Het oude continent in de ogen van de nieuwe economieën
In The White Tiger beschrijft de Indiase schrijver Aravind Adiga de opkomst van een ondernemer in Bangalore. De roman heeft de vorm van een open brief aan de premier van China, Wen Jiabao. De ondernemer heeft gehoord dat de politicus in zijn stad op bezoek zal komen om zich op de hoogte te stellen van het succes van het Indiase ondernemerschap, vooral op het vlak van de informatietechnologie. Ergens en marge van zijn verhaal kunnen we lezen: ‘White men will be finished within my lifetime. There are blacks and reds too, but I have no idea what they’re up to – the radio never talks about them. My humble prediction: in twenty years’ time, it will be just us yellow men and brown men at the top of the pyramid, and we’ll rule the whole world. And God save everyone else.’ Dat is een geestige samenvatting van heel wat geleerde boekenplanken vol, die voorspellen dat het zwaartepunt van de wereldeconomie langzaam, maar wel heel zeker naar het Oosten aan het verschuiven is, zoals die ooit naar het Westen is verschoven. Wanneer Europese landen als Italië hopen op Chinese steun bij de oplossing van hun schuldencrisis dan zien we in een notendop wat er aan de hand is. De kredietcrisis versnelt een ontwikkeling die al langer gaande is, namelijk het begin van het einde van de westerse, meer in het bijzonder de Amerikaanse hegemonie. In de komende decennia zijn drie van de vier grootste economieën in de wereld niet-westers: Japan, India en China. De groei van die laatste twee landen is verbluffend: in China gemiddeld negen procent in de laatste dertig jaar, dwz een verdubbeling elke acht jaar. Het gemiddelde inkomen is zeven maal zo hoog als het in 1979 was en 400 miljoen mensen zijn bevrijd uit de armoede. Voorspellingen wijzen erop dat rond 2025 het BNP van China hoger zal zijn dan dat van de Verenigde Staten.
1 http://www.ecflabs.org/narratives
Ook de demografische gewichten zijn aan het schuiven. Vormde de Europese bevolking in 1913 nog 14.6% van de wereldbevolking, in 2001 was dat 6.4%. Tegelijk woont rond de 40% van diezelfde bevolking in China en India. De diplomaat en wetenschapper uit Singapore, Kishore Mahbubani heeft deze gedachte aangescherpt: ‘It is futile for the 12 percent of the world’s population who live in the West to imagine they can determine the destinies of the remaining 88 percent, many of whom feel newly energized and empowered.’ De bijdrage van een groot deel van de wereldbevolking aan de economie was in de afgelopen honderd jaar natuurlijk uitzonderlijk klein. In Eclipse wordt dat berekend voor gezamenlijk. In 1960 was hun aandeel China, India, Indonesië en Brazilië in de wereldeconomie niet meer dan 29% van het gewicht van deze landen qua bevolking. Nu is dat al gegroeid naar 65% en de voorspelling voor 2030 is 95%. Tegen die tijd zal het aandeel van deze landen in de wereldeconomie dus bijna volledig hun aandeel in de wereldbevolking weerspiegelen. De geschiedenis van de globalisering beweegt zich niet in een rechte lijn, maar laat telkens verschuivende machtsverhoudingen zien. De Franse historicus Fernand Braudel stelde al veel eerder vast dat het centrum van de wereldeconomie telkens verschuift: ‘Ongeveer in de jaren 1590-1610, verplaatste het centrum zich naar Amsterdam, dat bijna twee eeuwen het middelpunt van de Europese zone bleef. Tussen 1780 en 1815 verplaatste het zich naar London, en in 1929 stak het de Atlantische Oceaan over en vestigde zich in New York.’ Zo gezien was het machtsverlies van de Europese mogendheden natuurlijk al langer gaande. De grote vraag van de komende decennia is hoe de westerse wereld, Europa meer in het bijzonder, weet om te gaan met deze verandering, die deel is van de globalisering. Want een verschuiving in de richting van vooral Beijing en Sjanghai ligt in de verwachting, maar ook het
2 http://www.ecflabs.org/narratives
economische
gewicht
van
Mumbai,
Sao
Paolo
en
Moskou
zal
verhoudingsgewijs toenemen.
