Kluwer Online Research Kwartaalbericht Estate Planning Banksparen: inkomstenbelasting, erfbelasting en erfrecht Auteur:
Drs. M.C.B. Bril,[1] mr. T. Denekamp[2] en mw. mr. R.J. Hayhoe[3]
Deel 1: de spaarrekening eigen woning (SEW) Eind 2011 waren er bijna 800 000 bankspaarrekeningen waarop in totaal ongeveer 12,7 miljard euro stond. De komende jaren zal de populariteit van banksparen, zo is de verwachting, verder toenemen. Kortom de kans dat ook úw cliënt een bankspaarproduct heeft is erg groot. Wat zijn de erfrechtelijke en erfbelastingtechnische aspecten van deze producten? Tijdens een presentatie van Tjarko Denekamp voor de leden van het Genootschap van Estate Planners op 8 november 2011 bleek de vraag makkelijker te zijn dan het antwoord. In twee artikelen zullen we deze aspecten behandelen. In deel 1 van dit artikel behandelen we de bankspaarvariant van de kapitaalverzekering eigen woning. In deel 2 van ons artikel behandelen we de bancaire lijfrente en de bancaire variant van de goudenhanddrukpolis. Historie Op 27 januari 2000 is er een motie aangenomen[4] waarvan de strekking was, dat de regering een notitie moest schrijven om een bancaire lijfrente mogelijk te maken. In 2006 was de notitie nog niet klaar. Voor de Kamerleden Depla en De Vries een reden om op 16 januari 2006[5] met een initiatiefwetsvoorstel te komen om de bancaire lijfrente te introduceren. Tijdens het wetgevingsproces is, mede als gevolg van de discussie rondom woekerpolissen, de bancaire variant van de kapitaalverzekering eigen woning (KEW) aan het wetsvoorstel toegevoegd ofwel de spaarrekening eigen woning (SEW). De wet is op 1 januari 2008 in werking getreden. Maart 2008 kwamen de eerste aanbieders met bankspaarproducten. Vanwege de populariteit van banksparen is in het belastingplan 2010[6] de mogelijkheid opgenomen om ook gouden handdrukken bij een bank onder te brengen. In dit deel focussen we ons op de spaarrekening eigen woning. Wat is een kapitaalverzekering/spaarrekening/beleggingsrecht eigen woning? Met deze producten wordt op een fiscaal aantrekkelijke manier gespaard om de eigenwoningschuld (als bedoeld in art. 3.119a Wet IB 2001) af te lossen. Als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, hoeft over de waarde van de polis en het tegoed op de bankspaarrekening geen vermogensrendementsheffing te worden betaald. Daarnaast hoeft ook over het rendement geen belasting (in box 1) te worden voldaan. In onderstaand overzicht treft u de overeenkomsten en verschillen aan tussen de KEW enerzijds en de SEW/BEW anderzijds. Het verschil tussen de spaarrekening eigen woning (SEW) en het beleggingsrecht eigen woning (BEW) is, anders dan de naam doet vermoeden, de uitvoerder. Bij de SEW is een bank en bij een BEW een beheerder van een beleggingsinstelling de uitvoerder (art. 3.116a lid 2 en 3 Wet IB 2001). Waar we hieronder spreken over de SEW bedoelen we ook het BEW. In onderstaande tabel treft u de belangrijkste overeenkomsten en verschillen aan tussen de KEW en de SEW. De eigenwoningschuld is aangeduid als EWS en eigen woning als EW.
-1-
Kluwer Online Research Kenmerk
KEW
SEW 3.116a en 3.118a Wet IB2001
Wetsartikel
3.116 en 3.118 Wet IB2001
Vrijstelling
Polis valt in box 1; indien aan voorwaarden wordt voldaan én de uitkering is maximaal € 34.900 (2012) bij 15-19 jaar premiebetaling en € 154.000 (2012; geïndexeerd) bij 20 jaar of meer premiebetaling en de uitkering is niet hoger dan de EWS op expiratiedatum hoeft over idem het rendement geen inkomstenbelasting in box 1 te worden betaald. Een uitkering van een kapitaalverzekering zorgt er voor dat bovenstaande uitkeringsbedragen worden verlaagd met de hoogte van die uitkering.
