Hanzehogeschool Groningen Opleiding: Varianten:
Verpleegkunde, hbo bachelor voltijd/deeltijd/duaal
Visitatiedatum:
27 april 2006
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, oktober 2006
2
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 9 10 10 12 13
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 19 29 33 36 39
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
43 44 49 52 54
3
4
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
5
6
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de bacheloropleiding Verpleegkunde van de Hanzehogeschool Groningen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in januari 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op donderdag 27 april te Groningen. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: de heer drs. K. Boonstra (voorzitter); mevrouw dr. J.A. Vriezen (domeinpanellid); mevrouw D. Oldehinkel (studentpanellid); de heer drs. G.J.H. Vermeulen (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hanzehogeschool Groningen is in 1993 ontstaan door een fusie van de Rijkshogeschool Groningen en de Hanzehogeschool Groningen. De hogeschool omvat ruim 60 bacheloropleidingen en telt ruim 20.000 studenten en 2.200 personeelsleden. Naast bacheloropleidingen kent de hogeschool hbo-masteropleidingen (i.o) en post-hboopleidingen. De Hanzehogeschool Groningen is een van de grotere hogescholen in Nederland. Tot september 2004 kende de Hanzehogeschool Groningen een faculteitsstructuur. Vanaf september 2004 zijn de vier faculteiten opgeheven en zijn de bacheloropleidingen ondergebracht bij Schools of Academies. De hogeschool bestaat uit totaal 18 Schools. Binnen deze Schools hebben inhoudelijk verwante opleidingen een plaats gekregen.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
7
In het nieuwe strategische plan van de hogeschool Focus 2010 (2005) zijn de kennissamenleving en internationalisering centrale thema’s. Deze thema’s sluiten aan bij het landelijk Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan (HOOP 2004). De ambitie van de hogeschool is kort samengevat in de missie: De Hanzehogeschool Groningen leidt ondernemende, maatschappelijk verantwoordelijke en internationaal georiënteerde professionals op en draagt bij aan de kenniscirculatie in Noord-Nederland. Voor de hele hogeschool zijn in het HG-Onderwijskader afspraken vastgelegd ten aanzien van onderwijsaanbod, programmering, studieloopbaanbegeleiding, onderwijsorganisatie en de ontwikkeling van brede bachelors. De bacheloropleiding Verpleegkunde is sinds september 2004 onderdeel van de Academie voor Verpleegkunde. Naast de opleiding Verpleegkunde bestaat de academie uit de bacheloropleiding Maatschappelijke Gezondheidszorg – Sociaal Psychiatrische Verpleegkunde (MGZ–SPV) en de masteropleiding Advanced Nurse Practitioner. De opleiding MGZ–SPV zal in de loop van 2007 ophouden te bestaan omdat de bekostiging wordt beëindigd. Wel zal de MGZ-SPV worden voortgezet als uitstroomprofiel binnen de bacheloropleiding. Binnen de Academie voor Verpleegkunde is zowel het lectoraat Transparante Zorgverlening als het lectoraat Rehabilitatie actief. De opleiding Verpleegkunde leidt op tot Bachelor of Nursing. De opleiding wordt in drie varianten aangeboden: voltijd, deeltijd en duaal. De voltijdopleiding bestaat sinds 1978; de deeltijdopleiding is in september 1999 gestart. In het studiejaar 2002/2003 is in samenwerking met het werkveld voor de cohort 2000/2001 de mogelijkheid van een duale leerweg aangeboden. De voltijdopleiding vormt de basis voor de curricula van de deeltijd en de duale opleiding. Voor de deeltijdopleiding zijn theoretische onderdelen van het programma in de propedeuse verdeeld over vier onderwijsperioden in plaats van drie (zoals in de voltijd). Voor de duale variant is een vertaling gemaakt van de theoretische onderdelen van het derde en vierde jaar naar praktijkopdrachten zoals action-learning. In grote lijnen kunnen daardoor de programmaonderdelen van regulier ‘vertaald’ worden naar deeltijd of duaal. Er staan bij de opleiding Verpleegkunde ruim 1.000 studenten ingeschreven. Het onderwijs wordt verzorgd door 57 docenten (35,1 fte). Docenten zijn ondergebracht in vier onderwijsteams die resultaat verantwoordelijk zijn voor het organiseren en ontwikkelen van een deel van het curriculum. Elk team heeft een teamleider. Dean en teamleiders vormen samen het managementteam. De organisatiekanteling van cluster- naar teamstructuur is gericht op het bevorderen van de directe contacten tussen studenten en docenten en de betrokkenheid van het ondersteunend personeel bij het onderwijs. Voor de borging van de externe oriëntatie en vakinhoudelijke oriëntatie zijn vier expertgroepen samengesteld. In het studiejaar 2005/2006 is bij de opleiding het project Brede Bachelor gestart. Uitgangspunt is een gemeenschappelijk programma voor de eerste twee studiejaren. Vervolgens kiezen studenten uit drie uitstroomprofielen en is het mogelijk een minor te kiezen. Een blauwdruk voor een nieuw curriculum van de brede bachelor is onlangs opgeleverd. De major-minor structuur wordt vanaf september 2006 structureel ingevoerd.
8
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
Het uitgangspunt is het aanbieden van een volwaardige major (conform de wet BIG) voor de opleiding Verpleegkunde (niveau 5). Met Public Health gaat de opleiding zich de komende jaren profileren. De opleiding is voor het laatst in september 2000 gevisiteerd. De uitkomsten van de visitatie zijn vastgelegd in het eindrapport Take 5 (mei 2001). 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft het visitatiepanel zich voorbereid op het bezoek. In de maanden februari en maart 2006 bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement en er is gesproken met docenten en studenten. Ook is gesproken met afgestudeerden en werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-) oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden schriftelijk beargumenteerd.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
9
De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in juli 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in september 2006 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september 2006 en vervolgens ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het ‘Beoordelingsprotocol’ zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie ‘Handreiking voor oordeelsvorming’ een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd of duale variant afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijd en duale varianten dezelfde argumenten/oordelen als voor de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De facetten Domeinspecifieke eisen, Niveau bachelor en Oriëntatie hbo bachelor zijn gewaardeerd met het oordeel ‘goed’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma Aan de facetten Eisen hbo, Relatie doelstellingen en inhoud programma, Samenhang in opleidingsprogramma, Studielast, Instroom en Duur is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het panel heeft het oordeel ‘voldoende’ toegekend aan de facetten Afstemming tussen vormgeving en inhoud en Beoordeling en toetsing. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
10
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
1.5.3 Inzet van personeel De facetten Eisen hbo en Kwantiteit personeel zijn gewaardeerd met het oordeel ‘goed’. Het facet Kwaliteit personeel is gewaardeerd met het oordeel ‘excellent’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Het panel heeft het oordeel ‘goed’ toegekend aan het facet Materiële voorzieningen. Het facet Studiebegeleiding is door het panel gewaardeerd met het oordeel ‘voldoende’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Aan de facetten Evaluatie resultaten en Maatregelen tot verbetering is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het facet Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld is gewaardeerd met het oordeel ‘voldoende’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Aan het facet Gerealiseerd niveau heeft het panel het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het facet Onderwijsrendement is gewaardeerd met het oordeel ‘goed’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
11
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiele voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
12
Opleiding Verpleegkunde (hbo-bachelor vt / dt / duaal) Hanzehogeschool Groningen Goed Goed Goed Positief Goed Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Voldoende Positief Goed Goed Excellent Positief Goed Voldoende Positief Goed Goed Voldoende Positief Voldoende Goed Positief
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
1.7
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema waaruit blijkt dat de opleiding Verpleegkunde van de Hanzehogeschool Groningen op de zes onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is. De opleiding voldoet op alle facetten aan de basiskwaliteit en gaat daar op vele facetten bovenuit, met name waar het gaat om de onderwerpen Doelstellingen, Programma en Personeel.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
13
14
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
15
16
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij het landelijk competentieprofiel HBO-Verpleegkunde zoals vastgelegd in het document Met het oog op de toekomst (Pool, e.a., 2001). Dit profiel is mede gebaseerd op het rapport Gekwalificeerd voor de toekomst (1996). Hierin wordt onderscheid gemaakt in vijf niveaus van verplegen en verzorgen. De opleiding Verpleegkunde leidt studenten op tot verpleegkundige op kwalificatieniveau 5. • Het landelijk competentieprofiel is in opdracht van het Landelijk Overleg Opleidingen Verpleegkunde (LOOV) mede door het werkveld vormgegeven. De eisen van werkgevers en de beroepspraktijk zijn in het competentieprofiel verwerkt. Dit is af te leiden uit de samenstelling van de commissies die dit profiel hebben ontwikkeld. • In het landelijk competentieprofiel zijn de vijf centrale rollen (zorgverlener, regisseur, ontwerper, coach en beroepsbeoefenaar) beschreven waarmee HBOVerpleegkundigen zich in de praktijk onderscheiden. Vervolgens is aangegeven welke beroepscompetenties verpleegkundigen moeten beheersen om deze rollen in de praktijk te vervullen. Dit resulteert in 12 kerncompetenties van de verpleegkundige op hbo-niveau, kwalificatieniveau 5. • De kerncompetenties zoals beschreven in Met het oog op de toekomst sluiten aan bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. Er wordt een goede verbinding gelegd met nieuwe ontwikkelingen in de zorg: veranderingen in vraag en aanbod, veranderende eisen (kwaliteit en doelmatigheid) en stelselwijzigingen. • De opleiding plaatst het competentieprofiel in het zelfevaluatierapport niet in een internationaal perspectief. Wel blijkt uit Met het oog op de toekomst dat het competentieprofiel van de American Association of Colleges of Nursing (1998) een belangrijke basis vormt. Dit geeft aansluiting bij de International Council of Nurses (ICN), waarmee de internationale inbedding is gewaarborgd. • De opleiding vervult een voortrekkersrol bij het internationaal uitdragen van de beroepscompetenties van de HBO-Verpleegkundigen. Er komen verzoeken om samenwerking uit o.a. China, Maleisië en Litouwen. • Door de opleiding Verpleegkunde Groningen is in 2003 aanvullend de kerncompetentie 0 ontwikkeld (KC 0), namelijk basisvaardigheden / leercompetenties voor het leren in de praktijk. Deze kerncompetentie is gebaseerd op de generieke
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
17
•
