Wet- en regelgeving mr. drs. J.E. Janssen en mr. M.E. Brinkman*
In deze rubriek wordt ingegaan op belangrijke wijzigingen in wet- en regelgeving in Europa en Nederland alsmede op ontwikkelingen die naar verwachting op korte termijn tot dergelijke wijzigingen zullen leiden.
Europa Richtlijn betreffende herziening van de energiebelasting
Op 14 april 2011 heeft de Europese Commissie (hierna: de Commissie) een voorstel gepubliceerd voor een ‘Richtlijn van de Raad houdende wijziging van de Richtlijn 2003/96/EG tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit’ (COM(2011) 169 def.). Deze concept-richtlijn strekt ertoe om de Energiebelastingrichtlijn (Richtlijn 2003/96/EG) (hierna: de EBR) te wijzigen, teneinde daarin meer consistentie aan te brengen en om een kader te scheppen voor de belasting van hernieuwbare energie en voor het gebruik van de belasting op uitstoot van CO2. In grote lijnen komen de voorgestelde wijzigingen erop neer dat de Commissie de belasting op energieproducten en elektriciteit op twee grondslagen wil baseren: (i) een algemene energieverbruiksbelasting, waarbij de grondslag van het tarief wordt vastgesteld op basis van de energiewaarde van de producten; en (ii) een CO2-gerelateerde belasting, waarbij het tarief wordt gebaseerd op CO2-emissies die toe te schrijven zijn aan het verbruik van de betreffende producten. De lidstaten worden vrij gelaten in de vormgeving. Zij kunnen zelf bepalen of het systeem wordt verwerkt in de tarieven van de bestaande belastingen, dan wel door invoering van een afzonderlijke (CO2-gerelateerde) belasting. Daarnaast wordt in de concept-richtlijn een aantal bestaande vrijstellingen gewijzigd en wordt een aantal bepalingen vereenvoudigd. In zijn brief van 30 mei 2011 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2010/11, 22 112, nr. 1180) heeft de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken deze concept-richtlijn samengevat en toegelicht. In Nederland is de EBR van toepassing op de accijns op minerale oliën, de kolenbelasting en de energiebelasting op elektriciteit en aardgas. In zijn brief licht de staatssecretaris onder meer toe dat de concept-richtlijn een groot aantal voorstellen bevat die wijzigingen in Nederlandse regelgeving zouden vereisen. Volgens de staatssecretaris heeft het Nederlandse kabinet met gemengde gevoelens op de concept-richtlijn gereageerd. Enerzijds is het kabinet met de Commissie van mening dat wijziging van de EBR kansen biedt op het gebied van verbetering van het functioneren van de interne markt. Anderzijds heeft het kabinet twijfels bij de insteek van de Commissie. In plaats van, bijvoorbeeld, een voorstel tot verhoging van de minimum belastingtarieven of tot beperking van het aantal vrijstellingen en uitzonderingen, heeft de Commissie gekozen voor een ingrijpende regimewijziging die de belastingen op energieproducten en elektriciteit gecompliceerder maakt en nieuwe vrijstellingen en kortingen introduceert. Bovendien voorziet het kabinet negatieve economische gevolgen voor meerdere sectoren.
