Hanzehogeschool Groningen Opleidingen: Fysiotherapie, bachelor Variant: voltijd Visitatiedata:
25 en 26 april 2005
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2005
2
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 10 10 12 12
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 27 30 33 37
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Kengetallen Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
41 43 45 49 51 52
3
4
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
5
6
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Onderwerpen
1.1
Voorwoord
In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Fysiotherapie van de Hanzehogeschool Groningen heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in april 2005, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op 25 en 26 april 2005 en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: Dhr. drs. H. Noordhof (voorzitter); Mw. E.J. Voskuil (domeinpanellid Fysiotherapie); Mw. N.S. Boekholt (studentpanellid); Dhr. drs. L.S. van der Veen (NQA-auditor) Mw. drs. M.J.J. van Beers (NQA-auditor). Het panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (12 mei 2003). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hanzehogeschool is in 1993 ontstaan door een fusie van de Rijkshogeschool Groningen en de Hanzehogeschool Groningen. De hogeschool omvat ruim 60 bacheloropleidingen en telt ruim 20.000 studenten en 1.700 personeelsleden. Tot september 2004 kende de Hanzehogeschool een faculteitsstructuur. Vanaf september 2004 zijn de faculteiten opgeheven en zijn de bacheloropleidingen ondergebracht bij 17 Schools. Binnen deze Schools hebben inhoudelijk verwante opleidingen een plaats gekregen. De missie van de hogeschool is verwoord in de beleidsnota Versterkt Verder: ‘De Hanzehogeschool Groningen leidt studenten op in inspirerende werkplaatsen tot verantwoordelijke, ondernemende
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
7
professionals en bereidt ze voor op beroepsuitoefening in internationaal perspectief’. In het nieuwe strategische plan Focus 2010 (2005) zijn de kennissamenleving en internationalisering centrale thema’s. Binnen de hogeschool lopen drie vernieuwingsprojecten: het competentiegericht maken van de curricula, inclusief het toetsen van competenties (CompAss), invoering van een elektronische leeromgeving (HELO) en versterking van de doorstroom mbo-hbo (Beroepskolom). Voor de hele hogeschool zijn in het HG-Onderwijskader afspraken vastgelegd ten aanzien van onderwijsaanbod, programmering, studieloopbaanbegeleiding, onderwijsorganisatie en de ontwikkeling van de brede bachelors. De opleiding Fysiotherapie maakt sinds september 2004 deel uit van de Academie voor Gezondheidsstudies. De opdracht van de Academie is verwoord in haar visiedocument ‘Delen is vermenigvuldigen’ (2004). Voorheen maakte Fysiotherapie deel uit van de Faculteit Gamma. De Academie voor Gezondheidsstudies omvat naast Fysiotherapie, de opleidingen Voeding en Diëtetiek, Logopedie, Mondhygiëne, Medisch Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken en MiddenManagement Opleiding Gezondheidszorg. De Academie telt 1800 studenten en 150 personeelsleden. De Academie wordt geleid door een directeur, die daarbij ondersteund wordt door een managementteam bestaande uit zeven teamleiders van de verschillende opleidingen. Twee daarvan dragen samen zorg voor de dagelijkse leiding van de opleiding Fysiotherapie. De opleiding Fysiotherapie heeft de doelen van ‘Versterkt Verder’ geconcretiseerd in de omslag naar een organisatie met de student centraal, een effectieve onderwijsorganisatie, die aansluit bij de onderwijsvisie en een professionele cultuur. Het PGO-curriculum, wat door de huidige derde- en vierdejaars wordt gevolgd, is bijgesteld naar een competentiegericht curriculum met activerende werkvormen en een hoge mate van flexibiliteit in studieroutes. Per 1 september 2005 zal de opleiding gaan verhuizen naar de nieuwe locatie in het Wiebengacomplex. In 2004-2005 studeren er ca. 780 studenten bij de opleiding Fysiotherapie, waarvan er circa 60 in de Engelstalige stroom (IPP) en 45 medewerkers, waarvan 37 docenten. De docentstudentratio is 1:28. Aan afgestudeerden van de opleiding wordt de titel ‘Bachelor of Health’ verleend. 1.3
Werkwijze
De visitatie van de opleidingen door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA en die hieronder wordt beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het zelfevaluatierapport en de bijlagen een duidelijke basis bood voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats vond op basis van het voor de opleidingen geldende domeinspecifieke referentiekader (zie facet 1.2). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
8
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in maart 2005 in orde was bevonden, zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek in april 2005. Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten, die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het visitatiebezoek concreet voorbereid. Door middel van een agenderende audit zijn de belangrijkste agendaonderwerpen voor het visitatiebezoek bepaald, zodat de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate wijze konden voorbereiden op het visitatiebezoek. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundige in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het detailrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het visitatiebezoek NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleidingen (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het college van bestuur, opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en het werkveld. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een detailrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het detailrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in juni 2005 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juli 2005 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
9
Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september 2005. Het visitatierapport is uiteindelijk in september 2005 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’, een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het detailrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De drie facetten binnen het eerste onderwerp zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die zijn vastgelegd in het beroepsprofiel fysiotherapeut (1998) door het KNGF. Ze weerspiegelen het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar op hbo-niveau. 1.5.2 Programma De facetten studielast en beoordeling en toetsing zijn beoordeeld als voldoende; de overige zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. Het programma is een adequate uitwerking van de gestelde eindkwalificaties. De diverse curriculumonderdelen zijn op goede wijze met elkaar in samenhang gebracht. In het onderwijs wordt ruime aandacht besteed aan de beroepspraktijk, onder andere via practica. De toetsen weerspiegelen in voldoende mate het niveau en de inhoud van de leerstof. 1.5.3 Inzet van personeel Het facet kwaliteit personeel is beoordeeld als voldoende, de facetten eisen hbo en kwantiteit personeel als goed. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. Het docententeam legt een aantoonbaar verband met de beroepspraktijk, een aantal van hen is tevens werkzaam als fysiotherapeut. De opleiding is actief bezig met het personeelsbeleid, onder andere via Investors in People.
10
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
1.5.4 Voorzieningen De facetten materiele voorzieningen en studiebegeleiding zijn beoordeeld als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. De opleiding heeft voldoende voorzieningen om het onderwijs te faciliteren. De plannen voor de verhuizing in september 2005 zien er goed uit. De studiebegeleiding verloopt op adequate wijze. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Het facet maatregelen tot verbeteringen is beoordeeld als voldoende; de facetten evaluatie resultaten en betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. De opleiding heeft een gedetailleerd systeem van kwaliteitszorg. Ze zet een groot aantal evaluatie-instrumenten in van goede kwaliteit en er wordt gewerkt aan verbeteringen. De verschillende belanghebbenden worden in voldoende mate bij de kwaliteitszorg betrokken. 1.5.6 Resultaten Het facet onderwijsrendement is beoordeeld als voldoende, het facet gerealiseerd niveau als goed. Het oordeel op het onderwerp is derhalve positief. Het gerealiseerde niveau sluit in voldoende mate aan op de eindkwalificaties. Werkgevers en afgestudeerden zijn te spreken over de gerealiseerde kwalificaties.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
11
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Opleiding Fysiotherapie
Onderwerp 1 Doelstellingen 1.1 Niveau bachelor Goed 1.2 Domeinspecifieke eisen Goed 1.3 Oriëntatie hbo-bachelor Goed Totaal oordeel Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo Goed 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud Goed programma 2.3 Samenhang in het opleidingsprogramma Goed 2.4 Studielast Voldoende 2.5 Instroom Goed 2.6 Duur Goed 2.7 Afstemming tussen vormgeving en Goed inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Voldoende Totaal oordeel Positief Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen hbo Goed 3.2 Kwantiteit personeel Goed 3.3 Kwaliteit personeel Voldoende Totaal oordeel Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiele voorzieningen Voldoende 4.2 Studiebegeleiding Voldoende Totaal oordeel Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten Goed 5.2 Maatregelen tot verbetering Voldoende 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, Goed alumni en beroepenveld Totaal oordeel Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Onderwijsrendement Voldoende 6.2 Gerealiseerd niveau Goed Totaal oordeel Positief
1.7
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleidingen op de zes de onderwerpen positief scoren, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleidingen POSITIEF is.
12
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
13
14
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Facetten
Onderwerp 1
Facet 1.1
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De beroepsvisie die ten grondslag ligt aan het PGO-curriculum (3e en 4e jaars programma), is afgeleid van het landelijk Beroepsprofiel Fysiotherapeut van 1998, opgesteld door het Koninklijk Nederlands Genootschap van Fysiotherapeuten (KNGF). Het bevat een domeinbeschrijving en een beschrijving van beroepstaken, die de kern van het beroep vormen. De beroepstaken zijn ingedeeld in vier taakgebieden: fysiotherapeutische zorg; voorlichting en preventieve zorg; administratie en beheer; organisatie, onderzoek, ontwikkeling en kwaliteitszorg. De taakgebieden bestaan uit taakclusters. Deze bestaan uit taken, die weer uiteenvallen in activiteiten. Op basis van het beroepsprofiel zijn in een samenwerking van het KNGF en de HBO-raad landelijke eindtermen opgesteld. • Voor het nieuwe curriculum (1e en 2e jaars programma) heeft de opleiding de vier taakgebieden uit het landelijk beroepsprofiel 1998 vertaald in vier domeinen: fysiotherapeutische zorg; voorlichting en preventieve zorg; werken in en vanuit organisaties; en beroepsontwikkeling. Binnen deze domeinen zijn 17 competenties ontwikkeld. Voor al deze competenties zijn vijf niveaus geformuleerd. Niveau 5 is het niveau beginnend beroepsbeoefenaar (Beleidsplan afdeling Fysiotherapie 2003-2007). Dit profiel is landelijk als richtinggevend erkend en vormt het uitgangspunt voor de landelijke werkgroep van het Studierichtingleidersoverleg Fysiotherapie (SROF), die een concept competentieprofiel opstelt. Op het moment van de visitatie is daarover nog geen overeenstemming bereikt. Het panel is van oordeel dat het nieuwe competentieprofiel van de opleiding goed aansluit op het landelijk vastgestelde profiel van 1998. • In het Studierichtingleidersoverleg Fysiotherapie (SROF) wordt regelmatig gesproken over de ontwikkelingen in het beroep en het onderwijs. • De opleiding overlegt met de werkveldadviescommissie en met stagebegeleiders, zodat iedereen op de hoogte wordt gehouden van ontwikkelingen binnen de beroepsuitoefening en/of ontwikkelingen in het onderwijs. Door inzage van verslagen heeft het panel vastgesteld dat de werkveldadviescommissie met de opleiding van gedachten wisselt over het competentiegericht werken, met name in de buitenschoolse onderdelen. De commissie stemt in met het door de opleiding opgestelde competentieprofiel.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
15
• Uit de HBO-Monitor 2003 blijkt dat 86% van de afgestudeerden in Groningen van mening is dat de opleiding aansluit op het beroep. Landelijk is dat 92%. • De opleiding onderhoudt, door middel van deelname aan congressen, contacten met het European Network Physiotherapy Higher Education (ENPHE). Daarin wordt op basis van een internationaal beroepsbeeld gewerkt aan een internationaal competentieprofiel. In 2003 is het European Physiotherapy Benchmark Statement vastgesteld. Dat wordt gebruikt bij de ontwikkeling van het landelijk competentieprofiel. • Drie medewerkers van de opleiding participeren in de kenniskringen van het lectoraat ‘Transparante Zorgverlening’, dat zich richt op ontwikkelingen in de gezondheidszorg zoals multiprofessioneel werken, taakverschuiving, substitutie, Evidence Based Handelen en de consequenties daarvan in het onderwijs. In dit verband zijn er contacten binnen de Academie voor Gezondheidsstudies en de Academie voor Verpleegkunde en met externe organisaties als het Academisch Ziekenhuis Groningen, de Rijks Universiteit Groningen een zorgverzekeraar en het doveninstituut Effatha Guyot. Op deze wijze houdt de opleiding zicht op ontwikkelingen binnen het brede veld van de zorg.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Voor het PGO-curriculum (3e en 4e jaars programma) hanteert de opleiding de landelijke eindtermen van 1998. Deze zijn ondergebracht in vier taakgebieden (vergelijk 1.1). In het zelfevaluatierapport zijn deze taakgebieden gerelateerd aan de generieke hbokwalificaties, die op hun beurt de Europese (Dublin-)descriptoren voor het bachelorniveau omvatten. • Het nieuwe curriculum (1e en 2e jaars programma) is gebaseerd op 17 competenties. Deze zijn ondergebracht in vier domeinen (vergelijk 1.1). In het zelfevaluatierapport zijn deze domeinen gerelateerd aan de generieke hbo-kwalificaties, die op hun beurt de Europese (Dublin-)descriptoren voor het bachelor-niveau omvatten. • De opleiding beschrijft in haar zelfevaluatierapport op heldere wijze hoe de hbokwalificaties in het curriculum zijn opgenomen. Het geeft inzicht in wat de beginnend fysiotherapeut per generieke hbo-kwalificatie moet kunnen laten zien in zijn handelen. • De 17 competenties zijn geformuleerd op 5 niveaus, welke zijn beschreven in de studiegids. Niveau 5 is het niveau van de beginnende hbo-beroepsbeoefenaar. Van elk van de niveaus wordt een omschrijving gegeven en wordt aangegeven op welk moment in het studietraject het moet worden bereikt. Alle competenties komen in alle onderwijsblokken aan de orde. • Volgens de HBO-Monitor 2003 vindt 85% van de afgestudeerden dat de eigen capaciteiten niet te kort schieten voor de huidige functie (landelijk 82%). 93% heeft een baan op hbo-niveau (landelijk 95%).
