Financiële deskundigheid Examennummer: 20225 Datum: 26 maart 2011 Tijd: 10:00 uur - 11:30 uur
Dit examen bestaat uit 4 pagina’s. De opbouw van het examen is als volgt: - 14 open vragen - een case met 5 open vragen
(maximaal 50 punten) (maximaal 50 punten)
Als bij een vraag een motivatie of berekening vereist is, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze motivatie of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden dan er worden gevraagd. Als er drie redenen worden gevraagd en u geeft er meer dan drie, dan worden alleen de eerste drie in de beoordeling meegeteld. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. Schrijf duidelijk leesbaar. Toegestane hulpmiddelen: - Niet-programmeerbare rekenmachine - Cijferbijlage
Wij wensen u veel succes!
6050
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
Open vragen (50 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier. 1. De Wet op het financieel toezicht (Wft) onderscheidt verschillende soorten bemiddelaars in de financiële dienstverlening, waaronder de verbonden en de gebonden bemiddelaar. Leg uit wat het verschil is tussen deze bemiddelaars in hun relatie met de aanbieders van financiële producten. (2 punten) 2. Noem drie organisaties die betrokken zijn bij de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). (3 punten) 3. a. Welke vier eisen worden er gesteld aan een rechtsgeldige overeenkomst? (4 punten) b. Leg uit wat het verschil is tussen een vernietigbare en een nietige overeenkomst. Besteed hierbij aandacht aan de ontbinding. (2 punten) 4. Carla en Pieter hebben een vakantiehuisje. Het grootste deel van het jaar verhuren ze dat, af en toe gaan ze er zelf vakantie vieren. Voor de aanschaf van het huisje hebben ze een tweede hypotheek afgesloten op hun woonhuis. Hoe worden dit huisje, de hypotheek voor het vakantiehuisje en de verhuurinkomsten fiscaal behandeld? Motiveer uw antwoord. (6 punten) 5. Wat gebeurt er met de koers van bestaande obligaties, als het algemene renteniveau stijgt? Motiveer uw antwoord. (2 punten) 6. Persoonlijke zekerheden zijn zekerheden waarmee een derde persoon betrokken wordt in de overeenkomst tussen de kredietverstrekker en klant. Benoem de drie persoonlijke zekerheden en geef bij elke zekerheid aan of er sprake is van verhaalsrecht. (3 punten)
6050
7. In de publieke discussie rondom de hypotheekrenteaftrek wordt vaak aangevoerd dat het huidige fiscale systeem het aflossen van een hypotheek ontmoedigt. Leg uit waarom dat zo is. (2 punten)
NCOI Opleidingsgroep
1
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
8. In artikel 7:960 BW staat: ‘De verzekerde zal krachtens de verzekering geen vergoeding ontvangen waardoor hij in een duidelijk voordeliger positie zou geraken.’ Welk beginsel wordt hier beschreven? (2 punten) 9. Dirk is een verstokte vrijgezel zonder kinderen. In de pensioenregeling van zijn werkgever is een nabestaandenpensioen op risicobasis opgenomen. Bij het bekijken van zijn pensioengegevens wordt hij niet blij van het bedrag dat hij na zijn pensionering zal ontvangen. Geef aan welke mogelijkheden Dirk heeft om zijn oudedagsinkomen aan te vullen. Geef hierbij ook aan of er mogelijkheden zijn met het nabestaandenpensioen. Motiveer uw antwoord. (3 punten) 10. Welke drie factoren zijn bepalend voor de hoogte van de pensioenuitkeringen bij een pensioen op kapitaalbasis? (3 punten) 11. Een legaat en de legitieme portie staan zo op het oog helemaal los van elkaar. Toch kunnen ze elkaar beïnvloeden. Beschrijf hoe het legaat en de legitieme portie met elkaar te maken kunnen krijgen. (3 punten) 12. Tom is 3 jaar geleden gescheiden van Elise. Zij woont sindsdien alleen. Een jaar geleden is Tom hertrouwd met Debbie. Nu komt Tom te overlijden. a. Wie kan/kunnen er aanspraak maken op een uitkering volgens de Anw? (1 punt) b. Welke algemene en aanvullende voorwaarden gelden er voor het recht op Anw? (4 punten) 13. Werner is geboren in 1968 en werkt fulltime sinds zijn 20e. Na een dienstverband van 15 jaar wordt hij door Berkhout BV in 2009 ontslagen. Hij verdiende daar € 4.500,- bruto per maand. a. Voor hoeveel maanden heeft hij recht op een loongerelateerde WW-uitkering? Motiveer uw antwoord. (3 punten) b. Hoe hoog is zijn WW-uitkering in de eerste werkloosheidsmaand? Laat uw berekening zien. (2 punten)