160
ER2011_03.indb 160
Richtlijn inzake energie-efficiëntie
Op 22 juni 2011 heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd voor een ‘Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende energie-efficiëntie en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG’ (COM(2011) 370 def.). Met deze concept-richtlijn wil de Commissie een gemeenschappelijk kader creëren voor het bevorderen van energie-efficiëntie in de Europese Unie teneinde zeker te stellen dat het streefcijfer van 20% energiebesparing in 2020 gehaald wordt. Voor wat betreft eindverbruikers worden in de concept-richtlijn maatregelen voorgesteld op grond waarvan nationale overheden verplicht worden hoge energie-efficiëntie normen toe te passen en nationale energie-efficiëntie plannen en regels op te stellen. Onder meer wordt voorgesteld om regelmatige ‘enenergieaudits’ bij grote bedrijven verplicht te stellen en om aan energiebedrijven verplichtingen op te leggen met betrekking tot meting en facturering. Op het gebied van energievoorziening vereist de conceptrichtlijn dat lidstaten nationale warmte- en koudekrachtkoppelingsplannen vaststellen om het potentieel voor hoogrenderende energieopwekking en efficiënte stadsverwarming en -koeling te ontwikkelen en ervoor zorgen dat voorschriften inzake ruimtelijke ordening hiermee overeenstemmen. Voorts verplicht de concept-richtlijn de lidstaten om een inventaris op te stellen van energie-efficiëntie gegevens voor alle installaties die brandstof stoken en minerale olie en gas raffineren. Ook stelt de concept-richtlijn eisen aan voorrang bij toegang tot het net, voorrang voor de distributie van elektriciteit geproduceerd door middel van hoogrenderende warmtekrachtkoppelingen, en de aansluiting van nieuwe fabrieken die afvalwarmte produceren voor netwerken voor stadsverwarming en -koeling. Voor het overige worden in de concept-richtlijn onder meer maatregelen voorgesteld op het gebied van efficiëntievereisten voor nationale energieregulatoren en certificeringsregelingen. Op 23 juni 2011 heeft de Vaste Commissie voor Europese Zaken de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de concept-richtlijn (Kamerstukken II 2010/11, 32 823, nr. 1). Bij brief van 30 juni 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 32 823, nr. 2) heeft de Vaste Commissie voor Europese Zaken de Tweede Kamer op de hoogte gesteld van het advies van de Vaste Commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie om ter zake van de concept-richtlijn vanwege het politieke belang daarvan bij de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken een zogenoemd ‘behandelvoorbehoud’ te maken. Bij brief van 30 juni 2011 aan de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Kamerstukken II 2010/11, 32 823, nr. 3) heeft de Tweede Kamer dit advies opgevolgd en het behandelvoorbehoud gemaakt. Dit houdt in dat de Tweede Kamer heeft verzocht dat in het onderhandelingsproces tussen lidstaten met betrekking tot de concept-richtlijn geen
*
Jan Erik Janssen en Martha Brinkman zijn advocaat bij Stek te Amsterdam. De auteurs danken Marie-Claire Leijten, eveneens advocaat bij Stek, voor haar bijdrage aan de totstandkoming van deze rubriek.
Tijdschrift voor Energierecht
Nr. 3 augustus 2011
10-8-2011 10:23:30
Wet- en regelgeving
onomkeerbare stappen worden genomen totdat een overleg tussen de regering en de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden over het politieke belang van de concept-richtlijn.
is het gewijzigd voorstel van wet (nr. A) naar de Eerste Kamer gezonden. Voor een beschrijving van de inhoud van dit wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2011, nr. 1.
Nederland
Wijziging van de Gaswet (uitvoering van een verordening op het gebied van leveringszekerheid) (Kamerstukken II 2010/11, 32 806)
Wetgeving Stimulering duurzame energieproductie (Kamerstukken II 2010/11, 31 239)
Op 25 mei 2011 heeft de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: de Minister) de ‘Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011’ vastgesteld en op 1 juni 2011 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2011, nr. 9424). Deze regeling geeft invulling voor het jaar 2011 aan de mogelijkheid subsidie aan te vragen voor de productie van hernieuwbare energie op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie. Vanwege het feit dat het kabinet de stimulering van duurzame energieproductie (hierna: SDE) heeft omgevormd naar de zogenoemde SDE+ (zie hierover de rubriek ‘Actualiteiten en signaleringen’ in NTE 2011, nr. 1 en NTE 2011, nr. 2) verschilt de opzet van deze regeling ten opzichte van de subsidieregelingen uit voorgaande jaren. Onder meer wordt thans één totaal subsidieplafond vastgesteld voor alle categorieën duurzame energieproductie. De Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011 is op 2 juni 2011 in werking getreden. Op 25 mei 2011 heeft de Minister tevens een regeling vastgesteld strekkende tot wijziging van de ‘Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie’ en de ‘Regeling garantie van oorsprong voor duurzame elektriciteit’. Deze wijzigingsregeling is op 1 juni 2011 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2011, nr. 9427). De wijzigingen zijn ingegeven door de hiervoor genoemde Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011 en hangen tevens samen met de gewijzigde opzet van de SDE+. Deze wijzigingsregeling is op juli 2011 in werking getreden. Vervolgens heeft de Minister op 8 juli 2011 de hiervoor genoemde Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011 gewijzigd vastgesteld in dier voege dat het daarin vastgelegde totale subsidieplafond voor alle categorieën duurzame energieproductie is verlaagd van EUR 750.000.000 naar EUR 500.000.000. Van deze wijziging is op 11 juli 2011 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2011, nr. 12874). De wijziging is op 12 juli 2011 in werking getreden. Voor een verdere inhoudelijke behandeling van de ontwikkelingen onder dit kamerstuknummer wordt verwezen naar de rubriek ‘Actualiteiten en signaleringen’ in dit tijdschrift.