16
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
• Uit het Werkgeversonderzoek 2004 blijkt dat de afgestudeerden in voldoende tot goede mate beschikken over de generieke hbo-kwalificaties. Uitzondering daarop vormt de ‘basiskwalificering voor managementfuncties’.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
Goed
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Voor het PGO-curriculum (3e en 4e jaars programma) hanteert de opleiding de landelijke eindtermen van 1998. Deze zijn ontleend aan het landelijk Beroepsprofiel Fysiotherapeut van 1998 dat door de opleiding wordt onderschreven. Het nieuwe curriculum (1e en 2e jaars programma) is gebaseerd op 17 competenties (Beleidsplan afdeling Fysiotherapie 2003-2007). • De opleiding kiest voor een brede basisberoepsopleiding die de studenten opleidt voor alle aspecten van het beroep (Beroepsvisie en opleidingsprofiel Fysiotherapie, Hanzehogeschool Groningen 2004). Zij moeten als beginnend beroepsbeoefenaar breed inzetbaar zijn binnen het werkveld van de fysiotherapie. Zij moeten de basistaken van de fysiotherapeut kunnen uitvoeren: fysiotherapeutische zorgverlening, voorlichting en preventieve zorgverlening, administratie en beheer, organisatie, onderzoek, ontwikkeling en kwaliteitszorg. Als fysiotherapeut vervullen zij de rollen van therapeut, coach, leraar, trainer, voorlichter, coördinator, ondernemer, innovator, ontwerper en beroepsontwikkelaar binnen de beroepsgroep. Primair is de fysiotherapeut zorgverlener voor zijn cliënt. • De afgestudeerden moeten in staat zijn om praktijkervaring en theoretische onderbouwing met elkaar te verbinden en nieuwe ontwikkelingen te initiëren, te volgen en na kritische beschouwing in het fysiotherapeutisch handelen te integreren. Zij moeten in staat zijn wetenschappelijke inzichten te vertalen naar en toe te passen in de praktijk (evidence based handelen). De opleiding schetst in haar Beroepsvisie en opleidingsprofiel Fysiotherapie (Hanzehogeschool Groningen, 2004) uitvoerig haar visie op het beroep vanuit drie perspectieven: het maatschappelijk perspectief, de relatie van de fysiotherapie met andere disciplines in de gezondheidszorg, en de individuele zorgverlening/begeleiding. • De opleiding kent drie specialisaties: Zorgprofilering, Preventie/ARBO/reïntegratie en Fysiotherapie in de Sport (30% van het curriculum). Voorts wordt er binnen de Academie voor Gezondheidsstudies een minor Ondernemen in de Gezondheidszorg ontwikkeld, die toegankelijk zal zijn voor de studenten van alle gezondheidszorgopleidingen.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
17
• Door werkveldonderzoek en door de HBO-Monitor houdt de opleiding zicht op de organisaties en functies waarnaar studenten uitstromen en op de tevredenheid over de kwaliteit van de afgestudeerden. Daaruit komt naar voren dat de aansluiting van de functie op de opleiding goed is, dat de kennis en vaardigheden worden benut in de huidige functie en dat het merendeel van de afgestudeerden een functie heeft waarvoor ten minste het eindniveau van de opleiding vereist is.
Onderwerp 2
Facet 2.1
PROGRAMMA
Eisen hbo
Goed
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding geeft de hbo-oriëntatie in het programma vorm door het studiemateriaal te ontlenen aan de praktijk, door te zorgen voor voldoende praktijkleerperiodes om de beroepspraktijk te leren kennen, door de praktijkleerlijn 'werken in en vanuit een organisatie' en evidence based handelen als integrale onderdelen van het curriculum aan te bieden, en door gebruik te maken van actuele literatuur. • In het PGO-curriculum leert de student door het project- en probleemgestuurde onderwijs werken in de beroepspraktijk. De patiënt staat in de verschillende blokken centraal, elk studiejaar in een meer complexe situatie. Methodisch handelen is in het curriculum geïntegreerd. In het competentiegerichte curriculum maakt de student – als ‘startende fysiotherapeut’ - vanaf het eerste jaar kennis met de praktijk. Dat begint met een oriëntatie op het beroep en de studie. In het onderwijs staan de patiëntencategorieën centraal. Het gaat om het toepassen van klinisch redeneren en methodisch handelen aan de hand van casuïstiek. Conceptuele kennis en kennis van de praktijk gaan hand in hand. In het tweede jaar staat de student als ‘fysiotherapeut zoekend naar zijn functie’ centraal, wederom aan de hand van de patiëntencategorieën als ordeningsprincipe. Het derde jaar heeft als thema ‘de fysiotherapeut in actie’ en vormt de overgang naar de feitelijke praktijk, waarbij het werkveld, wetenschappelijk onderzoek en praktijkervaring meer aandacht krijgen. Het vierde jaar staat in het teken van ‘de fysiotherapeut als professional’: door stages, afstudeertraject en intervisie groeit de student door tot professioneel fysiotherapeut. Op deze wijze hebben de vier studiejaren hun eigen thema.
18
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
• In het programma zijn drie stages van 14 ec opgenomen, in blok 11, 12 en 13. De student leert zijn kennis en beroepsvaardigheden toe te passen. In het Werkboek stages zijn voor de drie stages de doelen uitvoerig beschreven. Deze zijn rechtstreeks afgeleid van de eindtermen. In de doelen zijn verschillen in niveau aangebracht. In het competentiegerichte curriculum zijn de leerdoelen van buitenschoolse onderdelen gekoppeld aan de geformuleerde competenties. Op basis van inzage van stageverslagen is het panel van mening dat de stage-adressen gedifferentieerd genoeg zijn om de student de mogelijkheid te geven zich in de drie periodes de beroepspraktijk voldoende eigen te maken. • Twee van de competenties hebben betrekking op onderzoek: evidence based handelen en het ondersteunen van toegepast onderzoek. In de blokken 6, 7 en 8 komt wetenschappelijk onderzoek aan bod. In het eerste jaar leren studenten op een effectieve manier omgaan met informatiebronnen. Klinisch redeneren en methodisch handelen is vanaf het begin geïntegreerd in de opleiding, onder andere via de zevenstap. • De opleiding checkt jaarlijks in samenwerking met de mediatheek de actualiteit van de gebruikte literatuur. Docenten hebben een cursus gevolgd over het zoeken naar literatuur. Ook studenten wordt als opdracht bij diverse studieonderdelen door specifieke zoekopdrachten geleerd literatuur te zoeken. De studiehandleidingen bevatten verwijzingen naar vakliteratuur. Op Blackboard zijn links gegeven naar relevante websites. Op basis van inzage van het materiaal is het panel van mening dat het studiemateriaal en de leerboeken actueel zijn. Zij constateert dat de studenten redelijk overweg kunnen met de verschillende zoeksystemen voor het vinden van literatuur. • De opleiding voldoet aan de eisen van de wet BIG. In de uitwerking van de eindkwalificaties in het onderwijs is hiermee rekening gehouden. Via domein 3 en 4 krijgt de student voldoende informatie over de rechten en plichten van de fysiotherapeut en de klant. • Evaluaties geven blijk van tevredenheid over de hbo-oriëntatie van het programma. Volgens onderzoek onder stagebegeleiders is 83% van de stage-instellingen tevreden over de afstemming van de opleiding op ontwikkelingen in het praktijkveld (Info Fysio special 2003). Stage-evaluaties geven aan dat zowel studenten als stageverleners tevreden zijn. De SSA-enquête 2002 geeft aan dat 84% van de studenten vindt dat in het studieprogramma voldoende wordt ingespeeld op actuele ontwikkelingen. Volgens de SSA-enquêtes 2002 en 2003 blijkt dat de studenten vinden dat de stages goed voorbereiden op de arbeidsmarkt, dat de opleiding motiveert door een praktijkgerichte aanpak en dat het duidelijk is hoe alle studieonderdelen bijdragen aan de beroepsvoorbereiding. • Door participatie in de kenniskringen van het lectoraat ‘Transparante Zorgverlening’ houdt de opleiding zicht op ontwikkelingen binnen het brede veld van de zorg (vergelijk 1.1).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
19
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De eindkwalificaties van het PGO-curriculum (3e en 4e jaar) zijn verdeeld naar vier taakgebieden (verg 1.1). De hoofdmodulen worden binnen deze taakgebieden aangeboden. De eindtermen staan vermeld in de studiegids en in de blokboeken, waar de doelen per studieonderdeel worden gekoppeld aan de eindtermen, zoals het panel op basis van materiaalbestudering heeft kunnen vaststellen. Daarbij wordt tevens het niveau aangeduid. • In het competentiegerichte curriculum (1e en 2e jaar) zijn de rollen van de fysiotherapeut en de competenties uitgangspunt voor de rollen die de studenten in het onderwijs vervullen. Tijdens de opleiding maken de studenten een proces door van toenemende zelfsturing, integratie, complexiteit, competentie en afnemende bemoeizorg van de begeleider en een ruimer wordende werkpraktijk. Dat is in het onderwijs van jaar tot jaar vormgegeven aan de hand van jaarthema's, respectievelijk ‘de startende fysiotherapeut’, ‘de fysiotherapeut zoekend naar zijn functie’, de fysiotherapeut in actie’, de fysiotherapeut als professional’. • De opleiding heeft voor het nieuwe curriculum een goed uitgewerkt competentiemodel ontwikkeld, waarbij de zeventien competenties zijn toegedeeld aan de vier domeinen. In de studiegids zijn de competenties omschreven en uitgewerkt naar vijf niveaus (verg 1.2). Er wordt voortdurend aan alle competenties uit alle domeinen gewerkt. De competenties zijn tevens opgenomen in de blokboeken, die een heldere opzet hebben. Onder meer worden vermeld het domein, de competenties en competentieniveaus, de thema's, de toetsing, de didactische werkvormen en de studieactiviteiten per week. • De opleiding heeft in tabellen de verbanden aangetoond tussen de eindkwalificaties en de beide curricula. In een kruistabel zijn de eindtermen 1998 gekoppeld aan de blokken in het PGO-curriculum en op overeenkomstige wijze zijn ook de 17 competenties in relatie gebracht met de onderwijseenheden in de blokken van het nieuwe curriculum. De Inspectie heeft in 2003 geconstateerd dat het beroepsbeeld en de eindtermen zijn verwerkt in het onderwijsmateriaal in blokdoelen en weekdoelen. Daarmee is tegemoet gekomen aan de kritiek uit de vorige visitatie. • Het Engelstalige curriculum is gebaseerd op dezelfde competenties als het Nederlandstalige. Het wijkt op enkele punten af in de toedeling van de competenties naar de onderwijseenheden. Het panel stelt op basis van inzage van het materiaal vast dat ook hier sprake is van een goede dekking.
