Wet- en regelgeving mr. drs. J.E. Janssen, mr. M.L. Pigmans en mr. M.E. Brinkman * In deze rubriek wordt ingegaan op belangrijke wijzigingen in wet- en regelgeving in Europa en Nederland alsmede op ontwikkelingen die naar verwachting op korte termijn tot dergelijke wijzigingen zullen leiden.
Europa Derde pakket wetgevingsvoorstellen
Op 18 juni en 9 juli 2008 heeft het Europees Parlement gestemd over het derde pakket wetgevingsvoorstellen voor de energiemarkt dat de Europese Commissie op 19 september 2007 presenteerde. Dit pakket bestaat uit een voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) Nr. 1775/ 2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten (PbEU 2005, L 289/1), een voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) Nr. 1228/2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (PbEU 2003, L 176/1), voorstellen voor richtlijnen tot wijziging van de zogenoemde Tweede Elektriciteitsrichtlijn (i.e. Richtlijn 2003/54/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/ EG, PbEU 2004, L 16/75) en de Tweede Gasrichtlijn (i.e. Richtlijn 2003/55/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG, PbEU 2003, L 176/57), en een voorstel voor een nieuwe Verordening tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking van energietoezichthouders (voor een beschrijving van de inhoud van het derde pakket wordt verwezen naar NTE 2007-4 en B.J. Drijber en J.A. Hendriks, ‘Het derde pakket: Brussel bouwt verder aan een Europese energiemarkt’, NTE 2007-5/ 6). Daarbij heeft het Europees Parlement zich in de eerste plaats uitgesproken over het meest controversiële onderwerp uit de wetsvoorstellen: de verdergaande maatregelen ten aanzien van afsplitsing van het beheer van de transNr. 3 – juli/augustus 2008
missienetwerken voor elektriciteit en de hogedrukpijpleidingen voor gas van de leverings- en productieactiviteiten binnen de verticaal geïntegreerde energiebedrijven. De Europese Commissie bood in haar voorstellen twee varianten van splitsing: (1) ‘ownership unbundling’(eigendomsontvlechting), waarbij het eigendom en het beheer van de transmissienetten volledig worden ontvlecht, in die zin dat een bepaald bedrijf niet meer zowel eigenaar van het transmissienet als producent of leverancier van energie mag zijn; en (2) de inrichting van een zogenoemde ‘Independent System Operator’ (ISO) voor beheer van de transmissienetwerken voor elektriciteit en de hogedrukpijpleidingen voor gas, waarbij een bestaand verticaal geïntegreerd bedrijf eigenaar mag blijven van het netwerk, maar waarbij de aandelen in het verticaal geïntegreerd bedrijf moeten worden gesplitst in aparte aandelen in het netwerk en aparte aandelen in de leverings- en productie-activiteiten. Het netwerk moet bij de laatste variant door een volledig onafhankelijk bedrijf of orgaan worden beheerd. Met betrekking tot de elektriciteitsnetwerken heeft het Europees Parlement gestemd voor volledige eigendomsontvlechting. Met deze stemmingsuitslag gaat het Europees Parlement verder dan de voorstellen van de Europese Commissie. Het ISO-model is voor wat betreft de elektriciteitsnetwerken door het Europees Parlement verworpen. In combinatie met de eigendomsonvlechting benadrukt het Europees Parlement het belang van de bescherming van de rechten van de energieconsument (zie hierna). Ook met betrekking tot de gasnetwerken heeft het Europees Parlement zich uitgesproken voor volledige eigendomsontvlechting. Echter, het Europees Parlement steunt daarnaast een alternatieve mogelijkheid die door de Raad van Ministers op hun samenkomst op 6 juni 2008 werd onderschreven. Het betreft niet het ISO-model, dat door het Europees Parlement is verworpen, maar het zogenoemde ‘Independent Transmission System Operator’ (ITO) model. Hierbij is het de bedrijven toeTijdschrift voor
gestaan om het eigendom van transmissienetten en hogedruk-gaspijpleidingen te behouden, maar zijn zij verplicht om het beheer van deze netten onder te brengen in een aparte dochtervennootschap, die onder streng toezicht staat en aan specifieke regels gebonden is. Het Europees Parlement heeft zich op 8 juni en 9 juli 2008 ook uitgesproken voor de oprichting van het Agentschap voor de samenwerking van energietoezichthouders. Het Europees Parlement wil daarbij dat het agentschap sterkere bevoegdheden krijgt, waaronder regelgevende bevoegdheden. De Raad van Ministers wilde dit agentschap uitsluitend een adviserende rol laten innemen. Resolutie inzake het Europees Handvest betreffende de rechten van de energieconsument (2008/2006(INI))
Op 19 juni 2008 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen met de naam ‘Naar een Europees Handvest betreffende de rechten van de energieconsument’ (2008/2006 (INI)). Deze resolutie is aangenomen naar aanleiding van een mededeling van de Europese Commissie over dit handvest van 5 juli 2007 (zie hierover NTE 2007-4). Met de resolutie benadrukt het Europees Parlement de noodzaak van het beschermen van de energieconsument. Het handvest is bedoeld als een ‘guiding tool’ voor zowel Europese en nationale autoriteiten als private partijen om rechten van energieconsumenten effectief te waarborgen in samenhang met de uitvoering van het derde energiepakket (zie hiervoor). Volgens het Europees Parlement zouden energieconsumenten onder meer de volgende rechten moeten hebben: (1) het recht kostenloos en binnen een maand van energieleverancier te kunnen switchen; (2) het recht op compensatie als bepaalde kwaliteitsniveaus niet worden gehaald (bijv. met betrekking tot facturering); (3) toegang
*
Jan Erik Janssen, Mabel Pigmans en Martha Brinkman zijn advocaat bij Stek te Amsterdam.