HBO-kwalificaties (HBO-raad 2000). In de praktijkleerperioden worden deze kerncompetentie verder uitgewerkt en toegepast. De eindkwalificaties van de opleiding worden jaarlijks getoetst aan ontwikkelingen in het werkveld door de toetscommissie.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het document Met het oog op de toekomst wordt gesteld dat de HBOVerpleegkundige ‘erin slaagt tijdens de uitoefening van haar beroep twee belangrijke elementen te combineren en te integreren: het hbo-niveau en de verpleegkunde. De integratie van deze beide elementen wordt vooral zichtbaar in de rollen die zij vervult, en de wijze waarop zij die uitvoert’ (pag. 28). In verband met de inhoudelijke operationalisering van het hbo-niveau wordt de relatie aangegeven met de algemene HBO-kwalificaties. • De opleiding heeft aan de hand van een schema de samenhang tussen de Dublin descriptoren, de generieke HBO-kwalificaties van de Commissie Franssen en de kerncompetenties in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat de kerncompetenties aansluiten bij zowel de Dublin descriptoren als de generieke HBO-kwalificaties. • De door de opleiding geformuleerde kerncompetentie (KC 0) is gebaseerd op de HBO-kwalificaties, met name die zich richten op de attitude in de praktijk.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De 12 kerncompetenties zijn geformuleerd in samenspraak met vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk en rekening houdend met ontwikkelingen in de zorg (zie facet 1.1). • De opleiding hanteert het volgende beroepsbeeld voor de HBO-Verpleegkundige: de verpleegkundige ondersteunt en beïnvloedt beroepsmatig de vermogens van de zorgvrager bij feitelijke of potentiële reacties op gezondheids- of daaraan
18
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
•
•
•
gerelateerde bestaansproblemen op de behandeling of therapie, om het evenwicht tussen draagkracht en draaglast te handhaven of te herstellen. HBOVerpleegkundigen zijn werkzaam als senior verpleegkundige, psychiatrisch verpleegkundige, sociaal verpleegkundige, wijkverpleegkundige, verpleegkundige in de huisartsenpraktijk, verpleegkundig consulent, zorgcoördinator en jeugdzorg verpleegkundige. Naast een algemene beschrijving van de rollen, domeinen en kerncompetenties van de HBO-Verpleegkundigen, bevat Met het oog op de toekomst een groot aantal concrete beroepscompetenties. De beroepscompetenties zijn gekoppeld aan zes zorgcategorieën: intensief klinische zorg (IKZ), kraam-, kind- en jeugdzorg (KKJ), zorg voor psychiatrische patiënten, zorg voor verstandelijk gehandicapten (GGZ/VGZ), zorg voor chronische zieken (CZ) en zorg voor geriatrische patiënten (GP). Ook worden per zorgcategorie de belangrijkste actuele ontwikkelingen in vraag en aanbod, eisen en stelselwijzigingen beschreven. Voor de beschrijvingen van de zorgcategorieën zijn interviews met zorgvuldig gekozen experts in het veld gehouden. De uitkomsten zijn vervolgens voorgelegd aan experts tijdens expertbijeenkomsten. Tenslotte is in kaart gebracht wat voor consequenties deze uitkomsten hebben voor de verschillende rollen die de HBOVerpleegkundige binnen de betreffende zorgcategorie kan vervullen. Het panel stelt vast dat de eindkwalificaties het niveau van een beginnend HBOVerpleegkundige weerspiegelen. Ook zijn de eindkwalificaties tot stand gekomen in nauwe samenspraak met vele relevante partijen uit het werkveld. Wel merkt het panel op dat de patiënt (in de vorm van een patiëntenvereniging of patiëntenraad) niet bij het formuleren van de eindkwalificaties betrokken is geweest.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding biedt een programma aan dat zich kenmerkt door diverse onderwijsvormen en competentiegerichtheid.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
19
•
•
•
•
•
•
•
20
Studenten maken vanaf het begin van de opleiding kennis met beroepstaken die zij moeten uitvoeren. Studenten ontwikkelen in verschillende projecten een beroepsproduct met een theoretische en praktische verantwoording. In de moduleboeken wordt steeds de relatie met de actuele beroepspraktijk beschreven. De opleiding werkt met voorgeschreven en aanbevolen literatuur. Bij diverse onderdelen dienen studenten gebruik te maken van zelf geselecteerde literatuur. Binnen de studieonderdelen Evidence Based Practice leren studenten artikelen te analyseren. Het panel heeft aan de hand van het ter inzage gelegde studiemateriaal en de boekenlijst vastgesteld dat kennisontwikkeling een centrale plaats inneemt in het programma. De gebruikte vakliteratuur is actueel en is ontleend aan de beroepspraktijk. Veel theorie heeft een ondersteunende rol in de projecten. Ook omvat het curriculum een aantal modulen basistheorie (vooral in het eerste jaar). Het aanleren van verpleegtechnische en communicatieve vaardigheden heeft een centrale plaats in het curriculum. Hiertoe beschikt de opleiding over een speciaal ingericht skillslab. De opleiding hecht belang aan internationalisering in het curriculum. Doel is het optimaliseren van de internationale component in het curriculum, het onderhouden van netwerken en het coördineren van studenten- en docentenmobiliteit. Een voorbeeld hiervan is het Intensive Programm van 3 credits in het derde studiejaar dat samen met studenten van het Florence Network wordt uitgevoerd. Doel is het vergelijken van gezondheidszorg- en verpleegsystemen en hun kwaliteit in diverse landen. Ook wisselen docenten curriculumonderdelen uit door het verzorgen van presentaties. Voorts is er in het programma aandacht voor zorg voor andere culturen, met speciale aandacht voor het verplegen van allochtonen. Hiervoor zijn geen aparte programmaonderdelen ontwikkeld; de zorg voor andere culturen is geïntegreerd in het programma. In samenwerking met buitenlandse universiteiten wordt een internationale minor Public Health ontwikkeld (omvang 30 credits). De opleiding zal vanaf 2006/2007 in de vorm van de internationale minor Public Health onderdelen van het curriculum in het Engels aanbieden, samen met vier partners uit het Florence Network. De uitwisseling van studenten en docenten zal een bijdrage leveren aan internationaal georiënteerde programma’s. De Gezondheidswerkplaats (in samenwerking met de Academie voor Gezondheidsstudies) is onlangs opgericht. In de Gezondheidswerkplaats wordt voor studenten en docenten een inspirerende leer- en onderzoeksomgeving ingericht. Intern en extern kan men daar terecht voor leeropdrachten, advies en behandeling en toegepaste onderzoeksvragen. Het is een multifunctioneel centrum voor advies en behandeling voor studenten, personeelsleden en externe cliënten. Zo is in samenwerking met Thuiszorg Groningen het seniorenspreekuur opgezet. In februari 2006 hebben de eerste studenten van de opleiding deelgenomen aan de keuzemodule Multidisciplinaire Leerwerkplaats. Andere modulen worden ontwikkeld. De wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) schrijft voor dat bachelorstudenten Verpleegkunde een bepaald aantal uren theoretisch onderwijs doorlopen en praktisch onderwijs volgen in minimaal twee verschillende werkvelden. Het theoretisch onderwijs dient ten minste de onderdelen verpleegkunde,
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
•
•
•
•
•
•
geneeskunde, gedragswetenschappen en ondersteunende vakken te bevatten. Het programma zoals beschreven in de studiegids voldoet aan deze eisen. De interactie met de beroepspraktijk vindt voor een aanzienlijk deel plaats in de praktijkcomponent van het programma. In alle opleidingsvarianten is deze component omvangrijk (ruim 90 credits). De praktijkcomponent bestaat uit stages en een afstudeerproject. Aldus wordt de student in staat gesteld beroepsvaardigheden te ontwikkelen. De opleiding participeert samen met de ROC’s in het PROVOstagebureau (Project Verzorgend en Verplegend Onderwijs). Deze samenwerking heeft tot doel stageperiodes te stroomlijnen en afstemming met de instellingen te bevorderen. Alleen bij hoge uitzondering is het mogelijk dat studenten zelf een stageplaats verwerven. Voor aanvang van de stage dient de student een stageovereenkomst te ondertekenen tussen opleiding, student en instelling. Het programma voorziet in verschillende stages. De oriënterende stage in het eerste studiejaar is vervallen vanwege een tekort aan passende stageplaatsen. Deze stage is vervangen door opdrachten in het veld bij verschillende instellingen. Studenten zijn hierover enthousiast. De tweede helft van het tweede studiejaar bevat een stage van een half jaar, geprogrammeerd in twee onderwijsperioden. Ook het derde jaar voorziet in een stage. Deeltijdstudenten lopen eveneens stage. De drie stages in de hoofdfase omvatten ieder drie onderdelen: de stage in de stageinstelling, de methodische praktijkbegeleiding en bijeenkomsten met de tutorgroep. In de startweek van de stage stelt de student een werkplan op met leerdoelen. Het stagevervangend beroepsoriënterend programma in de propedeuse omvat praktijkopdrachten, participatie in PG en buddyopdrachten. Aan het eind van de stage levert de student een evaluatieverslag van zijn leerproces in. De stage wordt beoordeeld door de stagedocent nadat eerst de praktijkbegeleider is gehoord. De inrichting van de stages is duidelijk vastgelegd in de Stagemodule voor de opleiding HBO Verpleegkunde. Vierdejaars studenten zijn in de gelegenheid stage in het buitenland te lopen. In het tweede en derde studiejaar kan buiten Nederland alleen in Duitsland en België stage worden gelopen. Wanneer deeltijdstudenten tijdens de stage ook werkzaam zijn in een verpleegkundige setting, kunnen deze werkzaamheden tot een maximum van 160 uren per stage gerekend worden tot de stage-uren. Als in het recente verleden relevante competenties zijn verworven (dit ter beoordeling van de examencommissie) kan dit tot een vrijstelling tot een maximum van 160 uren per tweede en/of derdejaars stage leiden. Kenmerkend voor de duale opleiding is dat een aanzienlijk deel van de opleiding wordt gevolgd in een bedrijfssituatie, waar de student werkzaam is en productieve taken uitvoert. Naast theoretisch onderwijs werkt de student aan action-learning opdrachten die worden geformuleerd door de werkgroep duaal. Studenten van de duale variant starten in de reguliere voltijdopleiding. In het tweede studiejaar vindt contractering tussen de student en de instelling plaats na een sollicitatieprocedure. Studenten met een behaalde propedeuse én 57 credits uit jaar twee komen hiervoor in aanmerking en krijgen een leerarbeidsovereenkomst voor het vervolg van de
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
21
•
•
•
•
•
• •
•
• • •
22
