Economie Faculteit der Managementwetenschappen Radboud Universiteit Nijmegen
Februari 2007
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2007 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Voorwoord commissievoorzitter
7
Deel I
9
1. 2. 3. 4.
Algemeen deel
Inleiding Taak en samenstelling commissie Werkwijze commissie Algemene inhoudelijke bevindingen
Deel II
Opleidingsdeel
11 13 15 19
21
1. De bacheloropleiding Economie en de masteropleiding Economics aan de Radboud Universiteit Nijmegen 23
Bijlagen Bijlage A: Bijlage B: Bijlage C:
Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie Domeinspecifiek referentiekader Programma van het bezoek van de visitatiecommissie
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
101 103 105 115
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en master opleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleidingen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria met oog voor specifieke omstandigheden. De Visitatiecommissie Economie van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd in een periode die wordt gekenmerkt door de overgang naar de bachelor-masterstructuur. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleidingen, faculteitsbesturen en Colleges van Bestuur. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitge voerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdelingen aan de universiteiten voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
VOORWOORD commissievoorzitter Tussen augustus 2006 en maart 2007 heeft onze commissie elf bachelor- en masteropleidingen beoordeeld, die georganiseerd worden door vier universiteiten: Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit van Amsterdam, Universiteit Maastricht, en Universiteit Utrecht. Om tot het oordeel te komen heeft de commissie de zelfstudies bestudeerd, scripties gelezen en ter plaatse gesprekken gevoerd met een groot aantal stafleden, studenten en alumni. Op basis van deze informatie kon de commissie tot een afgewogen oordeel komen, met name omdat de zelfstudies een goed inzicht gaven, de gesprekken in grote openheid werden gevoerd en de gevraagde informatie (handboeken, tentamens, reglementen et cetera) steeds in de vergaderkamer aanwezig was of op aanvraag onmiddellijk ter beschikking werd gesteld. Bij de beoordeling heeft de commissie als uitgangspunt gekozen, dat een oordeel werd gevraagd over de wo-bachelor en wo-master, dus over een BSc en MSc, dus over een ‘science’ opleiding. In deze opleidingen moet de student dus beoordeeld worden op zijn wetenschappelijke analyses, het duidelijkst tot uitdrukking komend in de BSc-scriptie en de MSc-scriptie. Daarom heeft de commissie zeer veel aandacht geschonken aan de beoordeling van deze scripties. Daarbij werd niet alleen gekeken naar de inhoudelijke kwaliteit van de scripties maar ook naar de evaluaties door de docenten evenals de beoordelingsprocedure. De commissie beveelt aan om in de instroomprogramma’s voor de hbo-afgestudeerden de bachelorscriptie verplicht te stellen om zo tijdig te toetsen of de student aan de eisen van de masteropleiding zal kunnen voldoen. Namens de commissie wil ik het bestuur van de opleidingen, alle gesprekspartners en vooral de personen die de visitatie hebben voorbereid en begeleid, hartelijk danken voor hun inzet. Deze dankwoorden gelden zeker ook voor de begeleiding van de QANU. De commissie heeft in grote harmonie en een goede sfeer gewerkt en het oordeel kunnen baseren op heldere discussies en goed geformuleerde opinies. Daarvoor ben ik de medecommissieleden bijzonder erkentelijk. Dat dit mogelijk was dankt de commissie aan de zeer professionele ondersteuning van de secretaris, mevrouw dr. J.J. Roeleveld. Ter voorbereiding op de bezoeken van de opleidingen legde zij aan de commissie vele helder geformuleerde vragen voor, bewaakte zij systematisch de voortgang en legde de oordelen van de commissie vast in een helder eindrapport. Hartelijk dank ook voor steun aan mijzelf, als voorzitter van de commissie. Piet Verheijen, voorzitter Visitatiecommissie Economie
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
10
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
1.
Inleiding
In dit rapport brengt de Visitatiecommissie Economie (hierna de commissie) verslag uit van haar bevindingen. Het rapport bestaat uit twee delen: • •
Een algemeen deel (I). Dit deel gaat in op de taak, samenstelling en werkwijze van de commissie. Hierin komen ook enkele algemene bevindingen van inhoudelijke aard ter sprake. Een opleidingsdeel (II). Per bachelor- en masteropleiding behandelt de commissie de 21 facetten uit het beoordelingskader. In dit deel spreekt zij oordelen uit op facet- en onderwerpniveau.
Dit algemene deel geeft, conform de richtlijnen in het QANU-kader, een beschrijving van de uitgangspunten van de commissie.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
11
12
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
2. Taak en samenstelling commissie 2.1. Taak van de commissie De taak van de commissie was het verrichten van een visitatie conform het beoordelingskader (versie 3.1) van QANU. De commissie kreeg de taak om op basis van de door de faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken een oordeel te geven over de verschillende aspecten van de kwaliteit van de betrokken opleidingen, zoals beschreven in het bovengenoemde kader. De beoordeling bevat impliciete aanbevelingen; echter de nadruk ligt op het beoordelen en verantwoorden van de basiskwaliteit. De commissie beoordeelde de volgende opleidingen: Universiteit Utrecht: • • • • • •
Economie (bachelor) (56401) Economics and Geography (master) (60727) Economics and History (master) (60387) Economics and Law (master) (60388) Economics and Social Sciences (master) (60389) International Economics and Business (master) (60648)
Universiteit Maastricht: •
Infonomics (master) (60018)
Universiteit van Amsterdam: • •
Economie en Bedrijfskunde, studierichting Bedrijfskunde (bachelor) ( 50905) Business Studies (master) (60902) voltijd en deeltijd
Radboud Universiteit Nijmegen: • •
Economie (bachelor) (56401) Economics (master) (66401)
2.2. Samenstelling commissie Tot leden van de commissie werden benoemd: • • •
prof. dr. P.A. Verheijen, emeritus hoogleraar Bedrijfseconometrie en oud-voorzitter College van Bestuur Universiteit van Tilburg, tevens voorzitter; prof. dr. ir. J. Bots, hoogleraar Controlling bij de Business Universiteit Nyenrode, alleen voor de visitatie van Maastricht; prof. dr. D.G.A.E. Van Den Bulcke, emeritus hoogleraar internationaal management en ontwikkeling en oud-voorzitter van het College voor Ontwikkelingslanden (1995-2000) van de Universiteit Antwerpen;
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
13
• • • •
drs. V.I. Goedvolk, voormalig lid van de Hoofddirectie van Fortis ASR Verzekeringsgroep N.V.; en oud plaatsvervangend secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën; prof. dr. J.P.M. Groenewegen, hoogleraar Economie van Infrastructuren aan de TU Delft, bijzonder hoogleraar Institutionele Economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht; drs. J.H.L. de Vries, voormalig lid College van Bestuur Universiteit Utrecht (1982-1987), voormalig voorzitter van het College van Bestuur van de Hogeschool Enschede en toegevoegd Inspecteur wetenschappelijk onderwijs; mw. S.R. Zwinkels B.Sc., student aan de Vrije Universiteit Amsterdam bij de masteropleiding Business Administration; tevens adviserend student-lid in het bestuur van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde.
Tijdens de installatievergadering van de commissie werd prof. dr. J.P.M. Groenewegen gekozen tot vicevoorzitter. Projectleider/secretaris van de commissie was mw dr. J.J. Roeleveld, als senior consultant deel uitmakend van het netwerk van TriasNet Consultants, hiertoe geëngageerd door QANU. De heer Bots heeft alleen deelgenomen aan het bezoek aan de Universiteit Maastricht. De heren Goedvolk en Groenewegen hebben niet deelgenomen aan het bezoek aan de Universiteit Maastricht. Bij het bezoek aan de Universiteit van Amsterdam is de heer Groenewegen op 31 oktober 2006 als voorzitter opgetreden. De leden van de commissie hebben allen de onafhankelijkheidsverklaring die is opgenomen in het QANU-kader, ondertekend. Een overzicht van de curricula vitae van de leden van de commissie is opgenomen in bijlage A.
14
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
3.
Werkwijze commissie
3.1.
Inleiding
De commissie hield op 3 oktober 2006 haar startvergadering. Tijdens deze vergadering werd de commissie geïnstalleerd, werd de taakstelling en werkwijze van de commissie besproken en werd tevens de taakverdeling binnen de commissie vastgesteld. Ook werd het document ‘Vakspecifieke richtlijnen WO bachelor economie’ van het Disciplineoverlegorgaan Economie (DEC 02.03) besproken (zie bijlage B). De commissie besloot dat aan de betrokken opleidingen zal worden gevraagd hoe het referentiekader een rol heeft gespeeld bij de vormgeving van de bacheloropleiding, bij het schakelprogramma en bij de masteropleiding. Het QANU-kader is leidraad geweest voor de werkwijze van de commissie. 3.2.
De voorbereidingsfase
Allereerst heeft de secretaris de zelfevaluatierapporten gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van de informatie. Nadat de zelfevaluatierapporten in orde waren bevonden, zijn de commissieleden en de secretaris zich inhoudelijk gaan voorbereiden op de bezoeken. De commissieleden lazen het zelfevaluatierapport en vulden voor iedere opleiding een checklist in die is gebaseerd op het QANU-kader, en formuleerden vragen die werden doorgegeven aan de secretaris. De secretaris compileerde de ingevulde checklisten tot een samengestelde checklist en de vragen tot een samengestelde vragenlijst per gespreksgremium. Deze zijn door de commissie gebruikt tijdens de visitatie. Bij de voorbereiding heeft ieder commissielid alle rapporten gelezen met uitzondering van de heer Bots die alleen voor de opleiding MSc Infonomics in de commissie zitting had. Ook lazen de commissieleden ter voorbereiding ieder ten minste twee scripties per opleiding conform het QANU-kader inclusief de bijbehorende beoordelingsformulieren. Indien dit niet mogelijk was, wordt dit bij de betreffende opleiding vermeld. Deze scripties werden door de secretaris in overleg met de voorzitter geselecteerd. Aangezien de commissie opleidingen dient te beoordelen die leiden tot een wetenschappelijke titel (BSc of MSc) heeft zij zeer veel aandacht besteed aan het beoordelen van het wetenschappelijke niveau van de scripties, de zorgvuldigheid in de inhoudelijke beoordeling daarvan door de staf blijkende uit de bijbehorende beoordelingsformulieren en de beoordelingsprocedure zelf. In de scriptie dient de student immers aan te tonen over de vereiste kwalificaties te beschikken. Opmerkingen naar aanleiding van de scripties zullen bij verschillende facetten worden gemaakt. Binnen de commissie zijn er afspraken gemaakt over een interne taakverdeling op grond van inhoudelijke expertise. De commissie wenst te benadrukken dat zij in haar geheel verantwoordelijk is voor de oordeelsvorming en het eindrapport. Tijdens een voorbereidende vergadering aan het begin van het bezoek werd elke visitatie concreet voorbereid.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
15
3.3.
Het visitatiebezoek
De secretaris maakte een conceptprogramma voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek. Dat programma werd in samenspraak tussen de voorzitter, de secretaris en de contactpersoon van de betreffende faculteit/universiteit aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (zie bijlage C). Tijdens het bezoek is gesproken met de samenstellers van het zelfevaluatierapport, met een (representatieve) vertegenwoordiging van het faculteitsbestuur, het opleidingsbestuur, de afgestudeerden, de opleidingscommissies, de examencommissies, de studievoorlichting en -begeleiding en overige ondersteunende medewerkers. Daarnaast werd er steeds afzonderlijk gesproken met student- en docentvertegenwoordigers van de bachelor- en masteropleidingen (en van de opleidingscommissies) en de schakelprogramma’s. Tijdens ieder bezoek bestudeerde de commissie het ter inzage gevraagde materiaal en gaf zij gelegenheid tot een spreekuur ten behoeve van studenten en docenten die zich voorafgaand aan het bezoek hadden aangemeld. Van dit spreekuur is geen gebruikgemaakt. Ook heeft de commissie bij elke instelling een presentatie van de elektronische leeromgeving ontvangen. De commissie gebruikte een groot deel van de laatste middag van het bezoek voor de voorbereiding van de mondelinge rapportage en een discussie over de beoordeling van de opleidingen. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter, respectievelijk de vicevoorzitter bij de Universiteit van Amsterdam, een mondelinge rapportage gegeven van de eerste bevindingen van de commissie. Daarbij ging het steeds om een aantal algemene waarnemingen en een aantal eerste indrukken per opleiding. De oordelen werden pas na afloop van de bezoeken in twee vergaderingen definitief vastgesteld op basis van het conceptrapport van de commissie over de opleidingen en de commentaren daarop van de commissieleden. Tevens heeft een additioneel bezoek aan de Universiteit van Amsterdam plaatsgehad voordat de commissie tot een definitief oordeel kwam. 3.4.
Beslisregels
In het accreditatiestelsel is voor de beoordeling op facetniveau een vierpuntsschaal voorgeschreven (onvoldoende, voldoende, goed of excellent) en op onderwerpniveau een tweepuntsschaal (voldoende of onvoldoende). De commissie heeft de standaard beslisregels van QANU gevolgd. Deze zijn: De beoordeling ‘onvoldoende’ wijst erop dat het facet beneden de gestelde verwachting ligt en dat beleidsaandacht op dit punt nodig is. De beoordeling ‘voldoende’ houdt in dat het facet beantwoordt aan de basisstandaard of basisnorm. De beoordeling ‘goed’ houdt in dat het niveau van het facet uitstijgt boven de basiskwaliteit. De beoordeling ‘excellent’ houdt in dat voor het facet een niveau wordt gerealiseerd waardoor de beoordeelde opleiding zowel nationaal als internationaal als een voorbeeld van goede praktijk kan functioneren. 16
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
In de ogen van de commissie kan zij het oordeel ‘voldoende’ toekennen, ook wanneer zij kritische opmerkingen heeft gemaakt. Het is dan wel noodzakelijk dat er tegenover die kritische opmerkingen ook positieve observaties staan Omdat de meeste masteropleidingen pas recent van start zijn gegaan dan wel recent een gewijzigd programma hebben ingevoerd, kon de commissie niet in alle gevallen varen op ervaringen met de programma’s van die opleidingen of oordelen van studenten daarover. Zij koos er in die gevallen voor om plannen te beoordelen. Plannen kunnen niet zomaar een ‘goed’ krijgen, met het nadeel dat het moeilijk is het oordeel goed uit te spreken. Wanneer de commissie een good practice heeft aangetroffen, luidt het oordeel in principe: ‘goed’. Wanneer er binnen een facet zowel een aantekening wordt gemaakt als een good practice wordt uitgesproken, wordt voor het oordeel een gemiddelde genomen: voldoende.
3.5.
Rapportage
De secretaris heeft, op basis van de bevindingen van de commissie, per instelling conceptrapporten opgesteld. Deze zijn aan de voorzitter en de leden van de commissie voorgelegd. Tijdens de vergaderingen op 29 november en 20 december zijn deze conceptrapporten besproken. 3.6. Slotbijeenkomst De aangepaste conceptrapporten zijn aan de opleidingen toegezonden ter toetsing van feitelijke onjuistheden. De commissie heeft het commentaar van de opleidingen besproken en de definitieve tekst op 13 februari 2007 vastgesteld.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
17
18
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
4.
Algemene inhoudelijke bevindingen
4.1.
Inleiding
De commissie heeft haar bevindingen van de visitatie gerapporteerd in vier rapporten met een algemeen deel en een specifiek opleidingsdeel per instelling. De commissie wil daarenboven de volgende algemene bevindingen rapporteren, welke met name betrekking hebben op de procedure en de rapportage van de beoordeling. Voorafgaande aan de algemene bevindingen wil de commissie nog een specifieke opmerking maken en wel betreffende de opleidingen Economie en Bedrijfskunde, Business Studies en Infonomics. Het feit dat over deze opleidingen het oordeel van deze commissie wordt gevraagd impliceert dat de opleidingen worden beoordeeld vanuit een economisch kader. Natuurlijk worden daarbij de specifieke aspecten betrokken. 4.2.
Algemene bevindingen
De commissie is van mening dat in het beoordelingskader te veel aandacht wordt geschonken aan de beroepsoriëntatie van de bacheloropleidingen. De bevindingen van de commissie tijdens de gesprekken leiden tot de conclusie dat het merendeel van de afgestudeerden van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs doorgaan met een masteropleiding. Dientengevolge besteden de opleidingen weinig aandacht aan de beroepsoriëntatie, wat – bij strikte toepassing van de regels – leidt tot een ‘onvoldoende’ ! Naar de mening van de commissie wordt in het beoordelingskader te weinig aandacht besteed aan de instroom. Naar verwachting zal er een toenemend aantal bachelorafgestudeerden vanuit het hbo zich aanmelden voor een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs. Het aantal is zelfs zo groot dat deze instroom ook gevolgen heeft voor de samenstelling van de groep masterstudenten. De opleiding staat dan voor de keuze om deze groep als groep bijeen te houden in de masteropleiding of te mengen met de eigen BSc-afgestudeerden. Het zou nuttig zijn om hierover de mening van de opleiding te kennen en te beoordelen. Diverse zogenaamde schakelprogramma’s worden door de opleidingen aangeboden. Deze programma’s worden niet expliciet meegenomen in het beoordelingskader. De commissie heeft zich wel op de hoogte laten stellen van de inhoud van deze schakelprogramma’s tijdens de visitatie. Het verdient aanbeveling dat het kader van Facet 8 (instroom) wordt uitgebreid of dat in de Facetten 4, 5 en 6 expliciet een oordeel wordt gevraagd over de schakelprogramma’s Tot slot wil de commissie een opmerking maken over de rapportage. Deze rapportage is nu zeer omvangrijk en verwarrend. Het rapport moet namelijk de feitelijke situatie weergeven en het oordeel van de commissie daarover. Dientengevolge worden grote delen van de door de opleiding samengestelde zelfstudie overgenomen. Het is dan niet duidelijk of de commissie deze passages slechts weergeeft of met instemming weergeeft of deze situatie negatief beoordeelt. Wil de commissie volstrekt duidelijk zijn, dan moet ze over elke passage aangeven hoe het oordeel is. Dit leidt tot vele herhalingen.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
19
De commissie is van mening dat het de voorkeur verdient een kort rapport met de oordelen van de commissie per onderwerp en facet op te stellen met de zelfstudie als bijlage. Publicatie van de zelfstudie dwingt de opleidingen naar verwachting van de commissie ook tot een compactere tekst.
20
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
DEEL II: OPLEIDINGSDEEL
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
21
22
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
1.
De bacheloropleiding Economie en de masteropleiding Economics aan de Radboud Universiteit Nijmegen
Administratieve gegevens Bacheloropleiding Economie: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Economie 56401 bachelor WO 180 ECTS-studiepunten Bachelor Voltijd Nijmegen 31 december 2007
Masteropleiding Economics: Naam opleiding: CROHO-nummer: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s): Einddatum accreditatie:
Economics 66401 master WO 60 ECTS-studiepunten Master Voltijd Nijmegen 31 december 2007
Het bezoek van de commissie aan de Faculteit der Managementwetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen vond plaats op 16 en 17 november 2006. 1.0. Structuur en organisatie van de faculteit De zelfstudie geeft het volgende overzicht: De ongedeelde opleiding Economie aan de Radboud Universiteit is in 1988 van start gegaan als onderdeel van de toen opgerichte Faculteit der Beleidswetenschappen. Deze faculteit werd opgericht om een herkenbare plaats te geven aan wetenschappelijk onderwijs en onderzoek op het brede terrein van beleids- en organisatievraagstukken. In 2001 heeft de faculteit haar naam veranderd in Faculteit der Managementwetenschappen. De faculteit profileert zich als wetenschappelijk kennis- en onderzoekscentrum van sturings- en inrichtingsvraagstukken van complexe organisaties in de publieke en private sfeer. In de faculteit zijn zeven inhoudelijke wetenschapsgebieden bijeengebracht: bedrijfswetenschappen, bestuurskunde, politicologie, economie, milieu en beleid, sociale geografie en planologie. Vanuit de zeven wetenschapsgebieden wordt inhoud gegeven aan wetenschappelijk onderwijs en onderzoek dat veelal multidisciplinair is. De faculteit streeft er naar deze multidisciplinariteit waar nodig verder te versterken. Het onderwijs van de faculteit is ondergebracht in het Onderwijsinstituut en omvat naast de QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
23
opleidingen Economie ook (bachelor- en master-)opleidingen in de Bedrijfswetenschappen, Bestuurskunde, Milieu-Maatschappijwetenschappen, Politicologie, Sociale geografie en Planologie. Het onderzoek is ondergebracht in het Instituut voor Management Research (IMR) en omvat een zestal onderzoekprogramma’s, waaronder NiCE (Nijmegen Center for Economics), waarin het economisch onderzoek is gebundeld. In totaal omvat de faculteit 260 fte, waarvan 185 fte wetenschappelijk personeel. De faculteit heeft circa 2.750 studenten. De wetenschappelijke staf van de faculteit is ondergebracht in leerstoelen. Verwante leerstoelen vormen samen een sectie. De faculteit kent zes secties, waaronder de sectie Economie. Iedere sectie wordt aangestuurd door een coördinerend voorzitter die budgettaire personele bevoegdheden en verantwoordelijkheden heeft voor de sectie als geheel. De algemene leiding van de faculteit is in handen van de decaan die wordt bijgestaan door een vicedecaan onderwijs en een vicedecaan onderzoek. De vicedecaan onderwijs van de faculteit is tevens directeur onderwijs en als zodanig primair verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken in het onderwijs, voor de uitvoering van de onderwijs- en examenregeling en voor de kwaliteit van het onderwijs. De vicedecaan onderzoek is tevens directeur van het onderzoekinstituut IMR. Bij de opleidingen Economie (bachelor en master tezamen) staan in totaal 227 studenten (2005-2006) ingeschreven. De opleidingen worden in hoofdzaak verzorgd door de wetenschappelijke staf van de sectie Economie. Deze heeft drie kernleerstoelen, een strategische leerstoel, en twee bijzondere leerstoelen. De kernleerstoelhouders zijn eindverantwoordelijk voor de verschillende profielen zoals die binnen de opleidingen Economie bestaan: Accounting & Finance, Financiële economie en Internationale economie. De sectie Economie omvat circa 35 wetenschappelijk medewerkers. Naast de staf van de sectie Economie dragen docenten van de secties Bestuurskunde en politicologie en Onderzoeksmethodologie en kennismanagement bij aan de opleidingen. Andersom levert de staf van Economie bijdragen aan de andere opleidingen in de faculteit, bijvoorbeeld via de eerstejaars cursus Economie van de managementwetenschappen. Net als elke andere opleiding binnen de faculteit heeft de opleiding Economie een kernraad. Dit is een overleg van de vicedecaan onderwijs met de voorzitter van de sectie Economie, opleidingscoördinatoren en onderwijsmanagement. In dit overleg komen zaken aan de orde die de opleiding als geheel betreffen: de inhoudelijke koers, het curriculum, de verhouding tussen onderzoek en onderwijs, instroom en doorstroom van studenten et cetera. Verder geeft de kernraad gevraagd en ongevraagd advies aan de vicedecaan onderwijs. 1.1.
Invoering bachelor-masterstructuur en afbouw ongedeelde opleidingen: stand van zaken
De zelfstudie geeft het volgende inzicht: De bachelor Economie komt voort uit de ongedeelde opleiding Domeingerichte economie (CROHO-nummer 6832), die weer een voortzetting is van de ongedeelde opleiding Beleidsgerichte economie. De instroom in de ongedeelde opleiding is per 1 september 2001 stopgezet. Toen is het driejarige bachelorprogramma in één keer ingevoerd. Voor studenten in de eerste drie jaar is een overgangsregeling opgesteld. Voor elk verdwijnend vak is een vervangend vak aangewezen. Bij vakken die niet meer werden gegeven zijn bovendien bezemtoetsen gehouden. Bij invoering van het masterprogramma, in 2002, is een vergelijkbare regeling opgesteld. Op 24
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
1 februari 2006 stonden nog zes studenten ingeschreven voor de ongedeelde opleiding. Twee studenten stonden ingeschreven voor de propedeuse Domeingerichte economie, één voor de doctoraalfase Domeingerichte economie en drie voor de doctoraalfase van de opleiding Beleidsgerichte economie. Alle zes studenten hebben een gesprek gehad met de studieadviseur over hun voortgang. Met de studenten die bijna alle onderdelen van het oude doctoraal hebben afgerond, alleen de scriptie bijvoorbeeld niet, zijn afspraken gemaakt om de ongedeelde opleiding alsnog af te maken. Uiterste datum waarop dit kan is 31 augustus 2007. De inschrijving van studenten die slechts een klein deel van het studieprogramma hadden volbracht, is omgezet in een inschrijving voor de bachelor. De overgang van de ongedeelde opleiding naar de bachelor- en masteropleiding is met zorg ter hand genomen, met extra aandacht voor de ‘achtergebleven studenten’. De overgang heeft geen problemen opgeleverd. 1.2.
Het beoordelingskader
1.2.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving Bacheloropleiding: Uit de zelfstudie: De bacheloropleiding Economie aan de Faculteit der Managementwetenschappen is erop gericht studenten op te leiden tot academisch gevormde economen die, vanuit hun economisch-theoretische vorming, bekwaam zijn in het onderkennen, formuleren en doorgronden van economische problemen van diverse aard, en bekwaam in het vinden van maatschappelijke relevante oplossingen daarvoor. Het is een economisch-wetenschappelijke opleiding die het niet alleen als haar taak ziet de hedendaagse economische theorie aan een nieuwe generatie economen door te geven, maar die studenten via de interactieve behandeling van theorie en praktijk ook de mogelijkheid wil bieden díe economisch-wetenschappelijke kennis en díe communicatieve en professionele vaardigheden te ontwikkelen die nodig zijn voor een adequate behandeling van economische beleids- en strategievraagstukken. Het aankweken van een wetenschappelijke attitude staat hoog in het vaandel. Bij studenten moet een bereidheid tot voortdurende aanvulling en vernieuwing van hun analytische en inhoudelijke expertise worden bereikt, niet in het minst om hun kennis en gevonden oplossingen ook daadwerkelijk te kunnen implementeren. Daartoe moeten studenten niet alleen op de hoogte zijn van recente inzichten uit de economische discipline, maar zij moeten ook zicht hebben op wetenschappelijke ontwikkelingen in en relaties met aanpalende disciplines als politicologie, sociologie, bedrijfswetenschappen en filosofie. Inhoudelijk gezien richt de bacheloropleiding zich op kennisverwerving en ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden op het gebied van de economie. Anders dan de masteropleiding Economie is de bacheloropleiding een brede economieopleiding waarbij studenten beleidsen organisatievraagstukken vanuit een economisch onderzoeksperspectief benaderen, indien QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
25
nodig aangevuld met inzichten uit andere aanpalende disciplines. Daarmee bereidt de bachelor opleiding studenten voor op een van de in Nijmegen aangeboden varianten in de masteropleiding Economie (in 2005-2006 nog Internationale economie en Financiële economie) of voor gelijksoortige masteropleidingen aan andere universiteiten (volgens afspraken die zijn gemaakt in het landelijke disciplineoverleg van Economie en Bedrijfswetenschappen). Alhoewel de bacheloropleiding een afgeronde opleiding is, leert de praktijk dat de grote meerderheid van de studenten na voltooiing van de bacheloropleiding doorstroomt naar de masteropleiding. Mochten studenten na afronding van de bacheloropleiding kiezen voor de beroepspraktijk dan zijn zij in staat om als junior bijdragen te leveren aan wetenschappelijk onderzoek of beleidsontwikkeling in bestuurlijke en beleidsvoorbereidende functies, in het (internationale) bedrijfsleven en instellingen, bij de overheid, in het onderwijs, de journalistiek en de wetenschap. Profiel Economie in Nijmegen: ‘Méér dan economie’ Het curriculum van de Nijmeegse bacheloropleiding is vergelijkbaar met andere bacheloropleidingen Economie. Toch onderscheidt zij zich op een tweetal punten van andere wetenschappelijke bacheloropleidingen Economie in Nederland en – tot op zekere hoogte – internationaal. De opleiding heeft in vergelijking met andere opleidingen een consequent doorgevoerde institutionele optiek en een multidisciplinaire oriëntatie. Zij leert studenten economische beleidsvraagstukken te behandelen in een kritische reflectie op verschillende varianten van de markteconomie. Daarmee sluit de opleiding goed aan op ontwikkelingen binnen het vakgebied, waar steeds meer de nadruk wordt gelegd op het belang van (veranderingen in) de institutionele omgeving voor het functioneren van de economie, alsmede op het feit dat ontwikkelingen in economie en instituties niet los van elkaar kunnen worden gezien. De multidisciplinaire oriëntatie is een absolute noodzaak gelet op de beroepspraktijk van afgestudeerde economen. Van hen wordt verwacht dat ze in staat zijn om over de grenzen van het eigen vakgebied heen te kijken. Dit vereiste staat niet op zichzelf. De economische wetenschap heeft de afgelopen jaren een belangrijke transformatie ondergaan en het heeft er alle schijn van dat we aan de vooravond staan van belangrijke veranderingen in het economisch denken. De huidige economiebeoefening is pluralistisch van aard, waarbij raakvlakken worden gezocht met andere (sub)disciplines binnen en buiten de economie. Enkele voorbeelden hiervan zijn: de ontwikkeling van de speltheorie en de hernieuwde interesse in de institutionele economie (New Institutional Economics) met expliciete raakvlakken met economische sociologie en politicologie. Een ander voorbeeld betreft de theorie van begrensd rationeel gedrag waarin biologische en cognitieve beperkingen aan menselijk gedrag worden opgenomen; de contouren hiervan zijn reeds zichtbaar in het vakgebied Behavioral Economics, waarin gedragwetenschappelijke aspecten een centrale rol spelen. In de voorlichting naar (potentiële) studenten wordt deze typische Nijmeegse oriëntatie samengevat als een ‘Méér dan economie’ benadering. De opleiding onderscheidt zich door een meer dan gemiddelde nadruk op de methodologische aspecten van de economische wetenschappen. In aanvulling op methoden en technieken keert de bredere wetenschapsfilosofische oriëntatie van de Nijmeegse economieopleiding terug in individuele vakken en als onderdeel in kernvakken. Naast het aanleren van technieken en vaardigheden die onderdeel zijn van de toolkit van een econoom, wordt studenten aangeleerd ook kritische wetenschapsfilosofische vragen te stellen. Wat is onderzoek precies? Wat is de onderliggende waardeoriëntatie van bepaalde typen economisch onderzoek? Wat zijn de (on‑)mogelijkheden van empirisch onderzoek naar causale relaties? Waarom onderzoeken we überhaupt causale relaties? Daarbij wordt de ontwikkeling van de economische discipline uitdrukkelijk in historische context geplaatst. 26
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Vergelijking met andere opleidingen Nationaal De Nijmeegse bacheloropleiding Economie heeft drie trajecten (Accounting & Finance, Financiële economie en Internationale economie). Een traject is een verzameling van samenhangende blokken en vaardigheden, gericht op de analyse van een specifiek problemenveld en/of het aanbrengen van een specifiek beroepsprofiel. Hiermee bestrijkt de bacheloropleiding het continuüm van bedrijfseconomie tot algemene economie. Een oriënterende curriculumvergelijking van bachelorprogramma’s Economie aan verschillende instellingen in Nederland – die overigens veelal eigen (bedrijfs-)economische faculteiten hebben en daarbinnen een variëteit aan opleidingen aanbieden – leert dat de verschillen met name in de eerste anderhalf jaar niet erg groot zijn. Basisvakken als micro- en macro-economie, methoden, internationale economie, en thema’s als de rol van de overheid, en de relatie economie en maatschappij keren terug in veel opleidingen. Ook in de gekozen onderwijsvormen – uitgezonderd Maastricht met haar expliciete keuze voor Probleem Gestuurd Onderwijs – bestaan geen grote verschillen. Veel opleidingen verbinden net als de Nijmeegse opleiding theorie en praktijk in hun curricula. Wel besteedt de Nijmeegse opleiding daarin relatief veel aandacht aan díe vaardigheden, die, naast academische vaardigheden (kennis, analytische en onderzoeksvaardigheden), thans meer dan ooit van een economisch beleidsmedewerker en onderzoeker worden gevraagd. Het gaat dan in het bijzonder om vaardigheden op het gebied van communicatie en presentatie, werken in teamverband en reflectie op beroepscodes en het eigen professioneel handelen. Met betrekking tot schriftelijke communicatie valt te constateren dat de schrijfdichtheid van de Nijmeegse opleiding relatief hoog is. Daarin speelt de kleinschaligheid van de opleiding zeker een belangrijke rol. Een aantal opleidingen is interessant voor een nadere vergelijking. Allereerst opleidingen met een meer dan gemiddeld vergelijkbaar inhoudelijk profiel, zoals de Utrecht School of Economics. Maar ook de opleidingen van de Universiteit Maastricht en de Universiteit van Tilburg zijn interessant omdat deze de laatste jaren in verschillende nationale vergelijkingen op respectievelijk de eerste en tweede plaats staan. Gegeven de Nijmeegse ambitie om met haar onderwijs tot de top 4 van Nederland te gaan horen, vormen deze twee opleidingen geschikte benchmarks. Utrecht School of Economics: De inbedding van de Nijmeegse economieopleiding in de Faculteit der Managementwetenschappen leidt tot de mogelijkheid van minors en keuzevakken in aanpalende disciplines (bijvoorbeeld politicologie, economische geografie, internationaal management). Deze multidisciplinaire insteek heeft inhoudelijke overeenkomsten met de Utrecht School of Economics. In Utrecht is de opleiding Economie ondergebracht in de faculteit Rechtsgeleerdheid, economie, bestuur en organisatie. Studenten moeten in de bachelor kiezen uit minors en een zestal trajecten, te weten: arbeid en organisatie, business management, economie en politiek, financieel-monetaire economie, internationale economie, en ten slotte markt en mededinging. De Utrechtse minors zijn meer geformaliseerd dan in Nijmegen. Universiteit van Tilburg: Het internationaal-economische traject van Nijmegen vertoont veel overeenkomsten met de algemene economieopleiding van de Universiteit van Tilburg. De eerste twee jaar zijn vakinhoudelijk vrijwel identiek. Het verschil treedt op in het derde jaar waarin de Nijmeegse economieopleiding zich richt op internationale economie en financiële economie en Tilburg een bredere variëteit aan vakken beslaat waaruit een student kan kiezen (bijvoorbeeld regionale economie, overheidsfinanciën, ontwikkelingseconomie, of microQANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
27
economie). De inhoud van de Tilburgse opleiding International Economics and Finance (IEF) vertoont qua thematiek veel overeenkomst met de Nijmeegse profielen Internationale economie en Financiële economie. Overigens is de opleiding IEF in Tilburg volledig Engelstalig, wat niet geldt voor de Nijmeegse opleiding. Een verschil is voorts, dat waar de inbedding in een grotere economische faculteit studenten in Tilburg meer keuzemogelijkheden biedt om verschillende economische vakken te volgen, de inbedding van de Nijmeegse opleiding in de Faculteit der Managementwetenschappen studenten juist weer meer keuzemogelijkheden buiten de economische wetenschap biedt. Universiteit Maastricht: De Bachelor of Science in Economics/International Economic Studies (IES) die wordt aangeboden aan de Universiteit Maastricht is geheel Engelstalig en vertoont op een aantal deelgebieden (inhoud en thematiek van de discipline specifieke cursussen) overeenkomsten met de financieel- en internationaal-economische trajecten van de Nijmeegse bacheloropleiding. Het Maastrichtse PGO-concept wordt daarbij in Nijmegen op onderdelen gevolgd. Het verschil tussen beide opleidingen bestaat voornamelijk uit het feit dat de Nijmeegse bachelor, die garant staat voor een multidisciplinaire benadering, een groter aanbod kent van discipline overstijgende vakken alsmede meer aandacht schenkt aan het methodenen methodologieonderwijs. Verder spelen de integratieprojecten in de Nijmeegse bacheloropleiding een belangrijke(re) rol. Internationaal De profilering ten opzichte van opleidingen in het buitenland komt naar voren in de recent gesloten nieuwe Socrates-overeenkomsten in het kader van de internationale samenwerking voor studenten- en docentenuitwisseling. Het leidende idee bij deze nieuwe overeenkomsten was de uitwisseling vooral te richten op die universiteiten en opleidingen waarmee inhoudelijke affiniteit bestaat. De Copenhagen Business School (CBS) is qua organisatie van haar internationaliseringsbeleid een voorbeeld voor collega-universiteiten. CBS biedt veel vakken aan in het Engels en is een populaire bestemming voor uitwisselingsstudenten. Het department of International Economics and Management sluit het dichtst aan bij wat Nijmegen aanbiedt. Net als in Nijmegen is voor een groot aantal vakken op CBS meer dan gemiddeld ruimte voor inzichten uit aanpalende disciplines. In CBS gaat het veelal om inzichten uit (internationaal) management, organisatieleer en internationale economie. In Nijmegen is de oriëntatie breder dan enkel de bedrijfswetenschappelijke. De Athens School of Economics and Business heeft een groot aanbod van cursussen omtrent Europese integratie, globalisering en internationale politieke economie. De overeenkomsten met het Nijmeegse curriculum zijn groot. Een belangrijk verschil is dat de Griekse opleiding minder mogelijkheden biedt voor vakken buiten politieke economie. Daar heeft Nijmegen meer mogelijkheden. Dit verschil zien we ook terug bij Pompeu Fabre in Barcelona. Zij biedt in vergelijking met Nijmegen meer economische keuzevakken aan, waaronder vakken die multidisciplinair van aard zijn, maar blijft achter bij de mogelijkheden in de breedte. Aansluiting lopend onderzoek Het onderwijs in de opleiding Economie is geënt op het onderzoek van de betrokken docenten en dat gebundeld is in het programma NiCE. Het adagium ‘Méér dan economie’ is ken28
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
merkend voor de benadering van de onderzoeksthema’s van de verschillende leerstoelen. In alle onderzoek worden de economische theorieën en verklaringen aangevuld met behulp van inzichten uit psychologie, sociologie en politicologie. Dit vertaalt zich ook naar het onderwijs in de drie bachelortrajecten. In de afsluitende capita selecta worden bachelorstudenten geconfronteerd met de belangrijkste onderzoekslijnen van de verschillende profielen en worden zij begeleid door docenten die op het desbetreffende onderzoeksterrein specialist zijn. Het onderzoek van de leerstoel Management Accounting & Control concentreert zich rond het thema ‘Accounting and Control Change’. Het gaat hier in het bijzonder om onderzoek naar de ontwikkeling en het ontwerp van innovaties op het gebied van ‘accounting’ en ‘control’. Voorts wordt de mobiliserende werking (de bedoelde en onbedoelde veranderingen) van innovaties binnen organisaties onderzocht. Het onderzoek wordt niet alleen geïnspireerd door economische theorie, maar ook door psychologische en sociologische inzichten. Binnen de leerstoel Internationale economie wordt onderzoek verricht naar de relatie tussen cultuur en economie en de invloed van preferentieverschillen op economische modellen (nonhomothetische preferenties). Bij de leerstoel Financiële economie wordt aandacht besteed aan zogenaamde anomalieën, oftewel ‘zwarte gaten’, die zo kenmerkend zijn voor het academisch domein van de moderne financieringstheorie. Een deel van het lopende onderzoek is geconcentreerd rond ‘Behavioral Finance’, waarbij gedragswetenschappelijke aspecten een centrale rol spelen en duidelijk afstand wordt genomen van de standaard neoklassieke assumpties zoals het pure streven naar eigenbelang door rationeel handelende individuen op perfect werkende markten. Belangrijke onderwerpen van onderzoek zijn de relatie tussen het gedrag van heterogene beleggers en de prijsvorming op internationale kapitaalmarkten en de (excess) wisselkoersgevoeligheid van internationaal opererende bedrijven tijdens perioden van financiële instabiliteit. Met name het onderzoek van de leerstoel Economische theorie en economisch beleid geeft de ‘Méér dan economie’ benadering nader profiel. Studenten worden daar in verschillende vakken mee geconfronteerd en in het bijzonder tijdens de cursus Plural Perspectives on Economics, die zal worden aangeboden in de nieuwe masteropleiding Economie. Gegeven bovenstaande beschrijving van de opleiding Economie en de inbedding in het onderzoekscentrum NiCE hanteert de opleiding tien eindkwalificaties, elk verder gespecificeerd in eindtermen die de concrete vaardigheden opsommen die studenten na de opleiding moeten bezitten. Deze zijn opgenomen in bijlage 1 aan het einde van dit hoofdstuk. De zelfstudie geeft verder in een bijlage een overzicht van de eindkwalificaties voor de bacheloropleiding Economie, de eindtermen en hun relatie met de Dublin-descriptoren. Masteropleiding: De zelfstudie geeft het volgende overzicht: De masteropleiding Economie wordt aangeboden als een voltijdse opleiding van één jaar (60 ECTS-studiepunten). Aan afgestudeerden wordt de graad van ‘Master of Science in Economics’ verleend. Het masterprogramma is ingevoerd met ingang van het studiejaar 2002-2003. De masteropleiding Economie kende in het studiejaar 2005-2006 twee varianten, te weten: Financiële economie en Internationale economie.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
29
De Nijmeegse masteropleiding Economie leidt studenten op tot zelfstandig opererende academische onderzoekers dan wel professionals met een economisch-wetenschappelijke oriëntatie op specifieke beleidsproblemen. Deze economen zijn in staat om: • •
op zelfstandige wijze complexe en specialistische economisch-wetenschappelijke vraagstukken te onderzoeken vanuit een multidisciplinair perspectief, met behulp van economisch-wetenschappelijke methoden en technieken van onderzoek, of vanuit een multidisciplinair perspectief en met behulp van economisch-wetenschappelijke methoden van onderzoek complexe beleidsvraagstukken in de beroepspraktijk zelfstandig of in teamverband te onderzoeken en een bijdrage te leveren aan de oplossing daarvan.
