Hanzehogeschool Groningen Opleiding: Variant:
Communicatie Systemen, hbo-bachelor; voltijd
Visitatiedatum:
26 april 2006
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2006
2
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 9 10 11 11
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 28 32 36 39
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Kengetallen Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
43 44 49 53 57 59
3
4
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
5
6
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de bacheloropleiding Communicatie Systemen van de Hanzehogeschool Groningen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in februari 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 26 april 2006. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: Mevrouw prof. dr. V.A.J. Frissen (voorzitter, domeinpanellid); De heer ir. E.D.B.G. Boeve (domeinpanellid); Mevrouw D.S. Harten (studentpanellid); De heer drs. L.S. van der Veen (NQA-auditor); Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding 1
De Hanzehogeschool bestaat sinds september 2004 uit 18 schools. In totaal worden er ruim 60 hbo-bachelor opleidingen uitgevoerd met meer dan 100 afstudeerrichtingen. Aan de hogeschool studeren ruim 20.000 studenten en werken ongeveer 2.000 personeelsleden. Naast hbo-bachelor opleidingen biedt de hogeschool hbo-master opleidingen, post-hbo opleidingen en cursussen voor bedrijven en instellingen aan. Tevens wordt er toegepast onderzoek verricht en zijn er in de afgelopen drie jaar 15 lectoraten opgericht.
1
Alle cijfers in deze paragraaf hebben betrekking op 2005
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
7
Het Instituut voor Communicatie & Media (ICM) is een van de schools van de Hanzehogeschool. Het instituut verzorgt drie initiële opleidingen: Communicatie, Informatiedienstverlening en –management en Communicatiesystemen (CS). Aan het instituut staan ruim 1500 studenten ingeschreven. ICM beschikt over 66 docenten in een omvang van 50,95 fte. De student/docent ratio 33,27. Het streven is een ratio van 30. De docenten zijn georganiseerd in vier resultaatverantwoordelijke onderwijsteams en een ondersteunend team, waaronder het team Propedeuse en het team Hoofdfase Communicatiesystemen/ Informatiedienstverlening en -management. De opleiding CS is gestart in september 2001 en wordt aangeboden als voltijdopleiding op één locatie. Er staan 658 studenten ingeschreven. In de periode 2005-2010 verwacht de opleiding een verdere groei van 658 naar 826 studenten. De opleiding wordt voor het grootste deel (81,3%) verzorgd door door het CS-team bestaande uit 20 docenten. Daarnaast worden docenten ingezet uit het propedeuse-team en het Communicatie-team. Voor de directe uitvoering van het onderwijs CS (exclusief onderwijsontwikkeling en projecten) is 14,66 fte beschikbaar. Dat betekent een student/docent ratio van 44,88. Ontwikkel- en projecturen meegerekend is de student/docent ratio 33,27. De opleiding CS kent twee afstudeerrichtingen: Multimedia & Ontwikkeling (MO) en Multimedia & Vormgeving (MV). Voor de richting MO staan 150 studenten ingeschreven, voor de richting MV 508. De studenten CS studeren af als Bachelor of Communication en kunnen werkzaam zijn als (junior) ontwerper, ontwikkelaar of beheerder van multimedia- en internettoepassingen. Na enkele jaren ervaring kunnen ze doorgroeien naar intermediaire rollen als projectleider bij ontwikkelende bedrijven en als spin in het web van opdrachtgevers, ontwerpers, ontwikkelaars en dergelijke bij het realiseren van communicatiesystemen. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft de auditor met de opleiding tezamen besproken welke facetten of welke thema’s naar verwachting de meeste aandacht zullen krijgen tijdens het bezoek van het panel aan de opleiding. Daardoor konden de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate wijze voorbereiden op dit bezoek. In diezelfde periode (maart/april 2006) bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek (april 2006).
8
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement. Verder is gesproken met docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. De opleiding heeft in juni 2006 een concept van het onderwerp- en het facetrapport ontvangen voor een check op feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juni/juli 2006. Het visitatierapport is uiteindelijk in juni/juli 2006 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In hoofdstuk 1.5 wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
9
rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Alle drie facetten betreffende de doelstellingen van de opleiding zijn als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp doelstellingen opleiding is daarom positief. 1.5.2 Programma De facetten ‘eisen hbo’, ‘samenhang in het programma’, ‘duur’, en ‘afstemming tussen vormgeving en inhoud’ zijn als goed beoordeeld. De facetten ‘relatie doelstellingen en inhoud programma’, ‘studielast’, ‘instroom’ en ‘beoordeling en toetsing’ zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp programma is daarom positief. 1.5.3 Inzet van personeel De facetten ‘eisen hbo’ en ‘kwaliteit personeel’ zijn als goed beoordeeld. Het facet ‘kwantiteit personeel’ is als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp inzet van personeel is daarom positief. 1.5.4 Voorzieningen De beide facetten betreffende de voorzieningen zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp voorzieningen is daarom positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Het facet ‘evaluatie resultaten’ is als goed beoordeeld. De beide andere facetten zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp interne kwaliteitszorg is daarom positief. 1.5.6 Resultaten De beide facetten betreffende de resultaten zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp resultaten is daarom positief.
10
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Opleiding Communicatie Systemen Hanzehogeschool Goed Goed Goed Positief Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Goed Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleidingen op de zes de onderwerpen positief scoren, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleidingen POSITIEF is.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
11
12
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
13
14
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Onderwerp 1 Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding gaat uit van de Gemeenschappelijke beroepsspecifieke competenties voor de opleiding Communicatie Systemen (mei 2004), die zijn ontwikkeld door de vier opleidingen CS. De opleidingen CS van Utrecht, Arnhem en Groningen hebben in 2001 het initiatief genomen om landelijke competenties te formuleren. In 2002 heeft de opleiding van Hogeschool INHOLLAND zich daarbij aangesloten. In 2002 en 2003 zijn voorlopige versies opgesteld die in 2004 definitief zijn gemaakt. Bij het opstellen van de competenties is gebruik gemaakt van bestaande competentiesets op het gebied van communicatie en informatica. Er is enerzijds gebruik gemaakt van documenten uit het informaticadomein, zoals het rapport Taken, rollen en competenties in de informatica (Nederlands Genootschap voor Informatica, 2001), Frameworks ICT en de competenties voor de informatica-opleidingen van het HBO-I platform. Anderzijds is men te rade gegaan bij publicaties op het terrein van communicatie, zoals de nieuwe competenties van de hbo-opleidingen Communicatie en de Beroepsniveauprofielen van de Vereniging van Overheidscommunicatie (VVO) en de Beroepsvereniging voor Communicatie (BVC). Naast de beroepsspecifieke competenties Communicatiesystemen zijn de hbokwalificaties (van de commissie Franssen) leidend voor het onderwijsprogramma. • De Gemeenschappelijke beroepsspecifieke competenties bestaan uit zes beroepscompetenties, die elk zijn onderverdeeld in deelcompetenties (in totaal 58). De zes competenties betreffen: onderzoek; probleemanalyse; planvorming en planning; ontwikkelen, ontwerpen en bouwen ten aanzien van systeemontwikkeling; ontwikkelen, ontwerpen en bouwen ten aanzien van interface- en interactieontwerp; implementatie. Het aspect ‘evaluatie’ is bij verschillende deelcompetenties ondergebracht. • Vanaf 2003 kiest de opleiding voor een minder breed, maar duidelijker beroepsperspectief, dus voor een andere positionering. Ze richt zich op plannen, ontwerpen, ontwikkelen en implementeren van multimedia- en internetapplicaties als communicatiemiddelen binnen uiteenlopende toepassingsgebieden, zoals voorlichting, marketing, educatie en wetenschap. De reden van deze koerswijziging is met name het toenemend belang van multimedia- en internetapplicaties en het ontstaan van specifieke functies op dit gebied. Op deze ontwikkelingen werd onder meer gewezen door de toenmalige Adviesdeelraad van de opleiding Communicatie. De koerswijziging is reeds zichtbaar in de competenties van 2004 doordat er meer deelcompeteties zijn opgenomen over vormgeving en over de productie van multimedia. Momenteel werkt de opleiding aan een opleidingsvisie en geactualiseerde competentiematrix en een voorstel tot herziening van de landelijke competenties.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
15
•
•
De opleiding kiest voor een benadering waarin de deskundigheidsdomeinen van communicatiesystemen zich laten weergeven in een driehoek mens – ict – organisatie. Centraal staan analyse, ontwerp en implementatie van communicatiesystemen. Studenten worden opgeleid tot bachelors of Communication. Het doel is communicatie, ict is middel. In het gesprek met het panel geven werkveldvertegenwoordigers aan dat er in toenemende mate behoefte is aan mensen die de verbinding tussen de elementen van de driehoek te leggen. Van belang zijn vormgevers die met techniek kunnen omgaan. Usibility is belangrijk, human-driven, niet denken vanuit de techniek. Zij zijn van mening dat er in de opleiding meer dan in het verleden sprake is van een balans tussen vormgeving en techniek. De aandacht voor multimedia is toegenomen en het aandeel techniek is afgenomen. Dat is herkenbaar in de stagiairs. Het panel herkent het ook in het studiemateriaal. De aandacht voor ict is vrij licht. Afgestudeerden merken in het gesprek op dat er naar hun mening in de competenties meer aandacht zou moeten zijn voor ondernemerschap, aangezien veel afgestudeerden van de opleiding een eigen bedrijf beginnen. Het Instituut voor Communicatie en Media wil studenten opleiden in de internationaal georiënteerde Nederlandse samenleving en economie. Ze heeft als uitgangspunt geformuleerd dat in het tweede jaar van de studie voor een van de thematische blokken internationale competenties worden geformuleerd en dat de beroepscontext en -taken daarin internationaal worden beschreven. Een workshop interculturele vaardigheden wordt een vast onderdeel van het tweedejaars programma.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Gemeenschappelijke beroepsspecifieke competenties voor de opleiding Communicatie Systemen (mei 2004) en de hbo-kwalificaties zijn leidend voor het onderwijsprogramma (vergelijk 1.1). Het panel is van mening dat de Gemeenschappelijke beroepsspecifieke competenties de Dublin descriptoren weerspiegelen. • De opleiding heeft in het Leerplanschema Communicatiesystemen (januari 2006) per themablok (vier blokken per jaar) kort beschreven welke projecten, concepten en vaardigheden aan de orde komen. Daarbij wordt tevens aangegeven aan welke competenties en hbo-kwalificaties in het blok wordt gewerkt. Daaruit blijkt dat alle competenties en hbo-kwalificaties in de blokken in ruime mate aan bod komen. In het Leerplanschema is als bijlage de Vertaling van de Dublin descriptoren naar de generieke kwalificaties voor de hbo-bachelor (NQA) opgenomen. Op deze wijze verantwoordt de opleiding de aansluiting van haar eindkwalificaties bij de in Europees verband opgestelde Dublin descriptoren. • In haar zelfevaluatierapport beschrijft de opleiding in een tabel hoe de hbo-kwalificaties in het curriculum aan de orde komen (zie verder 2.2). 16
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Facet 1.3
Oriëntatie hbo bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding neemt de landelijk afgesproken Gemeenschappelijke beroepsspecifieke competenties voor de opleiding Communicatie Systemen (mei 2004) als leidraad voor haar curriculum (vergelijk 1.1). • In het zelfevaluatierapport beschrijft de opleiding de beginnende beroepsbeoefenaar CS als iemand die gedegen kennis en vaardigheden heeft met betrekking tot het plannen, ontwerpen, ontwikkelen en implementeren van multimedia- en internettoepassingen voor uiteenlopende doelgroepen in diverse toepassingsgebieden. Hij beschikt over goede communicatieve vaardigheden, die van belang zijn voor de dienstverlening aan en het onderhouden van contacten met opdrachtgevers, samenwerkingspartners en gebruikers. Tot slot heeft hij oog voor trends en ontwikkelingen in het bedrijfsleven en in de maatschappij die gevolgen hebben voor het eigen beroep. In het gesprek met het panel voegt het management toe dat de afgestudeerde CS-er kan analyseren wat de klant nodig heeft. Hij kan zowel een ontwikkelaar zijn als een generalist op het gebied van communicatiesystemen. De opleiding maakt daarin geen inperkende keuze. Afhankelijk van de student zijn verschillende functies mogelijk. • De beginnende beroepsbeoefenaar CS is - nog steeds volgens het zelfevaluatierapport inzetbaar als (junior) ontwerper, ontwikkelaar of beheerder van multimedia- en internettoepassingen. Na enkele jaren ervaring kan hij doorgroeien naar intermediaire rollen als projectleider bij ontwikkelende bedrijven, als spin in het web van opdrachtgevers, ontwerpers, ontwikkelaars en dergelijke bij het realiseren van communicatiesystemen. Bij afnemende bedrijven en opdrachtgevers kan hij bijvoorbeeld leiding geven aan de invoering van digitale dienstverlening en content management. • Het afnemende werkveld is breed en omvat internet- en multimediabedrijven, de mediasector, softwarehuizen, de overheid en de profit- en nonprofitsector. Voorts kan de afgestudeerde zich vestigen als zelfstandig ondernemer. • De werkveldvertegenwoordigers en de afgestudeerden die het panel heeft gesproken geven aan zich in het beroepsprofiel van de opleiding te kunnen vinden. Studenten kiezen vooral voor de opleiding vanwege de vormgevingsaspecten van het beroep.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
17
