Gemeente Eindhoven Albert Heijn pickup point Ruimtelijke onderbouwing artikel 2.12 lid 1a sub 3 Wabo
Gemeente Eindhoven Albert Heijn pickup point Ruimtelijke onderbouwing artikel 2.12 lid 1a sub 3 Wabo
Rapportnummer:
211X06257.073655_1_4
Datum:
3 april 2013
Contactpersoon opdrachtgever: De heer L. Maaijwee Projectteam BRO:
Roeland Mathijsen
Trefwoorden:
-
Bron foto kaft:
Abstract, 4
Beknopte inhoud:
Ruimtelijke onderbouwing ex artikel 2.12 lid 1a sub 3 Wabo, voor de realisering van een pickup point aan de Limburglaan te Eindhoven, bij de bestaande AH XL ter plaatse.
BRO Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401
Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Wat is een pickup point? 1.3 Het projectgebied 1.4 Locatieprofiel 1.5 Huidige situatie 1.6 Leeswijzer
5 5 5 6 6 7 8
2. GEBIEDS- EN PROJECTPROFIEL 2.1 Integraal gebiedsprofiel 2.2 Projectprofiel
9 9 10 10
2.2.1 Beschrijving van het project 2.2.2 Functionele aspecten: een PUP is een bijzondere vorm van detailhandel 2.2.3 Ruimtelijke aspecten
10 10
3. VERANTWOORDING 3.1 Inleiding 3.2 Verkeer en parkeren 3.3 Cultuurhistorie en archeologie
3.4 3.5 3.6 3.7
13 13 13 15 15 16 16 16 19 20
3.3.1 Cultuurhistorie 3.3.2 Archeologie Infrastructuur: kabels en leidingen Waterparagraaf Groen/natuur en landschap Milieu
3.7.1 Geluid 3.7.2 Bodem 3.7.3 Luchtkwaliteit 3.8 Externe veiligheid
20 20 20 21
4. BELEIDSKADER 4.1 Rijksbeleid 4.2 Provinciaal beleid 4.3 Gemeentelijk beleid
25 25 26 28
Inhoudsopgave
1
2
5. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 5.1 Inleiding 5.2 Economische uitvoerbaarheid
31 31 31 31 31
5.2.1 Financieel economische haalbaarheid 5.2.2 Verhaal van kosten
6. JURIDISCHE ASPECTEN 6.1 Omgevingsvergunning 6.2 Planmethodiek en verbeelding
33 33 33
7. CONCLUSIE
35
BIJLAGEN Bijlage 1: Bezoekersaantallen Bijlage 2: Parkeernormen Eindhoven Bijlage 3: NIBM-berekening Luchtkwaliteit Bijlage 4: Notitie waardebepaling bomen Limburglaan
Inhoudsopgave
3
Afbeelding 1: het projectgebied (bron: Image ©2013 Aerodata International Surveys, Google)
4
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding Ahold is gestart met het realiseren van pickup points (PUP). Het betreft afhaalpunten voor supermarktproducten op stand-alone locaties of op locaties die gekoppeld zijn aan een Albert Heijn supermarkt. Internetbedrijven, waaronder ook afhaalpunten, zijn een nieuw fenomeen. De gemeente Eindhoven heeft aangegeven medewerking te willen verlenen voor de realisatie van een PUP aan de Limburglaan, op het terrein naast de AH XL. De ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om het project planologisch gezien te verankeren is gekozen voor het doorlopen van de uitgebreide omgevingsvergunning (uitgebreide procedure) ex artikel 2.12 lid 1a sub 3 Wabo. Daarvoor is een ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk. Daarin moeten de ruimtelijke en functionele consequenties van het concept van de pickup points helder worden aangegeven (zowel voor de voorzieningenstructuur als ook voor overige ruimtelijke aspecten zoals overlast, ruimtelijke kwaliteit en mobiliteit).
1.2 Wat is een pickup point? Een pickup point (ofwel PUP) ofwel afhaalpunt is een locatie waar consumenten het bestelde product af kunnen halen (en eventueel retourneren) zonder dat producten tentoon worden gesteld, solitair dan wel ondergeschikt. De niet-consument aantrekkende internethandel past volgens het gemeentelijk beleid niet zonder meer binnen de reguliere bestemmingen1, omdat internethandel wordt gezien als detailhandel. Zie hiervoor paragraaf 4.3. Ook de consumentgerichte internethandel (dus detailhandel) past niet altijd binnen deze reguliere bestemmingen of ze zijn juist rechtstreeks toegestaan op locaties waar ze minder wenselijk zijn vanwege de grote ruimtelijke consequenties. Vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening zullen gemeenten dan ook vaak (willen) beschikken over goed beleid (als onderdeel van de detailhandelsnota of als specifiek beleid) en actuele bestemmingsplannen. Ook vallen de consumentgerichte internethandels onder de werking van de Europese Dienstenrichtlijn.
1
Doorgaans past de niet consumentgerichte internethandel wel binnen een reguliere bestemming, zoals een woon-, kantoor-, bedrijfs- of agrarische bestemming. Dit is afhankelijk van de feitelijke verschijningsvorm
Hoofdstuk 1
5
1.3 Het projectgebied Het projectgebied (zie afbeelding 1) is gelegen aan de Limburglaan te Eindhoven op een perceel behorende bij de ter plaatse gevestigde AH XL.
1.4 Locatieprofiel Deze ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan “De Hurk 1988”, waarin aan deze gronden de bestemming “Overwegende industrie” is toegekend. Dat bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 28 januari 1991 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 29 augustus 1991. Voor een deel van het projectgebied, voor de realisatie van de AH XL, geldt het bestemmingsplan “Uitbreiding AH Limburglaan”, vastgesteld 2 juni 2003 en goedgekeurd 24 september 2003. Voor het gebied De Hurk – Croy is momenteel een bestemmingsplan in voorbereiding: voorontwerp Bedrijventerrein De Hurk – Croy 2012, december 2012. Dit plan heeft echter nog geen formele status.
6
Hoofdstuk 1
1.5 Huidige situatie De locatie is gelegen aan de Ring en aan de rand van bedrijventerrein De Hurk. Naast bedrijven zijn er in de omgeving kantoorachtigen en (grootschalige) detailhandel te vinden. Tussen de ventweg en de Ring is een tankstation gelegen. Dit tankstation heeft een hindercirkel, daarnaast is er een gasvulpunt gelegen op het parkeerterrein van de Albert Heijn. Op het perceel aan de Limburglaan zijn nog opstallen aanwezig die voorheen als restaurant in gebruik waren. De rest van het perceel is in gebruik als parkeerterrein bij de AH XL. Om de realisatie van het PUP mogelijk te maken zijn de opstallen gesloopt en losgemaakt van het gebouw van Ballast Nedam.
Hoofdstuk 1
7
1.6 Leeswijzer In het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 2) is een introductie gegeven van het principe van het afhaalpunt: de profielschets. Ook zijn de locatie en het project beschreven in de context van het gebied en van de locatie zelf. In hoofdstuk 3 is een onderbouwing gegeven van het project (verantwoording milieu en waarden). Hoofdstuk 4 beschrijft de beleidskaders van Rijk, provincie en gemeente. In hoofdstuk 5 is ingegaan op de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 6 bevat de juridische context. De conclusie is opgenomen in hoofdstuk 7.
8
Hoofdstuk 1
2.
GEBIEDS- EN PROJECTPROFIEL
2.1 Integraal gebiedsprofiel De locatie is gelegen in het stedelijk gebied, aan de Ring en aan de rand van bedrijventerrein De Hurk ter hoogte van de kruising Hastelseweg - Limburglaan. Functioneel Bedrijventerrein De Hurk is een bestaand gemengd bedrijventerrein in Eindhoven, dat nagenoeg ingevuld is. De belangrijkste branches op het bedrijventerrein zijn: groothandel, grafische industrie metaalindustrie en machine-industrie. Het terrein is continu in ontwikkeling. Bedrijven zoeken naar uitbreidingsmogelijkheden of stoten juist gebouwen af. Daarnaast dient zich regelmatige nieuwe bedrijvigheid aan met specifieke huisvestingsvragen. Zo ook in het onderhavige geval. Ruimtelijk Over het algemeen bestaat de bebouwing op De Hurk-Croy uit een mix van bedrijfsbebouwing met een diversiteit aan maat, schaal en uitstraling. Hierbinnen is geen strikte segmentering aan te geven. Wel onderscheiden verschillende delen van het bedrijventerrein zich van dit algemene beeld. De bebouwing aan de noordzijde van de Hastelweg bestaat uit overwegend kleinschalige bedrijfsbebouwing met een beperkte bouwhoogte en een diverse verschijningsvorm. De zone langs het kanaal is grootschaliger van opzet en heeft, met name bij de kop van het kanaal een industrieel karakter. Aan de Limburglaan presenteert De Hurk zich met een meer kantoorachtige uitstraling. Dit is ook het geval aan de Beemdstraat en aansluitend een gedeelte van de Meerenakkerweg. Verkeer De A2, de Limburglaan, de Meerenakkerweg en de Beemdstraat hebben een grote betekenis op stedelijk niveau. Tezamen met de Hastelweg, de Hurksestraat en de Dillenburgstraat vormen zij tevens de ruimtelijke hoofdstructuur van het bedrijventerrein. De Limburglaan (Ring) is onderdeel van de hoofdinfrastructuur van Eindhoven Omgeving Limburglaan Naast bedrijven zijn er in de omgeving van het projectgebied kantoorachtigen en (grootschalige) detailhandel te vinden. Tussen de ventweg en de Ring is een tankstation gelegen. Dit tankstation heeft een hindercirkel, daarnaast is er een gasvulpunt gelegen op het parkeerterrein van de Albert Heijn XL.
