COVERSTORY
AFRIKAANSE FILM Het geheugen van een continent in beweging KATANGA BUSINESS
# 1 FESTIVAL
EEN BEELD VAN AFRIKA
Afrika en film? Het lijkt een contradictio in terminis en is alleszins een combinatie die vandaag nog weinig lichtjes doet aanfloepen. Terwijl het gaat om een continent waar er om de twintig jaar een totaal nieuwe bevolking is. Er worden films gemaakt, maar moeizaam en met een flinke financiële steun vanuit het westen. Films die een rondreis maken langs filmfestivals maar in Afrika zelf amper te zien zijn. Bij gebrek aan infrastructuur, aan een cinemazaal. FILMMAGIE maakt een rondrit door Afrika en de Afrikaanse film. Met Guido Huysmans van het Afrika Filmfestival Leuven (AFF) en cineast Thierry Michel als gidsen.
|
FREDDY SARTOR
“Wij, Afrikaanse filmmakers,
zijn in oorlog”. Met deze wat provocerende woorden besloot de strijdvaardige Ethiopische cineast Haïlé Gerima in Venetië 2008 de persconferentie na de wereldpremière van TEZA. Een pareltje dat achteraf op Fespaco, hèt festival van de Afrikaanse film, tot Beste Film werd uitgeroepen. “Gerima is een militante Afro-Amerikaanse filmer uit Ethiopië”, vertelt Huysmans, “aan TEZA heeft hij 14 jaar gewerkt. Hij heeft het vooral tegen de beelden uit Afrika die in Europa en de VS worden verspreid, door blanken gemaakt. Volgens hem moeten Afrikanen zelf hun beelden kunnen maken. Met die uitspraak doelt hij op het feit dat de Afrikaanse filmers met de westerse media in oorlog, in conflict zijn. Gerima is iemand van de oudere, links-militante generatie. De mei ’68-ers zeg maar”. Andere oude krijgers zijn moe of uitgerangeerd; Cissé (Yeelen) werd bedrijfsleider, Idrissa Ouedraogo (Tilai) werkt voor tv, Sembene Ousmane 12 | APRIL 09 | FILMMAGIE #594
en Youssef Chahine zijn overleden, Gaston Kaboré zit in het festivalcircuit en reist de wereld rond. In de Berlinale zetelde hij in de jury en gaf tijdens een persconferentie zijn kijk op film en Afrika: “Met onze films moeten we aan jongeren zeggen dat het geen ongeluk, geen malheur is om in Afrika geboren te zijn. Die visie missen ze; onze films zijn vreemd in eigen land, worden ter plekke niet gezien… En ook moeten we aan onze regeringen zeggen dat film geen luxe is maar vitaal voedsel”. Wijze woorden waarmee hij op alle banken applaus oogstte.
MEER TV-FILMS DAN BIOSCOPEN In Egypte wordt nog een tiental interessante films gemaakt. Voor een middenklasse van 5% vertegenwoordigt dat al vlug enkele miljoenen toeschouwers. Huysmans: “Van de tien à vijftien films die elk jaar in Marokko worden gemaakt zijn er toch
twee à drie hier toonbaar. In Ghana is er sprake van een heuse opleving, vooral dankzij uit Londen teruggekeerde filmmakers die daar, bij de BBC of in de filmschool, een opleiding hebben gekregen. Ook Ivoorkust is in goeden doen met goede fictiefilms!”. Een groot probleem evenwel is dat er op het Afrikaanse continent nog amper bioscopen zijn. Zelfs in Zuid-Afrika vermindert hun aantal, in Senegal zijn er al geen meer en in Kinshasa is er alleen nog een klein zaaltje in het Centre Wallonie-Bruxelles. Maar daar zijn wel bijna 50 tv-stations. “De nieuwe generatie filmmakers is veel pragmatischer,” stelt Huysmans, “anderzijds weten de mensen in Afrika niet meer wat film is. Wat ze wel kennen is televisie. De afstand tussen bioscoopfilm en tvfilm wordt kleiner in Afrika, zoals ook hier bij ons. En die tv-films bereiken miljoenen kijkers. Het niveau van deze films is dat van de VRT-soap Thuis. Wat heeft succes? Lokale soaps in de lokale taal!