20
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
• Het onderwijsprogramma bevat een verplicht deel van 70% en een vrije keuzedeel van 30%. Het is verdeeld in vier blokken per jaar van elk 10 à 11 weken. Er is een indeling in drie fasen: de propedeuse (blok 1-4), de hoofdfase (blok 5-10) en de afstudeerfase (blok 11-16). De propedeuse geeft een theoretische introductie, oefening in vaardigheden, oriëntatie in de gezondheidszorg en observatie van beroepssituaties. In de hoofdfase vindt verdieping plaats. In het nieuwe curriculum (blokken 5-8) is het onderwijs georganiseerd rond studieopdrachten die inhoudelijk betrekking hebben op de verschillende patiëntencategorieën. In het oude curriculum (blokken 9 en 10) wordt tijdens begeleide tutorbijeenkomsten casuïstiek behandeld. De afstudeerfase (PGO-curriculum) staat voornamelijk in het teken van stages die in de blokken 11-14 plaats vindt. In blok 13 en 14 werkt de student aan de afstudeeropdracht (scriptie/afstudeerproject). De blokken 15 en 16 zijn voor keuzemodulen en presentaties van afstudeeropdrachten en voor lessen Onderzoeken en Behandelen met patiënten. Het onderwijsprogramma is uitvoerig beschreven in de Studiegids. Per onderdeel worden onder meer de competenties/doelstellingen, het niveau, de inhoud, de onderwijsvorm, de beoordeling en de kennisbronnen vermeld. • Op basis van bestudering van het studiemateriaal concludeert het panel dat het goed aansluit op de doelen. De eindtermen en competenties kunnen daarmee worden bereikt. In de propedeuse wordt inzichtelijk gemaakt wat het werkterrein van een fysiotherapeut is en over welke competenties deze moet beschikken. Studenten hebben in de hoofd- en afstudeerfase via projecten, opdrachten, stage en afstudeeropdracht genoeg mogelijkheden voor een specifieke invulling van hun studieprogramma en aansluiting op de eindkwalificaties. In de propedeuse wordt inzichtelijk gemaakt wat het werkterrein van een fysiotherapeut is en over welke competenties deze moet beschikken.
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
Goed
Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De verticale samenhang in het PGO-curriculum komt tot uitdrukking in een toenemende verdieping in de fysiotherapeutische theorie en praktijk, doordat de betreffende onderwijseenheden in de achtereenvolgende blokken terugkeren. Patiëntcasussen vormen de rode draad en worden gekenmerkt door een toenemende complexiteit. Het methodisch handelen komt gedurende het gehele curriculum aan de orde. De horizontale samenhang krijgt vorm door het probleemgestuurde en projectmatige karakter van het onderwijs. Studenten leren werken in beroepssituaties. De verschillende studieonderdelen in een periode worden daaraan gerelateerd. • De verticale samenhang in het competentiegerichte curriculum ontstaat enerzijds door een opbouw in jaarthema’s (vergelijk 2.1) en anderzijds door verticale leerlijnen. In de casus-thema leerlijn worden beroepsrelevante casuïstiek en/of projecten aangeboden. In de praktijkleerlijn maakt de student zich beroepsrelevante vaardigheden eigen in trainingen en practica. In de conceptuele leerlijn worden de theorieën, modellen en © NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
21
•
•
•
•
•
protocollen aangeboden die ten grondslag liggen aan de casus-, thema-, praktijk- en reflectieleerlijn. De leerinhouden worden toegepast op de casuïstiek. Daarin komt de horizontale samenhang tot uiting. Binnen een blok is een duidelijk thema tussen de verschillende onderdelen te herkennen. Vanaf blok 6 worden de casus-thema leerlijn, de praktijkleerlijn en de conceptuele leerlijn samengebracht in de integrale leerlijn. Tot slot zijn er de reflectieleerlijn, waarin de student zijn eigen professionele handelen onderzoekt en verantwoordt, en de studieloopbaanbegeleiding. Hierin werkt de student met een persoonlijk ontwikkelingsplan en een portfolio. Door deze opzet en door de competenties en de niveaus die daarin worden onderscheiden ontstaat naar de mening van het panel een goede samenhang. De onderwijsblokken worden ontwikkeld door groepen docenten, in schrijfgroepen. Per blok is er een blokoverleg dat de daadwerkelijke samenhang moet waarborgen. Studenten worden bij deze groepen betrokken door hen om feedback te vragen. De projectgroep onderwijsontwikkeling stuurt de schrijfgroepen aan en waarborgt via de blauwdruk en gerichte ontwikkelopdrachten de samenhang. Ook gezamenlijke studiedagen zorgen voor samenhang. De blauwdruk voor het competentiegerichte curriculum en het toetsplan zijn tijdens dergelijke studiedagen ontwikkeld. Studenten zijn tevreden over de samenhang in het PGO-curriculum. 81% vindt dat elke onderwijsperiode een samenhangend geheel van studieonderdelen biedt (SSA-enquête 2003) In 2004 is dit percentage 70%, waarschijnlijk door onduidelijkheden rond de veranderingen in het curriculum. Uit een evaluatie van de propedeuse van het competentiegerichte curriculum blijkt dat studenten in het algemeen tevreden zijn over de integratie van de verschillende vakken in een week. Over de afstemming van de docenten onderling zijn de studenten niet tevreden (Info Fysio oktober 2004). De gesprekken van het panel leveren het volgende beeld op. De studenten vinden de rode draad in het PGO-curriculum minder duidelijk. De zevenstap bevordert echter wel sterk de integratie. In het nieuwe curriculum zien ze een goede samenhang. Ze noemen alles casusgerelateerd. Docenten geven aan dat de samenhang de laatste jaren sterk is toegenomen. Dat is naar hun gevoel gepaard gegaan met een toenemend enthousiasme binnen het team. De Inspectie constateert in 2003 dat de samenhang verder is aangescherpt. De leerinhouden zijn volgens haar in sterkere mate gekoppeld aan de casuïstiek en de afstemming tussen de behandelende patiëntencategorieën en de vaardigheden wordt actief vormgegeven. Met het competentiegerichte curriculum werkt de opleiding volgens haar verder naar integratie.
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criteria: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
22
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het competentiegerichte onderwijsprogramma is ontworpen vanuit het oogpunt van flexibiliteit. Als de student kan aantonen dat hij over de gewenste competenties beschikt is versnelling mogelijk. Ook vertraging is in overleg mogelijk (bijvoorbeeld voor topsporters). In de leerlijn studieloopbaanbegeleiding kan de student zijn eigen tempo sturen. In de vrije keuzeruimte is in overleg met de studieloopbaanbegeleider versnelling of vertraging mogelijk. • De opleiding kent een bindend negatief studieadvies van 40 ec na 1 jaar. Daarbij worden tevens eisen gesteld aan de onderdelen die tenminste moeten zijn behaald. Na twee jaar moeten alle 60 ec van de propedeuse zijn behaald (Onderwijs- en Examenregeling). Ook aan de deelname aan de stages worden eisen gesteld. Deze zijn opgenomen in de Studiegids. • De opleiding voldoet aan de eisen die in het HG-Onderwijskader zijn geformuleerd ten aanzien van onderwijsaanbod, onderwijsprogrammering, studieloopbaanbegeleiding en onderwijsorganisatie. Het studiejaar bestaat uit vier perioden, twee van tien en twee van elf weken. Elk blok heeft een studielast van 15 ec en bevat maximaal vijf onderdelen en zeven tentamens. Volgens het HG-Onderwijskader moeten tentamens binnen 15 werkdagen zijn nagekeken. Uit SSA-enquêtes blijkt dat de opleiding daar in het algemeen in slaagt. Ook het tentamenrooster is tijdig bekend (SSA 2002 91%; SSA 2004 81%). • Studenten kunnen hun studievoortgangsresultaten op elk moment via e-mail opvragen in Progress. • In de studiegids is de studielast per onderdeel vermeld. Volgens de SSA-enquête, 2002 studeren studenten gemiddeld ongeveer 28 uur per week. De opleiding wil dat verhogen. Het competentiegerichte onderwijs blijkt in dat opzicht niet het verwachte effect te hebben. Uit een analyse van de opleiding blijkt dat studenten vrij weinig tijd steken in de voorbereiding van de toetsen. Die vinden ze te gemakkelijk. Docenten hebben hierover inmiddels afspraken gemaakt. • Uit de Keuzegids 2002 en 2004 blijkt dat de opleiding weliswaar voldoende, maar lager scoort (6,3) dan het landelijk gemiddelde (6,8/6,6) als het gaat om de tijdigheid van roosters en tentamens. De studeerbaarheid scoort vrijwel gelijk (6,8). In een schriftelijke enquête onder propedeusestudenten in 2003-2004 oordelen zij negatief over de organisatie en de afname van de toetsen en over de logistiek. Afgestudeerden geven tegenover het panel te kennen dat ze de organisatie goed vinden. • Uit studiestakersonderzoek komt naar voren dat de studielast geen oorzaak van uitval is.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
23
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De vooropleidingseisen staan vermeld in het Onderwijs- en Examenregeling. Toelaatbaar zijn studenten met een diploma havo, vwo, mbo, een propedeusegetuigschrift hoger onderwijs of andere door de minister of de dean gelijkwaardig geachte (binnenlandse of buitenlandse) diploma’s. De opleiding Fysiotherapie kent geen verwante mbo-opleiding. Studenten die niet aan de vooropleidingseisen voldoen, maar ouder zijn dan 21 jaar, kunnen een toelatingsonderzoek doen. • Studenten stromen standaard in de vierjarige route in. Op basis van eerder verworven competenties kan het programma ook in drie jaar worden gedaan, de Verkorte Opleiding Fysiotherapie (VOF). Aan de toelating zijn in de Onderwijs- en Examenregeling voorwaarden gesteld. De examencommissie kan op verzoek vrijstellingen op maat verlenen. Tevens is er de mogelijkheid om een Engelstalige stroom te volgen. Studenten moeten hiervoor een toelatingstest doen met betrekking tot het niveau Engels. Buitenlandse diploma’s moeten zijn gevalideerd door de Nuffic. • Tot 2003 was er voor Fysiotherapie een landelijke numerus fixus. Vanaf 2003 is er een instellingsfixus. Instromers in het PGO-curriculum moesten biologie hebben gedaan. In het nieuwe curriculum kunnen studenten ongeacht hun profiel instromen. De biologie-eis is met ingang van 2003-2004 komen te vervallen. Uit de gesprekken blijkt dat dit niet tot aansluitingsproblemen leidt. • Om een goede aansluiting op de vooropleiding te bevorderen is studieloopbaanbegeleiding ingevoerd en is er een gevarieerdere mix van werkvormen ingevoerd. Daarmee is tegemoet gekomen aan de kritiek van de vorige visitatiecommissie. Uit het gesprek met studenten komt naar voren dat de docenten hen in geval van aansluitingsproblemen goed begeleiden. • De opleiding heeft contacten met vooropleidingen via het Hanze Centrum Aansluiting. In dit overleg bespreken decanen de aansluiting. Dat leidt tot aanpassing van de voorlichting, bijvoorbeeld op open dagen en meeloopdagen. • Studenten met een vooropleiding mbo blijken meer moeite te hebben met het voltooien van de studie dan andere studenten (Studiestakersonderzoek, 2004). Uit de SSA-enquête 2004 blijkt dat 64% van de studenten vindt dat de opleiding goed aansluit op de vooropleiding. Ondanks verschillen in vooropleiding vinden de studenten van de VOF dat de verkorte opleiding goed te doen is. Dat blijkt uit de Onderwijssignalering (VOF-2, 2004) en uit het gesprek met studenten.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten.
