HU KENNISCENTRUM
Door en voor elkaar! Onderzoeksrapport over beweegredenen, randvoorwaarden en het activeren van jeugdspelers ten behoeve van vrijwillige betrokkenheid
STUDENTEN: JAMIE NEUMANN 1562155 INGE VAN HOUTUM 1580352 ELLEN HAMER 1561331
2012
2
Samenvatting Dit onderzoek is ten uitvoering gebracht op voetbalvereniging De Meern. In 2008 zijn V.V. de Meern en het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling van Hogeschool Utrecht begonnen met het project ‘Verbinden door voetbal’. De twee verenigingen die momenteel participeren in dit project zijn V.V. de Meern en Zwaluwen Utrecht. Het doel van het project is om de verbindende kracht van voetbal in te zetten voor: - het vergroten van participatie binnen verenigingen; - het verbeteren van contacten tussen diverse groepen; - het verbeteren van respectvolle omgangsvormen. Het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling richt zich tevens op verschillende vormen van participatie. Het gaat dan om participatie van scholen, verenigingen, buurten en de hele maatschappij. Dit wordt gedaan doordat het lectoraat de problemen onderzoekt die zich in de maatschappij voordoen. Het lectoraat heeft daarvoor verschillende onderzoekslijnen en projecten die tot uitvoer gebracht worden. Dit onderzoek is gericht op vrijwillige inzet van jonge sporters bij V.V. de Meern. Dit onderzoek wordt dan ook in het kader van het afstudeertraject van de opleiding SPH (Sociaal Pedagogische Hulpverlening) uitgevoerd. Een deel van de activiteiten van het project richt zich op vrijwillige inzet van leden voor de vereniging. Beide voetbalverenigingen geven aan een tekort te hebben aan vrijwilligers. Onder de noemer ‘iets voor elkaar doen’ kunnen jeugdleden van de betrokken verenigingen hun maatschappelijke stage doen op de club. De deelnemende jongeren krijgen een cursus voor scheidsrechter of jeugdtrainer aangeboden. Na het trainingstraject wordt hen de kans geboden om het geleerde binnen de club in de praktijk te brengen. 1 Binnen het onderzoek staat de volgende vraagstelling centraal: Waar liggen volgens jeugdleden en kader van de vereniging de mogelijkheden van de club om vrijwilligerswerk aantrekkelijk te maken voor jonge sporters? Om de benodigde informatie te kunnen verzamelen is er gebruikt gemaakt van topiclijst en semigestructureerde interviews. Hierbij hebben diverse onderzoekseenheden deelgenomen aan het onderzoek. Om de betrouwbaarheid van dit onderzoek te vergroten zijn voice- recorders benut. Om de vraagstelling te kunnen beantwoorden is er gebruik gemaakt van literatuur en de verzamelde data. Op basis van de resultaten zijn er aanbevelingen gedaan op verschillende gebieden. De volgende conclusies zijn uit het onderzoek gekomen: Als er gekeken wordt naar de beweegredenen van jonge sporters om zich al dan niet vrijwillig te gaan inzetten voor hun club, moet vrijwilligerswerk volgens het trendrapport naar jongeren en
1
Onderzoeksprogramma HU kenniscentrum
3
vrijwilligerswerk2, FACETVOL zijn. Dat wil zeggen Flexibel, Aansprekend, Concurrerend, Ervaringen, Toegankelijk, Variatie, Organisatie en ook Lachen.3 Beweegredenen voor jonge sporters om zich in te zetten voor de club liggen uiteen. Door middel van de maatschappelijke stage hebben jeugdspelers het plezier gevonden betreffende het vrijwillig inzetten, een andere beweegreden bevindt zich in het kader van familie die zich ook vrijwillig in zet. Het overdragen van kennis van het eigen spel, het plezier overdragen, het helpen van mensen, andere teams leren kennen en er zelf veel van leren worden ook genoemd als beweegredenen. Tot slot wordt ook het sociale karakter van vrijwilligerswerk benoemd, namelijk de gezelligheid opzoeken, mensen leren kennen en een bijdrage leveren aan de sfeer binnen de club. Beweegredenen om zich niet vrijwillig in te zetten liggen minder van elkaar uiteen. Betaald werk heeft een hogere prioriteit. Ook het vele trainen in combinatie met het drukke schoolleven en genoeg tijd over willen houden voor sociale contacten en activiteiten maakt dat er weinig tijd over blijft voor extra taken op de club. Dat trainerschap vanaf een bepaalde leeftijd is, dat er weinig taken beschikbaar zijn en dat jeugdleden zich te jong vinden voor vrijwilligerswerk, worden tot slot ook benoemd als beweegredenen om zich niet vrijwillig in te zetten. Kijkend naar de randvoorwaarden die jonge sporters verbinden aan vrijwillige inzet zijn er een tijdens de interviews een aantal aspecten naar voren gekomen. De jongeren hechten voornamelijk waarde aan plezier, het moet aanspreken en toegankelijk zijn. De jongeren stellen verschillende randvoorwaarden willen zij zich vrijwillig inzetten bij V.V. De Meern. Ze stellen als randvoorwaarde dat zij plezier hebben in hun taken. Momenteel ervaren zij voornamelijk veel plezier in vrijwilligerswerk door de jongste sporters te fluiten of te trainen. Een andere randvoorwaarde is ruimte in hun dagelijks leven voor vrijwilligerswerk. Zij zien, gezien de indeling van hun dagelijks leven, school/bijbaan/vrije tijd/sport, weinig ruimte voor vrijwilligerswerk. Waardering wordt door de jongeren ook genoemd als randvoorwaarde. Ondanks dat het gaat om onbetaalde taken uitvoeren, vinden ze het belangrijk dat ze toch waardering krijgen vanuit de club. De laatste randvoorwaarde die werd genoemd was het benaderen en de informatievoorziening. De respondenten gaven aan dat ze het belangrijk vonden om de juiste informatie te krijgen, en op tijd. Hierbij werd benoemd dat mailcontact aansluit bij hun behoeften, wel verwachten ze vervolgens dat ze een tijdige respons krijgen. Daarnaast gaven de respondenten aan dat ze persoonlijk benaderen een belangrijke randvoorwaarde vonden. Bij persoonlijke benadering zullen zij zich ook eerder inzetten voor vrijwilligerswerk dan via internet. Ook is er gekeken naar de wijze waarop de club V.V. de Meern de jonge sporters activeert om zich vrijwillig in te zetten voor de club. Om de jeugdleden te voorzien van informatie hanteert V.V. De Meern verschillende methoden. Zo is het verschaffen van informatie op de website van de club een manier waarop V.V. de Meern jeugdleden wil voorzien in de behoefte aan informatie. Ook het plaatsen van informatie in de club krant die vaak in de kantine te vinden is, informatie plaatsen in de maandelijkse nieuwsbrief, e-mails sturen en de persoonlijke benadering zijn methoden die V.V. de Meern in zet om haar jeugdleden te bereiken. Echter komt uit de interviews naar voren dat de meest voorkomende manier van informeren 2 3
Heinsius, j., Heijnk, A. & Lassen, B.(2001) pag. 12 Boutellier, H. (2004) pag. 9
4
vorm krijgt aan de hand van onderlinge contacten binnen de club. De informatie gaat van mond tot mond. Hier heeft de club dus enorme baat bij. Het activeren van deze doelgroep betreffende vrijwillige bereidheid voor de club neemt een ingewikkeld karakter aan. Juist deze doelgroep hecht veel waarde aan sociale contacten en ervaren in hun dagelijks leven al veel drukte en weinig vrije tijd om in hun behoefte aan sociale contacten te voorzien. Het persoonlijk benaderen, met de kennis en empathie over het drukke leven van de jongere, zal mogelijk bevorderend kunnen werken als het gaat om het activeren van juist deze jeugdleden.
5
Voorwoord Voor u ligt het onderzoeksrapport dat geschreven is in het kader van ons afstudeeronderzoek vanuit de Hogeschool Utrecht, opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Ons onderzoek is onderdeel van een groter geheel en wordt begeleid door medewerkers van het HU Kenniscentrum. In het onderzoek zal er aandacht geschonken worden aan de beweegredenen, randvoorwaarden en het activeren van jeugdspelers tot het verrichten van vrijwillige taken. Ons onderzoeksrapport is bestemd voor V.V. de Meern. Dit onderzoeksrapport zal naast het inzicht krijgen op de beweegreden en randvoorwaarden van jeugdspelers, ook kunnen fungeren als opstap voor V.V. de Meern als het gaat om het activeren van jeugdspelers. Ons onderzoeksrapport is tot stand gekomen door diverse partijen die een bijdrage hebben geleverd aan dit onderzoek. Voor het tot stand komen van dit onderzoeksrapport gaat onze dank uit naar Inge Scheijmans. Niet alleen heeft Inge ons de kans geboden om dit onderzoek uit te voeren, ook is zij nauw aanwezig geweest bij het proces en de ontwikkelingen gaande dit onderzoek. Haar kritische blik, heldere feedback en oog voor het grotere geheel, maakt mede dat dit onderzoekrapport mogelijk kon worden gemaakt. Ook gaat onze dank uit naar Eelco Koot, die ons een rondleiding heeft gegeven bij V.V. de Meern. Hij heeft ons meegenomen en geïntroduceerd op de club. Tevens fungeerde Eelco ook als contactpersoon als het gaat om de informatievoorziening. Tevens willen wij onze dank betuigen aan de trainers, scheidsrechters en jeugdspelers voor hun deelname aan dit onderzoek. Wij zijn hartelijk ontvangen op de club en zonder de bereidheid van deze mensen, zou dit onderzoek niet volbracht kunnen worden. Tot slot willen wij onze begeleidende docent, Carine Grootenboer, bedanken voor haar kritische blik, steun en haar consulten die het mogelijk maakte om verder te denken en vraagstukken te kunnen beantwoorden. Wij wensen u veel leesplezier, Jamie Neumann Inge van Houtum Ellen Hamer Hogeschool Utrecht, 18 juni 2012
6
Inhoudsopgave Samenvatting......................................................................................................................... 1 Voorwoord ............................................................................................................................ 6 1:
Inleiding .......................................................................................................................... 9 1.1
2:
3:
4:
Leeswijzer ..................................................................................................................................9
Theoretisch kader ........................................................................................................ 11 2.1
Beschrijving van de praktijksituatie .........................................................................................11
2.2
Voorgaande onderzoeken .......................................................................................................11
2.3
Veranderingen, ontwikkelingen en behoeften binnen voetbal...............................................12
2.4
Maatschappelijke participatie sport ........................................................................................13
2.5
Pedagogisch civil society..........................................................................................................14
2.6
Vrijwillige inzet van jongeren ..................................................................................................15
Vraagstelling en methoden .......................................................................................... 18 3.1
Sph- relevantie.........................................................................................................................18
3.2
Probleembeschrijving ..............................................................................................................18
3.3
Hoofd- en deelvragen ..............................................................................................................18
3.4
Begripsafbakening ...................................................................................................................19
3.5
Onderzoeksvorm & respondenten ..........................................................................................19
3.6
Doel van het onderzoek...........................................................................................................20
3.7
Instrumenten ...........................................................................................................................20
3.8
Betrouwbaarheid en validiteit .................................................................................................21
3.9
Analyse onderzoeksgegevens ..................................................................................................22
3.10
Projectproduct(en) voorstel ....................................................................................................23
3.11
Schematisch overicht methodische uitwerking.......................................................................23
Procedure m.b.t. respondenten .................................................................................. 24 4.1
Respondentengroepen ............................................................................................................24
4.2
Benadering respondenten .......................................................................................................24
4.3
Locatie van het onderzoek ......................................................................................................25
4.4
Opkomst respondenten...........................................................................................................26
7
5:
Resultaten .................................................................................................................... 27 5.1
Beweegredenen op zich al dan niet vrijwillig in te zetten .......................................................27
5.1.1
Vrijwilligerswerk ..............................................................................................................27
5.1.2
Beweegredenen ...............................................................................................................28
5.1.3
Analyse - koppeling naar literatuur……………………………………………………………………………. 29
5.2
Randvoorwaarden voor vrijwillge inzet ...................................................................................31
5.2.1
Plezier ..............................................................................................................................32
5.2.2
Ruimte .............................................................................................................................32
5.2.3
Waardering ...................................................................................................................332
5.2.4
Benadering ....................................................................................................................332
5.2.5
Analyse – koppeling naar literatuur ..............................................................................333
5.3
Activeren voor vrijwillige inzet ..............................................................................................354
5.3.1
Informeren ......................................................................................................................354
5.3.2
Activeren ...........................................................................................................................37
5.4
Actieve leden ...........................................................................................................................36
5.4.1
Beweegredenen om zich al dan niet vrijwillig in te zetten ..............................................37
5.4.2
Randvoorwaarden voor vrijwillige inzet ..........................................................................37
5.4.3
Activeren voor vrijwillige inzet……..……………………………………………………………………………. 37
6:
Conclusie ...................................................................................................................... 39
7:
Aanbevelingen ............................................................................................................. 41 7.1
Introductie vrijwillige inzet ......................................................................................................41
7.2
Visuele introductie op de club .................................................................................................41
7.3
Eén contactpersoon/ vast aanspreekpunt ..............................................................................41
7.4
Informatievoorziening/ communicatie....................................................................................42
7.5
Persoonlijke benadering ..........................................................................................................42
7.6
Werken door en met jongeren ................................................................................................43
7.7
Frequentie vrijwilligerstaken ...................................................................................................43
7.8
Waardering ..............................................................................................................................44
7.9
Betrekken van trainers/leiders ................................................................................................44
7.10
Aanbeveling vervolgonderzoek ...............................................................................................45
Bronnenlijst ......................................................................................................................... 45 Bijlage(n).............................................................................................................................. 49
8
1: Inleiding Het lectoraat Participatie en Maatschappelijke ontwikkeling werkt samen met de KNVB en twee Utrechtse voetbalverenigingen aan het meerjarig project ‘verbinden door voetbal.’ Het doel van het project is om de verbindende kracht van voetbal in te zetten voor:
Het vergroten van participatie binnen verenigingen Het verbeteren van contacten tussen diverse groepen Het verbeteren van respectvolle omgangsvormen
De twee verenigingen die momenteel participeren in dit project zijn VV de Meern en Zwaluwen Utrecht 1911. Het project gaat uit van de gedachte dat het verenigingsleven bij uitstek een leerschool kan zijn voor samenleven en actief burgerschap. Als aanvulling op wat kinderen van huis uit mee krijgen (of niet) heeft een vereniging de mogelijkheid kinderen positief in hun ontwikkeling te stimuleren. Voetbal gaat over meer dan voetbal alleen: het gaat ook over teamwork, leren incasseren, je inzetten voor een gezamenlijk doel en respectvol omgaan met medespelers en tegenstanders en met de omgeving. Een deel van de activiteiten van het project richt zich op vrijwillige inzet van leden voor de vereniging. Beide voetbalverenigingen geven aan een tekort te hebben aan vrijwilligers. Onder de noemer ‘iets voor elkaar doen’ kunnen jeugdleden van de betrokken verenigingen hun maatschappelijke stage doen op de club. De deelnemende jongeren krijgen een cursus voor scheidsrechter of jeugdtrainer aangeboden. Na het trainingstraject wordt hen de kans geboden om het geleerde binnen de club in de praktijk te brengen. 4 Niet alleen de bij dit project betrokken clubs zijn op zoek naar meer mensen die vrijwillige de handen uit de mouwen willen steken bij de vereniging. De jaarlijkse verenigingsmonitor5 van het Mulierinstituut laat zien dat 62% van de respondenten vacatures heeft voor vrijwilligers. Hoewel dit onderzoek in Utecht en omgeving wordt uitgevoerd, kunnen de uitkomsten ook landelijk van belang zijn. Op elke middelbare school gaan leerlingen een periode van 30 uur vrijwilligerswerk doen. Dit noemen ze de maatschappelijke stage.6 Voetbal verenigingen zijn een uitermate geschikte plaats om die stage te lopen. Vooral wanneer eigen leden hun stage kunnen doen op een plaats waar ze al bekend zijn, dan levert de maatschappelijke stage een win/win situatie op. Na een intake gesprek kunnen de maatschappelijke stagiaires een keuze maken tussen de stages scheidsrechter of trainer. Verenigingen kunnen ervoor kiezen hen vervolgens op te leiden vanuit de KNVB. Deze cursussen kunnen gratis worden aangeboden en vergroten de kans dat de scholieren na hun stage actief willen blijven als vrijwilliger. 1.1
LEESWIJZER
In de voorgaande stukken is de samenvatting gepresenteerd. Hierin heeft u kunnen lezen waar dit onderzoek op berust is en welke uitkomsten er uit betreffend onderzoek zijn voortgekomen. In het eerste hoofdstuk, de inleiding, wordt de aanleiding van dit onderzoek in kaart gebracht. Tevens is ten sprake gebracht in welke context dit onderzoek is uitgevoerd.
4
Onderzoeksprogramma HU kenniscentrum Mulierinstituut (2010) Geraadpleegd: 03/02/2012 6 Rijksoverheid, documenten en publicaties. Geraadpleegd: 05/03/2012 5
9
Het tweede hoofdstuk heeft een theoretisch karakter. Allereerst zal de praktijksituatie helder en concreet beschreven worden. Vervolgens wordt hier ook gekeken naar eerdere onderzoeken en wat voor belang deze zullen hebben voor betreffend onderzoek. Tevens zullen hierin de veranderingen, ontwikkelingen en behoeften binnen voetbal, maatschappelijke participatie rondom sport en de pedagogische civil society besproken worden. Evenals de vrijwillige inzet van jongeren die besproken wordt aan de hand van de methode FACETVOL. Het derde hoofdstuk zal vorm gegeven worden middels de vraagstelling en methoden. De probleembeschrijving, hoofd en deelvragen en de onderzoeksvorm zullen in dit hoofdstuk aan bod komen. Evenals het doel van het onderzoek, de gebruikte instrumenten en de respondenten. Afgesloten zal worden met betrouwbaarheid en validiteit, analyse van de onderzoeksgegevens, een productvoorstel. In een schematisch overzicht zal de methodische uitwerking nogmaals overzichtelijk terug te vinden zijn. Het vierde hoofdstuk staat in het kader van de procedure met betrekking tot de respondenten. Aanpassingen in de respondentengroepen, de benadering van de respondenten en de locatie van het onderzoek worden uitgebreid genoemd en beschreven. De totale opkomst van respondenten zullen weergegeven worden in een grafiek. Tevens word hier uitgelegd waar de non-respons uit bestaat en welke verklaring hier mogelijk voor gegeven kan worden. In het vijfde hoofdstuk zullen de resultaten weer gegeven worden. Hierin zullen de uitkomsten met de jongeren, trainers en scheidsrechters aan bod komen. De drie eerder geformuleerde deelvragen zullen in dit hoofdstuk beantwoorden worden aan de hand van de uitkomsten van de respondenten. Beweegredenen, randvoorwaarden en activeren zijn de drie thema’s waaruit dit hoofdstuk verder is opgebouwd. In het zesde en zevende hoofdstuk staan respectievelijk de conclusie, beantwoording van de hoofdvraag van betreffend onderzoek, en de aanbevelingen met betrekking tot het activeren van jeugdleden tot het verrichten van vrijwillige taken. Onze referenties zullen beschreven worden, gevolgd door de bijlage. Hierin is onder andere een evaluatie van het onderzoek opgenomen. Ook zijn de topiclijsten, gebruikt bij de interviews, in deze bijlage terug te vinden.