COVERSTORY Op dat vlak is er niet zo veel verschil tussen noord en zuid (lacht). Jonge cineasten zeggen ons dat ze in Afrika door deze fase heen moeten. Eerst moet de Afrikaanse film opnieuw een publiek vinden. En daarom moeten ze eerst films maken naar hun publiek toe. Jonge cineasten moeten ook hun stiel leren. De oudere generatie studeerde in Brussel, Parijs, Praag of Moskou, de nieuwe generatie volgde in het beste geval een training van een maand; ze leren het vak dus door de praktijk”. Hoe is de situatie in Zuid-Afrika? Films zoals SKIN van Anthony Fabian en Tsotsi zijn coproducties met Engeland en de VS. De onafhankelijke arthousefilm heeft het er heel moeilijk. Iemand zoals J.D. Roodt maakt films voor een appel en een ei maar raakt ze aan de straatstenen niet kwijt. “In Ethiopië is een enorme dynamiek ontstaan door het vertonen van films op dvd – van een redelijke kwaliteit –, in Adis Abeba zijn er zalen van 6 à 700 man”, vertelt Huysmans, “het is nog lang geen echte industrie maar er zijn daar films die 1 à 2 miljoen kijkers hebben. En die cineasten houden daar 2 à 3 dollar per toeschouwer aan over! Er is dus een middenklasse in Afrika die aan film geld wil uitgeven. In Tanzania werd een circuit van 300 vertoningsplekken met telkens een honderdtal zitplaatsen opgezet, van films op dvd. Er worden twee films per maand gemaakt, zonder subsidies, die verplicht in dat circuit rondtoeren. Daardoor wordt het maken van films rendabel. Dat zijn dus in feite KMO’s die niet bij de pakken blijven zitten. In Nigeria is dat nog veel sterker uitgebouwd door… Nollywood, de Nigeriaanse variant van de Indische filmfabriek Bollywood”.
EEN BELG IN CONGO Het registreren van interessante aspecten van een land zoals Congo is voor een belangrijk deel het werk van de… Belgische cineast Thierry Michel. Aan de maker van vijf films in Congo (Zaïre, le cycle du serpent, Les derniers colons, Mobutu, roi du Zaïre, Congo River en KATANGA BUSINESS) leggen we de louter hypothetische vraag voor welke film er zou gekomen zijn mocht in plaats van een blanke, hij dus, een Congolese cineast KATANGA BUSINESS hebben willen maken. “Het antwoord is simpel”, repliceert Michel, “dan zou er gewoon gèèn film zijn geweest! Ik werk vaak met Congolese journalisten en zij kunnen onmogelijk doen wat ik doe. Wanneer ik een staking film zijn er geen Congolese camera’s in de buurt. Waren ze dat wel dan zouden de beelden niet zijn uitgezonden. De persvrijheid is een privilege dat ik heb, maar de Congolezen niet. Begrijp me niet verkeerd. Het is niet de huidskleur die speelt in dit geval, wel de nationaliteit. Als Congolese journalist of cineast heeft men niet de middelen om economisch onafhankelijk van de macht te zijn. En ten tweede moet men krediet opbouwen om binnen te mogen in kringen van de macht en van de multinationals. Dat krediet heb ik omdat ik vijf films over Congo heb gemaakt. Men kent mijn werk en
TEZA