ENERGIERECHT
205
Wet- en regelgeving tot informatie over hun rechten, geschillenprocedures en milieueffecten van levering van energie; (4) het recht om driemaandelijks te worden geïnformeerd over daadwerkelijk energieverbruik en kosten; (5) toegang tot ‘slimme meters’ binnen tien jaar na inwerkingtreding van de wetgevingsvoorstellen in het derde pakket; (6) het recht elektriciteit te betrekken van een leverancier ongeacht de lidstaat waarin de leverancier is geregistreerd; en (7) het recht op bescherming tegen marktmisbruik. Het Europees Parlement benadrukt daarnaast het belang van gebruik van standaard-modelcontracten. De resolutie van het Europees Parlement is tevens in te zien op http:// www.europarl.europa.eu.
Nederland Wetgeving
Verdragen inzake het wederzijds aanhouden van voorraden ruwe aardolie en/of van aardolieproducten
Op 23 mei 2008 zijn: (1) het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Italiaanse Republiek inzake het wederzijds aanhouden van voorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten van 31 maart 2008; (2) het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Nieuw Zeeland inzake het wederzijds aanhouden van voorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten van 1 april 2008; en (3) het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Cyprus inzake het wederzijds aanhouden van voorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten van 14 april 2008 in het Tractatenblad geplaatst (Trb. 2008, nrs. 94, 93 en 108). Eerder ondertekende Nederland al met onder meer Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland, en de Republiek Slovenië vergelijkbare verdragen (zie respectievelijk NTE 2006-6, NTE 2006-5, NTE 2006-2/3, NTE 2007-3 en NTE 2008-1). De bepalingen van het verdrag met het Verenigd Koninkrijk en Ierland (Trb. 2006, 144) zijn op 1 juni 2008 in werking getreden (Trb. 2008, 99).
206
Stimulering duurzame energieproductie (Kamerstukken II 2007/08, 31 239)
Bij brief van 24 juni 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 28 665 en 31 239, nr. 99) heeft de minister van Economische Zaken (de ‘Minister’) aan de Tweede Kamer laten weten dat zij het overgrote deel van de middelen die vrijvallen omdat in 2008 geen subsidie beschikbaar zal worden gesteld voor elektriciteitsopwekking door middel van warmtekrachtkoppeling wil inzetten in het kader van de Stimulering van de Duurzame Energieproductie (SDE). Het gaat om een bedrag van € 24 miljoen. De Minister kiest daarbij voor besteding van € 14 miljoen aan energieopwekking door middel van fotovoltaïsche zonne-energie (zon-PV) en van € 10 miljoen voor energieopwekking door middel van biogas. Hiermee intensiveert de Minister de subsidiëring van deze categorieën ten opzichte van eerder toegezegde subsidiebedragen zoals uiteengezet in haar brief van 23 mei 2008 (nr. 32) (zie hierover NTE 2008-2). De brief van 24 juni 2008 is door de Vaste Commissie voor Economische Zaken in een algemeen overleg besproken op 25 juni 2008. Op 1 juli 2008 is een plenair debat gehouden in de Tweede Kamer over de SDE. Tijdens dit debat zijn twee moties (nrs. 33 en 34) ingediend. Tijdens de stemmingen in de Tweede Kamer op 3 juli 2008 is motie nr. 33 verworpen en motie nr. 34 aangenomen. Motie nr. 34 verzoekt de regering om volgend jaar, indien blijkt dat de SDE doelstellingen met betrekking tot initiatiefnemers voor kleine co-vergistingsinstallaties voor mest niet gehaald worden, opnieuw te bezien hoe met deze groep moet worden omgegaan. Tot slot heeft de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister, bij brief van 30 juni 2008 (nr. 35) in vervolg op brief van 4 april 2008 (nr. 32) (zie hierover NTE 2008-2) de Tweede Kamer bericht over de wijze waarop zij invulling willen geven aan de verdere ontwikkeling van windparken op zee. Hiervoor is een draaiboek opgesteld dat als bijlage bij de brief van 30 juni 2008 is gevoegd. Het draaiboek
Tijdschrift voor
ENERGIERECHT
beschrijft de stappen die genomen moeten worden in de periode van 1 juli 2008 tot november 2012 om de doelstelling van de bewindslieden te realiseren om 450 MW aan windenergie op zee te committeren. Wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers) (Kamerstukken I 2007/08, 31 374)
