Artikelen
TBR 2013/109
Het auteursrecht van de architect in beweging Prof. mr. dr. M.A.B. Chao-Duivis1
1. Inleiding In het vierde nummer van het BNA Blad van 2012, werd in de opinierubriek de vraag opgeworpen of het auteursrecht nog wel van deze tijd is. De vraag werd niet alleen opgeworpen, maar er werd vervolgens in de rubriek fel over gediscussieerd. Architect Piet Vollaard merkte op dat hij voorstander zou zijn van een aanpassing van de Auteurswet aan de tijd. Niet langer zou moeten worden bepaald, dat ‘alle gebruik is verboden, tenzij….’, maar de wet zou moeten bepalen: ‘alle gebruik is toegestaan, mits….’. De voormalig Rijksbouwmeester, Wim Quist, nam een tegenovergesteld standpunt in. Hij is het ‘totaal oneens met de stelling dat de Auteurswet verouderd is’. Gerard van Hoorn, architect, benadrukte het bijzondere en eigene van het architectonisch ontwerp. Maar ook hij is wel in voor verandering, want ‘je kunt je wel afvragen of het reëel is dat rechthebbenden zich nog zo lang - tot 70 jaar na de dood van de architect - op het auteursrecht kunnen beroepen.’ En tot slot architect Chris Vegter, die er op wees dat de Auteurswet weliswaar ‘bejaard’ is, maar dat het auteursrecht nog altijd belangrijk is in de dagelijkse praktijk. Respect voor het werk en de auteur en vervolgens overleg, daar draait het om. De Auteurswet voorkomt dat je werk vogelvrij wordt verklaard, aldus deze spreker. Hij wijst er tot slot op dat de tendens lijkt dat opdrachtgevers alle rechten willen hebben en als hen gevraagd wordt, waarom zij dat willen, weten zij eigenlijk het antwoord niet. Het auteursrecht van de architect2 wordt vaak als een van de bezwaren tegen de DNR 2011 (2005)
genoemd en wordt, naar verluidt, met grote regelmaat ‘geschrapt’.3 Ook naar verluidt, is het auteursrecht ook iets waar architecten krampachtig aan vast zouden houden. De discussie in het BNA Blad kwam dan ook als een verrassing en vooral de beweging die er in het denken over het auteursrecht door architecten bleek te zijn. Voor het Instituut voor Bouwrecht was dit reden om aan deze ontwikkeling expliciet aandacht te geven. Tezamen met de BNA en Stijl Advocaten is een expert meeting over dit thema georganiseerd op 23 april 2013 onder leiding van prof. mr. C.A. Adriaansens. Voor deze bijeenkomst waren architecten uitgenodigd, maar ook opdrachtgevers en een paar juristen. In dit artikel wordt kort verslag gedaan van de uitkomst van die bijeenkomst. Begonnen wordt met een korte uiteenzetting van het auteursrecht van de architect, mede gebaseerd op de voordracht verzorgd tijdens de bijeenkomst van mr. G. Vos4 : ‘Het auteursrecht en haar veranderingen in juridisch perspectief.’
2. Schets van het auteursrecht van de architect Het in art. 1 Aw omschreven auteursrecht (‘het uitsluitend recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld’) heeft óók betrekking op de scheppingen van de architect. Dat op architectonische werk auteursrecht kan be-
1 Monika Chao-Duivis is directeur van het Instituut voor Bouwrecht, hoogleraar bouwrecht aan de TU Delft en raadsheerplaatsvervanger in het Hof Den Haag. 2 Vastgelegd in de Auteurswet alsmede in de DNR 2011 (2005), die in de artikelen 46 e.v. voor een deel de Auteurswet kopieert. 3 Dat kan overigens maar ten dele, omdat een deel van het recht van dwingendrechtelijke aard is. 4 G. Vos is partner bij Klos, Morel, Vos en Schaap advocaten.
728
nr. 8 - augustus 2013
Artikelen
staan, volgt uit art. 10 lid 1 aanhef en onder 6º en 8º Aw: Onder werken van letterkunde, wetenschap of kunst verstaat deze wet: 6º. teeken-, schilder-, bouw- en beeldhouwwerken, lithografieën, graveer- of andere plaatwerken; 8º. ontwerpen, schetsen en plastische werken, betrekkelijk tot de bouwkunde, de aardrijkskunde, de plaatsbeschrijving of andere wetenschappen.
