bijna 8 miljoen euro. Dat terwijl het vrijgemaakte budget 35 miljoen euro bedroeg. De federale overheid kon met andere woorden, door de ineenstorting van de prijs, op een relatief goedkope manier deze emissierechten aankopen. De totaal gecontracteerde projecten waren goed voor 753.522 emissierechten. Geen grote aantallen (concreet gaat het over 5% van de aankoopdoelstelling van 12,3 Mton emissierechten), zeker gezien de arbeidsintensiviteit van het proces29. Bovendien werd de koolstofmarkt vanaf dat moment een zeer complexe aangelegenheid waar steeds meer private spelers ten tonele verschenen. Daarom koos de federale overheid een andere piste: de secundaire markt. De ‘tussenpersoon’ van de federale overheid werd de Duitse bank KfW Bankengruppe.
2. KfW: € 24 miljoen In 2008 sloot de federale overheid een overeenkomt met de Duitse bank KfW Bankengruppe voor de aankoop van 1.3 miljoen emissiekredieten voor 25 miljoen euro. De nv Fedesco kocht de emissierechten aan en moest deze onmiddellijk doorverkopen aan de Belgische staat. Concreet ging KfW op zoek naar projecten die voldeden aan de federale criteria, inclusief de duurzaamheidsanalyse. Toch is de dynamiek van dit mechanisme met tussenpersoon anders dan de primaire markt. De federale overheid staat immers niet rechtstreeks in contact met de projectontwikkelaars en moet dus vertrouwen op de informatie die KfW verstrekt (secundaire markt). Het is ook niet mogelijk om de duurzaamheid van het project en de opvolging ervan contractueel te garanderen. In 2012 meldde de bankengroep dat ze haar activiteiten op de koolstofmarkt zou stopzetten, waardoor de 25 miljoen euro van de federale overheid niet volledig gebruikt zou worden. Toen ze besliste haar activiteiten toch voort te zetten, was dit probleem van de baan. KfW zorgde tegelijkertijd ook voor een grote meevaller. Door de dalende prijzen bleek dat er veel meer emissierechten geleverd konden worden dan oorspronkelijk gedacht. In plaats van 1.5 miljoen emissierechten, kon KfW meer dan 5 miljoen emissierechten leve29 Op de primaire markt wordt zonder tussenpersoon gewerkt, waardoor de aankoper zelf instaat voor het screenen van projecten.
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
ren. Met hetzelfde bedrag konden dus meer dan drie keer zoveel emissierechten aangekocht worden dan oorspronkelijk voorzien, waardoor vraagtekens kunnen geplaatst worden bij de duurzaamheid van deze projecten. Ook doet dit vragen rijzen bij de bilaterale overeenkomst tussen de federale overheid en KfW. Ongeacht dat dit een meevaller was voor de overheid, lijkt het contract erg afhankelijk van het beleid dat KfW wenst te voeren. Momenteel heeft de bankengroep haar activiteiten op de koolstofmarkt stopgezet. Op hetzelfde moment als de investering van 25 miljoen euro in KfW, zorgde ons land in de zomer van 2008 voor een primeur. België was het allereerste land dat meestapte in een volledig nieuw experiment op de internationale emissiemarkt: het Green Investment Scheme of GIS.
3. GIS: het verhaal van de ‘groene’ emissierechten: € 26 miljoen Ontstaan De reden om te kiezen voor het GIS was simpel: de prijs. In 2008 schommelde de prijs voor CDM-kredieten rond de 17 à 18 euro. Experts voorspelden in de nabije toekomst zelfs een prijs boven de 20 en zelfs 25 euro. Het was duidelijk dat het federale budget zulke prijzen niet aankon. Daarom werd gekozen een sprong in het duister te wagen en te kiezen voor een veel goedkoper emissierecht: een GIS. Er bestaat geen echte definitie van Green Investment Schemes. Wel weten we hoe het mechanisme (min of meer) werkt. Bij GIS worden emissierechten uit een voormalig Oostblokland ‘vergroend’ door er een milieuproject aan te koppelen dat wel voor emissiereducties zorgt. Door dit mechanisme worden emissierechten gelinkt aan effectieve emissiereductie. Daarom worden ze ook wel eens ‘groene emissierechten’ genoemd. GIS zijn ontstaan door het overschot aan emissierechten uit voormalige Oostbloklanden. De Midden- en Oost-Europese landen zitten namelijk op een enorme berg (13 Gton) ongebruikte emissierechten (Assigned Amount Unit of AAU’s). De landen in kwestie hebben deze rechten overgehouden als neveneffect van de ineenstorting van hun planeconomie in de jaren negentig (met als gevolg een forse de-industrialisatie). We spreken van GIS als de opbrengsten van de AAU-transfert geïnvesteerd worden in projecten die rechtstreeks of onrechtreeks de uitstoot van broeikasgassen beperken in het gastland. Tot nu toe hebben onder andere Oostenrijk, Spanje, Nederland, Japan en België GIS aangekocht. De landen die GIS aanbieden zijn logischerwijs Centraal- en Oost-Europese landen zoals Polen, Oekraïne, Roemenië, Hongarije, Letland, Slovakije en Tsjechië. GIS zijn veel flexibeler dan andere mechanismen binnen de koolstofhandel, zoals het Clean Development Mechanism (CDM) en Joint Implementation (JI). Het verschil tussen projectgebonden mechanismen en GIS bestaat erin dat er bij het CDM en JI (op papier) een aantal normen moeten gehanteerd worden. Voor GIS (en bij uitbreiding de emissiehandel) bestaan deze regels niet. De praktijk leert ons dat
15
GIS vaak de gaten opvult voor projecten die, omwille van de striktere regels, niet in aanmerking komen voor het CDM en JI30. Volgens sommigen zijn GIS zelfs een alternatief voor veel projecten waar het CDM en JI minder geschikt voor zijn. Een goed voorbeeld hiervan zijn de energie-efficiëntie maatregelen in gebouwen. Ze kunnen gemakkelijk ingezet worden in reeds bestaande projecten en landen kunnen in alle vrijheid zelf een kader uitwerken. Na verschillende landen met elkaar te hebben vergeleken, viel de keuze van België op Hongarije. Hongarije had immers een goed onderbouwd milieuprogramma en pleitte bovendien om het project te laten monitoren door een onafhankelijke auditeur. Een doorslaggevende factor. Toenmalig minister van Klimaat en Energie Paul Magnette gaf groen licht om te onderhandelen over de aankoop van twee miljoen emissiekredieten. Er werd 30 miljoen euro voorzien. Toch was de keuze van België om voor GIS te gaan voor velen onbegrijpelijk. Projecten zouden enkel op papier bestaan en van echte reducties zou geen sprake zijn. Een greep uit de problemen met GIS in het algemeen: - Afwezigheid internationale standaarden GIS steunen in tegenstelling tot het CDM en JI op geen enkele internationale standaard, geen enkel kader of monitoringsysteem. Door het gebrek aan internationale standaarden, hangen de kwaliteitsgaranties en duurzaamheidscriteria af van de goodwill van koper en verkoper. Ook de vergroeningsratio (de relatie tussen het aantal verkochte AAU’s en de behaalde reducties van een GISproject) is bilateraal af te spreken. Het ligt voor de hand dat de afwezigheid van enkele basisafspraken de deur voor misbruik van de opbrengsten van de verkoop wijd open zet en de garantie voor milieu-integriteit erg klein houdt. - MRV-systeem De naleving van het contract moet op de één of andere manier toch na te gaan zijn. Monitoringsystemen zouden een geloofwaardige meting (M), rapportage (R) en verificatie (V) van GIS-activiteiten kunnen doen. Zo’n MRVsysteem behoort daarom tot de meest kritische elementen voor een succesvolle uitvoering van GIS. Het is essentieel en cruciaal om de milieu-integriteit te waarborgen. Het moet nagaan: • of het project uitgevoerd wordt zoals afgesproken; • of de opbrengsten van de verkoop gebruikt worden in een nieuw programma of bovenop een reeds bestaand programma; • hoe groot de bereikte reducties zijn per betaalde euro. Het gebrek aan een internationaal erkend en goedgekeurd MRV-systeem voor GIS heeft de ontwikkeling van eenvoudige MRV-kaders aangemoedigd. Maar zonder een duidelijk MRV-systeem zijn GIS problematisch. Voor het GIS-project van start gaat, vindt immers de transactie en betaling van AAU’s plaats. Als een GIS-project niet doorgaat, blijft het geld betaald en de emissierechten opgestreken. Het vergroeningsproject is met andere woor30 Climatefocus, AAU Sales and Green Investment Schemes: Perspectives for 2012 and After, http://climatefocus.com/downloads/ AAU%20Sales%20and%20Green%20Investment%20v1%20 0%2010%20November%202010.pdf
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
den iets bijkomend en hangt af van het contract en de goodwill van de koper en/of de verkoper. Dit heeft ook als gevolg dat de prikkel voor een stevige controle van het project niet vanzelfsprekend is. - Additionaliteit Additionaliteit betekent dat de projecten een bijkomende vermindering van de uitstoot moeten realiseren. Dus bovenop wat er in het gastland al zou zijn gerealiseerd zonder het bestaan van een GIS-project. Het project mag niet in de plaats komen van al geplande reducties in het gastlastland in kwestie en moet dus een echte en meetbare bijdrage op lange termijn leveren aan de vermindering van klimaatverandering. De meeste landen vermijden een overlap tussen GIS en bestaande nationale programma’s om de additionaliteit te waarborgen. Toch zijn er een paar landen, zoals Hongarije, die het gebruik van een GIS-project toestaan in bestaande nationale programma’s. Tot nu toe bestaat geen enkel criterium om ‘additionaliteit’ bij GIS te waarborgen. - Transparantie Door het gebrek aan een internationaal kader voor GIS, laat ook de transparantie van deze markt te wensen over. De stand van zaken op de GIS-markt is vaker gebaseerd op geruchten dan op eenduidige informatie. Informatie over de additionaliteit, het kwaliteitskader, de transactiemodaliteiten, de gebruikte monitoring en de vergroeningsratio van een GIS-project is vaak ontoegankelijk. Samengevat: niemand weet wat een GIS-project precies inhoudt, zelfs een erkende definitie is zoek. Bovenstaande problemen maken alvast één ding duidelijk: het succes of het falen van GIS hangt volledig af n GIS zijn het wilde van de goodwill van koper en westen van de handel verkoper en het contract waarin in emissierechten. n dit wordt gegoten. De GIS-markt is daarom het wilde westen van de handel in emissierechten, de bodem van de markt. In vele gevallen is er enkel sprake van een overdracht van publiek geld van land A naar land B in ruil voor schone lucht op papier. Met ander woorden: een transactie van AAU’s in een mooi kleedje. Van echte emissiereductie is weinig sprake.