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studenten komen op veel manieren in aanraking met de beroepspraktijk. In de verschillende profielthema’s en de specialisaties is het onderwijs voor een belangrijk deel georganiseerd op basis van reële opdrachten van opdrachtgevers. Aan de hand daarvan wordt de verdieping in de theorie en de kennis van de beroepspraktijk aangebracht. Een voorbeeld daarvan is het profielthema ‘Implementatie, verandering en beleid’, waarin bij een vijftal gemeenten onderzoek is gedaan. In het profielthema ‘Digital publishing’ zijn opdrachten uitgevoerd voor een aantal bedrijven in het Noorden en het Midden van het land. Op basis van bestudering van het studiemateriaal stelt het panel vast dat de beroepspraktijk centraal staat. In de eerste twee jaren betreft het veelal simulaties op basis van relevante cases. In het derde en vierde jaar gaat het om reële situaties uit de beroepspraktijk. In de specialisaties (zie 2.2) is aandacht voor actuele ontwikkelingen, bijvoorbeeld door researchopdrachten over nieuwe toepassingsgebieden en technologieën. Het panel merkt op dat er naar verhouding weinig HCI (human computer interaction) theorie in de literatuur en het onderwijs aan bod komt en dat de gebruikte tool/methode in het onderdeel Commerciële Multimedia weinig actueel is. • In de profielthema’s en specialisaties worden tevens excursies uitgevoerd. In periode 3 legt de student bedrijfsbezoeken af om zich te oriënteren op de keuzemogelijkheden in het tweede jaar. Binnen de specialisatie Brand- en Designmanagement hebben studenten in het kader van de Dutch Design Week tentoonstellingen bezocht rond de Dutch Design Awards 2005, 80 jaar Philips Design en de Design Academy Eindhoven. Binnen het profielthema ‘Digital publishing’ is deelgenomen aan het congres Content management; • De studenten zijn in de stage en het afstuderen werkzaam in de praktijk. Beide hebben een omvang van 26 EC’s en voldoen daarmee aan de eisen van het HG-Onderwijskader ten aanzien van de praktijkcomponent. Tijdens de stage, geprogrammeerd in het derde jaar, lopen de studenten mee in een bedrijf en leren het bedrijf en de werkzaamheden kennen en participeren daarin. Daarnaast werken ze meestal aan een grote opdracht, het stageproject, dat vooral een uitvoerend karakter heeft. Verplicht onderdeel van de stage is een contextanalyse van het bedrijf en zijn omgeving. Er is een stagehandleiding voor studenten en een stagehandleiding voor stagebegeleiders. Beide bevatten relevante
18
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
•
•
•
•
informatie. Op basis van materiaalbestudering stelt het panel vast dat de stages van voldoende kwaliteit zijn naar inhoud en niveau. De studenten zoeken in principe zelf een stageplaats, maar de opleiding werft ook stageplaatsen. In het tweede studiejaar bereiden studenten zich in de studieloopbaanbegeleiding voor op de stage door middel van sollicitatietraining en het formuleren van de persoonlijke leerdoelen. De stagecoördinator beoordeelt de kwaliteit van de stageopdracht. Zo nodig wordt die, zo melden studenten, aangepast. Ongeveer 9% van de studenten heeft een buitenlandse stage gedaan. In de afstudeeropdracht staan onderzoek en advisering over een praktijkprobleem in een organisatie centraal. De studenten richten zich op de analyse van het probleem, het verkennen van oplossingsrichtingen, het adviseren over de oplossing en de implementatie daarvan. De student moet het probleem op systematische, planmatige en analytische wijze kunnen aanpakken. Het gaat om de integratie van kennis en inzicht, om een methodische aanpak, diepgang, creativiteit, een goede beroepshouding en vaardigheden en een efficiënte rapportage. De opleiding reikt daarvoor een methode aan in de vorm van een tien-stappen-plan en literatuur op het gebied van kwalitatief onderzoek. De studenten zoeken zelf hun afstudeeropdracht. De opdracht hoeft niet geheel in een bedrijf plaats te vinden. De opleiding werft ook zelf opdrachten. Er is een Regeling afstudeeropdrachten, bestemd voor studenten, docentbegeleiders en opdrachtgevers. Deze bevat relevante informatie. In het onderwijs wordt gebruik gemaakt van vakliteratuur. Voor veel onderwijseenheden worden bovendien readers gebruikt. De gebruikte literatuur bij de onderwijseenheden wordt vermeld op blackboard. Op basis van bestudering van het studiemateriaal stelt het panel vast dat er in het algemeen relevante en actuele literatuur wordt gebruikt van goed niveau. Voor de ict-onderdelen is dat in wat mindere mate het geval. Er wordt nog weinig Engelstalige literatuur gebruikt, maar er zijn concrete plannen om dat met ingang van het komende jaar voor de eerste twee studiejaren te veranderen. Overigens geven de studenten tijdens het gesprek met het panel aan dat er wel veel Engelstalige vakliteratuur wordt gebruikt. In het programma zijn onderwijseenheden op het gebied van basisvaardigheden van onderzoek opgenomen. De afstudeeropdracht heeft in belangrijke mate het karakter van een praktijkonderzoek. De gebruikte literatuur op het gebied van onderzoeksvaardigheden is naar de mening van het panel relevant en van voldoende niveau. Alle docenten zijn in principe ook begeleider van de stages en het afstuderen. In hun contacten met de bedrijven krijgen zij informatie over ontwikkelingen in de beroepspraktijk die ze gebruiken in het onderwijs. Voor diverse leerplanonderdelen maakt de opleiding gebruik van gastdocenten. De opleiding wil dat verder uitbreiden. Bovendien gaat ze praktijkprofessionals inzetten bij de verschillende thema’s en specialisaties. Zij moeten, samen met de adviesdeelraad, de actualiteit van de opdrachten, het lesmateriaal, de leerstof en de toetsing gaan beoordelen. In september 2006 wordt een start gemaakt met een leerwerkbedrijf, geleid door studenten, waaraan bedrijven en organisaties opdrachten kunnen verlenen die door studenten kunnen worden uitgevoerd in het kader van projecten of afstudeeropdrachten.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
19
•
Uit de SSA-enquête 2005, de blokenquêtes 2004/05 en het Keuzegidsonderzoek 2004 blijkt dat de studenten tevreden zijn over de beroepsgerichtheid en de actualiteit van de opleiding. Ook de stages en het studiemateriaal scoren positief. Uit door de opleiding uitgevoerd onderzoek over de stages komt naar voren dat studenten deze leerzaam en verrijkend vinden, dat hun theoretische kennis en beroepsmatige en sociale/communicatieve vaardigheden erdoor zijn toegenomen, dat ze hun persoonlijke leerdoelen hebben kunnen bereiken (score 6,9), dat ze tevreden zijn over de werkzaamheden en het behaalde resultaat (7,6) en dat de duur van de stage goed is (69,6%). De informatieverstrekking over de stage blijkt voor verbetering vatbaar te zijn (waarderingscijfer 5,3; 43,5% vindt het onvoldoende). De informatie over de doelstelling van de stage vindt 39,1% van de studenten onvoldoende.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het curriculum bestaat uit een propedeuse en een hoofdfase. Elk jaar is verdeeld in vier blokken van 10 weken (15 EC’s), in het derde en vierde jaar is de studie ingedeeld in semesters van 30 EC’s. In de eerste twee jaar staat in ieder blok een thema centraal. Het doel van de propedeuse is oriënterend en inleidend. Studenten maken kennis met basisbegrippen op het gebied van communicatiesystemen. In de hoofdfase zet de student steeds meer zijn eigen studiepad uit. In het tweede jaar zijn er nog vier verplichte themablokken CS (waarvan twee gemeenschappelijk voor Multimedia en Ontwikkeling en Multimedia en Vormgeving), maar vanaf het derde jaar kan de studieplanning per student variëren. De opleiding adviseert de student de koninklijke route te volgen, dat wil zeggen in het derde jaar de praktijkstage (blok 1 en 2) en vervolgens een eigen studieprogramma (blok 3 en 4, vrije ruimte van 30 EC’s). In het vierde jaar volgt de student een afstudeerspecialisatie (blok 1 en 2) en doet hij een afstudeerproject (blok 3 en 4). • In de propedeuse volgen de studenten vier themablokken, waarvan er twee ICM-breed zijn, 'Communicatiemiddelen en boodschappen' en 'Huisstijl'. Zij bieden een brede inleiding op het domein van communicatie, informatie en media en het verband tussen communicatie en toegepaste vormgeving. Daarnaast volgen de studenten twee specifieke themablokken op het gebied van communicatiesystemen: 'Professionele website', een eerste kennismaking met interactieve media, en 'Educatieve Multimedia', dat een verbreding geeft naar interactieve multimedia en de verdere integratie van tekst, beeld, film, animatie en geluid.
20
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
•
•
•
Vanaf het tweede jaar kiezen de studenten voor een richting: Multimedia en Ontwikkeling (MO) of Multimedia en Vormgeving (MV). De beide richtingen hebben twee gemeenschappelijke themablokken: 'Databases, informatie in model' en 'De interactieve organisatie'. Daarnaast zijn er twee specifieke thema's, voor MO 'Prototyping' en 'Dynamische websites'; voor MV 'Film en animatie' en 'Commerciële multimedia'. In het derde en vierde jaar kan de student zich verder specialiseren in 'Brand- en Designmanagement', 'Gaming en Simulatie' of 'Digitale Dienstverlening'. Hij leert een theoretische basis te geven aan adviezen en daarvoor onderzoek te doen en hij bereidt zich voor op het zelfstandig onderzoek doen in de afstudeerfase. In de specialisatie doorloopt de student de gehele beleids- en ontwikkelingscyclus. Studenten hebben in totaal een keuzeruimte van 60 EC’s, die bestaat in de vrije ruimte van 30 EC’s en tenminste één opleidingseigen specialisatie, eveneens 30 EC’s. In de vrije ruimte kunnen studenten kiezen uit een minor uit het hogeschool-brede aanbod of daarbuiten, voor een extra specialisatie of uit andere keuzeonderdelen. In de minors zijn mogelijkheden voor een schakelprogramma naar vervolgopleidingen aan de Rijksuniversiteit Groningen, zoals de masters Communicatie- en Informatiewetenschappen. Er wordt gewerkt aan meer schakeltrajecten, zoals naar de master Mens-machine Communicatie. ICM gaat op korte termijn minors aanbieden: International Communication (engelstalig), Communicatie en Journalistiek. De opleiding heeft in het Leerplanschema Communicatiesystemen (januari 2006) per periode aangegeven welke competenties en hbo-kwalificaties erin aan de orde komen. In het zelfevaluatierapport heeft ze bovendien een overzicht opgenomen waarin per hbokwalificatie is vermeld hoe en waar deze in het curriculum aan bod komt. De beide overzichten geven een beeld over de wijze waarop de eindkwalificaties in het curriculum zijn vertaald. In de Competentiematrix 2006 (april 2006) wordt nauwgezet per thema en per module aangegeven welke competentie aan de orde komt en op welke wijze deze wordt getoetst. Op basis van bestudering van het studiemateriaal stelt het panel vast dat de competenties goed in het curriculum herkenbaar zijn. Het is op basis van eigen waarneming tevens van mening dat het programma de Dublin descriptoren voldoende dekt. Kennis en inzicht komen voldoende aan bod, zij het dat de theoretische diepgang nog wat kan worden aangescherpt. Dit wordt bevestigd in het gesprek met studenten. De toepassing van kennis is zonder meer in orde en dat geldt ook voor de oordeelsvorming en de communicatieve vermogens. Ten aanzien van de leervaardigheden om verder te studeren maakt het panel de kanttekening dat creativiteit en reflectie sterker gestimuleerd kunnen worden. De ontwikkeling en het onderhouden van het onderwijsprogramma is in belangrijke mate toegewezen aan de curriculumcommissie. Die is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van het curriculumontwerp, in samenwerking met de projectleider Brede bachelor en een onderwijskundig adviseur, en voor de visie op het domein, de onderwijsvisie, de visie op internationalisering, het opstellen van competentiematrixen en leerplanschema’s en voor de notitie toetsbeleid. De uitvoering van de onderwijsontwikkeling vindt plaats in ontwikkelteams, aangestuurd door projectleider Brede bachelor. Studenten worden medeverantwoordelijk gemaakt via de Medezeggenschapsraad en de Opleidingscommissie.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
21
•
Volgens de Keuzegids 2004 zijn de studenten tevreden over het niveau van de studiestof, het aanbod van de keuzevakken en specialisaties en over de opleiding als geheel (scores 6.6-7.2). Ook de blokenquêtes geven een positief beeld. De studieonderdelen en opdrachten worden voldoende beoordeeld. De studenten zijn zeer tevreden over de mate waarin de inhoud van de blokken bijdraagt aan het verwerven van de competenties (score 90%). Qua moeilijkheid vindt 88% de onderdelen goed te doen.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de opbouw van het curriculum staan de beroepscompetenties centraal, die met behulp van een competentiematrix zijn verdeeld over het programma. De inhoudelijke opbouw is vormgegeven in vijf leerlijnen: de integrale leerlijn, de conceptuele leerlijn, de vaardighedenleerlijn, de studieloopbaanbegeleiding en de ervaringsreflectieleerlijn (De Bie en De Klein). In de integrale leerlijn staat het leren oplossen van aan het beroep ontleende problemen centraal. De studenten werken aan de hand van opdrachten in de vorm van casuïstiek of projecten die betrekking hebben op de beroepspraktijk. In de conceptuele leerlijn worden theorieën, modellen en methoden aangeboden die de student de conceptuele kennis biedt die hij nodig heeft voor zijn handelen in de beroepspraktijk. In de vaardighedenlijn gaat het om de toepassing van beroepsspecifieke (zoals het werken met softwarepakketten, cameratechniek, programmeren) en communicatieve en sociale vaardigheden (bijvoorbeeld projectvaardigheden, interviewen, adviseren, conflicthantering, onderhandelen). In de studieloopbaanbegeleiding reflecteert de student op zijn competentieverwerving en werkt hij aan zijn persoonlijk ontwikkelingsplan. In de ervaringsreflectieleerlijn wordt de basis gelegd voor de professionele beroepshouding. Hier gaat het om reflectie op en het veranderen van gedrag. Dit gebeurt in de stage en het afstuderen. Het opleidingsmanagement geeft tegenover het panel te kennen dat het de vakmatige inhoud in de leerlijnen verder wil versterken. • Binnen de blokken is het onderwijs thematisch geordend. Dat bepaalt de inhoudelijke en horizontale samenhang in de onderwijsperiode. De blokthema’s zijn gebaseerd op beroepstaken. Alle onderwijseenheden in een blok staan in het teken van het thema. Studenten vertellen het panel dat in de blokken eerst de theorie en de vaardigheden worden aangereikt en dat deze daarna worden toegepast in projecten. Zij zijn tevreden over de wijze waarop dat gebeurt. • Op basis van bestudering van het studiemateriaal stelt het panel vast dat de samenhang in het programma goed wordt vormgegeven. Het programma kent een goede opbouw met een duidelijke rode draad. De samenhang in de disciplines per thema en in de specialisaties is goed. Ook de samenhang tussen theorie en praktijk is in orde, zij het voor ict wat minder.