Het eerste punt heeft meer betrekking op de vorming van academisch onderzoeker, terwijl het tweede meer gericht is op de vorming van academisch professional. In tegenstelling tot de bacheloropleiding, die een brede oriëntatie kent, heeft de masteropleiding een specialistisch karakter. Ze leidt studenten op binnen een van de wetenschappelijke deeldisciplines van de economie. De onderwijsprogramma’s van de twee varianten van de masteropleiding Economie, te weten Financiële economie en Internationale economie, sluiten aan op de bacheloropleiding Economie en zijn afgestemd op het verder verdiepen van domeinspecifieke kennis, inzichten en onderzoeksvaardigheden. Kenmerkend hiervoor is het aanreiken van een state of the art kennisniveau dat samengaat met een actief inzicht in de actuele economische problemen van de betreffende variant. Daarnaast dragen de afzonderlijke varianten een zelfstandige en wetenschappelijke werkwijze en onderzoekshouding over aan de studenten. De Nijmeegse masteropleiding Economie onderscheidt zich onder meer in de volgende aspecten van de bacheloropleiding Economie: • •
•
• • •
30
De kennis en inzichten in de relevante vakgebieden worden verdiept. De masterstudent(e) wordt aangeleerd op zoek te gaan naar samenhangende theoretische structuren en perspectieven op problemen binnen het vakgebied en binnen de beroepspraktijk. De kennis en inzichten die aangereikt worden, bevinden zich op het state of the art niveau en overstijgen daarmee het intermediaire. Het gaat hierbij om de actuele ontwikkelingen (nieuwste theorieën, modellen, integrale perspectieven, inhoudelijke problemen) binnen het gebied van de variant. De vaardigheden die een masterstudent(e) verwerft, zijn gericht op het zelfstandig toepassen van deze state of the art kennis – inclusief methoden van onderzoek – op zowel problemen die zich binnen het vakgebied afspelen als op problemen die zich in de beroepspraktijk voordoen. De student(e) wordt in het onderwijs gestimuleerd zelfstandig een bijdrage te leveren aan de oplossing van problemen in zijn vakgebied of in de beroepspraktijk. De student(e) wordt geleerd zelfstandig economisch-wetenschappelijk onderzoek op te zetten en uit te voeren. De student(e) wordt gestimuleerd zelf nieuwe onderzoeksvragen te formuleren binnen zijn/haar variant. Het onderwijs binnen de masteropleiding is erop gericht niet alleen onderzoek op bruikbaarheid te leren schatten (zoals in de bacheloropleiding) maar vooral ook op wetenschappelijke houdbaarheid.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Profiel en benchmark De Nijmeegse masteropleiding Economie kent twee varianten; Internationale economie en Financiële economie. Ook voor de masteropleiding Economie geldt dat de ‘Méér dan economie’ benadering profiel geeft aan de Nijmeegse masteropleiding. Dit profiel wordt verder verdiept en uitgewerkt in de vernieuwde master Economics die per september 2007 zal worden aangeboden. De masteropleiding International Economics and Finance van de Universiteit van Tilburg biedt eveneens de beide varianten aan. De Tilburgse opleiding wordt nu reeds in het Engels aangeboden; voor Nijmegen is dat vanaf 2007 het geval. Zowel in Tilburg als in Nijmegen is in het eerste semester een apart methodenvak opgenomen. Hoewel de opleidingen op elkaar lijken bestaan er wel belangrijke verschillen. Ten eerste heeft de Nijmeegse opleiding ook een onderdeel methodologie in aanvulling op het methodenvak. Ten tweede kent de Tilburgse master keuzeruimte die in Nijmegen niet aanwezig is. Dezelfde twee verschillen gelden ook voor Rotterdam en Maastricht. De economische faculteit van Rotterdam kent een MSc Financial Economics die qua thematiek grote overeenkomsten vertoont met de Nijmeegse variant Financiële economie, omdat beide draaien om thema’s als Corporate Finance en Investment. Maar ook hier is het verschil met de Nijmeegse opleiding de keuzeruimte die in Rotterdam is opgenomen. De variant internationale economie is in Rotterdam gecombineerd met een business approach (MSc International Economics and Business studies). Dit wijkt af van de Nijmeegse internationale economie variant. In Nijmegen wordt International Economics gedoceerd vanuit het perspectief van de algemene economie. In de Rotterdamse variant zijn meer bedrijfseconomische aspecten meegenomen. Datzelfde geldt voor de Utrechts masteropleiding International Economics and Business. Ten slotte kent de Universiteit van Maastricht zowel een MSc Financial Economics als een MSc International Economic Studies. Beide kennen keuzeruimte in het masterjaar. In vergelijking met Nijmegen geldt dat de Nijmeegse variant Financiële economie minder methodenvakken heeft. In de Maastrichtse opleiding is een aanzienlijke hoeveelheid vakken opgenomen betreffende stochastiek en time series modeling. Deze verschillen worden onder andere veroorzaakt door het feit dat Financiële economie in Nijmegen een variant betreft, terwijl Financiële economie in Maastricht (overigens net als in Rotterdam en Tilburg) een op zichzelf staande masteropleiding betreft. Meer in het algemeen leert een inhoudelijke vergelijking van het curriculum dat de Nijmeegse masteropleiding ten opzichte van zusterfaculteiten in Nederland gekenmerkt wordt door het verplichte vak methodologie alsmede – zeker in de internationale economie variant – een discipline overstijgende oriëntatie (vakken als Comparative Economics en Culture and Economic Behavior). Voorts – ofschoon het geen inhoudelijk verschil betreft – is het systematisch voorbereiden van studenten op het schrijven van de masterthesis door middel van het seminarpaper een sterk punt waarin de Nijmeegse economieopleiding zich onderscheidt. De doelstellingen van de opleiding worden in bijlage 2 aan het einde van dit hoofdstuk in eindkwalificaties en eindtermen verwoord. De zelfstudie biedt verder in een bijlage een overzicht van de eindkwalificaties, de eindtermen en de relatie met de Dublin-descriptoren. De eindtermen van de masteropleiding sluiten aan bij de Dublin-descriptoren (zie Facet 2). QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
31
Aansluiting van bachelor en master bij de eisen aan de beroepspraktijk Mede naar aanleiding van de opmerkingen van de vorige visitatiecommissie en de richtlijnen van het CvB van de RU heeft de opleiding een Raad van Advies ingesteld waarin alumni en het beroepenveld zijn vertegenwoordigd. De Raad van Advies adviseert onder meer over de eindkwalificaties die de opleiding bij afgestudeerden nastreeft, de wetenschappelijke actualiteit van het programma en de wijze waarop de opleiding verbanden legt met de actuele beroepspraktijk. De Raad adviseert aan de kernraad van de opleidingen. De voorzitter en leden van de Raad zijn vertegenwoordigers van de Universiteit Maastricht, Erasmus Universiteit Rotterdam, Ministerie van Economische Zaken, Philips Pensioenfonds, European Bank for Reconstruction and Development, en Merill Lynch Investment Managers. De Raad van Advies komt ten minste een maal per jaar bijeen. De eerste bijeenkomst heeft plaatsgevonden in april 2006 en was gewijd aan een bespreking van de doelstellingen en het programma van de bachelor- en masteropleiding. De leden van de Raad van Advies waren van mening dat het profiel van de opleiding ‘Méér dan economie’ een goede keuze is. Het streven naar een brede(re) opleiding is positief, maar kan volgens de Raad nog sterker vertaald worden in het programma. Dat geldt met name voor het traject Accounting & Finance in de bachelor. De verbreding van de opleiding met bedrijfseconomische vakken sluit daarbij aan. Multidisciplinariteit kan een goed onderscheidend criterium zijn voor de Nijmeegse opleiding, maar dient functioneel te worden ingevuld, dat wil zeggen dat er een duidelijke binding met het economische domein moet zijn. De huidige ontwikkeling waarbij de opleiding multidisciplinariteit gestalte geeft door binnen cursussen verbindingen te leggen tussen verschillende vakgebieden – voorbeelden zijn vakken als Behavioral Finance en Culture and Economic Behavior – wordt als vruchtbaarder gezien dan, zoals voorheen, studenten vakken te laten volgen uit aanpalende disciplines. Oordeel Bacheloropleiding: In de gesprekken met het opleidingsbestuur, studenten en docenten van de bacheloropleiding heeft de commissie met name het ‘Nijmeegse profiel’ aan de orde gesteld: is ‘meer dan economie’ minder economie? Krijgen de studenten wel voldoende economie gelet op de tijd die aan andere disciplines wordt besteed? De commissie heeft vernomen dat de faculteit een volwaardige economieopleiding wil neerzetten vanuit de domeingerichte opleiding uit 2003. De faculteit draagt zorg dat de studenten het fundament van de economische wetenschap beheersen, maar stelt dat de economie aan het begin staat van een wending in het denken. De studenten moeten over de grenzen van het vakgebied kunnen denken: multidisciplinariteit vanuit de economie naar de randen. Het programma bevat in verschillende vakken ‘meer dan economie’. De commissie stelt vast dat de studenten dit profiel op herkenbare wijze hebben kunnen invullen aan de hand van concrete voorbeelden van vakken. De docenten uit de bacheloropleiding gaven duidelijk te kennen dat de studenten de main stream van de economie dienen te beheersen, maar dat in bepaalde vakken de randen worden opgezocht. Volgens hen wordt de core business van de economische wetenschap beter begrepen door de randgebieden te verkennen. Zo zien de studenten duidelijker wat de (on)mogelijkheden van de main stream zijn. Bovendien hebben de docenten duidelijk gemaakt dat niet elke cursus bijdraagt aan het Nijmeegse profiel: kernvakken als macro- en micro-economie worden met standaard literatuur gedoceerd. De commissie stelt vast dat de studenten aan het eind van de bacheloropleiding voldoende economie beheersen om elders een masteropleiding te kunnen volgen. De commissie heeft bij het opleidingsbestuur gevraagd hoe zij het advies van het Disciplineoverlegorgaan Economie (DEC) heeft vertaald naar de genoemde eindtermen. De facul32
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
teit heeft het DEC advies vertaald naar de eigen specifieke situatie. De eis ‘leidinggeven’ aan bachelorafgestudeerden is niet ingevuld; dat kan men volgens de opleiding op dit niveau niet verwachten. De commissie merkt verder op dat communicatie met niet-specialisten in de eindtermen ontbreekt. Samenvattend stelt de commissie dat: • • •
De doelstellingen van de bacheloropleiding voldoen aan (internationale) academische en professionele maatstaven. De eindtermen van de opleiding, die beschrijven welke kwalificaties een afgestudeerde moet hebben verworven, zijn afgeleid van de doelstellingen. De eindtermen van de opleiding voldoen aan (internationale) domeinspecifieke maatstaven en in majeure mate aan de maatstaven van het Disciplineoverlegorgaan Economie (document DEC 02.03).
Wat betreft de oriëntatie van de opleiding op de beroepspraktijk wil de commissie opmerken dat het derde jaar van de bacheloropleiding voor het eerst in september 2006 is gestart. Er valt derhalve niets te melden over deze nieuwe opleiding. De commissie heeft met instemming kennisgenomen van de onlangs geïnstalleerde Raad van Advies voor zowel de bachelor- als de masteropleidingen aan de faculteit. Masteropleiding: De opleiding kiest als karakteristiek voor ‘meer dan economie’. De commissie heeft dit ook aan de orde gesteld in de gesprekken met het opleidingsbestuur, de studenten en de docenten van de masteropleiding. De opleiding wil dat in de bachelorfase effectueren door ‘te krabben aan de grenzen van de economie’, maar heeft in de masterfase gekozen voor drie puur economische varianten: Accounting & Finance, Financial Economics en International Economics. De commissie zet vraagtekens bij de consistentie van de master- in relatie tot de bacheloropleiding met de keuze ‘meer dan economie’. Samenvattend stelt de commissie dat: • • •
De doelstellingen van de masteropleiding voldoen aan (internationale) academische en professionele maatstaven, maar zijn niet ingevuld conform het Nijmeegse model (zie ook F5). De eindtermen van de opleiding, die beschrijven welke kwalificaties een afgestudeerde moet hebben verworven, zijn afgeleid van de doelstellingen. De eindtermen van de opleiding voldoen aan (internationale) domeinspecifieke maatstaven.
Wat betreft de oriëntatie op de eisen vanuit de beroepspraktijk verwijst de commissie naar hetgeen eerder opgemerkt is ten aanzien van de bacheloropleiding. De commissie spreekt haar waardering uit voor het in de zelfstudie geschetste beeld van de positionering van de bachelor- en masteropleiding ten opzichte van de opleidingen van andere universiteiten. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
33
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht: Bacheloropleiding: De bovenstaande eindkwalificaties corresponderen met de vijf Dublin-descriptoren voor een bacheloropleiding. Dublin-descriptor 1: Kennis en inzicht De bachelor Economie beschikt over een actieve beheersing van de economisch-wetenschappelijke taal en de daarin geformuleerde theorieën van de economische wetenschap. De opleiding interpreteert en waardeert de actuele visies van de verschillende economische scholen op economisch beleid. Deze Dublin-descriptor is terug te vinden in de door de opleiding gedefinieerde eindkwalificaties 1 en 2: Actieve beheersing van de economisch-wetenschappelijke taal en Onderzoeksoriëntatie. Dublin-descriptor 2: Toepassen van kennis en inzicht De bachelor Economie verbindt de economische theorie met de praktijk, waarbij economische theorieën en economische onderzoeksmethoden en technieken worden toegepast in het beschrijven, analyseren en verklaren van economische verschijnselen en daaraan gerelateerd economisch beleid. Deze Dublin-descriptor verwijst naar de volgende eindkwalificaties van de opleiding Economie in Nijmegen: Verbinden van economische theorie en praktijk (eindkwalificatie 3), Ontwerpen van beleidsadviezen (eindkwalificatie 5), en Doorvoeren van veranderingen (eindkwalificatie 6). Dublin-descriptor 3: Oordeelsvorming Geconfronteerd met een veelheid aan economische theorieën en modellen kan de bachelor Economie die theorieën beoordelen op hun interne consistentie, empirische validiteit en verklarende potentie. Bovendien is de bachelor Economie in staat de economische afwegingen te plaatsen in een breder maatschappelijk, ethisch debat en een kritische afweging te maken ten aanzien van de effecten van eventuele beleidsaanbevelingen. Deze competenties zijn verwoord in eindkwalificatie 4: Reflectie. Dublin-descriptor 4: Communicatie De bachelor Economie beschikt over het vermogen om professioneel en doelgericht samen te werken in uiteenlopende sociale verbanden alsmede over het vermogen om op economisch terrein effectief te communiceren in een academische en professionele context. De eindkwalificaties 7 (Samenwerking) en 8 (Communicatie) vertegenwoordigen de Dublin-descriptor ten aanzien van communicatieve vaardigheden. Dublin-descriptor 5: Leervaardigheid De bachelor Economie beschikt over het vermogen om onder begeleiding de eigen ontwikkeling, inclusief leren te leren, te sturen om zich in het bewustzijn van veranderende maatschappelijke omstandigheden, waarden en normen te blijven profileren als een verantwoordelijke en academisch onderzoeker en professional. De aspecten ‘leren te leren’ en zelfsturende reflectie vinden hun oorsprong in eindkwalificaties 9 (Zelfsturing) en 10 (Zelfstandig leren). 34
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Masteropleiding: De onder Facet 1 vermelde ordening van eindkwalificaties correspondeert met de vijf Dublindescriptoren voor een masteropleiding. Dublin-descriptor 1: Kennis en inzicht De master Economie heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op het niveau van de bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. Deze Dublin-descriptor is terug te vinden in de door ons gedefinieerde eindkwalificaties 1, 2 en 3: zelfstandig en actieve beheersing van de economisch-wetenschappelijke taal, onderzoeksoriëntatie, en verbinden van economische theorie en praktijk. Dublin-descriptor 2: Toepassen van kennis en inzicht De master Economie is in staat om opgedane kennis, inzicht en vaardigheden toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Deze Dublin-descriptor verwijst naar de volgende eindkwalificaties van de master opleiding Economie in Nijmegen: Verbinden van economische theorie en praktijk (eindkwalificatie 3) en ontwerpen van beleidsadviezen (eindkwalificatie 5), en doorvoeren van veranderingen (eindkwalificatie 6) Dublin-descriptor 3: Oordeelsvorming Geconfronteerd met een veelheid aan economische theorieën en modellen kan de master Economie die theorieën beoordelen op hun interne consistentie, empirische validiteit en verklarende potentie en wordt mede hierdoor een bijdrage geleverd aan het voortgaande proces van theorievorming. Bovendien is de master Economie in staat de economische afwegingen te plaatsen in een breder maatschappelijk (al dan niet ethisch) debat en een kritische afweging te maken ten aanzien van de effecten van eventuele beleidsaanbevelingen. Deze competenties zijn verwoord in eindkwalificatie 4: Reflectie. Overigens zijn daarbij de eindkwalificaties ten aanzien van kennis en inzicht onmisbaar. Dublin-descriptor 4: Communicatie De master Economie beschikt over het vermogen om op professionele wijze conclusies van economisch onderzoek, en de daarbij behorende achterliggende overwegingen en kennis effectief te communiceren met een publiek van specialisten en niet-specialisten. De eindkwalificaties 7 (Samenwerking) en 8 (Communicatie) vertegenwoordigen deze internationale benchmark ten aanzien van communicatieve vaardigheden. Dublin-descriptor 5: Leervaardigheid De master Economie beschikt over het vermogen om zelfstandig een gebalanceerde inschatting te maken van de noodzaak tot, en type van een vervolgstudie. Deze aspecten vinden hun oorsprong in eindkwalificaties 9 (zelfsturing) en 10 (zelfstandig leren). Oordeel Bacheloropleiding: De commissie stelt vast dat de opleiding de Dublin-descriptor Communicatie beperkt invult: het ontbreekt aan het communiceren naar een publiek bestaande uit niet-specialisten. Zoals vermeld bij Facet 1 heeft de commissie onderzocht tijdens de gesprekken of de studenten voldoende onderwijs op niveau in de bacheloropleiding ontvangen, zodat zij ook aan andere universiteiQANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
35
ten dan de RU een masteropleiding economie kunnen volgen. De commissie concludeert dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen conform de Dublin-descriptoren van de kwalificaties van een bachelor. Masteropleiding: De commissie heeft ook bij de masteropleiding het economiegehalte van de opleiding getoetst. De commissie stelt vast dat de eindkwalificaties van de masteropleiding overeenkomen met de Dublin-descriptoren en aansluiten bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master in WO: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multien interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht: Bacheloropleiding: De eindkwalificaties weerspiegelen de aandacht voor een opleiding tot academisch onderzoeker dan wel professional met een economisch-wetenschappelijke instelling. Een afgestudeerde is in staat een bijdrage te leveren aan de analyse en oplossing van problemen op het specifieke deelterrein van zijn afstudeertraject (Accounting & Finance, Internationale economie, Financiële economie), en in staat tot het maken van gebalanceerde economische afwegingen. Daarbij is men in staat gebruik te maken van onderzoekstechnieken waarbij kennis wordt gegenereerd voor de organisatie (academisch professional) dan wel voor de economische wetenschappen. Academische professionals kenmerken zich door hun reflectieve houding op hun dagelijkse professionele werkzaamheden. Het wetenschappelijke karakter van de bacheloropleiding Economie blijkt uit de speciale aandacht voor kwalificaties op het terrein van academische vaardigheden, onderzoek en economisch wetenschappelijk taalgebruik. In het programma krijgt dit vorm door de horizontale en verticale integratie tussen de vakken en de inhoud van de individuele vakken. De bacheloropleiding wordt afgerond met een bachelorthesis. Daarmee laten studenten zien dat zij, onder begeleiding, een beperkt wetenschappelijk onderzoek kunnen uitvoeren en daarover op wetenschappelijk verantwoorde wijze kunnen rapporteren. De bachelorthesis wordt gepresenteerd op een afsluitende Conferentiedag. Tevens laten studenten zien dat zij inzicht hebben in de mogelijke implicaties van de resultaten van het onderzoek voor de beroepspraktijk De bachelorthesis is dus geen beleidsnotitie of een managementrapport, maar een wetenschappelijke rapportage. De student verdedigt zijn of haar bachelorthesis voor de examinatoren. 36
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Als eindresultaat van de opleiding is een afgestudeerde van de bacheloropleiding Economie: • • •
in staat onder begeleiding wetenschappelijk onderzoek te doen; in staat onder supervisie te functioneren als een junioronderzoeker of juniorbeleidsmedewerker; direct toelaatbaar tot de masteropleiding Economie.
Masteropleiding: De eindkwalificaties en met name de daaraan verbonden aspiratieniveaus weerspiegelen de oriëntatie van de opleiding op wetenschappelijk onderzoek en academische professionaliteit. De oriëntatie op wetenschappelijk onderzoek komt vooral naar voren door de speciale aandacht binnen de varianten voor het op zelfstandige wijze opzetten en uitvoeren van onderzoek en op de diepgang van de aangereikte kennis. De inbedding van de wetenschappelijke oriëntatie krijgt in de masteropleiding op verschillende wijzen gestalte: 1. Het curriculum is erop gericht studenten in staat te stellen tot het verrichten van zelfstandig economisch onderzoek. De inhoud van de cursussen in combinatie met de opbouw die in het curriculum is aangebracht bevorderen het stapsgewijze leerproces tot zelfstandig economisch onderzoeker. De bij deze competenties behorende vaardigheden culmineren uiteindelijk in de masterthesis. Studenten die dit traject met goed gevolg afsluiten zijn in staat om met de eerder beschreven competenties de arbeidsmarkt te betreden. 2. De inzet van docenten die onderzoek verrichten binnen NiCE faciliteert de overdracht van wetenschappelijke expertise. Deze docenten zijn internationaal georiënteerd, hebben een goed overzicht over de relevante onderzoeksliteratuur en -thema’s en brengen deze kennis in hun cursussen in, hetzij in de (werk-)colleges hetzij in de te bestuderen literatuur. 3. De vakliteratuur bestaat slechts ten dele uit beschikbare tekstboeken, en voornamelijk uit de beschikbare artikelen in internationale (A, B, en C) tijdschriften. Het bespreken in de werkgroepbijeenkomsten van de resultaten van dit wetenschappelijke werk levert een belangrijke bijdrage aan de wetenschappelijke vorming van de student(e) door kritische reflectie te stimuleren. 4. De training van vaardigheden als (zelf )reflectie en communicatie (schriftelijk en mondeling) bevordert de absorptie van wetenschappelijke kennis en leert studenten een academische houding aan te nemen. In het vak methodologische aspecten van economisch onderzoek wordt studenten raamwerken voor reflectie aangeboden die eveneens nuttig kunnen zijn bij het bestuderen van problemen in een wetenschappelijke context en de ontwikkeling van theorie. Dit vak bestaat uit een technisch onderdeel waarbinnen statistische methoden van onderzoek worden aangeleerd (voortbouwend op de kennis en inzichten die van een bachelor Economie mogen worden verwacht) alsmede een onderdeel waarbij studenten een seminarpaper schrijven. Verder geldt dat de methodische onderzoeksvaardigheden in het vakinhoudelijk onderwijs terugkeren via bijvoorbeeld kritische analyse van wetenschappelijke onderzoeksartikelen. 5. Masterstudenten worden aangemoedigd de reguliere onderzoeksseminars van NiCE bij te wonen. Daarmee worden ze geconfronteerd met actueel economisch-wetenschappelijk onderzoek dat nauw aansluit bij de thema’s die Nijmeegse economen onderzoeken en doceren. De masterthesis binnen de twee varianten is gebaseerd op een zelfstandig opgezet en uitgevoerd onderzoek. Wel kunnen er verschillen zijn in oriëntatie van de masterthesis. Sommige zullen een meer diagnosticerend/theoretisch karakter hebben terwijl andere juist een meer QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
37
hypothesetoetsend/empirisch karakter hebben. De masterthesis verschilt op de volgende aspecten van de bachelorthesis: • •
De student(e) ontwerpt en voert het onderzoek zelfstandig uit. Het onderwerp van de masterthesis sluit veelal aan bij het lopende onderzoek van de staf; in dat geval voert de student een nader gespecificeerd onderdeel uit van het lopende onderzoeksprogramma’s.
Oordeel Bacheloropleiding: De commissie is van oordeel dat aan dit facet is voldaan. De afgestudeerde bachelor heeft direct toegang tot de masteropleiding Economie van de Radboud Universiteit Nijmegen. Tevens heeft de commissie vastgesteld dat de afgestudeerden bachelor Economie voldoende economiekennis hebben om toegelaten te worden tot andere masteropleidingen in Nederland. In het gesprek met de bachelorstudenten is er op dit gebied geen probleem gebleken. Tijdens de gesprekken met het opleidingsbestuur en de docenten van het bachelorprogramma kwam de zekere spanning aan de orde tussen het gestelde in de zelfstudie dat de bachelorthesis geen beleidsnotitie is of een managementrapport, maar een wetenschappelijke rapportage. In vergelijking met eindkwalificatie 4 (Ontwerpen van beleidsadviezen) lijkt dit tegenstrijdig. De opleiding heeft duidelijk gemaakt dat de doelstelling van de bachelorthesis gericht is op wetenschappelijke inzichten; de thesis kan gerelateerd zijn aan beleid, maar moet wetenschappelijk gebaseerd zijn. Masteropleiding: In de eindkwalificaties wordt voldoende aandacht besteed volgens de commissie aan het zelfstandig verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het oplossen van multi- of interdisciplinaire problemen in een beroepspraktijk waarvoor een academische opleiding vereist of dienstig is. De masterscripties die de commissie heeft ingezien, onderbouwen deze conclusie. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp “Doelstellingen opleiding” Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp “Doelstellingen opleiding”. Voor de bacheloropleiding Economie luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics luidt dat oordeel voldoende.