Hoofdstuk 2
9
2.2 Projectprofiel 2.2.1 Beschrijving van het project Op de plek van het bestaande gebouw van restaurant de Blauwe Lotus wordt een nieuw Albert Heijn pickup point gerealiseerd. Klanten bestellen boodschappen en halen het op. De functie bestaat uit een opslag en overdekte opstelruimte voor de auto’s. De oppervlakte is 300 m2. Het geschatte aantal auto’s is tussen de 148 en 182 per dag. De openingstijden zijn gelijk aan die van de Albert Heijn. De nieuwbouw heeft een kleinere maat dan het bestaande pand. De ruimte die overblijft wordt ingericht als parkeerterrein, dit zorgt voor 59 extra parkeerplaatsen. In de bestaande erfafscheiding zal een toegang gemaakt moeten worden. 2.2.2 Functionele aspecten: een PUP is een bijzondere vorm van detailhandel Omdat een PUP (afhaalpunt) een relatief nieuw begrip is, is er – landelijk en lokaal nog geen eenduidige definitie van het begrip ‘PUP’. In deze ruimtelijke onderbouwing is een PUP: geen winkel maar een afhaalpunt; wel te classificeren als detailhandel; geen detailhandel in de klassieke zin des woord; een bijzondere vorm van detailhandel. Dit is van belang zodat er straks (bij de herziening) van het bestemmingsplan een detailhandelsbestemming op moet worden gelegd. Het perceel van de AH-XL is in het geldende bestemmingsplan “Uitbreiding AH Limburglaan” reeds opgenomen in de bestemming Detailhandel, maar dit gedeelte nog niet. In het voorontwerp bestemmingsplan De Hurk – Croy 2012 is ook nog geen rekening gehouden met dit nieuwe fenomeen. 2.2.3 Ruimtelijke aspecten Organisatiemodel Voor de wisselwerking tussen klanten van het PUP en de AH-XL is de wederzijdse zichtbaarheid van belang, zoals te zien is in onderstaand organisatiemodel. Van belang is dat verkeerstromen elkaar niet mogen hinderen. Dit wordt bereikt door de toegang van het PUP uitsluitend mogelijk te maken via de parallelweg langs de Limburglaan. Daarbij kan men wel via het PUP op het parkeerterrein van de AH-XL komen, zodat men ook nog gebruik kan maken van de AH-XL.
10
Hoofdstuk 2
Afbeelding 2: Organisatiemodel (incl. voorstel herinrichting parkeerterrein) (bron: Van den Pauwert Architecten)
Besluitgebied omgevingsvergunning
1. De entree van het gebied voor bezoekers (auto’s) loopt via de parallelweg aan de Limburglaan. Op het perceel is een opstelplaats voor minimaal 6 auto’s voor het meldpunt. 2. De uitgang voor auto’s loopt via het parkeerterrein van AH-XL of via de parallelweg. 3. Het gebouw laat ruimte aan de linkerkant en komt daarmee los van het gebouw van Ballast Nedam. 4. De rooilijn van de AH-XL wordt opgepakt en verder versterkt. 5. De luifel richt zich naar de ingang van de AH-XL. 6. Mogelijke herinrichting van het parkeerterrein (niet definitief): door de parkeerplaatsen iets anders te organiseren, komt er meer overzicht en een rustigere looproute naar de entree van de AH-XL. 7. Er komt een nieuwe entree voor fietsers. Stedenbouw Uitgangspunt is dat het PUP zoveel mogelijk een geheel vormt met de bestaande AH-XL. Dit wordt gedaan door de rooilijn van de bestaande AH-XL vestiging aan de Limburglaan op te pakken en het front te vergroten. Dit past in het beeld van de schaal en functie van de Limburglaan als onderdeel van het bovenstedelijk belang
Hoofdstuk 2
11
van de Ring. Door de vorm en de positie blijft het nieuwe gebouw ondergeschikt aan de buren: het gebouw van Ballast Nedam en de AH-XL.
Afbeelding 4: Massa impressie (bron: Van den Pauwert Architecten)
Bereikbaarheid Het terrein is goed bereikbaar, zowel via de parallelweg langs de Limburglaan als vanaf het parkeerterrein van en naar de Hastelweg en vervolgens Rondwegnoordwest te rijden.
12
Hoofdstuk 2
3.
VERANTWOORDING
3.1 Inleiding In dit hoofdstuk komen de volgende aspecten aan bod: verkeer en parkeren en vervolgens de milieuhygiënische aspecten en andere waarden.
3.2
Verkeer en parkeren
Verkeer Bij de verdere uitwerking moet rekening worden gehouden met de volgende voorwaarden: De wachtplaatsen en bufferruimte dienen voldoende capaciteit te bieden, zodat een eventuele wachtrij niet terugslaat op de openbare weg; laden en lossen dient zo te worden vormgegeven dat geen draai- en keerbewegingen op de openbare weg plaatsvinden; in principe geen uitbreiding van parkeercapaciteit t.b.v. de supermarkt. Klantafhandeling De klantafhandeling vindt als volgt plaats (zie volgende pagina, afbeelding 3): aankomst (1), aanmelding (2), laadpositie (3) en wegrijden (4). Er komt geen slagboom, maar een scanpaal waar de klant zich meldt (2). De totale afhandelingstijd bedraagt maximaal 5 minuten vanaf het oprijden van het PUP tot het verlaten van het parkeerterrein. Gemiddeld zal dit 3 minuten bedragen (waarvan het aanmelden bij de scanpaal circa 1 minuut. Het aantal geschatte bezoekers bedraagt circa 956 per week (maandag tot en met donderdag 148 bezoekers, op vrijdag en zaterdag 182 en op zondag 0). De piekmomenten worden op alle dagen verwacht vanaf ongeveer 16.00 uur tot en met 19.00 uur. Zie ook bijlage 1. laden en lossen Het magazijn wordt 2x daags (om 07.00 uur en 15.00 uur) bevoorraad (laden en lossen). Dit duurt ongeveer 30 minuten. De vrachtwagen staat daarbij evenwijdig aan de parallelweg op eigen terrein (5). Hierdoor kan de vrachtwagen de laad- en losruimte oprijden en vervolgens weer doorrijden over de parallelweg. Het laden en lossen vindt dus plaats zonder dat er gekeerd of gedraaid wordt op de openbare weg.
Hoofdstuk 3
13
Het scherm (3,5 meter hoog) onttrekt het lossen deels aan het zicht en is tevens de voortzetting van de AH-look en drager van informatie over openingstijden.
Afbeelding 3: Klantafhandeling en lossen (bron: Van den Pauwert Architecten)
Parkeren Medio 2012 hebben burgemeester en wethouders het parkeerbeleid en de daarbij behorende parkeernormen vastgesteld (Nota parkeernormen gemeente Eindhoven). Daarbij wordt in principe, conform de normen van het CROW (kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur), gewerkt met een minimum- en maximumnorm. De parkeernormen zijn in Bijlage 2 opgenomen. Het aantal benodigde parkeerplaatsen volgens de Eindhovense parkeernorm voor de AH XL en Gall en Gall aan de Limburglaan bedraagt 256 parkeerplaatsen. Daarbij is de norm voor een supermarkt (4,0 - 5,0/ 100 m2 bvo) toegepast. Omdat het hier om een XL-vestiging gaat hanteert de gemeente de norm voor grootschalige detailhandel (5,5 - 8,0/ 100 m2 bvo). De parkeereis komt dan op maximaal 403 parkeerplaatsen. In de huidige situatie zijn er reeds 443 parkeerplaatsen aanwezig en is er dus al een overschot (40 plaatsen). Daarom worden er 59 parkeerplaatsen extra aangelegd.
14
Hoofdstuk 3
Het gemeentelijk parkeerbeleid biedt voor locaties buiten de Ring de mogelijkheid meer parkeercapaciteit dan de norm toe te staan. Hierbij gelden dan de voorwaarden dat deze plaatsen voor een ieder toegankelijk moeten zijn en dat de extra parkeercapaciteit geen nadelige gevolgen mag hebben op de verkeersafwikkeling en de luchtkwaliteit. Deze laatste 2 voorwaarden lijken geen problemen op te leveren, aangezien de toename van het aantal parkeerplaatsen relatief beperkt is ten opzichte van de bestaande parkeercapaciteit en de winkel zelf niet wordt uitgebreid.