GIS-project Hongarije Vandaag, bijna vijf jaar na de keuze van België om te werken met GIS, kan de balans opgemaakt worden van een moeilijke en niet onbesproken deal tussen België en Hongarije. De hamvraag is duidelijk: leidde het GIS-project met Hongarije effectief tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen? Om op deze vraag te kunnen antwoorden moeten we terug in de tijd, naar de zomer van 2008. De eerste betalingen tussen België en Hongarije vinden dan plaats en moeten geïnvesteerd worden in een groen project. De Belgische overheid staat erop dat het project een ‘hard greening’-project is en hoopt dan ook samen met Hongarije een aantal voorstellen uit te werken. IJdele hoop. Hongarije consulteert België niet in het opstellen van mogelijke projecten en vraagt ons land op geen enkele manier input. België kan weinig anders dan een voorstel van Hongarije af te wachten. Uiteindelijk valt de keuze van België
16
op twee projecten rond energie-efficiëntie in openbare en residentiële gebouwen. Concreet gaat het over isolering, warmteboilers en dubbele beglazing. Twee jaar vertraging Maanden gaan voorbij. Een jaar na de ondertekening van het GIS-project is nog geen enkel project opgestart, terwijl het geld wel al gestort is. In diezelfde maanden barst de economische crisis in alle hevigheid los. Ook Hongarije wordt hard getroffen. De ongerustheid groeit en steeds meer geruchten doen de ronde dat Hongarije het Belgische geld wel eens zou gebruikt hebben om begrotingstekorten op te vullen. Bovendien komt Hongarije in woelige politieke tijden terecht, er komt een rechtse regering aan de macht. Hierdoor komen op de Hongaarse administraties en kabinetten telkens andere mensen terecht. De Hongaarse contactpersoon voor GIS verandert tot driemaal toe. Een bijna onwerkbare situatie. Ook op vlak van transparantie loopt veel mis. Drie MO*journalisten vragen het bewuste contract tussen België en Hongarije op en krijgen een verknipte versie doorgestuurd. Pas nadat ze een beroepsprocedure opstarten, krijgen ze het volledige contract te zien. Daarin zijn onduidelijkheid en tegenstrijdigheid troef. Uit het contract blijkt dat er tussen België en Hongarije geen afspraken zijn gemaakt over hoeveel emissiereductie er gerealiseerd moet worden (vergroeningsratio) en op welke manier dit moet gebeuren. Hongarije voelt nattigheid en maakt duidelijk dat het geen pottenkijkers wil. Er komen bakken kritiek uit verschillende hoeken31. Uiteindelijk loopt het project twee jaar vertraging op. De vergroeningsratio De federale overheid heeft relatief strenge duurzaamheidscriteria voor de aankoop van emissierechten (zie onderdeel ‘Hoe duurzaam zijn de aangekochte emissierechten?’). Toch werd deze procedure niet toegepast op het voorstel van Hongarije. Dit legt onmiddellijk ook de zwakke plek van de federale duurzaamheidsgarantie bloot: het is moeilijk toepasbaar op bilaterale transacties. De duurzaamheid van het GIS steunt louter op de afspraken tussen Hongarije en België. België maakte zich altijd sterk alleen te investeren in een programma dat effectief tot directe emissiereductie leidt. Met andere woorden: hard greening. Toch wordt er in het GIS-contract tussen Hongarije en België met geen woord gerept over ‘hard greening’, nochtans een expliciete vraag van België. De enige referentie naar de vergroeningsgraad is de vermelding van ‘een zo hoog mogelijke vergroening’. Van een vergroeningsgraad van 1 op 1, dat impliceert dat het aantal verkochte AAU’s en de bereikte emissiereductie gelijk zijn, zal dus verre van sprake zijn. Bovendien rijst ook de vraag wat te doen als de duurzaamheidsafspraken in een contract geschonden worden. In de praktijk lijkt het onwaarschijnlijk dat een contract hierdoor verbroken wordt.
Vertraging niet zonder implicaties Midden 2013 is het Belgische geld nog altijd niet volledig geïnvesteerd. Door deze vertraging ziet België zich genood31 De Cort, G. & Ortegat-Traen, T. & Van Bael, B., België speelt met gebakken lucht uit Hongarije, augustus 2009, artikel in Mo*: http://www.mo.be/artikel/belgie-speelt-met-gebakken-lucht-uithongarije; Eén, Basta. Te koop: propere lucht, 2011, http://www. een.be/programmas/basta/te-koop-propere-lucht
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
zaakt het contract te verlengen: tot midden 2015. Door de vertraging zullen de Hongaarse emissiereducties voornamelijk na 2012 plaatsvinden. Met andere woorden: nà de Kyotoperiode 2008-2012 (de eerste Kyotoperiode), de periode waarvoor deze rechten bedoeld zijn. België gebruikt deze emissierechten immers om haar Kyotodoelstelling tussen 2008-2012 na te komen. Samengevat: de mate waarin de Belgische emissierechten voor de eerste Kyotoperiode gelijk staan met echte emissiereducties in Hongarije in diezelfde periode, is quasi nul. Gezien alle complicaties had het geld veel beter geïnvesteerd geweest in insolatie van gebouwen in België zelf. Het is duidelijk dat het Belgisch-Hongaarse experiment met het GIS België heel wat imagoverlies heeft opgeleverd. Sindsdien heeft de federale overheid geen andere contracten meer gesloten en is het dit ook in de toekomst niet van plan.
4. Derde tender (secundaire markt): € 100 miljoen Na twee tenders op de primaire markt, de eerste stappen op de secundaire markt via de Duitse bank KfW Bankengruppe en het avontuur in Hongarije, had de federale overheid eind 2008 nog niet haar volledige aankoopdoelstelling van 12,3 Mton emissierechten bereikt. Daarom besliste de federale regering een derde tender in het leven te roepen. Ditmaal op de secundaire markt. Dat betekent dat de federale overheid niet zelf in contact staat met de projectontwikkelaars, maar dat de transactie verloopt via een ‘tussenpersoon’ die kanten-klare projecten in portefeuille heeft. Omdat er dringend grotere hoeveelheden moesten aangetrokken worden, was deze nieuwe aanbesteding gericht op grote volumes. Enkel projecten of een portefeuille van projecten van minimaal 7 tot maximaal 30 miljoen euro kwamen in aanmerking. De federale overheid besefte goed dat op de secundaire markt zou moeten ingeboet worden op vlak van duurzaamheid. Op de secundaire markt verloopt de transactie immers via ‘tussenpersonen’. Eigen duurzaamheidscriteria invoeren is niet meer zo simpel. Daarom moesten, in tegenstelling tot de eerste en tweede tender, kandidaat-verkopers geen verplichte duurzaamheidsanalyse invullen. Wel kregen diegenen die toch de duurzaamheidsanalyse invulden, een bonus. Uiteindelijk vulden alle kandidaat-verkopers de optionele duurzaamheidsanalyse in, behalve één bedrijf (Mercuria Trading). Deze derde en laatste tender was overduidelijk de ‘succesrijkste’ en de omvangrijkste. Zowel naar geïnvesteerd bedrag (bijna 100 miljoen euro) als naar ontvangen emissiekredieten (meer dan 7 miljoen). De federale overheid sloot uiteindelijk een contract af met vijf traders: Barckleys Capital, Vitol, Bunge en Mercuria Trading. Opvallend is dat de enige trader die geen duurzaamheidsanalyse invulde, Mercuria Trading, toch gecontracteerd werd. Het aanbod van Mercuria was financieel zo interessant dat meer dan een derde van de totaal ontvangen emissiekredieten uit deze aankoopprocedure hieruit afkomstig zijn. Mercuria is, zoals de andere ‘tussenpersonen’, een internationale trader.
17
Haar core bussiness is de inkoop, levering en handel van onder andere ruwe olie, geraffineerde aardolieproducten, biobrandstoffen, steenkool en landbouwproducten. Daarnaast is ze ook een grote speler op de internationale emissiemarkt waar ze CDM-projecten registreert en de emissiekredieten die hieruit voortvloeien (CER’s), verkoopt. Haar portfolio omvat momenteel meer dan 150 geregistreerde CDM-projecten in China, Azië, Afrika en Zuid-Amerika32. Maar optionele duurzaamheidsanalyse of niet, het blijft zo goed als onmogelijk om de duurzaamheid van projecten uit de secundaire markt te blijven monitoren op vlak van duurzaamheid. Omdat er geen rechtstreeks contact is met de projectontwikkelaar kan de koper geen tussentijdse evaluaties eisen.
5. Partnerschap met China: € 400.000 Tussen 2008 en 2010 probeerde de federale overheid opnieuw een nieuwe mogelijkheid uit om emissiekredieten te verwerven: een CDM-samenwerking tussen China en België. Dit resulteerde, door een samenwerkingsovereenkomst in 2010, tot de ontwikkeling van zeven CDM-projecten. Concreet sloot de federale overheid voor een bedrag van 10 miljoen euro een partnerschap met de Chinese provincie Hunan. Gezien de federale overheid rechtstreeks in contact stond met de projectontwikkelaar, moesten deze projecten ook via de duurzaamheidsanalyse passeren. Uiteindelijk werd net geen 400.000 euro gespendeerd aan een erg klein aantal emissierechten.
6. Nieuwe toekomstige piste? Het merendeel van de projecten in de federale investeringsportefeuille vindt plaats in Azië, en vooral in India (27%), China (20%) en Vietnam (14.5%). Zoals reeds vermeld is een veelgehoorde kritiek dat het CDM vooral projecten promoot in opkomende industrielanden terwijl minst ontwikkelde landen uit de boot vallen. De federale overheid investeerde slechts in één Minst Ontwikkeld Land (MOL): Tanzania33. Nochtans trachtte ze in haar eerste en tweede tender projecten uit MOL’s aan te trekken, maar dit was geen succes (de CDM-markt in Afrika is dan ook erg klein). Daarom besliste ze in 2012 het heft in eigen handen te nemen: zelf een CDM-voorstel uitwerken in een MOL. Het idee is om in vijf Afrikaanse landen op zoek te gaan naar mogelijkheden om een CDM op te starten. Concreet gaat het over DRC, Rwanda, Uganda, Tanzania en Mozambique. Eind 2011 sloot de federale overheid een akkoord met ‘Tricorona’, een Zweedse projectontwikkelaar. Het doel is om een CDM-project rond hernieuwbare energie (duurzame houtskoolproductie) op te zetten in Rwanda34. Tegen eind 2014 wil de federale overheid dit CDM-project operationeel zien. Idealiter koopt de federale overheid zelf de emissierechten uit haar eigen project. 32 http://www.mercuria.com/trading/environmental-markets 33 Via KfW: Landfill gas recovery and electricity generations project. 34 http://www.climatechange.be/jicdmtender/article.php3?id_article=73
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Het Vlaams aankoopbeleid onder de loep Vlaanderen had, in tegenstelling tot het federale niveau, geen initiële aankoopverplichting (zie hoofdstuk ‘De Belgische Kyotodoelstelling’). Toch werd al snel duidelijk dat ook Vlaanderen zich op de koolstofmarkt zou moeten begeven. Door het gebrek aan interne reductiemaatregelen had Vlaanderen op het einde van de eerste Kyotoperiode een Kyotokloof van 13 miljoen ton CO2. Vlaanderen kocht via vier verschillende kanalen emissierechten (zie tabel 3). Op eigen houtje, via de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), via de Wereldbank en via een nieuwe tender in 2013. In dit onderdeel bekijken we deze vier aankopen van dichtbij. Wat volgt is een verhaal van vallen en opstaan, van trial and error. Het wordt onmiddellijk duidelijk dat Vlaanderen niet goed voorbereid was op de aankoop van grote hoeveelheden emissierechten. In bijlage 3 staat de volledige lijst van de Vlaamse aankoop van emissierechten.