10
2: Theoretisch kader 2.1
BESCHRIJVING VAN DE PRAKTIJKSITUATIE
V.V. de Meern is een voetbalvereniging die is opgericht in 1946. De eerste 60 jaar van haar bestaan was het een typisch dorpsclub met enkele honderden leden, die bijna allen afkomstig waren uit de dorpskern van De Meern. Sinds enkele jaren heeft V.V. de Meern een explosieve groei doorgemaakt. Doordat de Meern (samen met Vleuten) een wijk is geworden van de stad Utrecht en er door de Vinex-locatie Leidsche Rijn tegenwoordig veel meer mensen in de buurt van de voetbalvereniging wonen, is de club gegroeid van ongeveer 450 leden naar 1.500 leden in 2009. Door de verstedelijking van de Meern is bovendien de samenstelling van het ledenbestand veranderd. V.V. de Meern is de laatste jaren een ambitieuze vereniging geworden. Op prestatief gebied streeft de club ernaar om op seniorenniveau de hoofdklasse te behalen. Ook de hoogte selectieteams spelen op hoog niveau. Op recreatief gebied heeft de club als doel om iedereen goede mogelijkheden te bieden. Inmiddels heeft V.V. De Meern zo’n 80 jeugdteams en 1.000 jeugdspelers. Op maatschappelijk en innovatief gebied wil de club ook meespelen. In haar strategisch beleidsplan heeft zij de volgende missie geformuleerd: ‘ontwikkel jezelf, ontwikkel de club’. Om aan die missie gestalte te geven, werkt V.V. De Meern samen met diverse partijen. Inmiddels is het plan opgevat om een speciale commissie ‘V.V. De Meern maatschappelijk’ in het leven te roepen, die de schakel; moet zijn in alle maatschappelijke activiteiten van V.V. De Meern. 7 2.2
VOORGAANDE ONDERZOEKEN
Eerder is er binnen het project `Verbinden door voetbal` al onderzoek gedaan naar de verbindende kracht van participatie. Dit onderzoek is specifiek gericht op het aspect maatschappelijke stages. De beschikbare informatie die hierover vrij is gekomen, heeft de club de mogelijkheid gegeven het project te evalueren en te beoordelen of het project inderdaad de resultaten oplevert die men voor ogen had. Resultaten over hoe de participanten tegen de deelname aan het project aankijken en waar er mogelijk verbeteringen kunnen plaatsvinden om het project aan te passen zodat het project ook op langere termijn haar vruchten afwerpt. De hoofdvraag binnen dit onderzoek luidde als volgt, `Wat is de werking van de inzet van maatschappelijke stages bij V.V. de Meern voor stagiaires en de vereniging?’ Om deze te kunnen beantwoorden zijn er deelvragen geformuleerd gericht op de volgende aspecten, het profiel van de maatschappelijke stagiaire, beweegredenen/motivatie, beleving, verbetering en effect. Dit is een mooi opstapje binnen ons onderzoek. Geconcludeerd werd namelijk dat V.V. De Meern sinds schooljaar 2009/2010 de maatschappelijke stage inzet. Een directe werking van de maatschappelijke stage is dat stagiaires een ondersteunende rol hebben bij de Fair Play Cup en voetbalclinics. Daarnaast worden sommige stagiaires na het doorlopen van de scheidsrechterscursus ook ingezet om af en toe een wedstrijd te fluiten. Het inzetten van de maatschappelijke stage zorgt er voor dat de bereidwilligheid om te participeren binnen de vereniging groter is bij de stagiaires, daarnaast is er een extra mogelijkheid om de stagiaires te benaderen. Bij navraag blijkt dat er een aantal stagiaires zijn die, indien zij gevraagd waren, zich na hun stage ook hadden willen inzetten.
7
Boonsta, N., Hermens, N., Koot, E. & Verhagen, S. (2011) pag. 13
11
Er kan gesteld worden dat het zelfbewustzijn van de stagiaires vergroot wordt door de deelname aan de maatschappelijke stage. Op persoonlijk vlak hebben sommige stagiaires iets over zichzelf ontdekt, daarnaast hebben zij meer begrip en kennis over de rol van scheidsrechters en trainers. De betrokken trainers en ouders waren veelal globaal op de hoogte van de maatschappelijke stage en hoe deze inhoudelijk functioneert. De kennis over de stage kwam veelal tot stand via mond-totmondreclame en publicaties via de website van de club. Al met al kan er gesteld worden dat de maatschappelijke stage voor meer betrokkenheid en participatie zorgt binnen de vereniging, alsmede een platform biedt voor jongeren om zich op persoonlijk vlak te ontwikkelen. En hoewel het doel behaald wordt is er nog meer te bereiken. Het verder ontwikkelen van de stage biedt nog veel groeipotentieel. Door communicatie tussen de betrokken partijen te vergroten en een duidelijke en uitvoerbare richtlijn in werking te stellen, zou er meer rendement uit de maatschappelijke stage gehaald worden. Door stagiaires te benaderen na de stage, een vervolgtraject aan te bieden en hen gedurende dit traject ook te volgen, zou de participatie vergroot kunnen worden.8 2.3
VERANDERINGEN, ONTWIKKELINGEN EN BEHOEFTEN BINNEN VOETBAL
Niemand weer precies wanneer het spel voetbal is ontstaan. De eerste indicaties lopen terug naar 3000 jaar geleden. Men beweert dat het spel tien in China begon. Het moderne voetbal zoals wij dat kennen is halverwege de 19e eeuw ontstaan. Maar ruim 2000 jaar geleden werd er in China een spelletje gespeeld wat ook wel een beetje op het huidige voetbal lijkt. Dit spel heette China Tsung Chu en dat betekend in het Nederlands "schop bal". De goals werden toen slechts gemaakt van hoge bamboestokken. De Grieken en de Romeinen bedachten iets later ook een spel wat wel wat leek op voetbal maar er was een belangrijk verschil, namelijk dat de handen ook bij het spel gebruikt mochten worden. In de loop van de tijd veranderden er telkens wat details maar rond het jaar 1580 begon het al iets meer te lijken op het moderne voetbal wat we nu spelen. Er werden vanaf nu namelijk bepaalde regels opgesteld door de Italiaan Giovanni Bardi maar toch waren er nog veel verschillen. Rond het jaar 1600 werd er in Engeland ook al een soort van voetbal gespeeld, alleen dan zonder een voetbalveld maar wel dorp tegen dorp. Je moet je dan voorstellen dat dan hele menigtes mensen tegen elkaar aan het voetballen waren. Dit kon ook harde confrontaties opleveren. Het dorp wat de "voetbal" in het eigen dorp kreeg werd uitgeroepen tot winnaar. Voetbal is heel populair maar vroeger was het ook al populair onder kostscholen en universiteiten. Een groep studenten wilde graag dat er vaste regels kwamen voor het spelletje voetbal. Vanaf 1848 werd er geprobeerd om regels op papier te krijgen. Deze voetbalregels hebben de beroemde naam Cambridge rules meegekregen. Mede door deze regels werd in 1854 de echte voetbal geïntroduceerd. De uitvinder van de voetbal was Charles Goodyear. Al deze voetbalregels werden niet zonder horten en stoten geaccepteerd. Waarschijnlijk was het een gewenningsproces want uiteindelijk in 1877 zijn al deze voetbalregels geaccepteerd. Dit was het begin van het moderne voetbal van wat we nu kennen. Toen het moderne voetbaltijdperk ontstond werd het eerst alleen nog maar gespeeld door arbeiders. Dit beeld veranderde echter langzaam maar zeker en al helemaal toen aan het eind van de 19e eeuw de eerste echte Engelse voetbalclubs ontstonden zoals Manchester United, West Ham United en Arsenal. De allereerste echte professionele voetbalclub ter wereld was de Engelse club Notts County FC. 8
Morée, M. de, e.a. (2011) pag. 49
12
In 1879 werd de eerste Nederlandse voetbalclub opgericht en dat was de Haarlemse Football Club. Helaas is deze club onlangs failliet gegaan. 10 jaar later ontstond de voorloper van de huidige KNVB. In 1937 ging de eerste professionele Nederlandse voetballer in het buitenland spelen. Dat was Bep Bakhuijs. Professioneel voetbal werd in Nederland lange tijd tegengehouden door een halsstarrige houding van de KNVB. Pas vanaf 1954 wordt er in Nederland betaald voetbal gespeeld. Hier ging een jarenlange strijd aan vooraf door de voorstanders van betaald voetbal, maar uiteindelijk is het dus gelukt. We hebben in Nederland de eredivisie en hierin spelen de beste voetbalclubs van Nederland. Een treetje lager vindt u de eerste divisie. Van hieruit kunnen clubs promoveren naar de hoogste klasse. We hebben wellicht allemaal onze eigen favoriete voetbalclub maar als Oranje speelt staan we allemaal achter ons Nederlands elftal. Dan zie je pas hoe populair voetbal eigenlijk is geworden in Nederland.9 Een opvallend fenomeen is dat voetbal in de loop der jaren om verschillende redenen steeds meer vormen is gaan aannemen. Zo kennen wij vrouwenvoetbal, straatvoetbal, gehandicaptenvoetbal, minivoetbal, strandvoetbal, zaalvoetbal, tafelvoetbal en boardingvoetbal. Om deze redenen kan er geconcludeerd worden dat voetbal echt een volkssport is geworden. Ook zijn er andere veranderingen te merken. De maatschappij is meer multicultureel geworden door de verschillende bevolkingsgroepen in Nederland. Ook bij de voetbalverenigingen kan deze verandering opgemerkt worden. Steeds meer allochtonen beoefenen de sport. In de ene gemeente nemen meer allochtonen deel aan voetbal dan in de andere. Waarschijnlijk is dit afhankelijk van de grootte van de gemeente. 10 Voetbal is de loop der jaren ook een sport geworden die alle lagen van de bevolking vertegenwoordigt. Zoals sommige andere sporten dat wel zijn, is voetbal geen elite sport meer. Wel zijn de clubs vaak nog klasse bepaald. Uit elke bevolkingslaag verbinden mensen zich met voetbal: zowel autochtoon als allochtoon, zowel hoog opgeleiden als laag opgeleiden, zowel mensen uit de hoog sociale klasse als mensen uit de minder hoog sociale klasse. Ook de maatschappij verandert en vraagt daarmee ook om verandering en ontwikkeling van onder andere een voetbalvereniging. De laatste jaren is onze maatschappij aanzienlijk veranderd van een verzorgingsstaat naar een participatiestaat.11 Individualisering en consumentisme zijn begrippen die je steeds vaker hoort. De sportvereniging heeft hier ook mee te maken. De clubbinding is aan het verdwijnen. Het versterken van het sociale klimaat van een club is niet alleen van belang voor de clubs zelf, maar ook breder voor de maatschappij. De afgelopen jaren is in Nederland de wederzijdse beeldvorming tussen allochtonen autochtonen verslechterd (SCP 2005a, 2007), de bereidheid om vrijwilligerswerk te doen gedaald (RMO 2009) en zijn er aanwijzingen dat individuen zich minder interesseren voor de publieke zaak (Hall, Winlow en Ancrum 2008). Relevant voor ons onderzoek is de participatie binnen de vereniging, met uiteindelijk als doel deze te kunnen vergroten. 2.4
MAATSCHAPPELIJK PARTICIPATIE SPORT
Maatschappelijke participatie omvat alle activiteiten buiten de privésfeer en de economie, ofwel het betaalde werk. Er is een onderscheid tussen passieve maatschappelijke participatie, zoals lid zijn van
9
http://www.xead.nl/hoe-is-voetbal-ontstaan. Geraadpleegd: 19/02/2012 Mikus, A. e.a. (2011) pag. 10 11 Ewijk, H. van, e.a. (2007). Pag. 33 10
13
verenigingen en het (financieel) ondersteunen van organisaties, en actieve participatie, bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en deelnemen aan politieke acties.12 Sport is een belangrijk economisch en sociaal fenomeen in de Europese Unie geworden. Sport vervult op het gebied van gezondheid, onderwijs, sociale integratie, maatschappelijke betrokkenheid en cultuur een specifieke rol in de Europese maatschappij.13 Tevens kan sport in de persoonlijke ontwikkeling van mensen een belangrijke rol spelen. Dat geldt ook voor de grote maatschappelijke thema’s van nu en morgen.14 Sport biedt kansen. Sport doet goed en leidt tot verbroedering, maar alleen onder bepaalde voorwaarden. Sport biedt onbetwist mogelijkheden voor het ontwikkelen van competenties en talenten op uiteenlopende vlakken. Op het fysieke vlak (topsport), organisatorisch en sociaal (als vrijwilliger) en op het mentale (spelers) of pedagogische vlak (als trainer of coach). Behalve dat sport kan dienen als opstap voor het ontdekken van eigen talent, is het ook karaktervormend. Sport is op de eerste plaats een wedstrijd met jezelf. Maar het onderwerp is op dit moment vooral ook om andere redenen actueel. De sportvereniging en sport meer in brede zin dienen als middel om de sociale cohesie in probleemwijken te verbeteren, minderheden te integreren en om overgewicht tegen te gaan. Dat sportverenigingen een bijdrage leveren aan sociale emancipatie staat buiten kijf. Vraag het om u heen aan mensen die van jongs af aan ‘op voetbal’ zaten en je hoort: ‘Zonder het sporten en de sportvereniging was ik niet geworden wie ik nu ben, naast het plezier van het spelletje heb ik er veel beleefd en ook veel geleerd, mensen leren kennen.’ 15 In de wereld van de sport zie je de gewone maatschappij weerspiegeld. Alle functies komen terug: je hebt een voorzitter en iemand die de wc’s schoonmaakt, de wedstrijdcoördinator en de bevlogen jeugdtrainer. De gezamenlijke inzet, de terugkerende discipline en het structurerende karakter dragen bij tot het succes en plezier dat men aan sport beleeft. Sport heeft een culturele werking en brengt processen op gang waar politici slechts van kunnen van dromen. Sport maakt deels de verwachtingen over haar sociale betekenis waar. Recente cijfers laten zien dat steeds meer mensen in Nederland actief zijn in sport. Geen andere sfeer van de civil society – ondanks trends naar meer individuele, ad hoc sportactiviteiten – is zo omvangrijk als sportbeoefening. Het is dus een uitdijend sociaal veld, populair in vele geledingen. Sport wordt naast familie, school en de werkomgeving, met regelmaat aangemerkt als een milieu voor informeel en sociaal leren, als vormingsplaats waar normen en waarden worden overgedragen en waar juist jongeren worden gesocialiseerd tot leden van de groep en van de samenleving. Het biedt de mogelijkheid om de verschillende leefwerelden van allochtonen en autochtonen en van kansrijken en kansarmen te verbinden.16 2.5
PEDAGOGISCHE CIVIL SOCIETY
Onder de 'pedagogische civil society' wordt verstaan: gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen. In een goed functionerende pedagogische civil society bestaat er bij burgers de bereidheid om in de eigen sociale netwerken en in het publieke domein de verantwoordelijkheid rond het opgroeien en opvoeden van kinderen te delen. Ouders, jongeren en buurtbewoners, maar ook familieleden, leraren, 12
http://www.scp.nl/Onderwerpen/J_t_m_O/Maatschappelijke_participatie Geraadpleegd op: 03/03/2012 http://www.europadecentraal.nl/menu/223/Sport.html Geraadpleegd op: 03/03/2012 14 http://www.nocnsf.nl/jaarverslag/2010/uitvoering-sportagenda/leven-lang-sporten(...) Geraadpleegd op: 05/03/2012 15 http://www.verwey-jonker.nl/doc/jeugd/SPR-adviesSport.pdf Geraadpleegd: 05/03/2012 16 http://www.verwey-jonker.nl/doc/jeugd/SPR-adviesSport.pdf Geraadpleegd: 05/03/2012 13
14
sportcoaches, kortom: burgers, zijn op zo'n manier onderling betrokken dat het bevorderend is voor het opvoeden en opgroeien van kinderen en jeugdigen. Binnen de pedagogische civil society onderscheiden we grofweg drie vormen van betrokkenheid van burgers bij opvoeden en opgroeien: informele steun, informele sociale controle en intergenerationeel contact. 17 De veronderstelling is dat een sterke pedagogische civil society een positieve invloed heeft op het opvoedingsklimaat. De RMO en RVZ (2008) noemen deze sociale opvoedomgeving, waarin sprake is van gevoelswarmte en betrokkenheid, de ‘village’. Zoals de pedagogische infrastructuur verwijst naar instituties en professionals die zich met opvoeden bezighouden, zo verwijst de ‘village’ naar onderlinge betrokkenheid tussen jeugd, ouders, buurtbewoners en vrijwilligers. ‘It takes a village to raise a child’ is een eeuwenoude Afrikaanse uitspraak, maar nog steeds actueel: de sociale omgeving is van belang voor het opgroeien van kinderen. 18 Met name internationale studies laten zien dat opgroeien in een gemeenschapsomgeving van belang is voor de ontwikkeling, het latere leven en het voorkomen van probleemgedrag bij kinderen (RMO/RVZ, 2009). Deze studies laten bijvoorbeeld zien dat sociale samenhang de kans op depressie bij adolescenten doet afnemen (Aneshensel en Succof, 1996). En dat er een verband is tussen sociale samenhang en informele sociale controle enerzijds en praten over conflicten in het gezin door vrouwen en geweld in het gezin anderzijds (Browning, 2002). De omvang van het sociale steunnetwerk van moeders en de cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen, hangen eveneens positief met elkaar samen (Melson, ca. 1993). De opvoedkundige kwaliteit van de leefomgeving is van belang voor burgerschapsvorming en kan bijdragen aan preventie, zoals het voorkomen en vroeg signaleren van problemen zoals kindermishandeling, jeugdcriminaliteit en jongerenoverlast.19 Ook V.V. de Meern maakt onderdeel uit van de pedagogische civil society. Buiten het uitoefenen van de sport voetbal, worden ook sociale netwerken uitgebreid en wordt er een beroep gedaan op het verantwoordelijkheidsgevoel betreffende samenwerking. Dit alles bij elkaar levert een aanzienlijke bijdrage op de emotionele, cognitieve en morele ontwikkeling van de jonge sporters. 2.6