De westerse wereld zal door deze ontwikkeling met tal van nieuwe vragen worden geconfronteerd, maar de belangrijkste verandering is wel dat de blik van landen als China, India en Brazilië meer en meer betekenis zal krijgen voor het doen en laten van Europese landen. Na toch bijna twee eeuwen te hebben geleefd met een Europees en later Amerikaans overwicht, gaat de ontwikkeling in de richting van een wereld die op zijn minst polycentrisch is; een wereld waarin Europa meer en meer geconfronteerd zal worden met economische en culturele vernieuwingen uit het Oosten en Zuiden. De Britse historicus Arnold Toynbee heeft deze ontwikkeling al lang geleden zien aankomen: ‘De paradox van onze generatie is dat de hele wereld lering heeft getrokken uit de aanraking door het Westen, behalve het Westen zelf. De westerse wereld van vandaag kijkt naar de geschiedenis vanuit
het
oude
op
zichzelf
betrokken
gezichtspunt,
dat
andere
samenlevingen nu door de dwang der omstandigheden achter zich hebben gelaten.’ Maar die zelfgenoegzame houding kon niet voortduren, want vroeg of laat zouden ‘de repercussies van deze botsing onvermijdelijk op het Westen terugslaan’, zo schreef Toynbee in 1948, en we kunnen in de opkomst van de zogenaamde BRIC-landen de bevestiging zien van deze voorspelling. Europa heeft de wereld aangeraakt en van de weeromstuit wordt het nu door de wereld aangeraakt. Mahbubani schrijft: ‘For 500 years the West has been the only civilization carrying the burden of advancing human knowledge and wealth. Today it can share this responsibility’. En inderdaad, er zal een tijd komen dat de Nobelprijzen niet meer vooral gewonnen zullen worden aan de Amerikaanse universiteiten. De tijd is aangebroken dat de opvattingen over moderniteit niet meer uitsluitend door westerse voorstellingen worden bepaald, maar er sprake zal zijn van een ‘contested modernity.’ 3 http://www.ecflabs.org/narratives
Dat zal grote gevolgen hebben. Die verandering vormt een uitnodiging om de geschiedenis op een nieuwe manier te schrijven. De IndiaasAmerikaanse econoom Amartya Sen heeft in zijn recente werk veel nadruk gelegd op vroege vormen van religieuze tolerantie in India en zijn land meer in algemene zin aan een westers lezerspubliek voorgehouden als een geschiedenis
van
culturele
dialoog.
Sen
concludeert:
‘Secularism
in
contemporary India, which received legislative formulation in the postindependence constitution of the Indian Republic, contains strong influences of Indian intellectual history, including the championing of intellectual pluralism.’ Wat leert de ervaring van India en bijvoorbeeld ook Brazilië ons over de omgang met etnisch en religieus pluralisme in een democratie? De Britse Azië-kenner Martin Jacques gaat in zijn boek over China nog een stap verder: ‘The emergence of Chinese modernity immediately decentres and relativizes the position of the West. […] In fact, the challenge posed by the rise of China is far more likely to be cultural in nature.’ En wat voor China in het bijzonder geldt, heeft ook betekenis voor de andere opkomende economieën in de wereld. Ook nog op een andere manier vormt het machtsverlies de aanleiding tot een nuttig zelfonderzoek. We hebben het eerder meegemaakt: de schok van de dekolonisering heeft in naoorlogse decennia een heilzame uitwerking gehad. Zonder die ervaring zou de eenwording van Europa ondenkbaar zijn geweest. Het beslissende initiatief voor toenadering is immers genomen door voormalige koloniale machten als Frankrijk en Nederland, die in de integratie van het oude continent een middel zagen om hun neergang te stuiten. Ze moesten eerst op zichzelf worden teruggeworpen voordat ze elkaar als buren konden zien. Dat verklaart ook de trage vereenzelviging van Groot-Brittannië met de Europese Gemeenschap. De illusie van imperiale grootheid werd langer gekoesterd, ook al was daar na de onafhankelijkheid van India in 1947 steeds minder aanleiding toe.