1.2.2. Programma Beschrijving van de programma’s De zelfstudie geeft het volgende overzicht: Bachelorprogramma: De bacheloropleiding Economie beslaat drie jaar, waarvan het eerste jaar wordt afgesloten met een propedeutisch examen. Na het propedeutische jaar kiezen studenten, naast voortgaande 38
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
algemene verbreding van hun kennis voor één van de volgende drie trajecten: (1) Accounting & Finance, (2) Financiële economie, en (3) Internationale economie. Accounting & Finance Accounting & Finance vormen samen de kern van de bedrijfseconomie. De bedrijfseconomie bestudeert besluitvorming en beheersing (control) in zowel publieke als private organisaties. Bovendien heeft de bedrijfseconomische discipline aandacht voor de verantwoording die organisaties aan belanghebbenden (stakeholders) moet afleggen. ‘Accounting’ speelt bij besluitvorming, beheersing en het afleggen van verantwoording (accountability) een belangrijke rol. Het gaat hierbij in de kern om informatievoorziening aan het management en andere belanghebbenden (bijvoorbeeld vermogensverschaffers). ‘Finance’ richt zich in het bijzonder op besluitvorming rond de financiering van de bedrijfsactiviteiten, het aantrekken van vermogen en op de beheersing van geldstromen. Daarnaast is de inrichting en beheersing van de relatie tussen de organisatie en de vermogensmarkt onderwerp van studie. Dit traject bereidt studenten voor op financieel-administratieve functies in een breed scala van organisaties, zowel in de private als publieke sector. Tevens ligt dit traject ten grondslag aan mogelijke postdoctorale studies die opleiden tot (register)accountant, (register)controller of treasurer. Financiële economie De financieel-economische variant is afgestemd op de groeiende behoefte bij het bedrijfsleven en de overheid aan financieel-economische medewerkers die een brede beleidsgerichte oriëntatie koppelen aan het vermogen om de resultaten van specialistische financiële analyses om te zetten in operationele beleidsvoorstellen en -acties. Tot het werkterrein behoren financieeleconomische advisering en informatieverzorging, kredietverschaffing en beleggingsanalyse. De potentiële werkkring omvat, naast onderzoeksafdelingen van het Nederlandse bank- en verzekeringswezen, ook pensioenfondsen, financiële adviesbureaus, vermogensbeheer, het Ministerie van Financiën, treasury-afdelingen van bedrijven en financiële afdelingen van gemeenten en provincies. Internationale economie Internationale economie richt zich op de internationale aspecten van economische coördinatie, stabilisatie- en allocatieproblemen die zich voordoen in economieën van moderne samenlevingen. De internationaal-economische variant sluit aan bij de trend naar internationalisatie van de economie. Deze ontwikkeling leidt zowel bij bedrijven als bij de overheid tot een grotere vraag naar academisch geschoolde beleidsmedewerkers met een praktijkgerichte inter nationaal-economische expertise. Meer dan ooit worden beleidsmedewerkers geacht in staat te zijn internationaal-economische ontwikkelingen te duiden op hun belang voor de organisatie waarin zij werken en moeten zij in staat zijn aanbevelingen te doen over een adequate beleidsreactie. De potentiële werkkring voor de internationaal-economische beleidsmedewerker omvat de beleids- en stafafdelingen van internationale instellingen, het (internationale) bedrijfsleven en de overheid. Een overzicht van de verschillende vakken in de opleiding en de drie profielen is weergegeven in Tabel 1. De variëteit aan werk- en toetsvormen zoals daar samengevat garandeert dat studenten niet alleen academische kennis opdoen, maar ook de vaardigheden aangereikt krijgen behorende bij een wetenschappelijke opleiding.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
39
40
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Financiële economie
Internationale econ.
Werkvorm
Tabel 1: Overzicht programmaonderdelen bacheloropleiding Economie 2005-2006
Jaar 1 Academische vaardigheden X X X Hc, Wc Onderzoeks- en interventiemethodologie A X X X Hc, Wc Economie van de managementwetenschappen X X X Hc, Wc Wiskunde en financiële rekenkunde X X X Hc, Wc Inleiding Accounting & Finance X X X Hc, Wc Filosofie van de managementwetenschappen X X X Hc, Wc Onderzoeks- en interventiemethodologie B X X X Hc, Wc Micro- en macro-economie 1 X X X Hc, Wc Accounting & Finance X X X Hc, Wc Project: Corporate Governance en kapitaalmarktmodellen X X X Jaar 2 Methodologie van de economische wetenschappen X X X Hc, Wc Financiële instrumenten en monetaire theorie X X X Hc, Wc International Economics 1 X X X Hc, Wc Methoden en technieken van economisch onderzoek X X X Hc, Wc Financial Reporting X Hc, Wc Financial Management and Policy X X Hc, Wc Project: Value Based Management X X Hc Strategie X Hc, Wc Behavioral Finance X X Hc, Wc Management Accounting en Control X Hc, Wc X X Hc, Wc Micro- en macro-economie 2 Economische politiek en openbare financiën X X Hc International Economics 2 X X Hc, Wc Economie van de Europese integratie X Hc, Wc Comparatieve economie X Hc Project: Europese integratie in een globaliserende economie X Jaar 3 Geschiedenis van het economisch denken X X X Hc )Bachelorthesis (12 EC X X X )Keuzevakken (24 EC X X X Accounting Information Systems X Hc, Wc Industrial Economics and Organization X X Hc Capita selecta X X X Hc Institutionele economie X X Hc International Investments X Hc, Wc Hc= hoorcollege, Wc= werkcollege (discussie college), T= schriftelijk tentamen, E= Essay(s), O=Opdracht(en), P= Presenteren
Accounting & Finance
1 1 1 2 1 1 2 2 2 2 1 2 2 1 2 2 1
T, O T, E, P T, O E T, E T, O, P E, P T, O, P T, O, P T T, O T T, O T, O, P T, E E, P T, E, P E, P T, E T, P T, E T, E, O T, O, P
1 2 2 1 2
1 1 1 1 1 2 2 2 2 2
Semester
O, E, P T, O T, O T, O T, O O, E T, O T, O T, O E, P
Toetsvorm
2&1 4&3 2&1 2 3 3 2 3
1 2&1 2 3 1 2 4&3 3 4 4 1 3 4 2 3 4&3
2&1 1 1 2 2 4&3 3 3 4 4
Blok
Masteropleiding: De huidige masteropleiding Economie bestaat uit twee varianten: Internationale economie en Financiële economie. Bij Financiële economie staan onderwerpen als het financieel beheer van internationale bedrijven, het managen van financiële risico’s en crises, internationaal vermogensbeheer, en het functioneren van financiële markten centraal. De variant Internationale economie richt zich meer op onderwerpen als de oorzaken en gevolgen van globalisering, de betekenis van de EMU, handels- en ontwikkelingsbeleid, economische groei, locatiebeslissingen van bedrijven, en de relevantie van internationale kapitaalstromen. In het kader van de herinrichting van master Economie zal de nieuwe variant Accounting & Finance vanaf 20072008 de huidige variant Bedrijfseconomie van de masteropleiding Bedrijfswetenschappen vervangen. Deze variant is gericht op de bestudering van vraagstukken die samenhangen met de besluitvorming en het beheer van publieke en private organisaties en benadert het vakgebied vanuit een multidisciplinaire invalshoek; diverse stromingen uit de economische theorie zoals principal-agency, transactiekostentheorie en evolutionaire economie komen uitgebreid aan de orde. De masteropleiding bestaat uit twee semesters. In de cursussen vindt vooral een verdieping en verbreding van de in de bachelorfase opgedane kennis plaats. De toepassing van die kennis wordt gedurende de gehele master geoefend, maar culmineert vooral in het aan het vak Methodologische aspecten van economisch onderzoek gekoppelde eigen onderzoek en de masterthesis. Om de doelen van de masteropleiding te bereiken wordt van de studenten een zeer zelfstandige en actieve rol verwacht. Er worden weinig (klassieke) hoorcolleges gegeven. In de masteropleiding vervaagt het onderscheid tussen hoor- en werkcolleges overigens door het ‘discussie karakter’ van het onderwijs. Discussies over de stof vinden plaats tussen docent en student en studenten onderling. Werkcolleges worden bovendien in veel gevallen gekenmerkt door een actieve bijdrage van studenten door het bediscussiëren en eventueel presenteren van zelfstandig geschreven essays en delen van de verplichte literatuur. Werkvormen als colleges die zijn gestructureerd rond de uitwerking van opgaven, presentaties en besprekingen van artikelen door studenten en door de docent begeleide discussies over de literatuur prevaleren dan ook. Het tweede blok van het tweede semester is in beide varianten geheel gewijd aan de master thesis. Elke masterthesis wordt voor de begeleiders (begeleider plus tweede beoordelaar) gepresenteerd en verdedigd in een zogenaamd eindgesprek, op grond waarvan het eindcijfer wordt vastgesteld. Bij de openbare buluitreiking houden studenten een presentatie van hun thesis. In beide varianten hebben de vakken een omvang van 6 ECTS-studiepunten met uitzondering van Methodologische aspecten van economisch onderzoek (12 ECTS-studiepunten) en de masterthesis, (18 ECTS-studiepunten). De onderstaande Tabel 2 heeft betrekking op de huidige Nijmeegse masteropleiding Economie. Ten aanzien van het onderscheid tussen Essays (E) en Opdrachten (O) moet opgemerkt worden dat het bij O (opdrachten) gaat om kleinere opdrachten die in veel gevallen werkcollegespecifiek zijn. E(essay) onderscheidt zich van O door de grotere zelfwerkzaamheid en omvang van de opdracht. In veel gevallen tellen E’s mee in het eindcijfer, en in enkele gevallen zelfs ter afsluiting van een vak. Er volgt in dat laatste geval dan geen schriftelijk tentamen.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
41
Tabel 2: Overzicht programmaonderdelen masteropleiding Economie 2005-2006 ECTS Gemeenschappelijk programma Methodologische aspecten van economisch onderzoek Economic Growth, Openness and Financial Development International Monetary and Financial Economics Comparative Analysis of Economic Systems Masterthesis Variant 1: Financiële economie Corporate Finance Financial Risk Management Variant: Internationale economie Globalization and Location Culture and Economic Behavior
Werk vorm
Toets vorm
Semester
12 Hc, Wc 6 Hc, Wc
T, E, O T, E
1 1
6 Hc, Wc 6 Hc, Wc 18 -
T, O T, E, P E, P
1 2 2
6 Hc 6 Hc, Wc
T T, O
1 2
6 Hc, Wc 6 Wc
T, E, P T, E
1 2
Hc= hoorcollege; Wc= werkcollege (discussie college); T= schriftelijk tentamen; E= Essay(s) ter afsluiting van het vak; O= Opdrachten; P= Presenteren
Onderwijsprogramma 2007-2008 Zoals eerder is aangegeven wordt in het kader van de versterking van de Economie de masteropleiding Economics per 1 september 2007 uitgebreid met de variant Accounting & Finance. Daarnaast worden de twee reeds bestaande varianten verder verdiept en uitgewerkt. Deze vernieuwde opleiding biedt de studenten een geïntegreerd programma aan met een toenemende variant vanuit een brede, hechte basis. Tabel 3 geeft een overzicht van de master Economics 2007-2008. Tabel 3: Overzicht master Economics 2007 – 2008 Gemeenschappelijk programma (18 ECTS): Economic Methodology (6 ECTS) Plural perspectives on economics (6 ECTS) Methods of empirical analysis (FE and IE) (6 ECTS) Accounting & Finance
Financial Economics
International Economics
Financial Accounting (6 ECTS) Management Accounting (6 ECTS) Cases in Corporate Finance (6 ECTS) Advanced Accounting and Finance (12 ECTS) Masterthesis (18 ECTS)
Financial Risk Management (6 ECTS) International Financial Markets (6 ECTS) Cases in Corporate Finance (6 ECTS) Advanced Financial Economics (6 ECTS) Masterthesis (18 ECTS)
International Trade & Policy (6 ECTS) International Financial Markets (6 ECTS) Globalisation and Location (6 ECTS) Advanced International Economics (6 ECTS) Masterthesis (18 ECTS)
42
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
De drie varianten benaderen de vakgebieden vanuit zowel een internationale als een multidisciplinaire invalshoek met inbreng van aanverwante disciplines zoals de psychologie en de sociologie. De economische wetenschap heeft de afgelopen jaren belangrijke vernieuwingen ondergaan en het heeft er alle schijn van dat we aan de vooravond staan van belangrijke veranderingen in het economisch denken. Het dominante neoklassieke denken wordt in toenemende mate aangevuld door een reeks verschillende en met elkaar concurrerende theorieën en onderzoeksprogramma’s, zoals speltheorie, beperkte rationaliteit, evolutionaire economie, gedragseconomie, computationele economie et cetera. De huidige economische wetenschapsbeoefening is dus pluralistisch van aard. Verwacht mag worden dat zich op termijn wel weer een nieuwe dominante stroming in het economisch denken zal aftekenen die belangrijke elementen van de huidige vernieuwingen incorporeert. Deze situatie staat centraal in de cursus Plural Perspectives on Economics. De cursus behandelt de nieuwe ontwikkelingen vanuit historisch en filosofisch perspectief, waarbij tevens aandacht wordt geschonken aan de mogelijke toekomst van de economische wetenschappen. Als zodanig legt de cursus het fundament voor en is ze richtinggevend kader voor de verdere verdieping in het onderwijsprogramma van de master. F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht: Bacheloropleiding: Interactie onderwijs en onderzoek De interactie tussen onderwijs en onderzoek krijgt op verschillende wijzen gestalte. Ten eerste wordt een groot gedeelte van het curriculum verzorgd door docenten die deel uitmaken van het Nijmegen Center of Economics (NiCE), hetgeen een onderdeel is van het facultaire onderzoeksinstituut IMR. Onderzoek zorgt voor expertise en waarborgt de actualiteit en relevantie van het onderwijs. De multidisciplinaire benadering van het onderzoek sluit goed aan bij de interesse van de studenten binnen de opleiding Economie van de Faculteit der Managementwetenschappen. Ten tweede is, in het kader van de kwaliteitsverbetering en versterking van het academisch profiel, het aantal hoogleraren betrokken bij het bacheloronderwijs (met name in het eerste jaar) de afgelopen jaren fors uitgebreid. Hoogleraren verzorgen een aantal overzichtscolleges in de blokken van de propedeuse en zijn nauw betrokken bij het maken van onderwijsmateriaal. Een belangrijke extra stimulans voor de inzet van hoogleraren in de propedeuse is het enthousiasmerende karakter richting studenten. Aansluiting bij actuele wetenschappelijke theoriëen Wetenschappelijke economische theorievorming is voortdurend in ontwikkeling. Voor de aansluiting bij actuele ontwikkelingen dient een onderscheid gemaakt te worden tussen actuele QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
43
ontwikkelingen op het gebied van methodologische theorievorming, theorievorming binnen de functionele deeldisciplines en algemene, economische theorievorming (zie onderstaande illustratie). In het methoden- en methodologieonderwijs krijgen studenten raamwerken voor reflectie aangeboden die eveneens nuttig kunnen zijn bij het bestuderen van problemen in een wetenschappelijke context en de ontwikkeling van theorie. Zoals uit het bovenstaande programmaoverzicht is op te maken, zijn er in de drie verschillende profielen expliciet zes ECTS-studiepunten ingeruimd voor de Capita Selecta in het derde studiejaar. Voor de invulling van deze capita selecta is de desbetreffende hoogleraar verantwoordelijk. Deze ruimte in het programma garandeert aansluiting bij actuele wetenschappelijke theorievorming op het hoogste niveau. Voorts is de inbedding in actuele wetenschappelijke ontwikkelingen niet voorbehouden aan tweede- en derdejaars studenten, maar start reeds in het eerste jaar. Illustratie aansluiting actuele wetenschappelijke theorieën De eerstejaars cursus Economie van de managementwetenschappen is systematisch opgebouwd rond het onderscheid tussen ‘mainstream’ en ‘heterodoxe’ posities in de economie. De cursussen Micro- en macro-economie 1 en 2 bespreken onder meer de theorie van de bepaling van productie, werkloosheid, inflatie, rentevoeten, wisselkoersen, en andere variabelen die van centraal belang zijn voor de economische groei en schommelingen, waarbij onder meer recente inzichten uit de wetenschappelijke literatuur, zoals Nieuw Klassieke en Nieuw Keynesiaanse macro-economie worden besproken. Een ander voorbeeld waarbij expliciet gebruik wordt gemaakt van en gereflecteerd op de meest recente ontwikkelingen binnen een specifiek terrein van de wetenschap is de cursus Behavioral Finance. In dit vak wordt het leidende paradigma van efficiënte markten verlaten en zoekt de opleiding aansluiting met aanverwante wetenschappen, zoals de psychologie en de sociologie. De anomalieën op de financiële markten leiden ons naar een theorie van begrensd rationeel gedrag waarin biologische en cognitieve beperkingen aan menselijk gedrag worden opgenomen. Voorts wordt in de cursussen International Economics 1 en 2 aandacht besteed aan zowel de meest actuele wetenschappelijke theorieën, aan haar empirische relevantie voor preferentiële handelsovereenkomsten zoals de EU en Nafta, aan de theorie van optimale valutagebieden in relatie tot de EMU, en aan de wenselijkheid van verschillende wisselkoersregimes in relatie tot het ontwikkelingsniveau van landen en de kans op financiële instabiliteit. Ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek Het methodenonderwijs maakt een substantieel onderdeel uit van het curriculum (30 ECTSstudiepunten) en er is in het curriculum interactie tussen methoden- en inhoudelijke cursussen. Interactie krijgt ten eerste vorm doordat in het methodenonderwijs aangesloten wordt op het vakinhoudelijk onderwijs via voorbeelden in hoorcolleges en opdrachten in werkcolleges. Tegelijkertijd wordt in het vakinhoudelijk onderwijs teruggegrepen op wat studenten in het methodenonderwijs hebben geleerd, bijvoorbeeld via kritische analyse van wetenschappelijke onderzoeksartikelen (die bijvoorbeeld als literatuur voor de cursus worden gebruikt). Voor vrijwel alle niet-methodenvakken geldt dat bij de behandeling van de stof kennis van methoden en technieken vereist is om de economisch-inhoudelijke argumentatie te kunnen volgen, absorberen en bekritiseren.
44
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Daarnaast wordt in het vak Academische Vaardigheden aandacht besteed aan specifieke academische en professionele vaardigheden Door het gehele curriculum worden studenten door de gebruikte onderwijsmethoden gedwongen de stof te benaderen in termen van probleemstelling, analyse en oplossingengeneratie. Op deze manier wordt bij studenten een wetenschappelijke attitude aangekweekt waarin kritische reflectie centraal staat en die studenten blijvend stimuleert tot het aanvullen en vernieuwen van hun analytische en inhoudelijke expertise. Verbanden met actuele praktijk van de relevante beroepen De praktische beroepsoriëntatie komt tot uitdrukking in de verschillende functionele deeldisciplines waarin de problemen van de latere beroepspraktijk van de academisch professional centraal staan: allocatieproblemen, stabilisatieproblemen, coördinatieproblemen. Voorts heeft een aantal docenten praktijkervaring opgedaan in functies in profit- en non-profitinstellingen, hetzij voordat men binnen de opleiding kwam werken, hetzij in een (deeltijd)functie naast het werk aan de universiteit. Daarbij moet gedacht worden aan (overigens in tijd beperkte) bestuursfuncties in ontwikkelingsorganisaties, adviesfuncties in het bedrijfsleven en aan functies bij de overheid. Zij brengen die ervaring in het onderwijs. In aanvulling daarop worden veelvuldig deskundigen uit de beroepspraktijk ingezet als gastdocenten (bijvoorbeeld DNB, Ministerie van Financiën). En ten slotte is de Economische Studenten Vereniging (ESV) zeer actief in het zorgdragen van de nodige inbreng uit de beroepspraktijk. Masteropleiding: Interactie onderwijs en onderzoek De interactie tussen onderwijs en onderzoek krijgt op verschillende wijzen gestalte. Om te beginnen is de Nijmeegse masteropleiding Economie nauw gerelateerd aan de economische onderzoeksprogramma’s van NiCE. De verbondenheid van de varianten met de onderzoeksprogramma's zorgt voor de inhoudelijke inbreng van het onderzoek in het onderwijs. Het niveau van het onderwijs in de mastervarianten wordt gewaarborgd door het inzetten van ervaren onderzoekers uit de onderzoeksprogramma’s die hun eigen onderzoeksthematiek inbrengen in de door hen verzorgde onderdelen in het masterprogramma. Studenten worden in het kader van het schrijven van de masterthesis reeds vroeg in het programma (eerste semester) betrokken bij het onderzoekprogramma van de wetenschappelijke staf. Bij de voorbereiding van de masterthesis worden zij ingevoerd in de thematiek ervan en worden zij naar een niveau gebracht waarop zij zelfstandig een wetenschappelijk onderzoek binnen het betreffende onderzoekprogramma kunnen ontwerpen. Zij voeren dat onderzoek relatief zelfstandig uit onder supervisie van de leden van de onderzoekprogramma’s. De kleinschaligheid van de opleiding staat creatieve vormen van onderwijs-onderzoek interactie toe. Gedurende het academisch jaar worden regelmatig bijeenkomsten georganiseerd waar studenten en docenten met elkaar op informele wijze kunnen spreken over actuele onderwerpen en thematiek van de betreffende docent/onderzoeker. Allereerst zijn er zogenaamde Ronde Tafel Gesprekken die als doel hebben de studenten te laten zien hoe economische inzichten op velerlei terreinen kunnen worden toegepast alsmede een inspiratiebron (kunnen) vormen bij de keuze voor onderwerpen voor bijvoorbeeld de masterthesis. Daarnaast worden studenten aangemoedigd aanwezig te zijn op de NiCE onderzoeksseminars, waar regelmatig verslag gedaan wordt over de uitkomsten van recent economisch onderzoek van de wetenschappelijke staf van de sectie Economie, maar ook door andere onderzoekers uit binnen- en buitenland. QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
45
Aansluiting bij actuele wetenschappelijke theorieën Ook binnen de mastervarianten dient, net zoals in de bacheloropleiding, een onderscheid gemaakt te worden tussen actuele ontwikkelingen op het gebied van methodologie enerzijds en theorievorming en de constructie van conceptuele kaders binnen de specifieke domeinen anderzijds. In de cursus Methodologische aspecten van economisch onderzoek staat de relatie tussen methodologie en methode, postretorische methodologie, en belangrijke hoofdstromen van het methodologisch denken centraal. Aangaande theorievorming en modelconstructie wordt in de mastervarianten veel nadruk gelegd op state of the art kennis en inzicht. Een voorbeeld hiervan is de cursus International Monetary and Financial Economics, waarin vanuit het Mundell-Fleming- (MF-) model wordt gestart en vervolgens verschillende beperkingen van dit model ten aanzien van de rol van verwachtingen en ontwikkelingen over de tijd worden besproken. Centraal hierbij staat de discussie over de uitbreidingen van het MF-model, waarbij aandacht wordt besteed aan alternatieven modellen (bijvoorbeeld Barro-Gordon), het concept van rationele verwachtingen, intertemporele budget constraints en algemene evenwichtsmodellen. Een ander voorbeeld waarbij expliciet gebruik wordt gemaakt van en gerefereerd aan de meest recente ontwikkelingen binnen een specifiek terrein van de economische wetenschap is de cursus Globalization and Location. In deze cursus staat de nieuwe economische geografie centraal. Sinds de publicaties van Paul Krugman ten aanzien van de rol van ruimte in de economische analyse heeft een reeks wetenschappers zich opnieuw gebogen over de vraag hoe ruimte in economische modellen opgenomen kan worden. Voortbouwend op de bijdrage van internationaal georiënteerde economen is er een stroming ontstaan die zich ‘New Economic Geography’ noemt. Parallel daaraan is binnen de geografie een meer kritische tegenreactie ontstaan waarin de toegevoegde waarde van deze ontwikkeling wordt bediscussieerd. Deze cursus confronteert studenten met beide gezichtsvelden en dwingt ze hun eigen gefundeerde mening te ontwikkelen. Ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek De ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden staat centraal in de cursus Methodologische aspecten van economisch onderzoek. Onderdeel van deze cursus is onder andere het schrijven van een zogenaamd seminarpaper. Dat paper heeft als expliciet doel het inventariseren van lacunes in de literatuur en het zelfstandig benoemen van relevante onderzoeksvragen. Het seminarpaper is een systematische voorbereiding op de masterthesis. Maar nog meer dan in de bachelor Economie keren deze onderzoeksvaardigheden ook terug bij de overige cursussen. Dat gebeurt door middel van het maken van opdrachten waarin studenten bijvoorbeeld in teamverband zelfstandig een (empirisch) onderzoek moeten opzetten en uitvoeren (zie hiervoor de cursussen Economic Growth, Openness, and Financial Development en Comparative Analysis of Economic Systems) alsmede door het schrijven van kritische Reviews over de te bespreken stof (zie bijvoorbeeld de cursus Culture and Economic Behavior). Verbanden met actuele praktijk van de relevante beroepen De relatie met de beroepspraktijk krijgt, evenals in de bachelor, in de eerste plaats gestalte via de praktijkervaring van docenten. Een aantal van hen heeft een achtergrond van functies in profit- en non-profitinstellingen, hetzij voordat men binnen de opleiding kwam werken, hetzij in een (deeltijd)functie naast het werk aan de universiteit. Dat geldt onder andere de hoogleraren prof. dr. E. de Jong (bestuurslid van ICCO, SOL en de Wetenschappelijke Raad van het 46
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Thijmgenootschap), prof. dr. I. van Staveren (bestuurslid COS Rijnmond Midden-Holland en Women in Developed Europe, te Brussel), prof. dr. E. Vosselman (lid van de Auditraad van Fortis Insurance, voorzitter van NOBEM en coördinator/kerndocent van de Executive Master of Finance and Control/Registered Controller, Erasmus Universiteit Rotterdam) en prof. dr. W.F.C. Verschoor (extern lid van de beleggingscommissie van de Stichting Pensioenfonds Atos Origin en coördinator/kerndocent van de Executive Master of Finance and Control/Registered Controller, Universiteit Maastricht), maar ook bijvoorbeeld ook dr. I. van Lelyveld (internationaal beleidsadviseur toezicht financiële instellingen bij De Nederlandsche Bank (DNB) en Universitair Hoofddocent Financiële Markten aan de Faculteit der Managementwetenschappen). Daarnaast worden veelvuldig deskundigen uit de beroepspraktijk ingezet als gastdocenten (bijvoorbeeld DNB, Ministerie van Financiën) en zorgen de veelheid van activiteiten van de Economische Studenten Vereniging voor de nodige inbreng uit de beroepspraktijk. Oordeel Bacheloropleiding: De commissie heeft in het gesprek met de bachelorstudenten gevraagd of zij de nieuwste ontwikkelingen in een vak gedoceerd krijgen. De studenten gaven te kennen dat ook nieuwe artikelen bij een handboek werden besproken; soms van de eigen docent. Ook werd verwezen naar het vak Capita Selecta, waarvan de docent een selectie van de nieuwste ontwikkelingen op het vakgebied maakt. Tevens treden verschillende hoogleraren op in het eerste jaar. De docenten uit de bacheloropleiding hebben concrete voorbeelden gegeven van de interactie tussen hun onderzoek en het onderwijs: bijvoorbeeld het onderzoek op het gebied van Behavioral Accounting dat wordt ingebracht in het vak Financial Reporting. Het vak Capita Selecta wordt voor het eerst dit jaar aan derdejaars aangeboden. Dit is een voorbereiding op de bachelorthesis. Een aantal onderwerpen aan de rand van de economie, aansluitend bij hun onderzoek, komt aan de orde. De commissie heeft tijdens het visitatiebezoek een selectie van de te bestuderen handboeken en readers van de verplichte tweedejaars hoofdvakken ingezien. Tevens heeft zij een selectie van de laatste tentamenopgaven en de uitwerkingen daarvan ingezien. De commissie stelt vast dat de opleiding aansluit bij de actuele wetenschappelijke theorievorming in de economische wetenschap. De commissie stelt vast dat in de zelfstudie duidelijk uiteengezet wordt hoe de ontwikkeling van de onderzoeksvaardigheden bij studenten op systematische wijze in de opleiding plaatsvindt. Het goede niveau van de bachelorscripties ondersteunt dit oordeel. De opleiding heeft de verschillende verbanden met de actuele beroepspraktijk aangegeven. De pas ingestelde Raad van Advies (zie Facet 1) kan hier een goede rol spelen. Ook de Studievereniging ESV ontwikkelt diverse activiteiten. Wel constateert de commissie dat de door haar gesproken studenten meer geïnteresseerd zijn in een vervolgstudie dan in een job op de arbeidsmarkt. Masteropleiding: De commissie heeft in haar gesprek met de studenten hun ervaring met de inbreng van recent onderzoek in de masteropleiding besproken. De studenten hebben verschillende voorbeelden van vakken gegeven waarin dat gebeurt. Ook worden de voordrachten genoemd die vanuit NiCE worden gegeven en de wekelijkse rondetafelgesprekken die door een commissie van QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
47
drie studenten en de mastercoördinator rond een actueel thema worden georganiseerd. In het gesprek met de docenten van het schakel- en masterprogramma heeft de commissie vastgesteld dat de docenten het eigen onderzoek (en ander) in de opleiding inbrengen. Tijdens de visitatie heeft de commissie een selectie uit de te bestuderen handboeken en readers van alle verplichte hoofdvakken ingezien alsmede de laatste tentamenopgaven en enige uitwerkingen. Het programma sluit aan bij de actuele ontwikkelingen in de economische wetenschap. De commissie stelt vast dat de ontwikkeling van de onderzoeksvaardigheden bij studenten een duidelijke plaats in de opleiding inneemt. Het goede niveau van de masterscripties ondersteunt dit oordeel. Als voorbeeld moge een masterscriptie dienen die als wetenschappelijk artikel wordt gepubliceerd. Wat betreft de verbanden met de beroepspraktijk merkt de commissie op dat de door haar gesproken studenten meer geïnteresseerd zijn in een tweede masteropleiding dan in een job op de arbeidsmarkt. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving Bacheloropleiding: Het cursusprogramma van de bacheloropleiding Economie is zodanig opgebouwd dat de geformuleerde eindkwalificaties aan het einde van de opleiding kunnen worden gerealiseerd. De zelfstudie geeft een overzicht van de opleiding waarin per cursus (uiteraard exclusief de ruimte voor keuzevakken, 24 ECTS-studiepunten) met behulp van sterretjes wordt aangegeven welke eindkwalificaties de meeste aandacht krijgen in welke vakken. De zelfstudie geeft de volgende toelichting: Eindkwalificatie 1: Actieve beheersing van de economisch-wetenschappelijke taal In het eerstejaarsvak Economie van de managementwetenschappen wordt ruim aandacht geschonken aan scholen van economisch denken. In de macro-economische vakken worden verschillende perspectieven op de rol van beleid geproblematiseerd. In het derde studiejaar wordt het vak Geschiedenis van het economisch denken aan alle studenten Economie gedoceerd. Ten slotte wordt er, naast een aantal kernvakken als Micro- en macro-economie 1 en 2 en algemene methodenvakken, vanaf het tweede studiejaar in de drie verschillende trajecten een nadere aanscherping aangeboden, in die zin dat de generieke economische kennis wordt aangevuld met terreinspecifieke kennis (zie ook volgende competentie). Eindkwalificatie 2: Onderzoeksoriëntatie Onderzoeksmethoden en Technieken worden aangeleerd in de cursussen Onderzoeks- en interventiemethodologie, Methoden en technieken van economisch onderzoek en in vakken 48
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
als Wiskunde en Financiële rekenkunde. Toepassingen en verdere uitbreiding van de wiskundige, statistische en overige methoden van onderzoek komen terug in vakken als Behavioral Finance, Value-Based Management, en International Economics 2. In aanvulling op deze methodische aspecten van economisch onderzoek wordt bij een vak als Institutionele economie aandacht besteed aan dieper liggende methodologische aspecten van vormen van economisch onderzoek. In een substantieel aantal cursussen worden wetenschappelijke artikelen gebruikt. In de cursus Europese integratie in een globaliserende economie wordt door studenten zelfstandig literatuur verzameld. Bijkomend voordeel van deze methode is het feit dat studenten al in een vroeg stadium gewend raken te werken met wetenschappelijke zoekmachines als Jstor en Web of Science. Eindkwalificatie 3: Verbinden van economische theorie en praktijk Cursussen als Economische politiek en openbare financiën, Comparatieve economie, en Europese integratie in een globaliserende economie zijn bij uitstek de plek waar de economische theorie verbonden wordt met de politieke en maatschappelijke realiteit en actualiteit. In de eerstgenoemde cursus, bijvoorbeeld, worden instrumenten van economische politiek en hun verschillende effecten besproken. Een ander voorbeeld is de tweedejaarscursus Value-Based Management. Deze is opgebouwd rond projecten, waarin studenten aan de hand van de systematische uitwerking van concrete cases praktijkinzichten spiegelen aan de wetenschappelijke theorie. In het vak Onderzoeks- en interventiemethodologie worden statistische technieken en software gebruikt om data te leren bewerken en theorie te confronteren met de praktijk. De wisselwerking tussen onderneming en omgeving is een onderdeel van de cursussen Kapitaalmarkt modellen en Corporate Governance, en Industrial Economics en Organisatie. In de eerste cursus wordt de besturing van ondernemingen geplaatst binnen de institutionele kaders. Organisatiespecifieke constellaties worden verbonden aan de rol van de omgeving, zoals die van de sociale partners. In de tweede cursus wordt zowel het traditionele Structure-ConductPerformance paradigma besproken, als moderne speltheoretische benaderingen en de benadering van Chandler waarin meer ruimte is voor de rol van individuele ondernemingen. Eindkwalificatie 4: Ontwerpen van beleidsadviezen Het formuleren van een (praktisch) probleem, het doen van onderzoek en het komen met theoretische gefundeerde verbetersuggesties vormen belangrijke onderdelen van de bachelor thesis. Het ontwerpen van beleidsadviezen vereist een grondige kennis van de economie en beheersing van een substantieel aantal vaardigheden. Dit kan bij uitstek in de afronding van de bacheloropleiding Economie worden getoetst. Overigens worden studenten al in het eerste jaar geconfronteerd met economisch beleid. In de cursus Economie van de managementwetenschappen wordt bijvoorbeeld aan de hand van case materiaal besproken hoe overheden en ondernemingen met praktische keuzeproblemen worstelen en worden theoretische handreikingen bediscussieerd die als oplossingenkaders kunnen worden gehanteerd. In de tweede helft van het eerste jaar voeren studenten een project rondom kapitaalmarktmodellen en corporate governance uit. De beleidsadviezen zoals ontworpen door de code Tabaksblatt staan hier centraal. In het project Europese integratie in een globaliserende economie spelen studenten in koppels de rol van nationale regeringen en wordt hen gevraagd handelsbeleid te ontwikkelen. Eindkwalificatie 5: Reflectie In zijn algemeenheid leert de positief-kritische houding van de docenten ten aanzien van economische theorieën de studenten dat er niet zoiets bestaat als ‘one model fits all’. In cursussen QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
49