men heeft vertrouwen”. Thierry Michel, zelf een kind van de mijnstreek in en om Charleroi, de Borinage, was bij zijn eerste reis door Katanga in ‘91 al onder de indruk van de mijnindustrie. “Ik had al thema’s behandeld zoals macht, sociale vraagstukken, geschiedenis. Maar economie nog niet. Dus wou ik het kapitalisme eens laten zien via de mensen die dat ‘beoefenen’. Een derde element is dat deze Congolese provincie de renaissance van Afrika symboliseert. Een ongelooflijke rijkdom aan mineralen zit daar in de ondergrond, een echte brandkast. Dat begint met koper, kobalt en zink maar eindigt met uranium en germanium. Na de verkiezingen ontstond er een politieke wil om Katanga uit zijn ruïnes te laten herrijzen. Met geld van elders: uit het westen (de VS, Canada en Australië) én uit het oosten (Indië en China). Een verklaring waarom Europa, al heeft het dan een grote traditie qua mijnbouw, afwezig blijft, is complex. Misschien is Europa Afrika beu. Je voelt dat soms. Investeren in Afrika staat gelijk met een druppel in de woestijn. Zo beweert men dan. Jarenlang heeft Europa Afrika gekoloniseerd zodat deze landen sowieso van neokolonialisme worden verdacht, enz. China en Indië hebben dat complex niet. En dan is er nog het aspect onrust, risico… Landen zoals Canada of Australië staan daar veel minder bij stil”. Thierry Michel gaat op zijn elan door: “In de relatie tussen kapitaal en werk moet een staat de scheidsrechter zijn, maar deze staat is zwak. En de arbeiders weten en voelen dat. Zoals je in KATANGA BUSINESS kan zien probeert de gouverneur van Katanga dat te zijn. Hij is het symbool van deze herrijzenis; hij is populair en weet dat de bevolking achter hem staat. Als zakenman is hij ook voorzitter van een voetbalclub en bezit hij een eigen tvstation. Het is een populist in twee betekenissen: in de zin van Berlusconi én in de zin van Chavez. Echt een man tussen hamer en aambeeld. Maar hij heeft een visie; op termijn wil hij ook de landbouw ontwikkelen. Hij is een geboren communicator, mediageniek, charismatisch… En hij heeft zijn voornaam mee; Moïse verwijst niet alleen naar de Mozes van het Oud-Testament maar ook naar de legendarische Katangese leider Moïse Tsjombe. De hele wederopbouw van Katanga staat in het teken van en is een en al hommage aan Tsjombe”. Hoe staat het met de kunst en cultuur in het algemeen en met de film in het bijzonder in Congo?
Thierry Michel: “Er zijn jonge mensen die prachtige dingen doen: experimentele video bijvoorbeeld. Er is energie maar de middelen ontbreken. Het is geen prioriteit. ‘t Zal komen! Het probleem is dat cultuur nooit een prioriteit is geweest. Mobutu favoriseerde de muziek die hem verheerlijkte, verhinderde dat het medium film zou bestaan, en wat het theater betreft heeft hij alle dramaturgen vervolgd en uit Congo verjaagd. Ik kom net van Burkina Faso, een land dat geen enkele rijkdom heeft maar wèl cultuur. Congo niet. Dat is een enorm probleem. Want zonder cultuur is er geen identiteit, geen nationale identiteit. Et pas de mémoire de son histoire”.