4 http://www.ecflabs.org/narratives
Het is aannemelijk dat veranderende machtsverhoudingen ook zullen doorwerken in percepties. In zijn boek Orientalism heeft Edward Said laten zien hoe de Europese verbeelding van de Arabische wereld werd gevormd en in menig opzicht instrumenteel was voor de machtsuitoefening. Ian Buruma en Avishai Margalit hebben dat perspectief omgekeerd in hun essay Occidentalism waarin ze nagingen hoe het beeld van het Westen in diezelfde Arabische wereld werd gevormd. In deze lijn moeten we verder denken en het beeld van Europa in de BRIC-landen onderzoeken en vergelijken. Het is wel duidelijk dat het relatieve machtsverlies van Amerika en Europa in de wereld gevolgen zal hebben voor de manier waarop de westerse wereld wordt gezien. En zoals ooit de blik van Europese landen dwingend was voor andere delen van de wereld, zo zal de evolutie van de beeldvorming over Europa in landen als China en Brazilië van toenemende relevantie voor Europese samenlevingen blijken te zijn. Er is dus alle reden om die beeldvorming nader te onderzoeken, zowel in zijn historische ontwikkeling, maar met een nadruk op de tijd na ‘1989’, die als het begin van een nieuwe tijd – zeker vanuit een Europees perspectief – kan worden geduid. Politici wordt verweten dat ze enkel oog hebben voor de korte termijn, maar de Europese eenwording laat het vermogen zien om uit het gewelddadige verleden te leren. De grondlegger van de integratie, de Fransman Jean Monnet, sprak in zijn memoires over ‘de vrees dat als we niets deden we binnen afzienbare tijd opnieuw met oorlog zouden worden geconfronteerd. Wat kon worden gedaan om Frankrijk en Duitsland aaneen te binden en een gedeeld belang tussen beiden te scheppen voordat het te laat was.’ Als het over Europa gaat, is de oorlog nooit ver weg, tot op de dag van vandaag. Zo kwamen tijdens de recente eurocrisis het afgelopen jaar uit Polen, Frankrijk en natuurlijk Duitsland waarschuwende, zeg maar gerust dramatische woorden: de mislukking van de euro betekent dat de kans op oorlog in Europa sterk toeneemt. De Franse minister van Buitenlandse Zaken 5 http://www.ecflabs.org/narratives
zei het nog omfloerst, maar de Poolse minister van financiën, Jacek Rostowski, was al wat explicieter: ‘Vergelijkbaar met de grote depressie uit de jaren dertig, bestaat het gevaar van een economische ramp met historische proporties, die kan leiden tot oorlog in Europa.’ Men begrijpt de ervaring van een generatie en ook de productieve betekenis die deze ervaring heeft gehad voor het project van de Europese eenwording. Toch is het ‘nooit meer oorlog’ een vorm van eurocentrisme die langzaamaan is achterhaald. Op een onbedoelde manier richt het de blik voortdurend naar binnen, terwijl een wezenlijk motief voor de integratie buiten het continent ligt. Een nieuw verhaal over ‘Europa’ moet niet meer Berlijn, maar Bejing als vertrekpunt kiezen; moet niet meer beginnen in Parijs maar in Sao Paulo. Anders gezegd: we kunnen Europa alleen als binnenland ervaren als we ons een voorstelling maken van een nieuw buitenland. Wanneer gesproken wordt over de rechtvaardiging van Europa dan ligt die allereerst in een wereld waarop continentale mogendheden als China, Amerika, India en Brazilië hun stempel zullen drukken.
Paul Scheffer
PAUL SCHEFFER (1954) is a Dutch author, he was professor of urban sociology at the Universiteit van Amsterdam between 2003 and 2011; currently he is professor of European studies at Tilburg University. In 2000, he wrote an essay Het multiculturele drama ("The multicultural drama") which was very influential in shaping the debate on multiculturalism and immigration in the Netherlands. His 2007 book, Het land van aankomst, was published in English in 2011 as Immigrant Nations, and is a comparative study of immigration in Europe and America. Scheffer is a columnist for NRC Handelsblad and publishes regularly in other European journals and magazines. 6 http://www.ecflabs.org/narratives
7 http://www.ecflabs.org/narratives