Hanzehogeschool Groningen, Groningen Opleiding: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs, hbo-bachelor; Croho: 34808 Variant: voltijd Visitatiedatum: 22 en 23 april 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, oktober 2008
2/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 8 9 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 28 31 33 36
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
39 40 45 48 49 51
3/51
4/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
5/51
6/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding tot leraar basisonderwijs van Hanzehogeschool Groningen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in maart 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 22 en 23 april 2008. Het panel bestond uit: De heer drs. A.J. Kallenberg (voorzitter, domeinpanellid); Mevrouw C.H.M.M. Dautzenberg (domeinpanellid); De heer D. de Vries (studentpanellid); Mevrouw M. Snel (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 (brief AP/OKP/2007/46148) en de reactie van de NVAO daarop (brief NVAO/20073488/FV) is bijzondere aandacht besteed aan de kwaliteit van de panels voor de visitaties van de Pabo-opleidingen. In verband daarmee heeft voorafgaand aan de visitaties overleg plaatsgevonden met de NVAO over de samenstelling van de panels voor deze visitaties. Tijdens dat overleg zijn de samenstelling van de panels en de kwaliteit van de panelleden besproken. Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
7/51
1.2
Inleiding
De Hanzehogeschool Groningen (HG) is ontstaan vanuit een fusie van de Rijkshogeschool Groningen en de Hanzehogeschool Groningen in 1993. De HG biedt ongeveer 70 bacheloropleidingen en 13 master- en voortgezette opleidingen en telt circa 23.000 studenten en 2.400 medewerkers. Dit jaar, in 2008, viert de HG het 210-jarig bestaan van het hoger beroepsonderwijs in Groningen. De organisatiestructuur van de HG bestaat per 2004 uit Schools, waaronder één of meerdere opleidingen gehuisvest zijn. De HG kent negentien Schools, waar de Pedagogische Academie (verder te noemen: PA) er één van is. De PA biedt de opleiding tot leraar basisonderwijs voltijd aan. Binnen de voltijd variant worden twee stromingen onderscheiden: het reguliere vierjarige programma en het verkorte tweejarige programma, de TOP-opleiding genoemd. De reguliere stroming kent zijn oorsprong tot de kweekschool die in 1797 vanuit het Nut werd opgericht. De TOP-opleiding wordt sinds 1997 aangeboden. De HG heeft vijf kenniscentra waaronder 22 lectoraten (januari 2008) gebundeld zijn. Tevens heeft de HG een tiental lectoraten in voorbereiding. De vijf kenniscentra zijn: Energie Kenniscentrum; Kenniscentrum Ondernemersschap; Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling Noorderruimte; Kenniscentrum Care, Rehabilitation, Education & Sports (CARES); Kenniscentrum Arbeid. Aan de PA is het lectoraat ‘Integraal Jeugdbeleid – de Vensterschool als Portaal’ verbonden welke onderdeel uitmaakt van de kenniskring CARES. Hierbij werken drie medewerkers van de PA (0,9 fte). Bij het praktijkgerichte onderzoek, dat het lectoraat doet, zijn onder andere studenten van de PA betrokken. In de planning ligt een tweede lectoraat ‘Wetenschappelijke Oriëntatie en Techniek Educatie’. De opleiding doet op (uiterlijk) 1 december 2008 een aanvraag voor het oprichten van het kenniscentrum Wetenschapsoriëntatie en Techniek, waarbinnen ook het lectoraat wordt aangevraagd. Bij een positief besluit over deze aanvraag wordt het kenniscentrum medio 2009 opgericht. Belangrijke ontwikkelingen die zich bij de PA hebben afgespeeld sinds de vorige visitatie hebben betrekking op het curriculum, de organisatie en de relatie met het werkveld. Het huidige curriculum is vormgegeven volgens het leerlijnenmodel van De Bie, waar het voorheen (2002) uitging van probleem gestuurd onderwijs. De organisatiestructuur van de PA wordt gekenmerkt door twee docententeams die elk integraal verantwoordelijk zijn voor twee studiejaren, respectievelijk voor de eerste twee studiejaren en de laatste twee studiejaren tezamen met het TOP-programma. Verder zijn ontwikkelingen in het landelijke en regionale werkveld van invloed geweest. Er is bijvoorbeeld sprake van landelijke samenwerking met betrekking tot de ontwikkeling van de voortgangstoetsen, competenties en indicatoren en het niveau van de afgestudeerden. Regionale samenwerking kent een langere geschiedenis dan de vorige visitatie. Voor 2002 werkte de PA van Groningen al samen met basisscholen in Oost-Groningen in de vorm van werkplekleren. Vanuit het ministerie van OC&W heeft dit ankers gekregen in de vorm van de
8/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
certificering van opleidingsscholen. De PA heeft sinds de stimulans vanuit de overheid haar bestaande afspraken geformaliseerd in de vorm van convenantafspraken. Meer concrete voorbeelden van ontwikkelingen die zich bij de PA hebben voorgedaan sinds de vorige visitatie zijn opgenomen in deel B van dit rapport. Binnen de reguliere opleiding studeren 756 studenten. In september 2007 zijn er 234 studenten ingestroomd. Binnen de TOP-opleiding studeren 93 studenten. In september 2007 zijn er 49 studenten ingestroomd. Er zijn 65 medewerkers (51,1 fte) die het onderwijs bij de PA verzorgen, daarvan zijn 14 medewerkers (8,5 fte) in tijdelijke dienst. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode maart/april 2008 inhoudelijk voor op het bezoek 22 april 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
9/51
van het bezoek is een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. Specifieke werkwijze Pabo-visitaties 2008 Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 is de visitatie uitgebreid met een extra bezoekdag. Tijdens deze extra dag is dieper ingegaan op het hbo-niveau, door middel van intensieve bestudering en bespreking van door studenten gemaakte werkstukken, toetsen, portfolio’s et cetera. Er zijn extra gesprekken gevoerd met (derde- en vierdejaars) studenten, docenten en externe begeleiders/beoordelaars. Tevens is er een extra gesprek gevoerd met docenten en externe begeleiders/beoordelaars over het gerealiseerde afstudeerniveau (zie bijlage 3). Bij de bestudering van het studiemateriaal en tijdens de gevoerde gesprekken op beide dagen is bijzondere aandacht besteed aan de verhouding tussen de vakinhoud (kennisbasis) en de meer algemene didactiek. Tenslotte heeft het panel, zoals gebruikelijk, aandacht besteed aan de docent-studentratio, het aantal contacturen, het aantal door studenten bestede uren, het opleidingsniveau van de docenten en aan de verbeteringen sinds de vorige visitatie. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juli 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in juli 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk in oktober 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’.
10/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Opleiding tot leraar basisonderwijs Goed Goed Voldoende Positief Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Voldaan Voldoende Voldoende Positief Goed Goed Goed Positief Goed Goed Positief Goed Voldoende Goed Positief Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
11/51
Doelstellingen opleiding Aan de facetten domeinspecifieke eisen en niveau bachelor is het oordeel ‘goed’ toegekend en aan het facet oriëntatie HBO bachelor het oordeel ‘voldoende’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma Aan de facetten eisen HBO, studielast en instroom is het oordeel ‘goed’ toegekend en aan de facetten relatie doelstellingen en inhoud programma, samenhang in opleidingsprogramma, afstemming tussen vormgeving en inhoud en beoordeling en toetsing het oordeel ‘voldoende’. Aan het criterium bij het facet duur wordt voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Aan de drie facetten behorend bij het onderwerp Inzet van personeel is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Aan de twee facetten behorend bij het onderwerp Voorzieningen is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Aan de facetten evaluatie resultaten en betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld is het oordeel ‘goed’ toegekend en aan het facet maatregelen tot verbetering het oordeel ‘voldoende’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Aan de twee facetten bij het onderwerp Resultaten is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
13/51
14/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De PA leidt studenten op voor het beroep van leraar basisonderwijs en gaat daarbij uit van de bekwaamheidseisen primair onderwijs welke de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) in overeenstemming met de beroepsgroep heeft ontwikkeld (2005) en zijn vastgelegd in de Wet Beroepen in het onderwijs (Wet BiO). Deze zeven SBL-competenties zijn: 1. Interpersoonlijk competent 2. Pedagogisch competent 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent 4. Organisatorisch competent 5. Competent in samenwerken met collega's 6. Competent in samenwerken met de omgeving 7. Competent in reflectie en ontwikkeling. • Per 2005 hanteert de PA als uitwerking van de SBL-competenties 1, 3 en 7 de algemene competenties van de PA (Beroepsprofiel PA, 2002) en vakcompetenties van de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO; het nationale expertisecentrum voor leerplanontwikkeling) als uitgangspunt voor het programma (Beroepsprofiel PABO Hanzehogeschool Groningen, 2002 met supplement 2005). Daarnaast zijn de vakinhoudelijke competenties (SLO) aangevuld met drie vakspecifieke competenties van de PA: cultuureducatie, bewegingsonderwijs en drama. Een overzicht van de eindkwalificaties is in bijlage 5 opgenomen. • De mate waarin de verschillende sets zich tot elkaar verhouden blijkt uit de gegeven toelichtingen op schrift en uit de gevoerde gesprekken. In de opleiding wordt in de eerste twee en een half studiejaar, naast algemene pedagogische en didactische competenties, vooral gewerkt aan de vakinhoudelijke competenties (SLO). Deze vakinhoudelijke competenties zijn gerelateerd aan de SBL-competenties interpersoonlijk competent (1), vakinhoudelijk en didactisch competent (3) en competent in reflectie en ontwikkeling (7). • De Pabo van de HG neemt deel aan het landelijk opleidingen overleg van Pabo’s (LOBO), waarin zij landelijke ontwikkelingen volgt en/of initieert. Regionale ontwikkelingen komen via de werkveldadviescommissie (WAC) en de programmaraad binnen (zie 1.3). Ook bezoeken docenten naast basisscholen (in het kader van o.a. de stages) (inter)nationale congressen en symposia waarop onder andere onderwijsvisies worden besproken. Uitkomsten hiervan dienen als input voor de wijze waarop met eindkwalificaties wordt omgegaan.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
15/51
•
Internationale doelstellingen zijn in een Internationaliseringsbeleid opgenomen. Deze hebben voornamelijk betrekking op de wijze waarop de PA zich internationaal profileert. De PA is lid van het Europees/Amerikaans netwerk “ETEN” (European Teacher Education Network) met 47 partners in 14 landen en neemt regelmatig deel aan internationale projecten binnen programma’s zoals Tempus, Fipse, Leonardo da Vinci en Comenius. Voorts kunnen studenten zich internationaal profileren via de vrije keuzeruimte (VKR) of een specialisatie die de PA aanbiedt. Docenten bezoeken in dit kader ook internationale congressen.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de hbo-kernkwalificaties al maatstaf voor het hbo-bachelorniveau. In een schema laat de opleiding zien hoe de SBL-competenties zich verhouden tot de hbo-kernkwalificaties. Concreet vertonen de eerste zes SBL-competenties verwantschap met onder andere de hbo-kernkwalificaties ‘brede professionalisering’, ‘probleemgericht werken’ en ‘methodisch en reflectief handelen’ en is de zevende SBL-competentie te relateren aan de kwalificaties ‘transfer en brede inzetbaarheid’ en ‘brede professionalisering’. • De opleiding hanteert drie niveaus in de competentieontwikkeling: hoofdfasebekwaam (na studiejaar 1), werkplekbekwaam (na het eerste semester van studiejaar 3) en startbekwaam (na studiejaar 4), welke zijn uitgewerkt in Niveaus in competenties, 2006. Centraal in het onderscheid in de verschillende niveaus zijn de verschillende niveaus in de vaardigheid van reflecteren die centraal staan binnen de studieloopbaanbegeleiding (één van de vier leerlijnen in het programma, zie 2.2) en welke als uitgangspunt dienen bij de beoordeling van het portfolio. In de laatste fase van de opleiding worden de hbokernkwalificaties als extra uitgangspunt gebruikt bij de toetsing van het eindniveau. • De SBL-competenties zijn landelijk tot stand gekomen voor alle hbo-bachelor lerarenopleidingen. Binnen het SBL, maar ook binnen het LOBO worden deze competenties bediscussieerd op relevantie en niveau. De PA neemt deel aan het LOBO. • Het panel beoordeelt de schematische relatie tussen de eindcompetenties en de hbokernkwalificaties helder. Daarmee is hbo-bachelorniveau van de competenties aangetoond. • Het panel merkt hierbij op dat de opleiding met het oog op de inbedding van onderzoeksvaardigheden apart gebruik maakt van de set hbo-kernkwalificaties in de laatste fase van de opleiding. Dit vindt het panel goed in het kader van de ontwikkeling naar een meer onderzoekgericht programma, waarbij het de ambitie onderschrijft om in plaats van een aparte set uitgangspunten één eindkwalificatie met betrekking tot onderzoek uit te werken in de bestaande set eindkwalificaties. Bovendien vertegenwoordigen de SBL-competenties ook de hbo-kernkwalificaties.