22
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
•
•
•
Met het oog op de keuzevrijheid, met name in het tweede deel van de studie, speelt de studieloopbaanbegeleider een belangrijke rol in de bewaking van de samenhang in het studieprogramma van de individuele student. Het managementteam en de curriculumcommissie zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de samenhang in het curriculum. De teamleider en de thema- en specialisatiecoördinatoren spelen een rol ten aanzien van het initiëren van verbeteringen. De samenhang in de uitvoering wordt bewaakt door de teamleider en het team en door de thema- en specialisatiecoördinatoren. Dat gebeurt aan de hand van de competentiematrix en het leerplanschema, waarin de longitudinale spreiding van kennis en vaardigheden in het programma zichtbaar is alsmede doublures, tekorten en onevenwichtigheden. Volgens de Keuzegids 2004 zijn de studenten tevreden over de samenhang in en de opbouw van het programma (6,7-6,9). Ook de blokenquêtes 2004/05 laten een positief beeld zien ten aanzien van de samenhang binnen en tussen de blokken (68%-66%). De samenhang tussen de onderdelen scoort in de SSA-enquête 2005: 74,9.
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het onderwijsprogramma is overzichtelijk ingedeeld in vier blokken per jaar van tien weken (15 EC’s) voor de eerste twee studiejaren en in twee semesters (30 EC’s) per jaar voor de laatste twee studiejaren. De blokken in de eerste twee studiejaren hebben 7-8 effectieve lesweken en 2 toetsweken. De toetsen zijn per periode evenwichtig gespreid (maximaal 7, overeenkomstig het hogeschool-kader), herkansingsmogelijkheden worden na elk volgende blok geboden. Elke periode in de eerste twee jaar heeft één thema met een aantal onderwijseenheden. Dat aantal voldoet aan eisen van het hogeschool-kader (maximaal 5 eenheden). Per blok hebben de studieactiviteiten in de eerste weken steeds betrekking op concepten en vaardigheden, in de laatste weken is steeds een integrerend project geprogrammeerd. De collegeroosters worden per periode opgesteld en zijn ongeveer drie weken van te voren bekend. • De meeste thema's worden meerdere keren per jaar aangeboden. Het is mogelijk om onderdelen van eerstejaars- en tweedejaarsthema’s in minimaal drie perioden te herkansen. Vertragende studenten kunnen zo hun achterstand snel inhalen en het biedt tevens mogelijkheden tot versnelling. Naast de septemberinstroom is er de mogelijkheid om in februari in te stromen. Dat vraagt wel het nodige maatwerk, met name voor de richting MO. • De opleiding kent één formele drempel, namelijk het bindend studieadvies na de propedeuse. De norm daarvoor is 40 EC’s na één jaar. Zes geoormerkte onderdelen (18
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
23
•
•
•
•
EC’s) moeten binnen het eerste jaar in ieder geval gehaald zijn. Deze onderdelen zijn gespreid over de verschillende thema’s en worden individueel getoetst volgens een spreiding in toetsvormen. De propedeuse moet in twee jaar behaald zijn. Tussentijds worden waarschuwingen gegeven respectievelijk na twee (bij minder dan 20 EC’s), drie (bij minder dan 30 EC’s) en zes perioden (als de propedeuse dan nog niet is gehaald). Voor de stage, de specialisatie en het afstuderen zijn instapvoorwaarden geformuleerd. Als daar niet aan wordt voldaan stelt de studieloopbaanbegeleider een planning op met de student. In de propedeuse wordt binnen de studieloopbaanbegeleiding aandacht besteed aan studie- en beroepsoriëntatie. Studenten kunnen na het eerste half jaar zonder studievertraging overstappen naar een andere opleiding binnen het Instituut. In het tweede studiejaar bereiden studenten zich in de studieloopbaanbegeleiding voor op de stage door middel van sollicitatietraining en het formuleren van de persoonlijke leerdoelen. In de Keuzegids 2004 scoort de haalbaarheid van het studieprogramma binnen de beschikbare tijd 6,9, de propedeuse een 7,1. De spreiding van tentamens en studielast scoort 6,4. Uit de Blokenquêtes 2004-2005 blijkt dat studenten aan de integrale opdrachten gemiddeld 81 uur besteden, terwijl er 107 uur is genormeerd. Aan andere studieonderdelen besteden ze gemiddeld 72 tegenover een norm van 67 uur. Volgens de SSA-enquête 2005 besteden studenten gemiddeld 24,7 uur per week aan de studie. Dat is 7,6 uur minder dan in 2003. Voor alle hogeschool-opleidingen is sprake van een daling. Het hogeschool-gemiddelde in 2005 is 26,5 uur per week. Voor de daling is geen verklaring. In het gesprek met het panel geven studenten aan dat ze het vooral druk hebben met de projecten. Vooral aan het eind van het blok zijn ze hele dagen op school. Uit het gesprek met studenten komt tevens naar voren dat de kleine kwaliteit steeds beter gaat. Met name aan het begin van de nieuwe opleiding was die niet goed. Jongerejaars ervaren weinig problemen. De uitslag van tentamens komt nog te vaak te laat. De mogelijkheden voor herkansingen van tentamens worden in de Keuzegids 2004 gewaardeerd met een 7,2.
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Toelaatbaar tot de opleiding zijn studenten met een vooropleiding havo, vwo en mbo4. • Studenten met verwante vooropleiding mbo worden zoveel mogelijk in aparte klassen ingedeeld. Studenten met een vwo- en havo-vooropleiding en niet-verwante mboopleidingen worden willekeurig ingedeeld. De belangrijkste toeleveranciers zijn de mbo-
24
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
•
•
•
•
opleidingen Ict-beheerder, Netwerkbeheerder, Middenkaderfunctionaris Kantoorautomatisering, Middenkaderfunctionaris Telematica en Systeembeheerder MKB. Voor mbo-studenten van verwante opleidingen is een specifieke vrijstellingsregeling die is opgenomen in de studiegids. Sinds 2003-2004 werkt de opleiding via het Project Beroepskolom samen met een aantal mbo-opleidingen aan 'zwaluwstaartprogramma's'. Studenten mbo kunnen in het laatste jaar competenties CS verwerven in een keuzeprogramma van een kwart tot een half jaar. Daardoor kan er een studieduur van ongeveer drie jaar worden gerealiseerd. Deze keuzeprogramma's worden door de mboinstellingen ontwikkeld in samenwerking met de opleiding CS. Vrijstellingen voor afzonderlijke onderdelen worden alleen verleend voor verwant onderwijs op vergelijkbaar niveau. De vrijstellingen kunnen worden ingezet in de vrije ruimte. Studenten met een propedeuse in een verwante hbo-opleiding kunnen worden toegelaten tot de hoofdfase CS na vergelijking van de programma's. Om de aansluiting op de vooropleiding te bevorderen worden studenten in de propedeuse intensief begeleid door een studieloopbaanbegeleider. Deze begeleiding is gericht op de oriëntatie op de studie en het beroep, op de studievoortgang en studievaardigheden en op self assessment en reflectie op competenties (vergelijk 4.2). Uit de Blokenquêtes 2004-2005 en de SSA-enquête 2005 blijkt dat de aansluiting op de vooropleiding kan worden verbeterd. De scores zijn respectievelijk 54% en 59,2. De SSA-enquête 2005 geeft op dit punt een daling te zien. In het gesprek met het panel noemen studenten de aansluiting in het begin van de studie moeilijk, maar na verloop van tijd wordt die beter. Docenten melden dat het voor mbo’ers hard werken is en dat sommige vakken voor havisten zwaar zijn. De voorlichting van de opleiding verloopt via de website, brochures, open dagen, beurzen, decanen, speciale bijeenkomsten voor mbo’ers en meeloopdagen. Uit onderzoek komt naar voren dat de voorlichting voor verbetering vatbaar is. Uit de studieloopbaanbegeleiding blijkt dat sommige studenten verkeerde verwachtingen hebben van de opleiding. De voorlichting is diverse keren aangescherpt en wordt binnenkort opnieuw aangepast. De opleiding doet regelmatig instroomonderzoek. Uit het gesprek van het panel met studenten komt naar voren dat de hoge uitval in de beginfase van de studie is te wijten aan een verkeerd beeld bij studenten over de opleiding. Dat was teveel bepaald door de vormgevingskant van de opleiding. De opleiding heeft inmiddels veranderingen aangebracht in het voorlichtingsmateriaal om het beeld meer in overeenstemming te brengen met de realiteit.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
25
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft een omvang van 240 EC’s. Per jaar zijn 60 EC’s geprogrammeerd, per blokperiode 15 EC’s. De major omvat 210 EC’s, de keuzeruimte voor de minor is 30 EC’s. De verdeling van de studiepunten over de verschillende onderwijseenheden is opgenomen in de Studiegids en in het Leerplansschema 2006.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Aan het onderwijs liggen drie principes ten grondslag: toenemende complexiteit in beroepstaken; toenemende zelfsturing door de student; van operationeel naar tactisch en strategisch denken en handelen. De student ontwikkelt zich van een beginnende tot een zelfsturende student en tot een beginnend beroepsbeoefenaar. De docent geeft steeds minder structuur en geeft meer advies op basis van concrete vragen van de student. De opleiding kiest voor competentiegericht en thematisch onderwijs. De leeromgeving is realistisch, bevat voldoende informatie, geeft modellen, voorziet in coaching en zorgt ervoor dat de sturing langzamerhand wordt overgelaten aan de student. Dat leidt tot een aantal veranderingen: van doceeractiviteiten van docenten naar leeractiviteiten van studenten; van vakgebonden leerstof naar contextgebonden competenties; van (deel)taken en fragmentatie naar authentieke beroepsproblemen en integratie. • De visie uit zich in de keuze van de werkvormen. In de integrale leerlijn werken studenten in projecten op basis van cases of real life opdrachten. In de conceptuele leerlijn wordt gewerkt met verschillende werkvormen, zoals hoorcolleges, werkcolleges, spreekuren, individuele of groepsconsulten en schriftelijke instructies. In de vaardighedenlijn wordt gewerkt met practica, trainingen, werkcolleges en demonstraties. De studieloopbaanbegeleiding vindt plaats in werkgroepen, intervisies, individuele gesprekken en assessments. De ervaringsreflectielijn bestaat uit stageopdrachten, het afstudeerproject en het examengesprek. • De gekozen werkvormen en de uitvoering daarvan scoren positief in de Keuzegids 2004, de blokenquêtes 2004/05 en de SSA-enquête 2005. De werkvormen passen bij de leerdoelen en de projectopdrachten worden als uitdagend ervaren (76%-83%). 60% vindt dat er sprake is van een balans tussen individueel en groepswerk. • Op basis van bestudering van het studiemateriaal en van gevoerde gesprekken stelt het panel vast dat de onderwijsvisie goed is uitgewerkt in de werkvormen en dat deze goed aansluiten op de leerdoelen en de leerstof. De keuze voor de werkvormen, gericht op theorie en praktijk, binnen de blokken is evenwichtig. Binnen de projecten zijn er zowel groeps- als individuele opdrachten. Wel merkt het panel op dat er in de keuze van de werkvormen meer aandacht zou kunnen zijn voor het stimuleren van de zelfwerkzaamheid en de creativiteit van de studenten.