AFRIKA IS THUIS IN LEUVEN Dit jaar richt het Afrika Filmfestival Leuven de schijnwerper op Zuid-Afrika, Egypte, Mozambique (Guido Convents zet zijn levenswerk voort en komt met een nieuw boek, ditmaal over de geschiedenis van de film in Mozambique). Samen met Ethiopië is Mozambique een onbekend filmland. “Zo vertonen wij BABY DOLL NIGHT, de duurste film aller tijden in Egypte,” benadrukt Huysmans, “wij willen dat het Belgische publiek daarmee kennis maakt, weet dat dat soort films bestaat en een lokaal succes hebben. Ook als sociologisch verschijnsel”. Er is één thema dat de jongste jaren herhaaldelijk in Afrikaanse films opduikt: de tweespalt tussen islamieten en christenen, tussen joden en moslims. Zoals in de Egyptische film HASSAN AND MORCOS en de prachtige sensuele oorlogskroniek LE CHANT DES MARIÉES van de Française Karin Albou. Is daar een verklaring voor? Huysmans: “Volgens mij heeft dat te maken met het feit dat – ondanks het groeiend integrisme – mensen van verschillende culturen en godsdiensten toch vreedzaam met elkaar kunnen samenleven. In Noord-Afrika zijn er nog grote kernen van joodse gemeenschappen”. En de drijvende kracht achter het Afrika Filmfestival besluit met een opmerkelijk statement: “Met het Afrika Filmfestival vertonen wij Afrikaanse films bij ons. Maar ook regelmatig Belgische films ginds, dus voor de promotiedienst van de Belgische, van de Vlaamse film, Flanders Image, ligt daar nog een grote markt open. Iedereen zit erop te wachten, echt waar!” × INTERVIEW THIERRY MICHEL, BRUSSEL – 11 MAART 2009
FILMMAGIE #594 | APRIL 09 | 13
COVERSTORY
GIDS DOOR HET COLLECTIEF AFRIKAANS VERLEDEN:
# 2 OPENINGSFILM
TEZA
“Ik heb TEZA gemaakt om de mensen en mezelf de kans te geven om spijt te hebben” vertelde de in Venetië gelauwerde Ethiopische cineast Haïlé Gerima aan de Tunesische filmcriticus Hassouna Mansouri in Africultures. “Wij zijn slecht gegidst, geloofden in een soort religie, in een doctrine. Wanneer hoofdpersonage Anberber zegt ‘De kinderen zijn nog niet geboren, de kinderen van de draak zullen komen’ betekent dat een sluitend antwoord niet bestaat”. De openingsfilm van het Afrika Filmfestival Leuven is een historisch epos over de ontwrichting van de Afrikaanse ziel in de geglobaliseerde wereld.
|
DIRK MICHIELS
Omsluierd door de ochtenddauw van het naburige meer, verlaten Ethiopische jongeren ’s morgens hun dorpsgemeenschap om zich in de nabije grotten te verbergen voor een overheid die hen als soldaten in de zoveelste oorlog met Somalië komt opeisen. Het zijn dezelfde grotten die al als schuiloord dienst deden tegen de Italiaanse bezetting in de tussenoorlogse periode. Voor cineast Haïlé Gerima (°1946, Gondar, Ethiopië) zijn deze grotten het symbool van de opeenvolgende perioden van politieke verdrukking uit de Ethiopische geschiedenis. Met TEZA straalt deze internationaal bekroonde cineast niet alleen het fakkellicht op de grotschilderingen, maar ook het filmlicht op de bewogen geschiedenis van een van de oudste Afrikaanse staten, waar volgens oude Egyptische bronnen de mensheid ontstond. In doorgaans filmografische eenvoud belichten Afrikaanse regisseurs diverse facetten van de Afrikaanse derdewereld: uitdroging, armoede, ontwricht stamleven, mi-
14 | APRIL 09 | FILMMAGIE #594
gratie, ziekte, burgeroorlog en kindsoldaten… Gerima ambieert met TEZA echter een grootschalig filmproject over deze Afrikaanse wantoestanden en werkt deze Afrikaanse thema’s uit tegen het decor van een epos over de Ethiopische geschiedenis. Want in tegenstelling tot zijn Afrikaanse collega’s is de Ethiopische cineast vertrouwd met grootser opgezet filmwerk. Gerima studeerde en filmde al sinds de jaren 70 in de States, waar hij faam verwierf met onafhankelijke Hollywoodproducties die een tegengewicht boden voor het blaxploitationgenre van toen. Zijn Afrikaanse roots toonde hij in 1993 met Sankofa, een spiritueel en tegelijk realistisch filmportret van de ontwrichting van de zwarte psyche door de slavernij. Met de documentaire Adwa keerde hij in ‘99 naar het gelijknamige Ethiopische slagveld terug, waar het Afrikaanse volk de Italiaanse agressor in 1896 versloeg tijdens de eerste Italiaanse poging om Abessinië (het huidige Ethiopië) te koloniseren. In TEZA breidt hij deze