VRIJWILLIGE INZET VAN JONGEREN
Het rapport De Generatie@ (NOV, sVM, 2001) gaat specifiek in op jeugd en vrijwilligerswerk. Hierin wordt gesteld dat 17% van de jeugd actief is als vrijwilliger binnen sportverenigingen, tegen 8% in de andere sectoren. Veel verenigingen zijn sterk afhankelijk van vrijwilligers, zo ook sportverenigingen. Zonder deze mensen zou deze organisatievorm niet kunnen bestaan. Vrijwillige inzet kan worden omschreven als werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald, wordt verricht ten behoeve van andere mensen of de samenleving, zonder dat degene die het verricht daar voor zijn of haar levensonderhoud van afhankelijk is. 20 Duijvenstijn (2002) geeft aan dat in de praktijk maar weinig jeugdleden zitting hebben in commissies en besturen, terwijl ze vaak een groot deel van het ledenbestand vormen. Volgens hem kan het inzetten van jongeren sportverenigingen veel voordelen bieden, want jongeren weten wat jongeren willen, jong geleerd is oud gedaan, vele handen maken licht werk en jongeren zorgen voor een frisse wind. Het percentage jongeren dat vrijwilligerswerk verricht ligt ergens tussen de 18 en 31 procent.21 17
http://www.nji.nl/smartsite.dws?id=116830 Geraadpleegd op: 05/03/2012 http://www.nji.nl/nji/projectenDownloads/allemaalopvoeders/Dekrachtvandepedagogische(...) Geraadpleegd op: 05/03/2012 19 Bakker et al., 1997, de Winter, 2008; Junger Tas et. al. (2008) pag. 6 20 Klaver, J. (2005) pag. 6 21 Boutellier, H. (2004) pag. 9 18
15
Het meeste vrijwilligerswerk speelt zich af binnen sportverenigingen, op school of via de kerk of moskee. Jongeren besteden naast school of studie veel tijd aan bijbaantjes, hobby’s, televisie en het gebruik van de computer. Het vrijwilligerswerk moet als het ware concurreren om de gunst van de jongeren. Van Rossum (1999) benoemd in zijn artikel Cool en goed voor je cv, dat jongeren eerder voor een bijbaan gaan dan voor vrijwilligerswerk. Bijbaantjes zijn vooral in trek om een doorgaans kostbare leefstijl te bekostigen, zoals mobiele telefoons.22 Daarnaast heeft vrijwilligers werk voor jongeren vaak geen uitdagend karakter. Aangezien het onbetaald werk is, moet vrijwilligerswerk aan een aantal voorwaarden voldoen, wil het aantrekkelijk zijn voor jongeren. In het trendrapport naar jongeren en vrijwilligerswerk23 worden acht facetten onderscheiden waaraan uitdagend vrijwilligerswerk moet voldoen. Het moet FACETVOL zijn, dat wil zeggen Flexibel, Aansprekend, Concurrerend, Ervaringen, Toegankelijk, Variatie, Organisatie en ook Lachen.24 In het rapport De Generatie@ (NOV, sVM, 2001) wordt specifiek ingegaan op motieven van jongeren om deel te nemen aan vrijwilligerswerk. Voor jongeren zijn belangrijk: sociale contacten, actief zijn, het verbreden van de horizon, het krijgen van inzicht in de beroepskeuze, de oefenplek, het curriculum vitae, studiepunten, certificaten en scholing. Al deze zaken uiten zich in de motieven: exploratie, zoekgedrag, waarden en normen, relaties en concrete aansluiting bij de eigen belevingswereld. Van Rossum (1999) stelt dat het woord ‘vrijwilligerswerk’ voor jongeren vaak een beladen begrip is en dus zoveel mogelijk moet worden vermeden bij het benaderen van deze doelgroep. Beter zouden jongeren benaderd kunnen worden met de volgende woorden: ’Ik heb een plek voor je’ of ‘Zou je iets voor je club willen doen?’ Ook het toekennen van studiepunten, certificaten en het houden van presentaties/gastlessen op scholen zou volgens het artikel het vrijwilligerswerk onder jongeren meer moeten motiveren. Uit onderzoek van S. de Roos (2006) wat de jeugd beweegt, Onderzoek naar clubbinding en vrijwilligerswerk onder jeugdleden van sportverenigingen in de gemeente Rijssen-Holten , is er ook gekeken naar FACETVOL. Ten eerste bleek dat jongeren bereid zijn om vrijwilligerswerk te doen, maar dat ze graag gevraagd willen worden. Mogelijk zijn meer jongeren bereid om vrijwilligerswerk te doen, maar weten ze er te weinig vanaf en is de drempel minder hoog als ze gevraagd worden. Van de acht aspecten, hechtte de jongeren voornamelijk waarde aan ‘plezier’ De aspecten ‘Aansprekend’ en ‘ Toegankelijk’ en ‘ lachen’ zijn hierop van toepassing. Uit dit onderzoek kwam het advies om jongeren meer op de hoogte te brengen van vrijwilligerswerk en wat het nog meer te bieden heeft. Zoals het bijdragen aan kennis en vaardigheden. Dit verwijst naar het aspect ‘Ervaring’. Het hebben van een bijbaan en ‘druk met school’ hoeft niet altijd een reden te zijn dat jongeren niet aan vrijwilligerswerk willen doen. Het aanbieden van kortdurend, intensief vrijwilligerswerk zou een oplossing kunnen bieden om bepaalde bezigheden te combineren, aldus de Roos. De aspecten ‘Flexibel’, ‘Concurrerend’, en ‘Variatie’ zijn hierop van toepassing. De jeugdleden uit dit onderzoek hechten veel waarde aan activiteiten binnen de vereniging. Dit kunnen toernooien zijn maar ook niet sportgerichte activiteiten. Zowel deelnemen als helpen organiseren ervan vinden de respondenten leuk. Dit laatste wijst op het aspect ‘Organisatie’. Sportverenigingen moeten het belang van deze activiteiten inzien om zo de betrokkenheid te verhogen en om afhaken te voorkomen. Opvallend is dat er gemiddeld 4,5 uur per week aan vrijwilligerswerk gedaan wordt per vrijwilliger, echter wordt door mensen tussen de 15 en 34 jaar 3,7 uur vrijwilligersactiviteiten verricht en door 55 plussers gemiddeld 6 uur in de week. Dat jongeren statistisch gezien minder inzet tonen in het doen van vrijwilligerswerk, wordt door de overheid niet met lede ogen aangezien. De overheid is van mening dat de jeugd in de samenleving zijn verantwoordelijkheden moet kennen als Nederlands en
22
Van Rossum (1999) pag. 42-45 Heinsius, j., Heijnk, A. & Lassen, B.(2001) pag. 12 24 Boutellier, H. (2004) pag. 12 23
16
Europees inwoner. De wijze waarop dit tot stand moet gaan komen is via een maatschappelijke stage, onder het motto: “samen leven kun je leren”.25 Voor kinderen en jongeren is het waardevol om mee te denken over hun omgeving en te leren hun verantwoordelijkheid te dragen. Micha de Winter26 spreekt in dit kader van ‘democratisch of actief burgerschap’. Wat betekent dit voor de versterking van de pedagogische civil society? Jeugd kan betrokken worden bij de CJG (centra voor Jeugd en Gezin) ontwikkeling en bij activiteiten waarbij zij iets voor elkaar of voor de buurt kunnen betekenen. Door de dialoog met kinderen en jongeren aan te gaan, wordt duidelijk wat hun drijfveren zijn en waar kansen liggen om jeugdparticipatie en vrijwillige inzet te bevorderen. Denk aan: ‘peergroup’ activiteiten, projecten om samen de buurt op te knappen of intergenera-tionele projecten waarbij jongeren iets voor ouderen betekenen of andersom. Door jeugdigen zo bij de buurt te betrekken, en andersom de buurt bij de jeugd, wordt geïnvesteerd in de pedagogische kwaliteit van de buurt waarbij jeugd zich gezien en gesteund voelt.27 Maatschappelijke stage Vanaf het schooljaar 2011-2012 is de maatschappelijke stage wettelijk verplicht voor alle leerlingen die instromen in het voortgezet onderwijs (vmbo,havo,vwo). De maatschappelijke stage heeft als doel leerlingen ten behoeve van hun ontwikkeling een vorm van buitenschools leren te bieden, als onderdeel van het onderwijsprogramma. Door het doen van vrijwilligersactiviteiten maken leerlingen actief kennis met allerlei aspecten van de samenleving. Hierdoor wordt positief bijgedragen aan het vergroten van hunmaatschappelijke betrokkenheid, van hun besef voor waarden en normen en wordt actief burgerschap gestimuleerd.28 De maatschappelijke stage is gefaseerd ingevoerd, zodat in 2012 alle leerlingen in het voortgezet onderwijs tijdens hun middelbare schooltijd verplicht een maatschappelijke stage volgen. Leerlingen, scholen en stagebieders krijgen veel vrijheid om de stage in te vullen. Maar het volgen van een stage is niet vrijblijvend. Het volgen van een maatschappelijke stage van minimaal 30 uur wordt een voorwaarde voor het behalen van een diploma.29
25
Bijvank, S. en Leijten, S. (2009) pag. 18 Winter, M. de & Kroneman, M. (1998) pag. http://www.nji.nl/nji/projectenDownloads/allemaalopvoeders/Dekrachtvande(...) Geraadpleegd: 05/03/2012 28 Rijksoverheid, documenten en publicaties. Geraadpleegd: 05/03/2012 29 http://www.nisb.nl/projecten/kids-jeugd/maatschappelijke-stage-in-de-sport/scholen/maatschappelijke-stage-in-de-sport_wat-ishet_.html Geraadpleegd: 05/03/2012 26 27
17
3: Vraagstelling en methoden 3.1
SPH- RELEVANTIE
Dit onderzoek is op meerdere gebieden relevant voor de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening. In eerste instantie heeft vrijwilligerswerk een betekenis voor de maatschappij. Door leerlingen een maatschappelijke stage te laten volgen, kunnen ze bewust worden van de noodzaak en deze betekenis voor de maatschappij. Daarnaast geeft de maatschappelijke stage inzicht, kennis en begrip over de ontwikkelingen in de samenleving. Het maakt duidelijk dat de jongeren invloed hebben op de maatschappij, dat ze iets kunnen verbeteren in hun eigen omgeving of in de omgeving van anderen. Een maatschappelijke stage en vrijwilligers werk versterkt daarnaast de sociale vaardigheden van jongeren. Het kan hun zelfvertrouwen vergroten doordat ze in aanraking komen met nieuwe en andere situaties. Ze leren dat ze andere mensen kunnen helpen en iets voor hen kunnen betekenen, zonder dat daar iets tegenover wordt gesteld. Het feit dat er op de opleiding tevens veel aandacht besteed wordt aan de ontwikkeling van de mens en zijn of haar betekenis in deze maatschappij, maakt dit onderzoek een relevante verbinding tussen de opleiding en de praktijk. Naast de invloeden op de maatschappij, heeft vrijwilligerswerk ook een rol in de ontwikkeling van jongeren. Door onderzoek te doen naar wat jonge sporters motiveert om zich vrijwillige in te zetten bij een vereniging, levert dit een bijdrage aan onze opleiding SPH. 30 3.2
PROBLEEMBESCHRIJVING
Bij V. V. de Meern vindt de maatschappelijke stages nu voor het derde jaar plaats. Een aantal van de jongeren blijft na de stage ook actief als scheidsrechter of als trainer. De maatschappelijke stages vormen voor een aantal van de jongeren daadwerkelijk de springplank naar vrijwillige inzet op de club. Voor een aantal jongeren geldt dat niet. Zijn er ook nog andere manieren te bedenken om jongeren aan te moedigen om vrijwilligerswerk te doen? Hoe kunnen voetbalverenigingen met het vrijwilligersbeleid aansluiten bij wat jongeren uitdaagt en stoer is voor hen om te doen? 3.3
HOOFD- EN DEELVRAGEN
Hoofdvraag De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Waar liggen volgens jeugdleden en kader van de vereniging de mogelijkheden van de club om vrijwilligerswerk aantrekkelijk te maken voor jonge sporters? Deelvragen Deelvraag 1: Wat zijn de beweegredenen voor jonge sporters om zich al dan niet vrijwillig in te zetten voor hun club? Deelvraag 2: Wat zijn de randvoorwaarden die jonge sporters verbinden aan vrijwillige inzet en betrokkenheid bij V.V. de Meern?
30
http://;www.vng.nl Geraadpleegd: 05/03/2012
18
Deelvraag 3: Op welke wijze wordt door V.V. de Meern vorm gegeven aan het activeren van jonge sporters om zich in te zetten voor hun club? 3.4
BEGRIPSAFBAKENING
Om verwarring te voorkomen, lichten wij nog een aantal begrippen toe. Maatschappelijke stage: Vanaf het schooljaar 2011-2012 is de maatschappelijke stage wettelijk verplicht voor alle leerlingen die instromen in het voortgezet onderwijs (vmbo,havo,vwo). Jongeren doen vrijwilligersactiviteiten in deze stage van minimaal 30 uur. De maatschappelijke stage heeft als doel leerlingen ten behoeve van hun ontwikkeling een vorm van buitenschools leren te bieden, als onderdeel van het onderwijsprogramma.
Actieve leden V.V. de Meern: Onder de actieve leden van V.V. de Meern vallen de het bestuur, scheidsrechters, volwassen vrijwilligers, secretariaat.
Jeugdspelers: Onder het begrip jeugdspelers worden de jongeren van 13 t/m 17 jaar bedoeld, die lid zijn van de voetbalvereniging V.V. de Meern.
3.5
OPERATIONALISEREN DEELVRAGEN Beweegredenen: Bij het begrip beweegredenen, verwijzen wij naar wat jongeren motiveert31 om deel te nemen aan vrijwilligerswerk. Als hypothese stellen wij dat met name door de komst van de maatschappelijke stage, zij vrijwilligerswerk gaan doen en al dan niet blijven doen. Door middel van interviews kunnen wij achterhalen wat hen nou beweegt om vrijwilligerswerk te doen.
Activeren: Bij activeren32 verwijzen wij naar de acties die V.V. de Meern onderneemt om jongeren te werven voor vrijwilligerswerk. Als hypothese stellen wij dat de club de jongeren onvoldoende acties onderneemt om de jongeren op de juiste manier te benaderen.
Randvoorwaarden: Bij het begrip voorwaarde33 stellen wij als hypothese dat er een aantal voorwaarden zijn waaraan vrijwilligerswerk moet voldoen, willen jongeren hieraan deelnemen. Dit kan, zoals Albus (2006) bedoelde FACETVOL zijn. Vrijwilligerswerk is voor jongeren aantrekkelijk wanneer het Flexibel, Aansprekend, Concurrerend, Ervaringen, Toegankelijk, Variatie, Organisatie en ook Lachen als inhoud heeft. ONDERZOEKSVORM & RESPONDENTEN
Dit onderzoek zal kwalitatief van aard zijn. Bij een kwalitatief onderzoek staat de beleving van de respondenten centraal. Hieruit kan geconcludeerd worden dat kwalitatief onderzoek interpretatief van aard is. Centraal staat de subjectieve betekenisverlening door de respondenten: de betekenis die de onderzochte aan situaties geeft.34
31
http://www.encyclo.nl/begrip/beweegredenen Geraadpleegd: 07/05/2012 http://www.encyclo.nl/begrip/activeren Geraadpleegd: 07/05/2012 33 http://www.encyclo.nl/begrip/randvoorwaarden Geraadpleegd: 07/05/2012 34 Verhoeven, N. (2007) pag. 233 32
19
Om vorm te geven aan het kwalitatief onderzoek zullen er interviews worden afgelegd met de volgende vijf categorieën respondenten: 1: Jeugdspelers die hun maatschappelijke stage hebben afgerond en zich vervolgens al dan niet vrijwillig blijven inzetten voor V.V. de Meern 2: Jeugdspelers die geen deel hebben genomen aan het volgen van een maatschappelijke stage bij V.V. de Meern en zich tevens niet vrijwillig inzetten voor V.V. de Meern 3: Jeugdspelers die op dit moment bezig zijn met het volgen van hun maatschappelijke stage bij V.V. de Meern 4: Jeugdspelers die geen deel hebben genomen aan de maatschappelijke stage, maar zich wel vrijwillig inzetten voor V.V. de Meern 5: Actieve leden bij V.V. de Meern 3.6
DOEL VAN HET ONDERZOEK
Het doel van het onderzoek is om een beter zicht te krijgen op de beweegredenen van jongeren om zich vrijwillig in te zetten voor de club zodat in beeld gebracht wordt waar de mogelijkheden van de club zich bevinden om vrijwilligerswerk aantrekkelijk te maken voor jonge sporters. 3.7
INSTRUMENTEN
Voor het verzamelen van de data wordt er gebruik gemaakt van een semigestructureerd interview. Een semigestructureerd interview sluit aan bij de doelgroep, namelijk jongeren, aangezien het interview het karakter zal hebben van een open gesprek, maar voor de interviewer is er houvast gecreëerd door middel van topiclijsten. Voor het afnemen van de semigestructureerde interviews zullen er vooraf topiclijsten worden samengesteld. Dit type interview zal voor alle respondenten gebruikt worden. Er is bij dit type interview alle ruimte voor eigen inbreng van de respondent. Wij als onderzoekers zullen ons flexibel opstellen en inspelen op de situatie. Daarnaast houden we ook rekening met de interviewomstandigheden, zodat de respondent zich op zijn gemak voelt. Met betrekking tot de betrouwbaarheid, zullen de interviewomstandigheden voor alle respondenten gelijk zijn. Met betrekking tot de achtergrondkenmerken van een semigestructureerd interview, zijn er een aantal items die alvorens zijn opgesteld, die als houvast dienen gedurende de interviews, hiervoor al benoemd als topiclijsten. Vaak begint een semigestructureerd interview met een introductie, die wordt opgevolgd door de van tevoren vastgestelde items. De vragen en antwoorden die daarop volgen, kunnen alvorens niet vastgesteld worden, aangezien deze afhankelijk zijn van de respondenten. Om het interview wat ‘speelser en meer leeftijdsgebonden’ te maken willen wij een creatief instrument toevoegen, namelijk affiches. Er zullen drie inschrijfformulieren voor vrijwilligerswerk, in de vorm van affiches ontwikkeld worden. Deze zullen tijdens het interview gepresenteerd worden en mogelijk zo ontdekken welke de jeugdspeler het meeste aanspreekt.