1. Vlaanderen op eigen houtje: € 2 miljoen In 2004 zette Vlaanderen haar eerste stappen op de koolstofmarkt met een eerste Vlaamse JI-CDM tender voor Vlaamse projectontwikkelaars. Het doel van deze tender was in de eerste plaats ervaringen op te doen en expertise op te bouwen binnen de Vlaamse overheid en de Vlaamse bedrijfswereld35. Vlaamse ondernemers mochten met andere woorden met Vlaams belastinggeld aan de slag in ontwikkelingslanden. Deze oproep was echter geen succes en leidde tot slechts één contract in Chili; een opdracht rond de opvang van stortgassen. Een dochterbedrijf van het Belgische milieuen logistiekbedrijf Group Machiels beheerde de twee projecten waar ze een stortplaats zouden uitrusten met een biogasopvang- en affakkelingsysteem. Affakkelen is een techniek die het teveel aan gas verbrandt. Gassen die bij de oliewinning vrijkomen en waarvan het te duur of te moeilijk is om ze commercieel te gebruiken, worden zo weggewerkt. Maar affakkelen staat bekend als een erg vervuilende techniek. Ze is verantwoordelijk voor tonnen koolstofdioxide en bovendien erg schadelijk voor de mens. De techniek is zo vervuilend voor natuur en mens, dat ze in veel landen verboden werd. Producenten kunnen wel het vrijgekomen gas opvangen en in vloeibare vorm verkopen. In Vlaanderen is het opvangen van gas dat vrijkomt bij het affakkelen verplicht. 35 De Vlaamse Minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur & De Vlaamse Minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, Bismededeling aan de leden van de Vlaamse Regering, Betreft: Verwerving van Kyoto-eenheden door het Vlaamse Gewest en jaarlijkse rapportering over de stand van zaken , http://www.lne.be/themas/klimaatverandering/flexibele-mechanismen/vlaamse-verwervingsstrategie/rapportering/2011-05-27-mededeling-flexmex-2009.pdf, p.4.
18
Merkwaardig bij het project in Chili is dat de energie die bij het affakkelen vrijkwam, niet zou worden gerecupereerd. Terwijl dat in Vlaanderen een standaard milieupraktijk is. Maar dat stond het project in Chili, dat zich beperkt tot het louter verbranden van het gas uit de stortplaats, blijkbaar niet in de weg. Nog vreemder wordt het als we zien dat Vlaanderen later investeert in een project in Rusland (Siberië) dat net wel een oplossing biedt voor de vervuilende gassen die bij het affakkelen vrijkomen. Een doordachte en consequente visie die rekening houdt met een aantal basisprincipes en economisch rendement, is hier moeilijk in terug te vinden. Bovendien werd deze weinig succesvolle tender nooit grondig geëvalueerd.
2. Het moeilijke huwelijk tussen PMV en Vlaanderen: € 24 miljoen Omdat het eigen initiatief van Vlaanderen geen succes was, besloot Vlaanderen de aankoop van emissierechten uit te besteden. De keuze viel op de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV). Zij kreeg in 2007 het mandaat om emissierechten te kopen op de secundaire markt. Er werd bewust gekozen om niet via beurzen of brokers rechten te kopen, maar via koolstoffondsen van internationale ontwikkelingsbanken. De keuze viel op het Asian Pacific Carbon Fund (ACPF) van de Aziatische ontwikkelingsbank en het Multilateral Carbon Credit Fund (MCCF), dat gelieerd is aan de Europese Bank voor Heropbouw en Ontwikkeling en de Europese Investeringsbank. Het voorziene budget voor het ACPF, 20 miljoen euro, werd geïnvesteerd in ongeveer 75 projecten. Een klein aantal emissierechten (150.000) kocht PMV uit MCCF. Hoewel PMV 22 miljoen euro voorzag om in dit laatste koolstoffonds te investeren, is in realiteit slechts 10 procent van dit bedrag geïnvesteerd. Het parcours van PMV en Vlaanderen was op zijn minst gezegd hobbelig, vooral door moeilijkheden omtrent de te betalen BTW op de transactie. Vlaanderen kocht, via PMV, voornamelijk emissierechten afkomstig van CDM-projecten uit India en China. En laat nu dat net een veelgehoorde kritiek zijn op het CDM-systeem. Zoals eerder vermeld zorgt het CDM-mechanisme er namelijk voor dat de armste ontwikkelingslanden uit de boot vallen bij de verdeling van de projecten. Het CDM-systeem promoot immers vooral projecten in opkomende industrielanden. Het zijn dus voornamelijk landen als China, India en Brazilië die de steun opstrijken. PMV erkent dit probleem en zou naar eigen zeggen heel wat pogingen gedaan hebben om CDM-projecten uit minst ontwikkelde landen aan te trekken. Dat is niet gelukt omdat deze projecten, aldus PMV, te weinig emissierechten opbrengen36.
36 Interview Pieter Marinus, PMV (14 juni 2013)
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Daarnaast was het inschatten van de duurzaamheid van de projecten geen senicure. Omdat Vlaanderen niet over eigen duurzaamheidscriteria beschikt, kon PMV logischerwijs niet terugvallen op een eenduidig kader voor de aankoop van emissierechten. In de praktijk betekende dit dat PMV zelf een eerste screening deed om na te gaan in hoeverre bepaalde projecten aanvaardbaar waren, en om in twijfelgevallen projecten af te toetsen met Vlaanderen. Ondanks het ontbreken van duurzaamheidscriteria is PMV van mening dat de portefeuille aangekochte emissierechten uiteindelijk een groen en kwaliteitsvol pakket geworden is. Dat heeft volgens de maatschappij vooral te maken met de manier van werken binnen het ACPF. In het ACPF zijn immers verschillende landen actief. Naast PMV (in naam van Vlaanderen) participeren ook Luxemburg, Spanje, Finland, Portugal, Zwitserland en Zweden. Binnen het ACPF is het de bedoeling dat de deelnemers samen beslissen om al dan niet in bepaalde projecten mee te stappen. Omdat deze landen over het algemeen wél over een (duurzaamheids)kader beschikten, konden projecten toch afgetoetst worden, waardoor de uiteindelijke emissieportefeuille, volgens PMV, wel degelijk groen en kwaliteitsvol is. Het tweede koolstoffonds waarin PMV emissiekredieten uit kocht, het MCCF, werkte op een totaal andere manier. In tegenstelling tot het APCF kunnen de deelnemers niet beslissen in welke projecten het fonds zal investeren. Deelnemende landen moeten, zonder het te weten van de andere participanten, beslissen al dan niet emissierechten te kopen van een bepaald project. Het ligt voor de hand dat deze keuzes voor PMV niet erg gemakkelijk te maken zijn zonder formeel duurzaamheidskader. Het is als meten zonder meetinstrument. Uiteindelijk had PMV iets meer dan 2.5 miljoen emissiekredieten in portefeuille, die Vlaanderen normaliter zou overnemen. Maar Vlaanderen had zijn twijfels. Zo bleek dat er BTW zou moeten betaald worden op de transactie van de emissierechten van PMV naar Vlaanderen. Na heel wat onduidelijke communicatie besliste Vlaanderen deze rechten toch over te nemen en moest het geen BTW betalen op de transactie van de emissierechten37. Vandaag maakt PMV zich klaar voor de volgende Kyotoperiode. Omdat ervan wordt uitgegaan dat Vlaanderen ook in de tweede Kyotoperiode emissierechten zal moeten aankopen - het geplande interne beleid zal immers onvoldoende reducties opleveren om aan de Kyotoverplichting te voldoen - maakt PMV zich klaar voor een nieuwe vraag uit Vlaanderen. PMV trad bovendien op eigen initiatief toe tot het Future Carbon Fund (FCF), om CDM-kredieten in te slaan. Momenteel investeert de maatschappij daar 20 miljoen dollar in. Toch zegt Vlaanderen zijn emissieaankopen niet meer via PMV te regelen.
37 Interview Pieter Marinus, PMV (14 juni 2013)
19
3. Vlaanderen via de Wereldbank: € 10 miljoen Naast de investeringen via PMV, investeerde Vlaanderen ook zelf in een koolstoffonds. Er werd 10 miljoen euro gestort naar het Carbon Fund for Europe (CFE) van de Wereldbank (in samenwerking met de European Investment Bank). Het CFE werd opgericht in 2007 en met 50 miljoen euro gespijsd door de deelnemende landen: Portugal, Ierland, Luxemburg en België (het Vlaamse Gewest). Het fonds focust zich op zeven landen (Jordanië, Maleisië, Nigeria, Rusland, Tsjechië, Egypte en Thailand) en werd speciaal opgericht om landen onder het Kyotoprotocol via CDM en JI te helpen bij hun doelstelling. Vlaanderen kocht emissierechten uit drie verschillende projecten. Een project in Rusland, één in Thailand en één in Nigeria. Het JI-project in Rusland is ongetwijfeld het meest controversiële project. Concreet gaat het over een gas- en oliewinningveld in een streek in een uithoek van Siberië: Komsomolskoye. Het project wordt beheerd door de Russische olie- en gasmaatschappij Rosneft-Purneftegaz. Doordat het gasveld wordt uitgebreid, kan de bestaande infrastructuur van het domein de grotere hoeveelheden gas niet langer aan. Daarom is het bedrijf genoodzaakt om gas af te fakkelen. Veel olieproducenten wijzen erop dat de overschakeling naar installaties die dit gas kunnen opvangen, grote investeringen vraagt. Vooral als het bedrijf zich op een afgelegen locatie bevindt. Het is hier dat het JI-project op de proppen komt. De Kyotolanden die participeren in het fonds (met inbegrip van Vlaanderen) investeren in de installatie van hoogstaande infrastructuur die de grotere hoeveelheden en druk aan olie en gas wél aankan en waardoor de vervuilende praktijk van het affakkelen van gas niet meer nodig is. Tot daar het goede nieuws. Er zijn immers een paar grote vraagtekens in de kantlijn te plaatsen. Ten eerste is er de problematiek van additionaliteit. De grote oliebedrijven zouden volgens kenners perfect in staat zijn zélf een einde te maken aan het affakkelen van gas waardoor een extra investering van JI-kredieten helemaal niet nodig is. Ten tweede is het affakkelen van gas een dermate vervuilende techniek met implicaties voor natuur en mens dat het in veel landen een illegale praktijk is. Onder andere in Nigeria is het affakkelen van gas al meer dan dertig jaar bij wet verboden. Ook in Rusland mag het affakkelen van gas in principe niet meer: op termijn moet 95% van het gas hergebruikt worden (en dus slechts 5 procent afgefakkeld worden). Ondanks deze wetgeving doen de overheden van de landen in kwestie weinig om hiertegen op te treden. Meer zelfs: projecten die het affakkelen van gas teniet willen doen, blijken toch in aanmerking te komen voor CDM- of JI-kredieten. De bedrijven in kwestie ontvangen met andere woorden vaak Europese investeringen voor een illegale praktijk die ze sowieso moeten stopzetten. Geen wonder dat de kritiek groot is. Het is dus vreemd dat Rosneft, de grootste olieproducent en tevens de grootste affakkelaar van Rusland, onder andere Vlaamse investeringen ontvangt voor een praktijk die er in de eerste plaats niet zou mogen zijn. In plaats van oliebedrijven te belonen binnen het JI-systeem, moet de
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
overheid toezien op het naleven van de wet en getroffen gemeenschappen compenseren voor de schade die ze ondervonden hebben door het affakkelen van gas.