belangstelling voor de Ethiopische geschiedenis uit. De film blikt niet alleen terug op de Italiaanse bezetting van ‘36, maar ook op het verzet in de jaren 70 tegen de Ethiopische negus Haïlé Selassie, die al in de jaren 30 de macht verworven had na de uitschakeling en de dood van keizerin Zuditu en haar gemaal prins Gugsa Welle. In januari ‘74 pleegden militairen een eerste staatsgreep tegen Selassie’s alleenheerschappij. Eerst installeerden ze een kortstondige liberale democratie naar westers model, maar een half jaar later radicaliseerde het regime. Na opeenvolgende staatsgrepen vestigde kolonel Mengistu in ‘77 een communistische dictatuur naar Albanees model, gesteund door de Sovjet-Unie. Zijn Ethiopische Arbeiderspartij schafte het grootgrondbezit af en verving het door collectieve landbouwuitbating. Ook werd de westers opgeleide intelligentsia door deze militaire junta vervolgd. Hongersnood, burger- en guerrillaoorlog van de opstandige provincie Eritrea teisterden in de
COVERSTORY
jaren 80 het ontwrichte land. Toen Gorbatsjov in ‘89 de geldkraan dichtdraaide, mikte het orthodoxe regime op Amerikaanse steun tegen het moslimfundamentalisme. In ‘91 werd Mengistu afgezet en vervangen door Zenawi, die nog altijd regeert ondanks de internationale kritiek op de verkiezingsuitslag van ‘05. TEZA vertelt deze woelige periode van ideologische geschillen en opeenvolgende machtswisselingen door de ogen van de Ethiopische intellectueel Anberber, die net zoals cineast Haïlé Gerima jarenlang studeerde in het westen (in het toenmalige strak autoritaire communistische Oost-Duitsland en het latere eengemaakte Duitsland). Toch is TEZA geen louter historisch epos. Gerima is in de eerste plaats een filmer van sociopolitieke processen. TEZA brengt de identiteitscrisis van Anberber visueel in beeld. Via jeugdherinneringen, dromen, nachtmerries,
visioenen en angstaanvallen registreert hij hoe Anberbers oorspronkelijke idealisme om zijn geneeskundige kennis in dienst te stellen van zijn volk brutaal afbrokkelt. Zijn groeiende burn out is het gevolg van racistische en communistische geweldplegingen op hem en zijn omgeving. Maar zijn verlammende identiteitscrisis is ook het resultaat van zijn positie als intellectueel banneling, die zich noch in het westen, noch in het gehersenspoelde communistische bewind maar evenmin in de oude Afrikaanse dorpsgemeenschap thuisvoelt. Anberber is een beetje zoals de oude gespleten boom op het eiland in het meer: de ene helft leeft en bloeit, de andere kant is schraal en verdord. Met TEZA filmt Gerima de psychologische en sociale ontwrichting van de Afrikaanse ziel in de moderne geglobaliseerde wereld. De regisseur brengt de desillusie van de dekolonisatieperiode in beeld. Hij registreert
alom paradox en malaise. De communistische bevrijdingsideologie resulteert in nieuwe, even ergere vormen van politieke verdrukking als het fascisme. Maar ook de multiculturele wereld zoals Anberber in Duitsland heeft leren kennen, biedt geen garantie voor menselijk geluk. Ook in de oude rurale samenleving is sociale aanvaarding vaak zoek en springt men te repressief om met gevoelens van vrijheid en marginaliteit. Zoals in Sankofa speelt ook in TEZA het gevoelen van een collectief pan-Afrikaans bewustzijn een grote visuele rol. Gerima ontpopt zich tot een filmisch kunstenaar die de echo’s van het collectieve Afrikaanse verleden vertaalt in de persoonlijke psychologische trauma’s van zijn hoofdpersonage en vice versa. Hierbij hanteert Gerima de politieke repressie als metafoor voor andere vormen van verdrukking: relatiebreuk, fysiek geweld, verkrachting, verbanning, ver-