Voorwaarde 1 om in aanmerking te komen voor vrijstelling, looptijd Voorwaarde 2 om in aanmerking te komen voor vrijstelling, bandbreedte Voorwaarde 3 om in aanmerking te komen voor vrijstelling, aflossen EWS Maximale looptijd Sparen/beleggen mogelijk EW verplicht tijdens opbouwfase EWS verplicht tijdens opbouwfase
Tenminste 15 (20) jaar premie betalen.
idem
De hoogste premie mag maximaal idem 10 maal de laagste premie zijn. Met uitkering dient EWS te worden idem afgelost. 30 jaar Ja Ja, polishouder of diens partner dient een EW te hebben.
idem idem Ja, rekeninghouder dient zelf een EW te hebben. Ja, de rekeninghouder dient Nee zelf een EWS te hebben. Alleen partner kan er voor kiezen om SEW voort te Polis valt vrij bij begunstigde zetten of te deblokkeren. (doorgaans partner). Bij partner: Komt rekening niet aan vrijstelling partner wordt verhoogd partner toe, dan wordt met nog resterende vrijstelling rekening gedeblokkeerd. overleden partner, echter met een Indien partner kiest voor maximum van het kapitaal dat tot voortzetten wordt Fiscale gevolgen overlijden uitkering komt. Indien uitkering vrijstelling partner plaatsvindt bij een ander dan de verhoogd met waarde partner (bijvoorbeeld kind), dan kan rekening op moment van die persoon alleen maar overlijden (met maximum gebruikmaken van de vrijstelling van de nog resterende die de overleden persoon nog had vrijstelling van de en niet van de eigen vrijstelling. overleden partner, vaak € 154.000 (2012; -2-
Kluwer Online Research geïndexeerd)). Partner moet wel EWS en een EW hebben! Indien wordt gedeblokkeerd vindt deblokkering fictief plaats onmiddellijk voorafgaand aan moment van overlijden erflater. EWS moet dan wel worden afgelost.
Uitkering bij overlijden
Premiesplitsing
Opstellen begunstiging
Vaak kent een KEW een dekking bij overlijden. Normaliter is begunstigde verplicht om met de uitkering de EWS af te lossen wil de vrijstelling in box 1 (€ 154.000 (2012; geïndexeerd) benut kunnen Niet mogelijk. worden. Verstandig kan zijn om het overlijdensrisicodeel van de polis in box 3 te laten vallen. Hiermee behoudt de begunstigde de vrijheid om niet af te lossen (mits de geldverstrekker deze vrijheid biedt). Mogelijk. Gevolg: indien premieverschuldigdheid goed is geredigeerd en premie is uit Niet mogelijk. vermogen langstlevende betaald, is er geen erfbelasting verschuldigd. Niet mogelijk. Erfrecht Mogelijk op polis. leidend: testamentair of wettelijk erfrecht.
De SEW komt wat betreft de hiervoor genoemde kenmerken grotendeels overeen met de KEW. Daar waar het gaat om de gevolgen van overlijden, zijn er evenwel fundamentele verschillen. Deze verschillen zijn terug te voeren op de verschillen tussen de rechtsfiguren: de KEW is een verzekering en de SEW is een spaarrekening. Premiesplitsing en een begunstigde aanwijzen zijn mogelijk bij een KEW, niet bij een SEW. Dit onderscheid is van groot belang als we gaan kijken naar de erfrechtelijke gevolgen en heffing van erfbelasting. De KEW nader bezien Een KEW betreft verzekeringsrecht. De uitkering komt in beginsel toe aan de op de polis aangewezen persoon of personen. Dit hoeven niet de erfgenamen te zijn van de verzekerde of verzekeringnemer. In geval van overlijden van de verzekerde wordt de uitkering, met name als de polis is verpand en/of de uitkering in box 1 valt, aangewend ter aflossing van de eigenwoningschuld. Op hoofdlijn zijn hiervoor twee mogelijkheden. Wordt de verzekering aan de geldverstrekker verpand, dan kan die zichzelf aanwijzen als eerste begunstigde. Bij overlijden komt de uitkering dan aan de bank toe die hiermee de eigenwoningschuld aflost. De nalatenschap wordt aldus (deels) bevrijd van een schuld en neemt daardoor in omvang toe. Er kan ook sprake zijn van een weduwe/partnerverklaring. In dat geval ontvangt de begunstigde (doorgaans de partner) de uitkering die zich heeft verplicht hiermee de eigenwoningschuld af te lossen. In tegenstelling tot bij verpanding komt de uitkering nu toe