26
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert verschillende toetsvormen: schriftelijke en mondelinge tentamens, projectopdrachten, (deel)producten (zoals een creatief concept, interactieontwerp, interfaceontwerp, programma van eisen, storyboard, programmacode), schriftelijke opdrachten (zoals essays en verslagen), mondelinge presentaties en assessments. Intercollegiaal overleg van docenten is regel bij het tot stand komen van de toetsen. Uitgangspunt is dat de toetsvormen aansluiten bij de leerdoelen. In de Competentiematrix 2006 (april 2006) wordt nauwgezet per thema en per module aangegeven welke competenties aan de orde komt en op welke wijze deze wordt getoetst. Op basis van bestudering van materiaal stelt het panel vast dat de beoordeling van de projecten op adequate wijze plaatsvindt. Dat gebeurt in het algemeen op criteria die relevant zijn met betrekking tot de inhoud. Voor de theorietentamens worden zowel multiple choice vragen als open vragen gebruikt. Deze sluiten goed aan op de leerdoelen en zijn van een passend niveau. Studenten uiten tegenover het panel hun tevredenheid over de toetsen. De criteria zijn hen vooraf duidelijk en over de beoordeling van de projecten vertellen ze dat ze zowel als groep als individueel worden getoetst. Naast groepsopdrachten zijn er individueel opdrachten die worden beoordeeld. • De stage wordt door de docentbegeleider beoordeeld aan de hand van de verslaglegging door de student, een tussentijdse en een eindbeoordeling door de begeleider in de stageorganisatie en de waarnemingen van de docentbegeleider zelf. Aan het einde van de stage levert de student een stageverslag op, waarin is opgenomen: de uitwerking van de contextanalyse; een beknopt verslag van de participerende werkzaamheden; een rapportage betreffende de specifieke stageopdracht. Daarnaast levert de student een evaluatieverslag in waarin het geheel van de stage wordt beschreven en waarbij de student ingaat op de persoonlijke leerdoelen en de eigen beroepsvaardigheden en beroepshouding. Voor de twee beoordelingen door de stagebegeleider van het bedrijf is er een beoordelingsformulier. Dat bevat beoordelingspunten aan de hand van de landelijke beroepscompetenties en een aantal algemene competenties met betrekking tot initiatief, communiceren, plannen, organiseren, resultaatgerichtheid et cetera Op basis van bestudering van materiaal stelt het panel vast dat de beoordeling van de stages goed is vormgegeven. Ze worden op inzichtelijke en adequate wijze getoetst aan de competenties. • Het afstuderen is de 'meesterproef', de afsluiting van de studie en is gekoppeld aan een praktijkopdracht in een organisatie. Het is een individuele activiteit, waarbij de student moet laten zien dat hij kan functioneren als beginnend beroepsbeoefenaar op hbobachelor niveau. Onderzoek en advisering staan centraal. De student analyseert het probleem planmatig met gebruikmaking van literatuuronderzoek. Hij verkent oplossingsrichtingen en adviseert en beargumenteert zijn oplossing en de implementatie daarvan. Het resultaat vindt zijn weerslag in een afstudeerrapport, al of niet met een © NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
27
•
•
prototype van een toepassing (zoals schetsen, documentatie, modellen of een elementaire applicatie). Het afstudeerproduct wordt altijd beoordeeld door twee docenten. Daarin wordt het advies van de bedrijfsbegeleider meegenomen. De beoordeling geschiedt op basis van een zevental punten: analyse van probleem en context, methodische aanpak, theoretische onderbouwing, verantwoording van gekozen oplossingen, conclusies en aanbevelingen, vormgeving, taal en stijl. Deze punten zijn opgenomen in een beoordelingsformulier, waarop de begeleidende docent het cijfer becommentarieert. Als het afstudeerrapport voldoende is beoordeeld volgt een examengesprek (vergelijk 6.1). Voor het eindgesprek zijn door de opleiding normen vastgesteld. Het panel merkt op dat de beoordelingspunten voor het afstuderen op zichzelf in orde zijn, maar dat de weging niet erg inzichtelijk is en dat de motivering van de beoordeling niet altijd duidelijk is. Voorts wordt er geen expliciet verband gelegd met de competenties. Het opleidingsmanagement wijst erop dat veel van de competenties in de loop van de opleiding worden getoetst. Dat is zichtbaar in de Competentiematrix 2006. Ten aanzien van de bewaking van de kwaliteit van de toetsen speelt de curriculumcommissie een belangrijke rol. Deze heeft inmiddels, uitgaande van het vastgestelde toetsbeleid van de Hanzehogeschool, een toetsnotitie opgesteld waarin het toetsbeleid ICM en de implementatie daarvan is uitgewerkt. Het beleid wordt met ingang van het studiejaar 2006-2007 ingevoerd. De curriculumcommissie gaat dan tevens fungeren als toetscommissie. Volgens de Keuzegids 2004, de blokenquêtes 2004/05 en de SSA-enquête 2005 zijn de studenten tevreden over de toetsing. De toetsen sluiten qua inhoud, vorm en niveau voldoende tot goed aan op de leerstof en de beoordeling is in overeenstemming met de criteria. Ook de feedback van docenten is voldoende. Volgens de Stage-evaluatie studenten opleiding CS (december 2005) oordelen de studenten positief over de beoordeling van de stage.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen hbo
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De afgelopen drie jaar is het docententeam als gevolg van de groei in het aantal studenten flink uitgebreid. Daarbij zijn vooral docenten aangenomen met recente ervaring in de beroepspraktijk. Van de in totaal 20 docenten van de opleiding hebben er 11 het werkveld recent verlaten of zijn nog werkzaam (cijfers 2005). Docenten die langer binnen het instituut werkzaam zijn hebben zich door scholing verder ontwikkeld in het beroepsdomein. Inzage van de CV’s van de docenten bevestigt dat. Het management
28
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
•
•
•
meldt het panel dat het in het algemeen tevreden is met de huidige samenstelling van het team. Bij verdere uitbreiding zoekt men verdere versterking van deskundigheid op het gebied van bedrijfs- en informatiekunde, modelleren, animatie, e-learning en mens- en machine interactie. Het team is inmiddels uitgebreid tot 27 docenten, waarvan 17 met (recente) werkervaring. Dat is hoger dan het streven van de opleiding van 50% (recente) werkervaring. De opleiding maakt daarmee haar streven ruimschoots waar. De opleiding borgt de aansluiting op de beroepspraktijk door alle docenten in te zetten op de begeleiding van stages en afstudeeropdrachten. Voorts nemen docenten deel aan werkveldexcursies voor studenten, congressen, docentstages en kenniskringen en zijn ze actief binnen beroepsverenigingen, zoals het Nederlands Genootschap voor Informatica, het Designmanagementnetwerk Nederland, de SGML/XML Users Group Holland. De opleiding wil aansluiting zoeken bij meer organisaties. Daarnaast worden er gastdocenten uit de praktijk ingezet en externe deskundigen bij examens. De opleiding heeft het voornemen meer te werken met gastdocenten, bijvoorbeeld in de vorm van lezingen van prominente professionals over onderwerpen die aansluiten bij de thema’s en de specialisaties. Ten aanzien van het kennisdomein van het instituut spelen twee lectoraten een rol: Business Intelligence en International Business & Communication. Zij vormen een schakel naar internationale bedrijven, instellingen en partnerscholen. Er is een start gemaakt met kenniskringen van docenten. Een van de docenten van de opleiding werkt aan een promotie in het kader van het lectoraat Business Intelligence. Het Instituut streeft naar een lectoraat op het gebied van Communicatie. Het panel stelt vast dat de concrete rol van de lectoraten ten aanzien van het onderwijs nog vorm moet krijgen. Studenten geven in het gesprek met het panel te kennen goed te spreken te zijn over de praktijkkennis en -ervaring van de docenten. Ze vinden dat de docenten in het onderwijs veel voorbeelden geven uit de praktijk. Werkveldvertegenwoordigers bevestigen dat, zij het dat zij wel melding maken van onderlinge verschillen op dit punt. Het komt ook voor dat een begeleidende docent bij het afstuderen niet op de hoogte is van het vakgebied. Ze hebben er echter begrip voor dat de docenten uiteraard niet op de hoogte kunnen zijn van alle specialismen.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het Instituut is de afgelopen jaren sterk gegroeid. Het beschikt over 66 docenten in een omvang van 50,95 fte. De opleiding CS wordt voor het grootste deel (81,3%) verzorgd door het CS-team bestaande uit 20 docenten. 10,5% wordt verzorgd door 10 docenten uit het P-team. 11 docenten uit het CO-team verzorgen 8,2% van het onderwijs. Voor de directe uitvoering van het onderwijs CS (exclusief onderwijsontwikkeling en projecten) is 14,66 fte beschikbaar. Ontwikkel- en projecturen meegerekend is de student/docent ratio © NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
29
•
•
33,27. Het streven is een ratio van 30. Voor 2006-2007 verwacht de opleiding aan de streefnorm te kunnen voldoen. In de periode 2005-2010 verwacht de opleiding een verdere groei van 658 naar 826 studenten. Door de gerealiseerde groei is er voor 20062007 ruimte ontstaan voor uitbreiding van het docententeam. Dan zal ook de klassegrootte worden verkleind naar maximaal 30 studenten. Dat geeft ruimte voor verdere onderwijsontwikkeling en -verbetering en voor het inwerken van nieuwe collega’s. Daarvoor bestaat reeds beleid, waarbij nieuwe collega’s een mentor krijgen toegewezen. Door de werkdruk is dat de laatste jaren echter achterwege gebleven. Volgens het personeelsonderzoek (Onderzoek waardering personeel Communicatiesystemen 2005) vindt slechts 25% de werkdruk acceptabel. Dat komt overeen met het geconstateerde verschil tussen de werkelijke werktijd en de aanstellingsomvang. De evaluatieresultaten in de Keuzegids 2004, de blokenquêtes 2004/05 en de SSA-enquête 2005 geven aan dat de studenten tevreden zijn over de beschikbaarheid van de docenten. De scores zijn respectievelijk 6,2, 81% en 66%. De als hoog ervaren werkdruk heeft dus geen grote nadelige gevolgen voor de beschikbaarheid van de docenten voor de studenten. In het gesprek met het panel geven studenten aan dat sommige docenten het wel druk hebben, maar dat het altijd mogelijk is een afspraak te maken. Docenten zeggen tegenover het panel dat de werkdruk vooral de afgelopen twee jaar erg hoog is geweest. Dat was het gevolg van de groei en van de omslag naar het competentiegerichte onderwijs. Ze hebben het idee dat er nu meer ruimte ontstaat. Binnen de docentaanstelling is een ruimte van 20% gecreëerd voor ontwikkelwerk en dergelijke. Uit het gesprek met de docenten heeft het panel een positieve indruk gekregen van de inzet en het enthousiasme van het team. Er heerst een goede, inspirerende sfeer. Dat beeld komt ook naar voren uit (de scores op overige vragen in) het genoemde personeelsonderzoek. Het ziekteverzuim van de opleiding in 2004-2005 is 5%, dat is 0,5% onder de streefwaarde van de hogeschool. Het kortdurend verzuim in hetzelfde jaar is 3,3%. De streefwaarde is 3%. Het instituut heeft een verzuimprotocol waarin de rollen en verantwoordelijkheden ten aanzien van het terugdringen en voorkomen van ziekteverzuim zijn vastgelegd.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Op basis van inzage van curricula vitae stelt het panel vast dat het opleidingsniveau van de docenten en andere medewerkers passend is. Docenten hebben relevante opleidingen hoger onderwijs gevolgd. In veel gevallen hebben zij zich uitvoerig bijgeschoold op terreinen die betrekking hebben op het domein van communicatiesystemen.