6050
14. Is het mogelijk is dat een financieel planner legaal werkt zonder Wft- vergunning? Motiveer uw antwoord. (5 punten)
NCOI Opleidingsgroep
2
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
Case: Goed Plan (50 punten)
De heer en mevrouw Kerstens hebben een afspraak met een financieel planner van adviesbureau Goed Plan. Zij willen graag weten hoe hun financiële toekomst eruit ziet in verschillende scenario’s. Gelukkig hebben ze hun administratie goed op orde en zijn de benodigde gegevens dus beschikbaar. De heer en mevrouw Kerstens zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Ze hebben twee volwassen, uitwonende dochters. Mevrouw heeft na het overlijden van haar vader € 250.000,- ontvangen. In het testament van haar vader stond een uitsluitingsclausule. Zelf hebben zij geen testament opgesteld. De heer Kerstens (25-07-1959) werkt al sinds 1 maart 1983 bij een metaalfabriek. Hij is daar inmiddels hoofd van de technische dienst. Hij verdient er € 64.000,- bruto per jaar. Zijn pensioen wordt opgebouwd met een premieovereenkomst. In het laatste UPO staat een verwacht ouderdomspensioen van € 22.200,- vanaf zijn 65e. Naast dit pensioen heeft hij een lijfrenteverzekering lopen, ingangsdatum 1 januari 2009 – einddatum 1 juli 2025. De volledig aftrekbare premie is € 1.000 per jaar. De huidige waarde van de polis is € 700,-, en de indicatie is dat hij er vanaf zijn 65e een oudedagslijfrente uit zal ontvangen van € 3.600,- bruto per jaar. Mevrouw Kerstens (10-09-1959) is vertegenwoordigster voor een speelgoedmerk. Ze werkt daar sinds 1 april 1999, ontvangt een vast salaris van € 30.000,- bruto per jaar. Daarnaast heeft ze provisie-inkomsten van € 4.000,- bruto per jaar. Ze wonen in een eigen huis met een WOZ-waarde van € 355.000,-. Daarop rust een hypotheek van € 175.000,-, waarvoor ze 6,4% aan rente betalen. Voor de aflossing hebben ze een levensverzekering met een premie van € 150,- per maand, die op beide levens € 50.000,- afdekt bij overlijden. Het gemiddelde saldo van het gezamenlijke spaargeld bedraagt € 42.000,-. De heer en mevrouw Kerstens sparen samen € 4.000,- per jaar. Over het totale spaarsaldo hebben ze in 2009 € 1.260 rente ontvangen.
6050
Het geërfde geld van mevrouw is per 1 januari 2009 gestort in een deposito van 15 jaar, tegen een rente van 6%. De rente wordt jaarlijks op het deposito bijgeschreven.
NCOI Opleidingsgroep
3
Financiële deskundigheid - Examennummer 20225 - 26 maart 2011
De volgende wensen en bijzonderheden leggen deze klanten aan u voor: -
De heer Kerstens wil met pensioen als hij 65 is. Mevrouw Kerstens acht de kans groot dat ze binnenkort ontslag krijgt, omdat haar werkgever in grote problemen zit door de crisis. Als dit inderdaad gebeurt, overweegt ze een eigen speelgoedwinkel te beginnen.
Vragen bij de case
1. Welk bedrag aan inkomstenbelasting moeten de heer en mevrouw Kerstens gezamenlijk in totaal afdragen? Bereken daarvoor de te betalen belastingbedragen in box 1 en box 3 (u dient rekening te houden met aftrekposten en heffingskortingen). Laat uw berekening zien. (12 punten) 2. Hoe hoog is het huidige gezamenlijk CBI per maand voor de heer en mevrouw Kerstens? Laat uw berekening zien. (10 punten) 3. Welk bedrag komt er op de einddatum vrij uit het deposito van mevrouw Kerstens? Laat uw berekening zien en geef aan of u gebruik heeft gemaakt van de cijferbijlage of een rekenmachine. (10 punten) 4. Uit welke componenten bestaat het inkomen van de heer Kerstens, nadat hij 65 jaar is geworden? Deel ze in per pijler en bereken de bedragen. Laat uw berekening zien. (10 punten) 5. Stel dat de vrees van mevrouw Kerstens waarheid wordt en ze wordt dus ontslagen.
6050
a. Hoe hoog zou de ontslagvergoeding zijn volgens de kantonrechtersformule, uitgaande van ontslag per 1 januari 2010? Laat uw berekening zien. (5 punten) b. Beschrijf drie mogelijkheden voor uitbetaling van deze ontslagvergoeding en geef van elke mogelijkheid aan of het een geschikte optie is voor mevrouw Kerstens. (3 punten)
NCOI Opleidingsgroep
4