16/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Voldoende
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding leidt op tot leraar basisonderwijs. De beschrijving van het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar, de startende leraar basisonderwijs, blijkt uit de kwalificaties die gerelateerd zijn aan landelijk overeengekomen standaarden (zie 1.1). • De PA heeft structureel overleg met het landelijke en regionale werkveld. Landelijk participeert de PA in het LOBO. Daarnaast voert de PA structureel overleg met het werkveld via de werkveldadviescommissie (WAC) en een programmaraad. Deze organen leveren vanuit twee invalshoeken input over de eisen die het werkveld stelt aan de eindkwalificaties: de WAC vanuit het perspectief van de dagelijkse uitvoering van het leraarschap en de programmaraad vanuit het perspectief van werkgever. Een discussiepunt dat speelt binnen deze organen is de inbedding van ‘wetenschappelijke oriëntatie’ in de doelstellingen en in de specialisatiefase van de opleiding. • Ook verkrijgt de PA input vanuit het werkveld via de stagebegeleiding, bijeenkomsten met externe stagebegeleiders en bezoeken van docenten aan (landelijke en internationale) symposia en congressen. Het panel heeft gesproken met verschillende vertegenwoordigers van het regionale werkveld en constateert een nauwe betrokkenheid van de opleiding met het werkveld. Hier is de laatste jaren duidelijk in geïnvesteerd, wat bijvoorbeeld blijkt uit programmaonderdelen die in samenwerking met het werkveld zijn ontwikkeld (zie 2.1). • De drie extra vakspecifieke competenties (cultuur, beweging, drama) van de PA zijn in overeenstemming met het werkveld tot stand gekomen en worden naast de SLO vakspecifieke competenties aangeboden (zie 1.1). Hiermee profileert de opleiding zich. Uit de gevoerde gesprekken met onder andere docenten blijkt dat programmavergelijking met omliggende Pabo’s laat zien dat de Pabo van de HG een breed palet aan onderwijsvisies aanbiedt (waaronder Dalton en Ervaringsgerichtleren). Op grond van de gevoerde gesprekken constateert het panel dat de PA dit beter kan neerzetten als profilering. • Het panel beoordeelt dit facet met een ‘voldoende’. Allereerst merkt het panel op dat de PA zich de afgelopen jaren extern goed heeft neergezet en dat dit heeft geleid tot vruchtbare samenwerkingsverbanden en convenanten. Werkgevers geven in gesprek met het panel aan bewust en nadrukkelijk te kiezen voor de PA Groningen (zie ook 6.1). Het panel komt tot een ‘voldoende’ op grond van de profilering van de opleiding die zij beter kan neerzetten en op grond van de presentatie van de set eindkwalificaties. • Met betrekking tot de profilering constateert het panel dat een meer eenduidige visie gewenst is, dat kan zijn: het aanbieden van een breed palet aan onderwijsvisies via sociaal constructivisme (als didactische onderwijsvorm van de PA).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
17/51
Met betrekking tot de eindkwalificaties merkt het panel op dat er, met de SBL als centraal uitgangspunt, in het programma meerdere sets worden gebruikt. Dit draagt niet bij aan een consistente doorvertaling naar programma en toetsing (facetten 2.2 en 2.8; het panel ziet de verfijning van de set competenties als volgende stap in ontwikkeling opleiding). Voorts behoeft het gebruik van de term ‘wetenschappelijk’ in relatie tot oriëntatie en tot onderzoek aandacht. De opleiding is duidelijk beroepsgeoriënteerd en de invulling die de PA geeft aan onderzoek komt overeen met ‘praktijkgericht onderzoek’. Het gebruik van de term ‘wetenschappelijk’ schept verwarring.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding maakt gebruikt van divers lesmateriaal, waaronder (verplichte) vakliteratuur en casuïstiek die aan de beroepspraktijk is ontleend. Het panel heeft de literatuur bestudeerd en beoordeelt dat deze relevant en actueel is. Het zijn de standaard titels. Het panel had, met het oog op bepaalde programmaonderdelen die de PA aanbiedt, wat meer innovatieve (onderscheidende) titels verwacht en vindt dat de PA hier nog een slag in kan slaan. Docenten van de betreffende programmaonderdelen beoordelen de daarin gebruikte literatuur jaarlijks op relevantie en actualiteit. • Uit gevoerde gesprekken en het bestudeerde materiaal blijkt dat de opleiding via doorvoering van de onderzoekslijn studenten aanzet tot meer gebruik van (internationale) artikelen en internationale literatuur. De doorvoering van deze lijn staat in planning en is op het moment van visitatie in het vierde jaar gerealiseerd via de onderzoeksopdracht (in 2006-2007 ontwikkelopdracht) en lessen onderzoeksvaardigheden die daaraan – in dat studiejaar – vooraf gaan. Uit de bestudeerde documentatie en het gesprek met docenten verneemt het panel dat doorvoering van onderzoeksvaardigheden in het gehele programma in de planning staat. Zoals reeds plaatsvindt binnen de Academische Basisscholen. • Studenten komen op verschillende manieren in aanraking met de beroepspraktijk, via stages, aan de praktijk ontleende opdrachten (projecten) en via gastcolleges. Studenten beoordelen, in het gesprek met het panel, de mate waarin de beroepspraktijk aan de
18/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
•
•
•
•
•
orde komt in het programma en het feit dat zij vanaf het eerste studiejaar stagelopen positief. Het panel onderschrijft dat. Casuïstiek wordt ontwikkeld door docenten. Zij maken daarbij nadrukkelijk gebruik van input vanuit het werkveld die zij verkrijgen via de contacten met convenantpartners en oplissers (oplis: opleider in de school), bezoeken aan (internationale) congressen en/of symposia, de WAC en het lectoraat Integraal Jeugdbeleid. Samenwerking met de WAC heeft plaatsgevonden bij de ontwikkeling van de specialisatie Daltononderwijs die naast de specialisatie Jonge kind en de specialisatie Oudere kind wordt aangeboden en bij de ontwikkeling van de minoren Techniekeducatie en Bewegingsonderwijs. Onderscheidend hierbij is dat de minor Bewegingsonderwijs leidt tot de extra bevoegdheid voor een leerkracht om bewegingsonderwijs te geven. Input vanuit het lectoraat wordt gebruikt voor de minor Integraal Jeugdbeleid. Een ander voorbeeld waarbij samenwerking heeft plaatsgevonden is bij de ontwikkeling van de keuzemodule Gaming die ontwikkeld is door de PA en de School voor ICT. Beroepsvaardigheden worden vanaf het eerste studiejaar ontwikkeld in de stages (waaronder ook het werkplekleren is gebracht) en in de projecten die studenten vanaf het tweede studiejaar uitvoeren. Docenten leggen regelmatig stagebezoeken af. De opleiding onderhoudt daarnaast contacten met de oplissers en coaches (de begeleiders van stagiairs bij convenantpartners). Dit gebeurt in het kader van de borging van de begeleiding en beoordeling van de stagiairs. Oplissers en coaches volgen hiervoor een verplichte cursus (zie 4.2). Specifieke samenwerking met convenantpartners op het gebied van stages is weergegeven in Beleidsdocument uitvoering convenant 2006. Met vier opleidingscholen heeft de PA een samenwerkingsverband waarmee een programma wordt gedraaid dat nadrukkelijk op onderzoek is gericht: de Academische Basisscholen. Het gaat hierbij om tweedejaars (projectopdracht) en vierdejaars (ontwikkelopdracht) studenten die praktijkgericht onderzoek naar innovaties op basisscholen doen. Onderzoeksvaardigheden komen hier dus ook al in het tweede studiejaar aan de orde. Het centrale thema voor het onderzoek is ‘passend onderwijs voor ieder kind’. Subthema’s zijn ‘ICT blended learning’ en ‘inclusief onderwijs’. Op basis van gevoerde gesprekken en het bestudeerde materiaal constateert het panel dat de opleiding op diverse manieren samenwerkt met partners in het werkveld. De relatie met de beroepspraktijk vindt het panel goed. Samenwerkingscontracten en convenanten leveren goede resultaten op. De doorvoering van ervaringen met onderzoeksvaardigheden bij Academische Basisscholen naar het gehele reguliere curriculum, in plaats van alleen in het laatste jaar, vindt het panel een goede ontwikkeling. Het panel onderschrijft doorontwikkeling daarvan.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
19/51