Bovengenoemd wetsvoorstel heeft als doel de werking van de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas te verbeteren door middel van de volgende maatregelen: (1) de uitrol van slimme elektriciteits- en gasmeters en invoering van daarmee samenhangende wijzigingen in taken en verantwoordelijkheden van bij deze meters betrokken partijen; (2) de invoering van het ‘leveranciersmodel’ voor kleinverbruikers voor facturering en klachtafhandeling; (3) de invoering van een vast tarief voor transportkosten gebaseerd op de aansluitwaarde van de aansluiting (capaciteitstarief); en (4) een regeling van de wijze waarop informatie wordt uitgewisseld tussen marktpartijen (zie hierover NTE 2008-1 en NTE 20082). Het wetsvoorstel strekt daarmee gedeeltelijk, tezamen met het wetsvoorstel voor de Wet implementatie EGrichtlijnen energie-efficiëntie (Kamerstukken I 2007/08, 31 320) tot implementatie van Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende intrekking van Richtlijn 93/ 76/EEG van de Raad (PbEU 2006, L 114/64) (zie hierna). Bij brief van 27 juni 2008 (brief met kenmerk EZ08000515, te vinden op www.ez.nl) heeft de Minister een tweede nota van wijziging (nr. 32) aan de Tweede Kamer gezonden naar aanleiding van een advies van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) (nr. 28) met betrekking tot bescherming van persoonsgegevens bij uitwisseling van meetgegevens zoals door het wetsvoorstel wordt voorzien. Op grond van deze tweede nota van wijziging worden de meetgegevens waarover de leverancier op basis van een wettelijke verplichting kan beschikken qua detailNr. 3 – juli/augustus 2008
Wet- en regelgeving niveau beperkt. Bovendien kunnen derden slechts na toestemming van de afnemer toegang hebben tot meetgegevens. Het wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers is op 3 juli 2008 met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen (zie NTE 2008-2). Tijdens de stemmingen in de Tweede Kamer op 3 juli 2008 zijn met betrekking tot bovengenoemd wetsvoorstel tevens de amendementen nrs. 7, 14, 25, 30 en 33 en een motie (nr. 16) aangenomen. Op grond van amendement nr. 7 moeten energieleveranciers de consument een standaard modelcontract aanbieden. Amendement nr. 14 beoogt artikel 31c Elektriciteitswet 1998 (‘E-wet’) te verruimen. Dit artikel voorziet er in dat duurzaam opgewekte elektriciteit mag worden teruggeleverd aan het net, waarbij ingevoede en onttrokken elektriciteit worden gesaldeerd. De grens die in artikel 31c E-wet wordt gehanteerd, wordt met het amendement nr. 14 verhoogd van 3000 kWh naar 5000 kWh per jaar. Tevens wordt een einde gemaakt aan de huidige praktijk, waarbij afnemers die iets meer dan het maximum terugleveren hun recht op saldering geheel kwijtraken. In plaats daarvan wordt op grond van het gewijzigde artikel 31c E-wet tot het maximum gesaldeerd en over het overige een redelijke vergoeding betaald. Amendement nr. 25 zorgt ervoor dat de op grond van artikel 82 E-wet en artikel 61 Gaswet bestaande mogelijkheid van bezwaar en beroep tegen door de raad van bestuur van de NMa (de Raad) vastgestelde codes – waaronder de Informatiecode – gehandhaafd blijft. Amendement nr. 30 (ter vervanging van amendement nr. 20) bepaalt dat de Minister bij algemene maatregel van bestuur de eisen moet vaststellen waaraan de zogenoemde ‘slimme meter’ moet voldoen. Het amendement nr. 30 stelt voor deze algemene maatregel van bestuur tevens een voorhangprocedure vast. Amendement nr. 33 ziet op het tijdig versturen van rekeningen door netbeheerders. Thans bevatten artikel 31 E-wet en artikel 12b Gaswet bepalingen op grond waarvan een vordering van de netbeheerder op een afnemer terzake van een door de netbeheerder verleende dienst vervalt na twee jaar vanaf het moment dat de netbeheerder een prestatie heeft geleverd. Nr. 3 – juli/augustus 2008
Amendement nr. 33 wijzigt deze bepalingen zodanig dat de netbeheerder binnen twee jaar een factuur moet sturen aan de afnemer. Als de netbeheerder deze termijn overschrijdt vervalt zijn recht om te factureren. Als het bedrag wel binnen twee jaar is gefactureerd, dan is daarna op de vordering het verjaringsregime van toepassing. De vordering vervalt dan niet. Ten slotte is motie nr. 16 aangenomen. Deze motie ziet tevens op het wetsvoorstel voor de Wet implementatie EGrichtlijnen energie-efficiëntie (zie over deze motie hierna). Het gewijzigd voorstel van wet (nr. A) is vastgesteld op 3 juli 2008. Het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel door de Vaste Commissie voor Economische Zaken van de Eerste Kamer vindt plaats op 23 september 2008. Nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet) (Kamerstukken I 2007/08, 30 895)