Wijziging van de Crisis- en herstelwet en enkele andere wetten (verbeteringen en aanvullingen) (Kamerstukken II 2010/11, 32 588)
Nadat de Minister van Infrastructuur en Milieu op 28 april 2011 een derde nota van wijziging (nr. 9) naar de Tweede Kamer had gezonden (zie NTE 2011, nr. 2) zijn tussen 31 mei en 14 juni 2011 een aantal moties en amendementen met betrekking tot dit wetsvoorstel ingediend (nrs. 11 t/m 20). Over het wetsvoorstel, de moties en de amendementen is op 14 juni 2011 in de Tweede Kamer gestemd. Daarbij is het wetsvoorstel aangenomen. Eveneens op 14 juni 2011 Nr. 3 augustus 2011
ER2011_03.indb 161
De Minister heeft dit wetsvoorstel op 14 juni 2011 naar de Tweede Kamer gezonden. Dit wetsvoorstel strekt tot uitvoering in de Gaswet van de Verordening (EU) nr. 994/2010 van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG van de Raad (PbEU 2010, L 295/1) (hierna: Verordening (EU) nr. 994/2010). De verschillende bepalingen in Verordening (EU) nr. 994/2010 zijn respectievelijk op 2 december 2010 en op 3 maart 2011 in werking getreden (zie NTE 2010, nr. 5/6). Verordening (EU) nr. 994/2010 strekt ertoe om lidstaten beter in staat te stellen de leveringszekerheid voor zogenoemde ‘beschermde afnemers’, waaronder huishoudens, ten tijde van aanvoeronderbrekingen van gas te kunnen blijven garanderen. Daartoe dient elke lidstaat, onder meer, een instantie aan te wijzen die verantwoordelijk is voor de gasleveringszekerheid. Daarnaast worden minimumeisen gesteld aan de gasinfrastructuur van de lidstaten. Ook introduceert Verordening (EU) nr. 994/2010 een minimumleveringsnorm die erop is gericht de gaslevering aan beschermde afnemers te waarborgen. Voor een nadere beschrijving van de inhoud van Verordening (EU) nr. 994/2010 wordt verwezen naar NTE 2009, nr. 3/4. De uitvoering van Verordening (EU) nr. 994/2010 vergt slechts een beperkt aantal wijzigingen in de Gaswet. Omdat in de Gaswet reeds is voorzien in een vergaande bescherming van kleinverbruikers in de zin van art. 43, eerste lid, Gaswet, waaronder ook huishoudens vallen, is het naar de mening van de Minister niet nodig dat deze bescherming wordt uitgebreid. Ook voldoet de Nederlandse gasinfrastructuur volgens de Minister reeds aan de minimumeisen uit Verordening (EU) nr. 994/2010. De Minister acht ook de minimumleveringsnorm voldoende uitgewerkt in de Gaswet en het daarop gebaseerde Besluit leveringszekerheid Gaswet (Stb. 2004, 170). Wel wordt op grond van bovengenoemd wetsvoorstel de Minister in de Gaswet aangewezen als bevoegde instantie belast met de verantwoordelijkheid voor leveringszekerheid in de zin van Verordening (EU) nr. 994/2010. Daarenboven wordt een aantal tekstuele wijzigingen in de Gaswet aangebracht. De Tweede Kamer zal haar vragen over dit wetsvoorstel in september 2011 vaststellen. Het is de bedoeling dat dit wetsvoorstel op zo kort mogelijke termijn doch uiterlijk op 3 december 2011 in werking zal treden.