FILMMAGIE #594 | APRIL 09 | 15
COVERSTORY dachtmaking, bespieding, zelfs van de Stasi waarvan Anberber tijdens zijn studies in Berlijn het slachtoffer wordt. Al deze tekenen van aantasting van de menselijke waarden laat hij in het verhaal van TEZA opduiken in beelden en geluiden, die refereren aan Afrikaanse rituelen en
stamgebruiken. Met TEZA ontwierp Gerima een stijl die een Afrikaans tegengewicht biedt voor de Hollywoodvertelstijl. En legde hij “een baken voor de filmsector op het Afrikaanse continent”, dixit het filmfestival van Carthago, waar de film viervoudig werd bekroond. ×
drama / reg. & sce. Haïlé Gerima / fot. Mario Masini / muz. Vijay Iyer & Jorga Mesfin / mon. Haïlé Gerima & Loren Hankin / act. Abvetedla (Tesfaye), Aaron Arefe (Anberber), Takelech Beyene, Abiye Tedia, Abeye Tedla / pro. Philippe Avril, Karl Baumgartner, Marie-Michèlegravele Cattelain & Haïlé Gerima / ET-DE-FR / 2008 / 140’ / dis. BrunBro > RELEASE NAJAAR 2009 – PREMIÈRE OP AFRIKA FILMFESTIVAL
# 3 DOCUMENTAIRE REIS NAAR HET DUISTERE HART VAN CONGO:
KATANGA BUSINESS
De lijst oogde al indrukwekkend: ‘Zaïre, le cycle du serpent’ (‘92), ‘Les derniers colons’ (‘95), ‘Nostalgies post coloniales’ (‘95), ‘Mobutu, roi du Zaïre’ (‘99) en het meesterwerk ‘Congo River’ (‘05). Daar wordt nu KATANGA BUSINESS aan toegevoegd. Doorheen zijn talrijke Congofilms verkent de Belgische documentairefilmer Thierry Michel de bewogen geschiedenis van een land, dat wellicht een van de rijkste Afrikaanse regio’s had kunnen zijn.
|
DIRK MICHIELS
Het duistere hart van Afrika, gekweld door ziekte, uitbuiting, burgeroorlog, wanbeleid en sociale oproer vormt het onderzoeksterrein van Thierry Michels nieuwste socio-economische documentaire KATANGA BUSINESS, gewijd aan de economische relance van deze zuidoostelijke Congo-provincie. In de vroege jaren 60 van plan om zich af te scheuren van Congo, is Katanga altijd een staat binnen de staat gebleven. Met een gouverneur (de in ‘07 democratisch verkozen Moïse Katumbi) die als een bijna zelfstandige president regeert. Sinds het nieuwe millennium maakt het ertsrijke Katanga een tweede industriële revolutie door. De ontginning van de geologische mijnen (kobalt, koper, germanium, uranium, tin, zink en ijzer) wordt niet meer alleen georchestreerd door de Belgische (ex)kolonialen maar ook onder auspiciën van het IMF door Canadese multinationals en Chinese industriëlen. Onder Thierry Michels camera siddert de geelrode koperen aarde van Katanga van de economische activiteit. Maar het blijft een uiterst kwetsbare relance omdat de industriële ontwikkeling in handen van beursgenoteerde bedrijven is. In dat economische broeinest om de oude mijnen van de vroegere Belgische Union Minière en het vergane Zaïrese staatsbedrijf Gécamines opnieuw rendabel te maken, onderscheidt Thierry Michel drie types van initiatiefnemers: de privésector, de Congolese staat en de buitenlandse overheid. Als een charismatisch leider poogt gouverneur Katumbi de touwtjes in handen te houden en dat uiterst wankele evenwicht te bespelen tussen regionale en multinationale belangen, tussen modern kapitalisme en sociale verhoudingen, tussen de winstverwachtingen van de geglobaliseerde economie en de democratische verwachtingen van de bevolking. Via interviews, historische documenten en beelden 16 | APRIL 09 | FILMMAGIE #594
COVERSTORY
van de bevolking filmt Thierry Michel de stakeholders van dat economische proces. Zwakste schakel van deze documentaire is echter zijn dramatische opbouw. Michel kleeft een gezicht op de uiteenlopende tendensen, maar blijft te veel rondcirkelen tussen de verschillende prota-