als International Economics 1 en 2 alsook in Micro- en macro-economie 1 en 2 wordt dat geïllustreerd aan de hand van gangbare economische modellen. Deze werkwijze stimuleert het aanleren van een academische houding bij studenten. Meer in het bijzonder wordt in verschillende cursussen actieve reflectie van de kant van de studenten gevraagd. In het eerstejaarsvak Filosofie van de managementwetenschappen wordt expliciet gewezen op de ethisch-filosofische kant van economische beslissingen en onderliggende methodologie. Ook in het tweedejaarsvak Methodologie van de economische wetenschappen moeten studenten actief reflecteren op de door hen gebruikte methoden en technieken. Het combineert leren doen van statistisch onderzoek met bredere wetenschapsfilosofische reflectie. In het onderdeel macro-economie van de cursus Micro- en macro-economie 1 maken studenten zogenaamde ‘one minute papers’, waarin ze aan het einde van het hoorcollege de belangrijkste conclusies en hiaten moeten beschrijven. Deze papers dienen op hun beurt weer als input voor de werkcolleges. Op deze wijze wordt studenten geleerd in korte tijd te reflecteren op het besproken materiaal. In de cursus Geschiedenis van het economisch denken ten slotte worden studenten vertrouwd gemaakt met (de implicaties van) de historische inbedding van economische theorieën. Eindkwalificatie 6: Doorvoeren van veranderingen Het vak Accounting & Finance geeft een beeld van de organisatorische en bedrijfseconomische betekenis van instrumenten, technieken en regelgeving op het terrein van accounting en moderne bedrijfsfinanciering. Centraal staat hierbij het kunnen inschatten en managen van de effecten van het investeringsbeleid, de gekozen vermogenstructuur en het dividendbeleid op de aandeelhouderswaarde van een onderneming. Op een hoger aggregatieniveau wordt deze competentie getraind in de cursus Financiële instrumenten en monetaire economie, waar de rol van centrale banken, de relatie tussen centrale banken en algemene banken en de invloed van typen van monetair beleid op de economie worden bestudeerd. Ten slotte speelt in het project Europese integratie in een globaliserende economie de rol van de World Trade Organization (WTO) een centrale rol. Studenten moeten daarin de implicaties van WTO-beleid en van het reduceren van handelsbelemmeringen kritisch doordenken en uitwerken. Eindkwalificatie 7: Samenwerking Samenwerking tussen studenten wordt bevorderd door naast individuele opdrachten ook groepsopdrachten te verstrekken. Studenten worden zo bewust van de noodzaak tot het ontwikkelen van samenwerkingsvaardigheden. Dat gebeurt expliciet in de cursus Academische vaardigheden en in de projecten Kapitaalmarktmodellen en Corporate Governance en Europese integratie in een globaliserende economie. In groepjes werken de studenten aan opdrachten. Eindkwalificatie 8: Communicatie Bij een substantieel deel van de vakken in de opleiding vormt het schrijven van een essay en/of mondeling presenteren van verkregen resultaten een onderdeel van het tentamen. Eerstejaars studenten volgen de cursus Academische vaardigheden, waarin schriftelijke en mondelinge presentaties geoefend worden. Zo wordt onder meer getraind op het opbouwen van logische argumentaties. Bovendien moeten in het project Kapitaalmarktmodellen en Corporate Governance groepjes studenten hun onder begeleiding gevonden onderzoeksresultaten mondeling presenteren. In de derdejaars cursus Industriële economie en organisatie houden studenten een individuele presentatie en volgt er een uitgebreide persoonlijke evaluatie door de vakdocent mede gebruikmakend van schriftelijke evaluaties van de overige studenten. 50
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Omdat presentatietechnieken een belangrijk onderdeel worden gevonden, worden deze expliciet meegewogen in het eindcijfer voor de bachelorthesis. Eindkwalificatie 9: Zelfsturing Vanaf het eerste jaar worden studenten in een vak als Filosofie van de Managementwetenschappen geconfronteerd met verschillende benaderingswijzen. Het bepalen van een positie in een debat en het maken van keuzes op basis van argumenten is gerelateerd aan de economische afruil die veelal bestaat. Dat komt terug in het onderdeel micro-economie. Ten slotte dwingt de cursus Academische vaardigheden studenten na te denken over de gekozen methode en benadering. Eerstejaars studenten worden in deze cursus expliciet gevraagd twee relatief toegankelijke wetenschappelijke papers te bespreken. Zelfgestuurde reflectie wordt verder bevorderd door de confrontatie tussen theorie en praktijk en het feit dat pasklare antwoorden niet voor handen zijn. De vaardigheden om steeds weer en meer nieuwe informatie te verzamelen wordt getoetst bij het uitwerken van opdrachten en het schrijven van de bachelorthesis. Eindkwalificatie 10: Zelfstandig leren In de onderwijscultuur van de Nijmeegse economieopleiding vormt kritische (zelf ) reflectie een belangrijk onderdeel. Dat betekent dat op vakniveau de verschillende docenten de studenten niet alleen de kennis van het vakgebied bijbrengen, maar ook aangeven waar de theorieën en/of methoden in kwestie geen of slechts een gedeeltelijk antwoord bieden. Op vakoverstijgend niveau vindt een dergelijk proces plaats in de afsluitende bachelorthesis. Tijdens het individuele begeleidingsproces en de verdediging op de collectieve afsluitende conferentiedagen wordt de student actief geconfronteerd met de kracht én zwakte van zijn onderzoek. Op deze wijze wordt de student gestimuleerd en aangeleerd te blijven zoeken naar mogelijke verbeterpunten voor hem of haar. Als onderdeel van het algemene facultaire beleid worden met ingang van het collegejaar 20062007 zogenaamde cursusdossiers ingevoerd (zie voor een nadere uitleg Facet 11). In blok vier van het collegejaar 2005-2006 is dit bij verschillende cursussen al gedaan omdat de verschillende onderdelen van die dossiers voor een groot deel al aanwezig waren, ook al omdat de dossiers voortbouwen op bestaand materiaal (tentamens, standaarduitwerking, cursusevaluatie, docentevaluatie). Met deze cursusdossiers evenwel wordt de aanpak van toetsing, de koppeling aan de tentamenstof en de expliciete borging daarvan in de eindkwalificaties verder gesystematiseerd. Masteropleiding: Het cursusprogramma van de masteropleiding Economie is zodanig opgebouwd dat de geformuleerde eindkwalificaties aan het einde van de opleiding worden gerealiseerd. Dat wordt hieronder toegelicht. In de zelfstudie wordt per cursus met behulp van sterretjes aangegeven hoeveel aandacht elke eindkwalificatie krijgt in de onderscheiden cursussen. Eindkwalificatie 1: Actieve beheersing van de economisch-wetenschappelijke taal Dit wordt in de mastercursussen vooral geoefend door studentpresentaties en (groeps-) discussies. Vakdocenten leren studenten dat enkelvoudige problemen met eendimensionale oplossingen niet of nauwelijks bestaan. Een onderdeel van het vak Methodologische aspecten van economisch onderzoek betreft het zogenaamde seminarpaper. Het doel is dat studenten in dit referaat op een door hen te kiezen deelterrein literatuur zelfstandig inventariseren en openstaande vragen, kritische kanttekeningen en/of theoretische verbetersuggesties doen. Het seminarpaper wordt afgesloten met een verdediging ten overstaan van twee (gepromoveerde) vakdocenten. Begeleiders worden nadrukkelijk geselecteerd op basis van inhoudelijke QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
51
competentie, waardoor er maximale aansluiting is tussen de lopende onderzoekslijnen van de begeleidende docent in kwestie en de door de student gekozen thematiek. Overigens wordt deze thematiek vooraf besproken met de mastercoördinator om zo de inhoudelijke diepgang ‘voor te selecteren’. De verdediging van het seminarpaper dient in veel gevallen als een eerste aanzet voor het nader afbakenen van de masterthesis. Omdat het doel van het seminarpaper is de literatuur te inventariseren en openstaande vragen te formuleren, biedt het een goed startpunt voor de masterthesis die de daadwerkelijke wetenschappelijk toegevoegde waarde creëert. Door de interactieve discussiecolleges leren studenten actief om te gaan met het economische wetenschappelijke debat met de bijpassende begrippen. In de masterthesis leren studenten bovendien zelfstandig op een door henzelf afgebakend terrein de mogelijkheden en beperkingen van de door hen voorgestelde methodes te selecteren, toe te passen en te verdedigen. Eindkwalificatie 2: Onderzoeksoriëntatie Naast de specifiek hierop gerichte cursus Methodologische Aspecten van Economisch Onderzoek is onderzoek een vanzelfsprekende rode lijn in alle mastercursussen. Het zelfstandig uitvoeren van een empirisch onderzoek is onderdeel van de cursus Economic Growth, Openness and Financial Development en van de cursus Comparative Analysis of Economic Systems. In de cursus Culture and Economic Behavior worden studenten verwacht in korte tijd veel literatuur van het hoogste niveau (A- en B-tijdschriften) te lezen, te interpreteren en te beoordelen op een manier die vergelijkbaar is met reviews bij wetenschappelijke tijdschriften. De cursus Globalisation and Location wordt gedoceerd in samenwerking met de leerstoel sociale geografie, in het bijzonder economische geografie. In deze cursus worden studenten geconfronteerd met de verschillende perspectieven op ontwikkelingen binnen new economic geography (ook wel genoemd geographical economics). Internationaal-economen als Krugman, en geografen als Martin hebben ieder vanuit hun eigen perspectief een mening over de toegevoegde waarde van de ontwikkeling van new economic geography. Deze cursus wordt gevolgd door masterstudenten Economie en Geografie en illustreert hoe nieuw economisch onderzoek en het daarbij behorende debat over de toegevoegde waarde ervan in de opleiding wordt ingebouwd. De al meermalen genoemde aanmoediging richting studenten om – buiten het reguliere curriculum om – aanwezig te zijn bij de onderzoeksseminars van de staf van de vakgroep illustreert eveneens hoezeer de staf de studenten wil confronteren met (het debat over) actueel wetenschappelijk onderzoek. Dit is een onmisbaar onderdeel van hun academische vorming. Eindkwalificatie 3: Verbinden van economische theorie en praktijk De praktijk wordt zowel via de interpretatie van onderzoek, door gastcolleges als door actualiteitenbijeenkomsten en gastcolleges ingebracht In de cursus Methodologische aspecten van economisch onderzoek worden door middel van het aanleren van econometrische technieken de vaardigheden ontwikkeld theorieën te toetsen met behulp van data. Overigens hoort daar in de Nijmeegse traditie ook een methodologische grondslagendiscussie bij ten aanzien van hermeneutiek, positivistische methodologie en falsificationisme. Het interpreteren van empirisch onderzoek is een onderdeel dat specifiek terugkeert in verschillende cursussen. Aan de hand van papers uit wetenschappelijke tijdschriften wordt in groepsverband gediscussieerd over de theoretische en praktische implicaties van de bevindingen. In het bijzonder gebeurt dat bij de cursussen Economic Growth, Openness and Financial Development, en Culture and Economic Behavior. De relatie tussen (institutionele) theorie 52
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
en nationale verschillen in economische systemen (bijvoorbeeld financiële stelsels) is een rechtstreekse koppeling tussen theorie en praktijk (Comparative Analysis of Economic Systems). Gastcolleges zijn een geëigende manier om in het verband van reguliere cursussen de daar behandelde theorie te koppelen aan actuele toepassingen uit de praktijk. Als extra-curriculaire activiteit worden ten slotte Ronde Tafel Gesprekken georganiseerd. In overleg met studenten definieert de mastercoördinator een thema (meestal ingegeven door de actualiteit) en tijdens een lunchdebat discussiëren studenten met stafleden over maatschappelijke thema’s. In alle gevallen staat de vraag centraal of de economische theorie handreikingen kan doen bij het inkaderen of oplossen van de behandelde problemen, en zo ja, op welke wijze en met welke implicaties voor bijvoorbeeld noodzakelijke beleidsacties en/of de maatschappelijke context. Eindkwalificatie 4: Ontwerpen van beleidsadviezen In alle gevallen waarin in de cursussen theorie gekoppeld wordt aan de praktijk (al dan niet door middel van empirisch onderzoek), wordt van studenten in groepsdiscussies en in hun individuele essays gevraagd dat zij verbetersuggesties ontwikkelen voor de bestudeerde praktijk. Hierdoor worden actuele beleidsdiscussies ingekaderd in economische theorie en wordt die theorie gebruikt om tot verbeteroplossingen te komen. Dit laatste geldt in het bijzonder voor de cursus Comparative Analysis of Economic Systems. Eindkwalificatie 5: Reflectie Gegeven de rode draad van academische vorming door de gehele opleiding is actieve reflectie op de geboden stof en de praktijk een wezenskenmerk van elk onderdeel. Dat geldt voor de cursus Methodologische aspecten van economisch onderzoek als het gaat om de voor- en nadelen of sterke en zwakke kanten van bepaalde vormen van onderzoek, alsook voor cursussen als Economic Growth, Opennes and Financial Development, Corporate Finance en International Monetary and Financial Economics, waarin de implicaties van economische modellen worden bediscussieerd. Economische politiek, meer in het bijzonder de analyse van en reflectie op (nationale verschillen in) arbeidsmarkten, komt aan de orde in Comparative Analysis of Economic Systems. Eindkwalificatie 6: Doorvoeren van veranderingen In de master wordt van studenten verwacht dat zij hun mening onderbouwen met theoretische en/of empirische argumenten en inzichten. Tijdens de colleges komen de discussiepunten aan bod op bepaalde deelterreinen en worden studenten gedwongen hun mening te onderbouwen. De eerdergenoemde groepsdiscussie zoals bij Culture and Economic Behavior en Economic Growth, Openness and Financial Development leent zich daar uitstekend voor. Studenten worden door hun medestudenten aangesproken op hun mening (regelmatig in het Engels, hetgeen een additioneel leermoment vormt voor studenten). Eindkwalificatie 7: Samenwerking De wijze waarop de vakken in de master worden gedoceerd leert studenten discussiëren en gefundeerd uitkomen voor hun opvatting. Dankzij de kleinschaligheid van de opleiding is goede discussie ook mogelijk. Studenten kunnen zich moeilijk verschuilen in groepen van tien tot vijftien personen. Het discussiëren op basis van wetenschappelijk gefundeerde argumenten is een kernonderdeel in alle cursussen.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
53
Eindkwalificatie 8: Communicatie In de master vormt het schrijven van essays een tentamenonderdeel bij de vakken: Culture and Economic Behavior; Economic Growth, Opennes and Financial Development; Comparative Analysis of Economic Systems; Methodologische aspecten van economisch onderzoek; Globalization and Location. Bij het schrijven speelt logische argumentatie een belangrijke rol. Studenten ervaren de hoge schrijfdichtheid van de opleiding soms als intensief, maar het is een bewuste keuze om het schrijfonderdeel goed te trainen met het oog op de beroepspraktijk. Overigens trachten de betrokken docenten in samenspraak met de mastercoördinator de piekbelasting rondom het schrijven te minimaliseren. Eindkwalificatie 9: Zelfsturing Uiteindelijk wordt deze vaardigheid het beste getoetst in de masterthesis. Dat is de afsluiting waarmee studenten laten zien dat ze in staat zijn om zelfstandig door middel van een kritische analyse een door hen gekozen probleem individueel uit te werken. Omdat de begeleiding in handen is van vakdocenten die op het desbetreffende terrein onderzoek doen, worden studenten uitgedaagd om op de grens van het wetenschappelijk onderzoek hun thesisonderwerp uit te werken. Studenten krijgen dankzij de aansluiting met lopend onderzoek van vakdocenten een goed idee van de laatste inhoudelijke ontwikkelingen en leren op deze manier hoe dergelijke ontwikkelingen te benaderen. Eindkwalificatie 10: Zelfstandig leren Bij verschillende vakken wordt deze vaardigheid getraind, bijvoorbeeld bij Culture and Economic Behavior, waarin in korte tijd omvangrijke opdrachten moeten worden gemaakt. Bij deze opdrachten verschuift de rol van de docent van (minder) sturend naar (meer) coachend. Studenten worden getraind om zelfstandig informatie te absorberen, een mening te vormen en deze mondeling en/of schriftelijk te verdedigen. Ook in het vak Methodologische aspecten van economisch onderzoek leidt de opzet van het zelfstandig schrijven van het seminarpaper tot de vaardigheid om autonoom een inschatting te maken van de grenzen van de beschikbare kennis en vaardigheden. Oordeel Bacheloropleiding: De commissie vindt dat in de zelfstudie een helder overzicht wordt gegeven hoe de eindkwalificaties in de opleiding zijn terug te vinden qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Ook heeft zij kennisgenomen van de ‘kruistabel’ waarin alle vakken van de bacheloropleiding worden gerelateerd aan de eindkwalificaties. De commissie is van mening dat de opleiding zodanig is opgebouwd dat de eindkwalificaties te verwezenlijken zijn. Masteropleiding: De commissie vindt dat in de zelfstudie een helder overzicht wordt gegeven hoe de eindkwalificaties in de opleiding zijn terug te vinden qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Ook heeft zij kennisgenomen van de ‘kruistabel’ waarin alle vakken van de masteropleiding worden gerelateerd aan de eindkwalificaties. De commissie is van mening dat de opleiding zodanig is opgebouwd dat de eindkwalificaties te verwezenlijken zijn. Zoals de commissie reeds bij Facet 1 vermeldde zijn de doelstellingen van de masteropleiding gericht op de main stream economics in plaats van invulling conform het Nijmeegse model.
54
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving De zelfstudie stelt: Bachelorprogramma: Integratie en toepassing vormen een belangrijke voorwaarde voor effectief en efficiënt leren. Deze leeractiviteiten behoren tot de centrale uitgangspunten van het bachelorprogramma. De samenhang in het programma is gewaarborgd door integratie langs verticale en horizontale lijnen. Deze culmineren in de bachelorthesis (blokken 3 en 4 van het tweede semester van het derde jaar). Horizontale integratie Niveau en inhoud van de propedeuse Het niveau van de propedeuse is grotendeels inleidend. Veel aandacht gaat evenwel uit naar het leren denken en handelen als wetenschappers. Studenten krijgen niet zozeer een overmaat aan overzichtskennis te verwerken, maar worden geconfronteerd met wetenschappelijke debatten, confrontaties tussen strijdige concepten, het leren toepassen van wetenschappelijke begrippen op maatschappelijke situaties en het doen van eenvoudig onderzoek. Het eerste jaar bestaat voor de helft uit cursussen met een disciplineoverstijgende opzet. De andere helft bestaat uit disciplinespecifieke cursussen. De ‘bredere’ cursussen plaatsen de economische wetenschap in de context van de managementwetenschappen en laten de economiestudent kennismaken met de verschillende verschijningsvormen van die managementwetenschappen. Aan de orde komen: het perspectief waaronder de wereld wordt waargenomen, de hoofdlijnen van theorie en analyse, de basismethoden en technieken van onderzoek, de basisvaardigheden van een wetenschappelijk beleidsmedewerker en onderzoeker. Disciplinespecifieke cursussen zijn bijvoorbeeld micro- en macro-economie en Inleiding Accounting & Finance. De propedeuse sluit af met het project Corporate Governance en Kapitaalmarktmodellen waarin de kennis wordt geïntegreerd in combinatie met vaardigheidtrainingen op het vlak van zelfstandig opzetten en uitvoeren van een onderzoeksproject alsmede het mondeling en schriftelijk presenteren van de resultaten. Niveau en inhoud van het tweede en derde studiejaar Het tweede en het derde studiejaar dient ter verbreding en verdieping van de economische kennis die in de propedeuse is opgedaan. In het eerste semester staat verbreding van de economische kennis centraal. Aan bod komen methodologie van de economie, internationale economie en monetaire economie. In het tweede semester van het tweede studiejaar verschuift het accent in het onderwijs naar verdieping en specialisatie. Bovendien vormt het tweede jaar het uitgangspunt voor de drie trajecten binnen de bachelor: Accounting & Finance, Financiële economie, Internationale economie. De bedoelde verdieping wordt gewaarborgd door de samenhang binnen het pakket. Hierbij valt te denken aan oplopend kennisniveau op deelterreinen, bijvoorbeeld van eenvoudige rekenkunde naar complexe financieringsmodellen. De breedtedimensie blijft aanwezig en wordt gewaarborgd door de samenstelling van het traject, zoals gebeurt in de koppeling van ondernemingsfinanciering QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
55
aan algemeen economische ontwikkelingen (met name rente en wisselkoersen). Het aanbod van de vakken garandeert dat een student in de breedte voldoende ‘getraind’ wordt. Voor elk traject is één van de kernhoogleraren verantwoordelijk voor de onderlinge afstemming van blokken. Jaarlijks worden de trajecten op een speciale voorlichtingsmiddag aan de eerstejaarsstudenten gepresenteerd, zodat de studenten vervolgens weloverwogen keuzes kunnen maken. Net als in het eerste jaar wordt het tweede jaar afgesloten met een project waarin de kennis en de verschillende vaardigheden worden geïntegreerd. In het derde jaar vormt de bachelorthesis het moment waarop horizontale (en verticale) integratie specifiek is ingebracht en wordt getoetst. In het derde jaar wordt vrije ruimte gecreëerd om studenten een minor te laten volgen, of om ze in het kader van de internationalisering betere mogelijkheden te bieden voor uitwisseling met een buitenlandse gastinstelling. Bij de keuzevakken gaat het om vakken van eigen vakdocenten Economie, keuzevakken van andere opleidingen van de Faculteit der Managementwetenschappen, in het bijzonder Politicologie, Bedrijfswetenschappen, en Omgevingswetenschappen en eventueel vakken van buiten de faculteit. Op facultair niveau wordt sinds 2005-2006 een aantal minors aangeboden bestaande uit een logische samenhangende combinatie van vakken: minor Bedrijfswetenschappen, minor Politicologie, minor Bestuurskunde. Er wordt ook een minor Economie, met een omvang van 24 ECTS-studiepunten, aangeboden aan de overige opleidingen binnen de faculteit . Studenten ontvangen bij het succesvol afsluiten van een minor een certificaat bij het afronden van de bacheloropleiding. Verticale integratie De verticale integratie krijgt gestalte in drie verschillende trajecten alsook in de doorgaande lijn van methodenvakken (zie onderstaande illustratie). De drie trajecten bestaan uit een combinatie van basisvakken en 6 ECTS-studiepunten Capita Selecta. Voor de inhoud en vorm van de laatste is de trajectcoördinator (de betreffende kernhoogleraar) verantwoordelijk. De Capita Selecta veronderstellen en bouwen voort op een hoog niveau van basiskennis om zo vakoverstijgende kennis en vaardigheden te ontwikkelen en te toetsen. Tijdens de informatiebijeenkomst bij de start van het derde jaar worden de verschillende Capita Selecta thema’s door de betreffende hoogleraar gepresenteerd, opdat deze mede kunnen dienen ter inspiratie voor onderwerpkeuze voor de bachelorthesis en de keuze voor de invulling van de vrije ruimte. Illustratie verticale integratie methodenvakken Het inhoudelijk programma van de opleiding kent een minimale overlap en er wordt maximaal voortgebouwd op kennis en vaardigheden die in een eerdere fase van de opleiding zijn opgedaan. In aanvulling op kennisopbouw binnen de trajecten, kennen de methodenvakken een trajectoverstijgende verticale integratie. Het gaat om een combinatie van hoorcolleges, werkcolleges en opdrachten. Het eerstejaarsvak Onderzoeks- en interventiemethodologie A gaat om het opstellen van onderzoeksvragen, ontwikkelen van conceptuele modellen, operationaliseren, onderzoeksdesigns, validiteit en waarnemingstechnieken. In het daarop volgende blok 2 leren studenten in de vakken Wiskunde en financiële rekenkunde en Inleiding Accounting & Finance, wiskundige technieken als maximaliseren, respectievelijk minimaliseren en de methode van Lagrange gebruiken. Gecombineerd met de cursus Inleiding Accounting & Finance leren studenten bedrijfseconomische beslissingen rekenkundig uit te werken. Het berekenen van contante 56
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
waardes en investeringsbeslissingen staat centraal. In brede zin gaat het om analysetechnieken die de student nodig heeft in zijn rol als financieel manager. In het tweede semester van het eerste studiejaar leren studenten verklarende en beschrijvende statistiek (correlatie, enkelvoudige regressie) mede aan de hand van software (SPSS) gebruiken in het vak Onderzoeks- en interventiemethodologie B. De economische uitwerking en aanscherping van de aangeleerde technieken keert terug in een vak als Micro- en macro-economie 1. In het tweede jaar kunnen studenten kiezen voor één van de drie beschreven trajecten. Iedere student volgt het vak Methodologie van de economische wetenschap. Daarin worden methodologie en methode gecombineerd. Het methodologische deel bouwt voort op de wetenschapsfilosofische inzichten van het eerstejaarsvak Onderzoeks – en interventiemethodologie A en gaat om vragen als ‘wat is goed onderzoek?’, ‘wat betekent de veronderstelling van economische rationaliteit?’ en ‘Zijn voorspellingen het doel van de (economische) wetenschap?’ Het methodische deel bouwt voort op de cursus Wiskunde en financiële rekenkunde en behandelt met behulp van geavanceerde software (SPSS, introductie in E-Views) analyserende statistische methoden. In het tweede semester worden deze technieken verder ontwikkeld in het vak Methoden en technieken van economisch onderzoek (tijdreeksanalyse, co-integratie, unit roots). De economische toepassing en uitwerking van deze methoden vindt onder meer plaats binnen de drie verschillende profielen. Masteropleiding: Aan de huidige mastervarianten Internationale economie en Financiële economie wordt in 2007-2008 een derde toegevoegd: Accounting & Finance. De varianten bieden een coherent geheel van cursussen die zowel in de breedte als in de diepte opleiden tot de bedoelde variant. Deze coherentie wordt gewaarborgd door integratie langs verticale en horizontale lijnen. De masterthesis in het tweede semester is het sluitstuk van deze integratie. De horizontale integratie binnen de varianten krijgt vorm door de inhoudelijke combinatie van toepasselijke kernvakken. Naast deze kernvakken reiken de varianten toegesneden methoden en methodologiekennis aan. Met de keuze voor het thema in het seminarpaper kan de student reeds in het eerste semester invulling geven aan zijn mastervariant. De verticale integratie krijgt naast de inhoudelijke samenhang vooral gestalte langs twee lijnen. In de eerste plaats is dat een methodische lijn. Daarmee wordt bedoeld dat studenten in het eerste semester methoden en technieken aangeleerd krijgen die in daarop volgende vakken gebruikt en toegepast worden. De tweede lijn betreft de vaardighedenlijn. In het tweede semester leren studenten zelfstandig een literatuurstudie doen waarin ze openstaande vragen inventariseren. Deze vaardigheid vormt een noodzakelijk startpunt bij het schrijven van de afsluitende masterthesis. Ook vaardigheden op het terrein van presenteren, kritiseren en reflecteren worden gedurende het masterjaar opgebouwd. Zo wordt in de cursus Globalisation and Location van studenten verwacht dat ze een artikel bespreken, waarna ze feedback ontvangen van de docent. De feedback heeft het karakter van een wetenschappelijke review. In het tweede semester wordt bij de cursus Culture and Economic Behavior van studenten verwacht dat zij aan het eind van de cursus zelf een dergelijke review kunnen schrijven.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
57
Oordeel Bacheloropleiding: De commissie stelt vast dat de zelfstudie een duidelijke onderbouwing geeft van de samenhang in de opbouw van de opleiding. In het gesprek met de bachelorstudenten heeft de commissie vernomen dat zij de samenhang ervaren in een duidelijke opbouw en volgorde van de vakken en weinig overlap. Verder vinden er per semester evaluaties plaats om de samenhang te bewaken. Masteropleiding: De commissie stelt vast dat de zelfstudie een duidelijke onderbouwing geeft van de samenhang in de opbouw van de opleiding. In het gesprek met de masterstudenten en -docenten heeft de commissie vernomen dat in de vernieuwde master per 2007-2008 het gemeenschappelijke vak Comparative Analysis of Economic Systems is verschoven naar het tweede jaar van de bacheloropleiding in verband met de geconstateerde overlap. De commissie stelt dat men bij de opleiding de vinger aan de pols houdt. Het gemeenschappelijke vak Plural Perspectives on Economics is nieuw opgenomen. De commissie concludeert dat het opleidingsbestuur de samenhang kritisch blijft evalueren. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving De zelfstudie stelt: Bacheloropleiding: De overgang van het stelsel van studiepunten naar ECTS-studiepunten heeft in het studiejaar 2002-2003 plaatsgevonden. Daarbij zijn eerst de bestaande studiepunten herberekend tot ECTS-studiepunten. In het studiejaar 2003-2004 is begonnen met de overgang naar vakken van 6 ECTS-studiepunten. Met de ingang van het studiejaar 2006-2007 hebben alle vakken in de bacheloropleiding een uniforme omvang van 6 ECTS-studiepunten, met uitzondering van de bachelorthesis die 12 ECTS-studiepunten kent. In de cursusplannen, zoals opgenomen in de cursusdossiers, wordt naast een omschrijving van inhoud, doelstellingen, werkvormen, literatuur en toetsing ook een berekening van de studielast gemaakt. Daarbij wordt als uitgangspunt het aantal studiebelastingsuren genomen (bij 6 ECTS-studiepunten is dat circa 168 uur). Daarop wordt in mindering gebracht het aantal contacturen, tijd voor het maken van opdrachten en het tentamen. De resterende tijd levert dan via een vast aantal pagina’s per uur het totale aantal pagina’s literatuur op dat de student(e) dient te bestuderen. Gegevens over de feitelijke studielast worden verzameld via de cursusevaluaties. Bij alle evaluaties wordt de tijdsinvestering door studenten tot en met de eerste tentamengelegenheid vergeleken met de tijd die voor een cursus staat. De evaluatieresultaten laten zien dat de (door studenten ervaren) studiebelasting per cursus sterk kan verschillen. Dat heeft onder andere te maken met de moeilijkheidsgraad van de literatuur en de opdrachten. De projecten worden doorgaans als zwaarder beoordeeld. Met 58
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
de overgang van de vakken naar 6 ECTS-studiepunten wordt de belasting per cursus (a) min of meer op vergelijkbaar niveau en (b) meer in de richting van de berekende studiebelasting gebracht. Op semesterniveau wordt toegezien op een evenwichtige verdeling van de studielast over de week. Daar worden immers de onderwijsvormen van de cursussen bepaald alsook wat de studenten voor de verschillende cursussen dienen te doen en in welk tijdsbestek. De bachelorcoördinator heeft hierin een coördinerende rol. Van studenten wordt een actieve inzet verwacht die qua omvang en intensiteit aansluit bij de geplande studielast. Dit is in overeenstemming met de doelen die het College van Bestuur heeft geformuleerd in zijn nota over de strategie van de Radboud Universiteit Nijmegen: ‘De kracht van kwaliteit’; Strategisch plan 2005-2009. Het streven is om het aantal uren dat de student(e) aan de studie besteedt te verhogen naar minimaal 35 uur per week. Daarnaast heeft het College aan de verdeling van de extra middelen voor de versterking en intensivering van het onderwijs de eis verbonden dat het aantal contacturen in het eerste semester van de propedeuse wordt opgehoogd tot minimaal vijftien uur per week. Doel is onder andere om de student(e) te activeren, en sneller en gerichter te kunnen selecteren. Een en ander is met ingang van het studiejaar 2006-2007 gerealiseerd door meer werkcolleges, practica en student-docentinteractie. Bij het facet beoordeling en toetsing wordt verder ingegaan op de spreiding van de gelegenheden voor tentamens en herkansingen. Masteropleiding: De berekening van de studielast gaat uit van het aantal studiebelastingsuren (bij 6 ECTS-studiepunten is dat circa 168 uur). Daarop wordt in mindering gebracht het aantal contact-uren, tijd voor het maken van opdrachten en het tentamen. De resterende tijd levert dan via een vast aantal pagina’s per uur het totale aantal pagina’s literatuur op dat de student(e) dient te bestuderen. In vergelijking met de bacheloropleiding – zeker de eerste twee jaar – is de zelfstandigheid groter in de master. Dat komt onder meer tot uitdrukking in het relatief lager aantal collegebijeenkomsten en meer studietijd in de vorm van opdrachten. De cursus Culture and Economic Behavior kan als voorbeeld dienen. Deze kent zes bijeenkomsten om de anderhalve week. Ter voorbereiding van elke bijeenkomst worden studenten geacht kritische reviews te schrijven van de te bediscussiëren stof. Deze wordt op de bijeenkomsten zelf bediscussieerd. Daarbij gaat het dus minder om directe kennisoverdracht door de docent dan om interpretatie van de stof onder leiding van de docent. Toetsing van dit vak vindt plaats door middel van een review van een artikel uit een A-tijdschrift. Op semesterniveau ziet de mastercoördinator toe op een evenwichtige verdeling van de studielast over de weken. Hij heeft het totaal overzicht van de inhoud van de mastercursussen en overlegt vooraf met de betrokken docenten over de timing van omvangrijke opdrachten en papers. Op die manier wordt geprobeerd onnodige piekbelasting te voorkomen. Het schema dat aldus ontstaat wordt tijdens de eerste bijeenkomst van het semester aan studenten gegeven en toegelicht. Ook docenten krijgen het uiteindelijke schema uitgereikt, zodat men op de hoogte is van piekmomenten bij andere cursussen. Tot slot is het schema ook een van de uitgangspunten van de besprekingen die de mastercoördinator voert met de panelgroep van de masteropleiding. Op die manier kunnen onvoorziene knelpunten in de planning worden besproken en, wanneer dat mogelijk is, kan actie worden ondernomen om deze uit de weg te ruimen. Het gebruik van deze schema’s benadrukt dat van de masterstudent een hoge mate van zelfredzaamheid wordt verwacht. Studenten wordt slechts met één overzicht duidelijk gemaakt wanneer QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
59
er bijeenkomsten en deadlines zijn, hoe ze die halen is aan henzelf. Studenten worden geacht de (grote) opdrachten en papers die gedurende de masteropleiding moeten worden vervaardigd in hoge mate zelfstandig uit te werken. Hierin is wel een opbouw voorzien. Het proces gaat van enigszins voorgestructureerde opdrachten binnen vakken aan het begin van de masteropleiding, via essay-opdrachten en het seminarpaper als omvangrijke onderdelen van vakken later in de masteropleiding tot de vaardigheid om zelfstandig een economisch onderzoek te verrichten in de masterthesis. In vergelijking met de bacheloropleiding wordt dus relatief minder tijd in een collegezaal doorgebracht en dient er meer tijd zelfstandig ingepland te worden. De tussentijdse ‘voortgangsbewaking’ neemt in de loop van het jaar ook af in intensiteit. Bij vakken is meer direct zicht van de docent op de voortgang dan bij het schrijven van het seminarpaper. In dit laatste geval is het de bedoeling dat een student met ongeveer drie bijeenkomsten het onderzoek afrondt (bespreking idee, bespreking concept, verdediging paper). Ook bij de vervaardiging van de masterthesis wordt een grote mate van zelfstandigheid verwacht, hoewel vanwege de omvang van het project het aantal contactmomenten dan natuurlijk groter is dan bij het seminarpaper. Door de stapsgewijze organisatie van dit proces tot zelfstandig economisch onderzoeker (collegespecifieke opdrachten naar papers binnen vakken via het seminarpaper naar de masterthesis) is de kans geminimaliseerd dat studenten tijdens dit proces ontsporen. Omdat de mastercoördinator weet in welke fasen de verschillende masterstudenten zich bevinden kan deze in samenwerking met de studieadviseur een vinger aan de pols houden om eventuele problemen (studiegerelateerde en/of persoonlijke) in een vroeg stadium te constateren. In vergelijking met de bacheloropleiding is de verantwoordelijkheid van de student groter, maar onnodige vertraging kan hierdoor voorkomen worden. Daarbij helpt het dat de mastercoördinator als coördinerend en uitvoerend docent betrokken is bij een tweetal vakken in het eerste semester van de masteropleiding. Studenten kennen de mastercoördinator mede daardoor goed (en omgekeerd), hetgeen de drempel om met hem te spreken over problemen verlaagt. De kleinschaligheid van de opleiding biedt op dit punt absoluut een onmiskenbaar voordeel. Dergelijke vangnetten zijn veel lastiger te organiseren bij grotere aantallen studenten. Op dat punt ligt dan ook een uitdaging voor de toekomst. Oordeel Bacheloropleiding: In de gesprekken met het opleidingsbestuur, de studenten en de docenten van de bacheloropleiding is het thema studeerbaarheid uitgebreid aan de orde gesteld. Gekoppeld aan de lage rendementen is de studeerbaarheid een punt van zorg bij de visitatiecommissie ook in Nijmegen. Het Faculteitsbestuur herkent het probleem; het speelt niet alleen bij Economie. De faculteit kent geen Bindend Studie Advies, maar heeft de zogenaamde P-in-2 regel sinds 1 september 2002 ingevoerd. Daarbij verliezen behaalde propedeusetentamens hun geldigheid, wanneer niet twee jaar na het behalen van het tentamen het propedeusegetuigschrift wordt gehaald. Studenten mogen reeds tentamens in het tweede jaar afleggen indien zij in de propedeutische fase (OER 2006-2007): • •
minimaal 42 ECTS-studiepunten hebben behaald, en minimaal 1 cursus methoden en technieken (Onderzoeks- en Interventiemethodologie; OIM A of OIM B) en de cursussen Academische vaardigheden en Economie van de managementwetenschappen met voldoende resultaat hebben afgerond.