30
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
•
•
•
•
•
Met het oog op de nieuwe organisatie van het onderwijs in Schools worden teamleiders geschoold in hun nieuwe rol, bijvoorbeeld in het voeren van functioneringsgesprekken. Voor docenten betekent het nieuwe onderwijs meer samenwerking in de thema- en specialisatieteams. Wederzijdse feedback en intervisie worden gezien als belangrijke middelen om dat te bevorderen. Voor het nieuwe onderwijs moeten alle docenten zich scholen op het gebied van de ontwikkelingen in het vakgebied (via monitoring van het werkveld, kennisdeling, docentstages, vakliteratuur, congressen, symposia, cursussen en opleidingen); van coaching en studieloopbaanbegeleiding; en van toetsen en assessments voor het beoordelen van verworven competenties. De helft van het scholingsbudget, 2% van het totale opleidingsbudget, wordt bestemd voor studiedagen en algemene scholing op instituutsniveau. De andere helft is verdeeld over de teams. In het Deskundigheidsbevorderingsplan team hoofdfase CS/IDM (november 2005) wordt het beleid ten aanzien van de deskundigheden van de docenten uitgezet en wordt gesteld dat 50% van de onderwijsgevenden moet beschikken over relevante en recente werkervaring in de praktijk; dat 80% van de onderwijsgevenden stage- en afstudeerbegeleiding in zijn pakket heeft; dat alle docenten twee, uiterlijk drie jaar na aanstelling beschikken over een getuigschrift voor didactische bekwaamheid; dat minimaal twee docenten een bepaald curriculumonderdeel beheersen; dat alle onderwijsgevenden op de hoogte zijn van alle thema’s en specialisaties; dat docenten competentiegericht kunnen toetsen en goede toetsen kunnen ontwerpen; en dat tenminste één thema internationaal en Engelstalig wordt aangeboden. Scholing wordt georganiseerd tegen de achtergrond van deze doelen. Zo is bijvoorbeeld vastgesteld dat bijscholing nodig is met betrekking tot PHP, XML, Visual Basic, SQL, UML en animatie om te bereiken dat steeds twee docenten op deze gebieden inzetbaar zijn. En om elkaar bekend te maken met de inhoud van thema’s en specialisaties wordt in (vrijwel) iedere teamvergadering een presentatie gegeven over een thema of specialisatie. Een aantal medewerkers volgen scholing op het gebied van toetsen, studieloopbaanbegeleiding en Engels. Jaarlijks worden door de teamleiders (voor de propedeuse en de hoofdfase) functioneringsgesprekken gehouden met de medewerkers. Het competentieprofiel staat daarin centraal. In de gesprekken worden onder meer afspraken gemaakt over deskundigheidsbevordering. Docenten uiten tegenover het panel hun tevredenheid over de functioneringsgesprekken. In de Keuzegids 2004 scoort de vakinhoudelijke deskundigheid van de docenten 7,1. De didactische kwaliteiten scoren in dit onderzoek 6,3, in de blokenquêtes 2004-2005 varieert dat van 66%-86%. De begeleiding van de docenten scoort in de blokenquêtes 61%, in de SSA-enquête 2005 71%. In het gesprek met het panel noemen de studenten een aantal docenten vakinhoudelijk zeer goed. De didactische vaardigheden zijn volgens hen sterk verbeterd. In het begin waren die soms slecht. Volgens het Onderzoek waardering personeel Communicatiesystemen 2005 is het personeel ontevreden over de aandacht voor scholingswensen (44% is tevreden). Het management neemt deze uitslag serieus en neemt zich voor de scholingswensen nadrukkelijker in de functioneringsgesprekken aan de orde te stellen. Van de gecreëerde ruimte van 20% binnen de docentaanstelling (vergelijk 3.2) is de helft gereserveerd voor deskundigheidsbevordering. Volgens het onderzoek ziet 69% van de ondervraagden
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
31
voldoende ontwikkelmogelijkheden in het werk en voelt 70% zich voldoende onderwijskundig gekwalificeerd. In de resultaten van het onderzoek valt op dat het personeel bijzonder tevreden is over de cultuur en de sfeer binnen de opleiding en het team en over de werkzaamheden. Ook uit het gesprek met het panel komt een zekere trots naar voren over het team en over wat men samen heeft bereikt.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het instituut ICM is gehuisvest in twee gebouwen op het Zernikecomplex. Momenteel wordt gewerkt aan nieuwbouw. Dat zal er toe leiden dat het instituut met ingang van 1 januari 2007 in zijn geheel in een van de beide gebouwen zal zijn ondergebracht. • De opleiding heeft de beschikking over ruimten voor individueel werken, in multimediaen stiltewerkplekken; voor het werken in (project)groepen, in projectruimten; voor het verwerven van vaardigheden, in multimedia - en videolokalen; voor het verwerven van kennis(concepten), in theorielokalen, collegezalen en multimediawerkplekken; en voor reflectie en coaching, in spreekkamers. Voorts zijn er vaste werkplekken voor medewerkers met een aanstelling van 0,6 fte of meer; een personeelsruimte voor informele ontmoetingen; een receptie en informatiebalie voor studenten. Tot slot zijn er een restaurant, een reprowinkel en grafisch centrum, een boekhandel en andere algemene voorzieningen. Na de herhuisvesting beschikt de opleiding tevens over ruimten die geschikt zijn voor presentatie van multimediaproducties en voor professionele communicatie (presentaties, voorlichting, advisering, congressen/events). • ICM beschikt over eigen multimediavoorzieningen en eigen servers. Het heeft zeven eigen multimedialokalen met 20 vaste werkstations en 12 inplugpunten. In totaal zijn er 244 werkplekken. Daarnaast is er een draadloos netwerk met een capaciteit van 390 draadloze werkplekken. Op een populatie van 1695 studenten betekent dit een ruime beschikbaarheid. Voor de desktops zit het instituut precies op de norm van de hogeschool, voor de inplugpunten boven de norm (1:3 tegen een norm van 1:6). Voor de software kiest de opleiding voor de marktleiders in het werkveld. • De opleiding maakt gebruik van de elektronische leeromgeving van de hogeschool. Voor alle onderwijsthema’s, specialisaties, stage, afstuderen en keuzeonderdelen wordt gebruik gemaakt van het webgebaseerde Blackboard. Daarnaast wordt het gebruikt als communicatiekanaal voor informatie aan studenten (vergelijk 4.2). • In de HanzeMediatheek zijn boeken, tijdschriften, scripties, stageverslagen en audiovisueel materiaal met betrekking tot de opleiding Communicatiesystemen beschikbaar. De HanzeMediatheek maakt deel uit van een landelijk netwerk van 32
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
•
•
collecties, waaronder die van de Rijksuniversiteit Groningen. Ook is er toegang tot een groot aantal online databases, met artikelen uit kranten en vaktijdschriften. Tijdens een rondleiding heeft het panel zich een beeld gevormd van de studie- en werkplekken voor studenten, de werkplekken van docenten, de mediatheek, de ictvoorzieningen en de practicumlokalen. Het panel stelt vast dat de voorzieningen in het algemeen in orde zijn. Wel is meer toegang tot software gewenst (ruimere licenties) en kan de apparatuur in de projectruimten worden verbeterd. De faciliteiten worden volgens de SSA-enquête 2005, de blokenquêtes 2004/05 en het Keuzegidsonderzoek 2004 in het algemeen positief gewaardeerd. Uitzondering daarop vormt de waardering over de computer- en notebookwerkplekken, het aantal printfaciliteiten en de beschikbaarheid van ruimten voor zelfstudie en voor groepswerk in de SSA-enquête. Deze punten scoren in de Keuzegids en de Blokevaluaties echter wel positief. Dat komt overeen met de gegevens van de oplediing en het beeld van het panel op basis van de rondleiding. Daaruit komt echter wel een probleem ten aanzien van de beschikbaarheid van software naar voren. In het gesprek met het panel zijn de studenten positief over de beschikbaarheid van ruimten voor zelfstudie. Uit een in januari 2006 gehouden ICM-enquête blijkt volgens het zelfevaluatierapport dat de openingstijden van de helpdesk toereikend zijn; dat de helpdesk voldoende klantvriendelijk is; dat er behoefte is aan openstelling op een aantal avonden; dat de capaciteit voor het werken buiten de lesuren om wordt als zeer beperkt wordt ervaren; dat de beschikbaarheid van ict-faciliteiten tijdens de lessen enigszins verbeterd kan worden; dat het aanbod aan software adequaat is; en dat het aanbod van te lenen beamers, fotocamera’s en videocamera’s uitgebreid kan worden. Op de laatste twee punten is nader onderzoek gewenst. Op basis van de uitkomsten wordt overwogen het aantal multimedialokalen uit te breiden. Daarnaast wordt de openstelling uitgebreid van één avond naar drie avonden. Tenslotte wordt er een proef uitgevoerd rond de mogelijkheid documenten en bestanden op het eigen netwerk ook vanaf de thuiswerkplek of elders te kunnen benaderen. Als dat succesvol blijkt zal deze mogelijkheid vanaf het volgend cursusjaar algemeen aangeboden worden.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Met ingang van 2004-2005 heeft ICM een systeem van studieloopbaanbegeleiding ingevoerd, omdat dat beter aansluit bij het competentiegerichte onderwijs dan het voordien gehanteerde mentorsysteem.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
33
•
•
•
•
34
De studieloopbaanbegeleiding concentreert zich in de propedeuse op studieoriëntatie; beroepsoriëntatie; studievoortgang en studievaardigheden; en op self assessment en reflectie op competenties. Er wordt gebruik gemaakt van klassikale bijeenkomsten, individuele gesprekken, intervisiegroepen en van diverse opdrachten om het begeleidingstraject te sturen en te structureren. In periode 1 ligt het accent op kennismaking met de organisatie en de werkwijzen binnen de opleiding. In periode 2 ligt het accent op de beroepsoriëntatie. In periode 3 verdiept de student zich nader in de door hem gekozen opleiding en het beroep en oriënteert hij zich op de keuzemogelijkheden voor de hoofdfase. In periode 4 stellen studenten een persoonlijk ontwikkelingsplan op en een studieovereenkomst voor het tweede jaar. Aan het einde van het studiejaar vindt een individueel eindgesprek tussen student en studieloopbaanbegeleider ter bespreking van de studievoortgang, de studieovereenkomst, het POP en de beoordeling van het portfolio. Tijdens dit gesprek ontvangt de student advies over voortzetting van de studie. Studieloopbaanbegeleiding in de propedeuse levert 4 EC’s op. Deze zijn opgenomen in de eisen voor het ‘kwalitatieve’ bindend studieadvies. In de hoofdfase is de studieloopbaanbegeleiding gericht op de studievoortgang; oriëntatie op programmering en planning van het derde en vierde jaar (met name de invulling van de vrije ruimte en de keuze van een specialisatie); beroepsoriëntatie en oriëntatie op het werkveld (met het oog op de stage en de afstudeeropdracht); reflectie op competenties, binnen afzonderlijke thema ’s en over de gehele studieloopbaan (reflectieverslagen, persoonlijk ontwikkelingsplan en portfolio); en self assessment: ter voorbereiding op de stage (assessment in de vorm van een sollicitatietraining). Daarnaast zijn in het derde en vierde jaar trainingen Adviseren en Conflicthantering en Onderhandelen verplicht, met het oog op de onderzoekende, analyserende en adviserende rol die de student in de afstudeerfase vervult. In het tweede jaar is de studieloopbaanbegeleiding nog onderdeel van een klassikale jaarprogrammering. Naast individuele opdrachten en gesprekken vinden dan klassikale bijeenkomsten plaats. De studieloopbaanbegeleider vervult vijf verschillende rollen voor de student. Hij treedt op als coach; als beoordelaar; als consulent ten aanzien van de studieroute van studenten; als contactpersoon bij het verwijzen naar documenten, diensten (zoals het decanaat) of andere medewerkers; als contractpartner bij het opstellen en beoordelen van de studieovereenkomst; en als monitor voor de kwaliteit van het onderwijs (doorspelen van signalen en terugkoppelen daarvan). De coördinator studieloopbaanbegeleiding is verantwoordelijk voor de organisatie van de studieloopbaanbegeleiding: overleg, afstemming, intervisie, opstellen of aanpassen van handleidingen voor studieloopbaanbegeleiding, bewaken van het longitudinale aspect van studieloopbaanbegeleiding en het inbrengen van verbeterpunten bij het management van het instituut. De taken van de studieloopbaanbegeleider in de propedeuse zijn begroot op 144 uur per klas (voor 4 EC’s). Voor het tweede jaar is de omvang van het takenpakket gesteld op 120 uur (voor 2 EC’s). Voor jaar 3 en 4 is de ureninzet in totaal 80 uur. Tijdens de stage en het afstuderen wordt de student begeleid door een docentbegeleider en een begeleider van het bedrijf. De stage- respectievelijk afstudeercoördinator organiseert het proces. Alle docenten begeleiden stages en afstudeerprojecten. Tijdens de stage bezoekt de docentbegeleider de student tenminste tweemaal. Tijdens het