-3-
Kluwer Online Research aan de begunstigde. De eigenwoningschuld wordt afgelost maar er ontstaat een regresschuld aan de langstlevende partner. Per saldo neemt de nalatenschap niet in omvang toe. De uitkering gaat als het ware ‘buiten de nalatenschap om’, zodat onder de door de estate planner bekende omstandigheden (premiesplitsing en ‘juiste’ huwelijksgoederenregime) de uitkering niet valt onder de fictiebepaling van art. 13 Successiewet en derhalve onbelast is voor de erfbelasting. Het is van de situatie afhankelijk welke mogelijkheid in een individueel geval de voorkeur heeft. Het is daarbij dus de vraag wie moet profiteren van de uitkering: de erfgenamen of alleen de partner. Tevens verschillen de gevolgen voor de erfbelasting. Vuistregel is dat bij verpanding de erfbelasting bij het eerste overlijden hoger is. Of dat ook zo is, of dat erg is of juist gunstig gezien de erfbelasting bij het tweede overlijden, zal per geval bekeken moeten worden. De SEW nader bezien In tegenstelling tot een KEW behoort een SEW altijd tot de nalatenschap van de rekeninghouder en vererft deze naar diens erfgenamen. Is sprake van een gemeenschap van goederen, dan behoort de SEW in beginsel voor de helft tot de nalatenschap. De SEW zal evenwel in zijn geheel aangewend moeten worden om de eigenwoningschuld af te lossen, wil men de vrijstelling in box 1 benutten (partners kunnen ook kiezen voor voortzetten van de SEW). Het is dus afhankelijk van het erfrecht bij wie deze aanspraak terechtkomt. Bij gehuwden is er doorgaans geen probleem op dit vlak. De huwelijkspartner is immers (mede-)erfgenaam, er is een wettelijke verdeling of een langstlevende testament in andere zin. Als het goed is natuurlijk, het is aan de betrokken adviseurs om dit te controleren. Omdat de SEW tot de nalatenschap behoort, kan het tegoed op de rekening onderhevig zijn aan de heffing van erfbelasting. Partners zijn doorgaans geen erfbelasting verschuldigd over hun verkrijging, zij hebben immers een ruime vrijstelling van maximaal € 603.600 (2012). Maar als de kinderen, zoals bijvoorbeeld bij de wettelijke verdeling, een afgeleid recht (vordering) krijgen, kan feitelijk toch sprake zijn van heffing van erfbelasting over de SEW. De vordering van de kinderen is immers groter door de aanwezigheid van de SEW. Indien de vordering hoger is dan de vrijstelling van € 19.114 (2012), is erfbelasting verschuldigd. Deze erfbelasting zal voldaan moeten worden uit andere middelen dan de (geblokkeerde) SEW. Hiermee moet immers de eigenwoningschuld worden afgelost, al dan niet op een moment in de toekomst als de SEW eerst wordt voortgezet. Voorbeeld 1 gehuwd stel: Peter en Mieke zijn getrouwd in gemeenschap van goederen, hebben twee kinderen en geen testamenten. Ze hebben samen een huis gekocht en sparen via een SEW om over 30 jaar de eigenwoningschuld af te lossen. Overlijdt Peter voordien, dan dient het saldo van zijn SEW in beginsel aangewend te worden om op de eigenwoningschuld af te lossen. Wegens de gemeenschap van goederen, is het saldo op de SEW deels aan Mieke toe te schrijven. Zij krijgt dan een regresvordering. Op grond van de wettelijke verdeling wordt de nalatenschap van Peter aan Mieke toegedeeld en krijgen de kinderen een vordering op Mieke. In de hoogte van deze vordering is het tegoed in de SEW begrepen. Wanneer Mieke en/of de kinderen hierdoor meer verkrijgen dan hun vrijstelling, zijn zij over dit meerdere erfbelasting verschuldigd.