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) (Kamerstukken II 2010/11, 32 814) De Minister heeft dit wetsvoorstel op 17 juni 2011 naar de Tweede Kamer gezonden. Het wetsvoorstel strekt tot implementatie in de Elektriciteitswet 1998 (hierna: de E-wet) en de Gaswet van de nieuwe Derde Elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn 2009/72/EG) (PbEU 2009, L 211/55) en van de nieuwe Derde Gasrichtlijn (Richtlijn 2009/73/EG) (PbEU 2009, L 211/94) die onderdeel uitmaken van het zogenoemde ‘derde energiepakket’ dat op 14 augustus 2009 in het Publicatieblad van de Europese Unie is gepubliceerd en op 3
Tijdschrift voor Energierecht
161
10-8-2011 10:23:31
Wet- en regelgeving
september 2009 in werking is getreden (zie hierover NTE 2009, nr. 3/4). Deze richtlijnen hadden reeds op 3 maart 2011 in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd moeten zijn. Het wetsvoorstel voorziet tevens in een aantal noodzakelijke aanpassingen die volgen uit de drie verordeningen die eveneens onderdeel uitmaken van het derde energiepakket, te weten: (i) de verordening betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1288/2003 (Verordening (EG) nr. 714/2009) (PbEU 2009, L 211/15); (ii) de verordening betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (Verordening (EG) nr. 715/2009) (PbEU 2009, L 211/36); en (iii) de verordening tot oprichting van een agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (Verordening (EG) nr. 713/2009) (PbEU 2009, L 211/1). Het derde energiepakket heeft als doel om verdere verbeteringen aan te brengen in de werking van de Europese interne markt. Volgens de Minister voldoet Nederland reeds op hoofdlijnen aan de in het derde pakket gestelde eisen. Evenwel is een significant aantal wijzigingen van de E-wet en de Gaswet nodig om de hiervoor genoemde richtlijnen en verordeningen te implementeren. Het gaat met name om de volgende wijzigingen: (1) aanpassing van de E-wet en de Gaswet naar aanleiding van de nieuwe regels ten aanzien van de ontvlechting van transmissienetten ten opzichte van de activiteiten productie, levering en handel binnen de energiemarkt; (2) aanpassing van de regels met betrekking tot het beheer van landsgrensoverschrijdende netten; (3) aanwijzing van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) als de zogenoemde nationale regulerende instantie en wijziging van de taakverdeling tussen de Raad en de Minister; (4) versterking van de consumentenbescherming; (5) invoering van de ontheffingsmogelijkheid voor gesloten distributiesystemen van de verplichting om een netbeheerder aan te wijzen; (6) invoering van de mogelijkheid voor de Staat om maatregelen te nemen teneinde in de markt gelijke mededingingsvoorwaarden of een level playing field te realiseren; (7) aanscherping van regels voor het beheer van gasopslagen; en (8) versterking van de Europese en regionale samenwerking tussen de energietoezichthouders en de transmissiesysteembeheerders van de verschillende lidstaten. De Tweede Kamer zal naar verwachting op 14 september 2011 haar vragen met betrekking tot dit wetsvoorstel publiceren.
Wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten (Stb. 2010, 810)
Nadat de Minister in het kader van bovengenoemde wet op 3 mei 2011 de ‘Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas’ gewijzigd had vastgesteld (Stcrt. 2011, nr. 7740) teneinde de beschikbaarheid van landsgrensoverschrijdende gastransportcapaciteit op korte termijn te verbeteren (zie NTE 2011, nr. 2), is deze gewijzigde regeling op grond van een Koninklijk Besluit van 14 juni 2011 (Stb. 2011, 305) per 1 juli 2011 in werking getreden. Vervolgens heeft de Minister op 20 juni 2011 de ‘Regeling melding aanleg- of uitbreidingsinvestering’ vastgesteld 162
ER2011_03.indb 162
en op 28 juni 2011 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2011, nr. 11203). Deze regeling is gebaseerd op de bij bovengenoemde wet ingevoerde art. 20e E-wet en 39f Gaswet. Daarin is een procedure opgenomen voor de beoordeling van de noodzaak van aanleg- en uitbreidingsinvesteringen in energienetwerken. Netbeheerders moeten hun voornemen tot aanleg- of uitbreidingsinvesteringen vooraf melden bij de Raad teneinde de noodzaak van die investeringen vast te laten stellen. Wanneer de noodzaak van een investering door de Raad wordt vastgesteld weet de netbeheerder dat hij de doelmatige kosten van zijn investering zal kunnen terugverdienen via de transporttarieven. Het doel van deze procedure is om vlotte besluitvorming te bevorderen in het belang van de voorzienings- en leveringszekerheid en een goede marktwerking. In de Regeling melding aanleg- of uitbreidingsinvestering is onder meer vastgelegd welke gegevens bij de melding dienen te worden overgelegd. De Regeling melding aanleg- of uitbreidingsinvestering is op 1 juli 2011 in werking getreden. Op 1 juli 2011 heeft de Raad mededeling gedaan in de Staatscourant van de terinzagelegging van het concept voor de ‘Beleidsregel NMa beoordeling doelmatigheid bijzondere uitbreidingsinvesteringen en uitbreidingsinvesteringen van nationaal belang’ (Stcrt. 2011, nr. 11721). Het doel van deze beleidsregel is om netbeheerders duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop de Raad de doelmatigheid beoordeelt van de hiervoor genoemde bij de Raad gemelde investeringen. De concept-beleidsregel is te vinden op www.nma. nl. Eenieder kan tot 31 augustus 2011 zijn zienswijze met betrekking tot de concept-beleidsregel naar voren brengen. Op 31 augustus 2011 zal over de concept-beleidsregel tevens een hoorzitting plaatsvinden. Naar verwachting zal de beleidsregel in 2012 definitief worden vastgesteld en tegelijk met de art. 39g Gaswet en 20f E-wet op een nader vast te stellen datum in werking treden.
Wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (Stb. 2011, 130) en Wijziging van de Wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (Stb. 2011, 131)
Nadat eerstgenoemde wet op 26 februari 2011 in het Staatsblad was gepubliceerd (Stb. 2010, 130) (zie NTE 2010, nr. 5/6) en een aantal onderdelen daarvan bij Koninklijk Besluit van 27 april 2011 (Stb. 2011, 203) per 1 juli 2011 in werking was getreden (zie NTE 2011, nr. 2), heeft de Minister bij Koninklijk Besluit van 27 mei 2011 (Stb. 2011, nr. 279) de inwerkingtreding van twee bepalingen uit deze wet ongedaan gemaakt. Het betreft de inwerkintreding van artikelen die wijzigingen aanbrengen in de grondslag voor bepalingen ter zake van het meten van het transport van elektriciteit in de technische codes en voorwaarden. Thans zijn voor de betreffende technische codes wijzigingsvoorstellen aanhangig waarover de Raad eerst na 1 juli 2011 zal besluiten. De Minister acht het om deze reden niet wenselijk om de grondslag voor de technische codes en voorwaarden per 1 juli 2011 aan te passen. Verder heeft de Minister op 14 juni 2011 de ‘Regeling gegevensbeheer en afdracht elektriciteit en gas’ vastgesteld en op 21 juni 2011 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2011, nr. 10775). Met deze regeling oefent de Minister zijn be-
Tijdschrift voor Energierecht
Nr. 3 augustus 2011
10-8-2011 10:23:31
Wet- en regelgeving