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Centraal in de opleiding staan de zeven SBL-competenties met daaraan gerelateerd de algemene PA-competenties en de vakinhoudelijke competenties van de SLO en de PA (zie 1.3), zoals beschreven in Onderwijsregeling 2007-2008. in de Studiegids wordt per studieonderdeel aangegeven welke competenties centraal staan (Studiegids 2007-2008). • In de competentieontwikkeling onderscheidt de PA drie niveaus, welke gefaseerd worden bereikt in drie integrale beoordelingsmomenten (IBM’s). Het panel heeft de handleidingen van de IBM’s gezien, die studenten voorafgaand aan een IBM ontvangen, en constateert dat deze een goede uitwerking van de beoogde eindkwalificaties zijn. Studenten geven in gesprek met het panel aan dat deze handleidingen toereikend zijn. Daarbij lichten docenten eventueel toe waaraan een student moet voldoen en hoe dat aan te tonen. • Het gebruik van de competentieniveaus herkent het panel in de IBM’s, maar niet zo expliciet in het gehele programma. Op grond van de inhoudelijke bestudering van het programma herkent het panel wel een toename van niveau; per periode neemt het aantal competenties dat centraal staat toe. Daarbij worden tevens de contexten waarbinnen aan competenties wordt gewerkt, complexer. De uitwerkingen van de uitgangspunten, die binnen afzonderlijke onderdelen gebruikt worden, verschillen nog al eens. Explicitering van de drie competentieniveaus kan, aldus het panel, beter terugkomen in het gehele programma. • Het programma hanteert een opzet waarbij in de eerste twee en een half studiejaar, naast algemene pedagogische en didactische competenties, vooral wordt gewerkt aan vakspecifieke competenties en dat in de laatste drie semesters verbreding en verdieping plaatsvindt. • Bestudering van het programma laat zien dat kennisverwerving centraal staat in de eerste studiejaren. Dit beoordeelt het panel goed. Naast het verwerven van vakinhoudelijke kennis (rekenen, taal, aardrijkskunde, geschiedenis en andere) wordt ook de basis gelegd voor sociale wetenschappen. Vanuit de gevoerde gesprekken met studenten en alumni verneemt het panel dat sociale wetenschappen wat meer aandacht mag krijgen in de eerste jaren. Wat volgens het panel aandacht behoeft, is de weergave van de competenties die centraal staan binnen een onderdeel. Dit kan voor het hele programma meer eenduidig: een goed voorbeeld is de wijze waarop binnen de IBM’s de relatie met de competenties zichtbaar wordt gemaakt. De huidige weergave verschilt per leerlijn/vak. Daarbij kan de relatie met de SBL-competenties ook explicieter worden gemaakt. Bijvoorbeeld tien competenties per project (2 EC) vindt het panel niet handig
20/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
•
•
•
•
•
•
•
•
voor de uitvoering van competentiegericht onderwijs. In dit geval ligt aansluiting bij één of twee SBL-competenties voor de hand waaronder ‘vakken’ worden gehangen. In de laatste twee studiejaren vindt verbreding plaats via de minors en de vrije keuzeruimte. Hiermee brengen studenten accenten aan in hun profiel, doordat zij kiezen voor een bepaalde ondervisie of voor een bepaalde (internationale) context of doelgroep. Hierin biedt de Pabo een breed palet (zie 2.1), waarbij in het programma is geborgd dat studenten in ieder geval met meerdere onderwijsvisies in aanraking komen. Studenten kunnen in het kader van de specialisatie of vrije keuze ruimte onderdelen in het buitenland volgen. Studenten zijn bijvoorbeeld in Oostenrijk, Zweden, Spanje en Noorwegen geweest om bepaalde modules te volgen. Ook hebben studenten stage gelopen in Suriname, Curaçao en Bonaire. Profilering van de PA via de PA-vakspecifieke competenties (beeldend, muziek en drama) komt zichtbaar in het programma aan de orde in onderdelen die vanuit het kunstonderwijs zijn ingevuld. Ook voeren studenten ontwikkelopdrachten uit op het gebied van cultuureducatie. Voor aanvang van de eindfase vindt het IBM op niveau 2 plaats waarin de student aantoont dat hij werkplekbekwaam is en kan starten met de LiO-stage in het vierde jaar. Behalve de LiO-stage voert de student in het kader van de specialisatie ook een ontwikkelopdracht uit in de praktijk waarin hij werkzaam is. Na de LiO-stage en de ontwikkelopdracht gaat de student op voor het derde en laatste IBM waarin hij aantoont dat hij startbekwaam is. Bestudering van de inhoud van het programma laat een toename van het niveau zien. Naast de opzet van de IBM’s, blijkt toename van het niveau uit de stages die opeenvolgen in een meer complexe context en de projecten die studenten uitvoeren. Ook de complexiteit van de context waarbinnen projecten plaatsvinden neemt toe, naarmate het programma vordert. Bij de opeenvolging van projecten geldt dat studenten in het begin een project uitvoeren in groepsverband en later – in het vierde jaar – individueel. Namelijk de ontwikkelopdracht, die per september 2008 de onderzoeksopdracht wordt. Binnen de studieloopbaanbegeleiding wordt gedurende het programma meer zelfsturing van studenten gevraagd. Het portfolio waarin de student op zijn competentieontwikkeling reflecteert wordt beoordeeld aan de hand van reflectiecriteria die zijn geformuleerd op drie niveaus. Het panel beoordeelt deze uitwerking positief, maar mist wederom de expliciete relatie met de SBL-competentie (7). Naast het reguliere vierjarige voltijd programma kent de opleiding een tweejarig voltijd programma: het TOP-programma. De twee studiejaren komen inhoudelijk overeen met programmaonderdelen van het reguliere programma. In het TOP-programma wordt gewerkt aan de stages van het eerste, tweede jaar en vierde jaar (LiO-stage) uit het reguliere programma, de studieloopbaanbegeleiding, de IBM’s en projecten. Vrijstelling wordt verkregen voor een deel van de vakinhoudelijke modules, de vrije keuzeruimte en minors en de stage in het derde jaar. Op grond van materiaalbestudering en de gevoerde gesprekken beoordeelt het de inhoud van het programma en de opbouw daarin positief. De explicitering van de SBLcompetenties als leidraad voor het gehele curriculum behoeft aandacht. Op onderdelen (IBM) vindt het panel dit goed. De in de handleidingen opgenomen doelstellingen worden
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
21/51
toereikend beoordeeld door studenten. Zij geven aan dat doelstellingen voor hen helder zijn weergegeven in de handleidingen die op Blackboard staan en de toelichtingen van de docenten daarop. In tegenstelling tot studenten vindt het panel, zoals reeds aangegeven, de doorvertaling van de SBL-competenties (als eindkwalificaties) naar de verschillende programmaonderdelen echter niet overal terug in het materiaal. Op grond van verschillende gesprekken beschouwt het panel dit als en volgende stap in de doorontwikkeling van het curriculum: het expliciteren van een consistente opbouw. Inhoudelijk heeft het panel geen kritiek. Na uitvoerige bestudering van het materiaal en de gevoerde gesprekken is het ervan overtuigd dat wordt toegewerkt naar het beroep leerkracht op het juiste niveau. Een consistente opbouw draagt echter bij aan de borging daarvan (inhoud en niveau), dat mist het panel voor een deel en daarom beoordeelt het dit facet ‘voldoende’.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De PA kent een vierjarig voltijd programma en een tweejarig voltijd programma voor studenten die reeds een hbo- of universitaire opleiding hebben gedaan, het TOPprogramma. Een studiejaar is opgedeeld in vier perioden waarin studenten meerdere modules, vakken of projecten volgen of waarin zij stage lopen (Studiegids, Opleidingsmodel). De curricula kennen een major-minorstructuur. • Het programma is vormgegeven volgens vier leerlijnen: stageleerlijn, projectenleerlijn, cursusleerlijn (conceptueel en vaardigheden) en studieloopbaanleerlijn. In deze leerlijnen vindt afzonderlijke toetsing plaats en op drie momenten (voor de TOP twee momenten) vindt een integrale toetsing van de leerlijnen plaats in het IBM. • De opleiding geeft aan dat de leerlijnen bijdragen aan de verticale en horizontale samenhang in het opleidingsprogramma. Binnen de afzonderlijke leerlijnen herkent het panel een duidelijke verticale samenhang, doordat de programmaonderdelen binnen de leerlijnen een toename in complexiteit kenmerken (zie ook 2.2). De horizontale samenhang vindt het panel minder sterk aanwezig, met name in de eerste studiejaren waarin studenten vooral losse vakken lijken te krijgen. Evaluatie-uitkomsten van jongerejaars studenten bevestigen dit beeld. Ouderejaars hebben geen klachten aangaande de samenhang, zo blijkt ook uit het gesprek met het panel. • In het programma wordt samenhang tussen de theorie en de praktijk gerealiseerd binnen de projecten en de stages. Daarin wordt heel concreet vakkennis of methoden toegepast in de praktijk. Studenten maken bijvoorbeeld gebruik van een bepaalde methode (theorie vanuit school) bij het voorbereiden van een les op de stage. Andersom worden praktijkervaringen vanaf de stages op school besproken in bijeenkomsten. • Het panel heeft het programma bestudeerd en constateert dat er sprake is van inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen. Deze komt vooral terug in de opdrachten die studenten uitvoeren in de stages en de IBM’s. Hierin staat nadrukkelijk
22/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