4. GIS: oud geleerd, jong gedaan? Vlaams minister van Leefmilieu, Joke Schauvliege, gaf eind 2012 haar administratie (het departement Leefmilieu, Natuur en Energie) de opdracht een prospectie voor GISprojecten op te starten bij verschillende Oost-Europese lidstaten. Deze lidstaten moesten ‘significante overschotten hebben aan toegewezen Kyoto-eenheden (AAU’s) en deze AAU’s verkopen, gekoppeld aan een vergroeningsprogramma of ‘Green Investment Scheme’ (GIS)’38. Vlaanderen was met andere woorden van plan om - zonder te leren uit de ervaringen van de federale regering - in een GIS-project te stappen. Concreet ging de administratie van Schauvliege op de koffie bij zes Europese lidstaten: Letland, Estland, Litouwen, Polen, Bulgarije en Hongarije. Zoals hierboven vermeld verbrandde de federale overheid haar vingers in 2008 aan het bewuste GIS-project in Hongarije. Er kwam dan ook veel kritiek op de keuze van minister Schauvliege om de Kyotokloof op te vullen met GIS-rechten. Uiteindelijk werd van die keuze afgezien. Maar het veranderde de situatie niet: Vlaanderen zit nog steeds met een tekort van 13 Mton aan emissierechten. Om dat op te vullen werd een tweede tender op de secundaire markt uitgeschreven.
5. Nieuwe Vlaamse tender In de zomer van 2013 beslist Vlaanderen het opnieuw alleen te proberen. Zonder PMV op de hoogte te stellen, schrijft Vlaanderen op 23 juli 2013 een nieuwe tender uit op de secundaire markt’39. De tender heeft een dubbel doel. Ten eerste wil Vlaanderen 8 tot 10 miljoen CDM- of JIn Door slechts enkele kredieten kopen om zijn miljoenen euro’s te resterende Kyotokloof te betalen voor een kloof dichten. Ten tweede wil van 13 Mton, wordt het een buffercapaciteit aanleggen van 8 tot 10 het Kyotoprotocol belachelijk gemaakt. n miljoen CDM- of JI-kredieten voor de tweede Kyotoperiode (2013-2020). Bedrijven kregen tot 13 september 2013 om offertes in te dienen. Hoewel nog onduidelijk is voor welke projecten zal gekozen worden, lichten de Terms of Reference van de Vlaamse tender al een tipje van de sluier op. Prijs en niet duurzaamheid is belangrijkste Het eerste dat duidelijk naar voren komt, is de verhouding tussen de prijs en de duurzaamheid van het project. Vlaanderen kent namelijk een gewicht van belangrijkheid toe aan de prijs en kwaliteit van de emissiereducerende projecten: voor de prijs is dat 80%, voor de kwaliteit is dat 20%. Vlaanderen streeft dus naar een zo laag mogelijk prijs, terwijl we 38 Zie voortgangsrapport 2011 (VORA11) van 23.11.2012. 39 http://advancedglobaltrading.blogspot.be/2013/08/belgiums-flemish-region-to-buy-up-to-20.html
20
weten dat een lage prijs en duurzaamheid moeilijk verenigbaar zijn. Immers, hoe geloofwaardiger de emissiereductie in het gastland, hoe duurder de emissierechten zullen zijn. Momenteel kost een CDM-emissierecht ongeveer 0.60 eurocent40. Als Vlaanderen blijft streven naar een zo laag mogelijke prijs, komt dit neer op een totale investering van enkele miljoenen euro’s. Vlaanderen komt er op deze manier wel erg goedkoop vanaf. Enkele miljoenen euro’s is namelijk een zeer lage prijs voor een emissiekloof van 13 Mton en het ondergraaft de ziel van het Kyotoprotocol. Zelfs bij de aankoop van grote volumes kan hiermee amper een vergroeningsproject opgezet worden en kan bijgevolg geen duurzaamheid nagestreefd worden. Met dit bedrag kunnen hoogstens de administratieve kosten worden betaald, laat staan een project dat dermate reduceert dat het overeenkomt met de Vlaamse emissiekloof. Bovendien kunnen we met zekerheid zeggen dat een project met zulke lage prijzen niet additioneel kan zijn. Meer dan de marktprijs, moet daarom de duurzaamheid primeren. Waar haalt Vlaanderen - in tijden van budgettaire krapte - het geld voor deze investering vandaan? Via een vestzak-broekzakoperatie zo blijkt. De Vlaamse regering verkocht in maart en februari 2013 het overschot aan emissierechten uit de pot ‘nieuwkomersreserve’. Deze pot met emissierechten dient voor bedrijven die, na het begin van de Kyotoperiode, werden opgestart. Alle bedrijven krijgen bij opstart namelijk een aantal emissierechten toegekend. Bedrijven die vóór de eerste Kyotoperiode al bestonden, hadden hun deel van emissierechten al gekregen. De pot ‘nieuwkomersreserve’ was bedoeld voor de bedrijven die pas doorheen de eerste Kyotoperiode opgestart werden. Normaal gezien is deze reserve aan emissierechten enkel bedoeld voor grote bedrijven (ETS) en kan ze niet meer gebruikt worden om de Vlaamse emissies voor andere sectoren als kleine bedrijven, gebouwen … (niet-ETS) te dekken. Toch heeft Vlaanderen de emissierechten uit deze pot verkocht en zal het de opbrengst ervan gebruiken voor de aankoop van nieuwe emissierechten, bestemd voor de niet-ETS-sectoren. Eigenlijk is dat niet de bedoeling, maar gezien de te financieren reductiekloof nog aanzienlijk was, is Vlaanderen toch overgegaan tot deze maatregel. De verkoop uit de pot ‘nieuwkomersreserve’ bracht meer dan 36 miljoen euro op. Met dat geld is Vlaanderen dus van plan om nieuwe emissierechten aan te kopen om zo zijn Kyoto-achterstand van 13 Mton in te halen. Pure CO2zwendel. In de eerste Vlaamse tender werd al duidelijk dat vooral de lage prijs van emissierechten de doorslaggevende factor was om tot aankoop over te gaan. Een kleine rekenoefe- n Net als verschillende ning op basis van deze visie, grote bedrijven liet geeft ons al een eerste zicht Vlaanderen zich in met op het prijskaartje van de toepure CO2-zwendel. n komstige aankoop van Vlaanderen. Stel dat Vlaanderen niet veel boven de marktprijs emissierechten zal aankopen voor haar resterende Kyotokloof van 13 Mton, dan zullen slechts enkele miljoenen euro’s volstaan om de kloof te dichten. 40 Data: Point Carbon
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Op die manier haalt Vlaanderen wel erg goedkoop haar Kyotodoelstelling. Bovendien maakt ze nog een mooie winst: iets meer dan 33 miljoen euro41. Deze miljoenen zullen in het Vlaams Klimaatfonds terechtkomen. Hoewel Vlaanderen met dat geld het binnenlands klimaatbeleid wil financieren, rijst de vraag hoe het mogelijk is dat Vlaanderen zonder scrupules miljoenen winst kan maken op de CO2-markt. Hoe draagt Vlaanderen op deze manier bij tot een mondiale oplossing? Geen duurzaamheidsanalyse Voor de eerste maal besliste Vlaanderen gebruik te maken van een ‘zwarte lijst’ met projecttypen waarvan ze geen emissierechten zullen kopen. Met andere woorden: een lijst met projecten die een te hoog risico hebben op niet-additionaliteit of een geringe bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling. Het Vlaams Klimaatbeleidsplan geeft aan dat de Vlaamse regering uit duurzaamheidsoverwegingen geen emissiekredieten zal kopen uit bosprojecten, grote waterkrachtprojecten (met een capaciteit van meer dan 20 megawatt), nucleaire projecten, HFC-projecten, projecten bij steenkoolcentrales, ERU’s uit JI track 1 en N2O-projecten. 41 De verkoop van de nieuwkomersreserve kan via de website van het veilingplatform EEX gevolgd worden: http://www.eex.com/en/
21
De Vlaamse regering toont met deze beslissing haar goede wil en zet een stap in de goede richting. Toch is er nog heel wat werk aan de winkel. Want nog steeds evalueert de Vlaamse regering de projecten niet op duurzaamheid (behalve de zwarte lijst). In de oproep van deze Vlaamse tender is geen sprake van een duurzaamheidsanalyse. Nochtans is hiervoor een duidelijk kader voorhanden op federaal niveau. De federale overheid maakte in haar derde tender van 2009 gebruik van een optioneel in te vullen duurzaamheidsanalyse met een daaraan gekoppelde prijsincentive. Zo goed als alle bedrijven maakten hier gebruik van. Vlaanderen kan met de overname van deze duurzaamheidsevaluatie bewijzen dat additionaliteit en duurzaamheid kernbegrippen zijn voor de regering. Bovendien kan men zich afvragen hoe groen ‘emissierechten na datum’ zijn? Er is immers duidelijk een tijdsprobleem. De emissierechten die Vlaanderen mogelijks zal aankopen kunnen pas reducties teweegbrengen nà de periode waarvoor deze rechten bedoeld zijn (2008-2012). Hierdoor is de ratio AAU’s versus emissiereducties in de periode 2008-2012, nul. In het licht van de oorspronkelijke opzet van het Kyotoprotocol, is er dringend nood aan een structureel beleid.