voegdheid uit op grond van de met bovengenoemde wetten ingevoerde artt. 53 en 95cb, zesde lid, E-wet en de artt. 21 en 44b, zesde lid, Gaswet om regels te stellen over de wijze waarop marktpartijen de met de marktprocessen samenhangende gegevens beheren, alsmede om regels te stellen met betrekking tot de afdracht aan de netbeheerders van de door leveranciers aan afnemers gefactureerde netkosten. Deze regels zullen in acht moeten worden genomen bij de vaststelling door de Raad van de nieuwe Informatiecode Elektriciteit en Gas naar aanleiding van bovengenoemde wetten. De Minister heeft bij de vaststelling van de Regeling gegevensbeheer en afdracht elektriciteit en gas vier doelen nagestreefd: (1) het uniformeren van gegevensbeheer; (2) het transparant maken van gegevensbeheer richting de afnemer; (3) het voorkomen van toetredingsdrempels op gebied van gegevensbeheer; en (4) het bewerkstelligen van een gelijkmatige afdracht aan de netbeheerders van de door de leveranciers aan afnemers in rekening gebrachte of te brengen netkosten. De Regeling gegevensbeheer en afdracht elektriciteit en gas is per 1 juli 2011 in werking getreden, met uitzondering van art. 9 daarvan waarin de bepaling is opgenomen betreffende de gelijkmatige afdracht door de leverancier aan de netbeheerder. Deze bepaling zal op een nader vast te stellen datum, tegelijk met de overige bepalingen op het gebied van het verplichte leveranciersmodel, in werking treden. Voorts heeft de Minister, nadat hij daarover op 19 april 2011 een openbare consultatie was gestart (zie hierover NTE 2011, nr. 2), op 27 juni 2011 de ‘Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas’ definitief vastgesteld en op 28 juni 2011 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2011, nr. 11579). Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011, met uitzondering van art. 11 dat reeds op 1 juli 2011 in werking is getreden.
Wet tot wijziging van de Wet implementatie EGrichtlijnen energie-efficiëntie (Stb. 2011, 363)
Nadat de Minister het wetsvoorstel voor deze wet op 4 februari 2011 naar de Tweede Kamer had gezonden (zie NTE 2011, nr. 2), heeft de Tweede Kamer dit wetsvoorstel op 16 juni 2011 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen. Vervolgens heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel op 5 juli 2011 als hamerstuk afgedaan. bovengenoemde wet is op 6 juli 2011 in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2011, 363) en op 20 juli 2011 in werking getreden. Voor een beschrijving van de inhoud van deze wet wordt verwezen naar NTE 2011, nr. 2.
Wijziging van de Warmtewet in verband met enkele aanpassingen (Kamerstukken II 2010/11, 32 839)
Nadat de Minister op 12 mei 2010 de resultaten van onderzoeken naar het tariefstelsel van de Warmtewet aan de Tweede Kamer had gezonden, alsmede naar aanleiding van de resultaten daarvan had aangekondigd de Warmtewet en de concepten voor het zogenoemde ‘Warmtebesluit’ en de ‘Warmteregeling’ te zullen aanpassen (zie hierover NTE 2009, nr. 5, NTE 2009, nr. 6 en NTE 2010, nr. 2), heeft de Minister bij brief van 5 juli 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 32 839, nr. 5) aangekondigd dat het wetsvoorstel tot wijziging van de Warmtewet op korte termijn wordt ingediend bij de Tweede Kamer. Tevens heeft de Minister als bijlage bij de brief van 5 juli 2011 het gewijzigde concept-Warmtebesluit en gewijzigde concept-Warmteregeling inclusief de Nr. 3 augustus 2011
ER2011_03.indb 163
bijbehorende nota van toelichting naar de Tweede Kamer gezonden. De Minister geeft aan dat in deze gewijzigde concepten onder meer nadere regels zijn uitgewerkt ten aanzien van de elementen en de wijze van berekening van de maximumprijs voor warmte. Ten slotte heeft de Minister bij de brief van 5 juli 2011 drie rapporten aan de Tweede Kamer gezonden. Het betreft: (i) een onderzoek van de NMa naar de effecten voor kleinverbruikers van de gewijzigde Warmtewet; (ii) een onderzoek van de NMa naar de inkoopkosten van warmte bij geïntegreerde warmtebedrijven; en (iii) een onderzoek van D-cision naar de reguleringsopties voor warmteproducten.