Op 1 juli 2008 is bovengenoemd wetsvoorstel door de Tweede Kamer met algemene stemmen aangenomen. Voor een beschrijving van de inhoud van dit wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2007-4, NTE 2007-5/6 en NTE 20082. Tijdens de stemmingen in de Tweede Kamer op 1 juli 2008 zijn met betrekking tot bovengenoemd wetsvoorstel tevens de amendementen nrs. 32, 35, 37, 38, 40, 45 en 50 en de moties nrs. 41 (welke gewijzigd is gepubliceerd onder nr. 51) en 42 aangenomen. Amendement nr. 32 voegt een nieuwe paragraaf 3 aan het wetsvoorstel toe, die bepalingen bevat over de rechtsvorm van een drinkwaterbedrijf – het drinkwaterbedrijf wordt onder het verlichte regime van de structuurregeling van Boek 2 BW geplaatst – en over de versterking van de positie van de algemene vergadering van aandeelhouders van het drinkwaterbedrijf. De algemene vergadering van aandeelhouders moet op grond van de nieuwe bepalingen de leveringsvoorwaarden en de vaststelling van tarieven goedkeuren. Amendement nr. 35 voegt aan het wetsvoorstel een nieuw artikel 12a toe, waarin is vastgelegd dat het drinkwaterbedrijf niet met een ander drinkwaterTijdschrift voor
bedrijf mag fuseren zonder toestemming van de minister van VROM. Voor de beoordeling door de minister van VROM van een voorgenomen fusie moeten op grond van het nieuwe artikel 12a bij algemene maatregel van bestuur criteria worden opgesteld. De amendementen nrs. 37 en 38 bevatten enkele tekstuele wijzigingen. Amendement nr. 40 voegt een nieuw onderdeel aan artikel 32 van de Drinkwaterwet toe, op grond waarvan de prestaties van drinkwaterbedrijven niet alleen met andere binnenlandse drinkwaterbedrijven moeten worden vergeleken, maar tevens met een substantieel aantal buitenlandse bedrijven. Amendement nr. 45 voegt aan het wetsvoorstel een nieuwe definitie van ‘gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet’ toe. Daarnaast voegt amendement nr. 45 een nieuwe paragraaf 2a aan het wetsvoorstel toe, waarin bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot kostendekkende tarieven. Deze bepalingen beogen een redelijke tariefstelling te waarborgen. Zo is vastgelegd dat de eigenaar van een drinkwaterbedrijf kostendekkende, transparante en niet-discriminerende tarieven dient te hanteren. Deze tarieven worden opgebouwd uit verschillende soorten kosten. De nieuwe bepalingen bevatten onder andere regels omtrent de bepaling van deze kosten en de wijze van verwerking van de kosten in de tarieven. Amendement nr. 50 voegt een nieuw artikel 54a in, waarin is vastgelegd dat de bezoldiging van werknemers van het drinkwaterbedrijf niet hoger is dan een bij ministerieel besluit vast te stellen norm. Motie nr. 41 (gewijzigd gepubliceerd onder nr. 51) verzoekt de regering om nog dit jaar in overleg met decentrale overheden de precarioheffingen op waterleidingen zo spoedig mogelijk af te schaffen en de Tweede Kamer voor het einde van het jaar hierover te informeren. Motie nr. 42 verzoekt de regering in overleg met de drinkwaterbedrijven concrete voorstellen uit te werken, waarin de deskundigheid, kennis en ervaring van de tien Nederlandse drinkwaterbedrijven nog meer benut kunnen worden ter bevordering van een goede drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden en verzoekt de regering de Tweede Kamer hierover voor het einde van het jaar te informeren.
ENERGIERECHT
207
Wet- en regelgeving Eveneens op 1 juli 2008 is het gewijzigd voorstel van wet (nr. A) naar de Eerste Kamer gezonden. Op 2 juli 2008 is de nota van verbetering (nr. B), welke een tekstuele verbetering bevat, vastgesteld. Op 30 september 2008 zal het voorbereidend onderzoek van het wetsvoorstel door de Vaste Commissie voor VROM en Wonen, Wijken en Integratie van de Eerste Kamer plaatsvinden. Voorstel van wet tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan kleinverbruikers (Warmtewet) (Kamerstukken I 2005/ 06, 29 048)
Het is inmiddels vijf jaar geleden dat bovengenoemd wetsvoorstel werd ingediend. Het wetsvoorstel voor de Warmtewet beoogt huishoudens en kleine bedrijven te beschermen tegen te hoge tarieven van warmteleveranciers (zie hierover NTE 2003-6 en NTE 2007-3). Op 25 en 26 juni 2008 en op 1 juli 2008 werd het wetsvoorstel inhoudelijk behandeld in de Tweede Kamer (NTE 2008-2) en zijn er eindelijk knopen doorgehakt met betrekking tot het wetsvoorstel. Naar aanleiding van het debat op 26 juni 2008 hebben zowel de indieners van het wetsvoorstel, kamerleden Ten Hoopen en (inmiddels) Samsom, als de Minister een brief aan de Tweede Kamer gezonden op 30 juni 2008 (respectievelijk nrs. 40 en 43) waarin zij zijn ingegaan op de tot dan toe ingediende amendementen (tot en met nr. 39) en de vragen die daarover in het debat zijn gesteld. Op 3 juli 2008 was het dan echt zover: het wetvoorstel voor de Warmtewet is met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen (NTE 2008-2). Tijdens de stemmingen in de Tweede Kamer op 3 juli 2008 zijn met betrekking tot bovengenoemd wetsvoorstel de amendementen nrs. 21, 26, 36, 39, 41, 44 en 45 aangenomen. Amendement nr. 21 wijzigt artikel 2b Warmtewet. Aan dit artikel worden bepalingen toegevoegd die de consument moeten beschermen tegen afsluiting. Dit komt erop neer dat het afsluiten van een verbruiker als ultimum remedium dient te worden gezien, met name in de winterperiode. Deze regeling is vormgegeven naar analogie van vergelijkbare regelingen in de Gaswet en de E-wet. De initatiefnemers van het wets208