60
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Wel bleek uit gesprekken met individuele studenten dat zij positief oordelen over de studeerbaarheid. Veel studenten hebben activiteiten naast de studie. Ook werd de zogenaamde M-in-2 regel genoemd: studenten van het Nijmeegse bachelorprogramma mogen aan een masteropleiding binnen de faculteit beginnen, mits zij maximaal twee vakken uit de bacheloropleiding hebben openstaan niet zijnde de bachelorthesis. Bij drie openstaande vakken wordt de studieduur van de bachelor minimaal vier jaar, aangezien de instroom in de masteropleidingen éénmaal per jaar plaatsvindt. Toch wil de commissie opmerken dat enkele struikelvakken (bijvoorbeeld OIM A) nadere aandacht verdienen, dat de gesprekken met studenten met onvoldoende resultaat in het eerste jaar eerder plaats dienen te vinden, en dat afspraken met achterblijvende studenten meer dienen te worden geformaliseerd. Wel verwacht de commissie een positief resultaat van de intensivering van het eerstejaarsonderwijs en van de noodzakelijke consolidatie van de veranderingen van de afgelopen jaren. Masteropleiding: In de gesprekken met individuele masterstudenten heeft de commissie vernomen dat de studenten positief oordelen over de studeerbaarheid van de masteropleiding. Het programma is goed te doen in een jaar. De M-in-2 regel vertekent het beeld van de studieduur. De studenten nemen een studielast uit de bacheloropleiding mee, volgen een op zich zware masteropleiding en besteden veel tijd aan hun masterthesis die als visitekaartje wordt beschouwd. De hoge eisen die aan de scriptie worden gesteld, hetgeen de commissie positief beoordeeld, zouden van invloed kunnen zijn op het rendement. Echter de studenten kiezen ervoor. Van de mastercoördinator vernam de commissie dat er nog meer verschillende redenen kunnen zijn voor de langere studieduur: studenten met een dubbele studie, met veel activiteiten naast de studie, studenten die stage doen, ziek zijn of weken naast de studie. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving De zelfstudie stelt: Bacheloropleiding: Toelatingseisen Studenten met een vwo-diploma hebben toegang tot de bacheloropleiding Economie mits zij Economie 1 in hun vakkenpakket hebben. Vwo-ers met het profiel Cultuur en Maatschappij dienen bovendien wiskunde A1, 2 of wiskunde B1 in hun vakkenpakket te hebben. Studenten met een hbo-propedeusediploma (en met een havo-achtergrond) kunnen in de bachelor instromen indien zij economie 1, wiskunde A1, 2 of B1 op vwo-eindexamenniveau hebben behaald. QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
61
Studenten met een buitenlandse vooropleiding kunnen door het College van Bestuur tot de opleiding worden toegelaten na advies van de examencommissie Economie. De werving van buitenlandse studenten wordt facultair georganiseerd en op het niveau van de instelling ondersteund. In aanvulling daarop zijn er opleidingsspecifieke initiatieven om de instroom van buitenlandse studenten te bevorderen. De werving richt zich in eerste instantie op studenten die een deel van hun studie in Nijmegen willen volgen (via Socrates, ISEP, en dergelijke). Een belangrijk instrument hierbij is de jaarlijkse ECTS-guide, een studiegids waarin alle programma’s en cursussen van de Radboud Universiteit staan beschreven en relevante informatie te vinden is ten aanzien van de door te lopen procedures. Uiteraard is alle informatie ook via de website in te zien en op te halen. De toelatingseisen zijn vastgelegd in de OER en opgenomen in de studiegids. Omvang en aard van de instroom De faculteit heeft in 2001 de bachelor-masterstructuur ingevoerd. In Tabel 4 is de instroom in de propedeuse van de bachelor Economie voor de periode 2001-2005 weergegeven. Onderstaande gegevens zijn afkomstig uit het eigen studievoortgangsregistratiesysteem. Conform de VSNU-definities worden tot de instroom in de propedeuse gerekend, die studenten die zich in het betreffende studiejaar voor de eerste maal bij de opleiding inschrijven en die bij geen andere opleiding een inschrijving hebben. De instroom in de propedeuse van de bacheloropleiding vertoont een gestage toename, waarbij het percentage studenten met een vwo-diploma steeds rond de 90% ligt. De opleiding streeft naar een instroom in de propedeuse van 75 vwo-studenten in 2008-2009. Tabel 4: Instroom propedeuse bacheloropleiding Economie Cohort 2001 - 2002 2002 - 2003 2003 - 2004 2004 - 2005 2005 - 2006
Mannen N % 21 84 15 65 29 88 32 82 44 76
Vrouwen N % 4 16 8 35 4 12 7 18 14 24
Vwo N % 22 88 21 91 29 88 36 92 54 93
Overig N % 3 12 2 9 4 12 3 8 4 7
Totaal N
25 23 33 39 58
Bronnen: bestanden met studieadviezen en ISIS
Tabel 5 geeft een overzicht van alle studenten die ingeschreven staan voor de bachelor- en masteropleiding Economie gezamenlijk. Het percentage vrouwelijke studenten varieert van 18 tot 28%. Dit verschilt niet wezenlijk van het landelijk beeld. Tabel 5: Totaal aantal ingeschreven studenten Economie Jaar 2001 - 2002 2002 - 2003 2003 - 2004 2004 - 2005 2005 - 2006
mannen N
98 110 148 172 176
%
72 72 82 80 78
Vrouwen N
38 43 33 44 51
%
Totaal 28 28 18 20 22
136 153 181 216 227
Bron: ISIS 62
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
In Tabel 6 is het totale aantal ingeschreven studenten uitgesplitst naar vooropleiding. Het percentage studenten met een hbo-opleiding is redelijk constant over de afgelopen vijf jaar en bedraagt ongeveer een vijfde van het totale aantal ingeschreven studenten. Een klein aantal studenten (de laatste jaren 2-4%) begint op basis van een hbo-propedeusediploma aan de bacheloropleiding. Tabel 6: Totaal aantal ingeschreven studenten Economie, uitgesplitst naar vooropleiding Jaar 2001 - 2002 2002 - 2003 2003 - 2004 2004 - 2005 2005 - 2006
Vwo N 89 102 122 140 158
% 65 67 67 65 70
Hbo N
31 34 41 56 47
%
23 22 23 26 21
Hbo-p N 8 10 7 5 8
%
6 7 4 2 4
Overig N 8 7 11 15 14
%
Totaal 6 5 6 7 6
136 153 181 216 227
Bron: ISIS
Aansluiting van het programma bij de kwalificaties van de instroom Voorlichting Kwaliteit en kwantiteit van de instroom worden mede beïnvloed door de voorlichtingsactiviteiten. De faculteit hecht grote waarde aan een goede en juiste voorlichting. Voorlichting geschiedt vanuit het perspectief ‘de juiste student op de juiste plaats’. Vanuit dit perspectief organiseert de faculteit voor aanstaande studenten uiteenlopende studievoorlichtings- en aansluitingsactiviteiten. De organisatie van voorlichtingsactiviteiten vindt in hoofdzaak op faculteitsniveau plaats; in de inhoudelijke uitvoering participeren naast studieadviseurs, vakdocenten en studenten van de opleiding Economie. De voorlichtingsactiviteiten beslaan de hele bovenbouwperiode van het vwo. • •
•
•
Er zijn speciale 4-vwo dagen (2x per jaar). Naast algemene voorlichting over Economie, verzorgt de opleiding workshops over economische onderwerpen. Voor 5- en 6-vwo-ers zijn er proefstudeerdagen en de Nijmeegse Tweedaagse. Op de proefstudeerdagen krijgen de leerlingen onderwijs aangeboden over een actuele casus op de voor de faculteit kenmerkende kleinschalige manier. In de Nijmeegse Tweedaagse maken leerlingen uit 5- of 6-vwo intensief kennis met hoorcolleges, werkgroepen en practica binnen de opleiding Economie. De scholieren worden tijdens de Tweedaagse van de opleiding Economie begeleid door studenten van ESV. De hoor- en werkcolleges worden verzorgd door vakdocenten van de opleiding, waarbij veelal wordt ingespeeld op de actualiteit. Gepoogd wordt om de leerlingen op deze wijze een realistisch beeld te geven van de opleiding. Specifiek voor 6-vwo-ers zijn er meeloopdagen (3x per jaar). Anders dan de proefstudeerdagen en de Nijmeegse Tweedaagse, waar een speciaal programma voor de deelnemers wordt georganiseerd, sluiten deelnemers op meeloopdagen daadwerkelijk aan bij onderwijsactiviteiten die voor reguliere studenten op die dag plaatsvinden. Algemene Voorlichtingsdag: de eerste zaterdag van november en april worden in vier rondes de verschillende opleidingen gepresenteerd. Meestal is er ook een aparte voorlichtingsronde voor hbo-instromers. Verder is er informatie over alles wat met studeren te maken heeft (huisvesting, studentenleven, cultuur, sport, ontspanning en studentenverenigingen). Deze dag is met name gericht op 5- en 6-vwo’ers. Uit IOWO-onderzoek blijkt dit het belangrijkste moment voor scholieren om kennis te maken met de Radboud Univer-
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
63
•
siteit. Mede daarom heeft de opleiding Economie besloten dat deze voorlichting wordt verzorgd door senior docenten, in veel gevallen hoogleraren. Ten slotte is er begin juni een laatbeslissersdag voor vwo-leerlingen die nog twijfelen over hun studiekeuze.
Naast voorlichting aan vwo-leerlingen over de inhoud van de opleiding Economie, besteedt de opleiding ook aandacht aan docenten. • •
Jaarlijks worden schooldecanen geïnformeerd door middel van een jaarlijks terugkomende schooldecanendag en worden regionale decanenkringen bezocht. De opleiding Economie heeft in 2003 en 2005 en een docentendag Economie georganiseerd. Tijdens deze dagen worden docenten bijgepraat over ontwikkelingen in de opleiding en wordt een actueel economisch thema belicht door sprekers van binnen en buiten de faculteit. De docentendagen blijken zeer succesvol. Ze kenden een overinschrijving van 100% (er is slechts plaats voor 100 docenten) en goede evaluaties. Ze worden een vast element in de voorlichting.
Aansluiting In de tweede helft van de jaren negentig is het studiehuis ingevoerd. Het studiehuis stelt zich ten doel om zelfstandig en actief studeergedrag te bevorderen als voorbereiding op wetenschappelijk onderwijs. De opleiding Economie heeft haar werkvormen daarop afgestemd, door meteen in de propedeuse een beroep te doen op zelfstandig en actief studeergedrag. Dit is ook conform het facultaire beleid op het gebied van studentactiverend onderwijs (zie ook Facet 10). Op universitair niveau is zes jaar lang (1998-2004) een projectgroep actief geweest met de opdracht de aansluiting tussen vwo en wo te verbeteren. In deze zes jaar is een groot aantal projecten uitgevoerd op dit gebied. Onder andere de docentendagen Economie zijn in het kader van dit project geïnitieerd. Vanaf 2000 wordt door het IOWO jaarlijks een onderzoek uitgevoerd onder eerstejaarsstudenten die direct afkomstig zijn uit het vwo, om na te gaan hoe zij de aansluiting tussen hun opleiding en het vwo ervaren. Uit dit onderzoek blijkt dat de aansluiting wat vaardigheden betreft beter is geworden, vergeleken met de mening van studenten oude stijl in 2000, en de aansluiting met de vakinhoud wat minder wordt beoordeeld. In de loop der jaren zijn deze verschillen echter steeds kleiner geworden. Dit algemene beeld geldt ook voor economiestudenten. Wel blijkt uit het laatste onderzoek dat studenten Economie iets vaker vinden dat de eisen die gesteld worden bij het zelfstandig aanpakken van studietaken en onderzoeksopdrachten minder goed aansluiten op hun vwo-opleiding. Door de aandacht voor academische vaardigheden in de eerste helft van de propedeuse te vergroten en ook verder het onderwijs in de propedeuse te intensiveren wil de opleiding hierin verbetering brengen. Masteropleiding: De instroom in de masteropleiding Economie bestaat uit studenten die in het bezit zijn van een universitair bachelordiploma en studenten die in het bezit zijn van een hbo-bachelordiploma. De laatste categorie moet een schakelprogramma doorlopen, dat bij afronding met goed gevolg toegang geeft tot de masteropleiding Economie. Afhankelijk van de vooropleiding – wo-bachelor dan wel hbo-bachelor – gelden de volgende toelatingseisen.
64
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Studenten met een afgeronde universitaire bacheloropleiding Economie kunnen direct in de masteropleiding Economie instromen. Studenten van de bacheloropleiding Economie van de Radboud Universiteit worden voorwaardelijk toegelaten tot de masteropleiding, indien ze niet meer dan twee vakken (12 ECTS-studiepunten) hebben open staan uit het gehele bachelorcurriculum. Studenten met een bachelor van een andere opleiding dan Economie, behaald in Nederland of in het buitenland, dienen voorafgaand aan de masteropleiding een schakelprogramma te volgen. Een uitzondering wordt gemaakt voor studenten die een bachelor hebben behaald aan de Faculteit der Managementwetenschappen. Zij kunnen instromen in de masteropleiding Economie, wanneer zij een aantal aanvullende cursussen uit het bachelorprogramma Economie met succes hebben afgerond. De zelfstudie geeft een overzicht van de vereiste vakken. Hbo-bachelors die een academische master Economie willen behalen moeten, voordat ze worden toegelaten tot de masteropleiding, een schakelprogramma met goed gevolg hebben afgerond. De opleiding hanteert een lijst van hbo-opleidingen waarvan de studenten met een hbo-diploma van deze opleidingen automatisch worden toegelaten tot het schakelprogramma: De inhoud van het schakelprogramma is afhankelijk van de mastervariant die een student wil volgen. De zelfstudie geeft een overzicht van de inhoud van deze schakelprogramma’s. Bij het succesvol afronden van het schakeljaar wordt een bachelorverklaring verstrekt, dus geen bachelordiploma. Deze bachelorverklaring geeft uitsluitend toegang tot een van de varianten van de masteropleiding Economie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Voor andere hbodiploma’s kan een schakelprogramma worden aangevraagd bij de examencommissie Economie. Dit kan betekenen, dat onderdelen worden toegevoegd aan het schakelprogramma. Omvang en aard van de instroom De masteropleiding is in 2002 van start gegaan. Tabel 7 geeft het aantal ingestroomde studenten weer, dat in de periode 2002-2006 deelnam aan de masteropleiding. Er zijn nog geen betrouwbare KUO-cijfers voor de instroom in masteropleidingen. Tabel 8 geeft het totaal aantal ingeschreven studenten bij de masteropleiding Economie weer. De hier gepresenteerde gegevens komen uit het facultaire studievoortgangsregistratiesysteem. Het grootste deel van de groep studenten die deelnam aan het masteronderwijs, had nog één (de grens is maximaal twee) vakken open staan van de bacheloropleiding en was derhalve voorwaardelijk toegelaten tot het masteronderwijs. Tabel 7: Instroom in de masteropleiding Economie (Bron: ISIS) Cohort 2002 - 2003 2003 - 2004 2004 - 2005 2005 - 2006 2006 - 2007
Mannen N 10 12 17 18 24
Vrouwen % 67% 92% 81% 64% 83%
N 5 1 4 10 5
% 33% 8% 19% 36% 17%
Wo-bachelor HboOverig Totaal bachelor N % N % N % N 8 53% 7 47% 0 0% 15 8 62% 2 15% 3 23% 13 11 52% 7 33% 3 14% 21 11 39% 15 54% 2 7% 28 14 48% 11 38% 4 14% 29
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
65
Tabel 8: Totaal aantal ingeschreven studenten bij de masteropleiding Economie Cohort 2002 - 2003 2003 - 2004 2004 - 2005 2005 - 2006 2006 - 2007
Mannen N 10 22 32 39 49
% 67% 81% 80% 72% 74%
Vrouwen N 5 5 8 15 17
% 33% 19% 20% 28% 26%
Wo-bachelor N 8 16 25 24 31
% 53% 59% 63% 44% 47%
HboOverig Totaal bachelor N % N % N 7 47% 0 0% 15 8 30% 3 11% 27 10 25% 5 13% 40 23 43% 7 13% 54 27 41% 8 12% 66
Aansluiting van het programma bij de kwalificaties van de instroom De instroom uit de universitaire bacheloropleiding Economie is goed voorbereid op de masteropleiding. Een groot deel van de docenten verzorgt zowel in de bacheloropleiding als in de masteropleiding onderwijs. Dat bevordert een goede afstemming van het eindniveau van de bacheloropleiding op het beginniveau van de masteropleiding. Het schakelprogramma is afgestemd op de deficiënties van de hbo-instroom. Het wordt door studenten als zwaar ervaren, maar als zij dit met goed gevolg hebben afgerond, zijn zij net als wo-bachelors goed toegerust voor de masteropleiding. Stafleden van de sectie Economie verzorgen de voorlichting over de masteropleiding aan bachelorstudenten. Voorlichting vindt ook plaats op universitair niveau door het ‘Informatiecentrum bachelor-master’, waar studenten terechtkunnen met vragen. Dit centrum biedt ook informatie aan op een webpagina (mastersite). De Radboud Universiteit Nijmegen heeft bovendien per faculteit een brochure beschikbaar met alle masteropleidingen. Oordeel Bacheloropleiding: De commissie stelt vast dat de formele regelingen voor en de toelatingsvereisten tot de bacheloropleiding op orde zijn. Alhoewel de individuele studenten in de gesprekken geen problemen hebben gemeld met de aansluiting op hun vooropleiding vermoedt de commissie ook hier een probleem op wiskundegebied gelet op de landelijke ontwikkelingen. De commissie acht de voorlichtingsactiviteiten realistisch en toereikend. Masteropleiding: De commissie heeft met het opleidingbestuur de hbo-instroom besproken. De commissie heeft kennisgenomen van de verschillende schakelprogramma’s voor de drie mastervarianten in de OER 2006-2007. De bachelorthesis (12 ECTS-studiepunten) maakt onderdeel uit van de schakelprogramma’s. Ook de schakelstudenten mogen instromen in de masteropleiding met maximaal twee openstaande vakken niet zijnde de bachelorthesis. Het rendement van de schakelprogramma’s is laag. De commissie ziet als mogelijke verklaring dat ook hier enige vakken kunnen worden meegenomen naar het masterprogramma, waardoor het schakelprogramma laat wordt afgesloten. De commissie verbaast zich erover dat er geen beperkingen worden aangegeven over welke vakken meegenomen kunnen worden. De commissie heeft vernomen dat van het cohort 2006-2007 (28 schakelstudenten) de regeling is ingevoerd dat de studenten het schakelprogramma in twee jaar moeten afronden, anders vervalt de geldigheid van alle vakken. Ook heeft de commissie vernomen dat de 66
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
opleiding een evaluatie van de opleidingen met automatische toegang tot de schakelprogramma’s voorbereid. De individuele masterstudenten meldden geen problemen tussen de aansluiting bachelor-master in de gesprekken die de commissie heeft gevoerd. De commissie heeft ook specifiek aan studenten uit het schakelprogramma gevraagd naar het verschil in onderwijs dat zij ervaren hebben tussen hbo en wo. Volgens deze studenten is de manier van denken kritischer, de thesis bevat meer theorie, en men bouwt in het wo vanuit een boek verder kennis actief op. Ook de voorlichting is toereikend en realistisch. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de bacheloropleiding Economie omvat 180 ECTS en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Economics omvat 60 ECTS en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving De zelfstudie stelt: Bacheloropleiding: De coherentie van het bachelorprogramma is geënt op een oplopende moeilijkheidsgraad in drie opeenvolgende fasen. De oriëntatiefase (semesters 1.1 en 1.2) heeft een inleidend en oriënterend karakter. Studenten maken kennis met alle eindkwalificaties en maken zich de basisvaardigheden en deelkwalificaties eigen. Tevens vindt in deze fase selectie plaats. Het uitgangspunt is dat studenten die de eerste twee semesters met goed gevolg doorlopen hebben in principe in staat zijn om de bacheloropleiding Economie met succes af te ronden. De hoofdfase (semesters 2.1, 2.2 en 3.1) bestaat uit een verbreding en verdieping ten einde de vereiste eindkwalificaties te kunnen realiseren. Doordat het geleerde cumuleert, neemt de complexiteit van de situaties waarin de studenten bepaalde kwalificaties moeten tonen toe en worden aan het handelen – zelfstandig en in teams – hogere eisen gesteld. Tijdens de afronQANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
67
dingsfase (semester 3.2) tonen studenten aan dat deze in staat zijn om competent te handelen in een complexe situatie. De studenten moeten – onder begeleiding – een onderzoeksproject uitvoeren waarin een economisch wetenschappelijk probleem op maat en competent wordt aangepakt. Dit project mondt uit in de bachelorthesis. De afsluiting van de bachelor vormen de Conferentiedagen waar studenten hun thesis presenteren en publiekelijk verdedigen ten overstaan van hun medestudenten. In het eindoordeel van de vakdocenten wegen de presentatie en verdediging mee. Centraal bij de vormgeving van het onderwijs staan de recente inzichten over effectief leren: • • • • •
Leren is een constructief proces. Het verwerven van nieuwe kennis verloopt efficiënt wanneer deze aansluit bij eerder verworven kennis, met andere woorden wanneer de student deze nieuwe kennis relateert aan het kennisbestand dat hij/zij op dat moment bezit. Leren is contextgebonden. Informatie wordt beter onthouden wanneer deze in een betekenisvolle context wordt aangeboden. Een cognitief conflict is de stimulus voor leren. Slechts wanneer de student ervaart dat hij/zij op basis van zijn huidige kennis en vaardigheden een probleem of vraag niet kan beantwoorden, zal leren plaatshebben. Leren is een kwestie van extensieve oefening. Expertise in een vakgebied ontstaat door het gebruik van kennis en vaardigheden in verschillende situaties. Hierdoor verwerft men inzicht in welke kennis en vaardigheidstrategieën relevant zijn in welke specifieke situaties. Kennis ontstaat en ontwikkelt zich in een sociale context. Door het samenwerken met anderen (medestudenten en docenten) toetsen studenten hun denkproces en inzichten aan dat van de anderen. Op deze wijze wordt het kennisbestand uitgebreid, verdiept en verfijnd.
Deze vijf algemene karakteristieken van effectief leren zijn in de opleiding op verschillende manieren vertaald: •
•
• • •
68
Naast kennisoverdracht en -ontwikkeling wordt nadrukkelijk gewerkt aan het aanleren van een academische attitude en van academische vaardigheden – dit is cruciaal en is onderdeel van de meerderheid van de vakken. Het begint reeds in het eerste jaar met het kritisch leren lezen van relatief eenvoudige wetenschappelijke teksten in het vak Academische vaardigheden. Opbouw van disciplinaire en algemene kwalificaties is concentrisch, dat wil zeggen dat vaardigheden, attitudes en kennis gedurende de opleiding worden verbreed, verdiept en verrijkt, bijvoorbeeld de opeenvolging van de vakken in de drie geschetste profielen bij het onderdeel verticale integratie en opbouw van het programma. Samenwerkend leren vindt plaats in diverse semesters in afwisselende rollen en groepen qua aard en omvang: duo’s, teams, zelfsturende teams, projectteams en taakgroepen. Hierbij valt te denken aan vakken als Academische vaardigheden en de integrerende projecten. Afwisselende rolvervulling van docenten: expert, ontwikkelaar, begeleider en organisator, gericht op toenemende zelfsturing en zelfverantwoordelijkheid bij studenten. Een in de tijd toenemend beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de student(e) voor het eigen leerproces. In het onderwijsprogramma maken we onderscheid tussen kleinere – veelal (werk)college specifieke – opdrachten (O) en meer omvangrijke essay (E) opdrachten. E(essay) onderscheidt zich van O door de grotere zelfwerkzaamheid en omvang van de opdracht. In veel gevallen tellen E’s mee in het eindcijfer, en in enkele gevallen zelfs ter afsluiting van een vak. Er volgt in dat laatste geval dan geen schriftelijk tentamen. Het QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
aantal E’s – grotere essay assignments– neemt ten opzichte van het aantal O’s – opdrachten van geringere omvang – in de loop van het curriculum toe. Dat is conform de didactische opzet van de opleiding Economie waarbij studenten zelfwerkzaamheid wordt aangeleerd. De keuze van werkvormen, toetsingsvormen en evaluatieprocedures bij de opleiding Economie is gebaseerd op het onderwijskundige inzicht dat universitair onderwijs een samenspel dient te zijn tussen de leeractiviteiten van studenten en de onderwijsactiviteiten die een opleiding organiseert ter ondersteuning daarvan. Een voorbeeld daarvan is het vak Financial Management and Policy, waarin de docent in een beperkt aantal hoorcolleges de algemene setting schetst, waarna studenten zelfstandig cases moeten uitwerken en die vervolgens presenteren. De rol van de docent verandert gedurende het leerproces van ‘traditionele’ docent naar coach. Studenten leren gedurende dit proces zelfstandig onderzoek doen, en daarover communiceren. Tabel 9: Didactische werkvormen bacheloropleiding Economie, uitgesplitst naar contacturen, opdrachten en zelfstudie Jaar Hoorcolleges 1 2 3
170 80-126 60
Werkcolleges
Opdrachten
142 100-110 40
400 300 250
Bachelor Totaal thesis 968 0 1680 1200 0 1680 994 336 1680
Zelfstudie
De programmabeschrijving beschrijft dat de werkvormen in de propedeuse zowel gericht zijn op kennisverwerving als op de ontwikkeling van de verschillende typen vaardigheden. Ze hebben in zijn algemeenheid een overwegend sturend en activerend karakter. Dit komt tot uitdrukking door de toepassing van probleemgestuurd onderwijs, practica en werkgroepen waar het de algemene inleiding in de economie en het methodologieprogramma betreft. Naast de verwerving van kennis staat in die programma’s immers ook de verwerving van beroepsvaardigheden zoals spreken, schrijven, argumenteren en computergebruik centraal. In de oriënterende programmaonderdelen ligt de nadruk meer op kennisverwerving en wordt teruggevallen op traditionele werkvormen als hoor- en werkcolleges om de zelfstudie te bevorderen. In het tweede en derde studiejaar overheerst de triade zelfstandige literatuurstudie met ondersteunende hoorcolleges en werkgroepbijeenkomsten. In deze fase gaat het in belangrijke mate om kennisverwerving en cognitieve vaardigheden, zoals het beschrijven en analyseren van economische (beleids)vraagstukken. Mede hierom handhaaft de opleiding bewust de hoorcollegevorm. Tijdens deze hoorcolleges is de groepsgrootte doorgaans beperkt, waardoor ook dan interactie met studenten in ruime mate mogelijk is en in redelijke mate feedback gegeven kan worden op problemen die ontstaan tijdens het bestuderen van de leerstof. Dit benadert recente onderwijskundige inzichten, dat activerend en procesgericht onderwijs optimaal zou zijn voor het leerrendement van studenten. Qua sturing verschuift het accent gedurende het tweede studiejaar geleidelijk in de richting van een grotere zelfwerkzaamheid door de student. Terwijl in het tweede studiejaar de werkvormen vooral bestaan uit hoorcolleges en in mindere mate werkcolleges om de zelfstudie te bevorderen, wordt in het derde studiejaar ook veelvuldig gebruikgemaakt van uitgebreide opdrachten zoals het schrijven van korte beleidsnotities en essays en het verzorgen van presentaties daarover. Hiermee wordt ook de verdere ontwikkeling van professionele en communicatieve vaardigheden gefaciliteerd. QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
69
Masteropleiding: Centraal bij de vormgeving van het onderwijs staan dezelfde bovengenoemde recente inzichten over effectief leren. Deze vijf algemene karakteristieken van effectief leren zijn in de masteropleiding als volgt vertaald: •
•
•
•
Naast kennisoverdracht en -ontwikkeling wordt nadrukkelijk gewerkt – nog meer dan in de bacheloropleiding Economie – aan het aanleren van een academische attitude en van academische vaardigheden (bijvoorbeeld het kritisch leren lezen van wetenschappelijke teksten vormt een belangrijke basis bij de meerderheid van de mastervakken). Opbouw van disciplinaire en algemene kwalificaties is concentrisch, dat wil zeggen dat vaardigheden, attitudes en kennis gedurende de opleiding worden verbreed, verdiept en verrijkt, bijvoorbeeld de opeenvolging van het seminarpaper en de masterthesis, en de vakken binnen de verschillende varianten. Afwisselende rolvervulling van docenten: expert, ontwikkelaar, begeleider en organisator, gericht op toenemende zelfsturing en zelfverantwoordelijkheid bij studenten. Daarbij moet opgemerkt worden dat de variatie minder is dan in de bacheloropleiding vanwege het aantal vakken, maar dat de rol van de docent als discussieleidende expert meer voorkomt. Een in de tijd toenemend beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de student(e) voor het eigen leerproces. Dat is conform de didactische opzet van de opleiding, weerspiegelt in de opbouw van het programma, waarbij studenten zelfwerkzaamheid wordt aangeleerd. Het zelfstandig ontwerpen, uitvoeren en reflecteren op het onderzoek dat uitmondt in de masterthesis vormt een belangrijke component van de toetsing op de thesis.
Tabel 10 geeft een overzicht van de didactische werkvormen die in de masteropleiding worden gebruikt. Hoor- en werkcolleges zijn bij elkaar genomen, omdat in de masteropleiding in de praktijk slechts zeer beperkt verschil bestaat tussen beide. Tabel 10: Didactische werkvormen masteropleiding uitgesplitst naar contacturen en zelfstudie
Master
Hoor-/ Opdrachten Zelfstudie Masterthesis Totaal Werkcollege 200 340 640 500 1.680
Wanneer gekeken wordt naar de verdeling van de verschillende studieactiviteiten over alle mastercursussen blijkt dat ongeveer 12% bestaat uit hoor- en werkcolleges, ongeveer 38% wordt besteed aan (zelfstandige) literatuurstudie en circa 50% aan het maken van opdrachten en de materthesis. In de bachelor zijn er relatief meer contacturen, terwijl het aantal uren voor zelfstudie zeker in het eerste jaar van de bachelor lager is. Oordeel Bacheloropleiding: De commissie stelt vast dat de opleiding een duidelijk onderbouwde visie toont over het didactisch concept. Dit is herkenbaar terug te vinden in de opbouw van de opleiding, de inrichting van het leerproces en de keuze van de werkvormen. De verhouding tussen contacturen, opdrachten, zelfstudie en thesis sluit goed aan bij de algemene uitgangspunten voor het onderwijs van deze opleiding.
70
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Masteropleiding: De commissie stelt vast dat het didactisch concept wordt gecontinueerd in de masteropleiding. Dit is herkenbaar terug te vinden in de opbouw van de opleiding, de inrichting van het leerproces en de keuze van de werkvormen. De verhouding tussen contacturen, opdrachten, zelfstudie en thesis sluit goed aan bij de algemene uitgangspunten voor het onderwijs van deze opleiding. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving Bij Economie bestaat één examencommissie voor zowel de bachelor- als de masteropleiding. De zelfstudie geeft het volgende overzicht voor de bacheloropleiding. Daaropvolgend wordt additionele informatie ten aanzien van de masteropleiding gegeven. Bacheloropleiding: De examencommissie ziet toe op de kwaliteit van de toetsing van vakken en projecten. De examencommissie heeft daartoe in 2005 initiatieven ontplooid om er voor te zorgen dat de relatie tussen cursusdoelstellingen en de wijze van toetsing (onder andere via een toetsmatrix waarin wordt verantwoord op welke wijze de leerdoelen worden getoetst) wordt gewaarborgd. Op dit moment wordt elk vak door studenten beoordeeld, waarop de docent een docentevaluatie schrijft. De bedoeling van de cursusdossiers is om het hele pakket van toetsing tot en met evaluatie systematisch te borgen in de doelstellingen van de opleiding en de cursus. Voor de procedures ontwikkeld door de examencommissie wordt verwezen naar de bijlage ‘Regels en richtlijnen van de examencommissie Economie’ in de zelfstudie. Te beginnen met de vakken in het vierde roosterblok van het studiejaar 2005-2006 worden voor alle cursussen zogeheten cursusdossiers aangelegd. De dossiers worden gemaakt door de cursuscoördinator en worden centraal opgeslagen op het secretariaat van de opleiding Economie. De inhoud van het dossier bestaat uit de volgende onderdelen: • • • • •
cursusbeschrijving met leerdoelen; toets en antwoordmodel; toetsmatrix; toetsresultaten en toetsanalyse; cursusevaluatie en eventueel te nemen verbetermaatregelen.