Regelgeving Elektriciteit: Besluit congestiemanagement elektriciteit
Nadat de Minister op 3 mei 2011 het ontwerp voor het ‘Besluit congestiemanagement elektriciteit’ naar de Tweede Kamer had gezonden (zie NTE 2011, nr. 2), heeft de Vaste Commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie vragen over dit ontwerpbesluit voorgelegd aan de Minister (Niet-dossierstuk II 2010/11, 2011D27680). De Minister heeft deze vragen bij brief van 15 juni 2011 beantwoord (Kamerstukken II 2010/11, 32 774, nr. 2).
Gas: codewijziging in verband met de invoering van een drempelwaarde bij restitutie in geval van een beperking van transport als gevolg van ongepland onderhoud of incidenten (wijziging Transportvoorwaarden Gas-LNB)
Nadat de Raad op 23 november 2010 een daartoe strekkend voorstel had ontvangen van de gezamenlijke netbeheerders, heeft de Raad op 25 mei 2011 een besluit genomen (met kenmerk 103416/9) tot wijziging van art. 4.4.2 Transportvoorwaarden Gas – LNB. Op grond van het wijzigingsbesluit is in dit artikel een (gewijzigde) drempelwaarde opgenomen voor restitutie van een geldbedrag in geval van een beperking van transport en als gevolg van ongeplande incidenten of onderhoud. Van het wijzigingsbesluit is op 3 juni 2011 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2011, nr. 9661). De wijzigingen in art. 4.4.2 Transportvoorwaarden Gas – LNB zijn op 4 juni 2011 in werking getreden. Het wijzigingsbesluit is gepubliceerd op www.nma.nl.
Gas: inwerkingtreding van een aantal artikelen van de Meetvoorwaarden Gas-RNB, de Allocatievoorwaarden Gas en de Transportvoorwaarden Gas-LNB Omdat de wijzigingen in art. 43 Gaswet – in verband met de verschuiving van de grens tussen klein- en grootverbruikers van gas – op grond van het Koninklijk Besluit van 27 april 2011 (Stb. 2011, 203) per 1 juli 2011 in werking zijn getreden (zie NTE 2011, nr. 2), zijn op grond van een besluit van de Raad van 7 juni 2011 (met kenmerk 103732/7) de met deze wijziging samenhangende gewijzigde bepalingen in de Meetvoorwaarden Gas-RNB, de Allocatievoorwaarden Gas en de Transportvoorwaarden Gas- LNB eveneens per 1 juli 2011 in werking getreden. Van het besluit van 7 juni 2011 van de Raad is op 10 juni 2011 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2011, nr. 10448). Het besluit is tevens gepubliceerd op www.nma.nl.