3.3
Cultuurhistorie en archeologie
3.3.1 Cultuurhistorie Op 18 maart 2008 is de cultuurhistorische waardenkaart van Eindhoven vastgesteld. De kaart dient als beleidskader om bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad rekening te kunnen houden met de cultuurhistorie van Eindhoven. De kaart geeft, naast rijks- en gemeentelijke monumenten een overzicht van de historische structuur van wegen en waterlopen, historisch waardevolle stedenbouwkundige en landschappelijke- en groenstructuren, beschermde stads- en dorpsgezichten en monumentale bomen. Bij de samenstelling van de kaart is onder andere gebruik gemaakt van de gegevens van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart. Het bedrijventerrein De Hurk is vanaf de tweede helft van de jaren zestig van de twintigste eeuw tot ontwikkeling gekomen om vestigingsmogelijkheden te creëren voor de industrie die uit het centrum van de stad naar de buitenrand werd verplaatst. Die ontwikkeling werd bevorderd door de nabijheid van het Beatrixkanaal dat in de dertiger jaren als werkverschaffingsproject was aangelegd. Het was voorheen een voornamelijk agrarisch gebied in het beekdal van de Gender. De naam Beemdstraat herinnert nog aan het vroegere grondgebruik. Tot 1921 lag dit gebied grotendeels in de gemeente Zeelst, daarna in de gemeente Veldhoven totdat het in 1971, als gevolg van de aanleg van de Poot van Metz (A2), bij Eindhoven werd gevoegd. De grens met Gestel en Strijp (vanaf 1920 Eindhoven) werd gevormd door respectievelijk de Gender en de Rundgraaf. Daartussen lagen op hogere gronden enkele gehuchten, die sindsdien zijn verdwenen: Hurk ten zuiden van het Beatrixkanaal, Biezenkuilen aan de Blaarthemseweg en Severeind aan de oostkant. In het beekdal van de Gender waren vanaf het begin van de twintigste eeuw tot het eind van de jaren zestig twee steenfabrieken gevestigd. Met de ontwikkeling van het industrieterrein werd het stratenpatroon volledig gewijzigd, al verwijst een aantal straatnamen nog naar vroegere toponiemen. In het gebied bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten. Door de ingrijpende wijzigingen die het gebied heeft ondergaan is er geen waardevolle historisch stedenbouwkundige structuur.
Hoofdstuk 3
15
3.3.2 Archeologie De gemeente Eindhoven heeft eigen archeologiebeleid, als uitwerking van het nationale en provinciale beleid. Dit beleid staat in het 'Beleidsplan archeologisch 20082012' , waarmee de raad in september 2008 heeft ingestemd. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het bodemarchief zelf ter hand door te investeren in kerntaken en opbouw van expertise. De gemeente Eindhoven kent archeologische waarden daterend uit de prehistorie en de Romeinse tijd. Het gemeentelijk bodemarchief herbergt tevens fundamentele gegevens over de geschiedenis van stad en platteland gedurende en na de middeleeuwen. Deze gegevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het verleden, temeer omdat archivalische bronnen in Eindhoven nagenoeg ontbreken. De archeologische gebieden binnen de gemeente Eindhoven staan aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, een onderdeel van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart. Het beleid van de gemeente Eindhoven is om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de ondergrond en daarbij uit te gaan van de gemeentelijke archeologische waardenkaart. In het plangebied liggen volgens de gemeentelijk Archeologische Waardenkaart 2008 twee archeologische verwachtingsgebieden. Dit zijn het gebied Biezenkuilen, code A21 en het gebied De Rooijakker, code A20. Beide gebieden zijn op de geactualiseerde kaart afgevoerd als archeologisch verwachtingsgebied. In verband met ontgrondingen en bebouwing geldt voor beide gebieden geen archeologische verwachting meer. Binnen het plangebied hoeft geen rekening te worden gehouden met archeologische waarden.
3.4 Infrastructuur: kabels en leidingen Binnen het projectgebied lopen geen kabels en/of leidingen. Over bedrijventerrein De Hurk loopt weliswaar een ondergrondse hoogspanningsleiding (150 kV) van Tennet, maar die loopt niet door of in de nabijheid van het projectgebied.
3.5
Waterparagraaf
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de huidige water situatie in het projectgebied. Daarnaast legt het vast aan welke watereisen ontwikkelingen, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, moeten voldoen. Het doet dit door ruimtelijke plannen onder meer te toetsen aan "hydrologisch neutraal" conform landelijk en lokaal wa-
16
Hoofdstuk 3
terbeleid. De ontwikkeling van deze locatie speelt zich hoofdzakelijk binnen bestaande (water)structuren af. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c, van het Besluit ruimtelijke ordening. Checklist watersysteem Hoofdwatergang cq open water zijwatergang Keurgebied binnen plangebied? Binnen 25-100 jaarszone? Binnen boringsvrije zone? Ecologische verbindingszone? Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? Attentiegebied EHS Rioolwatertransportleiding Waterschap gemaal Landelijke afvoernorm binnen plangebied Verdachte/verontreinigde locaties? Infiltratie praktisch mogelijk? Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid
Ja, De Gender, het Afwateringskanaal Eindhoven en het Beatrixkanaal Ja, GE 13 & RG 1.1 (Oude) Rundgraaf Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee 1,33 l/s/ha Geen Nee Nee
Verharding Het projectgebied bestaat uit grote verharde oppervlakten die hoofdzakelijk bestaat uit terreinverharding (parkeerterrein). Het oude gebouw van de Blauwe Lotus is inmiddels gesloopt. Openbaar groen of onverharde gebieden is nagenoeg niet aanwezig. Het projectgebied ligt in bestaand stedelijk gebied. De realisatie van het PUP met parkeerplaatsen is geen ontwikkeling, die een noemenswaardige verandering in het aangesloten verhard oppervlak met zich meebrengt. Het plangebied is bijna geheel voorzien van gescheiden riolering. Voor alle bestaande en eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt de minimale eis: (huishoudelijk)afvalwater en regenwater van verharde oppervlakken gescheiden aanleveren tot de gemeentelijke erfgrens. Voor enkele activiteiten (zoals bijvoorbeeld het laden en lossen van gevaarlijke stoffen) kan een uitzondering gelden. Momenteel bestaan er plannen om het reeds aanwezige gescheiden stelsel beter te benutten door meer verhard oppervlak daarop te gaan aansluiten. Bodemopbouw De bodemopbouw in dit deel van Eindhoven bestaat uit fijn leemhoudend zand afgewisseld met leemlenzen en is te typeren als (zeer) slecht doorlatend. Zonder het treffen van bodem verbeterende maatregelen wordt infiltratie van hemelwater in de bodem binnen het plangebied niet reëel geacht. Eventueel bekende bodemverontreinigingen zijn toegelicht in de bodemparagraaf. Toekomstige ontwikkelingen mogen niet bijdragen aan een verdere verspreiding van de verontreiniging.
Hoofdstuk 3
17
Grondwater Op het bedrijventerrein De Hurk bevinden zich enkele peilbuizen (niet in het projectgebied). De grondwaterstand fluctueert in de loop van het jaar. Ter indicatie: de grondwaterstand varieert thans tussen de NAP 15,60 & 16,60 m. Het gebied staat bij de gemeente niet bekend als knelpunt voor wateroverlast door regenval. Regenwater Het regenwater dat op daken en wegen valt, stroomt overwegend af naar de riolering. De riolering in dit gebied is gescheiden uitgevoerd waarbij regenwater wordt ingezameld en afvoert naar open water in het Beatrixkanaal. Overig regenwater infiltreert, afhankelijk van de doorlatendheid, in de bodem. Afvalwater Alle panden in het gebied zijn aangesloten op het vuilwaterriool dat afvoert naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie aan de Van Oldebarneveltlaan. Gevolgen voor/ door de waterhuishouding Conform landelijk, provinciaal en waterschapsbeleid geldt voor toekomstige ontwikkeling het zogenaamde 'hydrologisch neutraal' bouwen. Voor het bepalen van de vereiste bergingscompensatie voor regenwater, afkomstig van verhard oppervlak, wordt rekentool van waterschap de Dommel (HNO tool) gebruikt. Hiermee wordt de grootte van voorzieningen bepaald waarmee pieklozingen op riolering en uiteindelijk oppervlaktewater te voorkomen zijn. Omdat de grondslag in Eindhoven overwegend minder geschikt is voor het infiltreren van regenwater, betekent dit praktisch dat voor iedere m2 toename van het verhard oppervlak er extra waterberging gecreëerd moet worden. Bij zowel eigen plannen als plannen van derden gaat de gemeente Eindhoven ervan uit dat de benodigde bergingscompensatie op eigen terrein wordt gerealiseerd tenzij expliciet anders overeengekomen. Dergelijke voorzieningen, indien aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel, dienen het geborgen regenwater vertraagd te lozen op het stelsel, evenredig aan de in het plangebied geldende landelijke afvoernorm. Conclusie Door realisatie van de ontwikkeling neemt binnen het plangebied het verhard oppervlak toe, en het bebouwd oppervlak neemt af. Dit heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding. Waterkwaliteit Bij het afkoppelen, en duurzame watersystemen in het algemeen, verdient de waterkwaliteit van het afstromende regenwater bijzondere aandacht. Sommige af te koppelen of nieuw aan te sluiten verharde oppervlakken kunnen de waterkwaliteit nadelig beïnvloeden (bv. olie van parkeerterreinen, en uitloogbare bouwmaterialen
18
Hoofdstuk 3
zoals zink, lood en koper verwerkt in daken). In het kader van duurzaamheid worden initiatiefnemers gestimuleerd om alleen met niet uitloogbare bouwmaterialen werken. Conform de handreiking “afkoppelen & niet aankoppelen” dienen de verharde oppervlakken gekwalificeerd te worden.