voorstel hadden zich in hun brief van 30 juni 2008 positief over dit amendement nr. 21 van SP-kamerlid Jansen uitgesproken. De Minister liet het oordeel over dit amendement over aan de Tweede Kamer. Amendement nr. 26 beoogt het nuttig gebruik van restwarmte te stimuleren. Het amendement nr. 26 wijzigt artikel 17i Warmtewet zodanig, dat regels omtrent gebruik van restwarmte niet alleen kunnen worden gesteld voor elektriciteitsproducenten maar tevens voor andere producenten van restwarmte zoals energieproducenten en afvalverbranders. Alle restwarmte valt nu onder de Warmtewet. Zowel de indieners als de Minister hadden eerder al aangegeven dit een nuttige uitbreiding van het wetsvoorstel te vinden. Met amendement nr. 36 wordt ook het midden- en kleinbedrijf (MKB) onder de reikwijdte van de Warmtewet gebracht, doordat de definitie van ‘verbruiker’ is uitgebreid, waarbij een grens wordt gehanteerd van levering aan verbruikers met een aansluiting van maximaal 1000 kilowatt. Eerder was deze grens bij zesde nota van wijziging (nr. 22) juist teruggebracht tot 100 kilowatt (zie hierover NTE 2008-2). Het achterliggende idee is dat ook het MKB de dupe kan worden van eventueel monopolistisch gedrag van warmteleveranciers. Net als consumenten kunnen MKBbedrijven immers niet voor een andere warmteleverancier kiezen. Nu MKBbedrijven onder de reikwijdte van de Warmtewet vallen betalen ook zij een redelijke prijs voor warmte en ten hoogste de maximumprijs. Daarnaast is de leveringszekerheid gewaarborgd en kunnen deze bedrijven ook rekenen op de bescherming die de Warmtewet op andere punten biedt. In hun brief van 30 juni 2008 onderkenden de indieners van het wetsvoorstel dit belang. Hoewel zij benadrukten dat de prioriteit volgens hen ligt bij bescherming van consumenten, en zij verduidelijkten dat grootverbruikers niet onder de reikwijdte van de Warmtewet vallen, steunden zij amendement nr. 36. De Minister liet het oordeel ook wat betreft amendement nr. 36 aan de Tweede Kamer over. Amendement nr. 39 wijzigt artikel 21 Warmtewet. Aan dit artikel wordt een nieuw tweede lid toegevoegd waarin duidelijk wordt gemaakt dat de huidige beleidsruimte die
Tijdschrift voor
ENERGIERECHT
gemeenten hebben, als het gaat om het aanwijzen van gebieden voor warmtelevering, het selecteren van een warmteleverancier en de aansluitverplichting, behouden blijft. Voorheen bepaalde artikel 21 Warmtewet alleen dat de gemeenteraad en provinciale staten niet bevoegd zijn de productie en levering van warmte aan regels te binden. Het additionele lid verduidelijkt dit artikel door aan te geven dat artikel 21 de bestaande bevoegdheden onverlet laat. Deze verduidelijking werd ook ondersteund door de indieners en de Minister. Amendement nr. 41 regelt de bescherming van de projectontwikkelaars tegen het in rekening brengen van een te hoge aansluitbijdrage voor het aanleggen van een warmtenet door de vergunninghouder. Indirect wordt hiermee bescherming van de verbruiker beoogd. In de gebruikelijke bouwpraktijk zullen het immers de ontwikkelaars zijn die onderhandelen over de hoogte van de aansluitbijdrage. Daarbij is niet altijd sprake van een vrije onderhandelingssituatie. Het is daarom wenselijk volgens de indiener van het amendement nr. 41, SP-kamerlid Jansen, dat de bescherming wordt uitgebreid tot de ontwikkelaars en dat ook de geschillenregeling voor hen wordt opengesteld. Hierin voorziet amendement nr. 41. Amendement nr. 44 voegt een nieuw artikel 25b toe aan de Warmtewet. Op grond van dit artikel moet de werking van de Warmtewet over uiterlijk vier jaar en vervolgens iedere vier jaar geëvalueerd worden. Met amendement nr. 45 wordt ten slotte de uitzondering die de E-wet kent (artikel 1, onder i, Ewet) omwille van de consistentie voor producenten in de definitie van ‘warmtenet’ overgenomen. Hiermee vallen onder de definitie van warmtenet niet installaties, leidingen en hulpmiddelen gelegen in een gebouw of werk van een producent. Op 3 juli 2008 is het gewijzigd voorstel van wet (nr. A) naar de Eerste Kamer gezonden. Op 30 september 2008 zal het voorbereidend onderzoek van het wetsvoorstel door de Vaste Commissie voor Economische Zaken van de Eerste Kamer plaatsvinden.