24
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het opleidingsprogramma omvat voor alle routes 240 ec, 60 ec per studiejaar. Elk studiejaar is verdeeld in vier blokken van 15 ec. • In de Studiegids en in curriculumoverzichten van het PGO-curriculum en het competentiegerichte curriculum geeft de opleiding de verdeling van de studiepunten over de onderwijseenheden weer.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De onderwijsvisie van de opleiding sluit aan op die van de Hanzehogeschool. Deze visie kent drie kernpunten: studenten op te leiden die beschikken over competenties die noodzakelijk zijn om als beginnend beroepsbeoefenaar op hbo-niveau te kunnen functioneren; de student verwerft die competenties actief lerend; en het competentiegericht leren vindt plaats in een persoonlijk leertraject met als hoofdpunten aandacht voor individu en reflectie. De student is zelf verantwoordelijk voor zijn leertraject. Gedurende de studie maakt de student een proces door dat wordt gekenmerkt door toenemende zelfsturing, integratie, complexiteit en mate van competent zijn. Er is sprake van afnemende bemoeizorg van de opleiding en een ruimer wordende werkpraktijk. • In het PGO-curriculum vormt de ‘zevenstap’ de rode draad. In het competentiegerichte curriculum wordt de zevenstap als werkvorm gebruikt. In het competentiegerichte onderwijs verkent de student vroegtijdig het werkveld en werkt hij aan de beroepsspecifieke en niet-beroepsspecifieke competenties. Dat gebeurt onder meer aan de hand van casuïstiek en door het werken met patiënten in praktijklessen. Er is een gezondheidswerkplaats in ontwikkeling. Daarnaast wordt er met behulp van actieve werkvormen gewerkt aan de niet-beroepsspecifieke competenties. Studenten werken zelfstandig en onder begeleiding aan de hand van opdrachten aan hun theoretische vorming en aan het trainen van fysiotherapeutische vaardigheden. Zo wordt een beroepsattitude ontwikkeld die is gebaseerd op het evidence based handelen. • In het PGO-curriculum zijn de didactische werkvormen en studieactiviteiten in onderling overleg ontwikkeld door groepen docenten en bijgesteld op basis van evaluaties door studenten. Het competentiegerichte onderwijs wordt in werkgroepen ontwikkeld tijdens schrijfweken. Dat gebeurt op basis van een blauwdruk waarin de ontwerpeisen zijn geformuleerd, ook voor de werkvormen en studieactiviteiten. De werkgroepen bepalen de werkvormen en in het blokoverleg bespreken de docenten de uitvoering van het onderwijs. Ook in studiedagen, medewerkersvergaderingen en gezamenlijke scholing komt de afstemming van de werkvormen op het didactisch concept aan de orde. Docenten waarderen de opzet met de schrijfweken maar een en ander functioneert nog niet optimaal (Evaluatieverslag schrijfweken, december 2003). Er werd toen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
25
geconstateerd dat duidelijker werkafspraken nodig waren. Deze werkafspraken zijn in 2004 gemaakt en hebben tot verbetering geleid. • De beschrijvingen van de onderwijseenheden in de Studiegids tonen dat er gebruik wordt gemaakt van afwisselende werkvormen: hoor- en werkcollege, projecten, practica, individuele opdrachten, vaardigheidstrainingen, praktijklessen, praktijksimulaties, tutorbijeenkomsten, stages, afstudeerproject etc. • Van de studenten vindt 97% dat tijdens de opleiding zelfstandigheid wordt gestimuleerd (SSA-enquête 2002). In de Keuzegids 2004 scoort het zelfstandig leren denken voldoende (6,6-6,9), iets lager dan het landelijk gemiddelde Fysiotherapie (7,1-7,2). 89% van de werkgevers is tevreden over het zelfstandig functioneren van de studenten (Werkgeversonderzoek, 2004). Studenten zijn positief over de zevenstap als onderwijsmethode (Onderwijssignalering VOF-2, april 2004), maar ze signaleren dat docenten er verschillend mee omgaan (Info Fysio januari 2004). Naar aanleiding daarvan is de zevenstap op de agenda van de intervisiebijeenkomsten geplaatst en is er een training zevenstap voor docenten gegeven. • Studenten geven tegenover het panel aan positief te zijn over de zevenstap. Die draagt sterk bij aan de integratie van de vakken. De methode werkt bovendien motiverend. Ook uit een schriftelijke enquête onder propedeusestudenten in 2003-2004 blijkt dat zij positief zijn over de zevenstap en tevens over de casuïstiek. Het oordeel over de tutorgroep is sterk docentgebonden.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding maakt gebruik van een grote variatie aan toetsvormen, zoals schriftelijk tentamen, praktijktoets (aan de hand van een casus), presentatie (individueel of per groep), schriftelijke casusanalyse, schriftelijke rapportage, praktijktentamen, portfolio. De toetsvorm staat vermeld in de studiegids en in de moduleboeken. Het aantal toetsen is in het competentiegerichte curriculum teruggebracht ten opzichte van het PGO-curriculum. • Op basis van inzage van toetsmateriaal stelt het panel vast dat de toetsen aansluiten op de leerdoelen. De studenten geven aan dat de theoretische tentamens goed haalbaar zijn. De praktijktentamens worden niet altijd eenduidig afgenomen, er blijkt tussen de docenten verschil te zitten. • Voor de stagebeoordeling heeft de opleiding een uitgebreid beoordelingsformulier ontwikkeld dat is opgenomen in het Werkboek Stages. Daarin worden de beroepstaken systematisch geëvalueerd. Op basis van inzage van stageverslagen constateert het panel dat het formulier wisselend door bedrijfsbegeleiders wordt gehanteerd. Om dat te verbeteren worden deze door de opleiding getraind. Een nieuw beoordelingsformulier op basis van de competenties is in ontwikkeling. Het panel constateert dat eenduidigheid
26
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
•
•
•
•
•
ontbreekt bij het invullen van het beoordelingsformat, ook werden zij niet altijd volledig ingevuld. Bij de beoordeling wordt geen rekening gehouden met de moeilijkheidsgraad van het onderwerp. Het toetsbeleid is vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling van de opleiding. De reglementen en regelingen voor de toetsing zijn voor de gehele hogeschool vastgelegd in het Studentenstatuut en in de HG-Onderwijs- en Examenregeling. Deze staat op Blackboard. Het toetsbeleid voor het competentiegerichte curriculum is vastgelegd in het Beleidsplan Afdeling Fysiotherapie 2003-2007. Daarin zijn de uitgangspunten verwoord en de criteria waaraan de toetsen moeten voldoen. Aan de opdrachten liggen twee principes ten grondslag: afnemende opleidingssturing en toenemende beroepsintegratie. Deze zijn uitgewerkt in vier toetsscenario’s. Aan de bestaande toetsvormen zijn nieuwe vormen toegevoegd, zoals portfolio, assessment en reflectieverslagen. Inmiddels heeft de opleiding het toetsbeleid verder uitgewerkt in twee toetsnotities Toetsbeleid deel A. Kaders, Visie, Uitvoering (2005) en Toetsbeleid deel B. Kwaliteitsborging (2005). In 2004 is de opleiding samen met de opleiding Logopedie gestart met een project Toetsing. Het project is parallel ontwikkeld aan het toetsbeleid van de hogeschool en heeft geleid tot wederzijdse kruisbestuiving. Werkgroepen en een driedaagse studiebijeenkomst van alle docenten hebben inmiddels toetsplannen voor elk blok opgeleverd die verder worden uitgewerkt in toetsmatrijzen en een toetsbank. In het kader van het project worden de docenten geschoold. In januari 2005 is een toetscommissie ingesteld die de regie heeft over de ontwikkeling, afname en evaluatie van de toetsing. Studenten vinden dat de toetsen voldoende aansluiten bij de bestudeerde stof, maar de waardering daalt in 2004 ten opzichte van die in 2002 (SSA-enquête: 81% respectievelijk 58%). Het tentamenrooster is tijdig bekend (SSA 2002 91%; SSA 2004 81%). De uitslag van de tentamens is uiterlijk na 15 dagen bekend (SSA 2002 79%; SSA 2004 74%). Over de feedback van docenten zijn de studenten niet tevreden. Die daalt van 57% in 2002 naar 49% in 2004. In het gesprek met studenten blijkt in het algemeen tevredenheid over de toetsing. Ten aanzien van het meeliftgedrag merken zij op dat docenten de onderlinge feedback van studenten stimuleren. Zij noemen het een verantwoordelijkheid van studenten en docenten om dit gedrag tegen te gaan. Overigens zijn zij van mening dat de individuele beoordeling naast de groepsbeoordeling voldoende aan bod komt.