Aan het einde van het studiejaar 2006-2007 zullen van alle cursussen dergelijke dossiers aanwezig zijn. De opleiding hanteert uiteenlopende toetsingsvormen om vast te stellen in welke mate de feitelijke leerresultaten met de leerdoelen overeenkomen en in het verlengde daarvan uitQANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
71
spraken te doen over (1) de prestaties van de student en (2) de kwaliteit van de cursus. Het spreekt voor zich dat de toetsingsvorm varieert met het soort doelstelling. Programma’s of programmaonderdelen waarin kennisassimilatie domineert, worden met een schriftelijk tentamen getoetst al dan niet aangevuld met deeltoetsen of een essayopdracht. Staat echter beheersing van vaardigheden voorop, dan wordt getoetst aan de hand van practicumopdrachten, beleidsnota’s, werkstukken, voordrachten en tot slot de bachelorthesis. Het toetsonderdeel vormt een integraal onderdeel van de borging van de eindkwalificaties in de opleiding. Voor de beoordeling van de afsluitende bachelorthesis heeft de examencommissie een beoordelingsformulier ontwikkeld dat door de begeleider en medebeoordelaar wordt gebruikt. De beoordeling van de bachelorthesis bestaat naast een cijfer voor de thesis ook uit een cijfer voor de presentatie van de thesis en een cijfer voor de positief-kritische beoordeling van de thesis en presentatie van een medestudent. De uitslag van een tentamen of werkstuk is uiterlijk twaalf werkdagen na de dag van het tentamen bij de student(e) bekend. Bij elke toets is er voor de student(e) gelegenheid om het tentamen in te zien en om aan de hand van het antwoordmodel of beoordelingsschema na te gaan hoe de beoordeling tot stand is gekomen. Aan de hand van het antwoordmodel of beoordelingsschema kan de student(e) feedback krijgen op het gemaakte tentamen (model) dan wel het werkstuk. Voor elke toets bestaat binnen een studiejaar ten minste één herkansing. Deze herkansing is zodanig gepland dat, na de bekendmaking van de uitslag van de eerste gelegenheid, de student(e) voldoende tijd heeft om een eventuele herkansing voor te bereiden. Masteropleiding: Vanaf 1 september 2006 zijn bovengenoemde cursusdossiers inclusief een toetsmatrix en toetsanalyse voor elk vak in de opleiding verplicht gesteld. Over de verschillende toetsvormen in de masteropleiding zij verwezen naar de betreffende passage hierboven waarbij de bachelorthesis wordt vervangen door het stageverslag en de masterthesis. Meer dan in de bachelor worden studenten verwacht zelf kritische reviews te kunnen schrijven over (al dan niet zelfgekozen) thema’s. De schrijfdichtheid van de masteropleiding is relatief hoog, maar dat is een bewuste keuze van de opleiding gelet op de beroepspraktijk (dat is overigens met instemming bevestigd door de Raad van Advies). Net als in de bachelor vormt de toetsing een integraal onderdeel van de borging van de eindkwalificaties in de opleiding. Voor de beoordeling van de afsluitende masterthesis hanteert de opleiding een systeem van dubbele beoordeling. Behalve door de afstudeerbegeleider wordt een ingeleverde thesis ook beoordeeld door een collega-docent van de opleiding. De dubbele beoordeling vergroot de betrouwbaarheid van het eindcijfer, stimuleert een eenduidige toepassing van beoordelingscriteria binnen het docententeam en bevordert de objectiviteit doordat de wisselwerking tussen student en docent tijdens het begeleidingsproces even buiten beschouwing blijft. Zowel de begeleider als tweede lezer geeft zijn/haar oordeel bij elk van deze beoordelingspunten, hetgeen tot een indicatie van het cijfer voor het afstudeerwerkstuk leidt. De weging van beide van te voren (dat wil zeggen voor aanvang van de verdediging) vastgelegde oordelen is gelijk. Daarnaast wordt nog een cijfer gegeven voor het proces en wordt de verdediging als afrondingsfactor gebruikt. Deze evaluatieformulieren worden bij de thesis bewaard. Na afloop van het eindgesprek wordt in overleg tussen tweede lezer en afstudeerbegeleider het uiteindelijke cijfer vastgesteld. 72
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Voor de procedure voor uitslagen en herkansingen, zie de betreffende passage bij de bacheloropleiding. Oordeel Bacheloropleiding en masteropleiding: De visitatiecommissie heeft met de gezamenlijke examencommissie van de bachelor- en masteropleiding gesproken over de werking in de praktijk van de toetsing en beoordeling. De functie van de cursusdossiers is enerzijds controle en anderzijds zelfevaluatie en bewustwording bij docenten. De examencommissie hanteert het dossier niet als een bureaucratisch instrument. Alleen bij klachten wordt een onderzoek ingesteld. De opleidingscommissie krijgt dan eerst inzage. In de examencommissie nemen ook de bachelor- en mastercoördinator zitting. Uiteindelijk krijgt de examencommissie het dossier. De visitatiecommissie heeft vernomen dat plagiaat/fraude maar incidenteel voorkomt. Het gebruik van Software Ephorus heeft een preventieve werking. Ook de scripties van de eigen studenten worden in het systeem meegenomen en gecontroleerd op onderling gebruik van teksten door studenten. De commissie behandelt de bijzondere omstandigheden van studenten bij de uitvoering van de P-in-2 regeling. Daarbij stelt de commissie zich flexibel en billijk op. In de gesprekken met de individuele bachelorstudenten blijken de tentamens een goede afspiegeling te zijn van de behandelde stof, met uitzondering van het struikelvak OIM A. Ook is de nakijktermijn adequaat en zijn er voldoende mogelijkheden tot inzien en herkansingsmomenten. Ook de masterstudenten waren tevreden. De commissie heeft tijdens het visitatiebezoek de meest recente laatste tentamenopgaven en enige uitwerkingen ingezien van zowel de bacheloropleiding als de masteropleiding. Deze zagen er verzorgd uit. De beoordeling en de invulling van de evaluatieformulieren door twee beoordelaars – zowel bij de bachelor- als de masterscripties – worden door de commissie zeer positief beoordeeld. Wel blijft waakzaamheid bij de invulling nodig. De commissie concludeert dat het geheel van toetsen, beoordelingen en examens in voldoende mate evalueert dat de beoogde eindkwalificaties van de bachelor- en de masteropleiding ook zijn gerealiseerd. Het systeem van cursusdossiers en evaluaties waarborgt dat de toetsing aansluit bij de inhoud en leerdoelen van de verschillende programmaonderdelen. Ook de systematische controle op plagiaat draagt hiertoe bij. Het systematisch hanteren en invullen van de formulieren bij de beoordeling van de bachelor- en masterscripties alsmede de eerder genoemde cursusdossiers dragen verder bij aan de consistentie van de beoordelingen door de opleiding. Ten slotte stelt de commissie vast dat de organisatie van de toetsing goed is. De examencommissie is zeer actief. De commissie vraag zich af of dit goede werk volgehouden kan worden bij toenemende aantallen studenten. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is goed.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
73
Oordeel over het onderwerp “Programma” Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp “Programma”. Voor de bacheloropleiding Economie luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics luidt dat oordeel voldoende.
1.2.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving Tabel 11 geeft de onderwijscapaciteit (in fte) van de sectie Economie per 1-12-2005 en hoe deze over de verschillende functiecategorieën is verdeeld. Tabel 11: Overzicht fte onderwijs sectie Economie per 1-12-2005 Categorie
Man aantal 4 5 1 7 17
HGL UHD UD Overig WP Totaal
Fte’s 2,18 2,7 0,42 5,46 10,76
Vrouw aantal Fte’s 2 0,8
1 3
0,25 1,05
Totaal Aantal Fte’s 6 2,98 5 2,7 1 0,42 8 5,71 20 11,81
Gepromoveerden % 100 100 100 0 60
Bovenstaand overzicht geeft de totale onderwijscapaciteit van de sectie Economie. Naast de bachelor- en masteropleiding Economie verzorgt de sectie ook het onderwijs in de masterspecialisatie Bedrijfseconomie van de opleiding Bedrijfswetenschappen. Daarnaast worden economievakken gegeven in andere opleidingen (‘serviceonderwijs’), zowel binnen als buiten de Faculteit der Managementwetenschappen, waaronder het faculteitsbrede vak Economie van de managementwetenschappen. In Tabel 12 staat de verdeling van de onderwijscapaciteit van de sectie Economie over de verschillende onderwijsactiviteiten. De categorie diversen omvat onder andere commissiewerk. Tabel 12: Verdeling onderwijscapaciteit over onderwijsactiviteiten in 2005-2006 Bacheloren masteropleiding Economie Onderwijs fte
5,79
Masterspecialisatie Bedrijfseco nomie 2,68
Serviceonderwijs Economie binnen FM 2,34
ServiceOnderwijs Economie buiten FM 0,68
Diversen
0,32
Totaal
11,81
In de zelfstudie is een overzicht opgenomen van de docenten die de bachelor- en masteropleiding Economie verzorgen. Daarbij staat ook aangegeven in welk onderzoeksprogramma een docent participeert. Hieruit blijkt dat een groot deel van het onderwijs binnen Economie wordt verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakge74
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
bied. Een groot aantal van hen is lid van de onderzoeksgroep NiCE Het onderzoeksjaarverslag van NiCE geeft een gedetailleerd overzicht van alle onderzoeksactiviteiten. Reeds in het eerste jaar worden hoogleraren in het onderwijs ingezet. Zo wordt het onderwijs in de vakken Economie van de managementwetenschappen, Inleiding Accounting & Finance en Macro- en Micro-economie verzorgd door hoogleraren en UHD’s. Oordeel Bachelor- en masteropleiding: De commissie stelt vast dat het merendeel van de docenten is gepromoveerd en actief onderzoek verricht. In gesprekken met individuele bachelorstudenten hebben zij de aanwezigheid van hoogleraren vanaf het eerste jaar in de bacheloropleiding bevestigd. De commissie stelt vast dat op individueel niveau de docenten voldoende binding met de professionele praktijk hebben. De commissie heeft vernomen dat de kernvakken in de drie mastervarianten worden gegeven door actieve gepromoveerde onderzoekers/docenten. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht: Tabel 13: Studenten-docentenratio opleiding Economie Jaar
Aantal fte Onderwijs*
2006-2007*** 2005-2006 2004-2005 2003-2004 2002-2003 * ** ***
8,35 6,40 5,51 4,57 4,30
Aantal ingeschreven studenten 290 227 216 181 153
Aantal Aantal diploma’s** studenten per fte onderwijs 5 16 14 13 21
Aantal afgestudeerden per fte onderwijs
34,7 35,5 39,2 39,6 35,6
n.v.t. 2,5 2,5 2,8 4,9
Het aantal fte onderwijs betreft de inzet voor de bachelor- en masteropleiding Economie. Het vermelde aantal diploma’s is het aantal doctoraal en masterdiploma’s. Het aantal diploma’s in 2006-2007 is een tussenstand.
In Tabel 13 is voor de afgelopen jaren op opleidingsniveau de studenten-docentenratio gespecificeerd. De studenten-docentenratio is gestegen van 35,6 (in 2002-2003) naar 39,2 (in 2004-2005). Deze stijging reflecteert de bezuinigingen van de afgelopen jaren. Met de extra middelen die het College van Bestuur vanaf 2006 structureel ter beschikking heeft gesteld, kan de studenten-docentenratio weer worden verlaagd naar 34,7 (2006-2007).
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
75
De directe ondersteuning van het onderwijs is georganiseerd in het Onderwijscentrum. Daaronder vallen de studentenadministratie (4,0 fte, waarvan 0,3 voor Economie), studieadvisering (3,8 fte, waarvan 0,27 fte voor Economie), voorlichting (1,6 fte voor alle opleidingen) en het studielandschap. Daarnaast wordt de opleiding ondersteund door medewerkers die werkzaam zijn binnen het faculteitsbureau op de volgende terreinen: ICT, internationalisering, onderwijsbeleid, personeel en financiën. Oordeel Bacheloropleiding en masteropleiding: De commissie heeft met instemming kennisgenomen van de extra middelen die door het CvB vanaf 2006 structureel ter beschikking zijn gesteld. De commissie heeft vernomen dat de faculteit hiermee de bachelor- en masteropleiding invulling kan geven. Wel vraagt zij aandacht voor de noodzaak van grotere studentenaantallen en de mogelijke spanning die dit oplevert voor het volhouden van het geïntensiveerde programma in de bacheloropleiding. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht voor de bachelor- en de masteropleiding: Alle kerndocenten (hoogleraren, UHD’s en UD’s) zijn gepromoveerd. Bij werving voor wetenschappelijke posities is de doctorsgraad een vereiste en met zittende niet-gepromoveerde docenten zijn afspraken gemaakt over promotietrajecten. Bij werving en selectie wordt naast onderzoekservaring ook geselecteerd op onderwijskundige capaciteiten. De eerder (juli 2003) door de visitatiecommissie geconstateerde gevaren ten aanzien van de smalle inhoudelijke (personele) basis van de inbedding van het onderwijs in wetenschappelijk onderzoek is met de versterking voor een belangrijk deel opgelost. Het aantrekken van 2*0.5 fte UHD Financiële markten, 1 fte UHD Industriële economie, een hoogleraar Financiële economie, een hoogleraar Economische theorie en economisch beleid en een hoogleraar Management Accounting & Control in 2004-2005 hebben de opleiding op senior niveau duidelijk meer ‘body’ gegeven. Dat vertaalt zich niet alleen in een verbeterde onderzoekscultuur, maar tevens in een betere inbedding van het onderzoek in het onderwijs. In 2005 heeft de Faculteit het Actieplan Wetenschappelijk Talent gelanceerd, een vorm van carrièrebeleid binnen het normale formatiebeleid. Daarin krijgt een aantal veelbelovende wetenschappers extra kansen en faciliteiten om hun wetenschappelijke talenten uit te buiten en op termijn door te stromen naar senior posities. Het plan voorziet in een tijdelijke benoeming (vijf jaar) als UHD of hoogleraar op persoonlijke titel. Kandidaten worden streng geselecteerd, worden in hun ontwikkeling actief begeleid en hebben een uitgewerkt plan dat kwalitatief hoogwaardige onderzoeksactiviteiten omvat en die hun directe weerslag in het (master-)onderwijs moeten hebben. Dit talentenprogramma is daarmee – behalve voor de betrokkenen – direct van groot belang voor de facultaire onderzoekprofilering en de vertaling daarvan in het onderwijs. 76
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
De onderwijskundige kwaliteiten van de staf worden ondersteund door het professionaliseringsbeleid van de faculteit. Daarbij worden twee kwalificatieniveaus onderscheiden: de basiskwalificatie en de uitgebreide kwalificatie. Deze zijn gekoppeld aan functies en functieniveau. De onderwijskwalificaties- en prestaties spelen een rol bij functioneringsgesprekken en bij loopbaanbeslissingen. De opleiding hecht er veel belang aan dat docenten deze onderwijskwalificaties verwerven. Er wordt naar gestreefd dat 60% van de nieuw aangestelde docenten in 2008 een (uitgebreide) onderwijskwalificatie bezit. Naast onderwijskundige scholing kunnen docenten die Engelstalig onderwijs (gaan) verzorgen een taalvaardigheidstraining volgen die leidt tot het Cambridge Certificate of Proficiency in English (CPE). Oordeel De commissie stelt vast dat de faculteit een personeelsbeleid voert gericht op verbetering van de kwaliteiten van docenten qua wetenschappelijke inhoud en onderwijskundige kennis en vaardigheden. Het kunnen behouden en stimuleren van kwalitatief goede docenten en onderzoekers is van groot belang. De commissie heeft met instemming kennisgenomen van het Actieprogramma Wetenschappelijk Talent. Ook de mogelijkheid om Engelse taalvaardigheidsonderwijs te kunnen volgen draagt bij aan de kwaliteit van de uitvoering van de onderwijsprogramma’s in de bachelor- en masteropleiding. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp “Inzet van personeel” Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp “Inzet van personeel”. Voor de bacheloropleiding Economie luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics luidt dat oordeel voldoende.
1.2.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving De opleiding Economie is – samen met de andere opleidingen van de faculteit der Managementwetenschappen – gehuisvest in de Thomas van Aquinostraat 1-5. In deze gebouwen bevindt zich een groot aantal voorzieningen voor studenten, waarvan de zelfstudie een uitgebreid en gedetailleerd overzicht verschaft: • • •
beschikbare onderwijsruimten; de voorzieningen van ‘Het studielandschap’ met onder andere informatiebalie, pc-ruimten en rsi-werkplaats; facultaire bibliotheekvoorzieningen (collectie en elektronische bestanden).
Op grond van een peiling onder studenten in 2004 bleek volgens de zelfstudie dat:
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
77
• •
•
studenten een steeds ruimere toegankelijkheid van ICT-voorzieningen verwachten; het Studielandschap met ruim honderd pc’s en veertig terminals, gedurende de piekuren, d.w.z. tussen 10.30 en 15.30 uur nog maar weinig vrije plaatsen kon bieden, ook al omdat het Studielandschap in eerste instantie is bestemd voor cursorisch onderwijs en reserveringen hiervoor altijd prevaleren boven vrij gebruik. Het Studielandschap is bovendien ingericht voor gebruik van een werkplek door maximaal twee personen, terwijl in het huidige onderwijs veel in projectgroepen wordt samengewerkt; de in 2000 ingerichte zogenaamde Cyberspace-ruimte en de daaraan gekoppelde internetzuilen (altijd vrij gebruik van internettoepassingen, mede bedoeld als ‘visitekaartje’) in de praktijk storingsgevoelig en regelmatig (gedeeltelijk) buiten gebruik was.
In 2005 is (met extra middelen van het College van Bestuur) een inhaalslag gemaakt op het vlak van studentvoorzieningen en de verbetering en uitbreiding van ICT-mogelijkheden. Een nieuw ingevoerd online-reserveringssysteem helpt inmiddels om de piekuren beter te reguleren alsmede een grotere spreiding van het gebruik over de dag te verkrijgen. Daarnaast heeft de Cyberspace-voorziening, inclusief twee facultaire internetzuilen (in Thomas van Aquinostraat 3 en 5), een upgrade ondergaan. Voorts is ter facilitering van het projectonderwijs een laptoppool aangeschaft, gekoppeld aan draadloze toegang in een deel van het Studielandschap alsmede in een deel van de bibliotheek. Het voordeel van deze constructie is dat de laptops, die bovendien geleverd worden in speciaal daarvoor uitgeruste trolleys met draadloze toegang (zogenaamde E Class to Go Trolley), ook in andere onderwijsruimten kunnen worden gebruikt; zowel voor groepsonderwijs – een concreet voorbeeld is het jaarlijks in juni te houden Management Game van de bacheloropleiding Bedrijfswetenschappen – als door studenten bezig met hun projectwerk. Dit maakt het weer mogelijk tijdens de piekuren de druk op het Studielandschap binnen de perken te houden. Ten slotte is, speciaal ook als een loketfunctie voor studenten op het vlak van de ICT-voorzienin gen, structureel een ICT-beheerder Studielandschap ingezet. Oordeel De commissie oordeelt op grond van het uitgebreide overzicht in de zelfstudie, de positieve opmerkingen van studenten in de bachelor- en masteropleiding, en de bevindingen uit de eerdere visitatie van de faculteit dat de huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn voor de realisatie van het programma van de bachelor- en de masteropleiding. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht voor zowel de bachelor- als de masteropleiding:
78
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Begeleiding en informatievoorziening De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten vinden plaats op verschillende niveaus. Er zijn facultaire en universitaire instanties waar studenten terechtkunnen voor informatie, begeleiding en advies. Op universitair niveau is dat met name de universitaire Dienst Studentenzaken (DSZ) en op facultair niveau het Onderwijscentrum (OWC). Op opleidingsniveau worden studenten begeleid door de studieadviseur en in het eerste jaar de docent Academische vaardigheden. De Dienst Studentenzaken heeft behalve administratieve functies ook taken op het gebied van studentenbegeleiding en -advies. De Studie Loopbaan Advies Groep biedt informatie, advies en begeleiding op alle gebieden van studie en loopbaan. Studenten kunnen deelnemen aan cursussen en trainingen op het gebied van strategisch studeren, zelfmanagement, presenteren, schrijven, studiestress en tentamenvrees. Bijna-afgestudeerden kunnen er terecht om zich te oriënteren op de arbeidsmarkt en er worden workshops solliciteren aangeboden. Ook de studentendecanen zijn bij deze dienst ondergebracht. In 2004 is het Academisch Schrijfcentrum Nijmegen (ASN) van start gegaan (www.ru.nl/asn). Deze universitaire voorziening is bedoeld voor studenten van alle opleidingen die behoefte hebben aan hulp bij schrijftaken. Ze worden begeleid door speciaal opgeleide tutoren. Er wordt gewerkt aan een structurele verbetering van de manier waarop de student de schrijftaken aanpakt. Ook docenten kunnen er terecht voor advies over het begeleiden van het schrijfproces van studenten en het inzetten van schrijfopdrachten als didactisch hulpmiddel. Verder wordt er op universitair niveau voorlichting gegeven over het aanbod van bachelor- en masteropleidingen aan de Radboud Universiteit. In 2004 is daartoe het ‘Informatiecentrum bachelor master’ opgericht. Het Onderwijscentrum (OWC) is gehuisvest op de Thomas van Aquinostraat 3. Het ondersteunt de organisatie van het onderwijs door zaken als bekendmaking van collegeroosters, de organisatie van tentamens, de inschrijvingen voor cursussen, de reservering van zalen, de verwerking van de tentamenresultaten en de voorbereiding voor de uitreiking van getuigschriften. Studenten kunnen met vragen over deze onderwerpen terecht bij de balie van het OWC. Inschrijvingen voor cursussen, tentamens en werkgroepen vinden elektronisch plaats in een internetomgeving (KISS), eveneens beheerd door het OWC. Ook de registratie van tentamenuitslagen vindt daarin plaats. Met behulp van een persoonlijk wachtwoord hebben studenten toegang tot dit studievoortgangssysteem om hun studieresultaten te raadplegen. Op basis van deze gegevens verzorgt het OWC ook voortgangsrapportages voor de studieadviezen in het eerste studiejaar. Daarnaast hebben de studieadviseurs voor de uitoefening van hun begeleidings- en adviestaak via ISIS toegang tot deze gegevens. De informatievoorziening op opleidingsniveau vindt voor het belangrijkste deel plaats via de facultaire website. Daarnaast vormen de studiegids, mailinglijsten en (op cursusniveau) Blackboard belangrijke informatiebronnen voor studenten. De opleiding Economie heeft een studieadviseur die voor 0,27 fte is aangesteld voor begeleiding van studenten. De studieadviseur informeert, begeleidt en adviseert de studenten. Met het oog op de studievoortgang is de studieadviseur het eerste aanspreekpunt voor studenten. De meeste vragen van studenten liggen op het gebied van studieplanning en studievertraging. In sommige gevallen is het noodzakelijk om een aangepaste planning te maken en de student te verwijzen naar de studentendecaan om eventuele studievertraging te melden en te laten registreren. Daarnaast onderhoudt de studieadviseur contact met de docenten die soms studenten naar de studieadviseur verwijzen. QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
79
Tijdens de introductie worden studenten geïnformeerd over de belangrijkste regelingen van de Onderwijs- en Examenregeling (OER), zoals toelating tot het tweede jaar en de propedeuse-in-2-jaar regel. Aan het eind van het eerste jaar wordt voorlichting gegeven over de drie specialisatierichtingen binnen de bacheloropleiding en de wijze waarop de keuzeruimte in het tweede en derde studiejaar kan worden ingevuld. Hierbij is meestal een van de docenten betrokken. Dit geldt ook voor de mastervoorlichting die plaatsvindt in het derde studiejaar. Daarbij wordt eveneens aandacht besteed aan de voorwaarden die gelden voor instroom in de master (maximaal twee cursussen open en bachelorthesis moet zijn behaald). Studieadvies door studieadviseur en mentor Zoals onder Facet 8 beschreven wordt in de verschillende stadia van het studie(keuze)proces voorlichting gegeven. Het belangrijkste doel van alle voorlichtingsactiviteiten is een helder beeld te scheppen van de inhoud, opzet en het karakter van de opleiding Economie in Nijmegen, zodat aankomende studenten een weloverwogen studiekeuze kunnen maken. Het studiekeuzetraject zet zich voort in de propedeuse. Deze heeft immers een selecterende en verwijzende functie. Met het oog op deze functie geeft de opleiding tweemaal per jaar (in maart en augustus) een schriftelijk advies. De propedeuse moet studenten een groeiend inzicht bieden in de opzet en inhoud van de opleiding en de aan de studie verbonden beroepsmogelijkheden. Ze moet studenten ook inzicht bieden in de vraag of eigen interessen, ambities en capaciteiten voldoen aan de eisen van de opleiding. Om dit proces goed te begeleiden krijgt elke eerstejaars student een mentor toegewezen. De mentor is de docent van de eerstejaars cursus Academische vaardigheden en heeft daardoor veelvuldig contact met de startende studenten. De mentor voert in de eerste helft van het jaar twee officiële gesprekken met zijn pupillen, waarin wordt ingegaan op studievoortgang, studieproblemen, motivatie, studiekeuze et cetera. Dit proces mondt uit in een studieadvies in maart. Het advies is niet bindend maar bedoeld als hulpmiddel, ter ondersteuning van het eigen beslissingsproces van de student. Het advies is de uitkomst van overleg tussen studieadviseur en mentor die op dat moment de verantwoordelijkheid voor het studieadvies overdraagt aan de studieadviseur. Het advies kan zijn: positief (30/24 ECTS-studiepunten), twijfel (18 ECTS-studiepunten), negatief (12 ECTSstudiepunten of minder) of geen advies (veelal bij bijzondere omstandigheden). In overleg met de mentor worden studenten met een negatief/twijfel advies uitgenodigd door de studieadviseur voor een gesprek. De studenten die geen advies hebben gekregen zitten vaak al in een begeleidingstraject bij de studieadviseur. Het tweede advies wordt gegeven in augustus en is eveneens gebaseerd op het aantal behaalde studiepunten. Op basis van de op dat moment bekende resultaten worden de volgende adviezen uitgebracht: positief aan studenten die ten minste 42 ECTS-studiepunten hebben gehaald, negatief aan studenten die minder dan 24 ECTS-studiepunten hebben gehaald, twijfel aan studenten die er tussenin zitten. Ook dit advies is niet-bindend. Wel worden er voorwaarden gesteld aan de toelating tot het tweede studiejaar. Studenten mogen pas deelnemen aan het onderwijs en de tentamens van het tweede studiejaar als zij ten minste 42 ECTS-studiepunten hebben behaald, waaronder in ieder geval de onderdelen Academische vaardigheden, Economie van de managementwetenschappen en ten minste één methodologie-onderdeel. Deze voorwaarde geldt niet voor de invulling van de keuzeruimte (24 ECTS-studiepunten). Studenten die niet toelaatbaar zijn tot het tweede studiejaar, kunnen bij de studieadviseur terecht voor een gesprek over een verdere zinvolle invulling van het studiejaar. In bijzondere gevallen is mogelijk dat de student toestemming krijgt van de examencommissie om enkele onderdelen van het tweede jaar te volgen. In dat geval wordt met de student een studieplan opgesteld 80
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
waarin de nog niet behaalde propedeutische onderdelen met de hoogste prioriteit zijn opgenomen. De ervaringen met de toetredingsdrempel zijn wisselend. Enerzijds leidt de regel ertoe dat studenten zich meer concentreren op het behalen van hun propedeuse. Anderzijds leidt het bij sommige studenten tot een afname van de motivatie omdat de studielast omlaag gaat, er weinig voortgang wordt geboekt en nieuwe uitdagingen uitblijven. Er is een tweede regeling die betrekking heeft op de studievoortgang in de propedeuse. Ze komt voort uit het streven van de faculteit studenten binnen twee jaar hun propedeuse te laten behalen (P-in-2 jaar regel). Als dat niet het geval is, ontvangen deze studenten een brief van de examencommissie waarin vermeld staat dat alle behaalde propedeuseonderdelen zullen vervallen, tenzij de student geldige redenen (bijzondere omstandigheden) voor de vertraging kan aanvoeren en kan aantonen dat hij in staat is om de propedeuse op korte termijn af te ronden. De ervaringen met de P-in-2 jaar regel zijn positief. Lag het postpropedeutische rendement voor invoering van de regel nog gemiddeld rond de 45%, uit de studievoortgangsrapportage van februari 2006, blijkt dat het rendement is gestegen naar gemiddeld 54,4% over de periode 2002-2005. Als wordt gecorrigeerd voor studiestakers tijdens het eerste studiejaar, komt dit percentage uit op 60%. Doorstroomregelingen en voortgangscontroles Ook in het tweede en derde jaar van de bacheloropleiding zijn er regels opgesteld met betrekking tot de doorstroming. Deze regels zijn opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling en luiden als volgt: Studenten mogen geen tentamens van het derde studiejaar afleggen als zij niet in het bezit zijn van het propedeutische diploma. Voorts zijn er per cursus toelatingsvoorwaarden, deze worden bij het betreffende onderdeel in de studiegids vermeld. Met de invoering van de bachelor-masterstructuur is er voor studenten een in-/door stroommoment bijgekomen, namelijk van de bachelor- in/naar de masteropleiding. De opleiding hanteert de regel dat studenten maximaal twee cursussen (niet de bachelorthesis) uit de bacheloropleiding mogen missen om toegelaten te worden tot de masteropleiding. Aangezien de opleiding Economie slechts één instroommoment heeft, betekent dit in de praktijk dat studenten met drie of meer openstaande vakken een jaar vertraging oplopen. In dat geval kan de student contact opnemen met de studieadviseur om tot een nuttige invulling van het collegejaar te komen. Alleen in bijzondere gevallen kan de examencommissie besluiten de student alsnog toegang te verlenen tot enkele mastercursussen. Oordeel Bacheloropleiding: De commissie stelt vast dat de opleiding veel inspanningen verricht ter begeleiding van de studenten door middel van een eigen mentor, gesprekken met de studieadviseur en twee studieadviesmomenten. Er bestaat een studievoortgangssysteem dat de activiteiten van de mentor en studieadviseur ondersteunt. De commissie heeft eerder reeds opgemerkt dat het de voorkeur verdient dat de gesprekken met studenten met onvoldoende resultaat in het eerste jaar eerder plaats dienen te vinden na de eerste tentamenresultaten en dat de afspraken met achterblijvende studenten meer dienen te worden geformaliseerd.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
81
Masteropleiding: Door de kleine omvang van de opleiding zijn de onderlinge contacten goed en kan bij problemen kort worden geschakeld. De mastercoördinator kent en volgt de situatie van iedere masterstudent. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp “Voorzieningen” Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp “Voorzieningen”. Voor de bacheloropleiding Economie luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics luidt dat oordeel voldoende.
1.2.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht: De Faculteit der Managementwetenschappen heeft in de laatste jaren haar interne kwaliteitszorgsysteem aangescherpt om de kwaliteitsborging van de opleiding te verbeteren. Daarbij is een actieve rol weggelegd voor de opleidings- en examencommissie van iedere opleiding. Op universitair niveau voert het College van Bestuur al geruime tijd een actief beleid ter verbetering van de onderwijskwaliteit. Najaar 2005 is de tweede versie van het universitair Handboek Kwaliteitszorg Onderwijs verschenen, waarin in een cyclus van zes jaar interne en externe kwaliteitszorg op elkaar zijn afgestemd. Sinds 2004 is elke opleiding verplicht een opleidingsjaarverslag te maken. Daarin wordt onder meer gerapporteerd over de wijze waarop curriculum en cursussen zijn geëvalueerd en worden de belangrijkste verbetermaatregelen besproken. Het opleidingsjaarverslag wordt toegezonden aan het College van Bestuur en wordt besproken in het reguliere overleg tussen de leiding van de faculteit en het College van Bestuur. De opleiding Economie besteedt veel aandacht aan evaluaties. Cursussen en programma worden periodiek door studenten en docenten geëvalueerd. De evaluaties vinden plaats met behulp van schriftelijke evaluatieformulieren, digitale vragenlijsten en in de vorm van panelevaluaties. In Tabel 14 staat een overzicht van de verschillende onderdelen die worden geëvalueerd en de wijze waarop dat geschiedt. Een belangrijk onderdeel van de interne kwaliteitszorg zijn de cursusevaluaties. Deze kennen een vast patroon, om ervoor te zorgen dat de geconstateerde verbeterpunten ook daadwerkelijk het daaropvolgende jaar worden geïmplementeerd. Deze systematiek is als volgt opgebouwd: •
Na afloop van iedere cursus wordt studenten gevraagd een gestandaardiseerd evaluatieformulier in te vullen.