-4-
Kluwer Online Research Meer technisch bezien, kunnen de volgende situaties worden onderscheiden. De relevante wetsartikelen zijn art. 3.116aen 3.118a Wet IB 2001. 1. Mieke kan kiezen voor voortzetting van de SEW: zij neemt daarmee van Peter het tot op het moment van zijn overlijden opgebouwde saldo van de SEW over. Stel dat dit € 25.000 is. Zij mag haar vrijstelling van € 154.000 (2012; geïndexeerd) met dit bedrag verhogen zodat zij een vrijstelling krijgt van € 179.000 (geïndexeerd). De verplichting tot inleggen op de SEW gaat ook op haar over, tenzij al 15 of 20 jaar is ingelegd. Of voorzetten van de SEW interessant voor haar is, is mede afhankelijk van de hoogte van haar spaardoel. Komt Mieke door het overnemen van het spaarsaldo van Peter bij het einde van de SEW hoger uit dan haar vrijstelling van € 179.000 (geïndexeerd), dan zal over het rendement van het meerdere door Mieke inkomstenbelasting in box 1 zijn verschuldigd. Oftewel: de toekomstige rente op het spaarsaldo van Peter moet binnen de vrijstelling van Mieke passen, wil heffing van inkomstenbelasting in box 1 voorkomen worden. Voor het indienen van het voortzettingsverzoek bestaat een redelijke termijn (tenminste 12 maanden vanaf het moment van overlijden). Onze inschatting is dat voorzetten in de praktijk de uitzondering zal zijn. 2. Mieke zet de SEW niet voort: de SEW wordt geacht geheel te zijn gedeblokkeerd op het moment onmiddellijk voorafgaand aan het overlijden van Peter. Als aan alle voorwaarden ter zake is voldaan, kan gebruik worden gemaakt van de vrijstelling van Peter en is inkomstenbelastingheffing niet aan de orde. Mieke kan naar wens ook haar eigen SEW deblokkeren en haar eigen vrijstelling benutten. 3. Eén van de voorwaarden voor toepassing van de vrijstelling voor de inkomstenbelasting is dat de uitkering wordt aangewend om af te lossen op de eigenwoningschuld. Wordt het saldo op de SEW belegd, dan wordt een nuance hierbij relevant. De eigenwoningschuld moet namelijk worden afgelost met het volledige tegoed op datum van overlijden. Zijn de beleggingen tussen het moment van overlijden en aflossen in waarde gedaald, dan dient Mieke het saldo uit andere middelen aan te vullen! Kortom, een SEW is bij de planning een belangrijk aandachtspunt. Het saldo moet na overlijden op de juiste plek komen en er kan erfbelasting over zijn verschuldigd. Dit zal moeten worden meegenomen bij het vaststellen van het verzekerde bedrag in de overlijdensrisicoverzekering die doorgaans naast de SEW wordt afgesloten. Na overlijden is er bij partners een keuzemogelijkheid: aflossen op de eigenwoningschuld of voortzetten. Een vraag hierbij is of de geldverstrekker ook deze flexibiliteit biedt. Wordt het saldo belegd, dan is er het risico van een waardedaling van de beleggingen na overlijden. Samenwoners Bij samenwoners is de ‘erfrechtelijke check’ nog belangrijker, omdat samenwoners niet automatisch erfgenaam zijn van elkaar. Is er geen testament op de langstlevende of op zijn minst, bij een gezamenlijke rekening, een samenlevingsovereenkomst met verblijvingsbeding, dan komt het gespaarde bedrag niet bij de langstlevende partner terecht maar bij de familie van de overledene. Doorgaans niet de wens als men (samen) een woning koopt. Meestal is een SEW geen gezamenlijke rekening, zodat een testament voor samenwoners noodzakelijk is. Is wel sprake van een gezamenlijke rekening, dan wordt iedere rekeninghouder fiscaal geacht een SEW te hebben ter grootte van de helft van de rekening en geldt voor die helft ieders eigen SEW-vrijstelling (art. 3.116a lid 7 Wet IB 2001 jo. art. 17bis Uitv. reg. IB 2001). Het tegoed op een en/of rekening wordt fiscaal dus in gelijke delen toegerekend aan de rekeninghouders, ongeacht de civielrechtelijke gerechtigdheid tot de
-5-
Kluwer Online Research rekening. Dit geldt overigens ook voor gehuwden. Voorbeeld 2 ongehuwd stel: Marco en Hanneke hebben samen een woning gekocht alwaar zij ongehuwd samenwonen. Zij hebben geen samenlevingscontract en geen testamenten. Om de eigenwoningschuld op termijn te kunnen aflossen, sparen zij via een SEW. Wanneer Hanneke overlijdt, zijn haar ouders haar erfgenamen, samen met haar broers/zussen. Marco is geen erfgenaam van Hanneke. Dit betekent dat de erfgenamen van Hanneke niet alleen haar aandeel in de gemeenschappelijke woning erven, maar ook haar SEW of haar aandeel in de gemeenschappelijke SEW indien sprake is van een en/of rekening. De oplossing is hier