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
Goed
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
27
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Op basis van de cv’s van de docenten stelt het panel vast dat ongeveer 60% inzetbaar is als inhoudsdeskundige Fysiotherapie. Een groot gedeelte hiervan heeft recente werkervaring of is naast de aanstelling bij de Hanzehogeschool werkzaam in de praktijk. Deze docenten beschikken over voldoende inhoudelijke kennis voor het verzorgen van de drie specialisaties van de opleiding. De studenten zijn in het gesprek met het panel positief over de praktijkkennis van de docenten. • De afgelopen tijd zijn er veel nieuwe mensen binnengehaald, allen met recente relevante werkervaring. Hierbij is ook gelet op het aantrekken van relatief jonge medewerkers. Met zittende docenten wordt werkveldervaring besproken in het functioneringsgesprek. De opleiding biedt de mogelijkheid om docentstages te lopen. 10% van de medewerkers heeft in de afgelopen drie jaar in diverse vormen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om docentstages te lopen. • De docenten brengen de praktijk in het onderwijs in. Het onderwijs is sterk casus-gericht en in practica wordt met patiënten gewerkt (vergelijk 2.1). Studenten geven tegenover het panel aan dat de docenten in de lessen de koppeling met de praktijk aanbrengen. Veel docenten werken volgens hen in de praktijk of hebben recente praktijkervaring. • Op de huidige locatie van de opleiding is een start gemaakt met de realisatie van het paramedisch centrum cq de gezondheidswerkplaats, die zal worden uitgebreid op de nieuwe locatie. In de nieuwe locatie is een deel van het gebouw ingericht als paramedische praktijk, met vier behandelcabines. Met ingang van september 2005 zullen in deze paramedische praktijk diverse doelgroepen in multidisciplinaire en multiprofessionele teams worden onderzocht en behandeld. Een nadere explicitering van de visie op het paramedische centrum is opgenomen in de notitie ‘Project Gezondheidswerkplaats’. Deze gezondheidswerkplaats biedt voor studenten en docenten de mogelijkheid om hun competenties te ontwikkelen en te onderhouden. • In de Keuzegids (2004) oordelen de studenten positief over de vakinhoudelijke deskundigheid van de docenten (score 7.1). Uit de gesprekken die het panel heeft gevoerd komt naar voren dat het werkveld en de studenten tevreden zijn over de praktijkgerichtheid van de docenten.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding Fysiotherapie wordt verzorgd door in totaal 37 docenten in een formatieomvang van 28,7 fte. De student-docent ratio is 22,5 voor de Academie van Gezondheidsstudies en 28,1 voor de opleiding Fysiotherapie. De opleiding streeft naar het consolideren van deze ratio. 10% van de onderwijsformatie is gereserveerd als flexibele formatie voor de inzet van deskundigen uit het werkveld.
28
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
• 70% van de tijd van docenten wordt gebruikt voor onderwijsuitvoering. Daarnaast is 20% beschikbaar voor niet onderwijsgebonden taken en het bijblijven in het vakgebied en 10% van de tijd is vrije ruimte (Referentiekader Planning fysiotherapie, 2004-2005). • De werkdruk onder de docenten wordt als hoog ervaren, met name door de snelle groei van de instroom van studenten. Door de kracht en het enthousiasme van het team en door de waardering en erkenning van de kant van het management vinden de docenten dat zij een prettige werkomgeving hebben. Het panel heeft veel waardering voor de wijze waarop de opleiding het onderwijs ondanks de forse groei van de laatste jaren op kwalitatief goed niveau weet te verzorgen. • Het ziekteverzuim is 4,65% (2004), wat onder het Hogeschool gemiddelde (5,25%) en het Academie gemiddelde (4,91%) is. De afgelopen jaren heeft het management sterk gestuurd op reductie van lesuitval en roosterwijzigingen. Alle wijzigingen in de roosters worden geanalyseerd. • In de SSA-enquête (2004) is 64% van de studenten tevreden over de bereikbaarheid van de docenten. In de Keuzegids (2004) scoort de bereikbaarheid van docenten 6,1. In het gesprek met het panel geven de studenten aan dat docenten niet zo goed bereikbaar zijn. Studenten worden regelmatig weggestuurd wanneer zij bij een docent komen met een vraag, met de boodschap dat zij beter een email kunnen sturen. De studenten van de Engelstalige Stroom zijn op dit punt wel tevreden.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Uit een overzicht van de kwalificaties van de docenten blijkt dat allen bevoegd zijn voor het verzorgen van onderwijs aan een hbo-instelling. Als dat bij aanstelling niet het geval is moeten zij hun onderwijsbevoegdheid verwerven in het eerste jaar van hun aanstelling. • Uit de formulieren van de competentieschouw (2003) blijkt dat 60% inzetbaar is als inhoudsdeskundige fysiotherapie en 4% als arts. Voor de specialisatie Zorgprofilering is 60% van de docenten inzetbaar, voor de specialisatie Fysiotherapie in de sport 30% en voor Preventie/arbo/reïntegratie eveneens 30%. • De opleiding is in 2002 gestart met de methodiek van Investors in People (IIP), een raamwerk om systematisch te werken aan continue verbetering van een organisatie door te investeren in mensen. Het raamwerk is opgebouwd uit vijf stappen: inventarisatie, actie, assessment, het verkrijgen van het keurmerk en continue verbetering. Uit de IIP-enquête (juni 2004) komt naar voren dat medewerkers vinden dat de doelstellingen van de organisatie duidelijk zijn, dat de organisatie actief mensen ondersteunt, maar dat er onvoldoende aanmoediging is om de eigen prestaties en die van anderen te verbeteren. De opleiding concludeert hieruit dat er nog niet de gewenste feedbackcultuur heerst, ondanks de schrijfweken, blokoverleggen, intervisie en onderlinge feedback. In oktober 2004 zijn de gewenste verbeteracties in het teamleidersoverleg vastgesteld. Er zijn met name afspraken gemaakt over voorbeeldgedrag en feedback van de teamleiders en © NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
29
•
•
•
•
coaching on the job. In gesprek met het panel geven de docenten aan dat de feedbackcultuur de laatste tijd is verbeterd. De opleiding werkt sinds 2003 met Persoonlijke Ontwikkelingsplannen (POP) voor de medewerkers. Het panel heeft daar goede voorbeelden van gezien. In de functioneringsgesprekken maken de teamleiders ieder jaar afspraken over de scholing en ontwikkeling van de medewerkers aan de hand van het POP. In deze gesprekken worden ook de resultaten van onderwijsevaluaties meegenomen. Aan de hand van afspraken voortkomend uit functioneringsgesprekken en taakinzetgesprekken, maken de teamleiders een concept taken/formatieplan. Het POP bevat de huidige competenties, de gewenste competenties en de gemaakte afspraken. Door een managementwisseling zijn niet alle afspraken eenduidig vastgelegd. De afspraken van de functioneringsgesprekken die in het voorjaar van 2005 zijn gevoerd, zijn eenduidig vastgelegd in de persoonlijke ontwikkelingsplannen van de medewerkers. Voor docenten is een competentiewaaier en een competentiewijzer beschikbaar. Deze zijn opgebouwd vanuit een aantal indicatoren. Deze indicatoren zijn ook terug te vinden in het personeelsplan en zijn uitgewerkt in te voeren acties. Hierbij zijn meetbare punten geformuleerd, die weer worden bevraagd in de IiP-enquête. Tevens is er een werkboekje competentieontwikkeling aanwezig. In het MeerjarenPersoneelsPlan staat aan welke competenties de opleiding de komende jaren behoefte heeft en waar de scholingsbehoefte zit. De opleiding stelt jaarlijks een budget beschikbaar voor deskundigheidsbevordering. Zo vindt er scholing voor stagebegeleiders plaats en zijn er sinds 2001 tutortrainingen en intercollegiale scholing. In het najaar 2003 is een eerste groep docenten geschoold als studieloopbaancoach. Uit de competentieschouw blijkt dat 24% geschoold is als SLB-coach en 40% als tutor (scholingsplan,2003-2007). Er worden cursussen gegeven waarin toelichting wordt gegeven op de nieuwe onderwijsvormen. Binnen de opleiding is iemand aangesteld die deze cursussen verzorgt en tevens altijd aanwezig is om vragen te beantwoorden. In de Keuzegids (2004) scoren de docenten een 6,7, de studenten geven hier aan dat de docenten de stof helder overdragen (6,9). De studenten van de English Stream geven aan dat de docenten over het algemeen het Engels redelijk goed beheersen en dat de bereidheid onder docenten om hun Engels te verbeteren groot is. De begeleiding door docenten scoort 70% in de SSA-enquête (2003).
Onderwerp 4
Facet 4.1
VOORZIENINGEN
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
30
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding is samen met de opleidingen Logopedie en het Instituut voor Sportstudies gehuisvest in het Corpushuys aan de Van Swietenlaan, te Groningen. Het gebouw is ingericht op het volgen van onderwijs in groepsverband en het uitvoeren van practica. Het panel heeft op basis van bezichtiging een positieve indruk van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de voorzieningen gekregen. De opleiding gaat in september 2005 verhuizen naar het Wiebengacomplex waarin tevens vier van de overige opleidingen van de Academie voor Gezondheidsstudies zijn ondergebracht. Het panel heeft een presentatie gezien van het nieuwe complex en vastgesteld dat de opleiding hier meer ruimte heeft. • De opleiding beschikt over verschillende lesruimten, ruimten voor zelfstudie en groepswerkruimten. In het gesprek met studenten komt naar voren dat zij niet tevreden zijn over de zelfstudieruimten. Daarnaast zijn er in het gebouw vijf practicumzalen te vinden, welke zijn uitgerust met behandelbanken en fysiotherapeutisch oefenmateriaal. Deze faciliteiten zijn toereikend voor het onderwijs. • Medewerkers werken op een kamer met twee tot vijf personen. De werkplekken zijn voorzien van adequate voorzieningen, maar de ruimte die beschikbaar is, is beperkt. • In het gebouw is een mediatheek gevestigd, die gebruikt kan worden door alle studenten en medewerkers binnen de Academie voor Gezondheidsstudies. De literatuur hier is niet uitgebreid, maar de basiswerken zijn aanwezig. De opleiding beschikt in de mediatheek over de gebruikelijke tijdschriften. Ook is een exemplaar van de belangrijkste tijdschriften aanwezig in de personeelskamer. • Sinds 2004-2005 is in het kader van het project Paramedisch Centrum gestart met een Gezondheidswerkplaats. Hier worden paramedisch breed mensen behandeld door studenten en docenten. • Voor bepaalde onderdelen in het onderwijsprogramma kan gebruik worden gemaakt van de sportfaciliteiten en het zwembad, welke beide in het Corpushuys aanwezig zijn. • Studenten beoordelen de voorzieningen regelmatig onvoldoende, met name de computervoorzieningen en de beschikbaarheid van ruimten. In de SSA-enquête 2004 scoort de tevredenheid over de computerwerkplekken 12%, de printfaciliteiten 51%, de zelfstudieruimten 14% en de groepwerkruimten 24%. 