Nr. 3 – juli/augustus 2008
Wet- en regelgeving Regels over de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten (Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten) (Stb. 2008, 120)
Nadat bovengenoemde wet op 7 februari 2008 in het Staatsblad is gepubliceerd (Stb. 2008, 120) (zie NTE 2008-2), is deze wet op 1 juli 2008 gefaseerd in werking getreden (Stb. 2008, 232). Bovengenoemde wet voorziet in een regime voor de uitwisseling van informatie tussen degenen die graafwerkzaamheden voorbereiden of deze (laten) verrichten, en beheerders van de netten die zich op de graaflocatie bevinden, opdat de graafwerkzaamheden zorgvuldig kunnen geschieden. Het kadaster (in bovengenoemde wet aangeduid als de ‘Dienst’) fungeert als centraal loket voor het indienen van meldingen en informatieverzoeken en het bundelen van informatie. De informatie-uitwisseling zal plaatsvinden via een elektronisch informatiesysteem (zie hierover NTE 2007-3 en NTE 2007-5/ 6). De eerste fase van inwerkingtreding is ingegaan op 1 juli 2008. Op deze datum zijn de bepalingen in werking getreden die erop zijn gericht de netbeheerders de globale ligging van hun netten te laten registreren. Op 1 oktober 2008 gaat de tweede fase in en treden de bepalingen in werking inhoudende verplichtingen rond informatieuitwisseling. In deze fase zal echter nog niet het elektronische informatiesysteem operationeel zijn. Bijgevolg zal de informatie-uitwisselingsprocedure zoals beschreven in hoofdstuk 3 van bovengenoemde wet in deze overgangsfase grotendeels per (papieren) post verlopen. Het regime voor de overgangsfase blijft van kracht totdat artikel 5, eerste lid, van bovengenoemde wet – dat ziet op het beheer van het elektronische informatiesysteem door de Dienst – op een nader vast te stellen datum in werking is getreden. In de derde fase treden de overige bepalingen in werking op een nog nader te bepalen datum. Het betreft de bepalingen die direct verband houden met de elektronische informatie-uitwisseling. Op 26 juni 2008 is het ‘Besluit van 12 juni 2008, houdende regels voor een systeem van informatie-uitwisseling ter voorkoming van graafschade (Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten)’ in het Staatsblad gepubliceerd Nr. 3 – juli/augustus 2008
(Stb. 2008, 233). Met dit Koninklijk Besluit worden, mede namens de minister van VROM, regels gesteld ter uitvoering van de bovengenoemde wet. In het besluit worden onder andere de volgende onderwerpen geregeld: (1) de gebieden waarbinnen netten worden beheerd respectievelijk waarop de informatieverzoeken betrekking hebben; (2) de toegang en aansluiting op het elektronisch informatiesysteem; (3) de gegevens waarmee een registratiemelding, het oriëntatieverzoek en de graafmelding bij de Dienst moeten worden gedaan; (4) de informatie die de netbeheerder beschikbaar moet stellen; (5) de afwijkende procedure in noodsituaties; (6) de termijn voor het bewaren van gegevens; en (7) de uitwisseling van informatie in de overgangsperiode waarin het elektronische informatiesysteem nog niet operationeel is. Voor zover nodig bepaalt het besluit dat over enkele onderwerpen bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld. Het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten is op 1 juli 2008 in werking getreden met uitzondering van artikel 6, dat op 1 oktober 2008 in werking treedt. Regels omtrent energie-efficiëntie (Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie) (Kamerstukken I 2007/08, 31 320)
Bovengenoemd wetsvoorstel is op 3 juli 2008 met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen (NTE 2008-2). Dit wetsvoorstel beoogt volledige omzetting in nationale regelgeving van Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende intrekking van Richtlijn 93/76/ EEG van de Raad (PbEU 2006, L 114/ 64) te bewerkstelligen. Voor een beschrijving van de inhoud van het wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2008-1 en NTE 2008-2. Tijdens de stemmingen in de Tweede Kamer op 3 juli 2008 zijn met betrekking tot bovengenoemd wetsvoorstel tevens de amendementen nrs. 13 en 18 en de motie nr. 16 aangenomen. Amendement nr. 13 voegt een nieuw artikel 34a toe aan het wetsvoorstel, welk artikel voorziet in een voorhangprocedure voor een op grond van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-effiTijdschrift voor