3.6
Groen/natuur en landschap
Groen en bomen Het bouwplan heeft geen gevolgen voor de aanwezige en reeds aangelegde groenstructuur. De twee aanwezige bomen in het gebied moeten worden gekapt voor de realisering van het project. De kap maakt onderdeel uit van de omgevingsvergunning. Voor de te kappen bomen geldt een compensatieplicht op grond van de Nota Niet Kappen, tenzij … van 2003, die in de APV vertaald is. Dat betekent een compensatie die gelijkwaardig is aan de te kappen boom/bomen en herplant / compensatie in de directe omgeving. Onder gelijkwaardigheid wordt gedoeld op een gelijke totaalwaarde, gelijkwaardige boomgroottes en gelijkwaardige plaats in de boomstructuur. In dat kader heeft er een waardebepaling van de bomen plaatsgevonden (zie bijlage 4). Conclusies Voor de twee te kappen bomen zullen circa 4 bomen worden teruggebracht op het parkeerterrein van de AH XL. Uit de “Notitie Waardebepaling bomen Limburglaan (ong) te Eindhoven”2 blijkt dat dit aantal en de gelijkwaardigheid voldoende is. Flora en fauna De Flora- en faunawet biedt het juridische kader voor het beschermen van dier- en plantensoorten in Nederland. In relatie tot een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kan aanwezigheid van beschermde soorten en/of het voorkomen van een beschermde leefomgeving van invloed zijn op de uitwerking van de bestemmingen - functies. Binnen de gemeente Eindhoven zijn geen gebieden beschermd op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het onderhavige projectgebied is geheel onbebouwd, zodat er geen vaste rust- en verblijfsplaatsen zijn voor soorten die zijn beschermd zijn conform Tabel 2 of 3 Floraen faunawet. Om die reden is dan ook geen onderzoek naar flora en fauna uitgevoerd. Conclusies Vanuit groen, natuur en landschappelijk oogpunt bestaan er geen bezwaren tegen het ingediende bouwplan. 2
Notitie Waardebepaling bomen Limburglaan (ong) te Eindhoven, Kybys Ingenieurs en adviseurs te Boxtel (22 maart 2013).
Hoofdstuk 3
19
3.7
Milieu
3.7.1 Geluid Het betreft hier niet een geluidsgevoelig object in de zin van de Wet Geluidhinder. Er is geen akoestisch onderzoek nodig. 3.7.2 Bodem P.M. 3.7.3 Luchtkwaliteit Het bouwproject betreft het realiseren van een gebouw met voorzieningen in aanvulling op de bestaande functies van bedrijventerrein De Hurk. Voor de berekening of de ontwikkeling “niet in betekenende mate bijdraagt” aan de verslechtering van de luchtkwaliteit is gebruik gemaakt van de NIBM-tool van infomil (www.infomil.nl). Uitgegaan is van circa 956 verkeersbewegingen per week (ca. 159 per gemiddelde weekdag)3. De drukste dagen zijn vrijdag en zaterdag. Op zondag is de PUP niet geopend. Het aandeel vrachtverkeer is bepaald op 1,3% (2 vrachtwagen per dag voor het lossen van de goederen). Conclusie: het is een ontwikkeling die “niet in betekenende mate bijdraagt” aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Omdat de invloed op de luchtkwaliteit zeer gering is, kan het project doorgang vinden. Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit
Extra verkeer als gevolg van het plan Extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde)
159
Aandeel vrachtverkeer
1,3%
3
0,14
3
0,04
NO2 in μg/m
Maximale bijdrage extra verkeer
PM10 in μg/m 3
Grens voor "Niet In Betekenende Mate" in μg/m
1,2
Conclusie
De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekenende mate; geen nader onderzoek nodig 3
De bezoekersaantallen zijn op maandag tot en met donderdag 148 per dag, op vrijdag en zaterdag 182 en op zondag 0. Gerekend is met een weekdaggemiddelde van 159 (daarbij is met 6 dagen gerekend).
20
Hoofdstuk 3
3.8
Externe veiligheid
Wettelijk kader Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beheersen van risico´s en de effecten van calamiteiten en het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt enerzijds door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten en/of transport met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Anderzijds door de zelfredzaamheid van personen te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren. Bij ruimtelijke plannen moet ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten worden gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water, door de lucht of leidingen. Voor bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Voor transport is de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs) van toepassing. In deze regelgeving wordt onderscheid gemaakt tussen het zogenoemde “plaatsgebonden risico” en het “groepsrisico”. Voor transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). 1. Plaatsgebonden Risico (PR): Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 106/jr) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'. 2. Groepsrisico (GR): Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Visie Externe Veiligheid: Risico’s op maat De gemeenteraad van Eindhoven heeft de Visie Externe Veiligheid: 'Risico's de maat genomen' op 19 mei 2009 vastgesteld. Met deze visie wordt richting en uitwerking gegeven aan een verantwoord veilige, integrale invulling van duurzame ruimtelijke ontwikkeling passend binnen de Brainportontwikkelingen en het Programma Brabant veiliger. De visie geeft onder andere aan waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en onder welke veiligheids- verhogende condities dat mogelijk is. Tevens staat in de visie waar in de stad geïnvesteerd dient te worden in een beter
Hoofdstuk 3
21
niveau van beheersbaarheid. Tot slot beschrijft de visie waar de veiligheid in de bestaande woonomgeving door het 'aanpakken' van bestaande knelpunten kan worden verbeterd. In het gebiedsgericht locatiebeleid worden vijf gebiedscategorieën onderscheiden. Bedrijventerrein De Hurk-Croy is aangemerkt als een 'categorie A'-gebied. De ambitie voor externe veiligheid karakteristiek van gebied A is dat in deze gebieden: uitbreiding van bestaande risicovolle bedrijven is onder voorwaarden toegestaan; vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven is onder voorwaarden toegestaan. Nieuwe risicovolle activiteiten zijn (gecontroleerd) mogelijk als deze vanuit de zelfredzaamheid en hulpverlening het risico ook geaccommodeerd kan worden. In het voorontwerp bestemmingsplan Bedrijventerrein De Hurk – Croy 2012 van 20 december 2012 is uitgebreid ingegaan op de aspecten van externe veiligheid en is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico gegeven. Daarbij is ingegaan op de volgende onderwerpen: Mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico Mogelijke bron- en 'end of pipe'-maatregelen om het groepsrisico te beperken Wat te doen bij explosie, brand, of toxische gassen Zelfredzaamheid binnen het plangebied Bereikbaarheid binnen het plangebied Mogelijkheden voor hulpverleningsdiensten Risicocommunicatie PUP AH in relatie tot het LPG tankstation Limburglaan In 2010 is er veel correspondentie geweest m.b.t. de uitbreiding van de AH XL aan de Limburglaan i.r.t. het LPG-tankstation. Dit heeft ertoe geleid dat het groepsrisicoknelpunt (groepsrisico boven oriëntatiewaarde) is opgelost, door de LPG-tank te verkleinen. Bij de bepaling van de hoogte van het groepsrisico is nog wel uitgegaan van het restaurant en een uitbreiding van de AH XL. De plannen zijn nu gewijzigd. Het restaurant is inmiddels weg en hiervoor in de plaats komt een PUP van AH. De uitbreiding van de AH zelf is nu niet aan de orde. Gelet op de ontwikkeling is dit gunstig voor het groepsrisico. Verder ligt de ontwikkeling buiten het plaatsgebonden risico van het tankstation. Daarbij is uitgegaan van de in het Revi opgenomen afstanden voor bestaande situaties voor het plaatsgebonden risico. Die afstand is bepaald aan de hand van de doorzet op jaarbasis aan LPG. Daarbij is gerekend met een afstand van 40 meter. Aandachtspunt betreft echter het volgende: voor de afstanden voor bestaande situaties is reeds rekening gehouden met de positieve effecten van een aantal veiligheidsmaatregelen ter uitvoering van het Convenant LPG tankwagen (aanbrengen
22
Hoofdstuk 3
van een hittewerende coating op het reservoir van de LPG tankwagen en het verbeteren van de vulslang). Nagenoeg alle maatregelen zijn inmiddels doorgevoerd en aansluitend hierop zullen de afstanden voor nieuwe situaties worden aangepast aan de afstanden voor bestaande situaties. De verwachting was dat dit in 2013 zal plaatsvinden. Uit de beoordeling door de Europese Unie is echter gebleken dat vanwege internationale regelgeving het niet mogelijk is om aanvullende constructieeisen zoals hittewerende bekleding te verankeren in het nieuwe Besluit LPG tankstations. Als gevolg van deze ontwikkeling heeft het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in haar brief van 14 februari 2013 kenbaar gemaakt dat de afstanden geldend voor nieuwe situaties aangehouden moeten worden. Impliciet betekent dit ook dat voor de berekening van de hoogte van het groepsrisico uitgegaan dient te worden van de situatie waarbij geen risicobeperkende maatregelen zoals hittewerende coating en verbeterde vulslang worden toegepast. Onder een nieuwe situatie dient verstaan te worden: Het verlenen van een Wm vergunning voor een LPG-tankstation waarbij sprake is van een toename van het plaatsgebonden risico; situaties waarbij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het laatste is het geval, zodat dit een aandachtspunt is bij het verlenen van de vergunning. Indien de doorzet minder dan 1.000 m3 per jaar bedraagt, geldt voor het Pllatsgebonden Risico een afstand van 45 meter vanaf het vulpunt. P.M. Doorzet van LPG per jaar?? Conclusie Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. PM
Hoofdstuk 3
23
24
Hoofdstuk 3
4.
BELEIDSKADER
4.1 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid op het gebied van ruimte en mobiliteit. In de Structuurvisie wordt aangegeven welke infrastructuurprojecten de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De structuurvisie vervangt meerdere rijksnota's waaronder de in hierboven genoemde Nota Ruimte. Met de SVIR krijgen provincies en gemeentes meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. Doorwerking in Het onderhavige plan bevindt zich niet in de nationale hoofdstructuur en omvat geen ontwikkelingen van landsbelang. Het beleid inzake het realiseren van een detailhandelsvestiging wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. Ladder van duurzame verstedelijking (Barro en Bro) Het locatiebeleid detailhandel is uit het Barro meer in algemene zin overgeheveld naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is per 1 oktober 2012 in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin in algemene zin voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen is bepaald dat overheden te realiseren stedelijke ontwikkelingen dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen. Daarbij gaat het met name om de afweging en niet zozeer om het resultaat. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de “ladder duurzame verstedelijking”). De eerste trede (1) in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten4. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden (2) en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn (3). Doorwerking Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het bedrijventerrein De Hurk-Croy is een bestaand, nagenoeg volledig ingevuld bedrijventerrein. De AH XL locatie maakt hier onderdeel van uit. Dit bestemmingsplan ziet niet op uitbreiding 4
Bron: Nota van Toelichting bij het besluit, p. 49-51 (Staatsblad 2012, 388).