Wil een bouwwerk voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, dan moet het een zekere mate van originaliteit hebben. Aan dit vereiste worden in de rechtspraak geen hoge eisen gesteld5 . Het auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker van een werk, van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens beperkingen bij de wet gesteld, aldus lid 1 van de Aw. Omtrent het openbaar maken van een werk bepaalt art. 12 lid 1 aanhef en onder 1º: Onder de openbaarmaking van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt mede verstaan: 1º. de openbaarmaking van eene verveelvoudiging van het geheel of een gedeelte van het werk;
Het verveelvoudigen van een werk is geregeld in de art. 13 en 14; voor de architecten is met name art. 13 van belang: Art. 13 Aw: Onder de verveelvoudiging van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt mede verstaan de vertaling, de muziekschikking, de verfilming of tooneelbewerking en in het algemeen iedere geheele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigden vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt.6 /7
Het recht tot verveelvoudigen en het openbaar maken van het ontwerp is het zogenaamde exploitatierecht. Daarnaast heeft de auteur ook nog morele rechten ook wel persoonlijkheidsrechten geheten. Traditioneel vallen die in drie groepen uiteen: het droit à la paternité, het recht zich te verzetten tegen openbaarmaking van het werk onder een andere naam dan die van de maker of tegen het aanbrengen van wijzigingen in de aanduiding van de maker; het droit au respect, het recht van de maker om zich, uiteraard binnen de grenzen der redelijkheid, te verzetten tegen wijzigingen aan het werk; het recht zich tegen misvorming, verminking of andere aantasting van het werk te verzetten die de eer en de goede naam van de maker zou kunnen schaden; het droit de repentir, de bevoegdheid om, binnen de grenzen van de redelijkheid en billijkheid, wijzigingen in het werk aan te brengen.8 In de wet zijn
5 Zie voor vindplaatsen van de hand van schrijver dezes, Deel 11 Serie Bouw- en Aanbestedingsrecht, nr. 640. Een illustratief voorbeeld is HR 8 september 2006, C05/097HR, LJN: AX3171, AMI 2006, p. 220, m.nt. K.J. Koelman; TBR 2008, p. 72, m.nt. C.A. Adriaansens. Het hof was van mening dat het algemeen bekende feit dat reeds vele jaren in heel Nederland op voor recreatieve doeleinden bestemde terreinen vakantiehuizen van beperkte omvang en binnen beperkte budgetten worden gebouwd, meebrengt dat, nu veelal aan dezelfde functionaliteitseisen moet worden voldaan en dat de marges om nog origineel te kunnen ontwerpen ‘uiterst gering’ zijn. Het cassatie middel gaat er terecht ervan uit dat deze opvatting van het hof ten grondslag ligt aan het oordeel van het hof, dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat het ontwerp voor de Slotermeervilla’s een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. En dit kan nu in zijn algemeenheid niet worden gezegd. Bovendien kan deze opvatting van het hof, anders dan het hof kennelijk meende, geen houvast bieden bij de beantwoording van de vraag of het ontwerp voor de Slotermeervilla’s in voldoende mate oorspronkelijk is om auteursrechtelijk te worden beschermd. Door niettemin de bestreden opvatting tot uitgangspunt te nemen heeft het hof blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. 6 Zie voor een voorbeeld, Rb. ’s-Hertogenbosch (vzr.) 12 september 2005, nr. KG/ZA 05-563, LJN: AU3079; BR 2006, p. 1034. In dit geval ging het om een schetsontwerp overgenomen door een andere architect in zijn ontwerp. De rechter oordeelt eerst dat ook een schetsontwerp vatbaar is voor auteursrechtelijke bescherming indien voldaan is aan de eis van een oorspronkelijk karakter. En vervolgens wordt vastgesteld dat de ontwerptekeningen inderdaad een vorm van verveelvoudiging zijn van het schetsontwerp nu de beide tekeningen zeer sterk op elkaar lijken en deze gelijkenis niet berust op louter toeval. 7 In deze context kan ook nog gewezen worden op het bepaalde in art. 18a, dat niet als verveelvuldiging of openbaarmaking wordt beschouwd de afbeelding van een werk, dat is gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden geplaatst zoals het zich aldaar bevindt. Zie over deze materie Rb. Leeuwarden 19 april 2004, nr. 69242 KG ZA 05-73, LJN: AT4169; AMI 2006, p. 67, m.nt. J.M.B. Seignette, waar toepassing werd gegeven aan deze bepaling en het verzet van de architect tegen opname van een afbeelding van een gebouw van zijn hand in reclame materiaal van een bank werd afgewezen. Ook bij het Hof Arnhem ving een auteursrechtigde (Typisch Enschede) op 20 januari 2009, nr. 200.008.181, LJN: BH4145 bot. 8 Zie o.a. C.A. Adriaansens, Het auteursrecht van de architect, Den Haag: Instituut voor Bouwrecht 2008, p. 27.