ciëntie vast te stellen algemene maatregel van bestuur. Amendement nr. 18 (dat is ingediend ter vervanging van amendement nr. 15) schrapt uit het wetsvoorstel de mogelijkheid dat de beheerder van een warmte- of koudenet een verzoek van een eindafnemer om aan hem een individuele meter ter beschikking te stellen kan weigeren indien het beschikbaar stellen ‘niet in verhouding staat tot de potentiële energiebesparingen’. Daarnaast verplicht amendement nr. 18 de beheerders van warmte- en koudenetten om te voorzien in een transparante, goedkope en toegankelijke klachtenregeling. Motie nr. 16, welke motie tevens ziet op het wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers (zie hiervoor), spreekt uit dat als gevolg van de invoering van de in de Wet marktmodel kleinverbruikers voorgeschreven wijzigingen de totale kosten van elektriciteit, gas en water voor de kleinverbruiker niet mogen stijgen. Het gewijzigd voorstel van wet (nr. B) is op 3 juli 2008 aan de Eerste Kamer gezonden. Het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel door de Vaste Commissie voor Economische Zaken van de Eerste Kamer vindt plaats op 23 september 2008. Regels voor het gunnen van overheidsopdrachten door aanbestedende diensten en opdrachten door specialesectorbedrijven (Aanbestedingswet) (Kamerstukken I 2007/08, 30 501)
Bovengenoemd wetsvoorstel is op 8 juli 2008 door de Eerste Kamer verworpen. Deze wet zou de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen (Stb. 1993, 213) vervangen. Het op bovengenoemde wet gebaseerde ‘Besluit Aanbestedingen’ (BA) moest verder het ‘Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten’ (Bao) (Stb. 2005, 408) en het ‘Besluit aanbestedingen speciale sectoren’ (Bass) (Stb. 2005, 409) vervangen waarmee respectievelijk de richtlijnen 2004/18/EG en 2004/ 17/EG in Nederland zijn geïmplementeerd. Eerder, op 20 september 2006, werd het wetsvoorstel door de Tweede Kamer wel aangenomen. In de Eerste Kamer stuitte het wetsvoorstel echter op forse kritiek (verwezen wordt naar www.eerstekamer.nl). Regeringspartijen CDA en PvdA hebben daarbij
ENERGIERECHT
209
Wet- en regelgeving aangedrongen op indiening van een geheel nieuw wetsvoorstel over enkele jaren. Regelgeving
Elektriciteit: Warmtekrachtkoppeling (WKK)
Nadat de Minister bij brief van 28 mei 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 28 665, nr. 98) de Tweede Kamer had geïnformeerd dat er voor WKK in 2008 geen subsidie beschikbaar zal worden gesteld (zie NTE 2008-2), heeft de Minister bij brief van 24 juni 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 28 665 en 31 239, nr. 99) aan de Tweede Kamer laten weten dat zij de hierdoor vrijvallende middelen – in totaal een bedrag van € 28 miljoen – wil inzetten in het kader het warmtebeleid en in het kader van de SDE (zie hiervoor). Elektriciteit: ontwerpbesluit tot wijziging Besluit Waardering APX
Op 20 juni 2008 heeft de Raad een ontwerpbesluit tot wijziging van het ‘Besluit Waardering APX’ van 30 juni 2004 (Stcrt. 2004, nr. 145, p. 14) ter inzage gelegd ten kantore van de NMa. Het ontwerpbesluit is tevens te vinden op www.energiekamer.nl. Van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit is op 20 juni 2008 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 117, p. 26). De achtergrond van het ontwerpbesluit is de volgende. Bij besluit van 13 januari 2004 (besluit met kenmerk 1103-112, Stcrt. 2004, nr. 8, p. 41) heeft de toenmalige Directeur DTe besloten om met toepassing van artikel 31, zesde lid, E-wet een nader doel vast te stellen ten aanzien van opbrengsten van het veilen van capaciteit door TenneT op het landsoverschrijdende net. Het nadere doel bestond erin TenneT in staat te stellen een marktconform rendement te verdienen op het vermogen dat is geïnvesteerd in de APX. Daarbij is in het besluit van 13 januari 2004 aan TenneT opgedragen een rapport te overleggen waarin een waardering van de APX wordt gegeven en onderbouwd. In het Besluit Waardering APX van 30 juli 2004 is deze waardering van de APX beoordeeld en op enkele punten aangepast. Bij deze waardering is destijds rekening gehou210
den met de inbiedverplichting zoals geregeld in artikel 5.6.12 Netcode Elektriciteit. Per 26 november 2006 is marktkoppeling tot stand gekomen tussen Nederland, België en Frankrijk (besluit met kenmerk 102227-43, Stcrt. 2006, nr. 224, p. 39) (zie NTE 2006-2/3, NTE 2006-4, NTE 2006-5 en NTE 2006-6). Hierdoor is de inbiedverplichting voor dat gedeelte van de import dat over de Belgische grens Nederland binnenkomt niet langer van betekenis. Daarom heeft de Raad besloten het Besluit Waardering APX aan te passen aan de gewijzigde betekenis van de inbiedverplichting. De relevante bepalingen worden bij het ontwerpbesluit zodanig herzien dat de invloed van de inbiedverplichting slechts wordt meegewogen bij de waardering van de APX voor dat gedeelte van de import dat betrekking heeft op de capaciteit op de Duits-Nederlandse grens. Belanghebbenden konden tot en met 1 augustus 2008 hun zienswijze met betrekking tot het ontwerpbesluit indienen bij de Raad. Elektriciteit: wijziging Regeling vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit en Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit.