Hoofdstuk 4
25
van het terrein, maar op herstructurering / hergebruik van een stedelijke functie (horeca). De realisatie van het PUP draagt bij aan de versterking van de positie van het (bestaand stedelijk) gebied. Bovendien is de locatie zeer goed bereikbaar. Tenslotte past het PUP prima bij de veranderende consumentenbehoefte en - gedrag, met een landelijk beeld van afname van de koopkrachtbinding en afname klantentrouw aan het meest nabij gelegen dagelijks aanbod en een toename van het internetwinkelen.
4.2 Provinciaal beleid In de Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte 2012 benoemt de provincie haar ruimtelijke belangen en de wijze waarop zij deze behartigt. Zo ook met betrekking tot inzake locatiebeleid voor bedrijven, detailhandel en voorzieningen. De verordening bestaat uit kaartmateriaal en regels waarmee gemeenten rekening moeten houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. De Verordening bevat regels voor: Regionaal perspectief voor wonen en werken; Ruimte-voor-ruimteregeling; GHS-natuur/EHS; Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen; Grond- en oppervlaktewatersysteem; Land- en tuinbouw (integrale zonering, glas, TOV).
26
Hoofdstuk 4
De verordening wijst het gebied waarin het plangebied zich bevindt aan als ‘Bestaand Stedelijk Gebied’. Hiervoor geldt dat de bestaande stedelijke functies en bestaande stedelijke ontwikkelingsmogelijkheden in stedelijk gebied dienen te worden benut / versterkt. Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Uitgangspunt is dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de stedelijke concentratiegebieden. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. Wel bevat de Verordening ruimte specifieke regels voor o.a. aan te leggen of uit te breiden bedrijventerreinen en kantorenlocaties en regels voor bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties. In het ruimtelijk beleid van de provincie wordt een sterk accent gelegd op een meer duurzame inrichting van bedrijventerreinen en kantorenlocaties. Dit is een onlosmakelijk onderdeel van het provinciaal beleid dat zorgvuldig ruimtegebruik centraal stelt. Onder duurzaamheid verstaat de provincie dat zuinig met de ruimte wordt omgegaan, dat de inrichting van het bedrijventerrein bijdraagt aan onze milieudoelstellingen, dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan het aanzien (beeldkwaliteit) en dat de economische kwaliteit van het terrein optimaal is. Zuinig ruimtegebruik betekent ruimtelijk gezien dat de ruimte op bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties beter wordt benut, in het bijzonder door intensief en meervoudig ruimtegebruik. Mede daarom zet de provincie sterk in op de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen en kantorenlocaties. In de Verordening ruimte zijn daarom regels opgenomen die bewerkstelligen dat genoemde aspecten van zorgvuldig ruimtegebruik en de mogelijkheden voor herstructurering uitdrukkelijk aan bod komen in bestemmingsplannen ten behoeve van bedrijventerreinen en kantorenlocaties. Daarnaast dient bij de herziening van het bestemmingsplan verantwoord te worden in hoeverre het in stand houden van de geldende bestemming met inbegrip van het tegengaan van oneigenlijk ruimtegebruik – als hiervoor bedoeld – noodzakelijk is mede gelet op de afspraken die gemaakt zijn in het regionaal planningsoverleg over de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en kantorenlocaties of de uitbreiding van bestaande terreinen en locaties. Conclusie voor het projectgebied Het bedrijventerrein De Hurk-Croy is een bestaand, nagenoeg volledig ingevuld bedrijventerrein. De ambitie van de gemeente Eindhoven voor De Hurk richt zich op het handhaven en versterken van de industriële bedrijvigheid op dit bedrijventerrein. Het terrein moet ruimte bieden aan bedrijven die vanwege hun milieuhinder, omvang of verkeersaantrekkende werking niet in een (gemengde) woonomgeving passen (milieucategorie 3.1 t/m 5.1).
Hoofdstuk 4
27
Dit betekent onder andere het voorkomen van oneigenlijk ruimtegebruik door het niet toestaan van: 1. nieuwe bedrijfswoningen; 2. nieuwe vestigingen van detailhandel, met uitzondering van detailhandel in grove bouwmaterialen. Deze branche van detailhandel is op het gehele bedrijventerrein De Hurk toegestaan met uitzondering van de A2-zone (aanduiding 'overig - 2' op de verbeelding) en het koopcentrum (aanduiding 'overig - 1' op de verbeelding); 3. uitbreiding van detailhandel, behalve als het gaat om het bestaande koopcentrum op het bedrijventerrein De Hurk, de bestaande detailhandelsfunctie langs de Limburglaan - Hastelweg en de A2-zone. Bij koopcentrum De Hurk wordt verdere profilering in de traditionele branches van Perifere Detailhandels Vestiging (PDV) beoogd. In de A2-zone is uitsluitend detailhandel in auto's, boten en caravans toegestaan; 4. nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen en uitbreiding van bestaande zelfstandige kantoorvestigingen, met uitzondering van het bestaande kantorencluster aan de Beemdstraat; 5. nieuwe vestiging van woon-, sociaal-maatschappelijke of recreatieve functies; 6. nieuwe vestiging van horecafuncties, met uitzondering van het koopcentrum van het bedrijventerrein De Hurk. Ter plaatse van dit koopcentrum is horeca toegestaan, voor zover deze ondergeschikt is aan dan wel ter ondersteuning is van de toegestane detailhandelsfuncties ter plaatse. De realisatie van een PUP aan de Limburglaan past binnen het beleid zoals bedoeld onder 3 en is dus in overeenstemming met de Verordening Ruimte.
4.3 Gemeentelijk beleid In de Ruimtelijk-Economische visie Bedrijventerrein De Hurk van 30 augustus 2005 (door B&W vastgesteld) richt de ambitie zich op het handhaven en versterken van de industriële bedrijvigheid op dit bedrijventerrein. Het terrein moet ruimte bieden aan bedrijven die vanwege hun milieuhinder, omvang of verkeersaantrekkende werking niet een (gemengde) woonomgeving passen (milieucategorie 3 t/m 5). Bedrijven met een lagere milieucategorie kunnen zich vestigen in bestaand stedelijk gebied. Om te garanderen dat bestaande bedrijven kunnen uitbreiden en nieuwe industriële bedrijven zich kunnen vestigen moet oneigenlijk gebruik van het bedrijventerrein worden voorkomen. Daarom wordt er geen ruimte gereserveerd voor: nieuwe vestigingen van detailhandel; uitbreiding van detailhandel, behalve als het gaat om het bestaande koopcentrum De Hurk (concentratie rond Noord-Brabantlaan/Hurksestraat) en de detailhandelsfunctie aan de Limburglaan/Hastelweg. Bij koopcentrum De Hurk wordt
28
Hoofdstuk 4
verdere profilering in de traditionele branches van Perifere Detailhandels Vestiging (PDV) beoogd. Dit betekent dat naast de traditionele branches (tuincentra, woninginrichting, doe-het-zelf, keukens en sanitair) ook de branches auto's/boten/caravans, brand- en explosiegevaarlijke stoffen en grove bouwmaterialen zijn toegestaan; nieuwe vestiging van zelfstandige kantooractiviteiten voor bijvoorbeeld zakelijke en financiële dienstverlening en uitbreiding van bestaande zelfstandige kantoren, met uitzondering van het bestaande kantorencluster aan de Beemdstraat. Het is wenselijk de kantorenzone langs de Beemdstraat volledig te behouden. Het representatieve karakter van de relatief kleine panden in een groene setting draagt bij aan een aantrekkelijke entree van het bedrijventerrein. Daarom worden deze zelfstandige kantoren als zodanig bestemd en niet bestemd voor bedrijfsdoeleinden; nieuwe vestiging van combinaties van woon-, sociaal-maatschappelijke of recreatieve functies.
Conclusie voor het projectgebied De realisatie van een PUP aan de Limburglaan is in overeenstemming met het beleid zoals vastgesteld in de Ruimtelijk-Economische visie Bedrijventerrein De Hurk. Detailhandelsbeleid De detailhandelsnota “Ten minste houdbaar tot 2010” is op 19 december 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Uitgangspunt ter zake is om in principe geen substantiële uitbreidingen van detailhandel en geen (nieuwe) vestigingen van detailhandel toe te staan op bedrijventerreinen, behoudens als zodanig genoemd in specifiek aangegeven gebieden/zones. Op grond van deze beleidsnota zijn op bedrijventerrein De Hurk alleen bepaalde vormen van (perifere) detailhandel toegestaan. Een uitzondering geldt voor onder andere de detailhandelszone aan de Limburglaan. De AH XL bijvoorbeeld heeft in het voorontwerp bestemmingsplan Bedrijventerrein De Hurk – Croy een specifieke aanduiding ‘detailhandel’ gekregen. Internetwinkels worden in het kader van het voorontwerp bestemmingsplan aangemerkt als een specifieke vorm van detailhandel waarbij: de transactie via internet of andere media tot stand komt, en; de goederen ter plaatse kunnen worden afgehaald; en/of de goederen ter plaatse kunnen worden afgerekend; en/of de goederen ter plaatse kunnen worden bekeken of geprobeerd.