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Wat brengt de toekomst? Nu de eerste Kyotoperiode (2008-2012) afgelopen is, is het noodzakelijk een blik te werpen op de volgende Kyotoperiode vanaf 2013. Leert België uit zijn fouten of stoot het zich tegen dezelfde steen? Een aantal voorbodes en reeds genomen beslissingen, doen het laatste vermoeden.
1. Geen verdeling of afspraken… Net als voor de eerste Kyotoperiode, moet België de tweede Kyotodoelstelling (tussen 2013 en 2020) verdelen onder de federale overheid en de gewesten, de burden of effort sharing. In 2009 startte men deze discussies binnen België. Vier jaar later, eind 2013, zijn de doelstellingen nog altijd niet verdeeld. Jammer, want als we de klimaatproblematiek een halt willen toeroepen moet we nú actie ondernemen en ambitie aan de dag leggen. Maar met het verkiezingsjaar 2014 in het vizier, lijkt een beslissing weinig waarschijnlijk. In het slechtste geval komt er pas eind 2014 duidelijkheid. Het is duidelijk dat de mate van urgentie volledig ontbreekt bij de beleidsmakers. Zonder een helder kader vervallen we opnieuw in een situatie waar de federale regering het tekort aan Kyoto-inspanningen moet bijpassen, de gewesten en de federale overheid amper op de hoogte zijn van elkaars aankoopbeleid, kosteneffectiviteit niet bekeken wordt, we meestappen in niet-duurzame projecten, opportuniteiten missen … De meerwaarde van dit alles voor een oplossing voor de klimaatproblematiek is zo goed als nul. Bovendien veranderen vanaf de tweede Kyotoperiode de spelregels voor de aankoop van emissierechten fundamenteel. Er worden nieuwe flexibiliteiten in het leven geroepen. Zo kunnen landen een voorafname krijgen van emissierechten van het volgende jaar (borrowing), krijgen ze de mogelijkheid om emissieruimte op te sparen naar het volgende jaar (banking) en kunnen Europese lidstaten emissiekredieten van anderen lidstaten gebruiken. Deze laatste flexibiliteit houdt in dat er een nieuwe markt zal worden gecreëerd (de handel in ‘Annual Emission Allocations’ of AEA’s). Andere spelregels impliceren een andere strategie. Zo moet de reductiedoelstelling vanaf 2013, in tegenstelling tot de periode 2008-2012, jaarlijks gehaald worden. Deze regeling impliceert dat in het geval dat de jaarlijkse emissieruimte in een land wordt overschreden, een lidstaat slechts twee maanden de tijd heeft om toch de vereiste hoeveelheid uitstootrechten voor te leggen en haar Kyotoboekhouding te doen kloppen. Lukt dit niet, dan ligt een aantal sancties klaar. Zo wordt de hoeveelheid die in een bepaald jaar teveel werd uitgestoten, vermenigvuldigd met 1.08 en bijgeteld in het volgende jaar. De reductiedoelstelling wordt met andere woorden veel zwaarder. Een strikt schema voor België, dat eind 2013 zijn doelstellingen nog steeds niet heeft verdeeld. Een doordacht en structureel intern beleid voor de reductie van emissies zou een logische oplossing zijn. Maar ook dit lijkt niet te lukken. Volgens de meest recente inschattingen
22
van de federale overheid zou België ook in de tweede Kyotoperiode tussen de 31 en de 34 miljoen kredieten moeten aankopen. Als de Europese doelstelling strenger wordt, met name een reductie tot -30%, dan loopt de aankoop op tot meer dan 50 miljoen emissiekredieten. Ook de Europese Commissie maakt zich zorgen over België. Volgens haar is het onduidelijk hoe de afzonderlijke initiatieven in België zullen leiden tot de huidige reductiedoelstelling42. Dit is problematisch gezien de kwantitatieve beperkingen die sinds 2013 in het leven geroepen werden. Zo kan België slechts voor maximum 4% emissierechten uit projectactiviteiten (CDM en JI) aankopen43, waarvan 1% uit Minst Ontwikkelde Landen moet komen. België krijgt dus over de volledige periode de toestemming om maximum 26,4 miljoen emissiekredieten te gebruiken. Voor Vlaanderen zou dit betekenen dat het in de periode 2013-2020 ‘slechts’ 16 Mton mag aankopen… Dat is lang niet voldoende om de toekomstige Vlaamse emissiekloof, die volgens de Minaraad44 meer dan 48 Mton zal bedragen, op te vullen. Toch zou de emissiehandel de emissiehandel niet zijn, als ook hier geen achterpoortje voor zou bestaan. Bij de mogelijkheid om van andere Europese lidstaten emissiekredieten over te kopen, staat geen enkele kwantitatieve limiet. België kan dus, indien gewenst, ver boven de 4% gaan.
4. …maar toch doet iedereen zijn zin Om te anticiperen op deze verwachte kloof schoten zowel de federale als de Vlaamse regering intussen in actie. De federale administratie stelt voor om met haar resterend budget van 13.6 miljoen euro emissiekredieten voor de periode 2013-2020 aan te kopen en de Vlaamse regering schreef al een aanvraag uit voor 10 miljoen emissierechten. Daarnaast investeerde ook PMV 20 miljoen dollar aan emissierechten (via het Future Carbon Fund) in de n België trekt zich niets aan veronderstelling dat van de miljoenenaankoop Vlaanderen in de toevan tonnen ‘propere’ komst aan haar deur lucht tijdens de eerste zal kloppen.
Kyotoperiode. Integendeel. Het schuimt nu alweer de koolstofmarkt af voor de tweede Kyotoperiode. n
Op die manier gaat het in de toekomst van kwaad naar erger. België trekt zich niets aan van het feit dat de eerste Kyotodoelstelling werd bereikt via miljoenen euro’s aan ‘propere’ lucht van over de hele wereld. Ook in de tweede Kyotoperiode (2013-2020) wordt de koolstofmarkt afgeschuimd. De Vlaamse regering deed overtollige emissierechten voor bedrijven van de hand, plant met deze opbrengst zo goedkoop mogelijke emissie42 Europese Commissie, Assessment of the 2013 national reform programme and stability programma for BELGIUM, http://eur-lex.europa. eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=SWD:2013:0351:FIN:EN:DOC 43 Op basis van de emissies uit 2005. 44 Milieu en Natuurraad Vlaanderen.
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
rechten te kopen en strijkt hiermee nog een bedrag op van tientallen miljoenen euro’s (zie onderdeel ‘Nieuwe Vlaamse tender’). Emissierechten gaan momenteel over de toonbank voor amper 60 eurocent. In de hoofden van enkele beleidsmakers een grote marktopportuniteit en dus het ‘ideale’ moment om een buffer aan te leggen om toekomstige tekorten op te vangen. Een onethische gemakkelijkheidsoplossing die alle logica van duurzaam klimaatbeleid tart. De Kyotodoelstelling wordt op die manier volledig uitgehold. Bovendien is het onverantwoord dat België, nog voor er een Belgische verdeling werd afgesproken, overgaat tot de aankoop van emissierechten. Dit is een niet-duurzaam klimaatbeleid ten voeten uit. Dit zonder enige vorm van overleg, zonder duidelijkheid over de rol van de federale overheid en zonder zicht op de totale interne reductiemogelijkheden. Het houdt het volledig gefragmenteerd aankoop- en klimaatbeleid van België in stand. Er is geen enkele georganiseerde
23
vorm van afstemming of coördinatie tussen de gewesten en het federale niveau, geen eenduidige visie, geen gecoördineerd of gecentraliseerd beleid45, geen (gezamenlijke) duurzaamheidscriteria, geen gezamenlijke evaluatie van de eerste Kyotoperiode en ga zo maar door. Conclusie: België trekt zich niets aan van de manier waarop de eerste Kyotodoelstelling bereikt werd. Integendeel. Nochtans zijn er een aantal concrete maatregelen die de grootste blunders in het Belgisch aankoopbeleid van emissierechten in de toekomst kunnen gladstrijken.
45 De federale staat is voorstander van een gecentraliseerd aankoopbeleid. Op die manier zou het federale niveau verantwoordelijk zijn voor de aankoop in emissierechten, terwijl de gewesten enkel een interne reductieverplichting aangaan.
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Aanbevelingen 1. De huidige klimaatregeling in België is onwerkbaar: ontmijn de situatie België doet er al meer dan vier jaar over om de Europese klimaat- en energiedoelstellingen voor 2013-2020 onder de gewesten en de federale overheid te verdelen. In het jargon: de ‘burden sharing’-discussies. Deze discussies worden gegijzeld door communautair gerommel en gebrek aan urgentie en maakt een doeltreffend en ambitieus klimaatbeleid onmogelijk. Omdat deze discussies eindeloos aanslepen, vertoont het klimaatbeleid op alle fronten gaten. Politici hebben dit dossier al te lang laten aanslepen. Het drama van het Belgische klimaatbeleid moet opgelost worden en een ambitieuze interne Belgische burden sharing moet beslist worden. Een gecoördineerd klimaatbeleid kan niet langer wachten. 2. Intern reduceren: betere bestemming voor ons geld Industrielanden moeten zich engageren om hun reductiebelofte maximaal intern te bereiken, dus zonder beroep te doen op de aankoop van emissierechten. Het gebruik van flexibele mechanismen moet daarom maximaal beperkt worden. Waarom deze Belgische miljoenen euro’s niet voor klimaatbeleid in eigen land inzetten: energiebesparingen of hernieuwbare energie. Dit heeft alleen maar voordelen. Deze investeringen zorgen voor emissiereductie, verlagen de energiekost, verdienen zichzelf op enkele jaren terug en kunnen voor groene jobs en competitiviteit zorgen. Ze zijn dus ook, los van het klimaatprobleem, voordelig. Met andere woorden: een structurele win-winoplossing. 3. Maak een sluitende strategie op Als toch gebruik wordt gemaakt van de aankoop van emissierechten, is een welomlijnde en sluitende strategie met een coherente visie essentieel. Er moet op voorhand duidelijkheid zijn over het kostenplaatje, welk type emissierechten zullen worden aangekocht, welke middelen zullen aangewend worden, via welk verwervingskanaal gewerkt zal worden … Omdat het huidige aankoopbeleid op een absurde manier gefragmenteerd is en daardoor expertise en schaalvoordelen teniet gedaan worden, wordt het aankopen van emissierechten idealiter gecentraliseerd bij één instantie. 4. Leg een aantal principiële lijnen vast Momenteel mag elke overheid haar eigen aankoopbeleid voeren en al dan niet gebruik maken van eigen ‘kwaliteitslabels’. Er is dringend nood aan een coherente visie, een aantal principiële lijnen die door de verschillende beleidsniveaus onderschreven worden (een ‘level playing field’). België moet daarom (1) een ambitieuze en eenduidige duurzaamheidsanalyse vastleggen, (2) een gezamenlijke zwarte lijst vastleggen van projecten waar geen emissierechten uit zullen gekocht worden, (3) het supplementariteitsbeginsel duidelijk definiëren en (4) transparantie garanderen. De Nationale Klimaat-
24
commissie46 moet de naleving van deze principiële lijnen garanderen. 5. Duurzaamheid en niet de prijs is belangrijkste selectiecriterium Alle projecten moeten aan een minimale kwaliteitsnorm voldoen. Het streven naar de laagst mogelijke prijs is daarom niet verenigbaar met de doelstelling om projecten te selecteren op basis van ecologische doelmatigheid, doeltreffendheid en kwaliteit. Immers, hoe geloofwaardiger de emissiereductie in het gastland, hoe duurder de emissierechten wellicht zullen zijn. Bij de keuze van de projecten moet de prijs als selectiecriterium ondergeschikt zijn aan de duurzaamheid van het project. 6. Verbind strenge regels aan de aankoop van emissierechten: garandeer transparantie Een steeds geactualiseerd overzicht van de aankoopdoelstelling, de gecontracteerde projecten, het kwaliteitskader en het hieraan gekoppelde vergroeningsproject moet op een transparante manier ter beschikking worden gesteld. Transparantie en inspraak staan of vallen met het voorhanden hebben van een duidelijke planning van het toekomstige beleid. Een heldere planning met concrete doelstellingen, het totale budget en kostprijs, instrumenten, timing, coördinatiemechanismen en periodieke informatie. Dit is, vooral op Vlaams niveau, onvoldoende gegarandeerd. Een gemeenschappelijk statusrapport kan soelaas bieden. Hierin moeten zowel de federale als de gewestelijke aankopen en hun kostprijs vermeld staan. Daarnaast moet Vlaanderen een technisch comité in het leven roepen. Dat comité moet de leden van het maatschappelijk middenveld (werkgevers, werknemersorganisaties, milieuorganisaties en Noord-Zuidorganisaties) vertegenwoordigen. Zij moeten mee waken over de correcte implementatie van het beleid en vanuit eigen expertise adviseren bij concrete beslissingen. 7. Nood aan duidelijke spelregels en een objectieve scheidsrechter op internationaal niveau De onderhandelingen over het internationaal kwaliteitskader van emissierechten gebeuren op VN-niveau. België moet hierin een actieve, progressieve rol spelen en aan de kar trekken voor een streng internationaal kwaliteitskader. Als de bewijslast tegen een bepaald soort rechten, of de emissiehandel in het algemeen, te groot wordt, moet op zoek gegaan worden naar alternatieven. 46 De Nationale Klimaatcommissie werd opgericht nav het Samenwerkingsakkoord van 2002 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het is belast met het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal klimaatplan. Ze is samengesteld uit vertegenwoordigers van het federale niveau en de drie gewesten. Deze commissie doet er al meer dan vier jaar over om de Europese klimaat- en energiedoelstellingen voor 2020 te verdelen onder de federale en gewestelijke overheden.