gonisten van dat economische ‘schouwspel’. Nog opgenomen voor de kredietcrisis, is KATANGA BUSINESS een filmregistratie van los van elkaar staande economische initiatieven. Blijft de vraag hoe het investeringsgevoelige Katanga de huidige economische crisis verwerkt. Stof voor een
volgende documentaire? × documentaire / reg & sce. Thierry Michel / fot. Michel Téchy / mon. Marie-Hélène Quinton / muz. Marc Hérouet / pro. Christine Pireaux voor Les Films de la Passerelle – Les Films d’Ici / BE-FR / 2009 / 120’ / dis. Cinéart > RELEASE 1 APRIL – TE ZIEN OP AFRIKA FILMFESTIVAL
FILMMAGIE #594 | APRIL 09 | 17
COVERSTORY # 4 INTERVIEW HET LIEFDESLIED VOOR AFRIKA
VAN MUZIKANT
YOUSSOU N’DOUR
“Als je naar deze film kijkt dan denk je morgen anders!” zegt de Amerikaanse cineaste Elisabeth Chai Vasarhelyi. In haar mozaïsche documentaire YOUSSOU N’DOUR: I BRING WHAT I LOVE, die met de opnames van het controversiële album ‘Egypt’ begint, bezingt de wereldbefaamde Senegalese singer-songwriter Youssou N’Dour in de eerste plaats zijn liefde voor zijn religie: de islam.
|
FREDDY SARTOR
Zo charismatisch hij op het podium overkomt, zo eenvoudig is Youssou N’Dour (Dakar, °1959) in een gewone praatstoel. Tijdens ons gesprek spaart hij zijn stem, hij fluistert de antwoorden bijna (“Een carrière als acteur spreekt me hoe langer hoe meer aan” zo bekent de muzikant) want even later moet hij de première van zijn film tijdens het International Documentary Film Festival A’dam (IDFA) nog met een concert opluisteren. N’Dour is iemand met een missie. Afrika is voor hem alles. Wereldwijd wil hij het ware Afrika laten kennen, niet het Afrika van honger, geweld, oorlogen, kindsoldaten en aids. Zijn Afrika heeft een ander gelaat. Dat van solidariteit, de impact van de familie, de zon, en een diversiteit van culturen en volkeren. In Senegal is hij de koning van de mbalax (zoals zijn muziek in de plaatselijke wolof-taal wordt genoemd), een muziekstijl die een mengeling is van traditionele griot met percussie en lofgezang, jazz, rock en Caraïbische muziek. In zijn tijdloos document YOUSSOU N’DOUR: I BRING WHAT I LOVE botsen archief- met toerneebeelden en poneert N’Dour intussen zijn wat opdringerige boodschap.
N’DOUR: Ja, waarom was hij de eerste, voor de komst van de radio en de televisie? De mensen kregen de boodschappen van de griot. Het was de griot die het embleem tekende wanneer je een brief wou versturen, er was de griot-schilder, de griot-percussionist, de griot-zanger. Alle vormen van kunst zijn geboren uit de traditie van de griot. Het gaat niet om mij, het is veeleer een ensemble: mijn grootmoeder, de hele griot-traditie.
YOUSSOU N’DOUR: I BRING WHAT I LOVE
directe manier tot de mensen. In iets geloven maakt verdraagzamer maar kan iemand ook gek maken. Om daaruit te geraken is het van belang dat iemand met dergelijke extreme gedachten in contact komt met iemand van een religie van vrede. Zo hoort hij eens een andere klok dan de louter agressieve. Maar elke godsdienst heeft zijn extremisten.
FILMMAGIE: Wat heb je opgestoken van deze nieuwe ervaring die het opnemen van deze documentaire toch wel moet geweest zijn? YOUSSOU N’DOUR: Wat ik geleerd heb is dat je met het creëren van iets persoonlijks kan komen tot iets dat je met velen delen kan. Mijn muziek heb ik altijd gedeeld… Op een bepaald ogenblik in mijn carrière besloot ik iets uitsluitend voor mezelf te maken: het album ‘Egypt’. Uiteindelijk heeft men mij ervan overtuigd om het ook uit te brengen. De documentaire toont niet alleen dat, maar ook mijn familie, mijn roots, mijn land, mijn visie. De film maakt het mogelijk dat mensen een andere klok gaan horen over Afrika, over mij, over mijn religie.