nr. 8 - augustus 2013
729
Artikelen
deze rechten terug te vinden in art. 25 en in de DNR 2011 in art. 46.9 De meeste aandacht gaat altijd uit naar het bepaalde in art. 25 lid 1 onder c en d Aw: De maker van een werk heeft, zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen, de volgende rechten: c. het recht zich te verzetten tegen elke andere wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is, dat het verzet zou zijn in strijd met de redelijkheid; d. het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid.
Het systeem van deze bepaling is als volgt. Er zijn twee soorten wijzigingen: de wijziging die van zodanige aard is dat verzet er tegen in strijd met de redelijkheid is; en de wijziging die een misvorming, verminking of andere aantasting van het werk is en die nadeel zou kunnen toebrengen aan de maker. In het eerste geval vindt na de vaststelling dat er een wijziging is een redelijkheidstoets plaats; in het tweede geval niet. Wel kan in dat geval een vordering van de auteursgerechtigde nog stranden op misbruik van recht, art. 3:13 BW. In de praktijk wordt er dan ook vaak voor gekozen om primair voor het anker van sub d te gaan liggen en subsidiair voor dat van sub c. Een voorbeeld van deze werkwijze levert de uitspraak van de Rechtbank Breda van 1 maart 1994 en 18 maart 1994 op, BR 1995, p. 437, waar architect inderdaad voor beide ankers in deze volgorde ging liggen en de rechtbank uitdrukkelijk oordeelde, dat als er sprake is van een verminking, dat dan toch nog getoetst moet worden aan de vraag of er misbruik van recht is. In deze zaak wordt een deskundigenbericht uitgebracht, waarin over de verbouwing wordt opgemerkt: ‘Deze kwaliteit wordt in het voorgestelde ontwerp verruild voor een verschijningsvorm met een hoog banaliteitsgehalte.’ De rechter neemt het bericht over en hij oordeelt eveneens dat van misbruik van recht geen sprake is.
Veel is er te doen geweest over de vraag of sloop de ultieme vorm van verminking was of juist niet. In zijn uitspraak van 6 februari 2004, nr. C02/282, LJN: AN7830; BR 2004, p. 433, m.nt. C.A. Adriaansens; AMI 2004, p. 140, m.nt. J.M.B. Seignette sprak de HR het verlossende woord, dat sloop niet valt onder het bepaalde in art. 25 lid 1 sub d: ‘Aan deze in de ons omringende landen heersende opvatting, die hier te lande ook in de literatuur is verdedigd, ligt met name ten grondslag dat een andere opvatting ten gevolge zou hebben dat een architect met een beroep op zijn persoonlijkheidsrecht de afbraak van het door hem ontworpen gebouw in beginsel steeds zou kunnen blokkeren indien hij door die afbraak reputatieschade lijdt, ook al zou het voornemen tot afbraak zijn ingegeven door een wijziging van de bestemming, inzichten of opvattingen waarmee het voortbestaan van dat gebouw niet te verenigen zou zijn. Een zo vergaande bescherming van de belangen van de architect, ten nadele van de eigenaar van het door hem ontworpen gebouw, zou tot maatschappelijk moeilijk te aanvaarden gevolgen leiden.
Nu voorts noch de literatuur noch de rechtspraak aanleiding geeft het bestaan aan te nemen van een hier te lande levende rechtsovertuiging in andere zin, moet, dit alles in aanmerking genomen, worden geoordeeld dat de totale vernietiging van een voorwerp waarin een auteursrechtelijk beschermd werk is belichaamd, niet kan worden aangemerkt als een aantasting van het werk in de zin van art. 25, lid 1, aanhef en onder d, Aw.’
3. Uitkomst van de expert meeting Tijdens de hele middag werd gediscussieerd over het auteursrecht van de architect, die uiteindelijk culmineerde in de bespreking van de stellingen. Deze stellingen vormen de kapstok voor het verslag van de hele middag.