82
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
• •
• • • •
De resultaten van de studentevaluaties van cursussen gaan naar de cursuscoördinator met het verzoek hierop een docentreactie te schrijven. De coördinerende docent van de cursus schrijft een docentevaluatie met als bijlage de uitslag van de studentevaluatie en de zak-/slaagpercentages, en stuurt die naar de opleidingscoördinator. Voor de docentevaluatie is een format opgesteld waarin wordt gevraagd naar de mening van de vakdocent van de cursus over de gang van zaken in de cursus, mede naar aanleiding van de oordelen in de studentenevaluatie. Daar is tevens expliciet ruimte gereserveerd voor verbeterpunten (indien noodzakelijk) en/of andere acties naar de toekomst toe. De coördinerende docent stuurt de evaluaties en de docentreactie naar de opleidingscommissie, alwaar het geheel besproken wordt. Indien nodig stelt de opleidingscommissie, in overleg met de opleidingscoördinator, een lijst van actiepunten op. De coördinerende docent van de cursus voert de afgesproken veranderingen in de cursus door en bespreekt na de onderwijsuitvoering de effecten van de aangebrachte veranderingen in de docentevaluatie. In de evaluatieverslagen van het daaropvolgende jaar wordt expliciet verslag gedaan van de effecten van de genomen maatregelen. De opleidingscommissie bewaakt dit. De voorzitter van de opleidingscommissie onderneemt, in overleg met de opleidingscoördinator, actie als voorgestelde verbeteringen niet zijn doorgevoerd.
Tabel 14: Overzicht van student- en docentevaluaties onderdeel cursus
bachelor
master
instrument
doel/functie
frequentie streefWie? doel - schriftelijke vragenlijst - knelpunten tij- Na elke minimaal cursus voor studenten dig signaleren cursus 3 op schaal coördinator - panelgesprekken met - input verzamelen van 5 studenten voor bijstelling - schriftelijke evaluatie door docent - schriftelijke vragenlijst oordeel over niveau 1 keer per minimaal opleidingscommissie/ voor studenten en opbouw projaar 3 op schaal bachelorcoördinator - opleidingsjaarverslag gramma van 5 door opleidingscoördinator - schriftelijke vragenlijst oordeel over niveau 1 keer per minimaal opleidingscommissie/ voor studenten en opbouw projaar 3 op schaal mastercoördinator - opleidingsjaarverslag gramma van 5 door opleidingscoördinator
Streefdoelen De formulering van toetsbare streefdoelen is nog in ontwikkeling. Op sommige terreinen wordt al langer met expliciete normen gewerkt, op andere gebieden is dit nog impliciet en niet formeel vastgelegd. Daaraan wordt nu gewerkt. Bij cursusevaluaties werkt de opleiding met een norm van drie op een schaal van vijf. Als de norm op een item niet wordt gehaald, wordt dit als een potentieel knelpunt beschouwd en leidt dit tot een gesprek tussen de opleidingscoördinator, de docent(en) en eventueel studenten. Doel van het gesprek is te achterhalen wat de achtergrond van de score is en tot een verbetering voor het volgende jaar te komen. Ook het slagingspercentage wordt beoordeeld. De opleiding streeft naar een slagingspercentage van 70% bij cursorische vakken.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
83
De opleiding streeft ernaar dat 70% van de studenten na twee jaar de propedeuse heeft gehaald, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en diepgang van het onderwijs. Dit slagingspercentage wordt nog niet gehaald, maar de verwachting is dat de in de OER vastgelegde in twee jaar-regel – propedeusetentamens vervallen indien twee jaar na inschrijving het propedeutische examen niet met goed gevolg is afgelegd – ertoe zal bijdragen dat studenten sneller doorstromen. De eerste resultaten uit het studentvolgsysteem wijzen ook in deze richting. Momenteel wordt binnen de opleiding gewerkt aan de formulering van streefdoelen waarin de ambities van de opleiding verder geconcretiseerd en getoetst kunnen worden. In Tabel 15 staat een niet uitputtend bedoeld overzicht van een aantal streefdoelen die aansluiten bij een drietal speerpunten van het beleid van de Faculteit: kwaliteit van personeel, internationalisering en intensivering van onderwijs. Tabel 15: Overzicht van de belangrijkste streefdoelen Streefdoel percentage gepromoveerde docenten percentage docenten dat een (uitgebreide) onderwijskwalificatie bezit vergroting van de internationale mobiliteit van studenten (inkomend resp. uitgaand)
Norm 75% 60%
Termijn 2009 2008
10% van de 2008-2009 studentenpopulatie/ jaar
vergroting van de internationale samenstelling van de 33% staf percentage docenten dat Engelstalig onderwijs 80% verzorgt in bezit van het Cambridge Proficiency Certificate
2011
aantal contacturen in het eerste semester van de propedeuse
2006-2007
15-20 uur/week
2008
Het laatste streefdoel behoeft wellicht enige toelichting. Recent heeft het College van Bestuur van de Radboud Universiteit in haar strategisch plan ‘De Kracht van Kwaliteit’ als beleidsuitgangspunt geformuleerd dat van studenten wordt verwacht dat zij minimaal 35 uur per week studeren. Om studenten hierin te begeleiden en hen direct bij aanvang van de studie duidelijk te maken dat de studie er niet ‘naast’ is te doen, wordt een verhoging van het aantal contacturen, met name in de propedeuse, noodzakelijk geacht. Daarvoor is extra geld beschikbaar. Oordeel De commissie heeft in de gesprekken – separaat – met studenten en docenten van de opleidingscommissie uitvoerig gesproken over het functioneren van de kwaliteitszorg. De commissie heeft het facultaire opleidingsjaarverslag 2004-2005 kunnen inzien. De commissie komt tot de conclusie dat het systeem van interne kwaliteitszorg voor de bacheloren de masteropleiding goed op orde is. De commissie acht het hele systeem van cursusevaluaties door studenten, panelgesprekken, cursusdossiers, het overleg tussen opleidingscoördinator en de kernhoogleraren, alsmede de controle door de opleidingscommissie van goed niveau. Vooral oordeelt de commissie positief over de response van de docent op de evaluatie van het vak en over het feit dat door de bachelor- en mastercoördinatoren de samenhang van de vakken per semester in panels met de studenten wordt besproken. 84
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is goed. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht: Externe evaluatie Naar aanleiding van de aanbevelingen van de visitatiecommissie in 2003 heeft de faculteit verschillende maatregelen genomen om de opleiding te versterken. De belangrijkste daarvan worden hieronder vermeld. •
•
• • •
• •
In de eerste plaats is gevolg gegeven aan de aanbeveling van de commissie om meer bedrijfseconomische vakken in het programma op te nemen. Zoals beschreven in het programma van de opleiding bestaat er nu een aparte variant Accounting & Finance die toegang biedt tot een master Bedrijfseconomie. Het aantal vakken Bedrijfseconomie is fors toegenomen. Er zijn bovendien twee hoogleraren aangesteld die nader invulling aan deze vakken geven, respectievelijk een hoogleraar Management Accounting & Control en een hoogleraar Financiële economie. Daarmee is de inhoud van de opleiding ook meer in overeenstemming met de naamgeving. Ook de aanbeveling om meer AIO’s aan te stellen en een duidelijker onderzoeksomgeving te ontwikkelen is, binnen de financiële mogelijkheden, opgevolgd. Er werken momenteel zeven junioronderzoekers aan hun proefschrift (in 2003 waren dat er twee). Het onderzoek is ingebed in het onderzoeksprogramma NiCE, dat is ondergebracht in het Institute for Management Research. De vacature van de hoogleraar Economische theorie en economisch beleid is vervuld. Op het gebied van internationalisering heeft de faculteit streefdoelen geformuleerd en de infrastructurele voorwaarden gecreëerd om deze te bereiken . In het kader van het SOCRATES-netwerk zijn een aantal nieuwe uitwisselingsprogramma’s opgezet met vooraanstaande buitenlandse universiteiten, zoals Copenhagen Business School in Kopenhagen, Denemarken en Universiteit Pompue Fabre in Barcelona, Spanje. De examencommissie heeft regels en richtlijnen opgesteld met het doel de kwaliteitsbewaking van de opleiding te borgen . Bij de invoering van het nieuwe programma is de omvang van alle vakken op 6 ECTSstudiepunten gebracht. Ook is een blokrooster ingevoerd waarbij steeds twee vakken in een relatief korte periode worden aangeboden, afgesloten met een tentamen. Dit leidt tot een evenwichtige spreiding van de studielast over het semester.
Interne evaluatie Het kwaliteitszorgsysteem in de vorm van studentenevaluaties per cursus, panelgesprekken, het overleg tussen opleidingscoördinator en trajectcoördinatoren (de kernhoogleraren), alsmede de controle door de opleidingscommissie Economie heeft, dankzij de relatieve kleinschaligheid van het onderwijs en de korte lijnen tussen docenten onderling en tussen studenten en docenten geleid tot een systeem van permanente monitoring van de kwaliteit van het onderQANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
85
wijs. In onderstaand kader is een aantal voorbeelden opgenomen van concrete verbeteringen van cursussen naar aanleiding van evaluatieresultaten. Illustratie: voorbeelden van doorgevoerde verbeteringen Cursus Economie van de managementwetenschappen (semester 1, jaar 1) Vanaf 2003-2004 is de cursus Inleiding economie gestart, bedoelt voor alle eerstejaarsstudenten van de Faculteit der Managementwetenschappen. Naar aanleiding van studentevaluaties is de inhoud en naam van de cursus in 2004-2005 gewijzigd (Economie van de managementwetenschappen) en verplaatst naar semester 1.1 (i.p.v. 1.2). De cursus werd nog steeds in zijn geheel aangeboden aan alle studenten. Ondanks deze verbeteringen gaven studenten aan dat ze geen geheel uniforme cursus wilden hebben en behoefte hadden aan disciplinespecifieke verdieping. Dat heeft er vanaf 2005-2006 toe geleid dat naast een gemeenschappelijk gedeelte over de grondslagen van de economie (Heilbronner’s worldly philosophers wordt gebruikt in vier colleges), in het tweede gedeelte van de cursus wordt gedifferentieerd per opleiding. Internationale monetaire en financiële economie; Economische groei, openheid en financiële ontwikkeling Bij de twee mastervakken Internationale monetaire en financiële economie en Economische groei, openheid en financiële ontwikkeling werd in het cursusjaar 2002-2003 een deel van de stof door studenten gepresenteerd. Het doel hiervan was de studenten aan te zetten tot een actieve bestudering van de stof. Aan het begin van de cursussen was ook duidelijk aangegeven dat de andere studenten de te behandelen stof moesten voorbereiden, zodat er een levendige discussie tussen de studenten zou kunnen ontstaan. Tijdens de cursussen bleek dat de studenten die de stof moesten presenteren zich goed hadden voorbereid (en vaak ook veel geleerd), maar dat de andere studenten zich niet hadden voorbereid en passief de presentatie ondergingen. Aan het einde van dat cursusjaar is een bijeenkomst belegd met een vertegenwoordiging van de masterstudenten, de docenten en de onderwijsdeskundige van de faculteit. Als gevolg van deze bijeenkomst zijn in de mastervakken iets andere werkvormen geïntroduceerd. Studenten presenteren nog wel in een groepje, maar daarnaast moeten de andere studenten (ook in groepjes) een samenvatting van de desbetreffende stof inleveren. Ook is er wel geëxperimenteerd met het willekeurig aanwijzen van een groep die de presentatie moest doen. Dit laatste bleek overigens minder goed te werken. De studenten moesten dan wel erg veel tijd steken in het vormgeven van onderdelen waar uiteindelijke niets mee gedaan werd. Cursus Kennis van wiskunde en statistiek De kleinschaligheid van de opleiding stelt docenten in staat op basis van frequent informeel overleg onderwijskundige en onderwijsinhoudelijke verbeteringen aan te brengen. In aanvulling op de formele kwaliteitscyclus werd bijvoorbeeld geconstateerd dat de kennis van wiskunde en statistiek in de loop der jaren wat ‘wegzakte’ bij studenten. Zwartwit gesteld werd geconstateerd dat studenten voortdurend aparte methodevakken kregen, maar in de andere vakken de slag niet volledig weten te maken naar bepaalde thema’s. Dat heeft bij een aantal docenten geresulteerd in een intensiever gebruik en bespreking van wiskundige en statistische aspecten van onderzoek. Dat gebeurt door middel van nadrukkelijker stilstaan bij interpretatie van empirische wetenschappelijke papers en modelmatige theorieën als deze besproken worden in vakken als Institutionele economie en International Economics. Dit betreft dus geen complete vakinhoudelijke vernieuwing, maar een accentverschuiving om de kennis en vaardigheden van studenten te optimaliseren. 86
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Oordeel De commissie heeft op grond van de informatie van de zelfstudie verder navraag gedaan bij de studenten en docenten (separaat) van de opleidingscommissie (bachelor en master gezamenlijk) over concrete agendapunten. Zij noemden een aantal voorbeelden. Zo waren er klachten van studenten over het niveau van het Engels bij sommige docenten. Sindsdien hebben bijna alle docenten een Cambridge Certificate of Proficiency in English of volgen de cursus. Een nader voorbeeld van advisering betrof het gebruik van een calculator tijdens tentamens. Begeleiders kunnen niet goed beoordelen welke functies een apparaat in zich bergt. Nu moet worden aangegeven op het tentamenformulier wat voor type apparaat wordt gebruikt. Dit werkt preventief. De studenten geven verder aan dat de evaluaties van de studenten in de commissie uitvoerig worden besproken. Ook geeft de opleidingscommissie advies over veranderingen in het onderwijsprogramma aan de vicedecaan Onderwijs. De opleidingscommissie komt zes tot zeven keer per jaar bijeen. De opleidingscommissie volgt systematisch het opvolgen van haar adviezen. Bij de evaluatie van vakken: wat is er geadviseerd en is het gebeurd. Daarnaast is er elk half jaar een panelevaluatie voor elk semester. Ter handhaving van het niveau evalueren zij alle cursussen die wat slagingspercentage betreft minder scoren dan 50% en meer dan 90%. Nog een slotopmerking van de commissie: Door de faculteit en opleidingen wordt veel aandacht gegeven aan de internationalisering en liggen de wegen naar het buitenland open. Het spijt de commissie dat de studenten daarvan nog onvoldoende gebruikmaken. Internationalisering blijft een punt van aandacht. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht: Studenten Studenten zijn direct betrokken bij de interne kwaliteitszorg door het invullen van vragenlijsten bij de evaluatie van cursussen en programma’s en als lid van panelgroepen. In de opleidingscommissie zijn studenten paritair vertegenwoordigd. Ook zitten studentvertegenwoordigers bij vergaderingen van de facultaire gemeenschappelijke vergadering, het decanaat en het docentenoverleg in semesterverband. Er is verder de studievereniging ESV (Economische Studenten Vereniging) die zich inzet voor de kwaliteit van het onderwijs, onder meer door deelname aan het onderwijsoverleg in de opleidingscommissie.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
87
Alumni Jaarlijks wordt in opdracht van het College van Bestuur een onderzoek onder afgestudeerden van de Radboud Universiteit Nijmegen gehouden. Over de resultaten daarvan wordt gerapporteerd in de zogenoemde alumnimonitor. Daaruit is onder meer af te lezen hoe alumni oordelen over hun opleiding en de mate waarin deze aansluit bij de functie die ze vervullen. Inhoudelijke informatie hieruit staat vermeld bij Facet 20. Daarnaast zitten in de Raad van Advies twee alumni van de opleiding. Opleidingscommissie De opleidingscommissie speelt een centrale rol in het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding. De commissie bestaat uit vijf stafleden en vijf studenten. De opleidingscoördinator en de studieadviseur van de opleiding nemen als adviserend lid deel aan de vergaderingen. Naast de gebruikelijke standaardtaken van de opleidingscommissie zoals de bespreking van onderwijsevaluaties en advisering over de OER, vervult de opleidingscommissie een leidende rol bij het voorstellen en bewaken van verbetermaatregelen. Ook is de opleidingscommissie nauw betrokken bij programmawijzigingen. De opleidingscommissie adviseert aan de kernraad Economie en de vicedecaan Onderwijs. De examencommissie De examencommissie komt regelmatig bijeen (meestal tweewekelijks) om de ingekomen verzoeken van studenten te bespreken. Studenten kunnen bij de commissie verzoeken om vrijstellingen indienen, verzoeken tot afwijking van het programma voorleggen, en in beroep gaan als zij het oneens zijn met de wijze waarop uitvoering aan de regels wordt gegeven. In de meeste gevallen krijgt een student binnen twee weken na indiening van een verzoek de beslissing te horen. De studieadviseur is adviseur van de examencommissie. Daardoor komen eventuele problemen snel aan het licht. In veel gevallen kan snel gereageerd worden om onnodige vertraging te voorkomen. Adviesraad Mede naar aanleiding van de opmerkingen van de visitatiecommissie en de richtlijnen van het CvB van de RU heeft de opleiding een Raad van Advies ingesteld waarin alumni en het beroepenveld zijn vertegenwoordigd. De Raad van Advies adviseert onder meer over de eindkwalificaties die de opleiding bij afgestudeerden nastreeft, de wetenschappelijke actualiteit van het programma en de wijze waarop de opleiding verbanden legt met de actuele beroepspraktijk. De Raad adviseert aan de kernraad van de opleidingen. Oordeel De commissie heeft de bevindingen uit de zelfstudie geëvalueerd in haar gesprekken met bachelor- en masterstudenten, met docenten, ondersteunende staf en opleidingsbestuur en heeft een grote betrokkenheid bij de opleidingen geconstateerd. De relatie met de alumni was minder intensief. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende.
88
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Oordeel over het onderwerp “Interne kwaliteitszorg” Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp “Interne kwaliteitszorg”. Voor de bacheloropleiding Economie luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics luidt dat oordeel voldoende.
1.2.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht: Bacheloropleiding: De bacheloropleiding is in 2001-2002 van gestart gegaan en opgezet als een doorstoomopleiding naar aansluitende en verwante masteropleidingen. Indicatoren voor de mate waarin afgestudeerde bachelors de kwalificaties bezitten die de opleiding nastreeft, zijn te vinden in het niveau van de geproduceerde bachelortheses en het rendement van de aansluitende masteropleiding. Studenten sluiten de bacheloropleiding af met het schrijven van een bachelorthesis. Daarin werken ze onder begeleiding een wetenschappelijke probleemstelling uit en formuleren relevante onderzoeksvragen waarop ze antwoorden pogen te vinden met behulp van te selecteren methoden en theorieën. Daarmee vormt de bachelorthesis een goede voorbereiding op het onderzoek dat, meer zelfstandig, in de masteropleiding moet worden uitgevoerd. Studenten die na de bacheloropleiding de masteropleiding gaan volgen, zijn goed in staat om deze opleiding met succes af te ronden. Wel doen zij er (aanzienlijk) langer over dan de nominale studieduur (zie Facet 21). Tot nu toe zijn er geen indicaties dat studenten na afronding van de bacheloropleiding opteren voor een positie op de arbeidsmarkt. Masteropleiding: De masteropleiding Economie is van start gegaan in 2002-2003. De eerste afgestudeerden hebben de opleiding afgerond in het studiejaar 2003-2004. Indicatoren voor de mate waarin afgestudeerden de kwalificaties bezitten die de opleiding nastreeft zijn te vinden in het niveau van de geproduceerde mastertheses en de arbeidsmarktpositie die afgestudeerden innemen. Studenten sluiten de masteropleiding af met het schrijven van hun masterthesis. Hierin laten zijn zien dat ze in staat zijn om relatief zelfstandig een economisch onderzoek op te zetten, uit te voeren en daarover te rapporteren. Het is het sluitstuk van de opleiding waarin studenten een proeve van bekwaamheid afleggen en laten zien op welk niveau ze zich bevinden wat betreft kennis, inzicht en vaardigheden. De leden van de visitatiecommissie waren in 2003 zeer lovend over het academisch niveau van de doctoraalscripties. Jaarlijks wordt in opdracht van het College van Bestuur een onderzoek onder afgestudeerden van de Radboud Universiteit Nijmegen gehouden. Over de resultaten daarvan wordt gerapporteerd in de zogenoemde alumnimonitor. Daaruit is onder meer af te lezen hoe alumni QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
89
oordelen over hun opleiding en de mate waarin deze aansluit bij de functie die ze vervullen. Bij een kleine opleiding als Economie betreft de respons op het alumnionderzoek slechts een kleine groep afgestudeerden. Resultaten van één enquêtejaar zijn hierdoor sterk onderhevig aan fluctuaties en daarmee doorgaans minder betrouwbaar. Om een meer betrouwbaar beeld te geven zijn de respondenten van de laatste vijf jaar (2001-2005) bij elkaar gevoegd. In totaal gaat het dan om 22 respondenten. Uit de resultaten blijkt dat de arbeidsmarktpositie van Economie-alumni goed is. Geen enkele respondent geeft aan werkzoekend te zijn. Afgestudeerde economen uit Nijmegen komen vooral terecht in functies bij banken en verzekeringskantoren (33%), universiteiten (16%) en de overheid (16%) Afgestudeerden van de opleiding Economie zijn over het algemeen tevreden over hun opleiding. 80% van hen kwalificeert de aansluiting tussen opleiding en functie als voldoende (30%) tot goed (50%). Wel vindt men dat de opleiding meer aandacht zou kunnen geven aan de voorlichting over en de voorbereiding op de beroepspraktijk. Een flink deel (42%) van de alumni vindt dat de opleiding wat meer de diepte in kan steken. In het nieuwe curriculum dat in 2004 van start is gegaan is de diepgang vergroot door de invoering van drie afstudeertrajecten en het opnieuw inrichten van de methodenlijn. Oordeel De commissie heeft kennisgenomen van de alumnimonitor 2001-2005 voor de opleiding Economie van de RU en waardeert de inspanningen van de universiteit op dit gebied. Bacheloropleiding: De commissie heeft voorafgaande aan het visitatiebezoek conform het QANU-kader twaalf bachelorscripties en de daarbij behorende beoordelingsformulieren geselecteerd uit de lijst van de 25 meest recente bachelorscripties. De commissie oordeelt dat de bachelorscripties van goed niveau zijn. De commissie oordeelt positief, maar er moet een balans zijn tussen kwaliteit, studeerbaarheid en rendement. Masteropleiding: Tevens heeft de commissie conform het QANU-kader een selectie van twaalf masterscripties en de bijbehorende beoordelingsformulieren voorafgaande aan de visitatie ingezien. De masterscripties zijn van goed niveau. Wel had zij een grotere weerspiegeling verwacht van de ‘Meer dan economie’ visie in de onderwerpen van de scripties op masterniveau. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is goed. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving De zelfstudie geeft het volgende overzicht:
90
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Er zijn nog geen (betrouwbare) KUO-cijfers voor de rendementen van de bachelor- en masteropleidingen. Onderstaande tabellen zijn gebaseerd op gegevens uit het eigen studievoortgangsregistratiesysteem, waarin studenten uit een startcohort gevolgd worden van moment van binnenkomst tot vertrek, al dan niet met een diploma. De opleiding Economie hanteert de volgende streefdoelen voor de opleidingsrendementen: • •
•
propedeuserendement: 70% haalt de propedeuse in twee jaar; bachelorrendement (berekend op de instroom in de postpropedeuse): • na drie jaar (nominaal): 25%; • na vier jaar: 75%; • na vijf jaar: 95%; masterrendement: • na twee jaar: 90%.
Bij het masterrendement zij opgemerkt dat de faculteit wel een streefdoel na twee jaar heeft geformuleerd, maar geen streefdoel na één jaar. Dit is bewust gedaan. Het blijkt dat er verschillende redenen zijn waarom niet verwacht mag worden dat een substantieel deel van de studenten de master binnen een jaar zal afronden (zie later). Bacheloropleiding: In Tabel 16 is het propedeuserendement weergegeven voor de totale instroom, Tabel 17 geeft het rendement voor de vwo-instroom. Uit het overzicht van de propedeuserendementen blijkt dat na 2002-2003 een aanzienlijke teruggang optreedt in het percentage studenten dat de propedeuse in één jaar haalt. In 2003-2004 is de lat hoger gelegd voor studenten, met name door het verzwaren van de inhoud van de methodenvakken in het eerste jaar, die voor veel studenten selecterend blijken te zijn. Het propedeuserendement na twee jaar is nu circa 60%. De faculteit streeft ernaar om dit op 70% te krijgen. De belangrijkste maatregel die hiertoe is genomen, is de invoering van de P-in-2 regel. Daarbij verliezen behaalde propedeusetentamens hun geldigheid, wanneer niet twee jaar na het behalen van het tentamen het propedeusegetuigschrift wordt behaald. Deze regel is vanaf 1 september 2002 van kracht. Uit het studievoortgangssysteem blijkt dat de regel een stimulerend effect heeft op de studievoortgang van studenten. Ook de intensivering van het onderwijs in de propedeuse zal naar verwachting bijdragen tot een hoger propedeuserendement. Tabel 16: Propedeuserendement (instroom in de propedeutische fase van de bacheloropleiding Economie voor alle vooropleidingen) Cohort
Totaal
2001 - 2002 2002 - 2003 2003 - 2004 2004 - 2005
Absoluut 25 23 33 39
Propedeuse rendement na 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar Percentage cumulatief 40 60 68 72 35 61 70 15 36 23
Bronnen: voortgangsrapportages van de cohorten economie en ISIS
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
91
Tabel 17: Propedeuserendement (instroom in de propedeutische fase van de bacheloropleiding voor vwo) Cohort
Totaal
2001 - 2002 2002 - 2003 2003 - 2004 2004 - 2005
Absoluut 22 21 29 36
Propedeuse rendement na 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar Percentage cumulatief 45 68 77 77 38 67 76 17 38 22
Bronnen: voortgangsrapportages van de cohorten economie en ISIS
Bij de gegevens over het bachelorrendement (Tabellen 18 en 19) valt op dat slechts een klein percentage (7-12%) de studie in de nominale tijd afrondt. Na vier jaar, dus met een uitloop van een jaar op de nominale studieduur, is tweederde van de studenten die de propedeuse in twee jaar hebben afgerond, afgestudeerd als bachelor. Deze cijfers worden echter vertekend doordat studenten voorwaardelijk tot de master worden toegelaten, indien zij niet meer dan twee bachelorvakken uit het gehele bachelorcurriculum hebben open staan. Studenten stellen daarmee het afronden van hun bacheloropleiding uit. Tegelijkertijd nemen ze deze vertraging mee in de masteropleiding, waardoor ook de rendementscijfers van de masteropleiding worden beïnvloed. Tabel 18: Bachelorrendement ( instroom in de postpropedeutische fase van de bacheloropleiding Economie voor alle vooropleidingen ) Cohort
P in 2 jaar
2001 - 2002 2002 - 2003 2003 - 2004
Bachelorrendement na 3 jaar 4 jaar 5 jaar Absoluut Percentage cumulatief 15 7 67 16 13 12
Bronnen: voortgangsrapportages van de cohorten economie en ISIS
Tabel 19: Bachelorrendement ( instroom in de postpropedeutische fase van de bacheloropleiding Economie voor vwo) Cohort
P in 2 jaar
2001 - 2002 2002 - 2003 2003 - 2004
Bachelorrendement na 3 jaar 4 jaar 5 jaar Absoluut Percentage cumulatief 15 7 67 11 18 8
Bronnen: voortgangsrapportages van de cohorten economie en ISIS
92
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Masteropleiding In Tabel 20 is de instroom in de masteropleiding weergegeven en het rendement na 1, 1½, 2, 2½ en 3 jaar. Uit deze tabel blijkt dat na twee jaar ruim 50% van de studenten het masterdiploma heeft behaald. De opleiding is er zich van bewust dat dit masterrendement te laag is. Daar liggen verschillende oorzaken aan ten grondslag en langs meerdere wegen wordt hierin verbetering gebracht. Tabel 20: Masterrendement Economie studiejaar 2002-2003 2003-2004 2004-2005 2005-2006
instroom na 1 jaar na 1 ½ jaar na 2 jaar na 2 ½ jaar na 3 jaar N % % % % % 15 7 27 53 87 100 13 8 23 54 69 21 0 10 14* 28
* tussenstand mei 2006 - Bron: ISIS
In de eerste plaats kiezen veel studenten ervoor om meer tijd aan de masterthesis te besteden dan hiervoor gereserveerd is. Zij koppelen aan de masterthesis een praktijkstage of verdiepen hun onderzoek. Enerzijds vinden de docenten economie dit een waardevolle uitbreiding en ook werkgevers geven aan dat deze ervaring op prijs wordt gesteld. Aan de andere kant belemmert het de opleiding goed te sturen op rendement. Door nog meer alert te zijn op de studievoortgang van studenten hoopt de opleiding deze oorzaak van vertraging beter te reguleren. Daarnaast speelt een rol dat veel studenten aan de masteropleiding beginnen, terwijl zij – conform de geldende toelatingsregeling – nog één of twee vakken uit de bacheloropleiding hebben open staan. Daardoor cumuleert de vertraging die studenten in bachelor en master tezamen oplopen aan het eind van de masteropleiding. Dit is een belangrijk argument in de lopende discussie over de invoering van een ‘harde knip’ tussen de bachelor- en masteropleiding. Met een ‘harde knip’ wordt de regeling bedoeld waarbij studenten slechts tot de masteropleiding worden toegelaten indien zij de bacheloropleiding met succes hebben afgerond. De discussie over de invoering van deze regeling is gekoppeld aan de discussie over invoering van twee instroommomenten in de master. Beide discussies worden momenteel instellingsbreed gevoerd. Door het invoeren van een harde knip wordt duidelijk welke vertraging feitelijk in de masteropleiding optreedt. Ten slotte telt mee dat een aantal studenten naast hun studie een bijbaan heeft om de studie te financieren. Om de studievoortgang te stimuleren heeft de faculteit voor masteropleidingen een soortgelijke regel als in de propedeuse ingevoerd, de M-in-2 regel. Deze regel is vanaf 1 september 2004 van kracht. Behaalde mastertentamens verliezen hun geldigheid als niet binnen twee jaar na het behalen van het tentamen het masterdiploma is behaald. Studenten die in september 2004 aan de masteropleiding zijn begonnen, worden eind 2006 met deze regel geconfronteerd. De mastercoördinator en studieadviseur hebben een gedetailleerd overzicht van de studievoortgang van iedere student en kennen de oorzaak van een eventuele studievertraging. Met name bij de praktische invulling van een onderzoeksontwerp lopen studenten vertraging op. Door een intensievere begeleiding op dit punt wil de opleiding hierin verbetering brengen. QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
93
Oordeel Bij de bestudering van de zelfstudie viel het de commissie op dat het rendement laag is zodat er vragen ontstaan over de studeerbaarheid. Tijdens de gesprekken bleek dat inderdaad de resultaten van de totale groep aan de lage kant zijn: cijfers worden onder andere negatief beïnvloed doordat een aantal eerstejaarsvakken meegenomen kan worden naar het tweede jaar en ook een aantal vakken van de bachelor naar de master. Wel bleek uit gesprekken met individuele studenten dat zij positief oordelen over de studeerbaarheid. Toch wil de commissie opmerken dat enkele struikelvakken nadere aandacht verdienen, dat de gesprekken met studenten met onvoldoende resultaat in het eerste jaar eerder plaats dienen te vinden, en dat afspraken met achterblijvende studenten meer dienen te worden geformaliseerd. Wel verwacht de commissie een positief resultaat van de intensivering van het eerstejaarsonderwijs en van de noodzakelijke consolidatie van de veranderingen van de afgelopen jaren. De hoge eisen die aan de scriptie worden gesteld, hetgeen de commissie positief beoordeelt, zouden van invloed kunnen zijn op het rendement. Bacheloropleiding Economie: Het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Economics: Het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp “Resultaten” Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp “Resultaten”. Voor de bacheloropleiding Economie luidt dat oordeel voldoende, voor de masteropleiding Economics luidt dat oordeel voldoende.
94
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Economie: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
95
Masteropleiding Economics: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen
Voldoende
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleiding Economie en de masteropleiding Economics De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De bacheloropleiding Economie voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Economics voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
96
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Bijlage 1.
Eindkwalificaties, eindtermen en relatie met Dublin-descriptoren voor Bacheloropleiding Economie
Eindkwalificatie 1: Actieve beheersing van de economisch-wetenschappelijke taal Studenten zijn na afronding van de bachelor in staat tot het: • •
benoemen, beschrijven en beoordelen van visies van economische scholen op theorie en beleid; benoemen, beschrijven en toepassen van economische concepten, theorieën, onderzoeksmethoden en -technieken op voorgestructureerde probleemvelden, in het bijzonder op één van de deelterreinen: Accounting & Finance, Financiële economie en Internationale economie.
Eindkwalificatie 2: Onderzoeksoriëntatie Studenten zijn na afronding van de bachelor in staat tot het: • • • • •
onder verwijzing naar voorbeelden afbakenen en definiëren van een economisch onderzoek; kritisch evalueren van bestaande onderzoeksresultaten in wetenschappelijke tijdschriften; naar analogie van besproken onderzoek formuleren en operationaliseren van onderzoeksvragen, selecteren en gebruiken van relevante onderzoeksmethoden en technieken; efficiënt en effectief gebruik van databanken, waaronder het internet en bibliotheken, ten behoeve van gegevensverzameling; adequaat verwerken van informatie ten behoeve van gestelde problemen.
Eindkwalificatie 3: Verbinden van economische theorie en praktijk Studenten zijn na afronding van de bachelor in staat tot het: •
• • •
toepassen van verworven kennis en vaardigheden, inclusief het gebruik van statistieken van relevante nationale en internationale economische organisaties in de analyse van concrete economische problemen in het bijzonder op één van de deelterreinen Accounting & Finance, Financiële economie en Internationale economie; analyseren, begrijpen en beoordelen van gevoerd economisch beleid en studies daaromtrent van erkende nationale en internationale organisaties, in het bijzonder op de deelterreinen Accounting & Finance, Financiële economie en Internationale economie; analyseren en begrijpen van de wisselwerking tussen de onderneming en haar sociaaleconomische omgeving; reflecteren op de relaties tussen theoretische problemen en praktische oplossingen in het bijzonder op één van de deelterreinen Accounting & Finance, Financiële economie en Internationale economie.
Eindkwalificatie 4: Reflectie Studenten zijn na afronding van de bachelor in staat tot het: • •
kritisch reflecteren op de grondslagen van het economisch denken; beoordelen van theorieën en (conceptuele) modellen op hun verklarend en/of voorspellend vermogen.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
97
Eindkwalificatie 5: Ontwerpen van beleidsadviezen Studenten zijn na afronding van de bachelor in staat tot het:’ • •
diagnosticeren van economische beleidsproblemen; formuleren van theoretisch gefundeerde beleidsvoorstellen.
Eindkwalificatie 6: Doorvoeren van veranderingen Studenten zijn na afronding van de bachelor in staat tot het: • •
aangeven van mogelijke knelpunten bij de tenuitvoerlegging van beleidsaanbevelingen; beredeneerd kunnen schatten van de omvang van de effecten van het voorgestelde beleid.