20
3.8
BETROUWBAARHEID EN VALIDITEIT
Betrouwbaarheid De belangrijkste vraag die je bij betrouwbaarheid moet stellen, is met welk doel je het criterium van betrouwbaarheid kunt inzetten bij kwalitatief onderzoek.35 Een onderzoek is betrouwbaar op het momenten dat het herhaald kan worden, bij herhaling mogelijk de nieuwe resultaten niet ver afwijken van de eerder gestelde resultaten. Daarbij gaan wij als groep tijdens interviews, gebruik maken van opnameapparatuur, wat maakt dat de inzet van een opnameapparatuur de betrouwbaarheid verhoogt. 36 Daarnaast zijn alle bewerkingen op het materiaal in een apart bestand te vinden en, voor eventuele heranalyse en is het analyseproces meerdere malen doorlopen, wat maakt dat het afwisselen van dataverzameling en analyse een pluspunt is voor de betrouwbaarheid. 37 Tevens heeft één groepslid nauw contact onderhouden met een met de opdrachtgever, aan wie wij het onderzoek met daarbij de resultaten en aanbevelingen laten lezen. Ook de uitgebreide beargumentering van de probleemstelling en deze onderzoeksopzet draagt bij aan de betrouwbaarheid van dit kwalitatieve onderzoek. Om betrouwbaarheid bij dit onderzoek nog een extra dimensie te geven, zullen wij gebruik maken van de methode peer evaluation. Dit betekent dat een collega onderzoeker onze opzet, dataverzameling en analyse zal bekijken en van commentaar zal voorzien. Validiteit Ook in kwalitatief onderzoek speelt de validiteit (zowel intern als extern) een belangrijke rol. Met validiteit wordt bedoeld de mate waarin een onderzoek vrij is van systematische meetfouten, zowel wat betreft het meetinstrument en de onderzoeksgroep. Met andere woorden, de vraag naar de geldigheid van het onderzoek. 38 De generaliseerbaarheid (populatievaliditeit) van de resultaten naar de populatie is bij kwalitatief onderzoek vaak geen hoofddoel. Dat kan ook niet anders, aangezien in kwalitatief onderzoek vaak met kleine groepen wordt gewerkt. Er is veel kritiek op de begripsvaliditeit van kwalitatief onderzoek. Zo kan het zijn dat een geïnterviewde in een gesprek een bepaald antwoord geeft dat maatschappelijk geaccepteerd is, dat hem of haar in een bepaalde groep plaatst. Ook kan het zo zijn dat de onderzochte personen op de hoogte zijn van het feit dat er een onderzoek gaande is. Daardoor geven zij ander antwoorden dan wanneer zij daar niets van weten. Door rekening te houden met de begripsvaliditeit zullen wij als groep gesprekstechnieken gebruiken in de semigestructureerde interviews om achter het werkelijke antwoord op de vraag te komen.39 Bij het checken van de interne validiteit wordt nagegaan of het de onderzoeker lukt om de onderzoeksvraag goed te beantwoorden, ofwel of de conclusies zuiver zijn. Wij vinden het belangrijk dat er een verband aan te tonen is tussen de gevonden resultaten en de probleemomschrijving. Tevens kiezen wij ervoor om het uitgangspunt en de interpretatie van de onderzochte personen als basis voor de interne validiteit te gebruiken, dus de context waarin de onderzochte personen de informatie plaatst. Hierbij moet de onderzoeker er rekening mee houden dat zijn eigen achtergronden zijn visie op het onderzoek kunnen beïnvloeden. De onderzoeker behoort de objectiviteit te bewaren.40
35
Verhoeven, N. (2007) pag. 264 Verhoeven, N. (2007) pag. 265 Verhoeven, N. (2007) pag. 265 38 Verhoeven, N. (2007) pag. 266 39 Verhoeven, N. (2007) pag. 268 40 Verhoeven, N. (2007) pag. 268 36 37
21
3.9
ANALYSE ONDERZOEKSGEGEVENS
Voorafgaand aan het analyseren van de onderzoeksgegevens, dienen de resultaten van het semigestructureerd interview eerst gelabeld en gecodeerd te worden. Dit is als het ware het ordenen en structureren van de gegevens. Wanneer je de gegevens hebt gelabeld, kan je ze ook met elkaar vergelijken. Aan de hand van stappen kunnen de gegevens gelabeld en gecodeerd worden. Stap 1: Labelen De eerste stap is het labelen van de gegevens. Doordat er van tevoren topiclijsten zijn opgesteld, is er al ‘onzichtbaar’ gelabeld op onderwerp/thema. Hierdoor zijn de gegevens efficiënter te labelen. De onderwerpen zijn tijdens het interview duidelijk van elkaar gescheiden, waardoor een duidelijke structuur ontstaat aan informatie per thema. Stap 2: Codering Voorafgaand aan het onderzoek, zal er eerst gecodeerd worden per doelgroep. Dit betreft de volgende respondentengroepen: 1: Jeugdspelers die hun maatschappelijke stage hebben afgerond en zich vervolgens al dan niet vrijwillig blijven inzetten voor V.V. de Meern 2: Jeugdspelers die geen deel hebben genomen aan het volgen van een maatschappelijke stage bij V.V. de Meern en zich tevens niet vrijwillig inzetten voor V.V. de Meern 3: Jeugdspelers die op dit moment bezig zijn met het volgen van hun maatschappelijke stage bij V.V. de Meern 4: Jeugdspelers die geen deel hebben genomen aan de maatschappelijke stage, maar zich wel vrijwillig inzetten voor V.V. de Meern 5: Actieve leden bij V.V. de Meern Vervolgens kunnen alle gegevens, per doelgroep, naast elkaar worden gezet en worden gelabeld per thema. Stap 3: Overeenkomsten en verschillen Stap 3 is het vergelijken van overeenkomsten en verschillen. Aan de hand van (+) en (-) geven wij dit weer. Stap 4: Geldigheid In deze fase wordt de geldigheid van de labeling vastgesteld. Om vast te kunnen stellen dat alle informatie uit de interviews is gebruikt, zullen wij kijken of er bruikbare informatie is weggevallen. Door nogmaals te lezen en te vergelijken met de antwoorden die in het bestand weergeven zijn, gaan wij dit controleren. Stap 5: Intersubjectiviteit Deze stap is om de intersubjectiviteit vast te stellen. Dit doen wij door de overeenkomsten te vergelijken van antwoorden van respondenten, met de uitwerking bij de deelvragen. De kans om intersubjectiviteit te verkleinen, doen wij door antwoorden van respondenten letterlijk te gebruiken in de beantwoorden van de subthema’s. Stap 6: Beantwoording vraagstelling In de beantwoording van de vraagstelling zijn alle gegevens gebaseerd op antwoorden van de respondenten. Waar mogelijk, worden er frequenties (aantallen) weergeven. We geven een beschrijving van de onderzoeksresultaten die aansluit op de vraagstelling. 41 41
D.B. Baarda (2009) pag. 29
22
3.10
PROJECTPRODUCT(EN) VOORSTEL
Om vrijwilligerswerk meer interessant en aantrekkelijk te maken voor de jeugdleden van V.V. de Meern gaan we een concept bedenken waar de jeugdleden makkelijk meer te weten kunnen komen over het vrijwilligerswerk binnen de club. EINDPRODUCT: PORTRET Tijdens dit onderzoek gaan we interviews als instrument inzetten om informatie te vergaren rondom dit onderwerp. Aan de hand van de uitkomsten kunnen wij een overzicht maken van wat, volgens de jeugdleden die vrijwilligerswerk verrichten op de club, hier van vinden. Door een aantal jeugdleden de ruimte te geven, op bijvoorbeeld de site van club, kunnen zij vertellen welk vrijwilligerswerk zij verrichten binnen de club en hun ervaringen delen met anderen. Een soort portret wordt er gemaakt, wat voor andere jeugdleden weer leuk en interessant om te lezen is en waardoor zij misschien meer informatie over vrijwilligerswerk willen hebben. Een portret waar er uitspraken van geïnterviewden worden gepresenteerd met daarbij een leuke (actie)foto. 3.11
SCHEMATISCH OVERZICH METHODISCHE UITWERKING
In onderstaand schema zijn alle te verrichten handelingen overzichtelijk weergegeven. Dit schema vertaald in het kort wat er in dit hoofdstuk is weergegeven en hoe wij als onderzoekers de benodigde instrumenten in zullen zetten en de verkregen data vervolgens zullen analyseren.
1. Semi gestructureerde interviews: Bij het interviewen wordt informatie verzameld uit mededelingen van ondervraagde personen ter beantwoording van een vooraf geformuleerde probleemstelling.
2. Literair onderzoek: Verzamelde en afgestemde (op de probleem- en doelstelling, hoofd- en deelvragen) literatuur. Vervolgens deze literatuur verwerken (integreren, koppelen en verbinden) met de verkregen informatie uit instrument 1.
Figuur 1: Schematische weergaven van instrumentengebruik
3. Kwalitatieve dataanalyse: Het onderzoek wordt meerdere malen gelezen, vervolgens in segmenten (sub onderwerpen) verdeelt. Deze vervolgens groeperen, gebruik als onderwerpen in de verdiepende interviews. Vervolgens zetten wij de segmenten om in een diagram of boomstructuur
23
4: Procedure m.b.t. respondenten 4.1
RESPONDENTENGROEPEN
Om vorm te geven aan het kwalitatief onderzoek zullen er interviews worden afgelegd met de volgende vijf categorieën respondenten: 1: Jeugdspelers die hun maatschappelijke stage hebben afgerond en zich vervolgens al dan niet vrijwillig blijven inzetten voor V.V. de Meern 2: Jeugdspelers die geen deel hebben genomen aan het volgen van een maatschappelijke stage bij V.V. de Meern en zich tevens niet vrijwillig inzetten voor V.V. de Meern 3: Jeugdspelers die op dit moment bezig zijn met het volgen van hun maatschappelijke stage bij V.V. de Meern 4: Jeugdspelers die geen deel hebben genomen aan de maatschappelijke stage, maar zich wel vrijwillig inzetten voor V.V. de Meern 5: Actieve leden bij V.V. de Meern In overleg met opdrachtgever Eelco Koot is er uiteindelijk voor gekozen om de vierde categorie, jeugdspelers die geen deel hebben genomen aan de maatschappelijke stage, maar zich wel vrijwillig inzetten voor V.V. de Meern, niet te betrekken bij dit onderzoek. De reden dat na overweging dit besluit is genomen heeft te maken met de doelgroep die onder deze categorie zal vallen. Deze doelgroep zal een te grote overlapping hebben met de 1ste en 3e categorie. 4.2
BENADERING RESPONDENTEN
In deze paragraaf zal getracht worden inzicht te verschaffen in het proces van de contactlegging met de respondenten. De respondenten waren van belang bij de uitvoering van dit onderzoek, hun bevindingen en ervaringen stonden centraal bij het beantwoorden van de hoofd- en deelvragen. Nadat er in kaart gebracht was welke doelgroepen van essentieel belang konden zijn in dit onderzoek en welk instrument er gebruikt zou worden, moesten de respondenten nog bereikt worden. Om respons uit te lokken hebben we er voor gekozen om geen brief uit te delen. De brief kan als saai worden ervaren en daarom niet gelezen worden. Het kan ook nog zo zijn dat de jeugdige de brief kwijtraakt. Daarom werd er gekozen voor een andere aanpak: het internet. De maatschappelijke ontwikkeling laat zien dat jeugdige veel meer achter de computer zitten. In het geval van het onderzoek was het van belang dat de jeugdige de e-mail ook zouden opnemen, daarom hebben wij een e-mail account geopend aan de naam ‘V.V. de Meern de voetbalclub’. Herkenbaarheid zou een factor kunnen zijn voor jeugdige om meer aandacht te schenken aan de mail.
24
In het onderstaand kader kunt u het bericht dat via de e-mail is verzonden teruglezen.
Hoi (naam jeugdspeler), Wij zijn 3 studenten van de Hogeschool Utrecht. Wij zijn gevraagd om bij jouw club V.V. de Meern onderzoek te doen naar de maatschappelijke stages en vrijwilligerswerk. Wij zouden hier graag met jou over willen kletsen! We zien je heel graag op datum en tijd aangegeven in het onderstaand schema. We hebben je vlak voor of na je training ingepland. Laat je ons even weten of je kan? We hopen dat je ons kunt helpen en zien je graag (datum)! Groetjes, Jamie Neumann, Ellen Hamer en Inge van Houtum
Bij deze mail is er voor gekozen om een overzicht te plaatsen van alle respondenten die betreffende avond aan bod zouden komen met de daarbij horende tijden. Dit overzicht fungeerde niet alleen om kenbaar te maken op welke tijd de respondent verwacht werd, ook nam dit overzicht een karakter aan dat jeugdspelers liet zien dat zij niet alleen gevraagd werden. Dat er voor deze invalshoek is gekozen heeft te maken met het gegeven dat jongeren zien dat ook hun teamleden op gesprek komen, dit maakt de drempel om daadwerkelijk op gesprek te komen wellicht minder hoog. Om aan de e-mail adressen van de jeugdspelers te komen is er gebruik gemaakt van de contactpersoon, tevens mede opdrachtgever, bij V.V. de Meern. De trainers zijn ook digitaal benaderd via de mail. Deze mail is allereerst informatief van karakter, zodat zij op de hoogte zijn dat een aantal van hun spelers een gesprek heeft voor de training en hierdoor wellicht iets later verschijnen. Tevens fungeerde deze mail als verzoek om hun spelers te attenderen dat ze na de training nog een gesprek zouden hebben. Daarnaast zijn er aan aantal trainers en leiders afzonderlijk digitaal benaderd met het verzoek om deel te nemen aan de interviews. Ook in deze mail werd een datum en tijd voorgesteld. Om aan de e-mail adressen van de trainers te komen is er gebruik gemaakt van de contactpersoon, tevens mede opdrachtgever, bij V.V. de Meern. De jeugdspelers die niet hebben gereageerd om bovenstaande mail, hebben wij twee dagen voordat het interview plaats zou vinden nogmaals een mail gestuurd. Deze mail fungeerde niet alleen als herinnering, ook lieten wij hierin weten op welke locatie wij hen verwachten. 4.3
LOCATIE VAN HET ONDERZOEK
Het onderzoek werd grotendeels uitgevoerd op V.V. de Meern, voornamelijk langs de zijlijn van het voetbalveld, de tribune en de bespreekkamer bij slechter weer. Langs de zijlijn van het voetbalveld en op de tribune heeft een toegankelijker karakter wat jeugdspelers wellicht aan zal trekken. Bij veel wind en slecht weer is er gebruik gemaakt van de bespreekkamer. Wel zijn de jeugdspelers dan opgehaald bij de tribune of hun trainingveld zodat we gezamenlijk plaats konden nemen in de bespreekkamer.
25
4.4
OPKOMST RESPONDENTEN
Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag is er gebruik gemaakt van respondenten op verschillende niveaus, namelijk: 1: Jeugdspelers die hun maatschappelijke stage hebben afgerond en zich vervolgens al dan niet vrijwillig blijven inzetten voor V.V. de Meern 2: Jeugdspelers die geen deel hebben genomen aan het volgen van een maatschappelijke stage bij V.V. de Meern en zich tevens niet vrijwillig inzetten voor V.V. de Meern 3: Jeugdspelers die op dit moment bezig zijn met het volgen van hun maatschappelijke stage bij V.V. de Meern 5: Actieve leden bij V.V. de Meern De populatie gedurende dit onderzoek was uiteindelijk anders dan gepland. In zijn totaliteit zijn er van alle respondentengroepen bij elkaar zesenveertig onderzoekseenheden uitgenodigd. Onderzoekseenheden zijn de personen of objecten waarover in de probleemstelling een uitspraak wordt gedaan en die in een onderzoek worden betrokken.42 Van deze zesenveertig onderzoekseenheden is een totaal respons van twaalf onderzoekseenheden. De aangegeven reden van de non respons ligt uiteen. Vele jeugdspelers zijn niet op komen dagen op betreffende avond, zonder bericht. Anderen berichten ons dat zij al geruime tijd niet meer voetballen bij V.V. de Meern, weer anderen vertellen ons te spelen in een ander team dat traint op andere dagen en tijden en hierdoor niet aanwezig te kunnen zijn op de datum en tijd waarop wij de uitnodiging hebben gebaseerd. En de laatste groep berichten ons dat zij uit- wedstrijden hadden betreffende data. Alle jeugdspelers behalve diegene die niet meer bij V.V. de Meern lid zijn, zijn opnieuw uitgenodigd met nieuwe data en tijd. Ook hiervan resulteert het respons opnieuw in een relatief laag aantal waarvan de meeste zonder afmeldend bericht. De respons van de onderzoekseenheden staan hieronder grafisch afgebeeld:
25 20 15
Benaderd
18 10
Respons
12 11 5
5
4
2
3
3
0 Resp. gr. 1
42
Resp. gr. 2
Resp. gr. 3
Resp. gr. 5
Baarda, D.B. Goede de, M.P.M (2000) pag. 45
26
5: Resultaten 5.1
BEWEEGREDENEN OM ZICH AL DAN NIET VRIJWILLIG IN TE ZETTEN
Middels ons onderzoek richten wij ons op motieven en beweegredenen bij de jeugdspelers van V.V. de Meern. Wat zijn voor de jonge sporters bij V.V. de Meern beweegredenen om zich al dan niet vrijwillig in te zetten voor hun club? 5.1.1
VRIJWILLIGERSWERK
Op de vraag wat volgens de jeugdspelers vrijwilligerswerk eigenlijk is, werd als volgt geantwoord: “Iets doen voor een soort bedrijf of groep, wat je leuk vond en wat voor hun nuttig is.” 43 “Iets wat je voor iemand anders doet zonder dat diegene daar iets voor terug vraagt of perse verwacht. En hier bij de Meern is het ook gewoon zo dat je vrijwilligerswerk kan doen als je dat zelf wilt of de club kan je vragen. Maar ja je krijgt er dan niets voor terug. Ja plezier dan natuurlijk maar geen geld zeg maar.” 44 Jeugdspelers weten, op hun eigen manier, wat vrijwilligerswerk inhoud, maar ervaren moeite met het beantwoorden van de vraag of er ook vrijwilligerswerk is op de club zelf. De antwoorden die respondenten gaven zijn opgenomen in de volgende diagram:
Ja zeker! Scheidsrechters en trainers bijvoorbeeld
6
7
Een voetbalvereniging heeft alleen maar vrijwilligers Vooral de maatschappelijke stagiaires, vele anderen krijgen een vergoeding
1
Figuur 2: Totaal van negen respondenten geven een totaal van veertien antwoorden
Jeugdspelers realiseren zich dat er vrijwilligerswerk is, maar het besef van het aantal vrijwilligers en het besef dat deze vereniging op vrijwillige inzet ontstaat en draait, is in mindere mate aanwezig. Scheidsrechters werden door vrijwel alle jeugdspelers bestempeld als vrijwilliger. Maar ook de mensen achter de bar en de personen die zorg dragen voor de kleedkamers, werden een menig maal genoemd 43 44
Respondent R- J1 Respondent R- A1
27
als vrijwilliger. Jeugdspelers geven aan dat een aantal coaches, trainers en toch ook scheidsrechters een vergoeding krijgen, dit maakt dat deze mensen volgens de jeugdspelers niet echt meer behoren tot de categorie vrijwilligers. De visie van de jongeren ligt hierin dan ook anders dan dat volwassenen dat zouden hebben. De jeugdleden zijn van mening dat bij een kleine vergoeding het werk niet geheel als vrijwillig benoemd mag worden. Een klein aantal benoemt ook dat het bestuur tot vrijwilligerswerk behoort. Een enkeling vertelt ons dat er binnen de club geen vrijwilligerswerk aanwezig is, afgezien van de maatschappelijke stagiaires die na hun stage te hebben afgerond, nog af en toe een wedstrijd fluiten. Op de vraag of de jeugdspelers het belangrijk vinden dat er vrijwillige inzet aanwezig is op de club, waren de jeugdspelers het er over eens dat dit zeker belangrijk was. De één beargumenteert dit door te vertellen dat het voor kleine organisaties altijd makkelijker is om vrijwilligers boven betaalde krachten te hebben staan. Als een club alles betaald zou doen, zou het niet kunnen blijven draaien verteld een ander jeugdspeler ons. Weer een ander vertelt dat als niemand zich vrijwillig inzet, er veel sport weg valt voor de kinderen en het om deze reden dan ook zo belangrijk is. Ook delen zij de mening dat vrijwillige inzet bijdraagt aan de sfeer binnen de club. Dat de mensen die zich vrijwillig inzetten, dit leuk vinden en dit ook uitstralen. 5.1.2
BEWEEGREDENEN
In onderstaand schema is een opsomming gemaakt betreffende de beweegredenen die jeugdsporters hebben benoemd omtrent het al dan niet vrijwillig inzetten.