9 Art. 25 Aw luidt als volgt: 1. De maker van een werk heeft, zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen, de volgende rechten:a. het recht zich te verzetten tegen openbaarmaking van het werk zonder vermelding van zijn naam of andere aanduiding als maker, tenzij het verzet zou zijn in strijd met de redelijkheid;b. het recht zich te verzetten tegen de openbaarmaking van het werk onder een andere naam dan de zijne, alsmede tegen het aanbrengen van enige wijziging in de benaming van het werk of in de aanduiding van de maker, voor zover deze op of in het werk voorkomen, dan wel in verband daarmede zijn openbaar gemaakt;(...)2. De in het eerste lid genoemde rechten komen, na het overlijden van de maker tot aan het vervallen van het auteursrecht, toe aan de door de maker bij uiterste wilsbeschikking aangewezene.3. Van het recht, in het eerste lid, onder a genoemd kan afstand worden gedaan. Van de rechten onder b en c genoemd kan afstand worden gedaan voor zover het wijzigingen in het werk of in de benaming daarvan betreft.4. Heeft de maker van het werk het auteursrecht overgedragen dan blijft hij bevoegd in het werk zodanige wijzigingen aan te brengen als hem naar de regels van het maatschappelijk verkeer te goeder trouw vrijstaan. Zolang het auteursrecht voortduurt komt gelijke bevoegdheid toe aan de door de maker bij uiterste wilsbeschikking aangewezene, als redelijkerwijs aannemelijk is, dat ook de maker die wijzigingen zou hebben goedgekeurd.
730
nr. 8 - augustus 2013
Artikelen
3.1 Stellingen 1. Het exploitatierecht van de architect dient beperkt te blijven tot het ‘verveelvoudigen en openbaar maken’ van zijn ontwerp als bouwwerk Het exploitatierecht van de architect riep veel reacties op toen vanuit de ontwikkelingswereld werd opgemerkt, dat men in het algemeen met twee architecten werkt. Eén voor het ontwerp en een opvolgende architect die het ontwerp uitwerkt. De gedachte achter deze keuze was dat veel ontwerpende architecten niet (langer) beschikken over de vaardigheden die vereist zijn om een schetsontwerp of voorlopig ontwerp nader uit te werken. Deze praktijk werd herkend, maar tegelijkertijd door de meerderheid der aanwezigen als ten principale onjuist van de hand gewezen. Een dergelijke knip kan problemen van interpretatie (een ontwerp wordt het beste uitgewerkt door de oorspronkelijke bedenker; het belang van het detailniveau van een ontwerp wordt te vaak onderschat) veroorzaken en ook werd betwist dat ontwerpers niet meer over voldoende vaardigheden beschikken. Wie vond dat deze praktijk verwerpelijk was, vond in het algemeen overigens ook dat bestrijding van deze praktijk niet met behulp van het auteursrecht zou moeten plaatsvinden. Er bleek grote onvrede te bestaan over het fasegewijs verstrekken van opdrachten; dat geeft onzekerheid en economisch te weinig armslag. Hoewel aanwezige architecten tegen dit opsplitsen van opdrachten zijn, zien zij zich wel gedwongen daaraan mee te werken. De orderportefeuille is al dun gevuld. In het verlengde van deze discussie werd aandacht gevraagd voor de beschermingswaardigheid van ideeën van architecten. Naast het auteursrecht komt nog het modellenrecht in beeld. Een architectonisch ontwerp is ook een model in de zin van het modellenrecht.10 Volgens art. 3.8 lid 2 wordt, behoudens andersluidend beding, degene die een bestelling heeft gedaan als ontwerper