Hoofdstuk 4
29
Conclusie voor het projectgebied De realisatie van een PUP aan de Limburglaan is in overeenstemming met het beleid zoals vastgesteld in de detailhandelsnota “Ten minste houdbaar tot 2010”, omdat het PUP aansluit op de bestaande AH XL.
30
Hoofdstuk 4
5.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
5.1 Inleiding In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een (afwijking van het) bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting waarin is neergelegd de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan. Derhalve wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid.
5.2 Economische uitvoerbaarheid 5.2.1 Financieel economische haalbaarheid De gemeente is verplicht een onderzoek in te stellen naar de uitvoerbaarheid van het plan en de uitkomsten van het onderzoek in deze ruimtelijke onderbouwing op te nemen. De realisatie van de in deze afwijking van de ontwikkeling is in handen van één partij, de initiatiefnemer. Niet is gebleken dat de ontwikkelende partij over onvoldoende middelen beschikt om de bedoelde ontwikkeling te kunnen realiseren. Uit het onderzoek is daarnaast gebleken dat er geen onvoorziene, hoge kosten zijn te verwachten zoals planschadeclaims. Eventuele planschadeclaims zijn volledig voor rekening van de ontwikkelende partij. 5.2.2 Verhaal van kosten Op grond van artikel 6.12, lid 2, sub a van de Wet ruimtelijke ordening behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Het betreft geen bouwplan in de zin van de Wro (geen hoofdgebouw (artikel 6.2.1, sub b lid Bro) en minder kosten te verhalen dan € 10.000,- (artikel 6.2.1a, sub a Bro).
Hoofdstuk 5
31
32
Hoofdstuk 5
6.
JURIDISCHE ASPECTEN
6.3 Omgevingsvergunning Voor dit bouwplan is een omgevingsvergunning nodig op basis van artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Omdat het bouwplan (het bouwen) in strijd is met het geldende bestemmingsplan dient de motivering van het besluit (de omgevingsvergunning) een goede ruimtelijke onderbouwing te bevatten. Om het project planologisch gezien te verankeren is gekozen voor het doorlopen van de omgevingsvergunning ex artikel 2.12 lid 1, sub a.3 Wabo, waarvoor de uitgebreide procedure moet worden gevolgd. Dit document vormt de ruimtelijke onderbouwing en maakt daarmee onderdeel uit van de Omgevingsvergunning voor het realiseren van een pickup point aan de Limburglaan.
6.4 Planmethodiek en verbeelding Conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een analoog en digitaal besluitvlak van het projectgebied gemaakt. Er zijn geen bouw- en gebruiksregels opgesteld voor dit bouwplan. De omgevingsvergunning (het besluit) - inclusief deze ruimtelijke onderbouwing - vormen namelijk de directe bouwtitel voor het bouwplan.
Hoofdstuk 6
33
34
Hoofdstuk 6
7.
CONCLUSIE
Albert Heijn is voornemens een pickup point te realiseren aan de parallelweg langs de Limburglaan, bij de bestaande AH XL vestiging. Deze rapportage is de ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van een omgevingsvergunning. Uit de rapportage blijkt dat de ontwikkeling niet leidt tot aantasting van de waarden van het gebied en van de waarden die in de directe omgeving aanwezig zijn. In het algemeen kan gesteld worden dat de voorgestane ontwikkeling in het projectgebied in relatie tot de omgeving ruimtelijk, functioneel, financieeleconomisch en milieuhygiënisch verantwoord is. Het project is haalbaar en uitvoerbaar en er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 7
35
36
Hoofdstuk 7
BIJLAGEN
Bijlage 1: Bezoekersaantallen
Bijlage 2: Parkeernormen Eindhoven
1
Parkeernorm
In dit hoofdstuk zijn de tabellen opgenomen waarin wordt aangegeven welke parkeernorm voor welke functie van toepassing is. Er wordt gewerkt met een minimum en een maximum norm. De minimale norm moet gerealiseerd worden en er mag niet meer gerealiseerd worden dan de maximale norm. De parkeernormen zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers van het CROW (Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte). Op basis van deze tabellen wordt per ruimtelijke ontwikkeling de parkeereis bepaald. De parkeereis is het totaal aan parkeerplaatsen dat de aanvrager moet aanleggen. Deze parkeerplaatsen moeten in principe op eigen terrein worden gerealiseerd. In de beleidsregels toepassing parkeernormen gemeente Eindhoven is aangegeven wanneer hiervan kan worden afgeweken.
1.1
Gebiedsindeling
De parkeernormen gaat uit van een gebiedsindeling centrum, schil en rest. Dit onderscheid is gebaseerd op het uitgangspunt dat het autobezit in het centrum lager is en dat voorzieningen beter bereikbaar zijn middels andere vervoerswijzen, zoals (H)OV en trein. In Eindhoven worden de volgende drie gebieden onderscheiden:
Centrum
De buurten: Binnenstad, Fellenoord, Witte Dame en De Bergen. Oftewel, het gebied begrensd door: Fellenoord, Boschdijk, Pastoor Petersstraat, Veldmaarschalk Montgomerylaan, Vincent van de Heuvellaan, John F. Kennedylaan, Prof. Dr. Dorgelolaan, Dommel, Vestdijk, Hertogstraat, P Czn Hooftlaan, Wal, Dommel, Edenstraat, Mauritsstraat, Vonderweg, Fellenoord.
Schilwijk
de overige gebieden binnen de Ring
Rest
Ring en alles daarbuiten
Opmerking: de scheidslijn tussen gebieden loopt in principe over de as van de genoemde straten en wegen (ook in geval van de Ring).
Tabel: gebiedsindeling
1.2
Tabel Parkeernormen Aandeel
Hoofdfunctie
Functie
Eenheid
Centrum Min
2
WONEN woning groot (>120 m bvo) woning midden (80 tot120 m2 bvo) 2
woning klein (< 80 m bvo)
Schilwijken
max
min
max
Rest min
bezoekers Opmerkingen max
woning
1,3
1,5
1,5
1,8
1,7
2,3
0,3 BVO NEN 2580
woning
1,2
1,4
1,4
1,7
1,6
2,1
0,3 BVO NEN 2580
woning
1,1
1,3
1,3
1,6
1,5
1,9
0,3 BVO NEN 2580 zelfstandige woning met beperkte zorgvoorzieningen (veel gereserveerde gehandicaptenplaatsen, dus minder gecombineerd gebruik
Serviceflat / aanleunwoning
woning
0,4
0,6
0,5
0,7
0,6
0,8
0,2 mogelijk)
kamer verhuur
kamer
0,3
0,6
0,4
0,7
0,5
0,8
0,2 niet de beschikking over eigen
verpleeg- / verzorgingstehuis
wooneenheid
0,4
0,6
0,5
0,7
0,6
0,8
0,2 vervoer, maar incl. personeel
100 m2 bvo
3,0
4,0
nvt
nvt
nvt
nvt
85% 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo
100 m2 bvo
nvt
nvt
nvt
nvt
3,0
4,0
85% 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo
100 m2 bvo
nvt
nvt
2,5
3,5
3,0
4,0
85% 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo
kleinschalige winkel
100 m2 bvo
nvt
nvt
2,0
2,5
2,5
3,0
85% 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo
Supermarkt
100 m2 bvo
2,0
3,0
3,0
4,0
4,0
5,0
85% 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo
WINKELEN binnenstad / hoofdwinkelgebied stadsdeelwinkelcentrum (winkelcentrum Woensel) wijkwinkelcentrum (Haagdijk, Trudoplein, Woenselse markt, Kastelenplein)
excl. supermarkt
Buurtwinkelcentrum / solitaire
excl. supermarkt
1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo Bedoeld is hier een grote publiekstrekker met regionale grootschalige detailhandel
100 m2 bvo
nvt
nvt
4,5
6,5
5,5
8,0
85% functie.
bouwmarkt / tuincentrum
100 m2 bvo
nvt
nvt
3,0
4,0
4,0
5,0
85% 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo
kringloopwinkel
100 m2 bvo
2,2
2,7
2,2
2,7
2,2
2,7
-
Aandeel Hoofdfunctie
Functie
Eenheid
showroom (auto's, boten etc.)