het beroep waarvoor wordt opgeleid centraal. Op bepaalde onderdelen in het programma kan de opleiding verhelderen op welke wijze deze bijdragen aan het beroep: het expliciteren van de horizontale samenhang. Het panel komt hierom tot een oordeel ‘voldoende’.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding in een schema weergegeven waaruit de genormeerde studiebelasting en de gemeten gemiddelde ervaren studiebelasting blijkt. Dit schema laat zien dat de opleiding uitgaat van een studiebelasting van 40 uur per week (100%) en dat daarvan gemiddeld per week 11 uur vast is ingeroosterd (26,25%). Uit studentevaluaties blijkt dat studenten gemiddeld 32,6 uur per week aan hun studie besteden (2006). • De opleiding meet het bestede aantal studie-uren van studenten per week via blokenquêtes die na elke periode plaatsvinden. Wanneer de ervaren studielast afwijkt, wordt actie ondernomen; betreffende onderdelen worden bijgesteld. • Naast het meten van de ervaren studielast bewaakt de opleiding de studievoorgang via de studieloopbaanbegeleiding (zie 4.2). De studieloopbaanbegeleider bewaakt de studievoortgang aan de hand van studieresultaten die in gesprekken aan de orde komen. Zowel docenten als studenten hebben inzicht in de cijferadministratie. Studenten die een groet studieachterstand oplopen, worden in een specifiek begeleidingstraject apart begeleid. • Studenten kunnen op verzoek versnellen. In overleg met de studieloopbaanbegeleider en met goedkeuring van de examencommissie kunnen zij dan enkele programmaonderdelen tegelijk uitvoeren. De PA heeft als ambitie een stroming te ontwikkelen voor specifiek vwo’ers met de mogelijkheid om het programma in drie en een half jaar te doorlopen. • Voorts kent de opleiding een instroommoment in februari waarmee flexibel wordt ingespeeld op mogelijke wensen van studenten. • Er zijn verschillende drempels in het programma opgenomen die de studievoorgang bevorderen. Studenten dienen in het eerste jaar met een positief resultaat te slagen voor de landelijke reken- en taaltoets, een drempel die de PA al langer, dan sinds twee jaar (= landelijk), in de propedeuse hanteert. Op een negatief resultaat van deze toetsen volgt een negatief bindend studieadvies. Tevens moeten studenten IBM 1 en de stages van blokken 2 en 4 met een positief resultaat behaald hebben voor een positief bindend studieadvies. Tevens kunnen studenten pas starten aan de LiO-stage in het vierde jaar wanneer zij daaraan voorafgaande onderdelen, waaronder IBM 2, met een positief resultaat hebben afgerond.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
23/51
•
Verder blijkt uit het bestudeerde materiaal dat de opleiding oog heeft voor spreiding van toetsmomenten om de studielast daarmee eveneens evenwichtig te laten zijn. Vooral in de eerste twee jaar, waarin voornamelijk afzonderlijke vakken worden getoetst. Hierbij geldt maximaal zeven toetsen per toetsmoment.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor het reguliere vierjarige programma gelden de wettelijke toelatingseisen. Mensen kunnen instromen wanneer zij in het bezit zijn van een havo-,vwo- of mbo-diploma. Voor studenten van 21 jaar en ouder zonder het gevraagde voordiploma kunnen op grond van de 21+regeling instromen via een toelatingsonderzoek dat de toelatingscommissie uitvoert. • Om in te stromen tot de TOP-opleiding moeten aspirant studenten in het bezit zijn van een wo- of hbo-diploma of een 1ste- of 2de-graads lerarenbevoegdheid. Mensen met een verwant diploma kunnen via een assessment procedure instromen en mensen die niet aan de diploma-eisen voldoen en 25 jaar en ouder zijn, kunnen instromen via een toelatingsprocedure 25+, zoals ook geldt voor de 21+ studenten die de reguliere opleiding willen volgen (Onderwijsregeling 2007-2008). • De opleiding heeft contacten met aanleverende scholen. Studenten van de PA zijn betrokken bij het geven van informatie over de Pabo aan scholieren binnen het voortgezet onderwijs. • Hoewel het begin van het programma ook een mate van zelfsturing kent, is het programma bij de start wat meer aanbodgericht. Dit om de aansluiting vanuit onder meer de havo en het mbo te bevorderen. Studenten hebben dan de mogelijkheid te wennen aan meer zelfsturing dan op het voortgezet onderwijs. In deze fase van de opleiding wordt de studieloopbaanbegeleiding gekenmerkt door een bewakende functie bij wennen en leren omgaan met (nieuwe) werkvormen. • Binnen leerlijnen worden verschillende werkvormen gebruikt waarmee studenten kunnen wennen aan de in de opleiding gebruikte opleidingswerkvormen. • De opleiding biedt een bijscholingsprogramma op het gebied van rekenen en taal in het eerste studiejaar.
24/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De PA wordt voltijd aangeboden. De reguliere vierjarige stroming bestaat uit een programma met een omvang van 240 studiepunten. • Het tweejarige TOP-programma omvat 240 studiepunten, waarvan er 120 worden verkregen door vrijstellingen vanwege de vooropleiding.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voldoende
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De PA heeft haar onderwijsdidactische visie beschreven in het de Opleidingsmodel 2005. Sleutelbegrippen die daarin zijn verwoord, zijn: competentiegericht, sociaal constructivistisch, opdrachtgericht, reflectief en zelfsturing en werkplekleren (stage). • Het programma is vormgegeven volgens leerlijnen, zie 2.3. De verschillende onderwijsdidactische onderwijsvormen komen terug in de afzonderlijke leerlijnen. Zo staat werkplekleren centraal binnen de stageleerlijn naast competentiegericht, reflectief en zelfsturing en staat reflectief en zelfsturing centraal binnen de SLB-leerlijn. Uit het gesprek met de docenten verneemt het panel dat sociaal constructivisme als hoofduitgangspunt geldt samen met competentiegericht. • Binnen een onderwijsblok wordt aan verschillende activiteiten gewerkt welke onder bepaalde leerlijnen hangen. Studenten werken toe naar een IBM waarin competenties op een bepaald niveau worden beoordeeld. Op dat moment laten studenten zien wat zij aan kennis en kunde vanuit de verschillende leerlijnen hebben opgedaan. • In het zelfevaluatierapport noemt de opleiding uitgangspunten voor de vormgeving: van teaching naar learning, van leerschool naar werkschool en van eiland naar archipel. Het panel constateert dat het gebruikte leerlijnenmodel met name de vormgeving bepaalt. • Het leerlijnenmodel is ook sturend voor de gekozen werkvormen. Dat wil zeggen stage en reflectie in de stagelijn, projecten, hoor- en werkcolleges in de projectenlijn, vakken, cursussen, workshops in de cursussenlijn en studieloopbaangesprekken en reflectie in de SLB-leerlijn. Studenten geven aan voldoende afwisseling te ervaren in werkvormen. • Voorts is de PA gecertificeerd als Dalton en EGO (Ervaringsgericht Onderwijs) opleidingsschool. • De opleiding geeft aan dat competentieontwikkeling plaatsvindt in de beroepspraktijk. Het panel constateert dat de competentieontwikkeling nadrukkelijk aandacht krijgt in de
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
25/51
•
stageleerlijn en de SLB-leerlijn. Daarbij wordt uitgegaan van de beoogde competenties en de leerdoelen van een student die hij in een persoonlijk ontwikkelplan opneemt. Op basis hiervan vindt begeleiding plaats vanuit de SLB-leerlijn. Daarnaast moet de student in het portfolio verantwoorden op welke wijze hij competent is op de beoogde competenties. Het portfolio dient als basis voor het IBM. Het panel heeft het programma bestudeerd en beoordeeld dat het integrale karakter vanuit competentiegericht opleiding in de eerste fase van de opleiding nadrukkelijk aan bod kan komen. Op grond van de gevoerde gesprekken en het bestudeerde materiaal komt het panel tot het oordeel ‘voldoende’. De inbedding van de leerlijnen op een meer integrale wijze in relatie tot competentiegericht opleiden kan sterker in de eerste fase van de opleiding. Via het project Onderwijs in Ontwikkeling (2008) pakt de opleiding dat aan. Daarnaast constateert het panel op basis van de bestudeerde documentatie en de verschillende gevoerde gesprekken dat er verschillende uitgangspunten gehanteerd worden. Hoe deze uitgangspunten zich tot het geheel verhouden, bleek niet altijd helder uit de gevoerde gesprekken.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het Opleidingsmodel (2005) geeft de uitgangspunten weer die gelden voor de toetsen binnen de PA. Hierin is verwoord dat toetsing en beoordeling integraal deel uitmaken van het competentiegerichte didactisch concept. Verder beschrijft het opleidingsmodel dat er voldoende variatie in toetsvormen moet zijn en dat naast blokgebonden toetsen ook studiefasegebonden toetsing plaatsvindt. • De PA heeft de uitgangspunten voor de uitvoering van de toetsing verder verwoord in een toetsbeleid (Toetsbeleid Pedagogische Academie Groningen, 2005), dat congruent is aan het Opleidingsmodel (2005). Hierin is onder andere de verantwoordelijkheid van de toetscommissie beschreven, namelijk het bewaken van een juiste naleving van de toetscyclus. Verder evalueert de toetscommissie periodiek onderdelen van de toetscyclus, rapporteert zij bevindingen aan het management, evalueert zij het toetsbeleid en adviseert zij het management met betrekking tot de uitvoering van toetsing. • De examencommissie van de PA ziet toe op een juiste uitvoering van de onderwijsregeling. Wanneer studenten terugvallen op de onderwijsregeling, komen ze in aanraking met de examencommissie. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen bij grote vertraging als gevolg van bijzondere omstandigheden of bij de aanvraag van een ‘niet standaard’ minor. • In de studiegids zijn de beoogde competenties of deelaspecten daarvan per onderwijseenheid opgenomen. Deze zijn per onderwijseenheid ook voor studenten beschikbaar op Blackboard.