opleiding aangeboden. Bij het niet behalen van de studiepunten kan de student besluiten over te stappen naar de reguliere opleiding. Duale studenten lopen de eerste stage in de instelling waarmee een leerarbeidsovereenkomst is gesloten. In de hoofdfase wordt 20 weken stage gelopen in een ander werkveld dan van de instelling waarmee de overeenkomst is gesloten. Het curriculum biedt ruimte voor differentiaties. Studenten kunnen kiezen uit vier differentiaties: CZ, GGZ/VGZ, IKZ en KKJ. In het derde jaar is het mogelijk een differentiatie naar werkveld te kiezen, bijvoorbeeld intensief klinische zorg of GGZ. Daarnaast kan de student kiezen voor een afstudeerrichting binnen een veld, bijvoorbeeld oncologie of critical care. Ook is er de mogelijkheid keuzemodulen te volgen. In het kader van de invoering van de major-minor structuur zullen studenten in toenemende mate ook buiten hun studierichting modulen volgen. Het huidige aanbod aan keuzeonderdelen en differentiaties wordt geherstructureerd tot drie uitstroomprofielen op basis van het project Brede Bachelor. In het studiejaar 2007/2008 wordt dit gerealiseerd. Het laatste half jaar van de opleiding staat in het teken van de afstudeeropdracht. Om de integratie van de verpleegkundige rollen optimaal te laten verlopen, is er voor gekozen het afstudeerproject te koppelen aan de rol van ontwerper. Het afstudeeronderzoek kan een projectmatig karakter hebben of worden gekenmerkt door een onderzoeksstructuur. Van dit laatste is sprake als het onderzoek via het lectoraat wordt uitgevoerd. Met de lectoraten Transparante Zorg en Rehabilitatie sluit de opleiding aan bij actuele ontwikkelingen in de gezondheidszorg. Voor de afstudeerprojecten worden door het team D (afstudeerteam) onderzoeksvragen geworven vanuit het veld. Deze onderzoeksvragen worden door docenten omgezet in geschikte probleemstellingen voor het afstuderen. De definitieve vraagstelling komt tot stand in overleg met student, instelling en opleiding. Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 64% van de studenten tevreden is over de aandacht in de propedeuse voor beroepsoriëntatie (deeltijdstudenten: 64%). Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 82% van de studenten tevreden is over de manier waarop studieonderdelen bijdragen aan de beroepsvoorbereiding (deeltijdstudenten: 74%). Voorts blijkt dat 85% van de studenten tevreden is over de mate waarin in het studieprogramma wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen (deeltijdstudenten: 88%). Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 92% van de studenten tevreden is over de mate waarin de stages voorbereiden op het functioneren op de arbeidsmarkt (deeltijdstudenten: 86%). Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 69% tevreden is over de praktijkgerichte aanpak in de opleiding (deeltijdstudenten: 65%). Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 81% van de studenten tevreden is over de inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal (deeltijdstudenten: 93%). Uit de SSA-enquête 2005 blijkt dat 71% van de studenten tevreden is over de internationale gerichtheid van de opleiding (deeltijdstudenten: 67%). Verder is 73% van de studenten tevreden over de mogelijkheden in het opleidingsprogramma voor oriëntatie op de internationale arbeidsmarkt (deeltijdstudenten: 77%). Over de
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
mogelijkheden om een studieperiode in het buitenland uit te voeren is 89% van de studenten tevreden (deeltijdstudenten: 79%). Uit de enquête blijkt overigens ook dat slechts 39% van de studenten internationalisering als een belangrijk doel voor de opleiding of het toekomstig beroep beschouwd (deeltijdstudenten: 29%).
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het onderwijs is competentiegericht ingericht. Per blok zijn de bijbehorende competenties geformuleerd. De kerncompetenties zijn met codes in het curriculumoverzicht weergegeven. • In de Onderwijsregeling Academie voor Verpleegkunde 2005/2006 is bij ieder programmaonderdeel aangegeven aan welke kerncompetenties het onderdeel een bijdrage levert. Ook is het niveau aangegeven (inleidend, verdiepend, gevorderd). Voorts is in de onderwijsregeling bij elke periode (blok) aangegeven welke competenties centraal staan. • De concretisering van de inhoud van het curriculum is terug te vinden in de studiehandleidingen en modulebeschrijvingen. Het panel stelt op basis van deze documenten vast dat de curriculumonderdelen de studenten in staat stellen zich de beoogde leerdoelen eigen te maken. • In het curriculum zijn de beroepscompetenties uit Met het oog op de toekomst verdeeld over de verschillende jaren en blokken. De opleiding heeft deze verdeling inzichtelijk gemaakt in een competentiematrix die als bijlage bij het zelfevaluatierapport is opgenomen. Het panel stelt vast dat de beoogde eindkwalificaties adequaat zijn vertaald in het programma. Alle curriculumonderdelen samen stellen de studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
23
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het programma wordt gekenmerkt door een duidelijke opbouw. Het propedeusejaar is gericht op kennismaking met alle patiëntencategorieën, is laag complex en de focus ligt op de rol van zorgverlener. Het tweede jaar voorziet in theorie waarin alle patiëntcategorieën aan bod komen en kent een hogere complexiteit. De nadruk ligt op rollen van zorgverlener en regisseur. Naast patiëntenzorg komen ook vraagstukken van meer algemene aard aan bod. Het derde jaar voorziet in differentiaties: zorgverlener, regisseur, beroepsbeoefenaar en ontwerper in theorie. Het accent ligt op het verlenen en organiseren van zorg in relatie tot het scheppen van voorwaarden voor het verbeteren van het zorgproces. In het vierde jaar staat de rol van ontwerper centraal in het afstudeerproject. De andere rollen komen aan bod in de stage (verpleegproject). Het afstudeerjaar staat in het teken van één van de vier differentiaties. • Elke periode (blok) vormt een samenhangend geheel. Deze samenhang is gebaseerd op competenties rondom thema’s uit het werkveld of een patiëntencategorie. De blokcoördinator ziet toe op de samenhang en afstemming van de programmaonderdelen binnen een blok. De thema’s in de studieblokken dragen zorg voor de horizontale samenhang. • Het programma is samengesteld uit vijf leerlijnen: de integrale leerlijn, de conceptuele leerlijn, de vaardigheden leerlijn, de ervaringsreflectie leerlijn en de studieloopbaanbegeleiding. Deze leerlijnen bepalen de verticale samenhang in het programma. Er vindt overleg plaats om de afstemming tussen leerlijnen te borgen. • De samenhang in de verschillende jaren wordt bevorderd doordat de praktijkleerperioden in het teken staan van een thema, gekoppeld aan één van de vijf rollen. • Volgens de studenten en de alumni is het programma samenhangend en zijn de verschillende programmaonderdelen goed op elkaar afgestemd. Vooral in de differentiaties is de samenhang goed. • Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 83% van de studenten tevreden is over de samenhang tussen de studieonderdelen in het studieprogramma (deeltijdstudenten; 78%).
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De onderwijskaders van de hogeschool voorzien in criteria waaraan opleidingen dienen te voldoen wat betreft onderwijsaanbod, programmering en organisatie. Een van de doelen is de studeerbaarheid van de programma’s te vergroten. Op grond van
24
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
•
•
• • • •
•
•
deze afspraken is het studiejaar ingedeeld in 4 periodes. Verder omvat een onderwijsperiode maximaal 5 studieonderdelen, samen 15 credits en maximaal 7 toetsen. De herkansing is standaard geprogrammeerd in week 8 van de volgende onderwijsperiode. Binnen een studiejaar heeft de student recht op één herkansing per toets. In de studiehandleidingen zijn de studieactiviteiten beschreven in de vorm van studietaken met de bijbehorende studielast. De studielast wordt met behulp van verschillende instrumenten gemeten; de blokenquête is daarbij de meest direct op de onderwijsuitvoering volgende meting. De resultaten van de blokenquête zijn volgens de opleiding meer indicatief dan de meting in de SSA. De begrote studielast kan op basis van de uitkomsten worden bijgesteld. Uit de blokenquêtes blijkt dat studenten gedurende het eerste en tweede jaar 28 tot 39 uur per week aan hun studie besteden. Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat de studenten van de opleiding Verpleegkunde gemiddeld 23,6 uur per week aan hun studie besteden. In vergelijking met de voorgaande meting (2003) is er sprake van een afname. Deeltijdstudenten besteden naar eigen zeggen gemiddeld 19,8 uur per week aan hun studie. Ten opzichte van 2003 is er sprake van een stijging van het aantal uren. Deeltijdstudenten besteden gemiddeld minder tijd aan hun studie; dit verschil is te verklaren uit het feit dat deeltijdstudenten op basis van eerder verworven competenties (EVC’s) minder studiepunten hoeven te behalen en naast hun studie meer werken. Studenten krijgen feedback van docenten, ook op tussenproducten. Studieloopbaanbegeleiding vormt een apart studieonderdeel en komt in alle leerjaren aan bod (zie facet 4.2). Studieresultaten zijn altijd op te vragen in het elektronische registratiesysteem ProgRESS. Het panel heeft van de studenten vernomen dat er geen belangrijke factoren zijn die de studeerbaarheid van het programma negatief beïnvloeden. Wel is er volgens sommige studenten sprake van piekbelasting. De oorzaak hiervan blijkt uitstelgedrag van studenten te zijn en niet de programmering. De contacttijd bij de deeltijdopleiding is geconcentreerd op één dag per week. De spreiding van de studielast van het theoretische deel van het curriculum voldoet aan de norm. Op basis van werkzaamheden in de praktijk kan vrijstelling worden verleend voor de eerste stage en kan stage worden gelopen parallel aan het theorieprogramma. Met het oog op een goede studielast maken deeltijdstudenten in overleg met hun studieloopbaanbegeleider een planning op maat. De opleiding schrijft in de zelfevaluatie dat naar aanleiding van evaluaties met studenten en instellingen de studielast van de duale variant kritisch is bekeken. Er zijn aanpassingen doorgevoerd door action-learning opdrachten samen te voegen.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
25
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Op het gebied van werving en voorlichting ontplooit de opleiding activiteiten als open dagen, diverse meeloopdagen voor scholieren in de hoogste klassen van het voortgezet onderwijs, aparte voorlichtingsbijeenkomsten voor MBO-V’ers en specifieke voorlichting voor aspirant-deeltijdstudenten. Deze activiteiten worden schriftelijk geëvalueerd en kunnen leiden tot aanpassingen in het programma. De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport dat het aantal aanmeldingen hoog is en dat de evaluatie van de externe communicatie uitwijst dat de waardering van de bezoekers hoog is. • De academie biedt een 4-jarige voltijdse en een voltijdse versnelde route (3,5 jaar) aan voor studenten met een diploma havo, vwo, hbo of wo. Er worden geen specifieke profiel- of vakkenpakketeisen gesteld, maar een profiel natuur en maatschappij (met scheikunde en biologie) wordt aanbevolen. • Op grond van EVC’s zijn voor studenten met een mbo-, hbo- of wo-diploma vrijstellingen mogelijk. Studenten die hiervoor in aanmerking willen komen, kunnen een verzoek indienen bij de examencommissie. Voor studenten die instromen zonder standaard-vooropleiding wordt een instroomassessment ontwikkeld om EVC’s vast te stellen. Het instroomassessment is in juli 2006 operationeel. • Instromende studenten vanuit de MBO-V (niveau 4) kunnen een 2,5 jarig programma volgen. Deze studenten wordt 90 credits vrijstelling verleend (60 credits voor het propedeuseprogramma en 30 credits voor de tweedejaars stage). • Studenten van 21 jaar en ouder die niet aan de formele toelatingseisen voldoen, kunnen hiervan worden vrijgesteld na onderzoek door de toelatingscommissie (de 21+ regeling). • De opleiding heeft een enquête gehouden om de motieven van instromende studenten te onderzoeken. Uit de resultaten blijkt dat studenten kiezen voor de opleiding Verpleegkunde Groningen vanwege het beroep, de praktijkgerichte opleiding en de stad. Ook blijkt dat een aantal studenten de opleiding beschouwt als een parkeerstudie voor de opleiding Geneeskunde. • De opleiding werkt samen met verschillende ROC’s. Om een goede aansluiting op de competenties van instromende studenten te realiseren, is gezamenlijk een doorstroom-module ontwikkeld. • Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 76% van de studenten tevreden is over de aansluiting van de studie op de vooropleiding (deeltijdstudenten: 89%).