100 m2 bvo
Centrum Min 0,4
Schilwijken
max 0,6
min 0,6
max 1,0
Rest min 1,0
bezoekers Opmerkingen max 2,0
35% 1 arbeidsplaats = 30- 50 m2 bvo 1 m' marktkraam = 6 m2 bvo (indien geen parkeren achter kraam dan + 1,0 pp per
(week)markt
1 m' marktkraam
0,1
0,3
0,2
0,3
0,3
0,5
85% standhouder extra)
Kantoren
100 m2 bvo
1,0
1,4
1,2
1,8
1,8
3,0
15% 1 arbeidsplaats = 25-35 m2 bvo
100 m2 bvo
0,2
0,3
0,3
0,6
0,6
1,0
5% 1 arbeidsplaats = 30-50 m2 bvo
100 m2 bvo
0,7
1,2
1,2
2,0
2,0
2,5
5% 1 arbeidsplaats = 30-50 m2 bvo
keukens meubels, caravans)
100 m2 bvo
0,4
0,6
0,8
1,7
1,0
1,2
35% 1 arbeidsplaats = 30-50 m2 bvo
bedrijfsverzamelgebouw
100 m2 bvo
0,8
1,5
1,0
1,7
1,2
1,9
10% 1 arbeidsplaats = 30-40 m2 bvo
100 m2 bvo
3,0
5,0
4,0
7,0
5,0
10,0
90%
100 m2 bvo
3,0
5,0
4,0
6,0
5,0
7,0
90%
restaurant
100 m2 bvo
4,0
8,0
8,0
12,0
10,0
14,0
80%
hotel
kamer
0,5
1,0
0,7
1,3
0,9
1,5
-
museum
100 m2 bvo
0,3
0,5
0,5
0,8
0,8
1,0
95%
bibliotheek
100 m2 bvo
0,3
0,5
0,5
0,8
0,8
1,0
95%
bioscoop / theater / schouwburg
zitplaats
0,1
0,2
0,2
0,3
0,3
0,5
-
WERKEN arbeidsextensieve / bezoekersextensieve bedrijven (loods, opslag, transportbedrijf, etc.) arbeidsintensieve / bezoekersextensieve bedrijven (industrie, laboratorium, werkplaats, etc.) Arbeidsextensieve/bezoekersintensiev e bedrijven/ Showroom (auto’s,
evenementenhal / beursgebouw / congresgebouw VRIJE TIJD café / bar / discotheek / cafetaria
Aandeel Hoofdfunctie
Functie
Eenheid
Centrum Min
Schilwijken
max
min
max
Rest min
bezoekers Opmerkingen max
sociaal cultureel centrum / wijkgebouw
100 m2 bvo
2,0
5,0
3,0
6,0
4,0
7,0
90% Indien geen avondfunctie, dan
Gymlokaal
100 m2 bvo
1,0
1,5
1,5
2,0
2,0
2,5
95% parkeervraag = 0
sporthal (binnen)
100 m2 bvo
1,0
1,5
1,5
2,0
2,0
2,5
95% + 0,1-0,2 pp. per bezoekersplaats
sportveld (buiten)
ha. netto terrein
nvt
nvt
13,0
27,0
13,0
27,0
dansstudio / sportschool
100 m2 bvo
1,0
2,0
2,0
3,0
3,0
4,0
90%
squashbanen
baan
0,5
1,0
1,0
1,5
1,0
2,0
90%
tennisbanen
baan
0,5
1,0
1,0
2,0
2,0
3,0
95%
golfbaan
hole
nvt
nvt
nvt
nvt
6,0
8,0
95%
bowlingbaan / biljartzaal
baan/tafel
1,0
1,5
1,5
2,0
1,5
2,5
95%
stadion
zitplaats
0,04
0,2
0,05
0,3
0,06
0,4
99%
bij sporthal met wedstrijdfunctie: Alleen opp. sportterreinen tellen 95% mee.
100 m² opp. zwembad
bassin
7,0
9,0
8,0
10,0
9,0
11,0
98%
themapark / pretpark
ha. netto terrein
2,0
8,0
3,0
10,0
4,0
12,0
90%
overdekte speeltuin/hal
100 m2 bvo
2,0
8,0
3,0
10,0
4,0
12,0
90%
manege
box
nvt
nvt
nvt
nvt
0,3
0,8
-
100 m2 bvo
3,0
4,0
4,0
5,0
5,0
6,0
-
bed
1,0
1,3
1,3
1,7
1,5
2,0
65% bovengrens hanteren
consultatiebureau
Behandelkamer
1,0
1,5
1,5
2,0
1,5
2,5
65% parkeerplaatsen per praktijk
apotheek
100 m2 bvo
1,7
2,1
2,0
2,4
2,3
2,7
90%
bij vaste bezoektijden
GEZONDHEIDSZORG ziekenhuis arts / maatschap / therapeut /
met minimum van 3
Aandeel Hoofdfunctie
Functie
Eenheid
Centrum Min
Schilwijken
max
min
max
Rest min
bezoekers Opmerkingen max
ONDERWIJS beroepsonderwijs dag (MBO, ROC,
totale parkeervraag =
10,0
15,0
15,0
20,0
20,0
25,0
-
leslokaal
4,0
5,0
5,0
7,0
5,0
10,0
-
leslokaal
0,5
0,8
0,5
1,0
0,5
2,0
- leslokaal = circa 30 zitplaatsen
avondonderwijs
student
0,4
0,6
0,5
0,7
0,6
0,8
-
basisonderwijs
leslokaal
0,5
0,7
0,6
1,0
0,8
2,0
- exclusief Kiss & Ride
kinderdagverblijf
arbeidsplaats
0,4
0,8
0,5
0,9
0,6
1,0
- exclusief Kiss & Ride
Kiss & Ride
100 leerlingen
4,0
6,0
5,0
7,0
6,0
8,0
-
perceel
nvt
nvt
nvt
nvt
0,3
0,5
zitplaats
0,1
0,2
0,1
0,2
0,1
0,3
-
10,0
20,0
15,0
30,0
15,0
30,0
-
WO, HBO)
collegezaal
beroepsonderwijs dag (MBO, ROC, WO, HBO)
collegezalen + leslokalen collegezaal = circa 150 zitplaatsen
voorbereidend dagonderwijs (Vwo, Havo, Vmbo)
crèche / peuterspeelzaal /
OVERIGEN volkstuin Religiegebouw (kerk, moskee, et cetera)
gelijktijdige begrafenis / Begraafplaats / crematorium
crematie
1.3
Acceptabele loopafstanden
Indien de parkeervraag niet (volledig) op eigen terrein kan worden opgelost kan gekeken worden naar vervangende parkeergelegenheid In onderstaande tabel is aangegeven wat een acceptabele loopafstand tot deze alternatieve parkeergelegenheid is. Hoofdfunctie Wonen centrum Wonen schilwijk Wonen rest Winkelen Werken Ontspanning Gezondheidszorg Onderwijs Tabel: acceptabele loopafstand
1.4
Acceptabele loopafstanden (in meter) 400 200 100 200-600 200-800 100 100 100
Reductiefactoren parkeervoorzieningen op eigen terrein
In een woonwijk met veel garages en (dubbele) opritten zijn in theorie mogelijk voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig. In de praktijk zal blijken dat een groot gedeelte van het theoretische aanbod niet wordt gebruikt, doordat auto’s toch regelmatig op de openbare weg parkeren. Dit gedrag zal veel minder gebeuren in een gebied waarin het parkeren gereguleerd is (betaald parkeren of een gebied voor parkeervergunninghouders). Daarom zal deze tabel alleen worden toegepast in gebieden waar geen sprake is van een parkeerregulering. Parkeervoorziening Theoretisch aantal Enkele oprit zonder garage 1 Lange oprit zonder garage of carport 2 Dubbele oprit zonder garage 2 Garage zonder oprit (bij woning) 1 Garagebox (niet bij woning) 1 Garage met enkele oprit 2 Garage met lange oprit 3 Garage met dubbele oprit 3 Tabel: reductiefactoren parkeervoorzieningen op eigen terrein
Berekend aantal 0,8 1,0 1,7 0,6 0,7 1,2 1,5 2,0
Opmerking oprit minimaal 5,0 meter diep oprit minimaal 4,5 meter breed
oprit minimaal 5,0 meter diep oprit minimaal 4,5 meter breed
1.5
Aanwezigheidspercentages bij dubbelgebruik
De parkeernormen zijn onderverdeeld in functies. In sommige gevallen, met name bij grotere ontwikkelingen, vindt een combinatie van functies plaats. In dat geval dient gekeken te worden naar de momenten in de week waarop per functie de parkeervraag zich voordoet. Op deze wijze is namelijk dubbelgebruik te realiseren, hetgeen uit oogpunt van kostenbesparing en optimaal gebruik van schaarse ruimte wenselijk is. In de CROW-richtlijnen is een tabel opgenomen waarin op basis van ervaringen per functie over de specifieke delen van de week het aanwezigheidspercentage wordt weergegeven. Deze tabel wordt ook in Eindhoven toegepast.