gelegen in het maken van een samenlevingsovereenkomst met een verblijvingsbeding, waardoor zowel de woning als (het aandeel in) het tegoed van de SEW overgaat naar de langstlevende, onder de verplichting de hypotheekschuld over te nemen. Indien sprake is van een gesplitst rekeninghouderschap voldoet een verblijvingsbeding niet voor de SEW en zal een testament moeten worden opgesteld door Marco en Hanneke. Het saldo van ieders eigen SEW kan dan op grond van een enig erfgenaamschap of legaat aan de ander toekomen. Indien een adviseur bij de inventarisatie van de situatie van zijn cliënt een SEW tegenkomt, dient hij bij zijn (erfrechtelijke) advies rekening te houden met de volgende omstandigheden: - zijn cliënten gehuwd en zo ja, is sprake van een gemeenschap van goederen of huwelijkse voorwaarden? - indien cliënten samenwonen, hebben zij een samenlevingsovereenkomst? - zijn er testamenten? - is sprake van een SEW met een en/of rekening, of heeft iedere partner een eigen rekening? Open deuren wellicht, maar in de praktijk zien we dat ongehuwde partners er geregeld vanuit gaan dat met het ‘goed’ regelen van de hypotheek de overblijvende partner in de woning kan blijven wonen na een overlijden van één van hen. Onder het ‘goed’ regelen wordt in dit geval verstaan dat wanneer een partner overlijdt, de langstlevende door de uitkering uit een levensverzekering met één inkomen de woning kan blijven betalen. Dat voor het overgaan van de eigendom van de woning én het tegoed van de SEW ook een samenlevingsovereenkomst en waarschijnlijk zelfs testamenten nodig zijn, wordt meestal niet gerealiseerd. Helaas is het vaak de notaris die als laatste schakel in het proces van het kopen van een woning hierop moet wijzen en wel op een moment dat huizenkopers denken alles geregeld te hebben. Mogelijke toekomstige ontwikkelingen De KEW en SEW danken hun populariteit aan de fiscale faciliteiten. Enerzijds is het mogelijk om fiscaal onbelast vermogen op te bouwen, anderzijds kan gedurende 30 jaar de hypotheekrente in aftrek worden gebracht. Dit levert lagere financieringslasten op voor de eigenwoningbezitter dan een structuur waarbij daadwerkelijk op de eigenwoningschuld wordt afgelost (annuïtair of lineair). Verwacht mag worden dat het nieuwe Kabinet maatregelen op dit vlak neemt die de fiscale voordelen beperken. Op dit moment lijkt de hamvraag te zijn of bestaande gevallen hierin worden meegenomen. Een uitkomst waarbij het continueren van een KEW of SEW niet meer aantrekkelijk is, zal enorme consequenties hebben voor eigenwoningbezitters, banken en verzekeraars.
-6-
Kluwer Online Research Conclusie Het doel van de invoering van banksparen was het uitbreiden van de keuzemogelijkheden voor de consument ten aanzien van het verzekeren/het sparen voor de aflossing van de eigenwoningschuld. Er zijn inderdaad meer keuzes, maar het is geen eenvoudige materie. Welke mogelijkheid het beste past, is afhankelijk van de individuele situatie. Zal een en ander ooit duidelijk worden voor de consument? Uit voorgaande uiteenzetting blijkt dat (het aandeel in) het saldo van een SEW tot de nalatenschap van de overleden rekeninghouder behoort. Dit betekent dat het erfrecht beslist over de vraag aan wie het saldo toekomt na overlijden van de rekeninghouder. Tevens wordt het tegoed van een SEW in de heffing van de erfbelasting betrokken en onder omstandigheden is ook inkomstenbelasting verschuldigd over het rendement van de SEW. Nog meer dan voorheen moeten deze elementen een rol spelen bij de advisering over de financiering van de eigen woning. Dit vergt een nieuw denken bij de betrokken adviseurs, te beginnen bij de hypotheekadviseurs die vaak de cliënten als eerste ontmoeten. Zij moeten van zeer veel markten thuis zijn of een goede samenwerking zoeken met andere adviseurs zoals estate planners, financieel planners en notarissen. Voetnoot [1] Drs. M.C.B. Bril is specialist Toekomstvoorzieningen ABN AMRO MeesPierson te Amsterdam. [2] Mr. T. Denekamp is specialist Estate Planning ABN AMRO MeesPierson te Amsterdam. [3] Mw. mr. R.J. Hayhoe is kandidaat-notaris/Estate Planner bij Abma Schreurs Advocaten Notarissen te Purmerend. [4] Kamerstukken II 1999/2000, 26 727 nr. 106, van de leden Giskes en de Vries. [5] Kamerstuk 30 432, nr. 1. [6] Kamerstuk 32 128.
Copyright © Kluwer 2012 Kluwer Online Research Dit document is gegenereerd op 10-09-2012
Op dit document zijn de algemene leveringsvoorwaarden van Kluwer van toepassing.
-7-