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
•
•
•
•
afstuderen zijn er regelmatig voortgangsgesprekken. Na vier weken moet de student een plan van aanpak hebben dat is goedgekeurd door de begeleidende docent en een tweede docent. Uit de Keuzegids 2004 en de SSA-enquête 2005 blijkt dat de studiebegeleiding juist voldoende scoort. In het gesprek met het panel noemen studenten de studieloopbaanbegeleiding goed. Met name eerste- en tweedejaars studenten zijn tevreden. Ze worden goed begeleid naar het zelfstandig kunnen functioneren. De derdeen vierdejaars studenten geven aan dat de begeleiding ten opzichte van de eerste jaren is verbeterd. De meningen over de afstudeerbegeleiding onder afgestudeerden die het panel heeft gesproken lopen uiteen van ‘goed’ tot ‘te weinig begeleiding’. Volgens de Stage-evaluatie studenten opleiding CS (december 2005) oordelen de studenten positief over de stagebegeleiding, zowel door het bedrijf als door de opleiding. Voor de informatievoorziening wordt gebruik gemaakt van de Hanze Elektronische Leeromgeving (HELO), dat onder meer toegang biedt tot Blackboard en het studievoortgangsregistratiesysteem Progress. Blackboard bevat algemene en opleidingsspecifieke informatie. Er is algemene informatie te vinden over het studentenstatuut en andere regelingen voor studenten en informatie van het instituut en de opleiding, zoals de studiegids, roosters, verslagen van vergaderingen en een overzicht van medewerkers. Verder worden er algemene mededelingen op gepubliceerd. Ook beschrijvingen van curriculumonderdelen, sheets van lessen, opdrachten, handleidingen, achtergrondmateriaal en ander onderwijsmateriaal is er op te vinden. Voor de registratie van de studievoortgang wordt gebruik gemaakt van Progress. Studenten en docenten kunnen via een webapplicatie op ieder gewenst moment een overzicht opvragen van individueel behaalde resultaten. Daarnaast kunnen studievoortgangsgegevens van studenten op het niveau van cohorten of klassen worden opgevraagd. Docenten kunnen rechtstreeks resultaten invoeren. Dat heeft het proces van invoeren versneld, maar de resultaten worden niet altijd tijdig ingevoerd. Studenten kunnen de webapplicatie ook gebruiken om zich in te schrijven voor tentamens en zich aan te melden voor keuzeonderdelen en specialisaties. Ze kunnen zo ook melden wanneer ze stage lopen of afstuderen. In de Keuzegids 2004 en de SSA-enquête 2005 oordelen de studenten positief over de informatievoorziening. De opleiding blijkt niet aan de gestelde eis te voldoen dat de tentamenuitslagen binnen 15 dagen bekend moeten zijn. Tegenover het panel verklaren studenten dat de informatievoorziening in het algemeen goed verloopt en dat de ‘kleine kwaliteit’ verbetert. Over de informatie in het studievoortgangssysteem zijn ze niet tevreden. Werkveldvertegenwoordigers worden voldoende door de opleiding geïnformeerd over de inrichting van de stages.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
35
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het instituut ICM heeft haar kwaliteitszorgbeleid vastgelegd in het Kwaliteitszorgplan 2005-2006. Het beleid sluit aan op dat van de Hanzehogeschool, dat is gebaseerd op het EFQM-model en de PDCA-cirkel. Het Kwaliteitszorgplan bevat een beschrijving van de borging van de kwaliteitszorg en gaat in op de betrokkenen en hun taken, de overleg- en besluitvormingsstructuur, het tijdpad en het activiteitenplan voor de kwaliteitszorg. Elke School stelt een School Strategisch Plan op voor vier jaar en daarvan afgeleid een Schooljaarplan. In het Schooljaarplan zijn jaardoelen en prestatie-indicatoren opgenomen. Daarbij worden tevens streefwaarden genoemd. Streefwaarden zijn tevens opgenomen in het Management Dashboard. Een interne website met kengetallen geeft inzicht in rendementen. Op basis van de doelen in het Schooljaarplan sluit de dean van het instituut met het College van Bestuur een managementcontract. In de managementrapportages worden de resultaten op de streefwaarden beoordeeld. Het panel heeft zich op basis van materiaalbestudering een beeld gevormd van de genoemde documenten en is van oordeel dat het kwaliteitszorgbeleid goed is vormgegeven en dat er goed uitvoering aan wordt gegeven. • In het Schooljaarplan zijn teamjaarplannen opgenomen die de activiteiten en beoogde resultaten benoemen, voorzien van een tijdsplanning en een prioritering. De activiteiten betreffen onder meer teambuilding, onderwijsontwikkeling en studentzaken. De jaarplannen hebben betrekking op het propedeuseteam en op de onderscheiden hoofdfaseteams, waaronder het team CS. • In het zelfevaluatierapport is een tabel opgenomen waarin een goed inzicht wordt gegeven in de gehanteerde meetinstrumenten met vermelding van de centrale vraagstelling daarvan, de afnamefrequentie en de verantwoordelijke voor het inzetten van verbeteracties. Daarbij is een onderscheid gemaakt in de waardering door studenten (8 instrumenten), personeel (2), werkveld en alumni (3) en de overheid (3). Onder studenten worden onder meer blokenquêtes afgenomen (na ieder blok), de SSA-enquête (hogeschoolinstrument, jaarlijks) en stage-evaluaties (jaarlijks). Bovendien worden verdiepingsonderzoeken (zoals panelgesprekken met studenten) gedaan naar aanleiding van de blokenquêtes en de SSA-enquête. Verder wordt er onder meer tweejaarlijks een Onderzoek waardering personeel gehouden en een Onderzoek onder stage- en afstudeerbedrijven. Eens per drie jaar wordt er een interne EFQM-audit gehouden. Op basis van materiaalbestudering stelt het panel vast dat de instrumenten van goede kwaliteit zijn en adequaat worden ingezet.
36
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Kwaliteitszorgplan 2005-2006 zijn de verantwoordelijkheden en de overleg- en besluitvormingsstructuur beschreven, onder meer ten aanzien van verbeteracties op basis van evaluaties. • De resultaten van onderwijsevaluaties worden besproken in diverse overlegvormen. De resultaten van de blokenquêtes worden besproken in het managementteam, teamoverleggen en in (blok)thema- of specialisatieoverleggen. Deze formuleren voorstellen voor verbetering. De teamleider en de (blok)thema- of specialisatiecoördinator beoordelen de uitvoerbaarheid en haalbaarheid van de voorstellen. De thema- en specialisatiecoördinatoren zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de verbeterplannen en het bewaken de voortgang. Over de voortgang wordt vervolgens gerapporteerd aan studenten en docenten. Het panel heeft een voorbeeld daarvan ingezien, in de vorm van een beknopt overzicht van ondernomen verbeteracties in de propedeuse op basis van blokenquêtes en van ervaringen van docenten. • De opleiding geeft in haar zelfevaluatierapport aan dat door de hoge werkdruk en de voortgaande instroom van nieuwe docenten de beschreven kwaliteitszorgprocedures in de afgelopen twee jaar nogal onder druk zijn komen te staan. Hoewel er in voldoende mate aandacht is besteed aan analyse van problemen en er verbeteringen zijn doorgevoerd heeft de borging van dit proces te wensen overgelaten. Met name de terugkoppeling naar studenten omtrent verbeterplannen en de voortgang daarin is in veel gevallen achterwege gebleven. Ook uit het onderzoek naar de waardering door het personeel komt naar voren dat 36,4% van de medewerkers van oordeel is dat de uitkomsten van onderwijsevaluaties niet tijdig worden gecommuniceerd. Inmiddels is de rapportage van de uitkomsten van blokenquêtes versneld. Deze komen binnen drie weken terecht bij de teamleider en vervolgens bij de thema- en specialisatiecoördinatoren. • Uit de SSA-enquête 2005 komt naar voren dat studenten vinden dat hun oordeel wordt gebruikt voor de verbetering van het onderwijs (score 72,1). Dat wordt bevestigd in het gesprek van het panel met studenten. • In aansluiting op de analyse in het zelfevaluatierapport heeft de opleiding een Samenvatting Ontwikkel- en verbeteracties CS (april 2006) opgesteld. Daarin is een aantal verbeteronderwerpen genoemd, die volgens een vast format worden uitgewerkt. Elk gesignaleerd probleem wordt voorzien van een indicator voor verbetering en van acties met benoeming van de verantwoordelijke functionaris en de borging (termijn waarop de verbetering moet zijn gerealiseerd). Tevens worden implementatievoorwaarden benoemd en worden verwijzingen opgenomen naar het zelfevaluatierapport en naar het kwaliteitszorgplan.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
37
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studenten worden bij de opleiding betrokken door middel van evaluaties (vergelijk 5.1) en overleg in de Instituutsmedezeggenschapsraad (IMR) en de opleidingscommissie. • Medewerkers worden betrokken via enquêtes (vergelijk 5.1) verschillende overlegvormen: de instituutsmedezeggenschapsraad, de opleidingscommissie en de teams, die eenmaal per zes weken bijeenkomen; de curriculumcommissie, eenmaal per twee weken; de blok/ontwikkelteams, tweemaal per blok; de examencommissie, tweemaal per maand; en de studiedagen/instituutsoverleg, driemaal per jaar. • Het werkveld wordt bij de opleiding betrokken via onderzoek (vergelijk 5.1) en via de Advies(deel)raad. ICM heeft een Adviesraad die bestaat uit deelraden voor de verschillende opleidingen. De adviesdeelraad voor de opleiding CS bestaat sinds maart 2005 en heeft sindsdien enkele keren vergaderd. Daarbij is gesproken over de landelijke competenties en over het niveau van de afgestudeerden. In de Adviesraad is onder meer gesproken over internationalisering, over lectoraten, over brede bachelors, over stages en over het leerwerkbedrijf. Leden van de Adviesdeelraad treden bovendien op als gecommitteerde bij eindexamengesprekken. In het gesprek met het panel geven werkveldvertegenwoordigers aan dat de stages en het afstuderen goed worden geëvalueerd en dat de opleiding daar lering uit trekt. • Het instituut ICM maakt voor de evaluatie onder afgestudeerden gebruik van de HBOMonitor. Gezien de jonge leeftijd van de opleiding zijn afgestudeerden CS in dit kader nog niet ondervraagd. ICM geeft het blad KLIK uit voor al haar afgestudeerden en organiseert tweejaarlijks een alumnicongres, waar afgestudeerden, docenten, studenten en werkveld met elkaar kunnen netwerken en informatie uitwisselen over de actualiteit van het programma. • Volgens de SSA-enquête 2005 zijn de studenten tevreden over de wijze waarop de medezeggenschap op het instituut is geregeld (score 82,8). • Uit het Onderzoek waardering personeel Communicatiesystemen 2005 blijkt 100% tevredenheid over de inspraak bij het tot stand komen van het beleid van het team. Uit de resultaten blijkt een gevoel van betrokkenheid bij de opleiding. Op het punt van de betrokkenheid bij de onderwijsvernieuwing zijn de resultaten moeilijk te duiden. Enerzijds vindt men dat men zelf een actieve rol daarin kan vervullen (80%), anderzijds is slechts 18% tevreden over de manier waarop het vernieuwingsproces verloopt en is 40% tevreden over het functioneren van de verbetergroepen, ontwikkelteams en projectgroepen.