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Conclusie Dit dossier besprak de manier waarop de federale overheid en Vlaanderen hun eerste Kyotodoelstelling haalden: via een miljoenenaankoop van ‘schone’ lucht. De federale regering besteedde bijna 160 miljoen euro aan de aankoop van emissierechten en Vlaanderen bijna 40 miljoen euro. België, in zijn totaliteit, vulde zijn Kyotodoelstelling voor meer dan de helft in met de aankoop van emissierechten. Waarom dit geld niet op een betere manier gebruiken? Voor een intern structureel beleid en internationale klimaatfinanciering47 voor ontwikkelingslanden bijvoorbeeld. Interne beleidsmaatregelen brengen veel grotere voordelen met zich mee. De bewijslast tegen emissiehandel stapelt zich bovendien op. Ettelijke rapporten tonen aan dat emissiehandel en projectmatige flexibele mechanismen zoals het CDM, niet bijgedragen hebben tot schonere en hernieuwbare energie48. In het beste geval zijn projectgebonden emissierechten een nuloperatie, maar vaak is de duurzaamheid ver te zoeken en komt het project de lokale bevolking niet ten goede. Ondanks het feit dat de koolstofmarkt een betrekkelijk jonge 47 11.11.11, ‘Snelle start financiering’: Hoe het niet moet, 2012, http:// www.11.be/11/11dossiers/artikel/detail/11dossier_snelle_start_financiering_hoe_niet_moet,104384 48 Enkele voorbeelden: Focus On the Global South, Whose “Clean” Development? Communities speak out, juni 2012, http://focusweb.org/sites/www.focusweb.org/files/whose-clean-development. pdf & Carbon Tracker i.s.m. Grantham Research Institute on Climate Change and the Development, Unburnable Carbon 2013: Wasted Capital en stranded Assets, 2013, http://www.lse.ac.uk/ GranthamInstitute/publications/Policy/docs/PB-unburnable-carbon-2013-wasted-capital-stranded-assets.pdf;
25
markt is, zijn de gelijkenissen met de problemen in de financiële markt groot. De koolstofmarkt speelt zich boven de hoofden van de mensen af. Het wordt gekenmerkt door dermate ingewikkelde structuren waardoor slechts weinig mensen echt snappen hoe het in elkaar zit. Net als de financiële markt is het een setting geworden waar vooral aan winst wordt gedacht. En omdat er veel geld mee gemoeid is en snel winsten kunnen gemaakt worden, hebben heel wat ‘tussenpersonen’ snel het gat in de markt ontdekt. Gespecialiseerde bedrijven (koolstofmakelaars) gaan in het Zuiden op zoek naar projecten om broeikasgasreductie te realiseren, brengen die koolstofkredieten op de markt om ze te kunnen doorverkopen aan industrielanden. Als dan toch gebruik gemaakt wordt van de aankoop van emissierechten moet er dringend werk gemaakt worden van een coherente visie. Een visie die een aantal principiële lijnen (eenzelfde duurzaamheidscriteria, transparantie, inspraak …) vooropstelt en onderschreven wordt door de verschillende beleidsniveaus. Dit gebeurt momenteel niet of onvoldoende. En dat is onverantwoord, want als België wil meebouwen aan een nieuw ambitieus internationaal klimaatakkoord in 2015, dan moet ons land dringend zijn klimaatverantwoordelijkheden nakomen. Alleen een regering die ambitieuze klimaatdoelstellingen vooropstelt en deze respecteert, neemt deze internationale rol op en bouwt mee aan een oplossing. Dit gebeurt binnen België momenteel te weinig. De grootste oorzaken: de onwerkbaarheid van de huidige klimaatregeling (communautair gerommel) en het gebrek aan urgentie. Alle beleidsniveaus kunnen en moeten hier onmiddellijk verandering in brengen.
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Bijlagen Bijlage 1: algemeen overzicht federale aankoop van emissierechten (september 2013)
Initiatief
Doelgroep
Projecten
Inschatting effectieve levering (aantal kredieten)
Inschatting totale uitgave (€)
Biomassa – India Eerste JI/CDM tender
Primaire markt
Geothermie – El Salvador
331.150
2.286.944
422.372
5.424.608
5.007.086
24.135.516
2.000.000
26.000.000
7.104.638
99.999.983
Windenergie – Cyprus (2 projecten)49 Biogas – Peru Biomassa cogeneratie – India Fuel switch naar biomassa – India Tweede JI/CDM tender
Primaire markt
Biomassa – Honduras Recuperatie restwarmte – China Kleine waterkrachtcentrale – India Kleine waterkrachtcentrale – Nicaragua50
Overeenkomst met KfW Bankengruppe
Green Investment Scheme
Aggregator (biedt kant en klare project-portfolio’s aan) Annex I landen met overschot aan AAUs
Aggregator Derde JI/CDM tender
China Partnership
(biedt kant en klare project-portfolio’s aan)
3 Chinese provincies
Ongeveer 70 gecontracteerde projecten. De meest voorkomende projecttypes zijn kleine waterkrachtprojecten, windprojecten, stortgas en afvalbeheer, recuperatie en gebruik van restwarmte. Hongarije Energie-efficiëntie van gebouwen, hernieuwbare energie Contracten met 5 aggregatoren die emissierechten aanbieden uit in totaal ongeveer 85 projecten. De meest voorkomende projecttypes zijn kleine waterkrachtprojecten, windprojecten, stortgas en afvalbeheer, recuperatie en gebruik van restwarmte In totaal 7 projecten: windenergie, kleine waterkracht
Totaal
48.219 14.913.465
49
50
49 De contracten treden wellicht niet in voege omwille van tal van problemen. 50 Dit project werd geweigerd voor registratie door het UNFCCC waardoor het contract niet in voege treedt.