26
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding Verpleegkunde biedt haar onderwijs (conform het onderwijskader van de hogeschool) aan in periodes van 10 weken. Een studiejaar omvat vier blokken met een omvang van 15 credits. Een studiejaar kent een omvang van 60 credits, waarbij 1 credit staat voor 28 studiebelastingsuren. • De propedeuse omvat vier blokken en heeft een omvang van 60 credits. De hoofdfase bestaat uit 12 blokken, zijnde 180 credits. De totale omvang van de opleiding bedraagt 240 credits. Hiermee voldoet de opleiding aan de formele eisen.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Voldoende
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het didactisch concept van de opleiding staat competentiegericht leren in de beroepspraktijk centraal. Voorts is er aandacht voor zowel kennisverwerving als het toepassen van kennis. In het opleidingskader Curriculum 2002 zijn de didactische uitgangspunten vastgelegd. De didactische uitgangspunten zijn verder uitgewerkt naar leerlijnen, studiejaren, stages en studieloopbaanbegeleiding. • In het programma worden vijf leerlijnen onderscheiden: integrale leerlijn, conceptuele leerlijn, vaardigheden leerlijn, ervarings- en reflectie leerlijn, studieloopbaanbegeleiding leerlijn. Binnen deze leerlijnen verrichten studenten verschillende typen leeractiviteiten door verschillende soorten opdrachten. • Studenten worden gestimuleerd tot zelfwerkzaamheid en zelfsturing. De studiehandleidingen bieden de student de mogelijkheid zich aan de hand van taakgerichte opdrachten de gewenste kennis, vaardigheden en attitudes eigen te maken. Kennisverwerving gebeurt in toenemende mate door studenten zelf met gebruikmaking van schriftelijk en digitaal studiemateriaal. • Veel gehanteerde werkvormen zijn probleemgestuurd en projectgecentreerd onderwijs. Ook wordt gebruik gemaakt van hoor- en werkcolleges, practica, trainingen en intervisie. De groepsgrootte is afhankelijk van de onderwijsvorm. Het onderwijs in de integrale- en in de vaardigheden leerlijn is geprogrammeerd in groepen van 15 tot maximaal 30 studenten.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
27
•
•
•
•
Binnen het programma is er sprake van een zorgvuldige opbouw van steeds complexere beroepstaken. De student neemt in toenemende mate zelf verantwoordelijkheid voor zijn leerproces. In de duale opleiding nemen de integrale leerlijn en ervarings- en reflectieleerlijn een centrale plaats in. De integratie van theorie en praktijk zijn daarbij het uitgangspunt. Er wordt veel gewerkt met action-learning opdrachten. Studenten zijn tevreden over deze opdrachten; in enkele gevallen vinden de studenten de opdrachten te vaag. De opleiding is in 2002 gestart met het laten volgen van docenten van de HG-cursus ‘De coachende docent’, waarin de leerlijnen en het oefenen met werkvormen centraal staan. Twaalf docenten hebben de cursus afgerond. Uit blokevaluaties blijkt dat studenten redelijk tevreden zijn over de mate waarin de werkvormen passen bij de doelen van het programma (scores van 6,2 tot 6,6 op 10puntsschaal). Op basis van de uitkomsten van de blokevaluaties waardeert het panel dit facet met het oordeel ‘voldoende’.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Op basis van de richtlijnen van de hogeschool heeft de opleiding de nota Toetsbeleid – Academie voor Verpleegkunde (2005) opgesteld. Belangrijke uitgangspunten zijn: de kwaliteit van de toetsing is zodanig dat gecontroleerd kan worden of de student de beoogde competenties heeft verworven, toetsvorm en toetsinhoud zijn congruent met de inhoud van het onderwijs, toetsing is transparant. • De opleiding beschikt sinds september 2005 over een toetscommissie. Deze commissie voert het toetsbeleid uit. Ook is de commissie verantwoordelijk voor het verder ontwikkelen en bijstellen van het toetsbeleid, het doen van voorstellen om de kwaliteit van de toetsen te verhogen, het uitvoeren van de toetscyclus, het up-to-date houden van de toetsmatrix en het bijhouden van het toetsarchief. • Het toetsbeleid vormt een integraal onderdeel van het onderwijs en toetsmomenten maken deel uit van het onderwijs of sluiten hier direct op aan. Het is van belang vooral het beoogde leerresultaat te toetsen. Dit betekent volgens de opleiding contextgebonden en integratief toetsen. • Voor elk studieonderdeel is de wijze van toetsing beschreven in het moduleboek. De opleiding past een variatie aan toetsvormen toe waarbij gebruik wordt gemaakt van zowel individuele prestaties als groepsproducten. Gehanteerde toetsvormen zijn gesloten vragen, open vragen, mondelinge toetsen, presentaties, verslagen, opdrachten, vaardigheidstoetsen, professionele producten, portfolio’s, assessments. Ook is er soms sprake van een aanwezigheidsplicht. Voorts wordt ook gebruik
28
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
•
•
•
•
• •
gemaakt van self-assessments waarin studenten beschrijven in hoeverre zij zichzelf competent achten ten aanzien van bijvoorbeeld ‘omgaan met agressie’. In de vaardigheidslijn van de propedeuse worden verpleegtechnische en communicatieve vaardigheden getoetst. Nadat de studenten in periode 1 en 2 feedback krijgen, vindt in de derde periode het assessment plaats. Bij het assessment zijn werkveldvertegenwoordigers betrokken. Studenten moeten deze toets halen in verband met het bindend studieadvies (zie facet 4.2). Het panel juicht het gebruik van assessments in principe toe, maar plaatst vraagtekens bij het gebruik van complexe casuïstieken in de assessments die beter passen bij studenten in hogere leerjaren. In de duale opleiding vinden assessments plaats in samenwerking met de participerende instellingen. Het assessment bestaat uit een sollicitatiegesprek waarbij wordt ingegaan op de kennis die is opgedaan tijdens de duale praktijk en het theorieprogramma. Naast het assessment zijn het eindgesprek, een literatuurstudie, actieve participatie en een presentatie toetsonderdelen. Het panel stelt op basis van de gesprekken en de ter inzage gelegde toetsen vast dat sommige toetsen vooral zijn gericht op feiten en gedetailleerde kennis. Het panel vindt dit minder relevant. Voorts heeft het panel vastgesteld dat de toets voor een herkansing soms sterk overeenkomt met de eerste toets. Bovendien heeft het panel vernomen dat de toetsen soms onvoldoende worden afgestemd tussen de verschillende docenten. Het panel vindt dat de afstudeerscripties gemiddeld met hoge cijfers worden gewaardeerd. Ook worden bij de puntentelling de criteria van de opleiding niet altijd consequent toegepast. Voorts pleit het panel voor meer gerichte feedback, bijvoorbeeld naar aanleiding van de gekozen onderzoeksopzet. Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 81% van de studenten tevreden is over de aansluiting van de toetsen op de bestudeerde stof (deeltijdstudenten: 71%). Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 77% van de studenten tevreden is over de feedback van docenten bij opdrachten (deeltijdstudenten: 82%).