beschouwd, mits de bestelling is gedaan met het oog op een gebruik in handel of nijverheid van het voortbrengsel waarin de tekening of het model is belichaamd. De regeling van het modellenrecht kan vrij makkelijk tot effect hebben, dat de architect zijn auteursrecht kwijt raakt.11 2. In de DNR dient expliciet een regel te worden opgenomen die de architect recht geeft op extra honorering voor elke keer dat een opdrachtgever zijn ontwerp (opnieuw) realiseert In het kader van deze stelling verdient opmerking, dat aanwezige architecten aandacht vroegen voor opdrachtgevers die een zekere angst hebben ontwikkeld voor architecten die ‘de baas over een project willen worden’. Het is ‘netjes’ als de eigenaar van een gebouw de architect naar zijn mening vraagt, maar hij is eigenaar en bewoner/gebruiker van het gerealiseerde ontwerp. De kwestie van de regenboogwoningen12 werd als voorbeeld gegeven van hoe het niet zou moeten. De starheid van contracten en de starheid van de ontwerper maken opdrachtgevers angstig en architecten zouden zich dit moeten aantrekken. De architect zou zich ook moeten afvragen of een volgrecht (betreffende herhalingen van ontwerpen) wel zo zinnig is. Ook dit schrikt opdrachtgevers af. Een aanzienlijk deel van de aanwezigen vond het wel terecht dat daar een financiële vergoeding tegenover stond. Over de invloed op het in herhaling uit te voeren ontwerp liepen de meningen wat meer uiteen. Feitelijk kwam de honoreringskwestie in de discussie veel minder aan de orde dan de vraag of de oorspronkelijke architect niet gekend zou moeten worden in een herhaling, die mogelijk toch niet helemaal gelijk is bijvoorbeeld vanwege veranderde regelgeving. Het auteursrechtelijke aspect van her-
10 Zie Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), art. 3.1. 11 Zie het Benelux-verdrag art. 3.29: Wanneer een tekening of model onder de omstandigheden als bedoeld in artikel 3.8 werd ontworpen,komt het auteursrecht inzake bedoelde tekening of model toe aan degene die overeenkomstig het in dat artikel bepaalde als de ontwerper wordt beschouwd. 12 RvA 1 april 1998, nr. 20.305, BR 1998, p. 532. De zaak, die landelijke bekendheid kreeg, is uitvoerig besproken in het Jaarverslag 1998 van de Vereniging Eigen Huis, p. 35 e.v. Het ging in die zaak om kopers die schrokken van het kleurenschema dat de architect had bedacht en zich daar tegen verzetten. Zij worden in het ongelijk gesteld: ‘Arbiter is van oordeel dat uit het geheel van de overeenkomst en de daarin tot uitdrukking gebrachte planopzet volgt dat de kleurstelling integraal onderdeel uitmaakt van het stedebouwkundige en bouwkundige concept van de architect en kennelijk zowel de architect als zijn opdrachtgever, de Gemeente, handhaving van dat concept verlangen, zoals zulks te meer blijkt uit het opleggen van kwalitatieve verplichtingen tot het onderhouden van het (nog nader te bepalen) kleurenschema van de architect.’ Uit het commentaar in het VEH Jaarverslag bleek dat partijen wel in overleg zijn getreden met elkaar en de architect de kleurstelling heeft afgezwakt naar aanleiding daarvan. Het toeval wil dat ten tijde van het schrijven van dit artikel een ietwat vergelijkbare kwestie zich voordeed in de gemeente Heemskerk, zij het dat dit keer niet de architect zijn auteursrecht inroept maar het de gemeente is; zie de website van de gemeente, geraadpleegd op 9 juli 2013, http://www.heemskerk.nl/actueel/ nieuws/nieuwsbericht/artikel/handhaving-kleuren-waterakkers/. De eigenaren van woningen in de wijk Waterakkers hebben in hun koopcontract staan dat zij zich moeten houden aan de voorgeschreven kleuren voor hun woning. De gemeente wil vasthouden aan de filosofie achter de kleuren en houdt de eigenaren aan het (derden)beding in de koopovereenkomst. De argumenten zijdens de eigenaren zijn dezelfde die men in kwesties met architecten tegenkomt: het gerealiseerde bouwwerk is eigendom van de eigenaar en daar moet de gemeente zich niet meer mee bemoeien, althans niet wat de kleurstelling betreft. De kwestie haalde de nationale pers.