Tijdschrift voor Energierecht
163
10-8-2011 10:23:31
Wet- en regelgeving
Gas: Besluit uitoefening taken ex art. 52a van de Gaswet De Minister heeft op 31 mei 2011 een besluit genomen (met kenmerk ETM/EM/11047711) strekkende tot vervanging en intrekking van het besluit van de Minister van 16 april 2010 (met kenmerk ETM/10058269) (zie NTE 2010, nr. 1) in verband met de belasting van GTS met de uitoefening van de taken als bedoeld in art. 52a, eerste lid, Gaswet. De aanleiding voor het besluit van 31 mei 2011 zijn wijzigingen in art. 52a, eerste lid, Gaswet op grond van de Wet tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten (Stb. 2010, 810). Onder meer zijn in art. 52a, eerste lid, taken toegevoegd die op grond van het besluit van 31 mei 2011 eveneens aan GTS worden opgedragen. Het gaat onder meer om werkzaamheden met betrekking tot opslagcapaciteiten en langlopende gasleveringscontracten. Het besluit van 31 mei 2011 is op 6 juni 2011 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2011, nr. 9904) en is op 1 juli 2011, tegelijk met de hiervoor bedoelde wijzigingen van art. 52a, eerste lid, Gaswet, in werking getreden.
16728) (zie NTE 2010, nr. 3/4), heeft de Raad op 28 juni 2011 het besluit (met kenmerk 103555/12) genomen strekkende tot wijziging van Netcode Elektriciteit, de Systeemcode Elektriciteit en de Informatiecode Elektriciteit en Gas in verband met de verruiming van de mogelijkheid voor beheerders van particuliere netten tot deelname aan het elektronisch berichtenverkeer. Voor een beschrijving van de inhoud van (het ontwerp voor) dit wijzigingsbesluit wordt verwezen naar NTE 2010, nr. 3/4. Van het wijzigingsbesluit is op 30 juni 2011 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2011, nr. 11805). Het wijzigingsbesluit is gepubliceerd op www.nma.nl en is op 30 juni 2011 in werking getreden.
Elektriciteit en Gas: wijziging Besluit kostenverhaal energie en vaststelling Regeling kostenverhaal energie
Op 4 april 2010 had de Minister de ‘Regeling kostenverhaal energie 2011’ vastgesteld en op 12 april 2011 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2011, nr. 6327). In deze regeling waren op grond van het ‘Besluit kostenverhaal energie’ (Stb. 2001, 338) de bedragen opgenomen welke op grond van art. 85 E-wet en art. 64 Gaswet in 2011 verschuldigd zijn als verhaal voor de kosten voor bepaalde uitvoeringswerkzaamheden van de Energiekamer ter uitvoering van de E-wet en de Gaswet. De vaststelling van deze kosten vond jaarlijks achteraf plaats op basis van de door de Energiekamer werkelijk gemaakte kosten. Met de Regeling kostenverhaal energie 2011 werd de ‘Regeling kostenverhaal energie 2010’ (Stcrt. 2010, nr. 5858) ingetrokken (zie NTE 2010, nr. 2). De Regeling kostenverhaal energie 2011 is op 13 april 2011 in werking getreden. Vervolgens heeft de Minister het Besluit kostenverhaal energie bij besluit van 27 mei 2011 (Stb. 2011, 280) gewijzigd. De wijzigingen in het Besluit kostenverhaal energie zijn op 1 juli 2011 in werking getreden. Deze wijzigingen brachten met zich mee dat de Regeling kostenverhaal 2011 ook weer diende te worden aangepast. Gekozen is voor een systeem van bedragen die niet meer jaarlijks worden herzien maar alleen indien daar aanleiding toe is. In dit verband heeft de Minister op 27 juni 2011 een nieuwe ‘Regeling kostenverhaal energie’ vastgesteld en op 30 juni 2011 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2011, nr. 11263). Deze Regeling kostenverhaal energie trekt de Regeling kostenverhaal energie 2011 in en is op 1 juli 2011 in werking getreden.
Elektriciteit en Gas: codewijziging inzake het elektronisch berichtenverkeer (wijziging Netcode Elektriciteit, Systeemcode Elektriciteit en Informatiecode elektriciteit en gas)
Nadat de Raad op 22 oktober 2010 mededeling had gedaan in de Staatscourant van de terinzagelegging van het daartoe strekkende ontwerpbesluit van de Raad (Stcrt. 2010, nr. 164
ER2011_03.indb 164
Tijdschrift voor Energierecht
Nr. 3 augustus 2011
10-8-2011 10:23:31