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen hbo
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Veel docenten beschikken over een relevante opleiding, relevante werkervaring en recente scholing. Uit de CV’s van de docenten blijkt dat 22 medewerkers een academische opleiding hebben afgerond; van hen hebben er elf onderzoekservaring
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
29
•
•
•
•
•
• • •
of (bijgedragen aan) publicaties. Tien docenten hebben werkervaring in het werkveld Maatschappelijke Gezondheidszorg, 12 in de Geestelijke Gezondheidszorg en 15 in Algemene Gezondheidszorg. Een aantal docenten heeft werkervaring in meerdere werkvelden. Eén docent heeft een specialistische opleiding Public Health gevolgd. De afgelopen vier jaar hebben 17 docenten in de beroepspraktijk gewerkt. Van de docenten hebben er zeven werkervaring in het buitenland. Docenten krijgen actuele kennis van ontwikkelingen in de beroepspraktijk door het bezoeken van stagiaires, het lopen van praktijkstages en afleggen van werkbezoeken. In 2004/2005 hebben zes docenten een werkveldstage gelopen en zeven docenten hebben via contractactiviteiten les gegeven aan het werkveld. Het lectoraat biedt docenten de mogelijkheid actief te zijn in het werkveld. Vier docenten hebben onderzoekslijnen opgezet binnen het UMCG en de Thuiszorg. Een voorbeeld is de onderzoekslijn naar vraaggerichte zorgverlening binnen GGZDrenthe en Thuiszorg Groningen in samenwerking met het lectoraat Transparante Zorgverlening. Dit studiejaar is een begin gemaakt met de scholing van personeel op het gebied van Public Health. Het wervings- en scholingsbeleid heeft ertoe geleid dat vanaf 2001 het aantal wetenschappelijk opgeleide medewerkers is verdubbeld. Mede in verband met het vormgeven van de academie als kennisinstituut worden er vanaf heden promotieplaatsen voor docenten gecreëerd. Een docent start dit jaar met zijn promotietraject. Zes docenten zijn betrokken bij het internationaliseringsprogramma van de academie. De opleiding maakt deel uit van het Florence Network dat is uitgegroeid tot een netwerk van 25 universiteiten en hogescholen in 12 landen. Doel van het netwerk is uitwisseling van studenten en docenten en het organiseren van intensive programs. Dit studiejaar is een docent gedetacheerd bij de Napier University in Schotland (een Florence-partner) waar hij werkt aan een aantal door de academie geformuleerde opdrachten. Gastcolleges door lectoren maken het mogelijk in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Ook alumni worden ingezet als gastdocent of zijn (in deeltijd) werkzaam als docent. In het aannamebeleid van docenten ligt de focus op zowel public health als kennis van thuiszorg. De duale opleidingsvariant is in samenwerking met het werkveld ontwikkeld. Met twee thuiszorginstellingen is een deeltijdaanbod ontwikkeld. Studenten en alumni zijn van mening dat de docenten kennis hebben van de beroepspraktijk en hiervan gebruik maken in hun onderwijs.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
30
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het onderwijs wordt verzorgd door 57 docenten met een totale taakomvang van 35,1 fte. De docent-student ratio is met een populatie van 1010 studenten 1 op 28,7. De docent-student ratio is de laatste jaren iets gestegen als gevolg van de groeiende instroom van studenten en de wijze van bekostiging. De verwachting is dat komend studiejaar de docent-student ratio 1 op 25 zal zijn. • Door het kantelen van de organisatie en het werken met vier onderwijsteams stuurt de academie op het beheersen van de werkdruk (zie facet 3.3). Uit het onderzoek ‘Waardering Personeel’ blijkt dat 75,5% van het personeel de werkdruk acceptabel vindt. Deze uitkomst is bevestigd in het gesprek met de docenten (‘het lukt wel in de tijd’). • Het percentage ziekteverzuim in de academie is momenteel 6,4%. Gezien de streefwaarde (5,5%) is dat aan de hoge kant. Met name het kort verzuim heeft de aandacht. • De opleiding streeft naar 70% vast personeel en 30% flexibel personeel. Bij ziekteverzuim wordt personeel uit het betreffende werkveld geworven. • De opleiding wil het onderwijs efficiënt en effectief geven, waarbij van belang is dat studenten de inzet en betrokkenheid van docenten ook echt ervaren. • Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 73% van de studenten tevreden is over de bereikbaarheid van de docenten (deeltijdstudenten: 89%).
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Excellent
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Per september 2005 is de interne structuur van de opleiding gewijzigd. De organisatie is gekanteld om het primaire onderwijsproces centraal te stellen. Er zijn vier onderwijsteams gevormd waarin ook het ondersteunend personeel een plaats heeft. Elk personeelslid heeft een team als thuisbasis. De onderwijsteams zijn resultaatverantwoordelijk voor het adequaat organiseren en ontwikkelen van een deel van het curriculum van de voltijd-, deeltijd- en duale opleiding. De teams leveren elk een afvaardiging voor de diverse werk- en expertgroepen zodat alle teams in gelijke mate zijn betrokken bij ontwikkelactiviteiten. Korte lijnen met studenten en helderheid over resultaten en aansturing blijken met de huidige organisatiestructuur beter te realiseren. De kanteling van de organisatie wordt door het personeel positief gewaardeerd (score 7,0). • Indien gewenst worden medewerkers tussen de onderwijsteams over en weer ‘uitgeleend’. Hierdoor ontstaat extra flexibiliteit. Gastdocenten worden ingezet als er behoefte is aan specifieke deskundigheid.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
31
•
•
•
• •
• •
32
Om een evenwichtige opbouw van de teams te bevorderen is voorjaar 2005 in samenwerking met P&O een kennis- en competentieschouw uitgevoerd. Er is specifiek gekeken naar het ontwikkelen en afnemen van toetsen, het vormgegeven van PGO, de rol van de docent als coach, leerstof koppelen aan de praktijk en competentiegericht leren. Op basis van de uitkomsten zijn de teams, projectgroepen en expertgroepen samengesteld. Elk team zal op basis van de speerpunten 2005/2006 een aanvullend deskundigheidsbevorderingplan opstellen. De opleiding streeft naar een verantwoordelijk, evenwichtig qua leeftijd- en formatieopbouw en duurzaam personeelsbeleid. Het beleid is erop gericht om de formatie zowel betaalbaar als blijvend inzetbaar te houden. De kennis- en competentieschouw is ook als basis gebruikt om met medewerkers gerichte ontwikkelingsafspraken te maken. Het personeelsbeleid voorziet in een deskundigheidsplan en iedere medewerker heeft een persoonlijk ontwikkelingsplan. Het panel heeft van de docenten vernomen dat functioneringsgesprekken structureel worden gevoerd en dat alle docenten actief bezig zijn met hun persoonlijk ontwikkelingsplan. Er wordt naar gestreefd dat 90% van de afspraken zoals vastgelegd in de persoonlijke ontwikkelingsplannen is gerealiseerd bij de volgende ronde functioneringsgesprekken. In de loop van 2007 zal met elk personeelslid een beoordelingsgesprek worden gevoerd. De opleiding heeft in kaart gebracht welke kennis per jaar en per minor nodig is. De uitkomsten zijn vertaald in een meerjaren deskundigheidsplan (periode 2005-2009). In het schooljaarplan staan de geplande scholingsactiviteiten van dit studiejaar. Het panel heeft vastgesteld dat er ruim voldoende middelen beschikbaar zijn om deskundigheidsbevordering daadwerkelijk te realiseren. Docenten worden didactisch geschoold in de vorm van cursussen als ‘docent als coach’ en scholing in ICT-toepassingen in het onderwijs. In het kader van mobiliteit en perspectief worden medewerkers gestimuleerd om deel te nemen aan programma’s als Loopbaanlang professional en Pinot-gris. Permanente ontwikkeling is een strategische keus van de academie. Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 77% van de studenten tevreden is over de begeleiding door docenten (deeltijdstudenten: 82%). Het panel is van oordeel dat de opleiding de kanteling van organisatie voortvarend heeft gerealiseerd. Voorts heeft de opleiding de kennis- en competentieschouw uitstekend benut om deskundigheidsbevordering gericht vorm te kunnen geven en afspraken te maken met individuele medewerkers over persoonlijke ontwikkelingsplannen. Vanwege de doordachte en gedegen wijze waarop de opleiding haar persoonsbeleid vormgeeft en de wijze waarop de teams functioneren, waardeert het panel dit facet met het oordeel ‘excellent’. Het oordeel is tot stand gekomen voor het publiceren van de notitie van de NVAO over de beoordeling van ‘bijzondere kenmerken’ en ‘bijzondere kwaliteit’ (datum 12 juli 2006) en is gebaseerd op het oude Beoordelingsprotocol van de NVAO.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uitgangspunten voor de huisvesting en de materiële voorzieningen zijn dat deze in overeenstemming zijn met de specificaties van het curriculum, de organisatie en het personeel. Ook wordt gestreefd naar beleefde kleinschaligheid voor studenten en medewerkers, toegankelijkheid en herkenbaarheid voor bedrijven en instellingen. • De opleiding is gehuisvest in het Wiebenga-complex, een rijksmonument dat centraal gelegen is in de stad Groningen. In het studiejaar 2004/2005 is het complex ingrijpend verbouwd. Hierbij zijn de projectruimten bewust tussen de docentenkamers geplaatst, zodat er veel mogelijkheden zijn voor interactie en communicatie tussen studenten en docenten. Ook heeft het practicumonderwijs meer ruimte gekregen en zijn de werkplekken voor studenten aangepast. Het panel heeft van de studenten vernomen dat er genoeg projectruimten zijn en dat er altijd lokalen beschikbaar zijn. • Studenten hebben de beschikking over het studielandschap en de mediatheek. Studenten oordelen hierover positief. Het panel heeft vastgesteld dat de mediatheek goed is voorzien, inclusief de gangbare vaktijdschriften. • Oefenruimten kunnen door studenten zelfstandig worden gebruikt zonder direct contact met docenten. Wel is er altijd een supervisor beschikbaar. • ICT-faciliteiten zijn van belang omdat studenten in toenemende mate zelfstandig studeren, met gebruikmaking van digitaal studiemateriaal en internet, ondersteund door de Hanze Elektronische Leeromgeving (HELO). Studenten en medewerkers hebben een e-mailaccount en kunnen zowel op de werkplek als thuis gebruik maken van e-mail, HELO en het intranet van de hogeschool. De opleiding beschikt over voldoende pc’s, maar volgens de studenten is hieraan tijdens de piekuren wel een tekort. Voor laptops zijn er inplugpunten aanwezig. Ook kunnen studenten beschikken over een draadloos internet. Het aantal printers zal conform de hogeschoolnorm worden aangevuld. • Uit de SSA-enquête 2005 blijkt dat 85% van de studenten tevreden is over de faciliteiten (deeltijdstudenten: 92%). • Uit de enquête blijkt ook dat 67% van de studenten tevreden is over de onderwijsruimtes voor het geven van onderwijs (deeltijdstudenten: 65%). Voorts is 42% van de studenten tevreden over de beschikbaarheid van ruimtes voor zelfstudie (deeltijdstudenten: 71%). Over de beschikbaarheid van ruimtes voor groepswerk is 62% van de studenten tevreden (deeltijdstudenten: 78%). Over de geboden practicumfaciliteiten is 84% tevreden (deeltijdstudenten: 85%).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
33
•
Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 83% van de studenten tevreden is over de mediatheekvoorzieningen (deeltijdstudenten: 85%). Voorts blijkt uit de enquête dat 49% tevreden is over het aantal computerwerkplekken (deeltijdstudenten: 79%).