BEWEEGREDENEN OM ZICH WEL VRIJWILLIG IN TE ZETTEN D.m.v. de maatschappelijke stage plezier gevonden in het vrijwillig inzetten Familie zet zich ook vrijwillig in
BEWEEGREDENEN OM ZICH NIET VRIJWILLIG IN TE ZETTEN Liever meer betaald werk doen voor het geld
Kennis overdragen van eigen spel
Veel trainen, weinig tijd voor extra taken op de club Druk met school
Plezier overdragen
Betaald werk heeft meer prioriteit
Mensen helpen
Trainerschap is vanaf een bepaalde leeftijd
Andere teams leren kennen
Weinig taken beschikbaar
Er zelf veel van leren
Te jong voor vrijwilligerswerk
Gezelligheid opzoeken
Te weinig energie over naast school en betaald werk Niet genoeg tijd over
Meer mensen leren kennen Een bijdrage leveren aan de sfeer binnen de club
28
Door een aantal jeugdspelers wordt benoemd dat zij zonder de maatschappelijke stage zich hoogstwaarschijnlijk niet vrijwillig hadden ingezet voor de club. Deze jeugdspelers geven aan dat zij door middel van de maatschappelijke stage hebben ervaren hoe leuk het is om wedstrijden te fluiten van kleinere kinderen, de E en F pupillen. Zij geven dan ook aan dat de maatschappelijke stage een grote rol speelt als het gaat om het werven van vrijwilligers. 45 Dat familieleden een rol spelen bij het vrijwillig inzetten van jeugdspelers, beaamt menig aantal. Veel jeugdspelers geven aan dat hun broer fluit bij de E’tje, dat hun ouders de B- Junioren trainen en leiden of dat hun vader coördinerende taken op zich neemt. “Ik vind dat goed van ze. Want dan doen ze ook nog wat voor de club in plaats van alleen maar komen kijken bij de voetbal. Dat vind ik wel leuk.” 46 Mede dankzij het gegeven dat jeugdspelers familieleden zien fluiten en/of trainen, levert dat volgens hen een bijdrage aan hun motivatie om voor een maatschappelijke stage bij V.V. de Meern te kiezen. Dat familieleden zich vrijwillig inzetten voor de club is volgens de jeugdleden niet alleen leuk en aardig, maar ook stimulerend voor hen. “Soms kijkt mijn vader en dan geeft hij mij tips. Dat vind ik wel goed, daar kan ik wat van leren (…)”47 Het overdragen van kennis, het overdragen van plezier, het helpen van mensen en er zelf veel van leren zijn onder andere beweegredenen die de jeugdleden naast hun beweegredenen om zich niet vrijwillig in te zetten, benoemen. Toch ontvangt het hebben van maar weinig tijd en het druk zijn met school voor hen meer prioriteit. Het leren kennen van andere teams, de gezelligheid die het met zich mee brengt, het leren kennen van veel mensen, levert volgend de jeugdleden een bijdrage aan de sfeer binnen de club. Ook zijn er verscheidene beweegredenen genoemd waarom jeugdspelers zich niet vrijwillig inzetten voor de club. Te weinig tijd en energie over hebben naast school en betaald werk is iets wat jeugdspelers vaak benoemen. “Ik zou nu geen vrijwilligerswerk willen doen, nu zit ik nog met school. Ik werk zelf ook nog bij de AH, daar leer ik ook steeds meer mensen kennen. Sommige zijn ook van de voetbal dus daar kan ik wel gezellig mee praten.” 48 Wat een beweegreden was om je wel vrijwillig in te zetten, namelijk meer mensen leren kennen en de gezelligheid, wordt bij deze jeugdspeler ingevuld bij betaald werk. Bij V.V. de Meern zijn de taken die gedaan moeten worden, vaak taken waar volwassenen de eindverantwoordelijkheid over hebben, zo geven respondenten aan. Door middel van het volgen van de maatschappelijke stage, zijn jeugdspelers betrokken bij deze taken maar ligt de verantwoordelijkheid nog steeds bij de volwassene. Jeugdspelers zijn nog te jong voor het volgen van het trainerschap. Scheidsrechter zou een taak kunnen zijn waar jeugdspelers zich wel vrijwillig voor in kunnen zetten, aldus jeugdspelers. Toch vertellen jeugdspelers dat de stap voor hen om een wedstrijd te fluiten erg groot is. Jeugdspelers 45 46 47 48
Respondent R-J1 & R-A1 Respondent R-G3 Respondent R-J1 Respondent R-G3
29
die eerst hun maatschappelijke stage hebben gedaan en daarna wedstrijden gaan fluiten geven aan ervaring op te hebben gedaan door de maatschappelijke stage en juist hierdoor het leuk vinden om door te gaan met fluiten. Een andere jeugdspeler geeft aan wedstrijden te fluiten ten eerste erg spannend te vinden en ten tweede is dat je het alleen moet doen een belemmering voor haar. Deze jeugdspeler heeft overigens geen maatschappelijke stage gevolgd bij V.V. de Meern. 49 Sommige jeugdspelers vinden zichzelf ook te jong voor vrijwilligerswerk. Eén jeugdspeler vertelt hier het volgende over: “(…) maar ik ben er nu gewoon te jong voor vind ik. Je gaat nog naar school en je gaat uit, dan ben je er niet zo mee bezig. Maar net als bij de bibliotheek heb je van die vrouwtjes die zijn met pensioen en die zitten daar de hele middag. Daardoor kan ik gewoon naar de bieb en mijn boeken inleveren.” 50 Naast hun school en sport is één van de beweegredenen van jeugdspelers om zich niet vrijwillig in te zetten, het betaalde werken. “Ik denk dat ik eerder bij de AH ga werken, of een krantenwijk om kleine dingen te kopen. Ik denk dat mensen van mijn leeftijd geen vrijwilligerswerk gaan doen.” Alle jeugdspelers geven aan dat vrijwilligerswerk daadwerkelijk iets voor hen zal opleveren zoals plezier, kennis en uitbreiding van het sociale netwerk. Toch blijft voor een aantal jeugdspelers de schooldrukte, de in mindere mate aanwezigheid van vrijwillige taken en het onbetaalde karakter van vrijwilligerswerk beslissende aspecten omtrent het al dan niet vrijwillig inzetten. 5.1.3
ANALYSE – KOPPELING NAAR LITERATUUR
In het rapport De Generatie@ (NOV, sVM, 2001) wordt specifiek ingegaan op motieven van jongeren om deel te nemen aan vrijwilligerswerk. Voor jongeren zijn belangrijk: sociale contacten, actief zijn, het verbreden van de horizon, het krijgen van inzicht in de beroepskeuze, de oefenplek, het curriculum vitae, studiepunten, certificaten en scholing. Ook moet vrijwilligerswerk, volgens het trendrapport naar jongeren en vrijwilligerswerk51, FACETVOL zijn. Dat wil zeggen Flexibel, Aansprekend, Concurrerend, Ervaringen, Toegankelijk, Variatie, Organisatie en ook Lachen.52 Vrijwillige inzet kan worden omschreven als werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald, wordt verricht ten behoeve van andere mensen of de samenleving, zonder dat degene die het verricht daar voor zijn of haar levensonderhoud van afhankelijk is. 53 Opvallend is dat de jeugdspelers, op hun eigen manier, wel weten wat vrijwilligerswerk inhoud maar dat ze moeite ervaren met het beantwoorden van de vraag of er ook vrijwilligerswerk is op de club zelf. Het lijkt dat jeugdspelers zich wel realiseren dat er taken zijn die vrijwillig uitgevoerd worden, maar het besef van het aantal vrijwilligers dat zich inzet bij V.V. de Meern, lijkt in mindere mate aanwezig. Het rapport De Generatie@ (NOV, sVM, 2001) gaat specifiek in op jeugd en vrijwilligerswerk. Hierin 49 50 51 52 53
Respondent R- H2 Respondent R- H2 Heinsius, j., Heijnk, A. & Lassen, B.(2001) pag. 12 Boutellier, H. (2004) pag. 12 Klaver, J. (2005) pag. 6
30
wordt gesteld dat 17% van de jeugd actief is als vrijwilliger binnen sportverenigingen, tegen 8% in de andere sectoren. Jongeren besteden naast school of studie veel tijd aan bijbaantjes, hobby’s, televisie en het gebruik van de computer. Het vrijwilligerswerk moet als het ware concurreren om de gunst van de jongeren. Van Rossum (1999) benoemd in zijn artikel Cool en goed voor je cv, dat jongeren eerder voor een bijbaan gaan dan voor vrijwilligerswerk. Bijbaantjes zijn vooral in trek om een doorgaans kostbare leefstijl te bekostigen, zoals mobiele telefoons.54 Vrijwilligerswerk moet als het ware concurreren met de leefstijl van de jongeren. Jeugdspelers geven aan dat zij op dit moment betaald werk boven vrijwilligerswerk zullen kiezen. Zij vertellen hierbij dat naast hun school, sport en sociale verplichtingen, zij meer prioriteit stellen aan het hebben van een betaalde baan. Sociale activiteiten moeten bekostigd worden, zo geven jeugdspelers aan. Volgens S. de Roos (2006) daarentegen hoeft het hebben van een bijbaan en ‘druk met school’ niet altijd een reden te zijn dat jongeren niet aan vrijwilligerswerk willen doen. Het aanbieden van kortdurend, intensief vrijwilligerswerk zou een oplossing kunnen bieden om bepaalde bezigheden te combineren, aldus de Roos. 5.2
RANDVOORWAARDEN VOOR VRIJWILLIGE INZET
Een aantal van facetten uit het trendrapport naar jongeren en vrijwilligerswerk55 komen terug bij de randvoorwaarden die jongeren stellen voor vrijwilligerswerk bij V.V. de Meern. Van de acht aspecten, hechtte de jongeren voornamelijk waarde aan ‘plezier’, de aspecten ‘Aansprekend’ en ‘ Toegankelijk’, die in deze deelvraag terugkomen. Op de vraag welke voorwaarden jongeren verbinden met vrijwilligerswerk, werden verschillende antwoorden gegeven. Deze zijn weergegeven in onderstaand diagram.
4
Het mag niet teveel tijd in beslag nemen Er zijn niet zoveel mogelijkheden in taken omtrent vrijwilligerswerk
6
Ik vind het fijn als ik gewaardeerd word
2
Figuur 2: Totaal van negen respondenten geven een totaal van twaalf antwoorden
54 55
Van Rossum (1999) pag. 42-45 Heinsius, j., Heijnk, A. & Lassen, B.(2001) pag. 12
31
5.2.1
PLEZIER
Als we kijken naar FACETVOL, is wat over het algemeen als eerste facet wat wordt genoemd door de jongeren Lachen. De respondenten geven aan dat ze het belangrijk vinden dat ze plezier hebben in het vrijwilligerswerk. Als ze geen plezier ervaren betreffende het verrichten van vrijwillige taken, zullen zij zich daar dan ook niet snel voor inzetten. Zo geven meerdere respondenten als reactie; ‘zolang het maar leuk blijft dan....’. Ook geven de respondenten aan dat ze het voornamelijk leuk vinden om de jongste voetballers (E’tjes en F’jes) te trainen of fluiten. Dit mede doordat ze het dan als leuk ervaren om voetbal door te geven. Doordat ze zien dat de jongste spelers plezier hebben van hun training of wedstrijd, ervaren zij het ook als plezier, geven jeugdspelers aan. “Vrijwilligerswerk, ja dat je er plezier in hebt, in wat je doet, en dat je er geen geld voor krijgt.”56 5.2.2
RUIMTE
Meerdere jongeren geven aan dat er weinig ruimte is voor hun om vrijwilligerswerk te doen. Dit valt onder de facetten ‘Concurrerend’ en ‘Flexibel’ van FACETVOL. Naast school, een bijbaantje en voetballen, hebben ze naar hun idee weinig tijd over om zich in te zetten voor vrijwilligerswerk. Daarnaast benoemde een aantal respondenten dat jongeren liever geld verdienen, dan iets onbetaald doen. “ Vrijwilligerswerk voor jongeren denk ik niet. Die willen meer geld verdienen ik denk dat het makkelijker is om betaald werk te doen. Ik denk dat je eerder bij de AH gaat werken, of een krantenwijk om kleine dingen te kopen. Ik denk dat mensen van mijn leeftijd geen vrijwilligerswerk gaan doen. Hoe denk je dan dat komt? ik denk dat er weinig jongeren zijn die het willen doen zonder tegenprestatie, ik denk dat als je ouder word het wel komt.” 57 Op de vraag of er ruimte is voor jongeren om vrijwilligerswerk te doen naast school, bijbaantje en voetbal, werd ons door jeugdspelers het volgende verteld: de jongeren zijn erg druk met bezigheden zoals school, bijbaan en zelf voetballen. Zij zien weinig ruimte om zich nog voor een aantal uur per week in te zetten voor vrijwilligerswerk. Jongeren noemde regelmatig als eerste schooldruk. School heeft volgens hen prioriteit, naast drukte voor presentaties maken, huiswerk en toetsen, hebben zij ook veel uren dat ze op school aanwezig moeten zijn. Ook hebben meerdere jongeren een bijbaantje, vertellen zij. Naast school werken zij wisselend van een aantal uren tot meerdere avonden bij een supermarkt. Zoals bij de vorige paragraaf ook benoemd is, hoeft het hebben van een bijbaan en ‘druk met school’ niet altijd een reden te zijn dat jongeren niet aan vrijwilligerswerk willen doen. Ook de respondenten geven aan dat ze wel enigszins ruimte hebben voor vrijwilligerswerk ondanks school werk en voetbal, mits het haalbaar is qua tijd. Ze geven hierbij ook aan dat ze het fijn vinden als de club rekening houd met hun schooltijden. Daarnaast willen ze ook niet elke dag gebeld worden of ze tijd hebben. De jongeren geven hierbij aan dat ze van de club verwachten dat die flexibel is, en daar tegenover staat dat de jongeren zich ook flexibel willen opstellen. “ik denk dat het makkelijker is om betaald werk te doen. Maar vrijwilligerswerk is op zich wel leuk om ernaast te doen, als het maar niet teveel tijd kost naast je echte baan.” 58 56 57 58
Respondent R-K3 Respondent R-K3 Respondent R-F3
32
Belangrijke facetten die hier naar voren komen zijn dus ‘flexibel’ en ‘concurrerend’. De randvoorwaarde die de jongeren hierbij noemen is dat het haalbaar moet zijn qua tijd, en dat er ruimte voor moet zijn in hun dagelijks leven. De club kan hier goed op inspelen, door vrijwilligerswerk passend te maken in het dagelijks leven. Dat kan betekenen dat er ook vrijwilligerstaken ontwikkeld moeten worden die niet al te veel tijd in beslag nemen. Het fluiten van twee wedstrijden in de week, heeft voor veel jongeren weinig tot geen ruimte. De vrijwilligerstaken die er tot nu toe mogelijk zijn op de club, vragen qua tijd meer van de jongeren, dan dat zij er tijd voor hebben. Dit kan dus betekenen dat er andere vrijwilligerstaken bij moeten komen, die minder tijd in beslag neemt dan wedstrijden fluiten of trainen. Zoals in de vorige paragraaf al naar voren kwam, gaat het ook om vrijwilligerstaken meer gericht op jongeren. De meeste vrijwilligerstaken naast fluiten en trainen, neemt meer verantwoordelijkheid met zich mee, waardoor het voornamelijk taken zijn voor volwassenen. Gezien de concurrentie tussen het dagelijks leven van de jongeren en vrijwilligerswerk op de club, kan de club een goede slag slaan door het vrijwilligerswerk toegankelijker te maken door minder uren en een passend karakter te geven. 5.2.3
WAARDERING
De volgende randvoorwaarde die respondenten benoemden was waardering. Meerdere respondenten hechten veel waarde aan waardering. De waardering krijgen zij in de vorm van een kleine beloning, zoals AA of een patatje. Ondanks dat het vrijwilligerswerk is, doet het de jongeren wel wat als ze een beloning krijgen. Deze waardering stellen zij erg op prijs. Door jongeren te waarderen, is de kans ook groter dat zij zich vrijwillig blijven inzetten voor de club. Jongeren benoemde meerdere soorten beloningen zoals een AA, broodje, bonbons, kaarten voor FC Utrecht bioscoopbonnen, patatje en een fluitje met een notitieblok. Zij gaven aan dat het niet zozeer gaat om de beloning zelf, hier zijn zij niet kritisch in. Het ging erom dat er aan hen gedacht werd. Het moet ook niet om de beloning gaan, maar een stukje waardering stellen zij wel op prijs. Toch gaf een enkeling ook aan dat zij er vanuit gingen dat weinig jongeren zich willen inzetten zonder tegenprestatie. Dit zou wel kunnen komen wanneer zij ouder zijn, vertellen jeugdspelers, maar in deze levensfase is een kleine beloning toch wel belangrijk. Het geven van een beloning geeft de jongeren een positief gevoel, het word ervaren als een blijk van waardering. Het geven van een beloning kan dan ook gezien worden als een randvoorwaarde om zich vrijwillig in te zetten bij de club. Momenteel gebeurt dit regelmatig op de club, maar voor vrijwilligerswerk gebeurt dit niet constant en consequent. 5.2.4
BENADEREN
Meerdere jongeren gaven aan dat ze het belangrijk vonden om goed benaderd en op de hoogte gehouden te worden. Ze geven aan dat benaderen en informatievoorziening randvoorwaarden zijn. Dit kunnen we ook koppelen aan FACETVOL, namelijk onder de facetten ‘toegankelijke’ en ‘aanspreken’. Het benaderen werd in 2 vormen benoemd, het benaderen door middel van een open dag en het persoonlijk benaderen. Het benaderen door middel van een open dag werd genoemd, omdat veel jongeren er eigenlijk te weinig van wisten. “ Gewoon een dag organiseren, om te kunnen oefenen hoe je het hier zou moeten doen.”59
59
Respondent R-J1
33
“Een beetje aanprijzen bijvoorbeeld als ze nog mensen nodig hebben. En vooral de leuke kanten laten zien, want het is natuurlijk ook hartstikke leuk!” 60 De jongeren stelde een open dag of avond voor om de randvoorwaarde benaderen en informatievoorziening te ondersteunen. Door een open dag of avond, kan men een beter beeld krijgen van het vrijwilligerswerk, stellen ze. Vrijwilligerswerk heeft voor jongeren vaak geen uitdagend karakter. Aangezien het onbetaald werk is, dit maakt dat vrijwilligerswerk aan een aantal voorwaarden voldoen, wil het aantrekkelijk zijn voor jongeren.61 Jeugdspelers vertellen dat door een open dag of informatieavond te houden, het vrijwilligerswerk beter te promoten is. Ook krijgen jongeren dan een beter beeld van het werk zelf, en is het toegankelijker, aldus de respondenten. Veel van de jongeren waren niet op de hoogte dat er een informatieavond is voor de maatschappelijke stages. Een aparte avond voor vrijwilligerswerk voor jongeren op de club is er niet. Qua informatievoorziening geven de respondenten geven aan dat ze het belangrijk vinden om goed op de hoogte gehouden te worden. Dit kan onder andere vorm gegeven worden door veel mailcontact te onderhouden, en door gebruik te maken van de site. De jongeren geven aan dat ze het prettig vinden als ze op tijd weten “wie, wat en waar”. Ze geven aan dat het nu regelmatig voorkomt dat ze mailcontact hebben, en dat het lang duurt voordat ze reactie krijgen. Jeugdspelers vertellen ons dat wanneer zij informatie opvragen, het voor hen belangrijk is hier tijdig op te reageren. Het is daarom een randvoorwaarde van jongeren dat ze goed contact hebben en genoeg informatievoorziening. Ze geven hierbij aan dat ze veel baat hebben bij mailcontact. Dit is naar hun idee makkelijker en sneller. Ze geven aan dat ze liever niet al te vaak telefonisch contact prefereren. Ook geven de respondenten aan dat ze regelmatig op de site kijken. Zij kijken dan voor trainingstijden en dergelijke, maar hierbij geven ze ook aan dat het een goede manier is om informatie te krijgen. Ze geven aan dat ze dagelijks of wekelijks op de site kijken. Vaak snuffelen ze nog even rond en kijken ze bij het nieuws. Deze informatiebron word dus relatief vaak gebruikt door jongeren. Door persoonlijk te benaderen voelen jongeren zich meer aangesproken, aldus de respondenten. Dit is te koppelen aan het aspect ‘Toegankelijk’, wanneer ze door iemand persoonlijk worden benaderd. Op de site wordt het eerder over het hoofd gezien, aangezien dit ook niet duidelijk op de site staat vertellen respondenten ons. Daarnaast geven de respondenten aan dat je al snel denkt dat een ander het gaat doen. Bij de vraag of er een verschil is in persoonlijk benaderen of via internet, antwoordde deze respondent als volgt: “ ja zit heel veel verschil in, dan voel je je meer aangesproken en ze rekenen op me. Er word dan gezegd je moet 2 wedstrijden fluiten en moet je onderling ruilen. Als je het leest dan 9 van de 10 keer dan denk je doet een ander wel, of vergeet je het.”62 5.2.5
ANALYSE – KOPPELING NAAR LITERATUUR
Het persoonlijk benaderen is een onderdeel van de pedagogische civil society. Pedagogische civil society, wat in onderdeel 2.6 is besproken, gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen. Ook V.V. de Meern maakt onderdeel uit van de pedagogische civil society. 60 61 62
Respondent R-A1 Van Rossum (1999) pag. 42-45 Respondent R-H2
34
Buiten het uitoefenen van de sport voetbal, worden ook sociale netwerken uitgebreid en wordt er een beroep gedaan op het verantwoordelijkheidsgevoel betreffende samenwerking. Dit in de vorm van vrijwillige inzet onder jongeren. Het is dan ook aan de burgers in omgeving van de jongeren, om hieraan mee te werken. Dit kan in de vorm van persoonlijk benaderen tot vrijwillige inzet. Een volwassene kan een positieve bijdrage leveren aan de civil society, door jongeren persoonlijk te benaderen voor vrijwillige inzet op de voetbalvereniging. Een volwassene kan jongeren aan sporen tot een actieve rol in de maatschappij. Jongeren worden bewuster van hun eigen en andermans rol in de maatschappij. Daarnaast doen jongeren weer nieuwe contacten op door zich vrijwillig in te zetten. Dit alles bij elkaar levert een aanzienlijke bijdrage op de emotionele, cognitieve en morele ontwikkeling van de jonge sporters. 5.3
ACTIVEREN VOOR VRIJWILLIGE INZET
In december 2008 is onderzoek gedaan naar vrijwilligerswerk bij V.V. De Meern en dit is in een rapport63 beschreven. Hieruit blijkt dat de gemiddelde leeftijd van vrijwilligers bij V.V. De Meern bijna 48 jaar is en werd op de vraag of respondenten ideeën hebben over hoe de vereniging meer vrijwilligers kan trekken, het volgende geantwoord. Er wordt drie keer genoemd dat vrijwilligers een beloning moeten krijgen. Andere respondenten denken dat het profijt zal hebben om vrijwilligerswerk al bij de jeugdspelers te introduceren. Het laatst genoemde hebben wij onderzocht middels dit onderzoek. Wat weten de jonge sporters bij V.V. De Meern nou eigenlijk over vrijwilligerswerk en/of maatschappelijke stages die gevolgd kunnen worden en nog belangrijker hoe worden deze jonge sporters geïnformeerd en geactiveerd om zich in te zetten voor hun club? 5.3.1 INFORMEREN 5.3.1.1 Maatschappelijke stage Tijdens de interviews zijn we allereerst in gegaan op hoe jonge sporters binnen V.V. De Meern geïnformeerd worden over maatschappelijke stages en/of vrijwilligerswerk. Je zou zeggen dat de maatschappelijke stage en voorloper zou kunnen zijn op het vrijwillig inzetten van jonge sporters voor hun club. Hebben de jonge sporters de maatschappelijke stage als leerzaam en leuk ervaren, zullen zij misschien eerder geneigd zijn zich vrijwillig in te zetten. De informatie voorziening is daarom erg belangrijk, dit moet duidelijk gericht zijn op de doelgroep en hier moet de club op inspelen. Op de vraag hoe de jonge sporters op de hoogte waren over de maatschappelijke stages binnen V.V. De Meern worden veelal soortgelijke antwoorden gegeven. ´Ik moest stage lopen, ik zag toen op de site dat je hier stage kon lopen en had toen een vriendin gemaild en zij vond het ook wel leuk.´. 64 ´De broer van een vriendin van mij heeft hier ook een maatschappelijke stage gelopen. En je kon het ook op de site hier zien.´65 ´Via mijn broer en ik ken ook mensen die hier werken.´ 66
63 64 65 66
Boonsta, N., Hermens, N., Koot, E. & Verhagen, S. (2011) pag. 16 Respondent R-I1 Respondent R-K3 Respondent R-G3
35
Jeugdspelers vertellen ons hier dat de meest voorkomende manier van informeren ligt aan onderlinge contacten binnen de club. De informatie gaat van mond tot mond wat mogelijk een positieve uitwerking is voor de club. Tevens wordt in het interview vaak de club site van V.V. de Meern genoemd. Hier kijken de jonge sporters vaak op om vooral teams van bijvoorbeeld vrienden te volgen, de standen en training- en wedstrijdtijden. Enkele jonge sporters hebben wel informatie gevonden over de maatschappelijke stages op de club site, sommige gingen er bewust naar op zoek en anderen kwamen de informatie toevallig tegen. De clubkrant die je vindt in de kantine en de nieuwsbrief die je maandelijks opgestuurd krijgt, is ook een enkele keer genoemd als informatievoorziening. Volgens deze jonge sporters moet er wel ‘iets’ genoemd zijn over het volgen van een maatschappelijke stage binnen de club, maar hebben niet via deze weg de informatie gevonden. Tevens zijn enkele jonge sporters er zich bewust van dat er meerdere posters in de gang hangen met verschillende informatie, maar of het gaat over maatschappelijke stages weet men niet, aldus respondent R-I1. 5.3.1.2 Vrijwilligerswerk Wat konden de jonge sporters vertellen over vrijwilligerswerk en de informatievoorziening betreft dit aspect? In onderstaande diagram zijn alle antwoorden van de jeugdleden opgenomen.