66% van de studenten vindt de onderwijsruimten geschikt. De problemen hebben overwegend betrekking op de kwantiteit. De huisvesting en de voorzieningen scoren in de Keuzegids 5,8. Dat is ongeveer 0,5 onder het landelijk gemiddelde. • Hoewel de voorzieningen op het moment van de visitatie leidt tot klachten bij de studenten, beoordeelt het panel de voorzieningen voldoende. De reden daarvan is dat de problemen met name de kwantiteit betreffen en niet zozeer de kwaliteit. De oorzaak daarvan is de sterke groei van het aantal studenten in de afgelopen jaren. De opleiding heeft inmiddels daadwerkelijke en concrete plannen voor een andere huisvesting per september 2005. Het panel heeft de plannen daarvoor ingezien en stelt vast dat de toekomstige huisvesting toereikend zal zijn voor de uitvoering van het onderwijs.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
31
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Voor de cohorten van vóór september 2003 is er begeleiding van vakinhoudelijke docenten, tutoren en stage- en afstudeerbegeleiders, begeleiding van jaarcoördinatoren, mentoren, de decaan en het stagebureau. Per jaargroep is er een jaarcoördinator, die het aanspreekpunt is voor organisatorische en onderwijsinhoudelijke zaken, zoals bijvoorbeeld de planning van de studie. • Voor de cohorten vanaf september 2003 is een leerlijn studieloopbaanbegeleiding opgezet binnen het competentiegerichte curriculum. Hierbinnen wordt aandacht besteed aan beroepscompetenties, persoonlijke professionele ontwikkeling, studieloopbaankeuze en studieovereenkomsten. In de propedeuse ligt het accent op oriëntatie op beroep en studie, bepaling geschiktheid en zelfselectie. Er wordt begeleiding gegeven bij het zelf leren reflecteren. In de postpropedeuse ligt het accent op actief zijn in studieplanning naar aanleiding van studieresultaten, reflectie en evaluaties. De studieloopbaanbegeleiding is steeds meer op verzoek van de student naarmate de studie vordert. De studieloopbaanbegeleiders van het nieuwe curriculum worden per jaar geschoold. • Studenten kunnen gebruik maken van het mentoraat voor advies en begeleiding bij persoonlijke problemen, en van het decanaat waar de belangen van alle studenten binnen de faculteit worden behartigd. De studenten van de English Stream en van de verkorte opleiding hebben een eigen aanspreekpunt voor studieloopbaanbegeleiding. • Via de begeleiding tijdens de stage moeten studenten alle competenties in alle competentiedomeinen realiseren. In het gesprek met het panel geven de studenten aan dat de stagedocenten open staan voor communicatie. Gedurende de stage is er vier keer een terugkomdag. Deze dagen zijn vooral zinvol wanneer het niet goed gaat met de stage. Wanneer de studenten verder gevorderd zijn in hun stage, vinden zij het lastiger om weg te gaan van de stage voor een terugkomdag. Zij geven ook aan dat de intervisie gestructureerd verloopt, de docenten zijn hier competent voor. De werkveldbegeleiders zien de stagedocent halverwege en aan het eind van de stage en vaker indien dit wenselijk is. Het stagebureau geeft begeleiding bij de organisatie van de stage. • Uit de Mini SSA-enquête 2003 blijkt dat 61% van de studenten van het PGO-curriculum tevreden is over de studiebegeleiding van de opleiding, 76% is tevreden over de begeleiding door de docenten. Voor het competentiegerichte curriculum zijn de resultaten minder goed (SSA-enquête 2004). 45% van de studenten is tevreden over de studieloopbaanbegeleiding en 49% over de feedback die zij van docenten krijgen. Volgens een analyse door de opleiding blijkt met name onder eerstejaars studenten de waardering laag te zijn. Met de intervisie met betrekking tot de zevenstap en de scholing van studieloopbaanbegeleiders hoopt de opleiding hier verbetering in te brengen. De 32
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
meningen van de studenten over de begeleiding is sterk docentgebonden. In het gesprek met het panel geven de studenten aan dat zij redelijk tevreden zijn over de begeleiding. De vastgestelde 1,5 uur kan in de praktijk meer zijn. In het begin van de studie is meer begeleiding gewenst. De Engelse studenten zijn positief over de begeleiding. • De informatievoorziening verloopt voor een belangrijk gedeelte via Blackboard/Helo. Hierop staat alle beheersinformatie van de opleiding en alle inhoudelijke informatie over het onderwijs. Daarnaast ontvangt iedereen tweewekelijks het magazine de Hanze. • Er is een faculteitsbreed verdiepingsonderzoek (Eindrapportage onderzoek naar de informatievoorziening richting studenten binnen de locatie Corpushuys, 2002) uitgevoerd naar aanleiding van het studenttevredenheidsonderzoek (2002). Uit het verdiepingsonderzoek blijkt dat studenten fysiotherapie tevreden zijn met de informatievoorziening (82,5%), het decanaat (87,2%) en de studentenadministratie (94,6%). Verbeterpunten naar aanleiding van het onderzoek zijn nog de tijdige ziekmeldingen via prikbord en het gebruik van e-mail. Op basis van de resultaten van het onderzoek is een plan van aanpak opgesteld 'Verbetering informatievoorziening richting student Corpushuys' (2003). Uit vervolgonderzoek in 2004 blijkt dat de aanbevelingen voor een belangrijk deel zijn overgenomen en gerealiseerd.
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Sinds 2003 beschikt de opleiding over een kwaliteitszorgsysteem, dat is vastgelegd in het Kwaliteitshandboek Fysiotherapie en Logopedie (2004). Binnen de opleiding is de commissie kwaliteitszorg verantwoordelijk voor de interne kwaliteitszorg. Het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding is gebaseerd op het hogeschoolbrede kwaliteitszorgsysteem (Handboek Integrale Kwaliteitszorg). De basis hiervoor is het EFQM-model, aangevuld met aspecten van het accreditatiekader. Het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding Fysiotherapie is ingebed in de beleidscyclus van de Hogeschool en de Schools. Vertrekpunt hierbij is de beleidsnota Versterkt Verder (2001-2004). • Tot 2004 werd elke vier jaar een beleidsplan geschreven door de faculteiten, afdelingen en diensten. Jaarlijks worden hierop aansluitend activiteitenplannen opgesteld. Het panel stelt vast dat hierin onder andere meetbare streefdoelen zijn geformuleerd. Sinds 2004 worden op hogeschoolniveau een jaarplan en een meerjarenplan opgesteld. Op dit moment is het Beleidsplan Afdeling Fysiotherapie 2003-2007 richtinggevend. Daaruit worden taken- en formatieplannen afgeleid.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
33
• De Dean van de School (Academie voor Gezondheidsstudies) sluit jaarlijks een managementcontract met het College van Bestuur. Daarin worden de streefdoelen van de Academie geformuleerd. Middels het Management Dashboard worden kengetallen en resultaten beschikbaar gesteld. Het panel is op basis van inzage van MACON’s en MARAP’s (1x per 2 maanden) van oordeel dat de opleiding op bewuste wijze omgaat met de explicitering van de doelen en het meten van de resultaten daarop. • De opleiding maakt onderscheid in signalerings- en verdiepingsonderzoek. Bij de eerste gaat het om het routinematig signaleren van eventuele knelpunten. Verdiepingsonderzoek vindt plaats naar aanleiding van tegenvallende resultaten uit de signaleringsonderzoeken. • In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding een overzicht weergegeven van de gebruikte evaluatie-instrumenten. Daaruit blijkt dat de opleiding deelneemt aan hogeschoolbrede, opleidingsbrede en externe onderzoeken. Hogeschoolbrede onderzoeken zijn de SSAenquête en de Helo-enquête die onder studenten worden afgenomen. De opleiding neemt deel aan verschillende externe onderzoeken, te weten de Keuzegids, de Elsevier en de HBO-Monitor. • Op opleidingsniveau worden er verschillende onderzoeken gedaan onder studenten, medewerkers en werkveld. In 2004-2005 heeft de opleiding samen met drie andere fysiotherapie-opleidingen door NQA een niveau-onderzoek laten uitvoeren onder afgestudeerden. Studenten nemen deel aan onderwijs- en stagesignaleringen, evaluaties van het nieuwe curriculum en maandelijks zijn er bijeenkomsten van het studentenpanel, waar problemen worden gesignaleerd. Daarnaast vindt jaarlijks onderzoek plaats naar de aansluiting vo-hbo en onderzoek onder studiestakers. Medewerkers nemen jaarlijks deel aan de IIP-enquête en één keer per twee jaar aan een risico-inventarisatie onderzoek. Binnen het werkveld wordt tweejaarlijks een werkveldonderzoek uitgezet en wordt jaarlijks onderzoek gedaan onder stagebegeleiders. • De opleiding evalueert het onderwijs systematisch aan het eind van ieder blok door mondelinge evaluatie met studenten (Onderwijssignalering) en via een halfjaarlijkse schriftelijke vragenlijst. Het panel heeft vastgesteld dat de rapportage van deze mondelinge evaluaties goed is geregeld. De uitgebreide vragenlijst wordt alleen afgenomen voor onderwijsblokken die voor het eerst worden verzorgd. • Het panel stelt vast dat bij alle onderzoeken streefcijfers zijn geformuleerd. Vaak is dit 70% tevredenheid, bij de Helo-enquete en de IIP wordt gestreefd naar tenminste 75% tevreden. • Het panel stelt op basis van inzage van de evaluatie-instrumenten vast dat deze van goede kwaliteit zijn. • Op basis van het EFQM-model wordt één keer per drie jaar een interne audit gehouden. Resultaten en verbeteracties worden met medewerkers besproken tijdens studiedagen en worden opgenomen in de beleids- en activiteitenplannen van de Afdeling Fysiotherapie.