Eindkwalificatie 7: Samenwerking Studenten zijn na afronding van de bachelor in staat tot het: • •
samenwerken met medestudenten in taakgerichte groepen van verschillende structuur (monodisciplinair, multidisciplinair); omgaan met spanningsrelaties tussen actoren in een groep.
Eindkwalificatie 8: Communicatie Studenten zijn na afronding van de bachelor in staat tot het: • •
het presenteren (schriftelijk en mondeling) van resultaten van economisch onderzoek; onderscheiden van hoofd- en bijzaken in mondelinge en schriftelijke presentaties.
Eindkwalificatie 9: Zelfsturing Studenten zijn na afronding van de bachelor in staat tot het: •
innemen en verantwoorden van de eigen positie ten aanzien van sociaaleconomische vragen en problemen.
Eindkwalificatie 10: Zelfstandig leren Studenten zijn na afronding van de bachelor in staat tot het: •
aangeven van de contouren van de eigen competenties betreffende kennis en vaardigheden in het licht van een vervolgopleiding en nieuwe leerdoelen en wegen te benoemen.
98
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Bijlage 2.
Eindkwalificaties, eindtermen en relatie met Dublin-descriptoren voor Masteropleiding Economics
Eindkwalificatie 1: Actieve beheersing van de economisch-wetenschappelijke taal Studenten zijn na afronding van de master in staat tot het: • • •
zelfstandig lezen en becommentariëren van de economisch-wetenschappelijke literatuur in het bijzonder op één van de deelterreinen: financiële economie en internationale economie; zelfstandig formuleren en uitvoeren van voorstellen tot conceptuele, theoretische en/of methodologische vernieuwing; analyseren van complexe multi- en interdisciplinaire problemen in het bijzonder op één van de deelterreinen: financiële economie en internationale economie.
Eindkwalificatie 2: Onderzoeksoriëntatie Studenten zijn na afronding van de master in staat tot het: • • •
ontwerpen en zelfstandig uitvoeren van onderzoeksprojecten met het oog op presentatie op vakwetenschappelijke congressen en publicaties en vakwetenschappelijke tijdschriften; positioneren van bestaand onderzoek en het plaatsen van de eigen bijdrage in de wetenschappelijke discussie; creëren van toegevoegde waarde op theoretisch, conceptueel en/of empirisch gebied.
Eindkwalificatie 3: Verbinden van economische theorie en praktijk Studenten zijn na afronding van de master in staat tot het: • •
zelfstandig actualiseren van onderzoekstechnieken, concepten en theorieën gegeven de relevante praktijk; zelfstandig identificeren van relaties tussen theoretische problemen en praktische oplossingen en de wisselwerking tussen theorie en praktijk.
Eindkwalificatie 4: Reflectie Studenten zijn na afronding van de master in staat tot het: • •
zelfstandig beoordelen van theorieën op hun relevantie voor economisch beleid; zelfstandig kritisch reflecteren op verschillende methodische en methodologische benaderingen in de wetenschappelijke literatuur, in het bijzonder op de deelterreinen: financiële economie en internationale economie.
Eindkwalificatie 5: Ontwerpen van beleidsadviezen Studenten zijn na afronding van de master in staat tot het: • •
positioneren van beleidsdiscussie in een breder wetenschappelijk debat; zelfstandig ontwerp van advies gebruikmakend van theoretische en empirische wetenschappelijke inzichten.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
99
Eindkwalificatie 6: Doorvoeren van veranderingen Studenten zijn na afronding van de master in staat tot het: • •
zelfstandig beoordelen van de sterktes en zwaktes van het voorgestelde beleid en daarmee rekening houden bij de formulering van adviezen; expliciteren van de overwegingen die ten grondslag liggen aan de door hen gemaakte keuze(s) met de daarbij behorende voor- en nadelen.
Eindkwalificatie 7: Samenwerking Studenten zijn na afronding van de master in staat tot het: • • •
onder aanvoering van een vakdocent discussiëren en durven expliciteren van de door hen gemaakte wetenschappelijke afweging in heterogene groepen; samenwerken in groepen van wisselende omvang en samenstelling; omgaan met cultuurverschillen voortkomend uit verschillende nationaliteiten.
Eindkwalificatie 8: Communicatie Studenten zijn na afronding van de master in staat tot het: • •
maken van keuzes met betrekking tot de manier en vorm van presenteren in relatie tot de aard van de gelegenheid en/of publiek; correct leren verdedigen van de door hen gemaakte keuzes.
Eindkwalificatie 9: Zelfsturing Studenten zijn na afronding van de master in staat tot het: •
zelfstandig kritisch volgen van ontwikkelingen op het eigen vakgebied, in het bijzonder op de deelterreinen: financiële economie en internationale economie.
Eindkwalificatie 10: Zelfstandig leren Studenten zijn na afronding van de master in staat tot het: •
100
onder hoge druk in kort tijdsbestek relevante informatie en/of data te vinden, verwerken, interpreteren en presenteren (mondeling dan wel schriftelijk).
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Bijlagen
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
101
102
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Bijlage A: Curricula vitae van de leden van de visitatiecommissie Prof. dr. P.A. (Piet) Verheijen (voorzitter van de commissie) is emeritus hoogleraar Bedrijfseconometrie en oud voorzitter van het College van Bestuur (1988-1991) van de Universiteit van Tilburg. Hij publiceerde onder andere over dynamische ondernemingsmodellen en financieringsmodellen. Vanaf 1991 deed hij onderzoek op het gebied van de economie van non-profitinstellingen. Hij is (was) bestuurder van non-profitinstellingen (onderwijs, gezondheidszorg, natuur en milieu) en commissaris van bedrijven met name in de energiesector. Prof. dr. ir. J.M. (Jan) Bots is hoogleraar Controlling bij Business Universiteit Nyenrode. Daarnaast is hij bestuurder van de NIVRA-Nyenrode School of Accountancy and Controlling, waar hij als programmadirecteur verantwoordelijk is voor de controllersopleidingen. Hij onderwijst en onderzoekt op het terrein van Bestuurlijke Informatiekunde en Controlling. Prof. dr. D.G.A. (Daniël) Van Den Bulcke is emeritus hoogleraar internationaal management en ontwikkeling en oud-voorzitter van het College voor Ontwikkelingslanden (19952000) van de Universiteit Antwerpen. Hij is master in Economics van de Universiteit van Toronto (Canada) en doctor in de economische wetenschappen van de Universiteit Gent. Hij doceerde aan meerdere Belgische instellingen (onder andere Universiteit Gent, Economische Hogeschool Limburg, Europacollege Brugge, Katholieke Universiteit Leuven, ICHEC Brussel) evenals in speciale programma’s van enkele Nederlandse universiteiten Nederland. Tevens was hij gastprofessor in talrijke buitenlandse universiteiten en hogescholen in Indonesië, Polen, Filippijnen, Thailand, China, India, Cambodja, Bolivia en Vietnam. Zijn onderzoeksactiviteiten spitsen zich toe op de buitenlandse directe investeringen en de activiteiten van multinationale ondernemingen in het bijzonder in West-Europa en Azië (vooral China). Drs. V.I. (Victor) Goedvolk is voormalig lid van de Hoofddirectie van Fortis ASR Verzekeringsgroep N.V. Hij studeerde bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, en werkte tot 1978 aan de Economische Faculteit aldaar. Vervolgens volgde een aantal jaren adviespraktijk. Vanaf 1982 werkte hij bij het Ministerie van Financiën. In 1990 nam hij daar afscheid als plaatsvervangend secretaris-generaal. Hij trad toen toe tot de leiding van Assurantieconcern Stad Rotterdam N.V., één van de rechtsvoorgangers van Fortis ASR. Hij is thans lid van een aantal besturen en raden van commissarissen in de profit- en non-profitsector. Vele jaren was hij betrokken bij diverse opleidingen, waaronder die van de postdoctorale controllersopleiding van de Erasmus Universiteit. Prof. dr. J.P.M. (John) Groenewegen is in 1975 afgestudeerd aan de Economische Faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is in 1989 gepromoveerd aan de Universiteit van Maastricht. Sinds 2000 is hij bijzonder hoogleraar Institutionele Economie aan de EUR, sinds 2001 bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht en sinds 2004 hoogleraar Economie van Infrastructuren aan de TU Delft. Van 2000 tot 2004 was hij Opleidingsdirecteur van de Economische Faculteit van de EUR en tevens pro-decaan van die instelling. Hij is voorzitter geweest van de Amerikaanse ‘Association for Evolutionary Economics’ (AFEE). Hij is sinds 1998 algemeen secretaris van de ‘European Association for Evolutionary and Political Economy’ (EAEPE) en sinds 1999 voorzitter van de Vereniging van Politieke en Institutionele Economie (VIPE).
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
103
Drs. J.H.L. (Jan) de Vries was lid van het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht (1982-1987), voorzitter van het College van Bestuur van de Hogeschool Enschede (19871993, lid van de Adviescommissie Onderwijsaanbod (ACO, 1993-2003) en tijdelijk Inspecteur wetenschappelijk onderwijs (1999-2000). Voordien was hij als neerlandicus verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Utrecht (1966-1971-1982). Hij vervulde daarnaast diverse bestuurlijke functies binnen en buiten de universiteit. Mw. S.R. (Sanne) Zwinkels (BSc) is student aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Na afronding van de bachelor Bedrijfswetenschappen, volgt zij nu de master Bedrijfswetenschappen, met als afstudeerrichting Management Studies. Na een aantal jaren actief te zijn geweest binnen de faculteitsvereniging, is zij nu adviserend student-lid in het bestuur van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde.
104
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Bijlage B: Domeinspecifiek referentiekader Vakspecifieke richtlijnen wo bachelor economie Het voorliggende rapport bevat vakspecifieke richtlijnen voor de academische bacheloropleiding in de economie. Bij het samenstellen van het rapport hebben de benchmark statements van de Engelse Quality Assurance Agency als voorbeeld gediend. Ook de functie is vergelijkbaar. Het rapport is een ijkpunt voor eventuele nieuwe opleidingen, met name waar het de beoogde wetenschappelijke standaard betreft. Het kan om diezelfde reden gebruikt worden als instrument voor interne kwaliteitszorg en voor accreditatie Ten slotte biedt het aanknopingspunten voor het geven van voorlichting over het vakgebied als zodanig. Bij het samenstellen is geprobeerd zo concreet mogelijk te zijn en een beeld te scheppen waaraan alle bacheloropleidingen moeten voldoen. De auteurs willen geen afbreuk doen aan het feit dat de beoogde competenties op verschillende manieren tot ontwikkeling kunnen worden gebracht. Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 bevat een korte beschrijving van de economie als wetenschap. Vanuit deze achtergrond wordt een schets gegeven van het opleidingenlandschap. Deze mondt uit in een typering op hoofdlijnen van de bacheloropleidingen in de economie, zowel naar niveau als naar inhoud. Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de competenties waarover studenten aan het einde van de bacheloropleiding in de economie zouden moeten beschikken. Hierbij worden onderscheiden vakspecifieke en generieke competenties. Het belang van de generieke competenties schuilt in het feit dat hetgeen studenten tijdens hun opleiding leren een aanzienlijk ruimere draagwijdte heeft dan het vakgebied alleen. Hoofdstuk 3 gaat in algemene zin in op de eisen die aan de leeromgeving gesteld kunnen worden. 1.
Het vakgebied van de economie
Economie als wetenschap Economie is de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van menselijk gedrag voor zover dat betrekking heeft op de aanwending van schaarse alternatief aanwendbare middelen. Op basis van de inzichten die systematische analyse van dit keuzegedrag biedt leveren economen een bijdrage aan het economisch beleid. De studie van de manier waarop huishoudens en bedrijven hulpbronnen gebruiken, krijgt hierbij veel aandacht, zowel op het individuele (micro) als het geaggregeerde (macro) niveau. Hierbij zijn tevens begrepen de institutionele alsmede de internationale context van het economisch gedrag. Economische analyses zijn zowel statisch (bijvoorbeeld de studie van output, werkgelegenheid, handel en financiering) als dynamisch (de studie van innovatie, technische vooruitgang, economische groei en cycli). Een vaak gemaakt onderscheid is dat tussen de algemene en de bedrijfseconomie. Algemene economen hebben meer belangstelling voor het functioneren van markten en volkshuishoudingen, al dan niet in hun onderlinge samenhang; bedrijfseconomen voor het functioneren van werkorganisaties. Beide disciplines kennen vele raakvlakken en raken steeds sterker verweven. In plaats van dit onderscheid wordt daarom ook de verscheidenheid aan perspectieven en domeinen genoemd om de complexiteit van het object tot uitdrukking te brengen. Perspectieven zijn bijvoorbeeld de neoklassieke, institutionele en evolutionaire economie. Bij domeinen kan men denken aan financiering, marketing, regionale en arbeidseconomie. QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
105
De studie van de economie heeft talloze raakvlakken met de andere sociale wetenschappen en in toenemende mate ook met de studie van natuur en milieu. Op het grensgebied van economie en rechtswetenschap is bijvoorbeeld de fiscale economie tot bloei gekomen. Aangezien economische kennis onmisbaar is voor ondernemingsgedrag, -strategie en -resultaat, is de economie een hoeksteen geworden van de bedrijfswetenschappen. Mede vanwege de complexe verwevenheid tussen economisch gedrag en andere (maatschappelijke) omstandigheden, hechten economen veel belang aan abstractie en modelbouw. Dit stelt hoge eisen aan het vermogen tot logisch redeneren (zowel inductief als deductief ) en het analyseren van zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens. Wiskunde en statistiek vormen dan ook onmisbare instrumenten voor de econoom. De waarde van wiskunde en statistiek komt mede tot uitdrukking in de opkomst van het vakgebied van de econometrie. Tegelijkertijd wordt van economen gevraagd zich van het geabstraheerde karakter van de economische analyses bewust te blijven en hun inhoud te kunnen interpreteren in de bredere maatschappelijke context en het beleid. Economie als opleiding De opleidingen in de economie bieden een programma waarin studenten zich de fundamenten van de algemene en de bedrijfseconomie eigen maken, waarna zij zich kunnen specialiseren in de bedrijfseconomie, de algemene economie of de internationale economie, zulks ter voorbereiding op de keuze van een masteropleiding. In de meeste universiteiten zijn de econometrie en de fiscale economie verzelfstandigd tot aparte opleidingen. Zij blijven in dit rapport dan ook buiten beschouwing. Op basis van een vooropleiding in de algemene of in de bedrijfseconomie dienen zich verdere keuzemogelijkheden aan in de afstudeerfase. De verwevenheid van de economie met andere disciplines maar ook de gewildheid van een economische opleiding op de arbeidsmarkt, heeft geleid tot het ontstaan van nieuwe opleidingen zoals economie en recht, economie en geografie, beleidsgerichte economie et cetera. In opleidingen van dit type overheerst de inbreng vanuit de algemene economie. De verwachting is dat de invoering van de bachelor-masterstructuur ertoe zal leiden dat specialisatie vooral zal plaatsvinden in de masterfase. De populariteit van het vakgebied zal voorts leiden tot de opkomst van ‘joint bachelors’, opleidingen waarin economie náást of in samenhang met een ander vakgebied wordt aangeboden. De masterfase zal veel varianten kennen, veelal in combinatie met masteropleidingen van bedrijfswetenschappelijke achtergrond. De inhoud van de economische bacheloropleidingen Bacheloropleidingen in de economie zullen variëren in de mate waarin ze zich algemeen- dan wel bedrijfseconomisch profileren en in de mate waarin ze economie en elementen van een andere discipline combineren. Van een opleiding die het predikaat ‘economisch’ gebruikt mag worden verwacht dat studenten een coherent inzicht verwerven in economische begrippen, dat verder gaat dan een ‘inleiding in…’. Deze begrippen omvatten micro-economische kwesties op het gebied van keuze en besluitvorming, de productie en ruil van goederen, de wederkerige afhankelijkheid van markten en de economische welvaart. Eveneens is aandacht gewenst voor macro-economische vraagstukken als werkgelegenheid, nationaal inkomen, betalingsbalansen, de verdeling van inkomens, inflatie en groei. Bij al deze zaken krijgt het internationale en het institutionele perspectief eveneens de nodige aandacht. Voorts maken studenten – in elk geval op inleidend niveau – kennis met vraagstukken op het gebied van financieel economisch management, marketing, organisatie en accounting alsmede het economische beleid van overheden. De ontwikkeling van een coherent inzicht in economische principes dient zowel een verbale als een grafische en een mathematische expressie te hebben. Bij het analyseren van economische data leren studenten economische rekenkunde, statistiek en wiskunde gebruiken. 106
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Een bacheloropleiding stelt studenten in staat zich te verdiepen in één of meer richtingen op het aldus gelegde fundament. Dit kunnen de algemene of de bedrijfseconomie zijn, maar ook de internationale economie of het economische beleid. Het niveau van de bacheloropleiding Hierboven is al een indicatie gegeven van het niveau van de inhoud van de bacheloropleiding. Het nagestreefde niveau zal in hoofdstuk 2 van dit rapport worden beschreven aan de hand van beoogde competenties en de kennis, vaardigheden en houdingen waarop deze zijn gebaseerd. De competenties die studenten verwerven liggen zowel op het gebied van de eigen discipline als in het academische vlak in het algemeen. Voor de eigen discipline geldt dat studenten op intermediate level kennismaken met de macroen micro-economische analyse in zowel nationaal als internationaal perspectief. Dit houdt in dat ze relevante begrippen en theorieën kunnen weergeven en relateren, maar ook dat ze de inhoud en opzet van het aan de conceptuele kennis ten grondslag liggende onderzoek kennen. Studenten kennen de toepassingen van de economische wetenschap in de context van bedrijven en in die van het overheidshandelen. Ze kunnen de belangrijkste problemen die zich binnen deze toepassingsvelden voordoen interpreteren en analyseren. Dit uit zich onder meer in het vermogen tot het formuleren van relevante hypothesen, het kiezen van een onderzoeksopzet het verzamelen en bewerken van data en het trekken van conclusies, die ze helder kunnen verwoorden. De masteropleiding stelt studenten in staat om voor een ten opzichte van de bacheloropleiding sterk begrensd deel van het vakgebied geavanceerde kennis te verwerven en mede op basis hiervan een eigen bijdrage te leveren aan zowel het economisch onderzoek als het ontwerpen van beleid. Voor de ontwikkeling van generiek academische competenties is de bachelorfase onvervangbaar. Tijdens deze periode leren studenten niet alleen over de grenzen van het eigen vakgebied heenkijken – mede om deze reden is een major-minorsysteem aantrekkelijk – ze leren ook vakwetenschappelijke vragen in een bredere maatschappelijke context zien en hiervan de politieke en ethische dimensie te onderscheiden. Het belang van de bachelor bij de ontwikkeling van academische competenties in aanmerking nemend, moeten voorzieningen om studenten met een hbo-bachelordiploma voor te bereiden op een instroom in een wo-master vooral gericht zijn op het tot ontwikkeling brengen van een wetenschappelijke denkwijze. Dit omvat het versterken van het inzicht in de samenhang tussen de afzonderlijke kennisgebieden, het zich eigen maken en gebruiken van onderzoeksmethoden en het leren reflecteren op de resultaten van (eigen) onderzoek. 2. Competenties In dit hoofdstuk wordt aangesloten bij de trend om de doelstellingen van een opleiding te beschrijven in termen van competenties. Competenties verwijzen naar gedrag dat mede dankzij een opleiding tot stand dient te komen. Hiertoe worden bepaalde kennis, vaardigden en houdingen als bevorderlijk geacht. Deze worden hieronder gespecificeerd. Het hangt echter tevens van de leeromgeving af of het verwerven van kennis en vaardigheden inderdaad bijdraagt aan de ontwikkeling van de beoogde competenties. Vandaar dat hierover in hoofdstuk 3 nog een en ander wordt gezegd.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
107
2.1.
Vakwetenschappelijke competenties
De competenties die studenten in een economische bachelor verwerven kunnen in drie groepen worden verdeeld, die overigens ook voor andere disciplines gelden. De invulling ervan is echter specifiek voor de economie. 2.1.1. Studenten spreken de taal van het vakgebied Het kunnen spreken van de taal van het vakgebied als doelstelling van een bacheloropleiding gaat aanzienlijk verder dan kennis van de belangrijkste concepten en theorieën alleen. Studenten zijn in staat om kennis te gebruiken als ze worden geconfronteerd met een niet al te ingewikkeld economisch probleem in een bedrijf of van de overheid. Bovendien moeten ze de betekenis van de gebruikte inhoud kunnen relativeren. Dit kan bijvoorbeeld door de ene theorie met de andere te vergelijken, maar ook door economische begrippen te confronteren met benaderingen uit andere relevante vakgebieden. Onderdelen competentie Weergeven en interpreteren
108
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase in staat tot het: Studenten geven • weergeven en interpreteren van de belangrijkde conceptuele en ste concepten van de micro-economie: keuze en methodologische besluitvorming, kosten, de productie en ruil van uitgangspunten van goederen, de wederkerige afhankelijkheid van de economische markten en de economische welvaart, mede in wetenschap weer institutioneel en in internationaal perspectief; en discussiëren • weergeven en interpreteren van de belangrijkste hierover met vakgeconcepten van de macro-economie: werkgelegennoten. heid, nationaal inkomen, betalingsbalansen, de verdeling van inkomens, de rol van incentives, inflatie en groei, evenwicht en stabiliteit, mede in internationaal perspectief; • weergeven en interpreteren van belangrijkste economische vragen van werkorganisaties: kosten, prijs, winst en financiering; • het hanteren van een aantal economische begrippen in besluitvormingssituaties van uiteenlopende aard (transferable concepts) , zoals opportunity costs, incentiven (prikkels), evenwicht en stabiliteit, strategisch denken, onzekerheid en marginale kosten; • vergelijken van de visies van de verschillende economische scholen op economisch beleid; • interpreteren van verbale, grafische en mathematische weergaven van economische concepten en theorieën;
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Analyseren Studenten analy• toepassen van economische concepten, theorieën, en verklaren seren en verklaren onderzoekstechnieken en -methoden, inclusief het verschijnselen en gebruik van statistieken van relevante nationale en problemen in de internationale economische organisaties; economie met • analyseren, verklaren en beoordelen van het behulp van de gevoerde economische beleid van en studies daarconceptuele en omtrent van erkende nationale en internationale methodologische organisaties; uitgangspunten van • het relateren van economische theorieën en modelde economische len aan de grondslagen van het economisch beleid wetenschap. in werkorganisaties en van overheden.
2.1.2.
Het vermogen om door middel van onderzoek bij te dragen aan de ontwikkeling van het vakgebied
Aan het einde van de bacheloropleiding kan een student een eenvoudig onderzoek uitvoeren. De nadruk zal daarbij liggen op het formuleren van een hypothese en het verzamelen, bewerken, interpreteren en presenteren van data. Het onderzoek in de masterfase is in sterkere mate theorietoetsend. Dat wil zeggen via een of meer hypothesen wordt ingegaan op de betekenis van een bepaalde theorie als zodanig. Onderdelen competentie Formuleren doelstelling en probleemstelling
Keuze van onderzoeksopzet
Keuze van methoden om data te verzamelen en te bewerken
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase in staat tot het: Studenten formu- • afbakenen en definiëren van een economisch leren een economionderzoek; sche probleemstel • formuleren en operationaliseren van onderzoeksvraling uitgaande van gen; wetenschappelijke concepten en theorieën. Studenten kiezen • selecteren en gebruiken van de relevante kwalitatieve een onderzoeksen/of kwantitatieve onderzoeksmethode; opzet die aansluit • efficiënt en effectief gebruik van databanken, waarbij hun onder internet en bibliotheken, ten behoeve van de vraagstelling gegevensverzameling; Studenten kiezen een of meer geschikte methoden om de data te verzamelen en te bewerken
• kunnen hanteren van gangbare mathematische en statistische methoden;
Trekken van Studenten doen • verwerken van de verzamelde gegevens en trekken conclusies uitspraken over de van conclusies ten aanzien van de probleemstelling initiële probleemop basis van de verwerkte gegevens. stelling op basis van de gevonden resultaten.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
109
2.1.3.
Het vermogen om met kennis en inzicht die ontleend is aan het vakgebied beleid te ontwikkelen
Op bachelorniveau kan het vermogen om beleid te ontwikkelen beperkt blijven tot het formuleren van een plan van aanpak voor één specifiek probleem. In de masteropleiding dient veel meer aandacht te zijn voor de bredere context, hetzij in bedrijfsverband dan wel in relatie tot andere beleidsterreinen van de overheid. Onderdelen Omschrijving Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase competentie in staat tot het: Ontwerpen van Studenten doen • economische beleidsproblemen diagnosticeren; beleidsadviezen voorstellen waarmee • op basis van onderzoeksresultaten formuleren economische problevan uitgangspunten voor beleid gericht op de men kunnen worden oplossing van concrete economische probleopgelost op basis van men; economische concepten en theorieën. Strategisch handelen
2.2.
Studenten schatten in of de door hen vastgestelde beleidsaanbevelingen haalbaar en uitvoerbaar zijn.
• aangeven van mogelijke knelpunten bij de tenuitvoerlegging van beleidsaanbevelingen; • beredeneerd inschatten van de omvang van de effecten van het voorgestelde beleid; • incalculeren van situationele kenmerken in veranderplan.
Generieke competenties
Bij generieke competenties gaat het om kennis, vaardigheden en houdingen die weliswaar binnen de context van een opleiding tot ontwikkeling komen, maar dat niet specifiek voor de desbetreffende opleiding zijn. Het zijn de generieke academische competenties die de basis vormen voor de latere academische denk- en werkhouding. De geringe arbeidsmarktspecificiteit van veel opleidingen – ook economische – leidt ertoe dat veel afgestudeerden na enige tijd werkzaamheden uitvoeren die weinig tot geen beroep doen op hun vakspecifieke competenties. Met name de volgende drie vakspecifieke vaardigheden dragen bij aan de gewenste generieke competenties: het hypothetisch-deductieve karakter van de economie, de methodieken van besluitvorming en het belang dat wordt gehecht aan empirisch onderzoek.
110
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
2.2.1.
Het vermogen om in een complexe situatie de stappen te onderscheiden die kunnen leiden tot de oplossing van een probleem
Onderdelen competentie Abstractie
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase in staat tot het: Studenten abstrahe- • onderscheiden van hoofd- en bijzaken; ren in een gegeven • inzien van de contextuele afhankelijkheid van het context relevante onderscheid tussen hoofd- en bijzaken; variabelen uit een complexe samenhang.
Analytisch denken
Studenten trekken logische conclusies uit gegeven aannames.
• deduceren van conclusies uit gegeven premissen; • maken van logische gevolgtrekkingen uit waarneembare feiten (inductie);
Onderzoeken- Studenten baseren de houding uitspraken over de werkelijkheid op betrouwbare gegevens
• herleiden van een beleidsprobleem tot een onderzoeksvraag; • onderscheiden van de gevaren van het verkeerd gebruik van statistiek; • benadrukken van de relatie tussen vraagstelling en conclusies van een onderzoek;
Framing
• onderscheiden van relevante frames in een gegeven probleemsituatie; • herinterpreteren van probleemsituaties als een spanningsveld tussen verschillende frames; • scheppen van nieuwe frames, voor zover dit tot een bijdrage aan het herontwerp van een probleemsituatie kan leveren.
Studenten gebruiken verscheiden interpretatiekaders (frames) bij het doen van uitspraken over de werkelijkheid.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
111
2.2.2.
Het vermogen om effectief te kunnen samenwerken, communiceren en leiding geven
Onderdelem Omschrijving competentie Samenwerking Studenten werken professioneel en doelgericht samen in teams met erkenning van een ieders belang, positie en waarden.
Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase in staat tot het: • samenwerken met medestudenten in taakgerichte groepen van verschillende structuur (monodisciplinair-multidisciplinair); • vergaderen op effectieve en efficiënte wijze, notuleren en bewaken van de follow-up van afspraken; • omgaan met de (spanning)relaties tussen verschillende actoren in de groep; Leiding geven Studenten geven • omschrijven en toedelen van taken; effectief leiding in • toezien op de uitvoering en taken en zonodig de werksituaties. toewijzing van taken wijzigen; • doen van uitspraken over de kwaliteit van de taakvervulling; • aanwijzen van omstandigheden die tot een minder goede uitvoering van de taakvervulling hebben geleid; Communicatie Studenten com• presenteren van onderzoek, onderzoeksresultamuniceren effectief ten en beleidsadviezen in zowel schriftelijke als op schriftelijke en mondelinge vorm; mondelinge wijze • onderscheiden van hoofdzaken en bijzaken in de met personen en mondelinge en schriftelijke presentatie; groepen van uiteen- • correct en verantwoordelijk argumenteren; lopende aard. • maken van keuzes met betrekking tot de manier en vorm van presenteren, afhankelijk van de aard van de gelegenheid en/of het publiek. 2.2.3.
Het vermogen tot reflectie en zelfsturing
Onderdelen competentie Reflectie
Zelfsturing
112
Omschrijving
Studenten zijn aan het einde van de bachelorfase in staat tot het: • blijven onderzoeken van eigen zienswijzen in het licht van (nieuwe) wetenschappelijke, maatschappelijke en ethische inzichten;
Studenten beoordelen hun denkbeelden op hun interne consistentie, empirische validiteit en kracht en stellen deze desgewenst bij. Studenten profi- • innemen en verantwoorden van de eigen positie ten leren zich als een aanzien van sociaaleconomische ontwikkelingen en verantwoordelijk problemen. en academisch professional.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
3.
Leeromgeving
Kenmerkend voor een wetenschappelijke opleiding is dat deze studenten aanspoort tot het verrichten van activiteiten die in het verlengde liggen van het beoefenen van de wetenschap. Het stimuleren van zelfstandigheid en het zonder al te veel bemoeienis van buiten laten werken in teams zijn hierbij van belang. Dit kan op zeer uiteenlopende manieren gebeuren. Hierbij geldt overigens ook dat hetgeen werkt voor de ene student, dat niet zonder meer doet voor een andere student. In een wetenschappelijke opleiding besteden studenten de meeste tijd aan zelfstudie. Een effectieve ondersteuning daarvan is een van de beste garanties voor een goede studievoortgang. Bij het ontwerpen van de ondersteuning is het dienstig om ervan uit te gaan dat de opleiding studenten moet aanzetten tot een steeds grotere mate van zelfsturing naarmate de studie vordert. Een deel van de begeleiding is erop gericht dat studenten zich de conceptuele en methodische kennis van het vakgebied eigen maken. Mede met het oog op het vergroten van het zelfsturend vermogen is het belangrijk dat de begeleiding studenten prikkelt om eerst zelf te proberen om de literatuur te begrijpen alvorens een beroep op de docent kan worden gedaan voor het geven van uitleg. Studieopdrachten die worden nabesproken kunnen hiervoor een geschikt middel zijn. Indien deze opdrachten tevens een relatie met de praktijk leggen, leveren ze een bijdrage aan de versterking van de wendbaarheid van het ontwikkelende kennisbestand. Het wetenschappelijke karakter van de opleiding komt met name tot uitdrukking in de gelegenheid die de opleiding biedt om afzonderlijke elementen van het vakgebied toe te passen op concrete beleids- en managementvraagstukken en deze door eigen onderzoek te analyseren. Studenten beseffen dan tevens hoe verschillende delen van het vakgebied elkaar kunnen aanvullen dan wel tegenspreken. De aanpak hiervan dient stevig te worden gestuurd vanuit de methodologie en studenten moeten van meet af aan statistische en mathematische technieken gebruiken bij het analyseren van hun probleemstellingen. De kwaliteit van het resultaat wordt sterk meebepaald door de tijd die ervaren docenten kunnen besteden aan feedback. De toetsing dient zo veel mogelijk te zijn afgestemd op de beoogde competenties als geheel.
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
113
114
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
Bijlage C: Programma voor het bezoek aan de Radboud Universiteit Nijmegen, 16 en 17 november 2006 Dag 1: 16 november 13.00 – 15.00 15.00 – 16.00
16.00 – 16.15 16.15 – 17.00 17.00 – 17.45
19.00 Dag 2: 17 november 09.00 – 09.45 09.45 – 10.45
10.45 – 11.00 11.00 – 11.30 11.30 – 12.00 12.00 – 12.30 12.30 – 13.00 13.00 – 13.45 13.45 – 14.30 14:30 – 15.15
15.15 – 17.00 17.00 – 17.30
Locatie: Nijmegen: Thomas van Aquinostraat 3.1.25 Voorbereidende bijeenkomst van de visitatiecommissie Gesprek met de samenstellers van het zelfevaluatierapport bachelor- en masteropleiding Economie: decaan, vice-decaan Onderwijs, hoogleraar Financiële Economie/sectievoorzitter Economie, UHD Institutionele Economie, facultair coördinator accreditatie, studieadviseur Economie Pauze Bachelorstudenten Economie: (8 studenten) Een mix van jaar 1, 2 en 3 (2 per jaar) Een mix van 3 afstudeerprofielen Masterstudenten Economie: (6 studenten) Een mix van nieuwe en oudere masterstudenten, eventueel recent afgestudeerden uit de bestaande twee varianten Ook ex-hbo-studenten Diner van commissie met Faculteitsbestuur en opleidingsmanagement
Docenten Bachelor programma Kerndocenten: met name bedrijfseconomen (7 docenten) Docenten schakelprogramma en masterprogramma (7docenten) Kerndocent van het schakelprogramma voor hbo’ers Kerndocenten van (de varianten in) het masterprogramma: met name bedrijfseconomen Pauze (demonstratie elektronische leeromgeving) Studenten Opleidingscommissie (bachelor en master) Docenten Opleidingscommissie (bachelor en master) Examencommissie (bachelor en master) Ondersteunende diensten: hoofd onderwijsmanagement, studieadviseur, programme officer, medewerker interne kwaliteitszorg Lunch Werkoverleg commissie Opstellen eerste voorlopige bevindingen Afsluitingsgesprek met Faculteitsbestuur en opleidingsdirecteur: decaan, vice-decaan Onderwijs, hoogleraar Financiële Economie, sectievoorzitter Economie, UHD Institutionele Economie, facultair coördinator accreditatie Vervolg opstellen voorlopige bevindingen en voorbereiding mondelinge rapportage voorzitter Mondelinge rapportage voorlopig oordeel door de voorzitter en afsluiting bezoek Locatie: TvA 5.1.18 Afsluiting met drankje
QANU / Economie, Faculteit der Managementwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen
115