38
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het afstuderen is de 'meesterproef', de afsluiting van de studie en is gekoppeld aan een praktijkopdracht in een organisatie. Het is een individuele activiteit, waarbij de student moet laten zien dat hij kan functioneren als beginnend beroepsbeoefenaar op hbobachelor niveau. Onderzoek en advisering staan centraal. De student analyseert het probleem planmatig met gebruikmaking van literatuuronderzoek. Hij verkent oplossingsrichtingen en adviseert en beargumenteert zijn oplossing en de implementatie daarvan. Het resultaat vindt zijn weerslag in een afstudeerrapport, al of niet met een prototype van een toepassing (zoals schetsen, documentatie, modellen of een elementaire applicatie). Het afstudeerrapport wordt beoordeeld door twee docenten. Daarin wordt het advies van de bedrijfsbegeleider meegenomen (vergelijk 2.8). Als het afstudeerrapport voldoende is beoordeeld volgt een examengesprek met de begeleidende docent en een vertegenwoordiger uit het werkveld (bijvoorbeeld een lid van de Adviesdeelraad). Deze laatste neemt actief deel aan het gesprek door vragen te stellen en praktijkcases voor te leggen. Na elke afstudeerronde (vijf maal per jaar) nemen de betrokken werkveldvertegenwoordigers deel aan de inhoudelijke evaluatie. Op een enkel voorbehoud na is volgens de opleiding het oordeel van het lid van de Adviesdeelraad positief. • Het panel heeft tien afstudeerproducten ingezien. In het algemeen zijn de opzet van het onderzoek, de leesbaarheid en de probleemstelling in orde. Ook de uitwerking van de probleemstelling, de gebruikte methodes en het gebruik van literatuur is voldoende, zij het dat er soms sprake is van weinig creativiteit. Dat weerspiegelt zich echter in de beoordeling door de docenten. Die is adequaat. Het panel is van mening dat sprake is van een voldoende hbo-bachelor niveau. • De opleiding heeft in december 2005/januari 2006 een enquête afgenomen onder begeleiders van stages en afstudeeropdrachten. De resultaten zijn positief, hoewel ze met voorzichtigheid moeten worden gehanteerd, aangezien er sprake was van een lage respons (13%). De begeleiders oordelen positief over de theoretische kennis, de beroepsvaardigheden en de sociale en communicatieve vaardigheden van de studenten. Verder zijn ze tevreden over de organisatie van de stage/ het afstuderen, over de samenwerking met de opleiding, over de begeleiding door de opleiding en over de bijdrage van de stage/ het afstuderen aan de organisatiedoelstelling en over de uitgevoerde werkzaamheden en het eindresultaat. • Werkveldvertegenwoordigers geven tegenover het panel aan dat zij positief zijn over het niveau van de afgestudeerden. Ze nemen afgestudeerden in dienst. Ze merken onder meer op dat de studenten goed overweg kunnen met het ontwikkelen van user © NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
39
interfaces. Sommigen signaleren een spanning tussen het door de opleiding voorgeschreven onderzoekskarakter van de afstudeeropdracht enerzijds en de vraag naar een bruikbaar product van de kant van de bedrijven anderzijds. Docenten uiten hun tevredenheid over het niveau van de afgestudeerden van de opleiding.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding constateert in haar zelfevaluatierapport dat het rendement vooralsnog te laag is. Van de 96 in 2001 ingestroomde studenten zijn er op het moment van visitatie 12 in vier jaar afgestudeerd, dat is 12,24% van de totale instroom. 24 studenten zijn nog studerend (24,48% van de instroom in 2001). Het totaal aantal afgestudeerden is 14. De gemiddelde studieperiode bedraagt 44,46 maanden (streefwaarde 54 maanden, Schooljaarplan 2005-2006). • Het lage rendement wordt volgens het zelfevaluatierapport met name veroorzaakt door het feit dat de uitval in de hoofdfase te hoog is en dat studenten te lang over hun studie doen. De opleiding laat zien dat het uitvalpercentage daalt: voor de cohorten 2001, 2002 en 2003 was dat respectievelijk 63%, 58% en 51%. Voor de korte termijn streeft men naar een uitvalpercentage van 35-40% en voor de middellange termijn (3-5 jaar) naar 3035%. Daarbij is de streefwaarde voor het eerste studiejaar 30% (Schooljaarplan 20052006). Uit een analyse van de opleiding blijkt dat tweederde van de uitval plaats vindt op basis van een negatief bindend studieadvies. In de eerste cohorten is de uitval onder havisten veel hoger dat onder vwo’ers en mbo’ers. Vanaf 2003 daalt de uitval onder havisten. • Het percentage studenten dat de propedeuse in twee jaar afrondt is gestegen van 47,92% voor de cohort 2001 tot 55,3% voor de cohort 2003. De gemiddelde studieduur voor de propedeuse is gedaald van 18,59 maanden voor de cohort 2001 tot 16,63% voor de cohort 2003 (streefwaarde 16 maanden, Schooljaarplan 2005-2006). Ook het aantal behaalde studiepunten na het eerste en het tweede studiejaar is voor de cohorten 2004 respectievelijk 2003 gestegen ten opzichte van de cohort 2001. • De opleiding doet intensief onderzoek naar de oorzaken van uitval. Voor de instroomcohorten 2001 en 2002 is onderzoek gedaan naar de oorzaken van uitval en vertraging. Zo is in kaart gebracht wat de belangrijkste struikelvakken waren en is (op basis van mentorgesprekken) geïnventariseerd wat de belangrijkste redenen waren om met de opleiding stoppen. Op grond daarvan zijn veranderingen aangebracht in het propedeuseprogramma. Vanaf 2003-2004 zijn exitgesprekken gehouden. Dat levert tot nu toe niet veel resultaat op, omdat de meeste studiestakers daarover niet in contact treden met de opleiding. Uit de gevoerde gesprekken blijkt dat de redenen van vertrek, behalve in persoonlijke omstandigheden, gelegen zijn in het gemis aan creatieve 40
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
•
•
•
aspecten (deze studenten kiezen bij nader inzien voor het kunstonderwijs), in een te onzeker beroepsperspectief en in het feit dat ze de opleiding te theoretisch vinden. Uit de Exit Monitor 2005 (respons 15%) komt naar voren dat de voorlichting geen goed beeld gaf, dat de interesse en motivatie en ook de organisatie van de studie belemmerend waren voor de studievoortgang. In 2004-2005 is binnen ICM een Project Rendementsverbetering uitgevoerd waarin de problematiek is geanalyseerd en waarin verbetervoorstellen zijn gedaan. Naast de bovengenoemde maatregelen om het rendement te verbeteren kent ICM een aantal procedures en activiteiten die hierop zijn gericht, zoals het bindend negatief studieadvies, de studieloopbaanbegeleiding en de vormgeving en de inhoud van het curriculum, waarmee een leeromgeving wordt geschapen die de student aanzet tot actief leren. Voorts biedt ICM studenten tijdens de propedeuse de mogelijkheid om zonder vertraging over te stappen naar een andere opleiding binnen het instituut. In de notitie Samenvatting Ontwikkel- en verbeteracties CS (april 2006) vertaalt de opleiding de conclusies in het zelfevaluatierapport in een concreet verbeterplan, onder meer op het gebied van het rendement en de uitval (vergelijk 5.2). Ondanks het geconstateerde lage rendement en de hoge uitval komt het panel toch tot een voldoende oordeel. De reden daarvan is dat er, door de jonge leeftijd van de opleiding, nog weinig gegevens beschikbaar zijn. De resultaten van de eerste cohort (2001) zijn weliswaar niet goed, maar het panel kan zich op basis hiervan nog geen afdoend oordeel vormen. Gezien het feit dat de opleiding de situatie zeer goed analyseert en dat ze relevante maatregelen treft, mag worden verwacht dat de rendementen in de komende jaren zullen verbeteren.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
41
42
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
43
Bijlage 1:
44
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
45
46
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
47
48
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. L.S. van der Veen
Panellid domein: De heer ir. E. Boeve
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw D.S. Harten
Panellid onderwijs: Mevrouw prof.dr. V.A.J. Frissen
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: Mevrouw prof.dr. V.A.J. Frissen, domein communicatie, communicatiesystemen en journalistiek Mevrouw Frissen is voornamelijk ingezet vanwege haar ervaring en haar domeindeskundigheid. Zij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek. Zij heeft vanuit opleiding en werkervaring ruime (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. Opleiding: 1972 – 1978 1978 – 1987
Gymnasium A, Coriovallum College te Heerlen Culturele Antropologie (kandidaats) Communicatiewetenschap (doctoraal) Katholieke Universiteit Nijmegen en in 1992, gepromoveerd
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
49
Werkervaring: 1980 – 1981 Studentlid van de Sectieraad en de Onderwijs- en Onderzoekscommissie van de Vakgroep Sociale en Culturele Antropologie van de KUN; 1981 – 1984 Studentassistentschappen bij de vakgroep Culturele en Sociale Antropologie van de KUN; 1985 – 1986 Studentassistentschappen bij de vakgroep Communicatiewetenschap van de KUN; 1987 – 1991 Assistent in Opleiding bij de Vakgroep Communicatiewetenschap van de KUN Promotie: februari 1992; 1991 – 1999 Universitair docent bij de vakgroep Communicatiewetenschap van de Universiteit van Amsterdam (secties Mediastudies en Beleidsstudies); Lid van het Dagelijks Bestuur van de vakgroep (1994-1997); Lid van de Programmaleiding Onderzoek van de vakgroep (1995-1997); 1999 – 2004 Senior onderzoeker/adviseur TNO Strategie, Technologie en Beleid, Hoofd team ict en Sociale Verandering; 2005 – heden Hoofd afdeling ICT & Beleid TNO Informatie-en Communicatietechnologie; 2003 – heden Bijzonder hoogleraar ICT en Sociale Verandering vanwege het LIFT-fonds bij de Faculteit der Wijsbegeerte, Erasmus Universiteit Rotterdam; 2004 – heden Voorzitter Medezeggenschapsraad Openbare Basisschool De Kring, Haarlem; 2004 – heden Lid College van Adviseurs HIVOS. Internationale deskundigheid: 1998 – heden Contributing Editor van New Media and Society (Sage); 2000 – 2003 Lid van het 'European Media, Technology and Everyday Life' research network (EMTEL II), i.h.k.v. Fifth Framework Programme EC; 2000 – heden Lid promotie-commissies Yves Punie (VUB Brussel, 2000), James Stewart (Edinburgh University, 2001), Bart Cammaerts (VUB Brussel, 2002) Joyce Lamerichs (Universiteit Wageningen, 2003), Ana Maria Fernandez (TU Delft, 2004); Jos Aarts (EUR, 2005).
De heer Ir. E.D.B.G. Boeve De heer Boeve is ingezet als panellid vanwege zijn grote domeindeskundigheid op het gebied van automatisering, interactieve media en webdesign, alsmede op het gebied van internetstrategie en user-interface design. De heer Boeve heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining Hoger Onderwijs. Opleiding: 1979 – 1987
Werkervaring: 1987 – 1988 1988 – 1990 1990 – 1994 1994
50
Universiteit Twente, Elektrotechniek, specialisatie Informatica / user-interface design.
Sun Electronics, system developer; Centrum voor Wiskunde en Informatica, Amsterdam: onderzoek gedistribueerde systemen; Centrum voor Wiskunde en Informatica, Amsterdam: promotieopdracht userinterface systemen; Oprichting full-service internetbedrijf General Design.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
1998 1998
2000
2002 – 2004 2001 – 2004 01-2003 – heden 07-2003 – heden 09-2003 – heden 10-2003 10-2004 – heden 03-2004 – heden 07-2004 – heden 08-2004 – heden 01-2006 – heden 01-2006 – heden
Oprichting SIGCHI.NL (Special Interest Group on Computer Interaction), het grootste netwerk van user-interface specialisten in Nederland; Oprichting Amsterdam New Media Association, netwerkorganisatie nieuwe media- en ict-entrepreneurs in de regio Amsterdam, gebaseerd op de New York New Media Association. Doelstelling: nieuwe media- en ict-bedrijven in creatief, technisch en zakelijk opzicht versterken; Algemeen directeur Satama Interactive Netherlands, belast met o.m. New Business Development en Client Services voor onder andere ABN AMRO, Reed Elsevier (Zibb.nl), Canon, de Sociale Verzekeringsbank, Schiphol, Planet Internet, Oranjewoud, Vereniging Eigen Huis, INHOLLAND, het Ministerie van VWS, VROM-raad; IPAN – netwerk van professionals in de interactieve industrie of in interactieve functies – coördinator van de kennisgroep 'Content'; Centrum voor Wiskunde en Informatica te Amsterdam – Lid van de RvC; Docent Interaction Design & Organisatie, faculteit Kunst, Media en Technologie, HKU; Adviseur (‘resultant’) op het gebied van interactieve media, o.a. voor ESOMAR, Kurhaus, transavia.com, Ilse Media, KPN Planet, IDG, HCC; Docent Projectmanagement, opleiding Communicatie tweede jaar, HES Amsterdam. Curriculumontwikkeling ‘Fusie, Innovatie en Reputatie’; Oprichting Vereniging Freelance Factory, netwerk van freelance specialisten op het gebied van nieuwe media; Docent Online Marketing bij LECTRIC in Zaltbommel; Representant Benelux voor Memetrics; Directeur CWI Inc. (incubator van het Centrum voor Wiskunde en Informatica te Amsterdam); Oprichting MediaRijk, experts in Rich Internet Applications; Oprichting Freelance Firm: personeelsbemiddeling, consulting & outsourcing; Docent e-Commerce Manager bij LECTRIC in Zaltbommel.
Panellid Student mevrouw D.S. Harten Student panellid mevrouw D.S. Harten is derdejaarsstudent Kunstmatige Intelligentie aan het Onderwijsinstituut Informatiewetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Zij was meerdere jaren betrokken binnen de studentenraad en in een universitaire commissie. Mevrouw Harten is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Opleiding: 1995 – 2001 2001 – heden Werkervaring: Sept. 2004 – heden Sept. 2004 – heden Juni 2004 – heden 09/03 – 09/04
Stedelijk Gymnasium, Haarlem; Bachelor Kunstmatige Intelligentie, UvA.