26
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
396.842 158.243.893
Bijlage 2: Gedetailleerd overzicht federale aankoop emissierechten (oktober 2013) Op volgende UNFCCC-websites staat meer informatie over onderstaande projecten. Die vindt u met behulp van het UNFCCC identificatienummer: http://cdm.unfccc.int/index.html (nummer in te vullen in het vakje “ref”) http://ji.unfccc.int/JI_Projects/ProjectInfo.html (op land klikken om de lijst met projecten in dit land te vinden) Project title
Country
UNFCCC number
Berlin Binary Cycle Power Plant
El Salvador
1218
Biomass based Cogeneration Power Project in Uttar Pradesh
India
0827
Palmas del Espino – Biogas recovery and heat generation from Palm Oil Mill Effluent (POME) ponds
Perú
1249
Substitution of coal with jute biomass residue (caddies) in the steam generating boiler for use onsite
India
1059
Rice Husk based cogeneration power plant-II at SBPML
India
0802
EECOPALSA SA – Biomass Project
Honduras
1877
Viyyat Power – Small Hydro
India
1514
Hubei Yihua Fertilizers Company Waste Heat Recovery and Utilization Project
China
2416
Generation of electricity from 6.25 MW capacity wind mills by Sun-n-Sand Hotels Pvt. Ltd at Soda Mada Rajasthan
India
0447
Optimal Utilization of Clinker” project at Shree Cement Limited (SCL), Beawar, Rajasthan
India
0183
Switching of fuel from coal to palm oil mill biomass waste residues
Costa Rica
1314
Shalivahana 10MW Biomass Power Generation Project
India
1473
Shalivahana Non-Conventional Renewable Sources Biomass Power Project
India
0591
Torrent Natural Gas Power Plant
India
1116
Electric Power Co-generation by LDG Recovery – CST - Brasil
Brazil
184
Comodoro Energy Efficiency Project
Argentina
1482
Rice husk based cogeneration plant (5 MW) at Shibzada Ajit Singh Nagar District, Punjab by M/s Nahar Industrial Enterprises limited
India
1130
Eco Friendly electricity export to grid project
India
1236
Santa Cruz I hydroelectric Project
Perú
2405
Santa Cruz II hydroelectric Project
Perú
3337
SSML – Simbhaoli Biomass power project
India
1112
Qiangling CFL distribution project
China
3659
CAMIL Itaqui biomass project
Brazil
0231
Implementation of energy efficient measures at “Donetsksteel”
Ukraine
Landfill gas recovery and electricity generation project
Tanzania
0908
Dak Pone hydropower project
Vietnam
4550
Irani biomass project
Brazil
0404
AWMS project
Brazil
0411
AWMS project
Brazil
0420
AWMS project
Brazil
0466
Jaguari Small Hydropower Project
Brazil
0480
Aquarius hydroelectric project
Brazil
0627
Small Hydropower project
Brazil
0830
AWMS project
Mexico
0150
27
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
UA2000037: 0231
AWMS project
Mexico
0240
Trojes Small Hydropower Project
Mexico
0649
La Venta II Wind power project
Mexico
0846
CFL PoA
Mexico
2535
Zhangbei Mijiagou Wind project
China
0845
Wind power project
China
0877
Phu Mau hydropower project
Vietnam
2367
Dak Doa hydropower project
Vietnam
4384
Dak Hnoi hydropower project
Vietnam
4392
Candelaria hydropower project
Guatemala
0604
Nueva Aldea biomass project
Chile
0258
Totoral wind farm project
Chile
3252
Don Juana LFG project
Colombia
2554
Monterosa bagasse cogeneration project
Nicaragua
0191
Amayo Wind farm project
Nicaragua
2315
Biomass power project
India
0075
Biomass project
India
0331
Captive power project
India
0588
Biomass power project
India
0725
Biomass power project
India
0826
Biomass power project Maharashtra
India
0936
Wind power project Tamilnadu
India
1047
Bundled wind power projects
India
1166
Enercon wind farms
India
1286
Wind power project Karnataka
India
1291
Biomass project
India
1295
Wind power project Karnataka
India
1687
Wind energy project Maharashtra
India
1778
Wind power project
China
1742
Wind power project Karnataka
India
1824
Wind power project Gujarat
India
1856
Wind power project Tamil
India
2679
Cuyamel hydroelectric project
Honduras
0083
Landfill gas project
Brazil
0091
La Gloria Hydroelectric project
Honduras
0154
Landfill gas recovery project
Malaysia
2467
Energas Varadero Conversion
Cuba
0918
Essaouira wind power project
Morocco
0030
NorthWind Bangui Bay Project
Philippines
0453
Darajat Geothermal project
Indonesia
0673
Guyuan 30,6 MW Wind-farm
China
0873
Jiangxi Liujinba 20 MW Hydro Power project
China
1850
Rudaiciai Wind Power Park Project - Lithuania (UNFCCC LT2000002: 0025)
Lithuania
28
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
LT2000002: 0025
Improvement of the Energy efficiency at Energomashspetsstal (EMSS), Kramatorsk
Ukraine
UA2000008: 0104
Animal waste project
Mexico
0053
Animal waste project
Mexico
0105
Animal waste project
Mexico
0120
Landfill project
Brazil
0165
Animal waste project
Brazil
0336
Taiyanggong Combined Cycle Gas Turbine Trigeneration Project, Beijing
China
1320
Methane recovery project of Huguan Yufeng Brewing Co Ltd
China
2649
5 MW Dehar Grid-connected SHP in Himachal Pradesh
India
0035
Wind power project
India
0112
5 MW Dehar Grid-connected SHP in Himachal Pradesh
India
0035
Cosmito landfill gas project (Improvement of Gas Extraction System in Old Cosmito Dump)
Chile
0097
4.5 MW Maujhi Grid-connected SHP in Himachal Pradesh
India
0098
AWMS GHG Mitigation Project, MX05-B-05, Jalisco
Mexico
0161
AWMS GHG Mitigation Project, MX05-B-06, Jalisco, México
Mexico
0162
Bandeirantes Landfill Gas to Energy Project (BLFGE)
Brazil
0164
AWMS GHG Mitigation Project, MX05-B-04, Jalisco
Mexico
0196
Serra Bagasse Cogeneration Project (SBCP)
Brazil
0213
AWMS GHG Mitigation Project, MX05-B-08, Sonora
Mexico
0225
Anaconda Landfill Gas Project
Brazil
0226
6MW Somanamaradi grid connected SHP in Karnataka
India
0227
Aleo Manali 3 MW Small Hydroelectric Project, Himachal Pradesh
India
0244
AWMS GHG Mitigation Project, MX05-B-14, Jalisco
Mexico
0257
Landfill gas recovery at the Norte III Landfill, Buenos Aires, Argentina.
Argentina
0260
India
0281
India
0325
Brazil
0335
Brazil
0337
India
0348
Animal waste project
Brazil
0364
Animal waste project
Brazil
0365
8.5 MW Biomass based Power Project
India
0369
São João Landfill Gas to Energy Project (SJ)
Brazil
0373
AWMS GHG Mitigation Project, MX06-B-18, Sinaloa
Mexico
0413
AWMS GHG Mitigation Project BR05-B-13, Goiás and Minas Gerais, Brazil
Brazil
0419
AWMS GHG Mitigation Project BR05-B-16, Bahia, Goiás, Mato Grosso, Minas Gerais, Rio de Janeiro and São Paulo, Brazil
Brazil
0422
Animal waste project
Mexico
0428
Animal waste project
Mexico
0464
4.5 MW Biomass (Agricultural Residue) Based Power Generation Unit of M/s Matrix Power Pvt. Ltd. (MPPL) Generation of Electricity through combustion of waste gases from Blast furnace and Corex units at JSW Steel Limited (in JPL unit 1), at Torangallu in Karnataka AWMS GHG Mitigation Project BR05-B-01, Minas Gerais AWMS GHG Mitigation Project BR05-B-07, Mato Grosso, Minas Gerais and Goiás, Brazil Cogeneration system based on biomass (rice-husk) replacing oil fired boiler for process steam and generating power for partly replacement of grid power supply to the plant at M/s Indian Acrylics Ltd., District Sangrur, Punjab, India.
29
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Puente Gallego Landfill gas recovery project, Gallego, Rosario
Argentina
0431
Switching of fuel from Naphtha to Natural gas at United Phosphorus Limited (UPL)
India
0437
Wind power project
China
0483
Fuel Oil to Natural Gas at Solvay Indupa do Brasil
Brazil
0484
Biomass project
Brazil
0698
“14.65 MW Wind Power Project” in Maharashtra by BF Utilities Ltd.
India
0792
Landfill project
Chile
0822
Wind power project Sun n Sand
India
0560
Fuel switch project
Brazil
0828
Bundled wind power project
India
0276
Bundled wind power project
India
0310
Wind power project
India
0315
Waste heat utilization for power generation at Ind Synergy Ltd, Kotmar, Raigargh in Chattisgarh
India
0853
Canabrava Landfill Gas Project
Brazil
0893
Landfill project
Korea
0941
Incomex Hydroelectric Project
Brazil
0968
Bundled Wind power project in Tamilnadu, India co-ordinated by the TamilNadu Spinning Mills Association (TASMA)
India
0991
Waste heat recovery project
India
1002
Ramgarh Chini Mills RE project
India
1003
Hebbakavadi Canal Based Mini Hydro Project in Karnataka, India
India
1012
Transalloys Manganese Alloy Smelter Energy Efficiency Project
South Africa
1027
Switching of fossil fuel from HSD to Natural gas
India
1039
Fuel switch project
India
1289
Grid-connected Combined Cycle Power Plant of capacity 219.067 MW using Natural Gas/ R-LNG as fuels at Gujarat, India
India
1352
Xinjiang Tianfeng Dabancheng Second Phase Wind Farm Project
China
1734
Bagasse Based cogeneration
India
0355
Small Scale Grid Connected Wind Electricity Generation
India
1053
Small hydro project
China
1376
Rice Husk Based cogeneration
India
1379
ENEF project
China
1390
Small hydro project
China
1391
Baotou Iron & Steel Blast Furnace Gas Combined Cycle Power Plant
China
1416
Small hydro project
China
1430
Small hydro project
China
1439
ENEF project
Mexico
1453
Small hydro project
China
1485
Small hydro project
China
1496
ENEF project
China
1622
ENEF project
China
1624
Wind power project
China
2027
Bagasse cogeneration project
Brazil
0202
30
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Biomass project - Brazil
Brazil
0228
Vajra and Chaskaman Small Hydro Projects
India
0273
Taraila Small Hydroelectric Project
India
0376
Wind power project
China
0537
Processing of waste heaps
Ukraine
Kadamane Mini Hydel Scheme
India
1575
Candelaria Hydroelectric Project
Guatemala
0604
Eurus Wind Farm
Mexico
0728
Fuel Switching Project of the Aqaba Thermal Power Station
Jordan
1758
Small hydro project
China
1761
Small hydro project
China
1772
Small hydro project
China
1773
Small hydro project
China
1811
Wind power project
China
1837
Small hydro project
China
1864
Fuel switch project
Perú
1902
Heilongjiang Beiantun 49.5MW Wind Power Project
China
2049
Inner Mongolia Chifeng Bolike Phase II Wind Project
China
1830
Inner Mongolia Dali Phase IV 49.5MW Wind Power Project
China
1628
Inner Mongolia Chifeng Saihanba Tashanzi Wind Power Project
China
2615
Irani Wastewater Methane Avoidance Project
Brazil
1410
Small Hydropower Project
China
1555
Wind power project
China
1869
Wind power project
China
2396
Biomass power project
India
0914
Shanxi Wulushan Wind Power Project (Phase I and II)
China
2441
Inner Mongolia Zhuozi 40MW Wind Power Project
China
1327
Wayao Forth Cascade Hydro Power
China
2034
Small hydro project