nr. 8 - augustus 2013
731
Artikelen
haling raakte de aanwezigen ook niet zeer: imitatie en/of herhaling is inherent aan ons vak, zo werd opgemerkt. Alleen echt schaamteloos kopiëren zou niet geoorloofd mogen zijn. 3. De opdrachtgever moet de gelegenheid worden geboden om voor een eenmalige vergoeding het recht te kopen om een ontwerp meermalen uit te voeren Deze stelling riep geen discussie op en werd onderschreven door de aanwezigen. 4. De opdrachtgever moet de gelegenheid worden geboden om tegen een eenmalige vergoeding exclusiviteit te kopen De vraag werd opgeworpen of er wel exclusiviteit bestaat. Maar als dat te omschrijven is, dan moet het mogelijk zijn dat de opdrachtgever inderdaad de gelegenheid krijgt tegen betaling exclusiviteit te kopen. 5. De architect mag zich na verloop van 10 jaren niet meer verzetten tegen ‘wijziging of aantasting’ van zijn werk en ook niet op zijn exploitatierecht
7. Voor gehele of gedeeltelijke sloop van een bouwwerk is geen toestemming van de oorspronkelijk architect vereist Deze stelling riep geen discussie op. 8. De architect dient verplicht op zichtbare wijze zijn naam aan zijn (bouw)werk te verbinden - en mag die naam doen verwijderen als zijn creatie voor een voor hem/haar onaanvaardbare wijze wordt aangetast Op deze stelling werd wat lacherig gereageerd. Hij riep niet echt discussie op. Wel vroeg een aanwezige aandacht voor de vraag waarom de naam van het team niet vermeld zou moeten worden. 9. Het auteursrecht is een strikt persoonlijk recht van de persoon van de ontwerper Over deze stelling werd verschillend gedacht. Een deel van de aanwezigen zag het auteursrecht als toekomend aan het bureau waar gewerkt wordt. 10. Het auteursrecht vervalt met het overlijden van de architect
De termijn van 10 jaar werd te lang bevonden: 5 jaar zou voldoende zijn. Immers in de exploitatiefase ontstaan vaak problemen met een gebouw en dan moet daar iets aan gedaan kunnen worden. Weer anderen zeiden: 1 jaar of zelfs dit recht beperken tot de fase van realisatie van het gebouw. De discussie ging voorts over het niet functioneren van een gebouw (bijvoorbeeld de gevelbeplating komt er af als gevolg van een ontwerpfout van de architect), dan kan het niet zo zijn dat met een beroep op het auteursrecht de architect zich verzet tegen herstel. En toch ziet men dat gebeuren. De meeste aanwezigen vonden dergelijk verzet ongewenst. Ook bij verminking zou de redelijkheid, aldus een aanwezige, een rol moeten spelen. Veel meer dan tot nu toe moet er oog en begrip zijn voor het feit dat een gerealiseerd ontwerp een gebruiksfunctie heeft. Wat voor architecten vooral van belang is het ontwerpproces: daar moet hij een goede plaats in krijgen, en dat proces moet goed vorm gegeven zijn. De angst is om architecten goed bij het proces te betrekken moet weggenomen worden. De rechten op het ontwerp zijn voor velen minder belangrijk.
De aanwezigen spraken zich hier niet eenduidig uit.
6. Nabootsing van een ontwerp onder vermelding van de naam van de oorspronkelijk architect is te allen tijde toegestaan
Door publicatie van deze uitkomst wordt gehoopt dat de wetgever over het auteursrecht wil nadenken evenals de opstellers van de DNR. Dat laatste zou nog wel eens verrassend snel kunnen gebeuren nu in die kring nagedacht zal gaan worden over het paritair opstellen van algemene voorwaarden. Opdrachtgevers en ontwerpers zouden elkaar op het punt van het auteursrecht wel eens sneller kunnen vinden dan velen denken.
Deze stelling riep geen discussie op. Iedereen was het er mee eens.
732
nr. 8 - augustus 2013
4. Conclusie Twee punten sprongen er uit tijdens deze bijeenkomst. Het eerste punt is het opsplitsen, zo men wil uitkleden/ontmantelen van de opdracht aan de ontwerpende architect. Men ziet dit economisch als een zeer ongewenste situatie maar ook vanuit het gedachtegoed van de bedenker van een ontwerp is dit een heilloze weg, leidend tot verschraling van het architectonische werk. Opvallend was wel de grote openheid waarin dit punt besproken werd. De ontwikkelaars bevonden zich in dit opzicht in het hol van de leeuw, maar dat stond aan de discussie niet in de weg. Het tweede punt is dat de aanwezige architecten de huidige regeling van het auteursrecht te veel van het goede vinden en uitdrukkelijk bereid zijn over een versoepeling daarvan te praten. Het gaat dan met name om de duur van het recht, wat de opdrachtgever met het gerealiseerde ontwerp mag doen en het feit dat er ook bij verminking onmiddellijk een redelijkheidstoets moet volgen.