34
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De opleiding doorloopt de PDCA-cyclus door uitkomsten van evaluaties systematisch in regulier overleg te bespreken en zonodig te besluiten tot verbeteracties. Grote verbeteracties worden in de beleidscyclus ingebracht, kleinere verbeteracties worden direct aangepakt. De verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in het Kwaliteitshandboek Fysiotherapie en Logopedie (2004). Alle meetinstrumenten zijn daarin uitvoerig beschreven. Per instrument worden onder meer het doel, de frequentie, de vorm, de streefnorm, de analyse, de terugkoppeling, de rapportage, de besluitvorming en de verantwoordelijkheid voor de implementatie aangegeven. • De Kwaliteitszorgcommissie maakt analyses van de uitkomsten van de metingen en geeft adviezen. Deze worden besproken met medewerkers en het studentenpanel. Naar aanleiding hiervan wordt een besluit genomen door de teamleiders. • Uit het Project Kwaliteitszorg Corpushuys (2003) kwam naar voren dat evaluaties systematisch werden afgenomen, maar dat de opvolging hiervan met verbeteracties een aandachtspunt was. Naar aanleiding daarvan zijn de verantwoordelijkheden in het Kwaliteitshandboek verhelderd (zie hierboven). Sinds het studiejaar 2004-2005 worden de resultaten van evaluaties in de reguliere werkoverleggen besproken (studentenpanel, AMV, teamleidersoverleg). De verbeteracties die afgesproken zijn, worden vervolgens in Info Fysio vermeld. Het panel stelt vast dat het rond zijn van de PDCA-cyclus in de praktijk nog moet blijken. • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding het overzicht van de meetinstrumenten uit het Kwaliteitshandboek weer met de verantwoordelijkheden. Daarbij worden tevens voorbeelden gegeven van verbeteracties die zijn uitgevoerd naar aanleiding van de verschillende onderzoeken. Naar aanleiding van de Onderwijssignalering is bijvoorbeeld het blokoverleg ingesteld om de onderlinge afstemming rond de uitvoering van het nieuwe curriculum te verbeteren. Het resultaat daarvan is onder meer dat de inhoud van diverse blokken is bijgesteld. • Uit de SSA-enquête 2004 komt naar voren dat 62% van de studenten vindt dat de evaluatieresultaten worden gebruikt voor verbetering van het onderwijs. In de Mini SSAenquête 2003 was de score nog 49%. Uit de gesprekken van het panel met studenten, zowel van de Nederlandstalige als de Engelstalige stroom, blijkt tevredenheid op dit punt. Uit de interne audit van september 2004 komt naar voren dat de PDCA-cirkel nog niet overal wordt rondgemaakt. Met name de afstemming op de vergadercyclus is nog niet optimaal. De opleiding heeft inmiddels stappen gezet om hierin verbetering aan te brengen. Zij hebben in het Kwaliteitshandboek Fysiotherapie en Logopedie (2004) de ‘routing’ van elk evaluatie-instrument vastgelegd en deze gekoppeld aan de vergadercyclus. Vanaf september 2004 worden de resultaten van evaluaties besproken in het studentenpanel, de AMV en het teamleidersoverleg. Het panel concludeert dat op © NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
35
papier de pdca-cyclus rond wordt gemaakt, maar dat dit in de praktijk nog niet meetbaar is. • Sinds de visitatie in 1999 heeft de opleiding de ontwikkeling ingezet naar probleemgestuurd onderwijs. In 2002 heeft de Inspectie daar positief op gereageerd. In het Project Fysiotherapie in verandering heeft de opleiding in de periode 2002-2004 gewerkt aan de verdere onderwijsontwikkeling, de interne kwaliteitszorg en de organisatieontwikkeling. Op basis van een interne audit in oktober 2002 zijn verbeterpunten geformuleerd die zijn opgenomen in de verbetercyclus. De voortgang op deze punten is weergegeven in een Stand van Zakennotitie (september 2003) die vervolgens heeft geleid tot een Plan van Aanpak Accreditatie. De voortgang hiervan werd bewaakt door de Stuurgroep Accreditatie Fysiotherapie. Het panel constateert dat de opleiding op systematische wijze heeft gehandeld naar aanleiding van de resultaten van de vorige visitatie en dat deze hebben geleid tot een goede voortgang.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Goed
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • Het zelfevaluatierapport en het Kwaliteitshandboek Fysiotherapie en Logopedie (2004) laten op inzichtelijke wijze zien hoe de verschillende belanghebbenden bij de opleiding worden betrokken. • De medewerkers worden betrokken middels de jaarlijkse IIP-enquête en het tweejaarlijkse RI&E-onderzoek. Daarnaast participeren zij in diverse overlegvormen, zoals de schrijfweken en het blokoverleg, het overleg van stagedocenten en het stagebureau, de onderwijscommissie, het medewerkersoverleg en het teamleidersoverleg. • Studenten worden betrokken door de verschillende evaluaties die de opleiding uitvoert (zie facet 5.1). In de Opleidingscommissie en de Onderwijscommissie en in de studentenpanels worden de inhoud en de organisatie van het onderwijs besproken en vindt terugkoppeling plaats van wat er met de evaluatieresultaten gebeurt. Studenten worden ook betrokken bij de onderwijsontwikkeling onder andere via de schrijfweken. Binnen de English Stream is een klassenleider aangesteld in iedere klas die dingen voor verbetering aanwijst. • Studenten en medewerkers worden geïnformeerd over evaluatieresultaten via de Info Fysio en de Onderwijssignaleringen. Het panel heeft vastgesteld dat hierin naast de resultaten ook de verbeteracties worden vermeld. • Op dit moment worden de alumni betrokken via het onderzoek van de HBO-Monitor en het niveau-onderzoek uitgevoerd door NQA. Er is geen alumnivereniging. Een alumnibeleid is in ontwikkeling. In juni 2005 is verschijnt daarover een notitie.
36
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
• Het werkveld wordt door middel van het werkveldonderzoek bevraagd over de kwaliteit van de afgestudeerden. De opleiding heeft een werkveldadviescommissie die bestaat uit vijf leden uit fysiotherapeutische instellingen in Noord-Nederland. De commissie komt tenminste drie keer per jaar bijeen. Op de agenda staan de visie en doelen van de opleiding en zaken die meer direct betrekking hebben op de invulling van het onderwijs. De commissie heeft bijvoorbeeld gesproken over de aanbevelingen van de vorige visitatiecommissie, over de notitie over het Hanze-instituut voor Sportstudies, over de ontwikkeling van het Hanze Centrum voor Arbeid en Gezondheid, over de resultaten van de interne audit en de studiedagen op Schiermonnikoog en het competentiegerichte curriculum, zoals het competentiegericht werken in de stage en de begeleiding daarvan. De leden van de werkveldadviescommissie geven tegenover het panel aan dat ze uitvoerig worden geïnformeerd over onderwijsvernieuwing en organisatieontwikkeling. Daarnaast komen de stagebegeleiders twee tot vier keer per jaar bijeen. In deze bijeenkomsten wordt naast de stage, ook het nieuwe onderwijs besproken.
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De afstudeerfase beslaat de laatste anderhalf jaar van de studie. Vanaf blok 11 bestaat het onderwijs uit drie stages, uit keuzeonderdelen en een afstudeeropdracht. Deze laatste kan bestaan uit een literatuuronderzoek, een praktijkonderzoek of participatie in wetenschappelijk onderzoek. De afstudeeropdracht wordt beoordeeld door twee docenten en na een positief oordeel afgesloten met een mondelinge presentatie. • In de afstudeeropdracht moeten studenten laten zien dat zij competent zijn op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Het doel van de afstudeeropdracht is het aanleren van vaardigheden en de student in staat stellen mondeling een inhoudelijke verantwoording af te leggen. De beoordelingscriteria zijn vastgelegd in het Werkboek afstuderen. Het panel heeft tien afstudeerwerkstukken ingezien (zie bijlage). Het panel stelt vast dat de beoordelingscriteria voor de afstudeeropdracht niet scherp gesteld zijn. De moeilijkheidsgraad van de opdrachten is wisselend en met deze moeilijkheidsgraad wordt te weinig rekening gehouden in de beoordeling. Wanneer studenten in een tweetal afstuderen, worden zij individueel beoordeeld. De afstudeerwerkstukken bevatten relevante hbo-onderwerpen. Het niveau van de afstudeeropdrachten is voldoende. • De Hanzehogeschool biedt in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen een schakelgarantie. Tijdens de hbo-bachelor kunnen studenten een aantal universitaire studieonderdelen volgen om zo na het afstuderen in te stromen bij een universitaire masteropleiding. Deze studieonderdelen worden gevolgd in de minor/vrije ruimte. © NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
37
• Uit het Werkgeversonderzoek (2004) blijkt dat werkgevers over het algemeen tevreden zijn over de studenten die in Groningen de opleiding hebben gevolgd. Minder hoog scoren hier de theoretische kennis van de afgestudeerden en de vaardigheden en kennis om een fysiotherapeutische diagnose te stellen. Dat wordt herkend door de vertegenwoordigers van het werkveld waarmee het panel heeft gesproken. De toenemende aandacht voor evidence based practice brengt hierin volgens hen wel verbetering. In het algemeen zijn zij van mening dat de afgestudeerden breed geschoold zijn en dat zij beschikken over voldoende ontwikkelcapaciteiten. Ze zijn in staat om zich in de praktijk verder te specialiseren. • Uit de HBO-Monitor (2003) blijkt dat alumni van mening zijn dat ze in ruime mate beschikken over de vereiste capaciteiten voor de huidige functie, dat de breedte van de opleiding voldoende is en dat ze in ruime mate zouden kiezen voor dezelfde opleiding. Wat betreft dat laatste scoort de opleiding duidelijk beter dan het landelijk gemiddelde. De overige genoemde aspecten scoren ongeveer gelijk met het landelijk gemiddelde. Slechts 38% zegt de diepgang van de opleiding precies goed te vinden (landelijk 56%). Volgens de Keuzegids 2004 is de voorbereiding op de loopbaan voldoende (7,1, overeenkomstig het landelijk gemiddelde). • NQA heeft in het voorjaar van 2005 in opdracht van vier fysiotherapie opleidingen een onderzoek gedaan naar het niveau van de opleiding (Onderzoek naar het niveau van de opleiding Fysiotherapie van de Hanzehogeschool Groningen, april 2005). Het onderzoek vond plaats in het kader van het niveauonderzoek onder vier opleidingen Fysiotherapie in Nederland. In het onderzoek zijn de gerealiseerde kwalificaties afgezet tegen de vijf Dublin descriptoren voor het hbo-bachelorniveau, uitgewerkt naar het domein van de fysiotherapie. Het onderzoek leidt tot de conclusie dat de opleiding het beoogde niveau in voldoende mate realiseert. Daarbij vormen de conceptuele inzichten (‘kennis & inzicht’) niet de sterkste kwalificaties. De kennis betreffende het bewegend apparaat beheersen ze goed, maar ten aanzien van de neurologie en pathologie is dat minder. Afgestudeerden kunnen de kennis en het inzicht echter wel in voldoende mate toepassen (‘toepassen van kennis en inzicht’). Zij zijn bovendien voldoende in staat tot het verrichten van onderzoek, klinisch redeneren en methodisch handelen (‘oordeelsvorming’). De afgestudeerden zijn vooral goed in ‘communiceren’. Ook de categorie ‘leervaardigheden’ scoort tamelijk hoog. In het algemeen wordt opgemerkt dat de nabije toekomst hogere eisen stelt, bijvoorbeeld als gevolg van de vrije toegankelijkheid en evidence based handelen.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Goed
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
38
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Het oordeel is gebaseerd op de volgende argumenten: • De Hanzehogeschool maakt gebruik van het ‘Management Dashboard’, waarin prestatieindicatoren zijn opgenomen, die zijn geformuleerd op basis van de doelen in het instellingsplan ‘Versterkt Verder’, aangevuld met kengetallen ten behoeve van het ministerie OCW en de NVAO. Het bevat de streefwaarden en de huidige waarden. De streefwaarden worden bepaald op basis van de streefwaarden en de resultaten van het voorgaande jaar. • De Academie baseert haar streefcijfers op de onderwijsvraagfactor voor de bekostiging. Het panel stelt vast dat de opleiding aan de eigen streefcijfers voldoet met uitzondering van de gemiddelde verblijfsduur van uitvallers in 2003. • De gerealiseerde gemiddelde onderwijsvraagfactor in 2004 is 1,0. Hiermee zit de opleiding op de norm van de Hanzehogeschool. • Het streefcijfer voor de gemiddelde verblijfsduur van afgestudeerden is 4,5 jaar. De gerealiseerde verblijfsduur in 2003 is lager: 4,1 jaar. • Het streefcijfer voor de gemiddelde verblijfsduur van uitvallers is 1,35 jaar. De gerealiseerde verblijfsduur in 2003 is 1,5 jaar, dus hoger dan het streven. • Het opleidingsrendement na vijf jaar voor de cohort 1998 is 74,6%. Dat is hoger dan het landelijk gemiddelde van 63,7%. • Het uitvalpercentage na één jaar in 2002 is 20,2%, iets lager dan het landelijk gemiddelde (22,3%). Het uitvalpercentage na drie jaar is vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde, in 2000 29,7%. • In vergelijking met de gemiddelde rendementen van de tien opleidingen fysiotherapie scoort de opleiding in Groningen goed (zie bijlage 4).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
39
40
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
41
42
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
43
44
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Deskundigheden panelleden
Auditorkwaliteiten
X
Relevante werkvelddeskundigheid Onderwijskundige kennis en kennis van het hoger onderwijs
X
Kennis en/of ervaring t.a.v. relevante internationale ontwikkelingen werkveld
X
X
X
X
Panellid NQA: Mw. van Beers
X
Panellid NQA: Dhr. van der Veen
Voorzitterskwaliteiten
Panellid student: Mw. Boekholt
Panellid, voorzitter: Dhr, Noordhof
Vereiste deskundigheid volgens NVAO
Panellid domein Fysiotherapie: Mw. Voskuil
Bijlage 2:
X
X
X
X
X
De heer drs. H. Noordhof Voornamelijk ingezet vanwege zijn ervaringen als voorzitter. Heeft deelgenomen aan de NQAauditortraining hoger onderwijs. Heeft als lid van het College van Bestuur van de Hogeschool van Utrecht eerdere visitaties meegemaakt. Heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. Opleiding: Gymnasium Doctoraal theologie Managementopleidingen Werkervaring: 1967 - 1975: leraar/docent in lager en middelbaar onderwijs 1975 - 1980: docent levensbeschouwing in hoger beroepsonderwijs 1980 - 1987: directeur opleiding fysiotherapie 1987 - 1989: directeur faculteit gezondheidszorg 1989 - 1995: voorzitter CvB Hogeschool voor Economie en Management 1995 - 2005: lid CvB Hogeschool van Utrecht
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
45
Overige werkzaamheden: Kwaliteitszorg was een van de belangrijkste onderdelen van zijn portefeuille als lid van het College van Bestuur.. Heeft talloze functies vervuld als bestuurder en toezichthouder in gezondheidszorginstellingen, hogescholen, ROC en elders. Was in het CvB van de HvU portefeuillehouder Buitenlandse Betrekkingen en heeft zich van daaruit uitgebreid bezig gehouden met de internationalisatie van het onderwijs. Heeft in dat kader ook regelmatig buitenlandse hogescholen en universiteiten bezocht.