2 Ja, via de site
6
2
Ja, via clubblad/nieuwsbrief. Maar die lees ik eigenlijk niet Soms krijg ik een e-mail Via via hoor ik wel eens wat Nee, ik word niet op de hoogte gehouden
3 2
Figuur 3: Totaal van negen respondenten geven een totaal van vijftien antwoorden
Wederom noemen de meeste jonge sporters de club site van V.V. De Meern. Toch worden er ook tegenstrijdige antwoorden gegeven betreft de informatievoorziening, dit blijkt wel uit de volgende voorbeelden. Het zijn antwoorden op de volgende vraag, word je hier op de club op de hoogte gehouden van bijvoorbeeld projecten, waar ze vrijwilligers voor nodig hebben? ‘Nee nee dat niet. Wel voor cursussen enzovoort waar je echt je diploma voor krijgt, maar niet echt vrijwilligerswerk nee.’67 67
Respondent R-J1
36
´Ja, nou ja, je hebt sowieso de site van V.V. De Meern en dan bij het laatste nieuws komen daar dan altijd te staan. Als er projecten zijn of vrijwilligers zijn die ze nodig hebben. En we hebben ook een keertje een mail gekregen nog, als er dan een keertje een toernooi is, of we dan willen fluiten. Dus ja, je wordt wel op de hoogte gehouden.´ ´Nee, en ik vind ook, ga je ook hiermee naar het bestuur? Zo van dit zijn punten? Ik heb ook gehockeyd acht jaar lang. En dan moest je een scheidsrechter cursus doen en dan moest je twee wedstrijden per jaar fluiten. Ik vond het doodeng, maar goed je leert beter inzicht in het spel, wat doen voor de club, geen problemen met scheidsrechters. En desnoods die je het hier met vlaggen ofzo. En het werd elk jaar gevraagd of je training wilde geven, en het werd zo gevraagd dat het belangrijk was. En dan wel met ze tweeën dat was leuk enzovoort. Maar ik vind wil dat het aangekaart kan worden.´68 5.3.2 ACTIVEREN Wat doet de club concreet om de jonge sporters te activeren voor het volgen van een maatschappelijke stage of het zich vrijwillig inzetten voor hun club? Tijdens de interviews hebben wij gevraagd naar de benadering vanuit het bestuur, leiders/trainers. Zijn de jonge sporter wel eens benaderd om zich vrijwillig in te zetten of ligt het initiatief in dit geval bij de jeugdspelers zelf ten grondslag? De gegeven antwoorden verschillen van elkaar. Zo benoemd respondent R-B1 dat hij weleens persoonlijk is gevraagd door een trainer om een wedstrijdje te fluiten en zegt respondent R-H2 ook één keer benaderd te zijn door de coach of zij bij de open dag van de club iets wilde doen. Echter verteld respondent R-I1 nog nooit persoonlijk benaderd te zijn door een coach of trainer om bijvoorbeeld een wedstrijdje te fluiten of te ondersteunen bij het trainen. Mogelijk draagt de benadering ook een selectief karakter. Wellicht benaderd de trainer of coach alleen de jeugdspelers die hij geschikt acht voor vrijwilligerswerk. Het geven van een antwoord op de vraag hoe de club de jonge sporters activeerde om zich vrijwillig in te zetten voor hun club, bleek voor sommige respondenten lastig te beantwoorden. Respondent R-L2 was hier één van, hij zei tijdens het interview geen idee te hebben hoe de club vorm gaf aan het activeren van de jonge sporters. Tevens benoemde hij dat volgens hem de doelgroep jonge sporters lastig zijn om te activeren, aangezien zij de vrije tijd die zij al hebben in hun drukke leven, met beide handen aangrijpen. Het activeren van deze doelgroep kan enigszins ook lastig zijn, zie deelvraag 2.2. De vrije tijd die deze doelgroep heeft willen zij graag op andere manieren benutten. Daarom vraagt het van de actieve leden om deze jonge sporters te stimuleren. 5.4
ACTIEVE LEDEN
Tijdens de interviews hebben wij drie actieve leden gesproken. Ook hen hebben wij aangesproken aan de hand van de verschillende thema’s, namelijk beweegredenen, randvoorwaarden en het activeren van de jeugdspelers. In deze paragraaf zal hun visie op betreffende thema’s in beeld worden gebracht.
68
Respondent R-H2
37
5.4.1
BEWEEGREDENEN OM ZICH AL DAN NIET VRIJWILLIG IN TE ZETTEN
Eén van de trainers sluit zich aan bij wat de jeugdspelers noemen over de te weinig tijd en druk met school. Hij vermoed dat er weinig jongens vrijwilligerswerk doen, naast school, voetbal en betaald werk. Drie keer in de week trainen kost veel tijd en hij vermoed dat als ze daarnaast nog werken, dat ze dat liever betaald doen. Hij vertelt hier het volgende over: “(…) de maatschappelijke stages is een goede stap. Anderzijds, je moet natuurlijk wel kijken welke vrijwillige taken ze kunnen doen. Jongens van die leeftijd kunnen natuurlijk niet de kleedkamer beheren of de wedstrijdcoördinatie doen. Er zijn dus niet zoveel taken die zij kunnen doen behalve het fluiten op zaterdagen.”69 5.4.2
RANDVOORWAARDEN VOOR VRIJWILLIGE INZET
Bij de vraag aan een trainer/leider binnen V.V. de Meern, hoe vrijwilligerswerk aantrekkelijker gemaakt zou kunnen worden gaf hij het volgende aan: “ Ja, een kleine beloning is altijd mooi. Het mag simpel zijn maar toch iets meer....Gewoon iets kleins om te laten zien dat het wordt gewaardeerd dat zij zich inzetten. Zeker een aandachtspunt. 70 Een randvoorwaarde wat regelmatig werd genoemd door de jeugdspelers was persoonlijk benaderen. Respondent R-D5 geeft hier het volgende over aan: “ En misschien nog meer zichtbaarder maken hè. Bespreekbaar maken via leiders en trainers. Want ik heb nog nooit een verzoek gehad van hé spreek je jongens er op aan, over wat er allemaal mogelijk is bij bijvoorbeeld maatschappelijke stages of vrijwilligerswerk.” 5.4.3
ACTIVEREN VOOR VRIJWILLIGE INZET
Ook aan de actieve leden hebben wij gevraagd of zij op de hoogte zijn van de manieren waarop V.V. De Meern de jonge sporters informeren. ‘Nee, ik weet wel dat er een paar keer iets op de site er over terug gekomen is en dat het wel wordt aangeduid en weet je ze zijn er wel mee bezig en je merkt wel dat er hier stagiaires actief zijn, met bijvoorbeeld die Fair Play Cup en dat soort dingen. Dus er zijn wel wat dingen actief bezig, ik krijg er wel wat van mee maar echt helemaal erin zit ik er ook niet en dat is ook niet altijd makkelijk als je 1600 leden hebt, het is een hele grote club dus weet je het is ook niet makkelijk..’71 ‘Gedeeltelijk komt dat vanuit het bestuur en de leider/trainers. Die het kenbaar moeten maken, van dit jaar wordt er van jullie verwacht dat jullie minimaal twee wedstrijdjes gaan fluiten. Dus dan is het eigenlijk een mededeling.’72 De club site van V.V. De Meern wordt wederom genoemd, maar uit de tweede uitspraak blijkt dat juist het bestuur allereerst de leiders en trainers informeren over vrijwilligerswerk en/of maatschappelijke stages en zij dit kenbaar maken en communiceren met de jonge sporters binnen hun team . Echter
69
Respondent R-C5 Respondent R-D5 71 Respondent R-D5 72 Respondent R-E5 70
38
komt deze uitspraak niet overeen met wat de jonge sporters benoemen op de vraag hoe zij geïnformeerd worden over deze zaken. Daarnaast verteld respondent R-D5 dat hij nog nooit van uit het bestuur is aangestuurd om dit soort zaken kenbaar te maken, hij zegt het volgende: ‘Nee, ik heb dat nog nooit langs zien komen in een e-mailtje ofzo. Zo van ‘Hé, zou jij even willen navragen of er iemand interesse heeft in het fluiten, weet ik veel.’ Weet je, als je vanuit het bestuur wordt aangesproken zegt iemand misschien wel ja. Maar als je dit op de site zet, en negen van de tien niet eens op de site kijken, of in de clubkrant, wat jij en ik zouden lezen, maar die jongeren lezen dat niet hoor.’ Volgens respondent R-E5 werkt persoonlijke benadering in het activeren. ‘Persoonlijk contact is wel heel belangrijk. Ik doe wat voor jou, kan jij dat wat terug doen.’ Respondent R-C5 zegt het volgende over de benadering: ‘Ik moet zeggen dat deed ik toen op eigen titel als trainer zijnde om ze daarvoor te benaderen. Maar ik denk dat op dat vlak nog iets beter kunnen profileren of duidelijk kunnen maken aan de jongens. Misschien dat een aantal jongeren niet weten dat het kan. Ofschoon in de aanmeldingen altijd we, gezien de capaciteit voor de cursussen die we hebben, wel bevorderlijk is. We moeten zelfs een selectie maken, hoewel ik niet weet of dat dit jaar ook is. Maar het zou kunnen zijn dat we daar nog ietsjes meer bekendheid aan moeten geven binnen de vereniging.’ Respondent R-C5 zegt de jonge sporters juist te stimuleren, want de club wilt graag dat de eigen jongens die nu bij de club voetballen, later misschien ook trainer zijn. ‘Als je je eigen trainers kan opleiden is natuurlijk hartstikke leuk. Dat is ook voor scheidsrechters zo. (..) En dan hopen we dat de jongeren na zo’n stage eigenlijk denken ‘ het dat scheidsrechteren of trainen vind ik eigenlijk wel leuk’ en dat ze zo blijven hangen.’
39
6: Conclusie Er is onderzoek gedaan naar beweegredenen, randvoorwaarden en het activeren van jeugdspelers tot het verrichten van vrijwillige taken binnen de voetbalclub V.V. de Meern. De doelstelling van het onderzoek is om een beter zicht te krijgen op de beweegredenen van jongeren om zich vrijwillig in te zetten voor de club zodat in beeld gebracht wordt waar de mogelijkheden van de club zich bevinden om vrijwilligerswerk aantrekkelijk te maken voor jonge sporters. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Waar liggen volgens jeugdleden en kader van de vereniging de mogelijkheden van de club om vrijwilligerswerk aantrekkelijk te maken voor jonge sporters? De club zet een aantal middelen in om vrijwilligerswerk aantrekkelijk te maken voor de jonge sporters. Allereerst worden de jeugdleden voorzien van informatie omtrent de mogelijkheden hierin. Zo is het verschaffen van informatie op de website van de club een manier waarop V.V. de Meern jeugdleden wil voorzien in de behoefte aan informatie. Ook het plaatsen van informatie in de club krant die vaak in de kantine te vinden is, informatie plaatsen in de maandelijkse nieuwsbrief, e-mails sturen en de persoonlijke benadering zijn methoden die V.V. de Meern in zet om haar jeugdleden te bereiken. Echter komt uit de interviews naar voren dat de meest voorkomende manier van informeren ligt aan onderlinge contacten binnen de club. De informatie gaat van mond tot mond. Hier heeft de club dus enorme baat bij. Activeren van deze doelgroep rondom het vrijwillig inzetten voor de club kan lastig zijn, aangezien de doelgroep in hun vrije tijd liever andere dingen doen in plaats van vrijwilligerswerk. Echter zal persoonlijke benadering het activeren bevorderen. Als er gekeken wordt naar wat jeugdspelers verwachten omtrent de informatievoorziening is de deze op dit moment niet adequaat ten behoeve van de behoeften die jeugdspelers dragen. Denk aan de Social media van tegenwoordig. Als je op zoek bent naar jongeren is het belangrijk om de jongerenkanalen te gebruiken om ze te bereiken. Het onderzoek resulteert dat de aantal beschikbare vrijwillige taken die uitgevoerd kunnen worden door jeugdleden, minimaal aanwezig zijn. Daarnaast is uit de resultaten van het onderzoek gebleken dat het voor het merendeel van de jeugdleden onduidelijk is met wie zij contact moeten leggen wanneer zij eventuele vrijwillige taken op zich wil nemen. Om dit helder te krijgen en vrijwilligerswerk op deze manier aantrekkelijk te maken is het van belang dat er een contactpersoon aangesteld wordt die zich bezig houdt met de vrijwillige taken voor jeugdleden. Het liefst een jong iemand die kennis heeft van de jongerenwereld of deze kennis kan verkrijgen, om dit vervolgens in te zetten voor de werving van en contact met de jongeren. De jongeren stellen verschillende randvoorwaarden willen zij zich vrijwillig inzetten bij V.V. De Meern. In hoofdstuk 2.6, een onderdeel van het theoretische kader, benoemde wij al het thema FACETVOL. Als er gekeken wordt naar de beweegredenen van jonge sporters om zich al dan niet vrijwillig gaan inzetten voor hun club, moet vrijwilligerswerk volgens het trendrapport naar jongeren en vrijwilligerswerk73, FACETVOL zijn. Dat wil zeggen Flexibel, Aansprekend, Concurrerend, Ervaringen, Toegankelijk, Variatie, Organisatie en ook Lachen.74 Een aantal van deze facetten zagen wij ook terug in de resultaten. Jongeren stellen als randvoorwaarde dat zij plezier hebben in hun taken. Momenteel 73 74
Heinsius, j., Heijnk, A. & Lassen, B.(2001) pag. 12 Boutellier, H. (2004) pag. 12
40
ervaren zij voornamelijk veel plezier in vrijwilligerswerk door de jongste sporters te fluiten of trainen. Door plezier te beleven aan de vrijwilligerstaken, is het een positieve ervaring voor de jongeren. Een andere randvoorwaarde is ruimte in hun dagelijks leven voor vrijwilligerswerk. Zij zien gezien de indeling van hun dagelijks leven, school/bijbaan/vrije tijd/sport, weinig ruimte voor vrijwilligerswerk. Het trainen of fluiten van een team kost erg veel tijd. Wanneer het gaat om een aantal uren vrijwilligerswerk in de maand, is hier wel genoeg ruimte voor. Waardering word door de jongeren ook genoemd als randvoorwaarde. Ondanks dat het gaat om onbetaalde taken uitvoeren, vinden ze het belangrijk dat ze toch waardering krijgen vanuit de club. Dit kan door middel van iets kleins, zoals een AA’tje of een patatje na de wedstrijd. De laatste randvoorwaarde die werd genoemd was benaderen en informatievoorziening. De respondenten gaven aan dat ze het belangrijk vonden om de juiste informatie te krijgen, en op tijd. Hierbij benoemde ze dat ze het fijn vinden om mailcontact te hebben (ipv telefonisch) en dat ze een tijdige respons krijgen. Ook benoemden ze dat ze vaak op de site kijken. Ook zou de club hier beter op in kunnen spelen om de informatievoorziening te optimaliseren. Daarnaast gaven de respondenten aan dat ze persoonlijk benaderen een belangrijke randvoorwaarde vonden. Bij persoonlijke benadering zullen zij zich ook eerder inzetten voor vrijwilligerswerk dan via internet. Het persoonlijk benaderen is een onderdeel van de pedagogische civil society. Ook V.V. de Meern maakt onderdeel uit van de pedagogische civil society. Buiten het uitoefenen van de sport voetbal, worden ook sociale netwerken uitgebreid en wordt er een beroep gedaan op het verantwoordelijkheidsgevoel betreffende samenwerking. Trainers, begeleiders en coördinatoren kunnen hier een positieve bijdrage aan leveren door de jongeren persoonlijk te benaderen voor vrijwilligerswerk. De randvoorwaarden die de jeugdleden benoemen gedurende dit onderzoek, resulteren al gauw in beweegredenen om zich al dan niet vrijwillig in te zetten. Opvallend is dat de jeugdspelers vrijwel allemaal beweegredenen benoemen om zich wel vrijwillig in te zetten. Het kennis overdragen van eigen spel is hier één van. Maar ook het helpen van mensen, andere teams leren kennen, een bijdrage leveren een de sfeer binnen de club en meer mensen leren kennen, worden regelmatig benoemd als beweegredenen om zich wel vrijwillig in te zetten. Toch blijkt dat het hebben van te weinig tijd een beweegreden is die meer prioriteit draagt om zich niet vrijwillig in te zetten. Daarnaast benoemen jeugdleden ook dat de tijd die ze naast school, sport en vrije tijd, over hebben zij liever invullen met betaald werk. Sociale activiteiten zullen bekostigd moeten worden en zoals van Rossum75 benoemd in zijn artikel over vrijwillige inzet onder jongeren, hanteren jongeren tegenwoordig een doorgaans kostbare levensstijl die bekostigd moet worden. Een aantal jeugdspelers benoemd tevens ook dat zij zichzelf nog te jong vinden voor vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk is volgens hen iets wat je doet als je ouder bent en tijd over hebt. Jeugdleden ervaren dus dat ze geen tijd over hebben voor vrijwilligerswerk. Zoals eerder benoemd blijkt dat de persoonlijke benadering vrijwillige inzet meer aantrekkelijk maakt. De bereidheid van vrijwillige inzet valt of staat met persoonlijke benadering. Als jongeren persoonlijk benaderd worden met de vraag of zij zich willen inzetten voor de club, is de kans aanwezig dat zij zich gevleid zullen voelen, wat resulteert in enthousiasme en inzet. Concluderend kan gezegd worden dat de club over genoeg middelen bezit om vrijwilligerswerk aantrekkelijk te maken, echter moet er nog veel gebeuren wil men meer jeugdleden werven voorvrijwillige inzet.