26/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
• •
•
•
•
Het panel heeft verschillende toetsen en beoordelingen ingezien en bestudeerd: toetsen gerelateerd aan de blokken en de drie integrale beoordelingsmomenten. Blokgebonden toetsen zijn de toetsen die plaatsvinden per leerlijn en per onderwijseenheid. Het panel herkent de leerlijnen in de toetsopzet binnen bloktoetsen: de toetsing binnen een blok sluit aan bij het didactische principe dat centraal staat in de betreffende leerlijn. Binnen de cursusleerlijn worden onderdelen getoetst via tentamens, individuele vaardigheidstoetsen en individuele of duo-opdrachten die uitmonden in een werkstuk/verslag en een presentatie. Projecten (binnen de projectenleerlijn) worden getoetst op basis van groepsproducten met individuele componenten. Stages (stageleerlijn) worden individueel beoordeeld. Dit gebeurt aan de hand van stageproducten die worden opgenomen in een stagemap op basis waarvan een eindgesprek plaatsvindt. In dat gesprek beoordeelt de stagebegeleider (oplisser bij convenanten) de student. Hij neemt daarin het oordeel van de stagecoach mee als advies. In de SLB-leerlijn vindt toetsing plaats via reflectie op de competentieontwikkeling. Daarvoor voeren studenten individuele en groepsopdrachten uit die worden opgenomen in een individueel (digitaal) portfolio dat door de SLB’er wordt beoordeeld. Het panel heeft kennistoetsen, voortgangstoetsen, stageopdrachten en portfolio-opdrachten gezien en beoordeelt de opzetten hiervan positief. Tevens beoordeelt het panel de beoordelingen van de kennis- en voortgangstoetsen adequaat alsmede van de stageopdrachten. De portfolio-opdrachten worden beoordeeld binnen het Integraal BeoordelingsMoment (IBM). In het IBM komen de leerlijnen bij elkaar. Hierin wordt beoordeeld in hoeverre de student hoofdfasebekwaam (IBM-1), werkplekbekwaam (IBM-2) of startbekwaam (IBM-3) is. De TOP-opleiding hanteert IBM’s op niveaus 2 en 3. Het panel heeft de drie IBM’s bestudeerd, alsmede de uitwerkingen en beoordelingen. Het panel heeft tevens docenthandleidingen bestudeerd die bij IBM-1 en IBM-2 horen. Het panel beoordeelt het integrale karakter, de mate waarin de toetsvorm en opzet aansluiten bij de competentiegerichte opzet, positief. Het panel constateert dat de gehanteerde criteria in de studenthandleidingen van de IBM’s zijn afgeleid van de beoogde competenties. Voor IBM-1 en IBM-2 zijn normeringen in docenthandleidingen opgenomen. Voor IBM-3 zijn er criteria waaraan de student moet voldoen. Het is het panel niet duidelijk welke beoordeling van de criteria tot welk cijfer leiden: wanneer wordt een zes gegeven en wanneer een acht. De kwaliteit van de feedback beoordeelt het panel daarentegen positief. Verder heeft het panel geen ‘verplichte bewijslast’ aangetroffen. Studenten geven, in het gesprek met het panel, aan dat docenten hen hier op wijzen. Studenten dienen een groot deel van de competenties via reflectie aan te tonen. Het panel beoordeelt de kwaliteit (het niveau) van reflectie goed, maar benadrukt dat de betrouwbaarheid van de competentiebeoordeling kan worden versterkt door meer concrete bewijslast te vragen en dit als zodanig vast te leggen. Studenten geven aan dat de informatievoorziening aangaande toetscriteria helder is. Studenten oordelen positief over de wijze waarop zij beoordeeld worden. Naast de, via Blackboard aangereikte, handleidingen wordt veelal door de docent een toelichting op de beoogde doelstellingen gegeven bij aanvang van een periode.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
27/51
•
•
• •
•
De mate waarin de student startbekwaam is, wordt in de laatste fase van de opleiding gemeten in drie programmaonderdelen: de ontwikkelopdracht, de LiO-stage en IBM-3 (zie 6.1). In de specialisatiefase wordt het eindniveau van de ‘wetenschappelijke oriëntatie’ getoetst via de uitwerking van een individuele ontwikkelopdracht (Afronding onderzoeksopdracht, procedure en eisen, 2007). Deze opdracht wordt door de begeleider vanuit het werkveld en door de docent vanuit de PA beoordeeld op vastgestelde criteria in termen van voldoende, ruim voldoende, goed of zeer goed. Een onvoldoende zou in deze eindbeoordeling niet mogen voorkomen, omdat in een dergelijk geval de student al eerder had moeten afhaken. Het panel constateert dat de opzet van de ontwikkelopdracht in ontwikkeling is naar een onderzoeksopdracht, gericht op praktijkonderzoek. Ook hier geldt dat het gebruik van de term ‘wetenschappelijk’ verwarring schept. De huidige ontwikkelopdrachten kunnen nog beter het praktijkgerichte onderzoek laten zien (zie verder 6.1). De onderzoekende houding van de student komt in de ontwikkelopdracht aan de orde in de cursus ‘de leraar als onderzoeker’, waarin ook het kunnen analyseren is opgenomen. Docenten construeren de eigen toetsing, met uitzondering van de toetsing binnen de cursusleerlijn. Deze toetsing wordt door groepen docenten ontwikkeld. Met het oog op de borging van de toetsing worden de ontwikkelde toetscriteria jaarlijks via de toetscommissie in het werkveld geëvalueerd (periodiek: jaarlijks, per semster). Met het oog op de borging van de toetsing worden de ontwikkelde toetscriteria jaarlijks via de toetscommissie in het werkveld geëvalueerd Teamleiders (zie 3.1) voeren onder andere hierover overleg met de leerlijnencoördinatoren en de toetscommissie. Bij eventuele discussie over eindresultaat van ontwikkelopdracht (onvoldoende of voldoende) vindt overleg plaats tussen de betreffende docenten in de vorm van intervisie. Op grond van de gevoerde gesprekken met studenten en de bestudeerde resultaten is het panel overtuigd dat beoordeling adequaat plaatsvindt. Daarbij beoordeelt het panel de betrouwbaarheid van de toetsing zoals vormgegeven in IBM-1 en IBM-2 als beter dan in IBM-3. De wijze waarop beoordelingen bij IBM-1 en 2 hebben plaatsgevonden acht het panel aanzienlijk duidelijker. Uit het gesprek met docenten heeft het panel vernomen dat de toetsing wordt doorontwikkeld, een verbeterd beoordelingsformulier voor alle IBM’s, maar specifiek voor IBM-3 is in ontwikkeling. Op grond van de bevindingen van het panel aangaande de opzet en beoordeling rondom de IBM’s komt het panel tot een voldoende.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
28/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De kwaliteiten en praktijkervaring van docenten blijken uit de bestudeerde cv’s. deze laten zien dat 15 docenten recente werkervaring hebben. Vier docenten hebben onderzoekservaring; twee daarvan zijn lid van de kenniskring Integraal Jeugdbeleid. • Daarnaast zijn docenten op de hoogte van ontwikkelingen in de beroepspraktijk vanuit betrokkenheid bij de begeleiding van stagiairs, contacten met oplissers en de samenwerking met convenantpartners in het kader van de ontwikkeling van bepaalde programmaonderdelen (zie ook 2.1). Ook is een aantal docenten lid van de overkoepelende beroepsorganisatie waar vanuit zij contact hebben met het werkveld. • De opleiding maakt gebruik van gastdocenten (Overzicht gastdocenten PA, 2007). In 2006-2007 waren dat er ongeveer 50. Zij verzorgen delen van cursussen, presentaties of workshops. Studenten zijn enthousiast over de bijdrage van gastdocenten. • De coördinator van de stageleerlijn heeft via de Programmaraad regelmatig overleg met een vertegenwoordiging van het werkveld. • Docenten zijn zelf verantwoordelijk voor het onderhouden van actuele kennis, daarvoor bezoeken zij onder meer congressen en seminars. Ook nemen docenten deel aan internationale projecten of uitwisselingsprogramma’s, bijvoorbeeld in Noorwegen. Vanaf begin 2008 zijn beroepstaakontwikkelgroepen opgericht waarin een vertegenwoordiging van het werkveld (basisschool) zitting heeft om in de vorm van een project samen met de PA beroepstaken te ontwikkelen die in het programma gebruikt gaan worden. • Studenten zijn tevreden over de praktijkkennis die docenten inbrengen in het onderwijs.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het huidige personeelsbestand telt 65 personeelsleden (51,1 fte), waarvan 51 vast (41,6 fte). Dit leidt tot een staf-studentratio van 1: 23. Voorts zijn er 16 oplissers in de 11 convenantgebieden. • Vanuit het managementteam, bestaande uit de Dean en drie teamleiders, worden drie teams aangestuurd: twee onderwijsuitvoerende teams (A en B) en een onderwijsondersteuningsteam. Team A heeft de primaire verantwoordelijkheid voor de onderwijsontwikkeling en -uitvoering voor de studiejaren 1 en 2 van de reguliere opleiding. Team B richt heeft deze verantwoordelijkheid over de studiejaren 3 en 4 van de reguliere opleiding en over het TOP-programma. • Het Meerjaren Personeelsplan PA 2006-2009 geeft de strategische keuzes van de PA aan ten aanzien van onder andere de opbouw van het personeelsbestand. • Van de formatie is 10% beschikbaar voor projecten en deskundigheidsbevordering. • Het ziekteverzuim van de PA is teruggebracht naar gemiddeld 6,2%, dat is boven het gemiddelde van de HG (4,2%). De tevredenheidsenquête onder medewerkers laat zien
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
29/51
•