Ambtelijk secretaris - Studentenraad van de Faculteit der Economische wetenschappen en Econometrie; Trainer – trainingsbureau taqt; Lid Universitaire commissie studentmedezeggenschap; Voorzitter Studentenraad van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
51
09/02 – 09/03 09/02 – 12/02
Penningmeester Studentenraad van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica; Student assistent aan de UvA bij een logica- en een programmeervak.
De heer drs. L.S. van der Veen De heer Van der Veen is ingezet als NQA-auditor. De heer Van der Veen heeft vijf jaar ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo en heeft auditdeskundigheid op grond van deze werkervaring en op grond van auditcursussen gevolgd bij Lloyd’s. Opleiding: 1971 – 1980 Cursussen: 1988 – 2003
Sociale Wetenschappen (Andragogie) Rijksuniversiteit Groningen.
Diverse opleidingen en cursussen op het gebied van onderwijs, auditing, management en organisatie, informatica en filosofie.
Werkervaring: 1976 – 1977 1978 – 1979 1979 – 1980 1980 – 1983
RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen; RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde; Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker; Provincie Zeeland: projectleider AKU-project (kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening); 1983 – 1985 Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO; 1986 – 1990 Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie; 1991 – 1994 Regionaal Educatief Centrum Zeeuwsch-Vlaanderen: adviseur educatie en organisatie; 1995 – 1997 Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker; 2000 – 2003 HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg; 2004 – heden NQA: auditor, accountmanager.
52
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Visiatie Communicatie Systemen Hanzehogeschool Woensdag 26 april 2006 Tijdstip Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met studenten
representatieve groep studenten, verspreid over opleidingen (in geval van cluster), studiejaren, varianten, vooropleiding
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
13.15 – 14.00
Gesprek met docenten
representatieve groep docenten: verspreid over opleidingen (in geval van cluster), vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding / stagebegeleiding), varianten et cetera.
14.00 – 14.45 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
- leden werkveldcie. - Stagebegeleiders - Werkgevers afgestudeerden - Recent afgestudeerden (max. 3 jaar)
14.45 – 15.15
Gesprek met College van Bestuur Rondleiding
College van Bestuur + Dean
15.15 – 17.00 uur
Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30 – 18.00
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
53
Gegevens gesprekspartners tijdens het bezoek: Gespreksgroep
Gegevens
Management
Elly Landman Jan Liefers Jantien de Bos
Dean Instituut voor Communicatie en Media Teamleider hoofdfase Communicatiesystemen Teamleider propedeuse Communicatiesystemen
Stefan Warries
Jaar 1
Teun van de Laan
Studenten
Docenten/ medewerkers *
54
2
Vooropleiding mbo electrotechnische Installatietechniek Havo (Natuur & Techniek
Propedeuse Nee, 53 EC’s Nee, 48 EC’s
Anniek Olsder
2
vwo (Cultuur & M’ij)
Ja
Gerard Top
2
Ja
Henrieke Christians
3
Havo (Natuur & Techniek + Natuur & Gezondheid) mbo (ict-beheer)
Dieuwke Niks
4
Ja
Bart Jan Holleman
4
Havo (Economie & Maatschappij) vwo (oud)
Nils van de Heide
4
mbo restauratiemedewerker
Ja
Jelle de Boer
Studieonderdelen IAO, INM, IVB, netwerk
Opleidingsfase Docent Hoofdfase
Hans Ottele
Stage en afstudeer coordinatie, IVB, SLB 2
Docent Hoofdfase
Arnold Greidanus
DYN, WEB, SLB 3 /4,
Docent P + Hoofdfase
Vincent Swart
WEB, MTM, MME, PTT, G&S, SLB 2
Docent P + Hoofdfase
Frank Daalder
MTM, MME, SLB2
Docent P + Hoofdfase
Herman ten Kate
HUI, B&D, SLB 1
Docent P + Hoofdfase
Manno Bult
MTM,WEB, MME, FAN, G&S, SLB 2
Instructeur praktijkonderwijs P + Hoofdfase
Ja
Ja
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Gespreksgroep Afgestudeerden
Gegevens Niek Huizinga
Studieonderdelen Afgestudeerd: Juni 2005 Cijfer: 9
Opleidingsfase Huidige Functie: Eigen bedrijf + univ. doorstuderen
Titel scriptie: ‘Doe meer met gegevens’ Onderzoek naar een Master opleiding Business Intelligence Johannes de Boer
Afgestudeerd: Juni 2005 Huidige Functie: univ. doorstuderen Cijfer: 7 Titel scriptie: ‘Vindbaarheid NCRV websites in Zoekmachines’ Onderzoek naar het aanleveren van een aantal checklists waarmee de NCRV sites op kan leveren die hoger zullen scoren in zoekmachines. Externe betrokkenen
College van Bestuur
Praktijkbegeleider Mevrouw Melanie Isaac
Instelling / functie BuyWays Internet Strategie & Technologie: Senior Marketing manager
Stagiairs 2004-2005: 1 stagiair Momenteel: 2 stagiairs
De heer Peter van der Tang
Conjunct Marketing: Functie Directeur
Momenteel: 2 afstudeerders
De heer Roland Hiemstra
Regiopolitie Groningen: Functie Projectleider PING
Momenteel: 0 stagiaires
De heer S. Hospes
Cadix automatisering; Drachten
Momenteel: 1 stagiaire
Dhr B. Klomp
La Compagnie (Cross Media communicatiebureau) Creative Director Lid adviesraad CS
Marian van Os
CvB –lid met portefeuille Instituut voor Communicatie en Media Dean Instituut voor Communicatie en Media
Elly Landman
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
55
56
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Bijlage 4:
Kengetallen
In deze bijlage zijn de kengetallen van de opleiding Communicatiesystemen weergegeven. Deze cijfers worden vergeleken met het landelijk gemiddelde. Tabel 1: Gegevens Opleiding Communicatiesystemen Hanzehogeschool en het landelijk gemiddelde (LG) (Voltijd) Gemiddelde studieduur van gediplomeerden uitstroomcohort jaar X (in maanden) Gemiddelde studieduur studiestakers in maanden van het uitstroomcohort in jaar X (in maanden) Bron: website HBO-raad.
2001
2002
2003 11,0 65,6
2004 47,5 58,2
9,9 21,0
16,6 23,4
12,7 16,7
15,8 17,2
Opl. LG Opl. LG.
Tabel 2: Gegevens Opleiding Communicatiesystemen Hanzehogeschool en het landelijk gemiddelde (LG) (Voltijd). Percentage uitval na 1 jaar
Opl. LG
2001 37,5 32,4
2002 37,8 28,0
Percentage uitval na 3 jaar
Opl. LG
60,4 46,7
55,4 42,1
2003 31,7 26,3
2004 33,5 28,5
Bron: website HBO-raad.
Tabel 3: Gegevens Opleiding Communicatiesystemen Hanzehogeschool en totaal landelijk (TL) (Voltijd). Aantal inschrijvingen
Opl. TL
2001 96 850
2002 133 818
2003 316 1095
2004 484 1420
2005 658 1729
Instroom
Opl. TL
74 230
57 155
174 340
215 482
243 583
Aantal behaalde diploma’s
Opl. TL
1 134
11 180
Bron: website HBO-raad.
Conclusies: • De gemiddelde studieduur van gediplomeerden en studiestakers is voor de opleiding lager dan het landelijk gemiddelde. • De uitvalpercentages na 1 jaar en na 3 jaar zijn voor de opleiding hoger dan de landelijke gemiddelden. • Het aantal inschrijvingen in Groningen stijgt fors en meer dan het landelijk gemiddelde. • De instroom in Groningen stijgt flink, maar minder dan het landelijke gemiddelde. Vergelijkingen van de percentages diploma behaald na 5 respectievelijk 8 jaar zijn nog niet mogelijk, gezien het feit dat de opleiding is gestart in 2001.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
57
Bijlage 5:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Tijdens de visitatie heeft het panel onderstaand materiaal ingezien.
Hanzehogeschool De EFQM-methode voor het hoger onderwijs. Juni 2004 Focus 2010. Januari 2005. HG-brede alumni-organisatie. April 2005 HG-kader kwaliteitszorg. Juli 2005 HG Kengetallen (http://kengetallen.hanze.nl). HG toetsnotitie. November 2004 Lectoraten Hanzehogeschool. Zie: http://www.hanze.nl Notie van toetsen, toetsnotitie, toetsbeleid in een competentiegerichte leeromgeving. September 2002. Onderwijskaders Hanzehogeschool Groningen. Mei 2005 Onderwijsvisie en kaders, beknopte versie. September 2005 Projectgecentreerd en competentiegericht onderwijs, update didactisch concept. 2003. SSA-enquête 2001, 2002, 2003 en 2005
Instituut voor Communicatie en Media Co-productie 2010: School Strategisch Plan 2005-2010. Maart 2005 Domeincompetenties Hoger Economisch Onderwijs. Deel 2: Communication. December 2005. Enquête ICT-voorzieningen ICM. Januari 2006. Handleiding SLB [docentenhandleiding]. Augustus 2005. Internationalisering van ICM. December 2005. Keuzegids ICM jaar 3 en 4 2005-2006. Maart 2005 Kwaliteitszorgplan ICM 2005-2006. Januari 2006 Makkelijker kunnen we het niet maken: project rendementsverbetering. Oktober 2005 Managementovereenkomst College van Bestuur – Instituut voor Communicatie en Media: september 2005-augustus 2006. November 2005. Onderwijsvisie, onderwijsconcept en programmeringsregels ICM. November 2005 Ontwikkelmap Brede Bachelor 2005-2006. September 2005 Opdracht leerwerkbedrijf ICM. September 2005 Rapportage management dashboard ICM. December 2005 Schooljaarplan Instituut voor Communicatie & Media. Juni 2005. Studieloopbaanbegeleiding ICM 2004-2005. Augustus 2004 Studentenhandleiding studieloopbaanbegeleiding jaar 2 2005-2006. September 2005 Studieloopbaanbegeleiding in jaar 3 en 4 (concept). Mei 2005 Studentenprognoses 2006-2009 Instituut voor Communicatie en Media. Januari 2006
Opleiding Communicatiesystemen Auditrapport opleiding Communicatiesystemen Groningen. Juni 2005. CHOICE 2004: maatwerkrapport Hanzehogeschool (aangehaald als Keuzegidsonderzoek). Leiden, oktober 2004 Communicatiesystemen, de eerste lichting september 2001. 2001 Communicatiesystemen Multimedia en Vormgeving, de eerste lichting. September 2003 Competentiematrix CS Groningen – een eerste proeve. November 2002
58
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
Competentiematrix CS/CSMV, versie 2.0. December 2003 Definitief Plan van aanpak Project Beroepskolom opleiding Communicatiesystemen 2004-2006. Februari 2005 Deskundigheidsbevorderingsplan team CS/IDM 2005/2006. November 2005 Gemeenschappelijke beroepsspecifieke competenties voor de opleiding Communicatiesystemen. Mei 2004 Handleiding derdejaarsstage CS 2005-2006. April 2005. Handleiding voor stagementoren Communicatiesystemen. Augustus 2005 Landelijke competenties voor de communicatiesystemenopleidingen. Versie 1.0. Juni 2002 Losse eindjes Communicatiesystemen: ‘lost competencies’, 70/30 en ontwikkeling afstudeerprofielen. Mei 2003 Notitie marktverkenning CMD-opleidingen. Oktober 2002 Notulen vergadering deeladviesraad Communicatiesystemen d.d. 16 december 2005. Zelfevaluatierapport Communicatiesystemen Deel 2: Uitwerking facetten Hanzehogeschool Groningen 11 0 Opdracht curriculumcommissie 2005-2006. September 2005 Overzicht van competentieverdeling waaraan in de verschillende thema’s aandacht wordt besteed. Juli 2004. Projectorganisatie en begroting [project Beroepskolom]: voorstel voor het schooljaar 2005-2006. Mei 2005 Rapportage onderzoek waardering personeel Communicatiesystemen. December 2005. Regeling afstudeeropdrachten Communicatiesystemen 2005-2006. Juni 2005. Relatie tussen vooropleiding en prestatie van studenten CS. Januari 2004 Stage-evaluatie begeleiders opleiding Communicatiesystemen. Januari 2006 Stage-evaluatie studenten opleiding CS. December 2005 Stand van zaken CS2 en CS3. September 2003 Studiegids Communicatiesystemen 2005-2006. Augustus 2005. SvC Beroepsprofiel: een beschrijving van het beroepsprofiel van de SvC. Versie 4.2. Utrecht, School voor Communicatiesystemen, maart 2001 Teamjaarplan 2005/2006. Mei 2005 (tevens opgenomen in Schooljaarplan). Curriculummateriaal Toetsmateriaal Stageverslagen Afstudeerproducten
Overig Bie, D. de en Kleijn, J. (2001). Wat gaan we doen? Het construeren en beoordelen van opdrachten. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Kempen, P.M. en Keizer, J.A. (2006). Competent stagelopen en afstuderen. Groningen: WoltersNoordhoff.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool, opleiding communicatie systemen, hbo-bachelor
59