Executieve functies en leren
Wijnand Dekker Praktijk Dekker&Dooyeweerd, Ede
[email protected]
EXECUTIEVE FUNCTIES WAT ZIE JE, WAT DOE JE, WAT ZEG JE, WAT PLAN JE?
EXECUTIEVE FUNCTIES: IN GESPREK MET KINDEREN IN GROEP 2, 5 EN 8
• •
Wat kun je leren? Hoe kun je daar je best voor doen?
GROEP 2 WAT KUN JE LEREN? • • • •
Veters strikken Heel veel leren eten Knopen maken Netjes kleuren
GROEP 2 HOE KUN JE DAAR JE BEST VOOR DOEN?
•
Gewoon blijven proberen Aan de juf vragen Aan een kindje vragen Rustig doen, heb je een rustig hoofd Niet op de grond gooien, gewoon doen Even weggaan bij je moeilijke werkje Zeggen: ‘Ik kan het’
•
De juf zegt: ‘Van proberen kun je leren’
• • • • • •
GROEP 5 WAT KUN JE LEREN? • • • • •
Paardrijden Rekenen Lezen Schrijven Radslag op de balk
GROEP 5 HOE KUN JE DAAR JE BEST VOOR DOEN? • • • • • •
•
Elke dag een half uur werken Luisteren en kijken en dan pas proberen Op een stille plek oefenen Op een papiertje schrijven dan vergeet je het niet ‘Je moet het doen’ ‘Dat het allemaal slakken zijn. Ze kunnen mij niet inhalen’ ‘Laat je niet afleiden’
GROEP 8 WAT KUN JE LEREN? • • • • • •
•
Hoe ermee omgaan als je gepest wordt Samenwerken Judo Stofzuigen Met geld omgaan Kamer opruimen Engels
GROEP 8 HOE KUN JE DAAR JE BEST VOOR DOEN? • • • • • •
•
Je ouders om hulp vragen Opzoeken op internet Opschrijven hoe het moet Op een vereniging gaan Door er een spelletje van te maken Je tafel wegdraaien Niks terugzeggen (‘Wil je stil zijn?’)
GROEP 8 VERVOLG: METACOGNITIE EN INNERLIJKE SPRAAK • • •
• •
‘Leuker wordt het niet’ ‘Je kunt het niet opgeven’ ‘Je bent al in groep 1 begonnen, nu moet je het afmaken!’ ‘Nu doorwerken, kun je straks kletsen’ ‘Het gaat goed, je bent al op de helft’
GROEP 2, 5 EN 8 •
•
Toename innerlijke spraak en metacognitie als kinderen ouder worden Veel antwoorden betreffen: emotieregulatie volgehouden aandacht werkgeheugen je openstellen voor instructie (cognitieve flexibiliteit)
BEVORDEREN EXECUTIEVE FUNCTIES • •
Sluit aan bij denken en emotie van kinderen Hanteer methodiek van oplossingsgericht werken (zelfsturing)
WAT GAAT GOED? WAT KAN BETER? VISUALISEREN
MITCHELL (GROEP 4) Denk je goed
Voel je goed
Ik ben een leuk kind, ik ben slim en ik heb dyslexie Ik ben vooruit gegaan met lezen. Ik probeer het goed vol te houden.
Wat ik tegen mijzelf zeg is:
“Blijf sterk en word niet boos!’’
BACHIR (GROEP 8) Denk je goed
Voel je goed
Ik wil mij beter concentreren met mijn rekenwerk. Mijn hoofd is net een oceaan maar het moet een kanaal zijn. ‘Ik wil mij niet laten afleiden’. ‘Ik ben een kanaal’. Ik ben twaalf jaar. Ik wil het twaalf minuten volhouden. Na twaalf minuten stop ik even en kijk ik even rond
Daarna word ik weer een kanaal.
EXECUTIEVE FUNCTIES EN INTERVENTIES • • • • •
•
Past de leeromgeving bij het kind? Passen de taken bij het kind? (Vygotsky) Is het verbeterplan van het kind? Voelt het kind zich aangemoedigd om vol te houden? Wat is een beloning voor het kind? Waar wordt het kind blij van?
De leerkracht is coach. Het kind wordt coach.
VAN EXTERNE STURING NAAR ZELFSTURING •
Samenspel tussen kind en leerkracht
•
Als……………. dan………………
•
Als ik deze oefening doe, dan verwacht ik dat het kind…
•
Reactie kind volgens verwachting? Bijstellen? Orthodidactisch? (taken/instructie) Aanmoedigen/belonen? Gedrag bespreken? Wat denk ik, voel ik, doe ik?
• • • •
MOTIVATIE
Motivatie is interactief en ontwikkelt zich tijdens het onderwijsleerproces
VRAGEN STELLEN ONDERWIJS IS LEREN NADENKEN • • • • • •
• •
Weet je nog wat die streep betekent? Een getallenlijn, wat is dat precies? Sommen maken met een getallenlijn, hoe gaat dat dan? Bedoel je dat………? Hoe ging dat ook al weer? Leg mij eens uit……… Dus je denkt dat……… En als ik het zo doe………
INSTRUCTIEPRINCIPES • • • • • •
Oriënteren op de taak: denkvragen stellen Demonstreren, hardop denken Samen doen, hardop denken Oefenen en herhalen Verkorten en verinnerlijken Automatiseren en toepassen
LEGE GETALLENLIJN
0
100
Waar wonen de getallen? Oefenen van makkelijk naar moeilijk Sprongen tekenen en verwoorden: 30 + 20 32 + 12 37 + 15 Verinnerlijken en verkorten ‘Teken’ met je vinger en verwoorden ‘Teken’ de lijn met je vinger op tafel Doe je ogen dicht, teken de lijn in de lucht
REKENEN: ZELFSTURING • • • • • •
De leerkracht doet de som voor en verwoordt Visualiseer (getallenlijn) De leerkracht en het kind oefenen samen Het kind legt uit hoe de som wordt opgelost De leerkracht ondersteunt en stelt denkvragen Het kind werkt zelfstandig (zelfinstructie) en weet wanneer hulp nodig is
SPELLING: ZELFSTURING
• • •
• • • • •
•
Hoor ik een lange klank? Hoor ik een korte klank? De leerkracht ondersteunt en stelt denkvragen Zelf uitspreken en beluisteren Spreek ik het goed uit? Kan ik het goed horen? Welke klank hoort bij welk teken? Mag ik het woord opschrijven zoals ik het hoor? Moet ik een regel toepassen? Welke regel? Ik schrijf het woord Hoe weet ik dat het goed is?
Het kind werkt zelfstandig (zelfinstructie) en weet wanneer hulp nodig is
BEGRIJPEND LEZEN: ZELFSTURING • • • • • •
• • •
Ik lees de titel. Wat betekent het plaatje? Ik bedenk waar het over kan gaan. Ik bedenk wat ik er al van weet. Ik lees het eerste deel van de tekst. Waar gaat het over? Begrijp ik het? Nog eens lezen? Onbekende woorden opzoeken? Begrijp ik het nu? Wat is belangrijk? Wat ben ik te weten gekomen?
ZO, NU WETEN JULLIE HOE JE ONS KAN HELPEN!
Groeten van Bastiaan, Ilse en Karim