dat docenten een werkdruk ervaren. Docenten bevestigen dit in het gesprek met het panel en geven daarbij aan dat dit vooral te maken heeft met de onderwijsontwikkelingen die zij hebben uitgevoerd en de verhuizing die onlangs heeft plaatsgevonden. Dat kost tijd en energie. Het panel constateert dat de drukte enigszins is verminderd en dat de nieuwe werkomgeving tot meer rust heeft geleid. Bovendien heeft het management nadrukkelijk aandacht voor de ervaren werkdruk. In een verbeterplan Druk van de Ketel (juni 2006) zijn verbeterpunten en ambities op dit punt uiteengezet. Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij tevreden zijn over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van docenten.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft doelstellingen met betrekking tot de kwaliteit van het personeelsbestand, zoals voor professionalisering, opgenomen in het meerjaren personeelsplan. Deze doelstellingen zijn afgeleid van het strategische plan van de academie (Academie Strategisch Plan 2006-2009). • Op grond van bestudering van de cv’s van docenten beoordeelt het panel de kwaliteit van de docenten goed. Ongeveer 30% van het personeel heeft wo-diploma, zoals op het gebied van orthopedagogiek, pegagogiek, Nederlands, wiskunde en biologie. Ook zijn vier docenten gekwalificeerd in Engels onderwijs. In 2010 zullen hiervoor tien docenten gekwalificeerd zijn (Meerjaren Personeelsplan 2006-2009). Voorts zijn er zes opgeleidde assessoren in dienst. • De opleiding maakt gebruik van resultaatgericht werken (conform HG) waarbinnen gebruik wordt gemaakt van een HRM-gesprekscyclus die bestaat uit achtereenvolgens een functioneringsgesprek, één of meer voortgangsgesprekken en een beoordelingsgesprek. Binnen deze gesprekken kunnen docenten aangeven op welke gebieden zij zich verder willen professionaliseren. Het persoonlijke ontwikkelplan van de medewerker dient daarbij als uitgangspunt. Zo hebben vier docenten bijvoorbeeld het afgelopen jaar een stage gelopen. Ook worden vanuit de HRM-gesprekscyclus specifieke loopbaantrajecten voor (met name) oudere medewerkers aangeboden, zoals ‘Pinot Gris’. Dit traject is bijvoorbeeld gericht op bezinning en inspiratie. • In de aanstelling van docenten is 10% ruimte gereserveerd voor deskundigheidsbevordering. Dat staat gelijk aan 166 uur per jaar bij een fulltime aanstelling. • Naast individuele professionalisering vindt collectieve scholing plaats. In de planning ligt scholing op wetenschappelijk niveau met het oog op de ‘wetenschappelijke oriëntatie’ waar in het programma de komende jaren de aandacht naar uitgaat. Zo worden in 2007 2008 de medewerkers van team B geschoold in het begeleiden van studenten bij de nieuwe ontwikkelopdrachten. Verder organiseert de lector Integraal Jeugdbeleid een
30/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
•
•
•
•
lezingenreeks waarin het thema ‘wetenschappelijke oriëntatie’ centraal staat voor medewerkers/docenten, studenten en het werkveld. Daarnaast zullen een aantal docenten zich via het lectoraat verder professionaliseren door middel van het verrichten van onderzoek en hebben vijf docenten een cursus kwalitatief onderzoek gevolgd (intern bij de HG). Uit de gevoerde gesprekken met docenten blijkt dat zij op (vak)inhoudelijk gebied hun kennis en kunde bijhouden via workshops, training on-the-job en intervisie van docenten, ondere andere naar aanleiding van beoordelingen van tussenproducten van studenten. Voor oplissers en coaches op basisscholen worden jaarlijks cursussen georganiseerd. Deelname is verplicht en een voorwaarde om oplisser/coach te zijn. Een oplisser volgt een tweejarig kosteloos traject (tien dagdelen) en een coach (leerkrachten die studenten begeleiden) een cursus van drie dagdelen. Na afronding van de cursus worden jaarlijks functioneringsgesprekken gevoerd, conform de beoordelings- en functioneringscyclus, en nemen zij deel aan intervisiebijeenkomsten. Uit de documentatie blijkt dat de komende jaren verder aandacht wordt besteed aan de scholing van oplissers en coaches met het oog op het verankeren van het beoordelen van de onderzoekende houding en onderzoeksvaardigheden in de stages. Er is een introductiemap voor nieuwe medewerkers. Daaruit blijkt hoe een nieuwe medewerker wegwijs wordt gemaakt binnen de PA. Hierbij treedt een collega op als mentor. Alumni en studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij tevreden zijn over de kwaliteiten van de docenten van de PA.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De PA van de HG heeft per 1 januari 2008 nieuw onderdak gekregen in het D-gebouw op het Zernikecomplex in Groningen. Dit gebouw is op uitgebreide schaal verbouwd en aan de wensen van de PA aangepast. De impact van de nieuwe voorzieningen op het onderwijs is in een stand van zakennotitie verwoord. • Naast algemene lokalen zijn er vier specifieke lokalen voor muziek, drama, ICT en is er een atelier. De lokalen zijn goed geoutilleerd en sluiten aan op het onderwijs dat de PA verzorgt. Daarnaast bieden de specifieke lokalen flexibele mogelijkheden. Een vijfde specifiek PAlokaal ‘het lokaal van de toekomst’ is nog in ontwikkeling. Naast vaklokalen zijn er tal van ruimtes die geschikt zijn voor projectwerkzaamheden, groepsbesprekingen en zelfstudie. Studenten van PA maken verder gebruik van de mediatheek waarin literatuur, vakbladen en onderwijsmethoden beschikbaar zijn voor uitleen. Voorts is het gehele gebouw voorzien van
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
31/51
• •
draadloos internet en zijn er verschillende werk-/studieruimtes die voorzien zijn van inplugpunten voor notebooks. Er is een stagebureau dat zich bezighoudt met de organisatie rondom de stages en de plaatsing van stagiairs op een stage-instelling. Op grond van de rondleiding die het panel in het gebouw heeft gehad, constateert het panel dat het gebouw een zeer open en rustige werksfeer uitstraalt. Veel glas en de frisse kleuren dragen daar aan bij. Ook de studenten met wie het panel heeft gesproken, geven aan dat de nieuwe omgeving bijdraagt aan een prettige werksfeer.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studiebegeleiding krijgt vorm in de leerlijn SLB. Hiervoor heeft iedere student een eigen studieloopbaanbegeleider en werkt hij aan de hand van een persoonlijk ontwikkelplan dat geënt is op de beoogde competenties/het beoogde beroep. Dit gebeurt via reflectie en het bijhouden van een portfolio. De opdrachten voor SLB staan voor studenten op Blackboard. • In het eerste jaar richt SLB zich op oriëntatie en selectie. De studieloopbaanbegeleiding heeft in deze periode een meer bewakend karakter. Aan de hand van studieresultaten wordt de studievoortgang bewaakt. In hogere studiejaren wordt de studievoortgang eveneens bewaakt vanuit studieresultaten. Het karakter van de SLB is dan meer gericht op de integratie van de verschillende leerlijnen en dient als voorbereidend op de IBM’s. • Naast de ingeplande SLB-gesprekken kunnen studenten zelf gesprekken aanvragen met hun studieloopbaanbegeleider en kunnen zij gebruik maken van het decanaat van de HG. • Naast de SLB’er heeft de student tijdens de stage te maken met een stagebegeleider (van de PA), dat bij de convenantpartners de oplisser is. Ook worden stagiairs op de basisschool begeleid door een coach, de leerkracht op de basisschool bij wie de student stage loopt. Oplissers en coaches worden geschoold (zie 3.3). • Verder zijn studenten die in de eindfase van de opleiding zitten in de mogelijkheid om via hun vrije keuzeruimte supervisie te volgen. Ook wordt supervisie door de PA aangeboden in een nascholingsaanbod voor alumni. • De HG werkt met HELO; de Hanze Elektronische Leeromgeving. Dit is het intranet/extranet waaronder alle digitale voorzieningen, zoals e-mail en Blackboard zijn ondergebracht. • Op Blackboard wordt alle belangrijke onderwijsinhoudelijke informatie aangeboden. Daarnaast biedt Blackboard een forum-functie. In Progress wordt de studievoortgang van
32/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
•
•
de studenten bijgehouden. Hierin zijn alle studieresultaten zichtbaar voor studenten en docenten aan de hand waarvan studieloopbaangesprekken plaatsvinden. Verder kunnen studenten binnen de HELO via de digitale onderwijsplanner (DOP) intekenen op onderwijseenheden en tentamens. Dit kan alleen op basis van een goedgekeurde studieovereenkomst (SOK). Via het DOP tekent de student ook in op keuzeonderdelen van buiten de opleiding (tweede fase). Naast de genoemde digitale voorzieningen beschikken studenten over een eigen postvakje en ontvangen zij ongeveer maandelijks een nieuwsbrief van de PA.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor de interne kwaliteitszorg sluit de PA aan bij besturingssystematiek van de HG. De basis is ervan gelegen in het EFQM-model en de PDCA-cyclus. Onderdeel van het HGbeleid is dat elke drie jaar een EFQM-audit wordt gehouden waarin de opleiding wordt beoordeeld op onderwerpen vanuit het NVAO-kader. • Vanuit de Hanzehogeschool wordt gestreefd naar EFQM fase 3, de systeemgeoriënteerde onderwijsorganisatie. In het verlengde van het HG-strategisch plan is op het niveau van de PA het Academisch Strategisch Plan 2006-2009 opgesteld waarvan het Academie Jaarplan 2006-2009 (AJP) is afgeleid. In het AJP zijn kwaliteitszorgactiviteiten op een planmatige manier uitgewerkt. • Als streefwaarde wordt 7,0 op een 10-puntsschaal (resp. 70% tevredenheid) nagestreefd. • De belangrijkste doelen van het AJP zijn terug te vinden in het managementcontract tussen Dean en CvB. Hierin zijn ook streefwaarden opgesteld waar de resultaten specifiek op worden beoordeeld. • Via verschillende evaluaties wordt de kwaliteit gemeten op onderwerpen die aansluiten op de onderwerpen vanuit het NVAO-kader en bij de specifiek vastgestelde onderwerpen uit het managementcontract. • Evaluaties die plaatsvinden zijn: - studenttevredenheidsenquête (SSA-enquête), jaarlijks centraal vanuit de HG; - blokevaluaties, na elk blok; - aansluitingsonderzoek, jaarlijks onder eerstejaars studenten; - studiestakers onderzoek, doorlopend vanuit SLB; - personeelstevredenheidsonderzoek, tweejaarlijks vanuit HG; - werkgeversonderzoek, driejaarlijks vanuit de HG; - HBO-Monitor onder alumni, jaarlijks.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
33/51
•