China
2120
Small hydro project
China
2121
ENEF project
China
2344
Biogas project
Guatemala
2667
Co-composting project
Guatemala
2527
Hydropower project
India
2927
Biomass renewable energy project
India
1221
Wind power project
India
0471
Wind power project
India
1137
Wind power project
India
2562
Zhangbei Wind farm project
China
0233
Wind power project
China
0316
Biomass project
India
0396
Liaoning Zhangwu 24,65 MW Wind farm project
China
0539
Waste heat recovery project
India
0818
31
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
UA2000034: 0246
Hebei 30 MW wind farm project
China
0878
Waste heat recovery project
India
1462
Waste heat recovery project
China
1670
Bagasse based cogeneration project
India
0578
Waste gas based captive power project
China
1228
ENEF project
China
0812
Methane Recovery Project
China
2647
Methane Recovery Project
China
3759
Methane Recovery Project
China
3963
Methane Recovery Project
China
4032
Leak reduction gas distribution
Uzbekistan
4883
Reduction of gas leakages in low- and middle- pressure gas-distribution pipelines
Uzbekistan
5176
Hubei Chibi Lushuihe Jiedi Small Hydropower Project
China
7345
Hunan Chenzhou Xiangdian Luhejin 48MW Wind Power Project
China
6681
Hunan Gaojiaba Hydropower Project
China
7148
Jiangxi Le’an County Dong’an Small Hydropower Project
China
7344
Yunan Fumin Baihuashan Wind Power Project
China
7202
32
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Bijlage 3: Gedetailleerd overzicht Vlaamse aankoop van emissierechten (21 februari 2013)4951 UNFCCC referentie nummer 96
Registratiedatum
97
3/12/2005
313 315 505 574 0694 803 804
05/05/2006 29/09/2006 29/09/2006 13/11/2006 24/12/2006 10/03/2007 17/03/2007
805 813
17/03/2007 17/03/2007
0877 982 986 1115 1258 1268 1600 1632 1642 1708 1715 1726 1729 1855 1913 2138 2144 2265
08/04/2007 18/05/2007 28/04/2007 01/02/2008 01/02/2008 27/10/2008 11/12/2008 13/04/2010 25/03/2009 8/12/2008 16/10/2009 11/05/2009 04/12/2008 27/10/2008 25/11/2009 9/03/2009 16/03/2009 22/03/2009
2474 2771 2819 2867 2916 2944 2970 3005 3139 3193 3248
27/07/2009 08/04/2010 01/06/2010 17/01/2010 04/05/2010 07/02/2010 28/09/2010 24/08/2010 23/4/2010 02/12/2010 27/06/2010
3327 3399 3436 3483
3/12/2005
21/10/2010 28/10/2010 25/09/2010 20/01/2011
Titel project
Gastland
Verwervingskanaal
Copiulemu landfill gas project (Center for the Storage and Transfer, Recovery and Control of Waste, Treatment and Disposal of Industrial and Household Waste) Cosmito landfill gas project (Improvement of Gas Extraction System in Old Cosmito Dump) Pandurang SSK RE 125 MW Wind Power Project in Karnataka, India PSIL Methane Recovery Erlongshan Hydropower Project in Gansu Province RK Powerggen 20 MW Biomass Karnatka Bagasse based Co-generation Project at Titawi Sugar Complex Bagasse based Co-generation Project at Nanglamal Sugar Complex Bagasse based Co-generation Project at Mawana Sugar Works Installation of co-generation project at sugar manufacturing unit of Mawana Sugars Limited Hebei Chengde Songshan Wind Farm Project DSCL Sugar Co-gen GNA Bundled Wind Essel Wind Quezon City LFG Enercon Tungabhadra Wind Green Infra Dhule Wind Emission free electricity generation at Haribar Shyam DRI WHR SML WHRB CPP Hebei Chengde Fengze Wind Farm Project Ma Steel (new plant) CDQ and waste heat utilization project Ma Steel (old plant) CDQ and waste heat utilization project CECIC Zhangbei Dayangzhuang Wind Farm Project KMDK LFG Chao Khun Agro Biogas Energy Project Jiratpattana Agro Biogas Energy Project 42.5 MW Wind Power Project by VRL Logistics Ltd in Karnataka State (India) DLF 25.6 MW Wind Guangdong Chaonan Chengtian Wind Power Project TATA Power 50.4 MW wind Power project IWMUST composting Gansu Guazhou Daliangxi Wind Power Project MCGM Gorai Landfill Project TBEC Tha Chang Biogas Project North Longyuan Huitengliang Wind Power Project Modelama Wind Wayang Windo Geothermal India IWMUSL (IL & FS) Projects (Jalandhar, Kozikode & Mysore) Powerica Tamilnadu Wind Zhangbei Lvnaobao Wind Power Project Guangdong Chaonan Shalong Wind Power Project Bangkok Kamphaeng Saen West
Chili
Rechtstreeks
Chili
Rechtstreeks
Indië Indië Indië China Indië Indië Indië
APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF
Indië Indië
APCF APCF
China Indië Indië Indië Filippijnen Indië Indië Indië Indië Indië China China China China Vietnam Thaïland Thaïland Indië
APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF
Indië China Indië Indië China Indië Thaïland China Indië Indonesië Indië
APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF
Indië China China Thailand
APCF APCF APCF APCF
51 Deze lijst omvat niet de totale aankopen van Vlaanderen voor de eerste Kyotoperiode. Vlaanderen moet immers nog een Kyotokloof dichten van ongeveer 13 Mton CO2. De gecontracteerde projecten (CDM’s) waren op moment van publicatie nog niet bekend.
33
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
3573 3632 3462 3840 3854 3828 3870 3910 4026 4144 4182 4193 4253 4364 4437 4440 4552
01/04/2011 18/09/2010 05/02/2011 11/12/2010 14/12/2010 11/12/2011 10/12/2010 28/12/2010 17/01/2011 9/03/2011 26/02/2011 22/12/2010 29/10/2010 21/03/2011 14/03/2011 08/04/2011 03/05/2011
4572 4677 4700 4738 4775 4781 4930 4981 5106 5119 5132 5177
17/03/2011 25/04/2011 09/05/2011 07/07/2011 10/06/2011 20/05/2011 19/07/2011 11/07/2011 16/08/2011 17/08/2011 02/09/2011 06/09/2011
5186 5391
20/09/2011 06/09/2011
5537 6348 6647 RU1000230
21/02/2012 13/06/2012 20/06/2012
3841 8027 UA1000100
15/12/2010 11/09/2012
UA1000288 UA1000508 LT2000031 0173 EE1000217 1835
34
DT Chaganhada Wind Powerica Gujarat Wind Bangkok Kamphaeng Saen East DT Chongqing Siyanping Wind Enercon SAI Wind Inner Mongolia Chifeng Toudaogou Wind Power Project Green Infra Bharmasagar Leak Reduction UzTransgaz-Zhanubgaz 30 MW wind power project at Surajbari, Gujarat GEI Wind Power Proejct, Karnataka DT Fengning Batou DT Fengning Dahexi Gansu Guazhou Qiaowan Wind Farm Project 50,4 MW wind power project by ENRE MSPL Dhule Wind DT Zhalute Qi Phase I Kinoya Sewerage Treatment Plant GHG Emission Reduction Project Powerica Theni Wind Enercon Vaayu Wind, Andhra Pradesh Enercon Vaayu Wind, Gujarat DT Zhalute Qi Phase II CECIC Taiyangshan Solar PV I DT Urad Houqi Wind Enercon Vaayu Wind, Tamilnadu CECIC Shizuishan Solar PV Heqing Solar Cooker Project II Heqing Solar Cooker Project I DT Wendeng Wind CECIC Bundled Grid Connected Solar PV Power Generation Project Shangai and Zhejiang Enercon Vaayu 50.4 Rajasthan CECIC Bundled Grid Connected Solar PV Power Generation Project Wuhan Railway station Green Infra Telagi Wind Laogang Landfill Gas Recovery and Utilization Project Zhejiang Tangcun 32 MW Hydropower Project Rosneft Associated Gas Recovery Project for the Komsomolskoye Oil Field Nigeria: EarthCare Solid Waste Composting Project Thailand, Small Scale Livestock waste management program Ivano-Frankivsk Cement Switch from Wet-to-Dry Cement and Fuel Savings for Coal Drying Energy Efficiency Programme at the Plants of LLC Firm “Astarta Kyiv” Energy Efficiency Programme at the Plants of LLC “Agricultural Produce Organization Tsukrovyk Pollavschyny” Mockiai Wind Power Joint Implementation Project
China Indië Thailand China Indië China Indië Uzbekistan Indië Indië China China China Indië Indië China Fiji
APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF
Indië Indië Indië China China China Indië China China China China China
APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF APCF
Indië China
APCF APCF
Indië China China Rusland
APCF APCGF APCF CFE
Nigeria Thailand Oekraïne
CFE CFE MCCF
Oekraïne
MCCF
Oekraïne
MCCF
Litouwen
MCCF
Tooma Wind Power Joint Implementation Project Jradzor Small Hydroelectric CDM project
Estland Armenië
MCCF MCCF
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
Bijlage 4: Berekening aandeel aankoop emissierechten in totale Kyotodoelstelling
Gemiddelde jaarlijkse uitstoot België niet-ETS 2008-2012: 78.6 Mt1 Gemiddelde jaarlijkse aankoop emissierechten niet-ETS 2008-2012: 5.9 Mt2 Referentiecijfer niet-ETS BE 1990: 83.962 Kt (zie berekening hieronder) Berekening Optelsom van sectoren die onder de niet-ETS vallen3: 1. Transport: 20.455,97 2. Other Sectors: 27.594,90 3. Other: 167,98 4. Fugitive Emissions form Fuels: 944,90 5. Solvent and other Product Use: 246,11 6. Agriculture: 12.639,84 7. Waste: 3.486,30 8. Production of Halocarbons and SF6 (correctie1995): 4437,27 9. Consumption of Halocarbons and SF6 (correctie 1995): 537,10 10. Chemical Industry (process emissions): 4.851,86 Aandeel niet-ETS in overige sectoren a) Energy Industries (10% van 30.080 kton): 3 Mton4 b) Manufacturing Industries and Construction (17% van 32.986 kton): 5,6 Mton5 Jaarlijkse reductie niet-ETS = 83.9 - 78.6 Mton = 5.3 Mton Gemiddelde jaarlijkse reductie niet-ETS (5.3) + gemiddelde jaarlijkse aankoop van emissierechten niet-ETS 2008-2012 (5.9) = 11.2 5.3/11.2 = 47 % via interne reductie 5.9/11.2 = 52 % via aankoop emissierechten Opmerking: Zoals vermeld in het dossier had de Federale overheid een initiële aankoopverplichting van 12.2 Mton. Met andere woorden: de federale overheid was verplicht jaarlijks 2,44 miljoen ton emissierechten aan te kopen. Zetten we deze jaarlijkse aankoop ten opzichte van de jaarlijkse reductie in de niet-ETS, dan zien we dat de federale overheid 22% verplicht heeft aangekocht (2.44/11.2). Hieruit kunnen we afleiden dat de gewesten een bijkomende inzet hebben gedaan van 30% tijdens de Kyotoperiode 2008-2012.
1
http://www.eea.europa.eu/publications/trends-and-projections-2013, p.65 : (zie tabel rij 3, kolom 6)
2
http://www.eea.europa.eu/publications/trends-and-projections-2013, p.65 : (zie tabel rij 10, kolom 6)
3
De emissie-inventaris die aan de basis lag van het vastleggen van het Belgische emissieplafond in absolute AAUs: ‘initial report’ 2007. Beschikbaar op de UNFCCC website: http://unfccc.int/national_reports/initial_reports_under_the_kyoto_protocol/ items/3765.php (‘revised emission inventory’, summary 2)
4
http://cdr.eionet.europa.eu/be/eu/ghgpro/envuvhu0a, p.47, table 17
5
http://cdr.eionet.europa.eu/be/eu/ghgpro/envuvhu0a, p.47, table 17
35
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten
11.11.11 vzw Vlasfabriekstraat 11 - 1060 Brussel www.11.be CONTACT Sarah Lamote Beleidsmedewerker Klimaat
[email protected] +32 2 536 11 86 +32 499 43 52 55
36
Het federale en Vlaamse aankoopbeleid in emissierechten