Op een bepaald moment geef je je publiek de boodschap mee van “verschillende culturen, verschillende religies”. Dat zijn geen obstakels maar een verrijking. Op tv zie je altijd het tegenovergestelde, zeker over Afrika. N’DOUR: Is dat niet jammer? De media hebben een grote verantwoordelijkheid in het presenteren van bepaalde dingen en door voor het sensationele, het dramatische te kiezen… Ze moeten laten zien wat er aan de oorsprong van conflicten tussen mensen ligt. Jij bent Tutsi, ik ben wat anders – daar houdt het gewoonlijk op. Maar het zou moeten zijn: Jij bent Tutsi, ik moet je respecteren. Ik kan wat leren van jou en jij van mij. Niet hen tegenover elkaar zetten maar hen met elkaar laten converseren. Dat is de verrijking waarover ik het heb. Er is nu een film die kan rondreizen en misschien dingen in beweging kan brengen.
De film heeft een sterk religieuze signatuur. Is het een pleidooi van een soefi moslim opdat mensen in hun leven een plek voor spiritualiteit zouden voorzien? N’DOUR: Ja, de plaats die spiritualiteit in iemand, in een gemeenschap inneemt, richt zich op een
Via de figuur van je stokoude grootmoeder breng je ook een hommage aan de traditie van de griot, de verteller in de Afrikaanse orale cultuur. Mogen we de griot zien als de eerste musicus, de eerste dichter, de eerste schilder, de eerste cineast…
18 | APRIL 09 | FILMMAGIE #594
Jij bent vandaag samen met de Zuid-Afrikaan Mandela de belangrijkste woordvoerder van het Afrikaanse continent. Hij de politieke, jij de culturele ambassadeur. N’DOUR: Mandela bewonder ik, niet om zijn ideeën maar om zijn strijd. Hij is er toch maar in geslaagd een heel volk te bevrijden. Wij zijn allebei geïnspireerd door Afrika en geloven sterk in ons continent. De politiek is overal, zelfs op het culturele domein. Men zegt wat men denkt. Is dat het tegenovergestelde van wat de andere denkt, dan mag dat de vrede niet in de weg staan. Hoewel totaal anders behoren Bob Marley en Youssou N’Dour tot dezelfde familie, tot dezelfde grote Afrikaanse stam? N’DOUR: Bob Marley heeft superbe songs geschreven die wereldwijd zijn gesmaakt, eerst om de melodie, later ook om de woorden die voor een deel gingen over Jamaica en voor een deel over Afrika. Het verschil is dat ik van Afrika kom en dat de taal die ik gebruik voor mijn songs geen universele taal is. De muziek die ik maak is niet voor iedereen gemakkelijk. In zijn muziek zat alles, ook in mijn muziek zit alles, mezelf inbegrepen. Maar de boodschap is dezelfde. Ik ben gelovig, ik ben moslim maar niet alleen dàt! Religie beschouw ik als iets van mij, dat zit van binnen. Wie ik ontmoet is God. × INTERVIEW INTERNATIONAL DOCUMENTARY FILM FESTIVAL AMSTERDAM (IDFA) – 22 NOVEMBER 2008
documentaire / reg., sce. & pro. Elisabeth Chai Vasarhelyi / fot. Hugo Berkeley, Nick Doob, Scott Duncan & Jojo Pennebaker / muz. Marty Davich & James Newton Howard / mon. Jonathan Oppenheim & Fernando Villena / met Youssou N’Dour, Peter Gabriel, Moustapha Mbaye, Kabou Guèye & Fathi Salama / SN-FR-EG-USA / 2008 / 102’ / dis. ABC > RELEASE 25 MAART – TE ZIEN OP AFRIKA FILMFESTIVAL