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: studiebegeleiding • Op hogeschoolniveau zijn kaders vastgesteld en afspraken vastgelegd voor studieloopbaanbegeleiding. De rollen en competenties van studieloopbaanbegeleiders zijn beschreven, er zijn scenario’s voor de verschillende studiejaren uitgewerkt, er is een format voor een (digitaal) portfolio, een format voor een POP en er is een vragenlijst leerstijlen beschikbaar. • De kern van studieloopbaanbegeleiding bestaat uit het reflecteren op en sturing geven aan het verwerven van competenties in de context van het toekomstig beroep, het geven van betekenis aan studie en beroep, het maken van keuzes in de eigen leerroute en het afsluiten van een jaarlijkse studieovereenkomst (SOK). De programma’s zijn in verschillende studiehandleidingen uitgewerkt. • Bij de ontwikkeling van het curriculum C2002 is studieloopbaanbegeleiding opgenomen als een aparte, doorlopende leerlijn over alle studiejaren. In de propedeuse worden hieraan vier credits toegekend, afnemend tot twee credits in de eindfase. • De opleiding Verpleegkunde geeft in al haar varianten vorm aan studieloopbaanbegeleiding conform de kaders van de hogeschool. Iedere student heeft een studieloopbaanbegeleider bij wie hij terecht kan met vragen over de studie en de studievoortgang. Veel docenten van de opleiding Verpleegkunde zijn betrokken bij studieloopbaanbegeleiding. Twaalf docenten hebben hiervoor o.a. de cursus ‘Docent als coach’ gevolgd. Ook voeren de studieloopbaanbegeleiders periodiek overleg. De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport dat studenten nog onvoldoende tevreden zijn over de eenduidige aanpak binnen dit studieonderdeel. Het panel heeft dit ook in het gesprek met de studenten bevestigd gezien. Ook zijn de studenten niet onverdeeld positief over de opdrachten die in het kader van studieloopbaanbegeleiding moeten worden uitgevoerd. De opleiding beschouwt de implementatie van alle aspecten van studieloopbaanbegeleiding als een belangrijk ontwikkelpunt.
34
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
•
•
•
•
• •
Met studieloopbaanbegeleiding wordt geborgd dat studievertraging vroegtijdig wordt gesignaleerd en mogelijk met passende maatregelen kan worden voorkomen. Het gebruik van digitale studieovereenkomsten vanaf het studiejaar 2006/2007 maakt het mogelijk de studievoortgang van studenten directer te volgen. Met het nieuwe curriculum in 2002 is het bindend studieadvies (BSA) voor de propedeuse ingevoerd. Vanaf 2004 geldt het tweejarige BSA, hetgeen betekent dat studenten in het propedeusejaar minimaal 40 credits moeten behalen en het daarop volgend jaar het propedeutisch examen. Na de eerste twee blokken van de propedeuse kan de student een voorlopig advies krijgen. Recent is het assessment als kwalitatieve eis aan het BSA toegevoegd. Studenten kunnen terecht bij het decanaat voor advies, informatie en ondersteuning op het gebied van studiefinanciering, ziekte, persoonlijke problemen en studie- en beroepskeuze. De opleiding kende een staartstudenten probleem. Om dit aan te pakken is dit studiejaar een projectgroep opgezet om actief met probleemstudenten aan de slag te gaan. Er zijn individuele gesprekken met studenten gevoerd om de studie vlot te trekken dan wel de studie te beëindigen. De methodiek wordt opgenomen in de reguliere studieloopbaanbegeleiding. Uit de SSA-enquête 2005 blijkt dat 71% van de studenten tevreden is over de kwaliteit van de studiebegeleiding in de opleiding (deeltijdstudenten: 67%). Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 79% van de studenten tevreden is over het functioneren van het decanaat (deeltijdstudenten: 72%).
informatievoorziening • Informatie wordt in toenemende mate beschikbaar gesteld via Blackboard, zowel voor studenten als medewerkers. Mededelingen kunnen snel worden doorgegeven en studiemateriaal en roosters zijn voor alle studenten beschikbaar. Dit studiejaar is een impuls gegeven aan het digitaal beschikbaar maken van onderwijsmateriaal via Blackboard; bijna al het studiemateriaal is inmiddels op Blackboard geplaatst, waaronder video’s. Projectgroepen hebben een eigen opslagruimte voor documenten (file exchange). Het panel heeft geconstateerd dat Blackboard er goed uitziet, duidelijk en overzichtelijk is en veel relevante informatie bevat. • Voor de registratie van de studievoortgang wordt gebruik gemaakt van het programma ProgRESS. Studenten kunnen altijd hun studieresultaten inzien. Hogeschoolbreed is afgesproken dat tentamenresultaten uiterlijk na 20 werkdagen in ProgRESS zijn geplaatst. • Door de nieuwe teamstructuur is het beter mogelijk binnen de teams afspraken te maken over digitale communicatie en informatie naar studenten. • Uit de SSA-enquête 2005 blijkt dat 85% van de studenten tevreden is over de informatievoorziening (deeltijdstudenten: 74%). Ook blijkt uit de enquête dat 64% van de studenten tevreden is over de informatie die wordt verstrekt over de studievoortgang (deeltijdstudenten: 77%). • Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 73% van de studenten tevreden is over de mate waarin de opleiding voldoet aan de eis van het bekendmaken van het
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
35
•
tentamenrooster uiterlijk 2 weken van tevoren (deeltijdstudenten: 71%). Voorts is 67% tevreden over de mate waarin de opleiding voldoet aan de eis van het bekendmaken van de uitslag van tentamens uiterlijk na 15 werkdagen (deeltijdstudenten: 82%). Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 81% van de studenten tevreden is over het gebruik van Blackboard (deeltijdstudenten: 85%). Voorts is 82% tevreden over de mogelijkheden van Blackboard als hulpmiddel bij de communicatie naar docent of groep (deeltijdstudenten: 92%). Over het gebruik van informatie- en communicatietechnologie is 74% van de studenten tevreden (deeltijdstudenten: 81%).
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In 2005 is door de hogeschool een nieuw kader voor kwaliteitszorg ontwikkeld. Het kader beschrijft de visie op kwaliteit en geeft invulling aan het kwaliteitszorgsysteem. Het systeem hanteert het EFQM-model om de werking van interne kwaliteits- en verbetercycli integraal te toetsen. Daarnaast hanteert de hogeschool een systeem van kwaliteitsmeting, bestaande uit verschillende instrumenten om de tevredenheid van uiteenlopende stakeholders te onderzoeken. • De hogeschool beschikt over een managementdashboard. Hierin zijn voor de Schools en opleidingen geformuleerde doelen met overeengekomen prestatieindicatoren (PI’s) opgenomen. De streefwaarden zijn afkomstig uit jaarlijkse managementovereenkomsten tussen college van bestuur en deans. Periodiek worden gegevens uit het administratieve systeem en de resultaten van enquêtes en evaluaties in het dashboard opgenomen. • De Academie voor Verpleegkunde sluit aan bij het kwaliteitszorgsysteem van de hogeschool. Uitgangspunten zijn het EFQM-model en de Deming-cirkel (PDCA: Plan, Do, Check, Act). Conform het beleid van de hogeschool wordt gestreefd naar een systeemgeoriënteerde organisatie (fase 3 van het EFQM-model). • Vanaf het studiejaar 2005/2006 is bij de opleiding Verpleegkunde de werkgroep kwaliteitszorg actief. Elk onderwijsteam is in deze werkgroep vertegenwoordigd. De werkgroep heeft de opdracht om op basis van het NVAO-accreditatiekader te waarborgen dat de bedrijfsprocessen voortdurend worden verbeterd. Het eerste product van deze werkgroep is de nota Systeem voor Kwaliteitszorg Academie voor Verpleegkunde (2005). Hieruit blijkt dat de kwaliteitszorg vooral is gericht op het primaire proces, met de nadruk op onderwijsevaluatie. Daarnaast wordt aandacht
36
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
•
•
•
besteed aan de kwaliteit van de faciliteiten, aspecten van management, personeel en organisatie en aan de communicatie met het werkveld. Het evalueren van het onderwijs aan de hand van blokenquêtes is een permanente opdracht van de werkgroep. Het panel heeft verslagen (met conclusies) van blokenquêtes ingezien en concludeert dat deze enquêtes volgens plan worden uitgevoerd. Aansluitend op het kwaliteitszorgsysteem van de hogeschool is de opleiding Verpleegkunde in december 2004 beoordeeld door een intern auditteam. De aanbevelingen van het auditteam zijn gebruikt in het jaarplan. Prestatie-indicatoren en streefwaarden zijn opgenomen in het vierjaarlijkse School Strategisch Plan (SSP) en in het Schooljaarplan (SJP). Zo wordt ten aanzien van de studenttevredenheid gestreefd naar minimaal 70% tevredenheid onder de studenten en naar een gemiddeld rapportcijfer van minimaal 6.0. De opleiding wordt periodiek geëvalueerd aan de hand van instrumenten als de SSAenquête, blokenquêtes, klassenvertegenwoordigeroverleg, panelevaluaties, HBOMonitor, werkgeversonderzoek (in ontwikkeling), vragenlijst voor stage- en afstudeerbedrijven, onderzoek personeelstevredenheid en klachtenonderzoek. Het panel is van mening dat de opleiding op serieuze wijze werk maakt van het evalueren van het onderwijs en daarbij gebruik maakt van concrete streefdoelen.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding geeft in een Stand van zaken notitie (januari 2006) inzicht in de oordelen en aanbevelingen van de visitatiecommissie 2000, de beleidsvoornemens in de bestuurlijke reactie en de realisatie van deze aanbevelingen en beleidsvoornemens. Het panel is van mening dat de opleiding de uitkomsten van de visitatie goed heeft benut en sinds 2000 belangrijke kwaliteitsverbeteringen heeft gerealiseerd. • De Academie voor Verpleegkunde werkt met een SJP waarin een planning van de evaluatieactiviteiten is opgenomen en een overzicht van de geplande verbeteracties voor het komend jaar die voortvloeien uit de evaluaties van de voorgaande periode. Dit activiteitenplan maakt deel uit van het SJP. • Het SSP en het SJP vormen de sturingsinstrumenten voor het beleid van de hogeschool en de academie. Het jaarplan is afgeleid van het SSP en bevat specifieke doelen, prestatie-indicatoren, huidige waarden en streefwaarden. Ook voorziet het plan in een activiteitenplan met een raming van inzet van mensen en middelen. • Ter illustratie: de opleiding heeft veel energie besteed aan de verbetering van de tevredenheid van de student naar aanleiding van de SSA-enquête. De activiteiten betreffende de prestatie indicatoren (pi’s) worden voortgezet en zijn vastgelegd in het SJP.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
37
•
•
•