75
Van Rossum. (1999) pag. 42-45
41
7: Aanbevelingen In dit hoofdstuk worden aanbevelingen besproken die er toe zouden kunnen leiden dat het aantal jeugdspelers dat dit zich vrijwillig inzet voor de club, vergroot wordt. De aanbevelingen zijn niet bedoeld als kritiek, maar als aandachtspunten die mogelijk invloed zouden kunnen uitoefenen op de stijging van het aantal jeugdleden dat zich vrijwillig inzet. 7.1
INTRODUCTIE VRIJWILLIGE INZET
Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat het merendeel van de geïnterviewden respondenten nauwelijks of niet geheel bekend is met het aanbod betreffende vrijwilligerswerk. Met name jeugdspelers, maar ook trainers en leiders, geven aan nauwelijks op de hoogte te zijn van de mogelijkheden tot het uitvoeren van vrijwillige taken. Ook geven jeugdleden aan dat de website van V.V. de Meern geen antwoord biedt op hun eventuele vragen over vrijwilligerswerk en bijbehorende taken. Vanuit het perspectief dat geschetst wordt in de conclusie betreffende Social Media, wordt er aanbevolen om vrijwilligerswerk en bijbehorende taken gerichter te introduceren op de website van V.V. de Meern. Belangrijk is om in dit geval in te spelen op de doelgroep door het voor hen aantrekkelijk te maken. Denk hierbij aan de lay- out, visueel introduceren door middel van foto’s en plaatjes die wellicht de aandacht van de jeugdleden zullen trekken. Het gebruik van film en/of foto testimonials van jongeren die zich hebben ingezet voor de club is een goede manier om jongeren te bereiken. 7.2
VISUELE INTRODUCTIE OP DE CLUB
Opvallend was dat er op V.V. de Meern één poster aanwezig is op het algemene prikbord van V.V. de Meern. Op deze poster werden de maatschappelijke stages geïntroduceerd. Aandachtspunten bij deze manier van introduceren is dan ook dat alleen de aandacht van de jeugdleden die geïnteresseerd zijn in een stage, getrokken word. Jeugdleden die zich wel vrijwillig willen inzetten, maar hun stage bijvoorbeeld al hebben voltooit, worden niet getrokken tot deze poster. Het veranderen van de poster zou mogelijk ook een uitwerking kunnen hebben omtrent het stimuleren van nieuwsgierigheid van jeugdleden. Om de kans op perceptie te vergroten zou het gunstig kunnen bijdragen als de poster om meerdere plekken de aandacht kan trekken van de jeugdspelers. De poster moet zo opgesteld zijn dat hij de aandacht pakt van de jeugdspelers. De kantine, de balie van de snackbar en de kleedkamers zouden als voorbeeld kunnen dienen als plaatsen waar deze posters geplaatst kunnen worden. Wat tevens erg belangrijk is bij deze poster is dat het tegelijkertijd ook handvatten biedt voor de jeugdspelers voor verdere actie. Op de poster moet dan ook inzichtelijk worden met wie de jeugdspelers contact kunnen opnemen wanneer zij interesse hebben. 7.3
ÉÉN CONTACTPERSOON/VASTAANSPREEKPUNT
Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat het voor het merendeel van de jeugdleden onduidelijk is met wie zij contact moeten leggen wanneer zij eventuele vrijwillige taken op zich wil nemen. De respondenten die de maatschappelijke stage volgen hebben hierover waarschijnlijk contact met de stagebegeleidster van V.V. de Meern. Het overige deel van de jeugdleden heeft hier echter geen ervaring mee. En juist ook zij zijn bereid om op een lage frequentie eventuele vrijwillige taken op zich te nemen.
42
Vanuit dit perspectief wordt er aanbevolen om één contactpersoon te introduceren die zich bezig houdt met vrijwillige taken voor jeugdleden. Het liefst een jong iemand die kennis heeft van de jongerenwereld of deze kennis kan verkrijgen, om dit vervolgens in te zetten voor de werving van en contact met de jongeren. Mogelijk kan deze taak samengevoegd worden met de taak die aanwezig is, namelijk het begeleiden van de maatschappelijke stagiaires. Ook wordt deze contactpersoon getracht contact te behouden met de jeugdleden, ze te benaderen en hun aandacht vast te houden. 7.4
INFORMATIEVOORZIENING/ COMMUNICATIE
Gevolgd op voorgaande aanbeveling geven respondenten aan dat de informatievoorziening verbeterd zou kunnen worden. Wat zij hieronder verstaan is de aandacht die geschonken wordt aan het gebruik van internet en de daarbij horende mailtjes. Met name de respons op mailcontact is hierbij van belang. Initiatief dat vanuit jongeren zelf komt is schaars en het is daarom belangrijk dat dit gekoesterd wordt en zo gauw mogelijk gevoed. Betreffend contactpersoon zou hier dan ook op kunnen inspelen door onder andere aan te geven hoe lang de responstijd bedraagt bij een vraag via de e-mail. Hij of zij kan het initiatief wat een jeugdlid laat zien, vasthouden door zo gauw mogelijk een helder maar simpel antwoord te geven op zijn of haar vraag. Vermijd hierbij moeilijke en formele woorden en houd het aantal woorden beperkt. Het moet voor de jongeren meteen duidelijk zijn wat de taken inhouden, of betreffende taken voor hem of haar bestemd is en wat er van hem of haar verwacht wordt. Communiceer daarbij ook duidelijk hoeveel tijd ze eraan kwijt zijn. 7.5
PERSOONLIJKE BENADERING
Een persoonlijke benadering heeft hier dan ook alles mee te maken. Zoals eerder benoemd is het nemen van initiatief bij jongeren voor dit soort zaken, schaars. Maar ook de jongeren die niet het initiatief zelf nemen, wil V.V. de Meern bereiken. Het onderzoek resulteert dan ook dat bereidheid valt of staat met persoonlijke benadering. Als jongeren persoonlijk benadert worden met de vraag of ze zich willen inzetten voor de club, is de kans aanwezig dat ze zich gevleid zullen voelen en enthousiast worden. Betreffende contactpersoon, benoemd in paragraaf 3.4, zou ook deze taak op zich kunnen nemen. 7.6
WERKEN DOOR EN MET JONGEREN
Jongeren willen graag met andere jongeren werken. Het werken met leeftijdsgenoten is voor de jeugdspelers belangrijk. Buiten het feit dat het gezellig is, geven jeugdspelers ook aan dat het minder eng is. Samen een wedstrijd fluiten, de F-pupillen trainen of vrijwillige taken rondom een voetbalclinic op zich nemen, is een stuk minder spannend voor jeugdspelers dan dat ze dit alleen moeten doen. De onzekerheid die jongeren mogelijk kunnen ervaren van het alleen naar een wedstrijd gaan om te fluiten, zou mogelijk al kunnen constitueren in afhaken. Door werkzaamheden aan te bieden die jeugdspelers samen kunnen uitvoeren, zorg je er voor dat het ook voor hen een prettige ervaring wordt. 7.7
FREQUENTIE VRIJWILLIGERSTAKEN
Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat respondenten een druk dagelijks leven ervaren. Ze gaan naar school, doen aan een sport, doen betaald werk en willen daarbij ook nog vrije tijd voor sociale contacten. Vrijwilligerswerk past dan ook in eerste instantie niet in het plaatje van de jongeren op dit moment. Belangrijk lijkt het ons dan ook om te kijken naar de frequentie waarin je vrijwillige taken aanbied en jongeren voor werft. Een jongeren die een oproep ziet voor het om de week een
43
wedstrijd van de E- pupillen zal, wat blijkt uit ons onderzoek, minder gauw reageren op deze oproep. Een oproep die aangeeft dat het fijn zou zijn als ze één keer in de maand een wedstrijd van de Epupillen fluiten, zal voor de jeugdspelers een stuk aantrekkelijker worden. Ook adviseren wij om jongeren die zich vrijwillig inzetten, niet elke week te benaderen voor andere vrijwillige taken. Wij verwachten dat het vaak benaderen van dezelfde jeugdleden uiteindelijk zal resulteren in afhaken. Wanneer jeugdspelers vaak benaderd worden voor vrijwillige taken die buiten de taken vallen die ze al vrijwillig doen, zullen zij eerder het gevoel krijgen dat ze niet genoeg doen voor de club. Dit zal uiteindelijk zijn uitwerking hebben op het plezier en enthousiasme waarmee jeugdspelers hun vrijwillige taken uitvoeren. 7.8
WAARDERING
Jongeren hebben een bewuste keuze gemaakt om vrijwilligerswerk te doen en zich op dat moment niet in te zetten voor betaald werk. Een kleine beloning in de vorm van een bioscoopbon of een soortgelijke beloning kan het gevoel gewaardeerd te worden versterken bij de jongeren en de commitment vergroten. Waardering wordt door de jeugdspelers dan ook vaak benoemd in de interviews. Deze aanbeveling is dan ook meer stimulerend van aard. Hiermee wordt bedoeld dat de jeugdspelers absolute waardering ervaren door V.V. de Meern. Zij vertellen dat ze altijd bedankt worden, dat ze vaak een AA’tje of broodje krijgen en dat ze aan het einde van het seizoen verrast worden door een VVV- bon of bioscoopbon. Jeugdspelers voelen zich hierdoor belangrijk en ervaren hierdoor kan hun inzet van belang is, zowel voor de club zelf als voor de sfeer en verbondenheid van de voetbalclub. Wij adviseren V.V. de Meern dan ook om absoluut deze manier van belonen voort te zetten, juist wanneer je nieuwe vrijwilligers wilt werven. Consequent aanbeiden van kleine beloningen resulteert in een gevoel van waardering, dat juist deze jongeren nodig hebben om vrijwilligerswerk voort te kunnen zetten. 7.9
BETREKKEN VAN TRAINERS/ LEIDERS
Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat niet alle trainers en leiders op de hoogte zijn van de vrijwillige taken die wellicht door jeugdspelers ingevuld kunnen worden. Tevens twijfelen menig trainer en leider over de zin van het uitvoeren van vrijwillige taken door jeugdspelers. Juist trainers en leiders zijn de personen die de jeugdspelers kunnen motiveren en activeren tot het uitvoeren van vrijwillige taken. Trainers zijn vertrouwd voor jeugdspelers, zij kennen elkaar goed en weten wat ze aan elkaar hebben. Uiteindelijk verwachten wij dan ook dat deze relatie zou kunnen resulteren tot bereidheid van jeugdleden om zich vrijwillig in te zetten. Wanneer de trainer aan hen vraagt of zij aankomende zaterdag een wedstrijd willen fluiten, verwachten wij dat jeugdspelers hier sneller over na zouden gaan denken dan dat ze een oproep zien op de website. Belangrijk is dan echter wel dat trainers en leiders niet alleen over de juiste informatie beschikken, maar dat zij ook de motivatie van het vrijwillig inzetten kunnen dragen en dat vervolgens inzetten om hun jeugdleden te activeren. Wij adviseren V.V. de Meern dan ook om een informatieavond te verzorgen waarin je niet alleen informatie verstrekt aan trainers en leiders over vrijwillige inzet van jeugdleden, maar waar je ook een discussie aan kan gaan omtrent knelpunten die trainers en leiders wellicht inbrengen. Het doel van deze avond zal uiteindelijk zijn dat je als ‘team’ de motivatie om jeugdspelers vrijwillig in te zetten, kunt dragen. Wij verwachten dat dit uiteindelijk zal resulteren in enthousiasme en juist enthousiasme is een gevoel dat je kan overbrengen en daarmee zorg je dat je jeugdspelers wellicht kunt activeren.
44
7.10
AANBEVELING VERVOLGONDERZOEK
Naar aanleiding van het verrichte onderzoek, zijn er een aantal opvallende zaken aan bod gekomen. Dit zijn aspecten die zeer relevant zijn voor het activeren van jeugdleden als het gaat om vrijwilligerswerk en die mogelijk in een vervolgonderzoek onderzocht kunnen worden. Door deze onder de aandacht te brengen en te onderzoeken kan de kans vergroot worden dat V.V. de Meern op een nog efficiëntere manier jeugdleden kan activeren. Dit onderzoek is met name gebaseerd geweest op wat de beweegredenen en motieven zijn van jeugdleden om zich vrijwillig in te zetten. Tevens is er gekeken wat de randvoorwaarden voor hen zijn en in hoeverre V.V. de Meern op dit moment haar informatievoorziening verzorgd. Helder in kaart is gebracht in dit onderzoek wat jeugdleden beweegt om zich al dan niet vrijwillig in te zetten. Tevens zijn er praktische en concrete aanbevelingen opgesteld die voor V.V. de Meern als opstap kunnen dienen om haar jeugdleden nog beter te bereiken. Toch zijn wij van mening dat het organisatorisch op dit moment nog ontbreekt aan mogelijkheden om je als club volledig in te zetten als het gaat om het activeren van jeugdleden. We zien dat de omvang van V.V. de Meern aanzienlijk groot is, het ledenbestand loopt op tot de 1600 leden. Dit betekent dat volledige aandacht voor jeugdleden, volledige aandacht voor vrijwilligerswerk en de manier van aanbieden en werven van krachten hiervoor, niet geheel tot zijn recht kan komen op dit moment. V.V. de Meern heeft in dit geval handvaten aangereikt gekregen hoe zij in kunnen spelen op de behoefte en wensen van de jeugdspelers. Hoe goed V.V. de Meern haar best op dit moment doet, de organisatie is niet toereikend genoeg om de jeugdleden écht te bereiken voor wat zij verwachten en nodig hebben. Wij adviseren dan ook om in een eventueel vervolgonderzoek de nadruk te leggen op hoe de aanbevelingen vanuit dit onderzoek, ook organisatorisch ingevuld kan worden. Wat heeft V.V. de Meern nodig om de aanbevelingen die hier zijn geconcludeerd ook met volledige aandacht te implementeren in de club? Hoe ziet dat er organisatorisch uit? En waar liggen dan de gebreken, valkuilen, kansen en mogelijkheden van V.V. de Meern? Ook zou onderzocht kunnen worden over welke (karakter)eigenschappen jeugdspelers moeten bezitten om vrijwillige taken uit te kunnen voeren bij V.V. de Meern. Wellicht zijn niet alle jeugdspelers geschikt om vrijwillige taken uit te voeren, bij sommige jeugdspelers is de club al tevreden wanneer zij komen trainen en een wedstrijd spelen. Wellicht kan er nog concreter ingespeeld worden op het werven van jeugdspelers als in kaart is gebracht aan welke eigenschappen jeugdspelers zouden moeten voldoen.
45
Bronnenlijst BOEKEN Alblas, M. (2006) Maatschappelijke Stage; een MaSterlijke actie. Utrecht: CIVI Bakker et al., 1997, de Winter, 2008; Junger Tas et. al., 2008. Baarda, D.B. (2009) Dit is onderzoek. Noordhoff Uitgevers B.V. Baarda, D.B., Goede de, M.P.M., Teunissen J., (2005). Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Wolters Noordhoff bv. Baarda, D.B., Goede de, M.P.M. (2002). Methoden en technieken. Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Houten: Stenfert Kroese Bijvank, S. en Leijten, S. (2009) de schoolsportvereniging. Een onderzoek naar de continuering van de vrijwillige inzet. Utrecht Boonsta, N., Hermens, N., Koot, E. & Verhagen, S. (2011) De verbindende kracht van voetbal. Voetbalvereniging V.V. de Meern. Boutellier, H. (2004) Een sociaal jaar voor jongeren in Nederland. Ewijk, H. van, Spierings, F., Wijnen-Sponselee, R. (2007) Basisboek social work. Mensen en meedoen. Amsterdam: Uitgeverij Boom Heinsius, j., Heijnk, A. & Lassen, B.(2001) Trendrapport jongeren & Vrijwiligerswerk. Utrecht: NOV/sVM Klaver, J. (2005) Allochtonen en vrijwilligerswerk, eindrapport. Amsterdam: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) Kemper, F. (2010) Samenspel. Studies over etniciteit, integratie en sport. Bennekom: NISB. WJH Mulier instituut & Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen Mikus, A., Smit, A., Stijne, C., Overman, C. (2011) Onderzoeksrapport Fair Play Cup. Afstudeeronderzoek HU, Hogeschool Utrecht. Morée, M. de, Werdmuller Von Elgg, O., Croce, A., Schilling, A. (2011) De verbindende kracht van participatie. Afstudeeronderzoek HU, Hogeschool Utrecht Nederlands Jeugd Instituut (2010) De kracht van de pedagogische civil society. Versterking van een positieve sociale opvoed- en opgroeiomgeving. Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (2009). Maatschappelijke stage: benut de sport. Apeldoorn: Drukmotief Onderzoeksprogramma HU kenniscentrum Onderzoeksrapport fair play cup. (2011) in opdracht van: Koot, E. Project: verbinden door voetbal.