In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding duidelijk toegelicht op welke wijze zij de verschillende evaluaties gebruikt in de kwaliteitszorgsystematiek. Daarbij meldt de opleiding dat resultaten van evaluaties voor studenten zichtbaar zijn op Blackboard.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Vanuit de bestuderingsystematiek van de HG geldt dat nieuwe doelen, verwoord in jaarplannen en het managementcontract, zijn afgeleid van voorgaande resultaten. Dit is herkenbaar in het AJP van de PA waarin een analyse van voorgaande activiteiten is opgenomen. • Evaluatieresultaten van de PA uit de periode 2006-2007 zijn opgenomen en geanalyseerd in het document IKZ Jaarverslag, 2007. • Verschillende evaluatie-instrumenten worden structureel ingezet, uitkomsten worden besproken in de teams en met het werkveld, waarna vervolgens activiteiten worden doorgevoerd. Een voorbeeld van een verbetering die heeft plaatsgevonden op basis van evaluatie-uitkomsten is de inbedding van SLB in het programma. Vanuit landelijke (politieke) ontwikkelingen hebben Pabo’s de opdracht gekregen om leerwerkplekken te creëren. De PA heeft hierop ingespeeld via de opzet van de hoofdfase waarin studenten een semester vrije keuzeruimte hebben. Studenten kunnen dan kiezen uit onderwerpen die zij uitvoeren in de praktijk. • De PA beschrijft in het zelfevaluatierapport op welke wijze zij de aandachtspunten na de visitatie in 2002 heeft opgepakt. Gegeven aandachtspunten hadden betrekking op de borging van het hbo-niveau en versterking van de samenhang tussen activiteiten op het gebied van personeelsbeleid. Daarnaast waren verbeterpunten geformuleerd met betrekking tot het beroepsbeeld, de samenhang en integratie binnen het curriculum, de inhoud en niveau van de toetsen en het interne kwaliteitszorgsysteem. De PA heeft verbeteringen in gang gezet, zo blijkt ook uit de stand van zakennotitie van de NVAO die in 2006 de onderwerpen heeft geëvalueerd (notitie stand van zaken, 2006). In een brief verwoordt de NVAO haar bevindingen waarin zij aangeeft dat de PA veel vernieuwingsen verbeteringsacties in gang heeft gezet sinds de visitatie in 2002 aangevuld met de constatering dat de PA in eerste instantie heeft gekozen voor het verbeteren van de organisatiestructuur om zo de inhoudelijke en voorwaardelijke vernieuwing van de opleiding te kunnen realiseren. Zij komt tot de conclusie dat er sprake is van een adequaat bestuurlijk hanteren (Brief met reactie van de NVAO, 9 juni 2006). • Het panel constateert verder dat verschillende documenten als het huidige Opleidingsmodel, het Toetsbeleid en het IKZ-systeem laten zien dat de PA verbetermaatregelen heeft doorgevoerd. Daarnaast beschrijft de PA een aantal verbetermaatregelen, dat aansluit op in gang gezette ontwikkelingen en/of evaluaties:
34/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
-
•
borging van hbo-niveau en ‘wetenschappelijke oriëntatie’ door invoering van de module onderzoeksvaardigheden en de ontwikkelopdracht (nu onderzoeksopdracht); - installatie van lector en kenniskring Integraal Jeugdbeleid; - aanscherpen van de beoordeling van projecten; - invoering van drie integrale beoordelingsmomenten (assessments); - het project academische basisscholen; basisscholen waarin door leerkrachten academici en hbo’ers o.a. ‘wetenschappelijk onderzoek’ wordt uitgevoerd. De leerkrachten van de basisschool worden geschoold in het methodisch kunnen uitvoeren van een onderzoek; - het instellen van een programmaraad en een gewijzigde werkveldadviescommissie; - deskundigheidsbevordering van medewerkers (zie 3.3). Al heeft het panel voorbeelden gezien waaruit blijkt dat de PA signalen uit het veld ter harte genomen heeft, komt het panel op grond van het ontbreken van de doorvoering van verbetermaatregelen in het kader van beoordelen en toetsing, toch tot een ‘voldoende’ bij dit facet.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Naast de genoemde enquêtes bij facet 5.1 zijn verschillende partijen betrokken bij de kwaliteitsbewaking van de opleiding. • Medewerkers zijn als uitvoerders van het onderwijs direct betrokken bij de kwaliteitsborging daarvan. Daarvoor nemen zij deel aan teamvergaderingen en vindt plenair overleg plaats. Verder kunnen ze zitting hebben in de medezeggenschapsraad van de PA waarmee ze invloed kunnen uitoefenen op het beleid en de strategie van de opleiding. Docenten zijn verder inhoudelijk betrokken bij onderwijsontwikkeling via deelname aan projecten, commissie of ontwikkeltrajecten. • Studenten zijn betrokken bij de kwaliteit van hun opleiding via deelname aan de medezeggenschapsraad van de PA en de opleidingscommissie waar vanuit zij formeel inspraak hebben in voorgestelde verbeterplannen. In deze gremia worden onder meer uitkomsten van (blok) enquêtes besproken. Verder worden uitkomsten van enquêtes voorgelegd aan contactstudenten die aan het begin van elk schooljaar worden aangewezen. • Er is een website voor alumni opgesteld vanuit de HG. Daarnaast is er een alumnibureau dat vanuit de HG verschillende alumniactiviteiten georganiseerd. Vanuit de PA worden diverse nascholingstrajecten aangeboden voor PA-alumni. • Personen uit het werkveld zijn op verschillende manieren betrokken bij de kwaliteitsborging van de opleiding. Heel concreet via de begeleiding van stagiairs door leraren uit de beroepspraktijk. Vanuit de stagebegeleiding van de PA wordt contact
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
35/51
• •
onderhouden met coaches en oplissers. In de WAC zitten tien vertegenwoordigers uit het werkveld: oplissers en coaches. Daarnaast is het werkveld vertegenwoordigd in de Programmaraad die eveneens uit tien personen bestaat (bestuurders en schooldirecteuren). De WAC richt zich daarbij meer op de eindkwalificaties die de opleiding hanteert in de stagelijn en de actuele ontwikkelingen die er in het veld spelen en de Programmaraad levert eveneens input vanuit actuele ontwikkelingen, maar dan gericht op de inrichting van de opleiding. Voorts neemt de PA deel aan het LOBO waarin het werkveld is vertegenwoordigd. Medewerkers, studenten en vertegenwoordigers van het werkveld, met wie het panel heeft gesproken, geven allemaal aan betrokken te worden bij de ontwikkeling van de opleiding. daar geeft het werkveld aan dat contacten nadrukkelijk zijn geïntensiveerd en dat deze als zeer prettig worden ervaren. Studenten merken op dat de opleiding openstaat voor feedback.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de afstudeerfase staan in de beoordeling van de startbekwaamheid de SBLcompetenties en het hbo-niveau centraal. De afstudeerfase bestaat uit de volgende drie onderdelen: - De LiO-stage. Hierin laat de student in de praktijk zien dat hij de SBL-competenties en de hbo-kernkwalificaties beheerst op niveau 3 (startbekwaam). De student (‘leraar in opleiding') dient gedurende 21 weken zelfstandig het onderwijs te verzorgen voor een basisschoolgroep. Als toelatingseis geldt dat de student voorgaande onderdelen, waaronder IBM-2 positief heeft afgerond. In een stagemap, waarin een verslag van de LiO-stage is opgenomen, laat de student zien dat hij voldoet aan de eisen. De begeleider vanuit het werkveld is medebeoordelaar van de LiO-stage. - De ontwikkelopdracht. Hierin voert de student een onderzoek uit in de praktijk waarin hij zijn LiO-stage uitvoert. Het onderzoek vindt plaats op basis van een vraagstelling. Over de uitkomsten van het onderzoek schrijft de student een verslag. - IBM-3. Hierin laat de student in een gesprek zien dat hij startbekwaam is. Het portfolio waarin de competentieontwikkeling van de student centraal staat dient hiervoor als uitgangspunt. Het IBM wordt beoordeeld aan de hand van een gespreksverslag. • Het panel heeft tien ontwikkelopdrachten gezien, LiO-stageverslagen en portfolio’s. Op grond hiervan beoordeelt het panel het eindniveau voldoende. De onderzoeksmatige uitwerking kan, naar de mening van het panel, beter. Het gaat daarbij om het gebruik van
36/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
•
•
•
•
literatuur. Dit is gericht op de verplichte literatuurlijst, de standaardwerken. Daarbij is de wijze waarop studenten verwijzen naar gebruikte bronnen niet altijd correct. Het panel heeft van docenten vernomen dat onderzoeksvaardigheden verder geïmplementeerd worden in het programma en dat de huidige ontwikkelopdracht per juni 2007 een onderzoeksopdracht wordt. Deze zal een meer onderzoekend karakter hebben. Daarnaast heeft het panel resultaten van IBM’s (1,2 en 3) gezien. Deze resultaten heeft het panel eveneens positief beoordeeld; deze resultaten laten een toename in het niveau zien waar naartoe wordt gewerkt. De waargenomen resultaten beoordeelt het panel positief. In de systematiek, in de vorm van verplichte bewijslast, kan de opleiding een verbeterslag maken (zie 2.8). In het programma zijn verder drempels ingebracht die bijdragen aan de bewaking van het hbo-niveau. Naast de landelijke WISCAT-toets in het eerste jaar, dienen alle onderdelen voorafgaand aan de LiO met een positief resultaat te zijn afgerond. Het panel heeft met vertegenwoordigers van het werkveld en alumni gesproken. Zij geven aan tevreden te zijn over het bereikte niveau. Alumni geven daarbij aan dat zij voldoende handvatten hebben, in de vorm van reflecterend vermogen, om zichzelf verder te ontwikkelen als leerkracht. Panel constateert dat studenten nadrukkelijk worden gestimuleerd om een onderzoekende houding te ontwikkelen. Daarbij is het werkveld tevreden over de producten van studenten en het niveau dat studenten laten zien. De PA bewaakt de verdieping in het programma in samenspraak met het lectoraat en het werkveld en heeft daar de afgelopen jaren een grote slag in gemaakt. Het panel constateert dat zij op dit moment de puntjes op de i zet. Verder beoordeelt het panel het nascholingsprogramma dat is opgezet voor alumni, met betrekking tot onderzoeksvaardigheden, positief. Dat geldt ook voor de minor Methoden en Technieken, verzorgd door docenten van de Rijksuniversiteit Groningen. Op grond van de kanttekeningen die het panel plaatst bij de inhoudelijke uitwerkingen van de ontwikkelopdrachten en op grond van het feit dat de eindfase nog in ontwikkeling is, waarbij onderzoek explicieter aan bod komt, komt het panel tot een ‘voldoende’ bij dit facet.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De PA heeft streefcijfers in het Academisch Strategisch Plan 2006-2009 geformuleerd, welke eveneens zijn opgenomen in het managementcontract. De definitie die de PA geeft aan rendement komt overeen met de definitie van de HBO-raad. • De streefrendementen die de opleiding hanteert, zijn: 70% na jaar 1 en 90% na de hoofdfase.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
37/51
•
•
•
In het zelfevaluatierapport heeft de PA haar rendementen aangegeven. Dit laat een wat treurig beeld zien. Het diplomarendement na 5 jaar is van ongeveer 52,1% in 2000 gedaald naar 41,4% in 2002. Op grond van het recente propedeuserendement (70% voor cohort 2005) en de ingezette SLB op het eerste jaar, die meer nadrukkelijk de voortgang bewaakt, is de verwachting dat de rendementen zullen toenemen. Deze verwachting vindt het panel reëel. Verder constateert het panel dat de opleiding gericht onderzoek verricht naar de motivatie van studenten die uitvallen of vertragen. De uitkomsten van dergelijke onderzoeken worden gebruikt bij herziening van beleid, zoals bij de vormgeving van SLB in jaar 1 is gebeurd. Op grond van de gerealiseerde studierendementen komt het panel hier tot het oordeel ‘voldoende’.