De doelen uit het SJP worden jaarlijks geëvalueerd aan de hand van een managementrapportage. Deze rapportage bevat een overzicht van de behaalde resultaten in relatie tot het SJP en het SSP. Ook is er in de rapportage aandacht voor de verbeteracties die inmiddels hebben plaatsgevonden of voor de komende periode zijn gepland. De verbeteracties, c.q. het nieuwe en/of bijgestelde beleid worden in plannen voor de langere (SSP) en kortere (SJP) termijn opgenomen (plan) en uitgevoerd (do). Dean en teamleiders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitszorg en de goede uitvoering van de PDCA-cyclus. Zij worden ondersteund door een onderwijskundig adviseur. Het kwaliteitszorgarchief wordt in de loop van het studiejaar 2005/2006 gedigitaliseerd. Hiermee wordt de volledige PDCA-cyclus inzichtelijk gemaakt.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft gekozen voor een nieuwe organisatiestructuur die zich kenmerkt door een hoge mate van transparantie. De communicatielijnen zijn kort en overzichtelijk. Er wordt een open communicatiestijl gehanteerd. • Studenten zijn actief bij de kwaliteitszorg van de opleiding betrokken in de vorm van blokevaluaties, enquêtes (tevredenheidsonderzoek), stage-evaluaties, klassenvertegenwoordigeroverleg en studiestakersonderzoek. Ook hebben studenten zitting in de medezeggenschapsraad, de opleidingscommissie en de studentenraad. • Docenten kunnen hun meningen en ideeën kenbaar maken via de onderwijsteams, het onderzoek Waardering Personeel, functioneringsgesprekken en docentevaluaties en EFQM-consensusbijeenkomsten. • Het beroepenveld is vertegenwoordigd in de werkveldadviescommissie (WAC). Deze commissie is najaar 2005 geïnstalleerd en bestaat uit negen leden werkzaam bij grote zorginstellingen in Noord-Nederland. De commissie komt minimaal drie maal per jaar bijeen met als doel informatie uit te wisselen en de afstemming tussen het onderwijs en het werkveld te bewaken. Het panel stelt vast dat de leden van de WAC werkzaam zijn op strategisch niveau; dit is een bewuste keuze van de opleiding. Voorts vindt het panel dat het UMCG sterk is vertegenwoordigd in de WAC, terwijl GGZ, verpleeg- en verzorgingshuizen en kleine ziekenhuizen niet zijn vertegenwoordigd. • De opleiding sluit aan bij het hogeschoolbeleid om eenmaal per twee jaar een onderzoek onder werkgevers te houden. Centraal staat de vraag in hoeverre afgestudeerden over de door de opleiding beoogde competenties beschikken en de
38
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
•
•
•
•
mate waarin deze competenties van belang zijn voor werkgevers. Het onderzoek is in 2005 voor de eerst op kleine schaal uitgevoerd. Alumni zijn nog niet structureel bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding betrokken. Wel is er een visie op alumnibeleid geformuleerd en zijn de benodigde facilitaire randvoorwaarden gerealiseerd. Een enquête waarin het oordeel van afgestudeerden over de aansluiting van de opleiding bij de arbeidsmarkt wordt gemeten, zal komend studiejaar worden ingezet. De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport dat de academie met ingang van het studiejaar 2005/2006 investeert in het beter betrekken van alle stakeholders (studenten, medewerkers en werkveld) bij de kwaliteitszorg door de resultaten en verbeteracties helder te communiceren. Uit de SSA-enquête 2005 blijkt dat 63% van de studenten tevreden is over het gebruik van het oordeel van studenten voor verbetering van het onderwijs (deeltijdstudenten: 52%). Uit de SSA-enquete 2005 blijkt dat 82% van de studenten tevreden is over de wijze waarop de medezeggenschap op het niveau van de School is geregeld (deeltijdstudenten: 90%).
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit onderzoek (2005) onder een beperkte groep werkgevers van recent afgestudeerden is gebleken dat 75% van de werkgevers tevreden is over het behalen van de algemene HBO-kwalificaties. De kwalificatie ‘methodisch (systematisch) denken en handelen’ wordt relatief zwak beoordeeld. Over de domeinspecifieke competenties van de afgestudeerden is 80% van de werkgevers tevreden. Er wordt relatief kritisch geoordeeld over de kwalificaties ‘rol van ontwerper: verpleegbeleid’ en ‘rol van ontwerper: kwaliteitszorg’. De rol van zorgverlener wordt door de werkgevers positief beoordeeld. De opleiding beschouwt de resultaten van het onderzoek terecht als indicatief. • Uit de HBO-Monitor 2004 blijkt dat ruim de helft van de afgestudeerden van de voltijden deeltijdopleiding tevreden is over het gerealiseerde eindniveau. Ook is ruim de helft van de ondervraagde afgestudeerden werkzaam in een functie waarvoor minimaal het eigen opleidingsniveau is vereist. Voorts geeft 70% aan dat hun capaciteiten niet tekortschieten voor hun huidige functie.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
39
•
•
Het panel heeft van het werkveld vernomen dat afgestudeerden in de praktijk goed functioneren. In vergelijking met mbo-afgestudeerden valt op dat de alumni beschikken over een bredere blik en meer affiniteit hebben met onderzoek. Van de alumni heeft het panel vernomen dat zij als beginnend beroepsbeoefenaar in de praktijk kunnen functioneren. De opleiding verschaft een goede basis die hen in staat stelt verder te groeien. Volgens de alumni zijn zij breed opgeleid, hebben zij overzicht en zijn zij in staat verder te kijken (dan mbo’ers). Wel vinden de alumni dat vaardigheden om praktische zorg te verlenen beperkt aanwezig zijn en in de praktijk verder ontwikkeld moeten worden. Ook vinden enkele alumni dat meer kennis van psychiatrie is gewenst. Voorts wordt gepleit voor meer aandacht voor groepsdynamica en voor de verschillende benaderingswijzen van patiënten. Het panel heeft voor het visitatiebezoek tien recente afstudeerverslagen bestudeerd. De vraagstelling die in de afstudeerverslagen centraal staat is relevant en de verslagen zijn goed gestructureerd. In enkele gevallen is er sprake van methodologische manco’s; zo wordt er gewerkt met zeer kleine steekproeven waardoor er niet gewerkt mag worden met percentages en de uitkomsten niet zondermeer gegeneraliseerd mogen worden. Het management onderkent deze kritiek; er is afgesproken dat steeds een tweetal docenten kritisch naar het voorstel kijkt. Er is in de verslagen beperkt aandacht voor de rollen van een verpleegkundige. Verder mist het panel in sommige verslagen een eigen visie en ontbreekt reflectie. De toegekende cijfers zijn in de optiek van het panel vaak wat aan de hoge kant.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Goed
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding maakt voor de voortgangsrapportage gebruik van het managementdashboard waarin ook prestatie-indicatoren voor het onderwijsrendement zijn opgenomen. • Het managementdashboard voorziet in de volgende indicatoren: maximaal 40% van de studenten verlaat de opleiding voortijdig, waarvan 30% in de propedeuse; studenten studeren na gemiddeld 4,5 jaar af; een gemiddelde onderwijsvraagfactor (OVF) van 1,02; een gemiddelde verblijfsduur van studiestakers in de propedeuse van 9 maanden; percentage staartstudenten van 2,7% en een gemiddelde verblijfsduur van 5 jaar voor de staartstudenten. Het panel vindt de prestatieindicatoren voor het onderwijsrendement duidelijk en voldoende ambitieus. • Na vijf jaar heeft gemiddeld 68% van de voltijdstudenten de opleiding afgerond. Voor de deeltijdopleiding bedraagt dit percentage 54%. Het opleidingsrendement van de voltijdopleiding is de afgelopen jaren gunstig ten opzichte van de overige opleidingen
40
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
•
•
•
•
•
Verpleegkunde; het opleidingsrendement van de deeltijdopleiding komt ongeveer overeen met het landelijk gemiddelde. Studenten van de voltijdopleiding behalen na gemiddeld 47,5 maanden hun diploma. Deeltijdstudenten studeren na gemiddeld 43,8 maanden af. Deze resultaten zijn vergelijkbaar met die andere opleidingen Verpleegkunde in Nederland. Na het eerste jaar heeft ongeveer 20% van de studenten de opleiding voortijdig verlaten (voltijd en deeltijd). Na drie jaar loopt dit percentage op tot ruim 30%. De uitvalpercentages liggen voor de voltijdopleiding in lijn met de overige Verpleegkunde opleidingen. De uitval bij de deeltijdopleiding is gunstiger dan bij de overige deeltijdopleidingen Verpleegkunde. Studiestakers van de voltijdopleiding verlaten de afgelopen jaren na gemiddeld 18,1 maanden de opleiding. Studiestakers van de deeltijdopleiding verlaten de opleiding na een verblijfsduur van gemiddeld 14,8 maanden. In vergelijking met de landelijke cijfers is de verblijfsduur van studiestakers in Groningen relatief kort. Vanwege het kleine aantal studenten is het niet zinvol uitspraken te doen over het rendement van de duale opleiding. Het panel heeft echter geen aanwijzingen dat het rendement een knelpunt is. Bij de opleiding staan in 2005 in totaal 1010 studenten ingeschreven. Jaarlijks melden er zich gemiddeld 270 nieuwe studenten aan; in 2005 is de instroom gestegen tot 338 studenten. De opleiding is inmiddels uitgegroeid tot de Verpleegkunde opleiding met het grootste marktaandeel.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
41
42
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
43
Bijlage 1:
44
Onafhankelijkheidsverklaringen panelleden
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
45
46
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
47
48
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Panellid domein: De heer drs. K Boonstra
Panellid student: Mevrouw D. Oldehinkel
X
X
X
X
X
Relevante werkvelddeskundigheid Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. G.J.H. Vermeulen
Panellid domein: Mevrouw dr. J.A. Vriezen
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid domein de heer drs. K. Boonstra De heer Boonstra is voornamelijk ingezet als voorzitter en panellid vanwege zijn expertise op het gebied van gezondheidszorg, gezondheidswetenschappen en verpleegkunde. Ook heeft de heer Boonstra ervaring met het uitvoeren van visitaties in het hbo. Opleiding: 1970 – 1977 1981 – 1984 1984 – 1986 1989 – 1990 1992 – 1994 1998 – 1999
Gymnasium A Verpleegkundige A Verpleegkundige B Kaderopleiding gezondheidszorg Gezondheidswetenschap TIAS leergang voor leidinggevenden in de gezondheidszorg
Werkervaring: 1981 – 1984 Leerling verpleegkundige A 1984 – 1986 Leerling verpleegkundige B 1986 Verpleegkundige
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
49
1987 – 1992 Verpleegkundig unithoofd 1992 – 1994 Logistiek coördinator 1994 – 2001 Hoofd dienst klinische zorg Gelijktijdig: 1997 – 1998 Hoofd dienst ambulante zorg Gelijktijdig: 1995 – 1996 Sectorhoofd psychiatrie Gelijktijdig: 1999 – 2000 Districtsmanager GGZ Gelijktijdig: 2000 – 2001 Wnd. directeur patiëntenzorg 2001 - 2003 Hoofd medische zorg Vanaf 2003 Directeur/bestuurder
Panellid mevrouw dr. J.A. Vriezen Mevrouw Vriezen is ingezet vanwege haar expertise op het gebied van onderwijs, onderzoek en algemene kennis op het gebied van verpleegkunde en (maatschappelijke) gezondheidszorg. Daarnaast heeft zij ervaring op het gebied van beleid en management in de zorg, kwaliteitszorg, implementatie en samenwerking. Mevrouw Vriezen heeft deelgenomen aan de NQA auditortraining hoger onderwijs en heeft ervaring met het uitvoeren van visitaties in het hbo. Opleiding: 1974 1977 – 1983 1993 1997 – 1999 2001 – 2003 Werkervaring: 1974 – 1977 1983 – 1986 1986 – 1990 1990 – 1996 1997 – 2001
2001 2004 -
Gymnasium A Culturele Antropologie, specialisme medische antropologie en etnische minderheden, UvA Gepromoveerd in de politiek en sociaal-culturele wetenschappen, UvA Postdoctorale opleiding Beleid en Management in de Gezondheidszorg, Erasmus Universiteit Rotterdam Cursussen: o.a. presentaties houden, conflicthantering en effectief vergaderen.