Op 3 juli 2008 heeft de Minister de regeling strekkende tot wijziging van de ‘Regeling houdende vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit’ (Stcrt. 1999, nr. 126, p. 8) en van de ‘Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit’ (Stcrt. 2005, nr. 9, p. 11) vastgesteld. De wijzigingsregeling is op 4 juli 2008 gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 127, p. 10). Deze wijzigingsregeling op grond van artikel 26b, derde lid, E-wet strekt tot invoering per 1 januari 2009 van het capaciteitsafhankelijke transporttarief voor kleinverbruikers op grond van het wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers (zie hiervoor). Het concept voor de wijzigingsregeling had de Minister reeds bij brief van 8 april 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 28 982, nr. 63) voorgehangen bij de Tweede Kamer (zie NTE 2008-2 en zie tevens NTE 2007-2). Voor de invoering van het capaciteitsafhankelijke transporttarief – die veel inspanningen zal vergen van de bedrijven – zijn wijzigingen nodig van de Re-
Tijdschrift voor
ENERGIERECHT
geling houdende vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit en van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit. Deze wijzigingen worden, hoewel ze pas per 1 januari 2009 in werking treden, nu reeds vastgesteld door de Raad om de bedrijven en de NMa in staat te stellen de noodzakelijke voorbereidingen te treffen voor een tijdige inwerkingtreding op 1 januari 2009. Netbeheerders kunnen zich dan bij het doen van wijzigingen van hun voorwaarden baseren op voornoemde wijzigingsregeling. De NMa kan vervolgens de noodzakelijke voorgeschreven procedures starten ter beoordeling van de voorstellen en het voorleggen daarvan aan de representatieve organisaties. Om het capaciteitsafhankelijke transporttarief in te kunnen voeren is in de eerste plaats nodig dat de tariefdrager voor het transport voor kleinverbruikers wordt aangepast. Dat gebeurt door wijziging van de Regeling houdende vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit. Waar de tariefdrager kWh was, is dat nu kW, hetgeen correspondeert met de doorlaatwaarde van de aansluiting. In de tweede plaats is een beperkte wijziging van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit noodzakelijk. In deze regeling worden bepalingen aangepast waarin sprake is van een tariefstructuur van het tarief waarvoor het transport van elektriciteit wordt verricht gebaseerd op een gemeten of verbruikte hoeveelheid elektriciteit. Ook zal voor de berekening van het systeemdienstentarief voor kleinverbruikers worden uitgegaan van een gemiddeld verbruik per aansluitcategorie. De wijzigingsregeling treedt in werking op 1 januari 2009. Gas: aanduiding calorische waarde gas (wijziging TarievenCode Gas)
Nadat de Raad op 14 april 2008 het ontwerpbesluit ter inzage had gelegd (zie hierover NTE 2008-2), heeft de Raad op 18 juni 2008 het besluit vastgesteld tot wijziging van de TarievenCode Gas inzake de aanduiding van de calorische waarde van het gas (besluit met kenmerk 102 879/6). Van het besluit is op 19 juni 2008 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 116, p. 35). Met dit besluit wordt een aantal redactionele aanpassingen Nr. 3 – juli/augustus 2008
Wet- en regelgeving doorgevoerd die erin voorzien dat waar een kubieke meter gas wordt genoemd, consequent een kubieke meter gas onder normaalcondities met een calorische waarde van 35, 17 MJ wordt bedoeld. Het besluit is in werking getreden op 21 juni 2008. Gas: wijziging Transportvoorwaarden Gas-LNB
Elektriciteit en gas: Regeling Splitsingsplannen
Op 23 juli 2008 is de ‘Regeling Splitsingsplannen’ in de Staatscourant geplaatst (Stcrt. 2008, nr. 140, p. 9). Voor een beschrijving van de inhoud van de regeling wordt verwezen naar NTE 2008-1 en NTE 2008-2. De regeling is op 25 juli 2008 in werking getreden.
Op 26 juni 2008 heeft de Raad het ‘Besluit tot wijziging van artikel 4.1.6.4 van de Transportvoorwaarden GasLNB’ genomen (besluit met kenmerk 102411/43.B1064). Van het besluit is op 27 juni 2008 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 122, p. 34). Bij dit besluit wordt in artikel 4.1.6.4 van de Transportvoorwaarden Gas-LNB de verwijzing naar ‘Platts’ vervangen door een verwijzing naar de ‘APX TTF HI-DAM All day index’. Deze verwijzing wordt vervangen om interne tegenstrijdigheid van de Transportvoorwaarden Gas-LNB te voorkomen nadat de voorwaarden zijn gewijzigd door de Raad op 20 februari 2008 (bij besluit met kenmerk 102 411/ 31.B1010, zie hierover NTE 2008-1) en op 3 juni 2008 (besluit met kenmerk 102859, zie hierover NTE 20082). Het besluit is op 1 juli 2008 in werking getreden. Gas: Beleidsregel reguleringskader landelijk gastransport
Op 11 juli 2008 is de ‘Beleidsregel van de Minister van Economische Zaken met betrekking tot de uitoefening door de raad van bestuur van de Mededingingsautoriteit van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 82, tweede lid, van de Gaswet’ in de Staatscourant geplaatst (Stcrt. 2008, nr. 132, p. 15). Voor een beschrijving van de inhoud van de beleidsregel wordt verwezen naar NTE 2008-2. De beleidsregel is op 13 juli 2008 in werking getreden. Gas: update technische voorwaarden gas
De Energiekamer heeft in juli op haar website (www.energiekamer.nl) updates geplaatst van de Wettelijke taken LNB van algemeen belang, de Transportvoorwaarden Gas-LNB en de Samenwerkingsregeling netbeheerders Gas. Het betreft nieuwe versies van deze regelingen per 1 juli 2008.
Nr. 3 – juli/augustus 2008
Tijdschrift voor
ENERGIERECHT
211