38/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
39/51
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
40/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
41/51
42/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
43/51
44/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw M. Snel
Panellid: Mevrouw C.H.MM. Dautzenberg
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: De heer D. de Vries
Panellid: De heer drs. A.J. Kallenberg
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid domein de heer drs. A.J. Kallenberg De heer Kallenberg is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van onderwijskunde en onderwijsmanagement (middenmanagement), opleiding, professionalisering, kwaliteitszorg en innovaties. Ook is de heer Kallenberg ingezet vanwege zijn ervaring in diverse lagen van het onderwijs (BO, VO, MBO, HBO, WO) en vanwege zijn kennis van de internationale ontwikkelingen in het werkveld. De heer Kallenberg is momenteel directeur van het Onderwijskundig Expertise Centrum Rotterdam en daarnaast lector Educatie aan de Hogeschool van Leiden. Momenteel is hij bezig met een proefschrift over de rol van de middenmanager bij innovatieprocessen in het hoger onderwijs. Voor deze visitatie is de heer Kallenberg individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1986 – 1992 1978 – 1981
Pedagogische Wetenschappen Rijksuniversiteit Leiden (Onderwijskunde met specialisatie Organisatie & Beleid) Pedagogische Academie, Mariahoeve te Den Haag
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
45/51
Werkervaring: 1982 – 1983 Basisonderwijs te Leiden 1983 – 1990 Plaatsvervangend onderwijscoördinator Juridische Faculteit (Rijksuniversiteit te Leiden) 1990 – 1996 Interuniversitair onderwijsmanager Bestuurskunde (Erasmus Universiteit/ Rijksuniversiteit Leiden) 1996 – 1997 Hoofd Bureau Onderwijs Faculteit Sociale Wetenschappen (Erasmus Universiteit) 1997 – heden Directeur Onderwijskundig Expertise Centrum Rotterdam (OECR) (Erasmus Universiteit) 2003 – heden Lector Educatie (Hogeschool Leiden)
Panellid mevrouw C.H.M.M. Dautzenberg Mevrouw Dautzenberg is ingezet als panellid vanwege haar werkvelddeskundigheid op het gebied van didactiek en pedagogiek van het jonge kind. Daarnaast is zij ingezet vanwege haar onderwijsdeskundigheid door haar ervaring als kleuterleidster en in managementfuncties. Mevrouw Dautzenberg beschikt over auditdeskundigheid vanwege haar ervaring als lid van de visitatiecommissie Pabo. Momenteel is zij directeur van een nieuw opgezette basisschool in Utrecht Leidsche Rijn. Voor deze visitatie is mevrouw Dautzenberg aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA Opleiding: 1976 1977 2002
KLOS Hoofdakte Master Degree Bovenschools management
Werkervaring 1977 1985 1990 2000 2004 – heden
Hoofdleidster kleuterschool Adjunct Basisschool Directeur Basisschool Interim directeur Start nieuwe basisschool Leidsche Rijn. Zie website: www.obswaterrijk.nl
Panellid student de heer D. de Vries De heer De Vries is ingezet als studentpanellid. Hij is derdejaars Pabo-student aan Hogeschool Domstad te Utrecht. Naast zijn opleiding zit de heer De Vries in de medezeggenschapsraad. De heer De Vries beschikt over studentgebonden deskundigheid met betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen tot leraar basisonderwijs. Daarnaast is hij representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. De heer De Vries heeft de NQAvisitatietraining hoger onderwijs bijgewoond. Daarnaast is hij aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 2000 MAVO, Ashram college, Alphen aan den Rijn 2004 CIOS opleiding sport en bewegen, NOVA College, Haarlem 2005 – heden Pabo, Hogeschool Domstad, Utrecht
46/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
Werkervaring: 2000 – 2005 Zomer 2004 2004 – 2006 2006 – 2007 2007 – heden
Postkamer, verkoop, reisuitvoering, Peter Langhout Reizen, Alphen aan den Rijn Badmeester, zwembad ‘de Hoorn’, Alphen aan den Rijn Judo/jiu jitsu leraar, budoschool Arashi, Alphen aan den Rijn Barman, Poolcafe Friendship, Alphen aan den Rijn Alphahulp, Aveant, Utrecht
Mevrouw M. Snel (NQA-auditor) Mevrouw Snel is in 2004 begonnen als student panellid bij NQA en heeft sinds 2005 als NQA-auditor ervaring met visiteren van bestaande en nieuwe opleidingen in verschillende sectoren binnen het hbo. Daarnaast verzorgt zij trainingen over het visitatie- en accreditatiestelsel. Zij heeft als junior personeelsadviseur gewerkt bij een grote zorginstelling voor verstandelijk gehandicapte mensen waar zij de personele zaken behartigde van ongeveer 200 medewerkers. Mevrouw Snel is getraind als auditor Hoger Onderwijs NQA in samenwerking met Lloyd’s Register. Door haar ervaring heeft zij tevens deskundigheid in het beoordelen van afstandsonderwijs. Opleiding: 2004 Maart 2004
Bachelor HRM, Personeel & Arbeid, Saxion Hogeschool Enschede Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyd’s Register
Werkervaring: 2004 – 2005 Junior personeelsadviseur, de Twentse zorgcentra 2005 – heden NQA-auditor, Netherlands Quality Agency
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
47/51
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Opleiding tot leraar basisonderwijs Hanzehogeschool Groningen op 22 en 23 april 2008
22 april 2008
Dag 1
08.30 – 11.00 uur 11.00 – 11.30 uur 11.30 – 12.00 uur 12.00 – 13.00 uur 13.00 – 13.45 uur 13.45 – 14.45 uur 14.45 – 15.15 uur 15.15 – 16.15 uur 16.15 – 17.00 uur 17.05 – 17.50 uur 17.45 – 18.45 uur
Bestuderen materiaal Gesprek CvB Vervolg bestuderen materiaal Lunch Gesprek management Gesprek docenten Pauze/rondleiding Gesprek studenten Gesprek alumni (over het hbo-niveau) Gesprek werkveld Paneloverleg
23 april 2008
Dag 2
08.30 – 09.30 uur 09.30 – 10.30 uur
Materiaalbestudering (c.q. paneloverleg) Gesprek met derde en vierdejaarsstudenten (totaal 6 à 8 studenten) over de toetsen, werkstukken, stages en ontwikkelopdrachten Gesprek met docenten/afstudeerbegeleiders over afstuderen mede o.b.v. de geselecteerde ontwikkelopdrachten die het panel heeft bestudeerd Lunch en paneloverleg Tweede gesprek management met aansluitend de afsluiting/terugkoppeling. Indien de opleiding andere personen dan het management wil laten aanschuiven, zorgen we voor een korte break (bijv. 5-10 min.)
10.30 – 11.30 uur
11.30 – 13.30 uur 13.30 – 14.00 uur
48/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Algemeen Academie Strategisch Plan 2006-2009, 2006 Academie jaarplan 2007-2008, juni 2007 Organigram PA 2007-2008, juli 2007 Portefeuilleverdeling MT Pedagogische Academie, nov. 2007 Overleg- en besluitvormingsstructuur Pedagogische Academie 2006-2007, spet. 2007 Taken en verantwoordelijkheden medezeggenschaps- en adviesorganen Pedagogische Academie, 2005 Participanten samenwerkingsverband, 2007 Overzicht gastcolleges voor studiejaar 2007-2008 Medezeggenschapsraad en kwaliteitszorg ‘Betonvlechten’, Stand-van-zaken-notitie PA, 2005 Opleidingsmodel, 2005 Toetsbeleid Pedagogische Academie Groningen, 2005 IKZ-systeem Pedagogische Academie Groningen, 2005 Brief met reactie van NVAO, 9 juni 2006 Studie ‘Opleiden in de School, kwaliteitsborging en toezicht’, 2007 Teamjaarplannen 2006-2007, 2007 Beroepsprofiel PABO Hanzehogeschool Groningen, 2002 met supplement, 2005 Focus 2010, jan. 2005 HG-Onderwijskader, okt. 2005 HG-Onderwijsvisie, jan. 2005 HG-Kader kwaliteitszorg, nov. 2007 Notitie HRM gesprekscyclus, 2006 Formats functioneringsgesprekken EFQM-model, 2004 HG-besturingssystematiek, 2004 Doelstellingen Implementatie SBL Beroepscompetenties, 2005 Dublin HBO SBL kwalificaties, 2005 Benchmarken op niveau, 2007 Niveaus in competenties, 2006 Programma Beleidsdocument uitvoering convenant, 2006 Onderwijsregeling 2007-2008, juni 2007 Studiegids 2007-2008, sept. 2007 Beleidsplan Internationalisering, 2004 Projectopdracht Onderwijs in Samenhang, 2006 Rapporten OiS, 2007 Studentenstatuut Hanzehogeschool Groningen Eerder (elders) verworven competenties in relatie tot instroomassessment op de Pedagogische Academie, 2005 Afronding onderzoeksopdracht, procedure en eisen, 2007
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
49/51
Inzet van personeel Meerjaren Personeelsplan PA, 2006-2009, 2006 CV’s docenten PA Overzicht gastdocenten PA, 2007 SPEA Takenformplan-begroting 07-08 Rapportage Personeelstevredenheidsonderzoek PA 2006 Verbeterplan ‘Druk van de ketel’ van juni 2006 en stand-van-zaken-notitie mei 2007 Wegwijzer nieuwe medewerkers PA, 2006 Voorzieningen Functioneel ruimtelijk programma van eisen PA-huisvesting, 2006 Rapportage Evaluatie SLB, 2007 Evaluatie stage, 2006-2007 Interne kwaliteitszorg Auditrapport pedagogische Academie, 2007 Analyse resultaten Personeelstevredenheidsonderzoek PA, 2007 Pilot stage-evaluatie onder vierdejaars PA-studenten, 2007 Rapportages werkgeversonderzoek PA, 2005 Aansluitingsmonitor Noordoost Nederland, 2007 HBO-Monitor 2006 Keuzegids, 2007 Rapportage SSA-enquête 2006, feb. 2007 IKZ jaarverslag, 2007 Blokenquête 2006-2007 MT-voorstel stage-evaluatie, 2007 Evaluatie opleiden in school Klachtenprocedure Pedagogische academie, 2005 Resultaten Overzicht ontwikkelopdrachten 2007 Overzicht LiO-stages 2007 Overzicht IBM3 beoordelingen Managementovereenkomst CvB-dean PA 2007-2008 Rendementen Propedeuse PABO 2006-2007 Internet- en Blackboardsites www.hanze.nl/home/Schools/Pedagogische+Academie/Lectoraat/Over+het+lectoraat/ www.slo.nl www.minocw.nl/onderwijspersoneelenkwaliteit/266/Wet-BIO-en-bekwaamheiseisen.html IKZ-archief, Blackboard
50/51
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl Opleidingscompetenties: SBL-competenties: 1. Interpersoonlijk competent (gerelateerd aan de algemene PA-competenties 1 t/m 6) 2. Pedagogisch competent 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent (gerelateerd aan de vakspecifieke competenties) 4. Organisatorisch competent 5. Competent in samenwerken met collega's 6. Competent in samenwerken met de omgeving 7. Competent in reflectie en ontwikkeling (gerelateerd aan algemene PA-competenties 4 en 7) Algemene PA-competenties: 1. Samenwerken 2. Plannen en organiseren 3. Presenteren 4. Probleemanalyse en doelgericht handelen 5. Responsiviteit 6. Leiding geven 7. Reflectief vermogen Vakspecifieke competenties (SLO) 1. Nederlandse taal 2. Engels 3. Rekenen/wiskunde 4. Aardrijkskunde 5. Natuur en techniek 6. Geschiedenis 7. gezond en redzaam gedrag 8. Beeldende vorming 9. Cultuureducatie (PA) 10. Bewegingsonderwijs (PA) 11. Drama (PA)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, hbo-bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
51/51