Mevrouw Voskuil Voornamelijk ingezet vanwege haar werkvelddeskundigheid. Zij heeft deelgenomen aan de NQAauditortraining hoger onderwijs. Zij werkt in de fysiotherapie sinds 1981. Op dit moment heeft zij een eigen praktijk te Driebergen, met drie maten, twee loondienstmedewerkers en een stagiaire. De praktijk verzorgt ook behandelingen in twee verzorgingshuizen. In één hiervan geven zij fysiofitness voor 55+ in groepen. Binnen deze praktijk begeleiden zij stagiaires van de Hogeschool van Utrecht. Opleiding 1971 - 1977: Atheneum B 1977 - 1981: Fysiotherapie SUPA in utrecht 1984: Fysiotherapie in de sportgezondheidszorg 1986 - 1989: Orthopedische geneeskunde, academie Leffelaar in Amsterdam Verschillende cursussen via Stichting Wetenschap en Scholing Fysiotherapie, de Katholieke Universiteit Nijmegen en het NPI
Mevrouw N.S. Boekholt Ingezet als studentlid. Studeert Fysiotherapie aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen. Is lid van de opleidingscommissie. Opleiding: 1995 - 2000 HAVO 2002 tot heden Fysiotherapie Werkervaring: 2001 tot heden Sport- en expertisecentrum Seneca te Nijmegen, Functie: medisch fitnessbegeleider 2004 tot heden Spac/sport Nijmegen, Functie: verkoopster van gespecialiseerde outdoor/buitensport artikelen
De heer van der Veen Ingezet als NQA-auditor. Hij heeft vijf jaar ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Bezit auditorkwaliteiten vanwege deze jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyds. Opleiding: 1971 - 1980
Sociale Wetenschappen (Andragogie) Rijksuniversiteit Groningen
Cursussen: 1988 - 2003 Diverse cursussen op het gebied van onderwijs, auditing, management en organisatie en informatica.
46
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Werkervaring: 1976 - 1977 1978 - 1979 1979 - 1980 1980 - 1983 1983 - 1985 1986 - 1990 1991 - 1994 1995 - 1997 2000 - 2003 2004 -
RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker Provincie Zeeland: projectleider AKU-project (kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening) Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie Regionaal Educatief Centrum Zeeuwsch-Vlaanderen: adviseur educatie en organisatie Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg NQA: auditor, accountmanager
Mevrouw van Beers Ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ervaring als NQA-auditor en als student-panellid bij meerdere visitaties. Heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Opleiding: 1997 - 1998 1998 - 2004
Bio-farmaceutische wetenschappen, Rijksuniversiteit Leiden Psychologie, Universiteit Utrecht
Werkervaring: 2004 Gezondheidspsycholoog bij Emotional Brain, Almere 2005 Auditor NQA Relevante ervaring: 1998 - 2004 Actief in studenteninspraak, onder andere faculteitsraad en helpdesk medezeggenschap. Lid Advies Commissie Kwaliteit Onderwijs, UU 2000 - 2001 Bestuurslid Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
47
48
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Fysiotherapie, Hanzehogeschool Groningen, 26 april 2005 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
8.00 – 10.00 uur
Materiaalbestudering
Visitatiepanel
10.00 – 10.45 uur Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement (Dean en beide teamleiders)
11.00 – 11.45 uur Gesprek met studenten
Studenten uit verschillende studiejaren, tevens vertegenwoordigers van het studentenpanel.
11.45 – 12.30 uur Gesprek met docenten
Docenten
12.30 – 13.15 uur Lunchpauze
Visitatiepanel
13.15 – 13.45 uur Rondleiding
Visitatiepanel en teamleiders
13.45 – 14.45 uur Gesprek met werkveld en afgestudeerden
Vertegenwoordigers van het werkveld en alumni
14.45 – 15.15 uur Gesprek met CvB (dhr. Noordhof, dhr. van der Veen)
Voorzitter College van Bestuur Dean Academie Gezondheidsstudies
Parallel:
Gesprek met studenten Engelstalige stroom (mw. Voskuil, mw. Boekholt, mw. van Beers)
Studenten Engelstalige stroom
15.15 – 17.15 uur Materiaal bestuderen Intern overleg
(Visitatiepanel)
17.15 – 18.00 uur Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
18.00 – 18.15 uur Resumé, terugblik, procesevaluatie (geen inhoudelijke feedback)
Alle gespreksdeelnemers
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
49
50
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
Bijlage 4:
Kengetallen
In deze bijlage zijn de kengetallen van de opleiding Fysiotherapie weergegeven. Deze cijfers worden vergeleken met het landelijk gemiddelde.
Tabel 1: Gegevens Opleiding Fysiotherapie Groningen en het landelijk gemiddelde (LG). 1995 1996 1997 1998 1999 69,2% 80,0% 75,2% 74,6% 74,7% Percentage diploma Opl. 62,5% 60,9% 62,2% 63,8% 66,9% behaald na 5 jaar (van LG instroomcohort) 78,0% 85,6% Percentage diploma Opl. behaald na 8 jaar (van 70,4% 67,7% LG instroomcohort) Bron: website HBO-raad.
Tabel 2: Gegevens Opleiding Fysiotherapie Groningen en het landelijk gemiddelde (LG) (Voltijd). 1999 2000 2001 2002 2003 43,3 47,4 46,3 46,9 47,7 Gemiddelde studieduur van Opl. 48,5 49,6 46,5 45,3 46,9 gediplomeerden LG uitstroomcohort jaar X (in maanden) 27,3 20,9 15,3 13,8 19,6 Gemiddelde studieduur Opl. 21,3 18,4 16,0 15,6 17,8 studiestakers in maanden LG. van het uitstroomcohort in jaar X (in maanden) Bron: website HBO-raad.
Tabel 3: Gegevens Opleiding Fysiotherapie Groningen en het landelijk gemiddelde (LG) (Voltijd). 1999 2000 2001 2002 2003 Percentage uitval na 1 jaar Opl. 12,3% 21,6% 11,2% 20,2% 17,4% 18,9% 20,6% 20,1% 22,0% 23,2% LG Percentage uitval na 3 jaar Opl. 19,2% 28,8% 13,8% 26,0% 27,8% 27,6% LG Bron: website HBO-raad.
Tabel 4: Gegevens Opleiding Fysiotherapie Groningen en totaal landelijk (TL) (Voltijd). 1999 2000 2001 2002 2003 2004 Aantal inschrijvingen 412 462 517 606 769 Opl. 5.025 5.453 5.813 6.111 6.430 TL Instroom 104 158 156 203 229 Opl. 1.482 1.773 1.820 1.870 1.934 TL Aantal behaalde diploma’s 107 90 92 104 79 Opl. 915 972 1.045 1.172 1.156 TL Bron: website HBO-raad.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
51
Bijlage 5:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Overzicht recente afstudeerverslagen opleiding fysiotherapie - The supervised exercises influence upon subacrominal impingement syndrome / Mona Bruvoll. – 2005 . Betreft: The objective of this thesis is to discuss which exercises are most effective in subacrominal impingent rehabilitation. - Kwaliteit van leven staat centraal : een andere kijk op fysiotherapie bij kinderen met Cystic Fibrosis / Stefan Luis. – 2005. Betreft: Meten van kwaliteit van leven d.m.v. vragenlijsten. De problemen die worden ondervonden kunnen op deze manier sneller worden beïnvloed. - Beenverlenging bij een congenitaal reductie defect / Nina Sportel. – 2005 Betreft: De mogelijke rol van fysiotherapie beschrijven bij een beenverlengende procedure - Fysiotherapie ‘op maat’: een onderzoek naar de mogelijke behandelbare aspecten en het effect van fysiotherapie bij Henk ten Hoor textiel / Hilda Koning Betreft: Scriptie op bedrijfsfysiotherapeutisch gebied, handelend over de meest voorkomende klachten, de mogelijke oorzaken van deze klachten en de gevolgen van deze klachten - Complex Regionaal Pijn Syndroom type 1 (CPRS 1) : de preventie / Nynke Oenema. – 2005 Betreft: Tijdens de fysiotherapeutische behandeling van een patient met een predisponerende factor moet de behandelaar alert blijven op symptomen die wijzen op beginnend CPRS 1 - Effective training after bypass surgery / Joakim Bjerke. – 2005 Betreft: Which is most beneficial to achieve gains in VO 2max for patients undergone bypass surgery, interval training or steady-pace training - Verplaatsingstechnieken bij zitvolleybal en de consequenties voor de schoudergordel / Anneloes Houwen. – 2004 - Wat is wijsheid bij hyperventilatie ? / Evert Hoffmann en Robert Offerman. – 2005 Scriptie is geschreven voor fysiotherapeuten die interesse hebben in het hyperventilatiesyndroom en meer willen weten over etiologie Wat is het effect van extentensietherapie op ‘discogenene klachten ?’ / Bennert Beeksma. – 2004 Betreft: Kernvraag van deze scriptie: effect van lordoseren op discogene klachten, met name gericht op McKenzie therapie - Gedragsobservatie van fybromyalgiepatienten tijdens cardiovasculaire testen / Annelies Coenraads. – 2004 - Functionele capaciteitsevaluatie bij mensen met beginnende artrose : is de test – hertest van de FCE, bij mensen met beginnende artrose, betrouwbaar ? / N.F. Tebra en M. Visscher. – 2005 - Training van COPD Patiënten zonder additioneel zuurstof / Linda Scholtalbers . – 2005 Literatuurstudie naar de meerwaarde van additionele zuurstogf tijdens training van COPD patiënten
52
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
-
-
-
De SLAP laesie bij werpsporters / Marloes Kremer . – 2005 Betreft: Wat zijn de verschillende behandelmethodes van SLAP laesies en in hoeverre is preventie mogelijk Testing of balance / Per Kristian Giskegjerde. – 2005 Betreft: Is it possible to objectively map improvements in balance on a healthy old person after 3 weeks of individual and intensive training Overgewicht en obsetitas bij kinderen : project Fitkids / Diederik Bolkestein en Wouter van den Berg. – 2004 Betreft: Hoe kan het project Fitkids in aanmerking komen voor een structurele vergoeding van de zorgverzekeraar, zodat de continuiteit van het project gewaarborgd wordt.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Fysiotherapie
53