Correspondent buitenland Toegevoegd onderzoeker Universitair docent Coaching professionals in de gezondheidszorg en gepubliceerd Freelance onderzoeker en organisatieadviseur in de gezondheidszorg met name gericht op kwaliteitszorg; Lid van Klachtencommisie van de SIGRA (verzorgings-, verpleeghuizen en gehandicaptenzorg). Stafmedewerker bij het NHG, vooral belast met het verbeteren van kwaliteit van zorg in de eerste lijn en het tot stand brengen van samenwerkingsafspraken Lid klachtencommissie AHV (huisartsen)
Panellid student mevrouw D. Oldehinkel Mevrouw Oldehinkel is derdejaars student HBO-V aan de Christelijke Hogeschool Windesheim. Daarnaast is mevrouw Oldehinkel lid van de commissie die open dagen en voorlichtingsdagen organiseert en toetst zij voor de opleiding het sociale vaardighedenniveau van eerstejaars studenten. Mevrouw Oldehinkel is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Zij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining Hoger Onderwijs.
50
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
Opleiding: 1998 – 2003 HAVO, Vechtdalcollege Hardenberg 2003 – heden HBO-V, Christelijke Hogeschool Windesheim Werkervaring: 2003 – heden Vakantiekracht en oproepkracht als huishoudelijke hulp en verzorgende C bij Thuiszorg Dedemsvaart 2004 – heden Verpleeg- en verzorgingshuis Avondlicht, Dedemsvaart, stagiaire HBO-V en oproepkracht 11/03 – 01/04 Stagiaire HBO-V geestelijke gezondheidszorg, Flevo-Veluwe, Ermelo 09/05 – 01/06 Stagiaire HBO-V, VU Medisch Centrum Amsterdam
Panellid de heer drs. G.J.H. Vermeulen (NQA-auditor) De heer Vermeulen is ingezet als NQA-auditor. Hij heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Hij heeft bij Lloyd’s auditcursussen gevolgd. Verder heeft hij ruime ervaring als onderzoeker op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt. Opleiding: 1969 – 1976 1976 – 1983
Atheneum B Doctoraal Psychologie KU Nijmegen
Werkervaring: 1980 – 1982 1984 – 1990 1990 – 1995 1995 – 2003
Studentassistent Bureau Studentenpsychologen Technische Hogeschool Eindhoven Onderzoeker ITS Nijmegen op het gebied van onderwijsongelijkheid en -kansen Beleidsonderzoeker B&A Groep Den Haag Beleidsmedewerker kwaliteitszorg HBO-raad; secretaris en projectleider diverse visitatiecommissies 2004 – heden NQA Cursussen: 1991 1998 2003 2003
Cursus beleidsonderzoek en -advies Cursus INK EFQM-auditor Thymos cursussen Verzakelijking en Adviesvaardigheden Training Auditor Hoger Onderwijs NQA i.s.m. Lloyd’s Register
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
51
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Academie voor Verpleegkunde, Visitatie programma 27 april 2006, Tijd 09:00 – 10:45 10:45 – 11:30
Onderdeel Ontvangst Bekijken materiaal Gesprek met opleidingsmanagement
Gesprekspartners Visitatiepanel Janny Bijma, Dean Inge Biesbroek, teamleider A Lenie Oziël, teamleider B Rob Vogel, teamleider C Emilie Suurhoff, teamleider D Petri Roodbol, Werkveldadviescie Jan Mulder, Werkveldadviescie Evelyn Finnema, Werkveldadviescie Marieke Lieverdink, Stagebegeleider Scheper Ziekenhuis Peter Haagsma, afstudeerproject begeleider, GGZ Drenthe Titia Schokker, Afstudeerproject begeleider, Thuiszorg Groningen Esther Sulkers, Onderzoeksbegeleiding UMCG Idelette Kruidhof, Afgestudeerde Roos Jelier, Afgestudeerde Froukje Geerts, Afgestudeerde Anke Wolfgram, Afgestudeerde Rinke van Gosliga, Afgestudeerde
11:30 – 12:00
Gesprek met het Werkveld en de WAC
12:00 – 12:30
Gesprek met afgestudeerden
12:30 – 13:15 13:15 – 14:00
Lunch Gesprek met docenten
14:00 – 14:45
Gesprek met studenten
14:45 – 15:15
Gesprek met CvB
52
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
Astrid Tuinman (team A) Arie Kool (team B + DT) Jan Alkema (team C) Francie Kaaijk (team D + VZ MR) Jannie Teule (Excamencommissie + duaal) Jannie Boomsma (Team B) Jan Haijer (Team D + internationaal) Esther Posthumus, opleidingscie, studentenraad en 3e jaars Rachèl Oziël, opleidingscie, 3e jaars, introductiecie en mr Marc de Vries, 3e jaars, Medezeggenschapsraad Annemarie Bokma-Binnendijk, 2e jaars, deeltijd Marieke Dijkman, 4e jaars, duaal Liesbeth Slagers, 1e jaars Henk Pijlman, voorzitter CvB Janny Bijma, Dean
Tijd 15:15 – 15:45 15:45 – 17:00
17:00 – 17:30
17:30 – 18:00
Onderdeel Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding Afsluitend paneloverleg
Gesprekspartners Rachèl Oziël, gastvrouw
Opleidingsmanagement
(visitatiepanel)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
53
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Materiaal dat ter plaatse beschikbaar is of digitaal beschikbaar gesteld wordt Materiaal Onderwerp/facet Beleidsdocumenten (op opleidings- en hogeschoolniveau) 5 kwaliteitszorg organisatie personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie 3 over functioneren en professionaliseren) 2 onderwijsbeleid en toetsbeleid 5, 6 rendementsbeleid Evaluatierapporten/ -resultaten (zowel intern als extern onderzoek) 2, 3.3, 4, 5, 6.2 Inclusief de meetinstrumenten Onderwijs- en examenregeling Beoogde eindkwalificaties 1 Beroepsprofiel of vergelijkbaar document 1 Studiegids 2, 4.2 Overzicht van het programma (voor elke variant en locatie) 2 inclusief studiepunten Overzicht van personeel (kwalificaties van docenten) 3.1 Kengetallen 6.1 Materiaal Curriculummateriaal: modulehandleidingen stage/afstudeerhandleidingen boekenlijst projectopdrachten deficiëntieprogramma’s studieboeken readers Toetsen, portfolio’s en assessments, inclusief beoordelingen Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen Stageverslagen, inclusief beoordelingen
54
Onderwerp/facet 2
2.8, 6.2 6.2 2.8
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
Toelichting op de algemene lijst van materialen:
De meest recente Onderwijs- en examenregeling De meest recente voorlichtingsbrochure en overig voorlichtingsmateriaal Beleidsdocumenten van de opleiding waaruit in kwalitatieve en kwantitatieve zin blijkt hoe in de afgelopen jaren aan de opleiding gestalte is gegeven en welk beleid haar voor de komende jaren voor ogen staat (onder andere het instellingsplan). Eventuele relevante (beleids)documenten die na de afronding van het zelfevaluatierapport zijn verschenen Recente evaluatierapporten van (aspecten van) het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties door studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidsonderzoek. Een representatieve selectie uit het studiemateriaal waarmee u werkt, zoals: cursusboeken, readers, studieboeken, moduleboeken, studiehandleidingen literatuurlijst en boekenlijst Een representatieve set van stageverslagen, plus de beoordeling daarvan. Zowel verslagen die als voldoende zijn beoordeeld als verslagen die als onvoldoende zijn beoordeeld. Een representatieve set van beoordelingsmateriaal die het (eind)niveau weerspiegelen dat docenten van studenten verwachten: vraagstellingen toetsen opdrachten Een representatieve set van afstudeerwerkstukken (minimaal 10) plus de beoordeling daarvan. Daarnaast een overzicht van de laatste 25 afstudeerwerkstukken (titel + korte beschrijving van de inhoud) met de beoordeling van de werkstukken. Documentatie over het (geautomatiseerde) studievoortgangsregistratiesysteem, met bij voorkeur een uitdraai als voorbeeld Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem. Informatie over onder andere de organisatie van de opleiding en de plaats ervan in de hogeschool (voor zover niet in het zelfevaluatierapport beschreven), het personeelsbeleid (onder andere een uitgewerkt voorbeeld van een functioneringsverslag en het scholingsplan) relevante overlegorganen (bijvoorbeeld notulen opleidingscommissie, werkveldcommissie Overzicht van externe contacten en aard van die contacten Beknopte CV’s van docenten met overzicht van meest recente relevante werkervaring en relevante (bij)scholing Documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, Opleiding tot Verpleegkundige hbo-bachelor
55