Werkdag ochtend
Werkdag middag
Werkdag avond
Zaterdagmiddag
Zaterdagavond
Zondagmiddag
Woningen
50%
60%
100%
Detailhandel
30%
70%
20%
90%
60%
60%
70%
100%
100%
0%
0%
Kantoor
100%
100%
5%
10%
5%
0%
0%
Bedrijven
100%
100%
5%
10%
5%
0%
0%
Sociaal cultureel
10%
40%
100%
100%
60%
90%
25%
Sociaal medisch
100%
100%
30%
15%
15%
5%
5%
Ziekenhuis
85%
100%
40%
50%
25%
40%
40%
Dagonderwijs
Gelijktijdige aanwezigheid
Koopavond
100%
100%
0%
0%
0%
0%
0%
Avondonderwijs
0%
0%
100%
100%
0%
0%
0%
Bibliotheek
30%
70%
100%
70%
75%
0%
0%
Museum
20%
45%
0%
0%
100%
0%
90%
Restaurant
30%
40%
90%
95%
70%
100%
40%
Café
30%
40%
90%
85%
75%
100%
45%
Bioscoop, theater
15%
30%
90%
90%
60%
100%
60%
Sport 30% 50% Tabel: Gelijktijdige aanwezigheid (bron: CROW, ASVV 2004)
100%
90%
100%
90%
85%
Bijlage 3: NIBM-berekening Luchtkwaliteit
Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit Extra verkeer als gevolg van het plan Extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde)
159
Aandeel vrachtverkeer
1,3%
NO2 in µg/m3
0,14
3
0,04
Maximale bijdrage extra verkeer
PM10 in µg/m 3
Grens voor "Niet In Betekenende Mate" in µg/m Conclusie De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekenende mate; geen nader onderzoek nodig
1,2
Implementatie van Standaard RekenMethode 1 op basis van de worst-case benadering Type gegevens Weggegevens
Breedte van de ontsluitingsweg
NO2
PM10
5
5
Afstand van het rekenpunt tot de wegrand
5
5
Afstand van het rekenpunt tot de wegas
7,5
7,5
rekenparameter a
0,000488
0,000488
rekenparameter b
-0,0308
-0,0308
rekenparameter c
0,59
0,59
verdunningsfactor
0,38645
0,38645
Aantal voertuigbewegingen
13800
nvt
Percentage vrachtverkeer
0%
nvt
Extra verkeer
Aantal voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde)
159
159
Percentage vrachtverkeer
1%
1%
Autonoom + extra verkeer
Aantal voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde)
13959
nvt
Percentage vrachtverkeer
0,0%
nvt
Autonoom verkeer
Emissiefactoren NOX en PM10 (gram/km) Emissies NOX en PM10 (microgram/m/s)
Fractie direct uitgestoten NO2 Gemiddelde fractie direct uitgestoten NO2
Overige invoergegevens Parameters Jaargemiddelde bijdrage NOX Locatiespecifieke achtergrondconcentraties Jaargemiddelde NO2 concentraties
Licht verkeer
0,37
0,06
Vrachtverkeer
18,20
0,41
Autonoom
59,10
nvt
Extra verkeer
1,09
0,11
Autonoom + Extra verkeer
60,19
nvt
Licht verkeer
0,32
nvt
Vrachtverkeer
0,04
nvt
Autonoom
0,316
nvt
Extra verkeer
0,210
nvt
Autonoom + Extra verkeer
0,314
nvt
Bomenfactor
1,5
1,5
Regiofactor meteorologie
1,05
1,05
B
0,6
0,6
K
100
100
Autonoom
22,3
nvt
Autonoom + Extra verkeer
22,7
nvt
Jaargemiddelde in µg NO2/m3
30,2
nvt
Jaargemiddelde in µg O3/m3
35,1
nvt
3
Totaal autonoom jaargemiddelde in µg/m
40,0
nvt
Bijdrage autonome verkeer in µg/m3
9,83
nvt
Bijdrage autonome+extra verkeer in µg/m3
9,97
nvt
3
0,14
0,04
Maximale bijdrage extra verkeer in µg/m
Bijlage 4: Notitie waardebepaling bomen Limburglaan
Notitie – waardebepaling bomen Limburglaan (ong) te Eindhoven Opdrachtgever
BRO
Naam
de heer R. Mathijsen
Project
T9997HA1-4 –Limburglaan (ong) te Eindhoven
Betreft
Inventarisatie bomen
Datum
22-03-2013
Opgesteld door
R.v.Veldhoven / L. van de Sande
Inventarisatie bomen Limburglaan te Eindhoven, In opdracht van BRO te Boxtel zijn op maandag 18 maart 2013 door KYBYS 2 bomen geïnventariseerd aan de Limburg te Eindhoven. Doel van de inventarisatie is het verkrijgen van aanvullende gegevens van de bomen ten behoeve van een aanvraag kapvergunning. Op het betreffende perceel zijn ontwikkelingen gepland. Op bijgaande overzichtskaart van bijlage 1 zijn de standplaatsen en de inventarisatiegegevens opgenomen. Het betreffen 1 Acer pseudoplatanus (gewone esdoorn) met een stamdiameter van circa Ø 0,50 m. en 1 Gymnocladus dioicus (doodsbeenderenboom) met een stamdiameter van Ø 0,40 m. De Acer is redelijk van kwaliteit. De standplaats is echter zeer beperkt en verhindert een vrije doorgroei naar volwassen stadium. Deze boom zou vanuit de huidige boomwaarde en –toekomst mogelijk verplant kunnen worden. Echter door de ligging van diverse kabels en leidingen in het direct aansluitend gelegen trottoir is het technisch gezien geen haalbare variant. Ofwel de kluit moet zo klein worden dat de boom niet kan overleven, ofwel het risico op beschadiging van kabels en leidingen is dermate groot, dat dit geen verantwoorde investering is. Het (tijdelijk) omleggen van de kabels en leidingen leidt eveneens tot een onredelijk investeringsniveau (ordegrootte: € 15.000,- tot € 30.000,-). De Gymnocladus dioicus is van zeer matige kwaliteit. Door verwaarlozing van aangebrachte feestverlichting is deze deels ingegroeid in de stam. Alleen met significante beschadiging van de bast kan deze verwijderd worden. Verder is de standplaats zeer beperkt van omvang en verhoogd ten opzicht van de directe omgeving. Het risico op uitval binnen 10 jaar is groter dan 20%. Zowel handhaven als verplanten zijn beiden geen opties. Waardebepaling van bomen. Conform de rekenmethode van de NVTB (versie januari 2013) is de waarde van de bomen bepaald. Hierbij is rekening gehouden met de standplaats van de bomen , de huidige status en de toekomstverwachting. In bijlage 2 zijn de waardebepalingen van de te bomen opgenomen. In bijlage 3 is een algemene toelichting op de waardebepaling conform de NVTB toegevoegd. In onderstaand overzicht zijn de waarden weergegeven: boom nr. waarde per boom aantal 1 € 2.696,80 1 2 € 755,60 1 TOTAAL
Bijlagen: 1: situatie tekening met bomen 2: waardebepaling conform NVTB (2 bladen) 3: toelichting waardebepaling NVTB
Boxtel, 22-03-2012
Pagina 1 van 1 DM Notitie T9997HA1-4.doc
waarde totaal € 2.696,80 € 755,60 €
3.452,40
AH XL
BALLAST NEDAM
AH PICK UP POINT
LIMBURGLAAN_EINDHOVEN
N
oord
T9997HA1
WAARDEBEPALING_BOMEN 1
Opdrachtgever: BRO Project nr. T9997HA1 - 4 Limburglaan Eindhoven Datum: 20-03-2013
Berekening boomwaarde Boom: 1 Soort: Acer pseudoplatanus (gewone esdoorn) Leeftijd: 35 tot 45 jaar Aanplant Kosten plantgoed Kosten aanplant Aanschaf met aanplant
€ 160 € 250 € 410
Aanslag periode Aanplant en rente (kapitalisering eenmalige kosten) Garantie (10% van aanplant en rente) Subtotaal Kosten nazorg, per jaar Kosten nazorg na 3 jaar (met rente) Boomwaarde na 3 jaar
€ 459 Rente 4% per jaar € 46 € 505 € 250 3 jaar begeleiding in totaal € 780 Rente 4% per jaar € 1.285
Begeleiding Jaarlijkse beheerskosten Aantal beheerjaren (tot functievervulling) Kosten begeidings jaren met rente Kosten plantgoed en aanplant na 30 jaar Boomwaarde bij functie vervulling
€ 12,50 27 € 589 € 3.701 € 4.290
Afschrijving Boomwaarde bij aanvang Rentevoet Leeftijd Verwachte levensduur Jaren tot functie vervulling Functionele levensduur Resterende levensduur Afschrijvingcomponent Afschrijving Restwaarde na afschrijving
o.b.v. extensief beheer 30 jaar -3 jaar nazorg Jaarlijkse nazorg met rentefactor boomwaarde met rentefactor
3 jaar(X1.12)
3 jaar (X3.12)
47,08 2,88
€ 4.290 4% 40 60 30 30 20
jaar jaar jaar jaar jaar Basis voor annuïteitenberekening
-€ 242,63
€ 919 € 3.371
Schadeberekening Restwaarde voor berekening Functieverlies (door onderdrukking) Schadebedrag
€ 3.371 € 2.023 16 tot 30% Beschadiging gesteltakken € 2.023
Totaal waarde boom
€ 1.348
60% waarde verlies
Opdrachtgever: BRO Project nr. T9997HA1 - 4 Limburglaan Eindhoven Datum: 20-03-2013
Berekening boomwaarde Boom: 2 Soort: Gymnocladus dioicus (doodsbeenderenboom) Leeftijd: 20 tot 30 jaar Aanplant Kosten plantgoed Kosten aanplant Aanschaf met aanplant
€ € €
Aanslag periode Aanplant en rente (kapitalisering eenmalige kosten) Garantie (10% van aanplant en rente) Subtotaal Kosten nazorg, per jaar Kosten nazorg na 3 jaar (met rente) Boomwaarde na 3 jaar
€ € € € € €
784,00 Rente 4% per jaar 78,40 862,40 250,00 3 jaar begeleiding in totaal 780,00 Rente 4% per jaar 1.642,40
€ € € €
12,50 22 588,50 3.777,52 4.366,02
Schadeberekening Restwaarde voor berekening Functieverlies (door onderdrukking) Bastschade aan stam (ingroei feestverlichting) Groeiplaatsbeperking Totaal schadebedrag / waardevermindering
€ € € € €
3.778,00 1.133,40 5 tot 15% Beschadiging gesteltakken 1.133,40 31% tot 45% volumeschade 755,60 Uitval door groeiplaats zeer waarschijnlijk 3.022,40
Totaal waarde boom
€
Begeleiding Jaarlijkse beheerskosten Aantal beheerjaren (tot functievervulling) Kosten begeidings jaren met rente Kosten plantgoed en aanplant na 325 jaar Boomwaarde bij functie vervulling
450,00 250,00 700,00
o.b.v. extensief beheer 25 jaar -3 jaar nazorg Jaarlijkse nazorg met rentefactor boomwaarde met rentefactor
3 jaar (x 1.12)
3 jaar (x 3.12)
47,08 2,3
Afschrijving - nvt
755,60
30% waardeverlies 30% waardeverlies 20% waardeverlies
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Genk www.BRO.nl