46
RMO (Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling) (1997) Uitsluitend vrijwillig?! Maatschappelijk actief in vrijwilligerswerk. Rijswijk: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Den Haag: Sdu Uitgevers Rossum, van (1999) Cool en goed voor je cv Roos, S. de (2003) Preventie in de sociaal pedagogische hulpverlening. Bussum: Uitgeverij Coutinho Verhoeven, N. (2007) Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Amsterdam: Boom Onderwijs Winter, M. de & Kroneman, M. (1998). Jeugdig gezinsbeleid. Visies van jongeren op het gezin, de opvoeding en het gezinsbeleid, en wat de overheid daarmee zou kunnen doen. Rijswijk: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
WEBSITES Website Mulierinstituut (2010) factsheet verenigingsmonitor 2009 http://www.mulierinstituut.nl/projecten/monitoringprojecten/verenigingsmonitor_panel.html Geraadpleegd op: 3 februari 2012 Website Xead http://www.xead.nl/hoe-is-voetbal-ontstaan Geraadpleegd op: 19 februari 2012 Website SCP http://www.scp.nl/Onderwerpen/J_t_m_O/Maatschappelijke_participatie Geraadpleegd op: 3 maart 2012 Website Europa Decentraal http://www.europadecentraal.nl/menu/223/Sport.html Geraadpleegd op: 3 maart 2012 Website NOCNSF http://www.nocnsf.nl/jaarverslag/2010/uitvoering-sportagenda/leven-lang-sporten/stvzspeerpunten/maatschappelijke-rolsport Geraadpleegd op: 5 maart 2012 Website Verwey Jonker Instituut http://www.verwey-jonker.nl/doc/jeugd/SPR-adviesSport.pdf Geraadpleegd op: 5 maart 2012 Website NJI http://www.nji.nl/smartsite.dws?id=116830 Geraadpleegd op: 5 maart 2012 Website NJI http://www.nji.nl/nji/projectenDownloads/allemaalopvoeders/Dekrachtvandepedagogischecivilsociet y.pdf Geraadpleegd op: 5 maart 2012
47
Website NJI http://www.nji.nl/nji/projectenDownloads/allemaalopvoeders/Dekrachtvandepedagogischecivilsociet y.pdf Geraadpleegd op: 5 maart 2012 Website Rijksoverheid, documenten en publicaties. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/maatschappelijke-stage/invoering-maatschappelijke-stage Geraadpleegd 5 maart 2012 Website Vereniging van Nederlandse gemeenten http://;www.vng.nl Geraadpleegd 5 maart 2012 Website Encyclo – Online encyclopedie http://www.encyclo.nl/begrip/beweegredenen http://www.encyclo.nl/begrip/randvoorwaarden http://www.encyclo.nl/begrip/randvoorwaarden Geraadpleegd op: 7 mei 2012 Website Dictaat Kwalitatief Onderzoek http://www.cs.ru.nl/~tomh/onderwijs/om2%20(2005)/om2_files/syllabus/kwalitatief.pdf Geraadpleegd op: 9 maart 2012 Website Reflect http://www.2reflect.nl/validiteit_en_betrouwbaarheid.htm Geraadpleegd op: 9 maart 2012
RESPONDENTEN Respondent R-A1, jeugdspeler, verbonden aan V.V. de Meern. Geïnterviewd op woensdag 2 mei 2012, in het kader van afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht/ ISW Heidelberglaan. Het interview vond plaats bij V.V. de Meern. Onderwerp van gesprek: maatschappelijke stage & vrijwillige inzet Respondent R-B1, jeugdspeler, verbonden aan V.V. de Meern. Geïnterviewd op woensdag 2 mei 2012, in het kader van afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht/ ISW Heidelberglaan. Het interview vond plaats bij V.V. de Meern. Onderwerp van gesprek: maatschappelijke stage & vrijwillige inzet Respondent R-C5, trainer/ jeugdcoördinator, verbonden aan V.V. de Meern. Geïnterviewd op donderdag 3 mei 2012, in het kader van afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht/ ISW Heidelberglaan. Het interview vond plaats bij V.V. de Meern. Onderwerp van gesprek: maatschappelijke stage & vrijwillige inzet Respondent R-D5, trainer, verbonden aan V.V. de Meern. Geïnterviewd op donderdag 3 mei 2012, in het kader van afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht/ ISW Heidelberglaan. Het interview vond plaats bij V.V. de Meern. Onderwerp van gesprek: maatschappelijke stage & vrijwillige inzet Respondent R-E5, trainer, verbonden aan V.V. de Meern. Geïnterviewd op donderdag 3 mei 2012, in het kader van afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht/ ISW Heidelberglaan. Het interview vond plaats bij V.V. de Meern. Onderwerp van gesprek: maatschappelijke stage & vrijwillige inzet
48
Respondent R-F3, jeugdspeler, verbonden aan V.V. de Meern. Geïnterviewd op maandag 7 mei mei 2012, in het kader van afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht/ ISW Heidelberglaan. Het interview vond plaats bij V.V. de Meern. Onderwerp van gesprek: maatschappelijke stage & vrijwillige inzet Respondent R-G3, jeugdspeler, verbonden aan V.V. de Meern. Geïnterviewd op maandag 7 mei mei 2012, in het kader van afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht/ ISW Heidelberglaan. Het interview vond plaats bij V.V. de Meern. Onderwerp van gesprek: maatschappelijke stage & vrijwillige inzet Respondent R-H2, jeugdspeler, verbonden aan V.V. de Meern. Geïnterviewd op maandag 7 mei mei 2012, in het kader van afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht/ ISW Heidelberglaan. Het interview vond plaats bij V.V. de Meern. Onderwerp van gesprek: maatschappelijke stage & vrijwillige inzet Respondent R-I1, jeugdspeler, verbonden aan V.V. de Meern. Geïnterviewd op maandag 7 mei mei 2012, in het kader van afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht/ ISW Heidelberglaan. Het interview vond plaats bij V.V. de Meern. Onderwerp van gesprek: maatschappelijke stage & vrijwillige inzet Respondent R-J1, jeugdspeler, verbonden aan V.V. de Meern. Geïnterviewd op dinsdag 15 mei 2012, in het kader van afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht/ ISW Heidelberglaan. Het interview vond plaats bij V.V. de Meern. Onderwerp van gesprek: maatschappelijke stage & vrijwillige inzet Respondent R-K3, jeugdspeler, verbonden aan V.V. de Meern. Geïnterviewd op woensdag 16 mei 2012, in het kader van afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht/ ISW Heidelberglaan. Het interview vond plaats bij V.V. de Meern. Onderwerp van gesprek: maatschappelijke stage & vrijwillige inzet Respondent R-L2, jeugdspeler, verbonden aan V.V. de Meern. Geïnterviewd op woensdag 16 mei 2012, in het kader van afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht/ ISW Heidelberglaan. Het interview vond plaats bij V.V. de Meern. Onderwerp van gesprek: maatschappelijke stage & vrijwillige inzet De resultaten van de respondenten zijn op te vragen bij de onderzoekers.
49
Bijlage(n) I.
BIJLAGE : EVALUATIE ONDERZOEK
Het onderzoek Vanuit de Hogeschool Utrecht wordt er ook onderzoek gedaan naar de vrijwillige inzet op een andere voetbalvereniging, namelijk bij Zwaluwen Utrecht 1911. Samen met de student die zich verhouden tot het onderzoek bij deze voetbalvereniging, hebben wij de onderzoeksopzet opgesteld. Hier is voor gekozen zodat de uiteindelijke resultaten met elkaar vergelijkbaar zullen zijn. De hoofdvraag van het onderzoek was door het lectoraat van de Hogeschool Utrecht al opgesteld. Echter kwamen wij er, gedurende het onderzoek, achter dat de hoofdvraag niet alle vragen omvatte waar het lectoraat in samenwerking met de voetbalverenigingen antwoord op wilde hebben. Om deze reden hebben een consult gehouden waarbij de opdrachtgever en beide uitvoerende studenten bij elkaar kwamen om over de hoofdvraag te discussiëren. Uiteindelijk is een nieuwe hoofdvraag ontstaan, namelijk de hoofdvraag die in dit onderzoek is weergegeven. Na veel gepuzzel, discussies en veranderingen, is de onderzoekopzet een mooi en heldere start geworden van ons onderzoek. Informatievoorziening Om de respondenten uit te kunnen nodigen was het belangrijk om informatie te krijgen, zoals namen en e-mailadressen. Helaas verliep deze voorziening niet zoals verwacht. We kregen per groep een aantal namen doorgegeven met daarbij een bestand waarin 1.600 losse e-mailadressen opgenomen waren. Helaas bevatte dit bestand niet bij elk e-mailadres een naam wat betekende dat we aan de hand van de namen, een e-mailaders moesten koppelen. Aangezien we hier praten over jongeren, was dit niet erg gemakkelijk om te doen. Veelal kwamen we e-mailadressen tegen als ‘FcUtrechtrules@...’ of ‘kusjekusje@...’ Het heeft ons dan ook veel tijd en energie gevraagd om uiteindelijk een aantal van zesenveertig respondenten uit een totaal van 1.600 met e-mailadressen aan elkaar te koppelen. Helaas was het ook niet mogelijk om uit deze aangereikte gegevens meer respondenten te werven dan betreffende zesenveertig. Interviews Omdat het onderzoek een kwalitatief onderzoek betreft, moesten de hoofd- en deelvragen beantwoord worden door derden, in dit geval de jeugdspelers, trainers en leiders. Een week lang zijn er vier dagen interviews gehouden op V.V. de Meern. Helaas bleek dat veel respondenten niet zijn ingegaan op onze uitnodiging voor een gesprek. Dit hield in dat wij voor nog eens twee weken, drie extra avonden hebben ingepland om interviews te houden op V.V. de Meern. De jeugdleden en trainers die wel aanwezig waren op betreffende dag en tijdstip, hebben goed meegewerkt met ons onderzoek en van hen hebben we dan ook bruibare informatie kunnen vertrekken. Wat al gauw bleek bij het uitnodigen van de respondenten is dat de gegevens die wij ontvangen hadden, oude gegevens betrof. Dat betekende dat wij respondenten benaderd hebben die al langere tijd niet meer voetballen bij V.V. de Meern. Ook hebben wij trainers uitgenodigd waarvan het gehele team een jaar eerder al opgeheven was. Daarnaast waren veel jeugdspelers in de loop van tijd een team hoger gaan spelen. Dit betekende dat de data en tijd die wij gebaseerd hebben op hun trainingsdagen, niet meer over kwamen. We hebben
50
jeugdspelers uitgenodigd op dagen dat zij helemaal geen training hadden. Juist deze spelers kwamen de eerste vier dagen niet opdagen. Opnieuw hebben wij veel tijd energie moeten stoppen in het herstellen van de informatiegegevens. Uiteindelijk hebben wij opnieuw een percentage van betreffende zesenveertig respondenten uit kunnen nodigen met de juiste trainingstijden. Al met al bracht dit wel enige spanning met zich mee, gezien het feit dat het relatief veel energie en tijd heeft gekost. Wat ons verder opviel bij de interviews is dat de topiclijsten, vooraf opgesteld, niet altijd genoeg aansloot bij de jeugdleden. Veel jeugdleden snapte de vraagstelling niet, waardoor de antwoorden die zij gaven ons onvoldoende informatie verstrekte. Dit maakte dat wij de vraag nogmaals stelden op een andere manier en uiteindelijk bij de informatie kwamen die wij graag wilde ontvangen. Toch blijkt hieruit wel dat de topiclijsten absoluut hun gebreken hadden tijden het interviewen. Onderzoeksrapport Het coderen en labelen van de onderzoeksgegevens ging ons goed af. De hoofd- en deelvragen zijn beantwoord door de verkregen informatie van de interviews in combinatie met het literatuur vooronderzoek. Wat ons echter wel opviel bij het uitwerken van de deelvragen is dat de eerste twee deelvragen enigszins lastig van elkaar zijn te onderscheiden. Beide de doelgroep jongeren komen beweegredenen en randvoorwaarden toch aardig dicht bij elkaar in de buurt. Gebleken is dan ook dat jongeren eigenlijk nauwelijks een goede scheiding kunnen maken tussen hun beweegredenen en de voorwaarden die ze daaraan koppelen. Voor hen is hun beweegredenen al een voorwaarden. Dit hebben wij vooraf niet overzien en daar hebben we dan ook in het beantwoorden van de deelvragen mee zitten worstelen. Uiteindelijk denken wij dat wij een goede scheiding hebben kunnen maken tussen beide deelvragen. Doelstelling van het onderzoek De doelstelling van het onderzoek is heel helder beschreven in de onderzoeksopzet. Toch merken wij gedurende de interviews en de uitwerking hiervan, dat er enige kanttekeningen geplaatst mogen worden bij het doel van dit onderzoek. Het valt ons op dat V.V. de Meern wellicht meer van hun jeugdspelers verwacht dan dat zij kunnen bieden. We praten in dit onderzoek vaak over vrijwillige taken, maar eigenlijk liggen deze niet zo ver uiteen. Voor jeugdleden van de leeftijd tot 18 jaar oud, is er eigenlijk alleen de mogelijkheid om de cursus scheidsrechter te volgen en wedstrijden vrijwillig te fluiten. Verder zijn er altijd nog de projecten en clinics waar vrijwillige jeugdleden deel van uit kunnen maken, maar een structurele bijdrage van jeugdspelers zal niet de verwachting mogen en kunnen zijn op dit moment. Samenwerking en begeleiding We hebben de samenwerking en begeleiding als zeer prettig ervaren. Met z’n drieën hebben we nauw samengewerkt en daarin stel je verwachtingen aan elkaar. Wij denken dat we een goed onderzoeksteam hebben gevormd en dat het uiteindelijke resultaat, het rapport en product, een product is van deze goede samenwerking. Daarnaast is de samenwerking met en begeleiding door Inge Scheijmans en Carine Grootenboer, prettig en effectief verlopen. De discussies, vele consulten en het samen denken over lastige vraagstukken maakt dat dit onderzoek uiteindelijk op de juiste manier uitgevoerd kon worden en dat het resultaat, hopelijk, mag aansluiten bij de verwachtingen van het Lectoraat en V.V. de Meern.
51
II.
BIJLAGE : TOPICLIJSTEN PER REPONDENTENGROEP
Doelgroep: Jeugdspelers die hun maatschappelijke stage hebben afgerond en zich vervolgens al dan niet vrijwillig blijven inzetten voor V.V. de Meern
Topiclijst: Respondent 1 1. Zet je je op dit moment vrijwillig in voor de club? ja nee Leeftijd: ………… jaar Geslacht: m / v 2. Maatschappelijke stage hulpvragen: Welke maatschappelijke stage heb je gedaan? Wat maakt dat jij voor deze maatschappelijke stage hebt gekozen? Wat houdt een maatschappelijke stage in volgens jou? Wat vond je het leukste aan je maatschappelijke stage? Vond je ook iets lastig? Wat heb je geleerd? Zou je opnieuw kiezen voor deze maatschappelijke stage? Hierop doorvragen 3. Invloed maatschappelijke stage hulpvragen: Wat heb je meegenomen vanuit je maatschappelijke stage? Heb je iets geleerd tijdens je stage wat je ook op de club gebruikt? Heb je je maatschappelijke stage weleens besproken met vrienden of familie (thuis) Hierop doorvragen 4. Vrijwilligerswerk hulpvragen: Wat is vrijwilligerswerk volgens jou? Is er op de club vrijwilligerswerk? Wat gebeurt er aan vrijwilligerswerk op de club? Vind je dat belangrijk dat er mensen zijn die vrijwilligerswerk op de club doen? Ken jij mensen die vrijwilligerswerk doen? Wat vind je van vrijwilligerswerk? Hierop doorvragen 5. Informeren hulpvragen: Hoe ben je geïnformeerd dat je bij de club de maatschappelijke stage kon lopen? Hoe wordt je door je club nu op de hoogte gehouden over bijvoorbeeld vrijwilligerswerk, projecten? Of misschien niet? Vind je het interessant om informatie te weten van je club over deze zaken?
52
Wanneer vind je informatie interessant? Ben je tevreden over de informatievoorziening? Hierop doorvragen
6. Activeren hulpvragen: Wat doet de club om jouw te activeren om bepaalde taken uit te voeren? Wat vind je hiervan? Wat zou de club kunnen doen, om jou beter te bereiken? Heb je interesse om actief te worden binnen de club? Zo niet, hoe zou de club jouw interesse kunnen wekken? Hierop doorvragen 7. Randvoorwaarden hulpvragen: Wat maakt dat jij je in zet voor de club? Moet daar iets tegenover staan? Zo ja wat? Wat is de meerwaarde van vrijwilligerswerk in jouw dagelijks leven? Of waarom zet jij je niet vrijwillig in voor de club? Wat houdt jij tegen om je niet in te zetten? Stel wij mogen de club tips en adviezen geven over wat zij moeten doen om te zorgen dat jij hier vrijwilligerswerk gaat doen? Wat zou dat dan zijn? Wat zou de club kunnen doen/of bieden om toch te zorgen dat jij vrijwilligerswerk gaat doen op de club? Hierop doorvragen
53
Doelgroep: Jeugdspelers die geen deel hebben genomen aan het volgen van een maatschappelijke stage bij V.V. de Meern en zich tevens niet vrijwillig inzetten voor V.V. de Meern
Topiclijst: respondent 2 1. Zet je je op dit moment vrijwillig in voor de club? ja nee Leeftijd: ………… jaar Geslacht: m / v 2. Maatschappelijke stage hulpvragen: Heb jij al een maatschappelijke stage gelopen? Zo ja, waar en wat zijn jou ervaringen hiermee? Hoe is die stage jou bevallen en wat heb je hiervan geleerd? Wat maakt dat jij voor die stage hebt gekozen? Heb jij wel overwogen om je maatschappelijke stage op de voetbalclub te doen? Ben jij op de hoogte van de maatschappelijke stages binnen de club? Heb jij de maatschappelijke stage wel eens besproken met vrienden of familie? Hebben vrienden van jou wel een maatschappelijke stage gevolg? Zo ja wat vind je hier van? Wat maakt dat jij geen maatschappelijke stage hebt gevolgd op de club? Waar heb jij je maatschappelijke stage dan wel gevolgd? Wat vond je hiervan en wat heb je ervan geleerd? Wat vond je cool/minder cool aan je maatschappelijke stage? Zou je deze stage nogmaals doen? Hierop doorvragen 3. Vrijwilligerswerk hulpvragen: Wat is vrijwilligerswerk volgens jou? Is er op de club vrijwilligerswerk? Wat gebeurt er aan vrijwilligerswerk op de club? Vind je dat belangrijk dat er mensen zijn die vrijwilligerswerk op de club doen? Ken jij mensen die vrijwilligerswerk doen? Wat vind je van vrijwilligerswerk? Hierop doorvragen 4. Informeren hulpvragen: Hoe ben je geïnformeerd dat je bij de club de maatschappelijke stage kon lopen? Hoe wordt je door je club nu op de hoogte gehouden over bijvoorbeeld vrijwilligerswerk, projecten? Of misschien niet? Vind je het interessant om informatie te weten van je club over deze zaken? Wanneer vind je informatie interessant? Ben je tevreden over de informatievoorziening? Hierop doorvragen
54
5. Activeren hulpvragen: wat doet de club om jouw te activeren om bepaalde taken uit te voeren? Wat vind je hiervan? Wat zou de club kunnen doen, om jou beter te bereiken? Heb je interesse om actief te worden binnen de club? Zo niet, hoe zou de club jouw interesse kunnen wekken? Zou je iets anders binnen de club willen doen dan voetballen? Hierop doorvragen 6. Randvoorwaarden hulpvragen: Wat maakt dat jij je niet vrijwillig in zet op de club? Moet daar iets tegenover staan? Zo ja wat? Wat is de meerwaarde van vrijwilligerswerk in jouw dagelijks leven? Wat houdt jij tegen om je niet in te zetten? Stel wij mogen de club tips en adviezen geven over wat zij moeten doen om te zorgen dat jij hier vrijwilligerswerk gaat doen? Wat zou dat dan zijn? Wat zou de club kunnen doen/of bieden om toch te zorgen dat jij vrijwilligerswerk gaat doen op de club? Wanneer wordt het voor jou uitdagend om vrijwilligerswerk te verrichten? Zou vrijwilligerswerk jou wat opleveren? Wat zou je er verder aan hebben? Hierop doorvragen
55
Doelgroep: Jeugdspelers die op dit moment bezig zijn met het volgen van hun maatschappelijke stage bij V.V. de Meern Topiclijst: respondent 3 1. Zet je je op dit moment vrijwillig in voor de club? ja nee Leeftijd: …………………….. jaar Geslacht: m / v 2. Maatschappelijke stage hulpvragen: Met welke maatschappelijke stage ben jij nu bezig? Wat maakt dat jij hebt gekozen voor deze maatschappelijke stage? Wat houdt een maatschappelijke stage in volgens jou? Wat vind je het leukste aan je maatschappelijke stage? Vind je ook iets lastig? Wat leer je tijdens deze maatschappelijke stage? Zou je opnieuw kiezen voor deze maatschappelijke stage Hierop doorvragen 2. Invloed maatschappelijke stage hulpvragen: Wat denk je nog te gaan leren tijdens deze maatschappelijke stage? Gebruik jij de dingen die je leert tijdens deze stage ook bijvoorbeeld ook op de club of in andere situaties? Heb je je maatschappelijke stage weleens besproken met vrienden of familie (thuis)? Hierop doorvragen 3. Vrijwilligerswerk hulpvragen: Wat is vrijwilligerswerk volgens jou? Is er op de club vrijwilligerswerk? Wat gebeurt er aan vrijwilligerswerk op de club? Vind je dat belangrijk dat er mensen zijn die vrijwilligerswerk op de club doen? Ken jij mensen die vrijwilligerswerk doen? Wat vind je van vrijwilligerswerk? Hierop doorvragen 4. Informeren hulpvragen: Hoe ben je geïnformeerd dat je bij de club de maatschappelijke stage kon lopen? Hoe wordt je door je club nu op de hoogte gehouden over bijvoorbeeld vrijwilligerswerk, projecten? Of misschien niet? Vind je het interessant om informatie te weten van je club over deze zaken? Wanneer vind je informatie interessant? Ben je tevreden over de informatievoorziening? Hierop doorvragen
56
5. Activeren hulpvragen: Wat doet de club om jouw te activeren om bepaalde taken uit te voeren? Wat vind je hiervan? Wat zou de club kunnen doen, om jou beter te bereiken? Heb je interesse om vrijwillig actief te worden binnen de club? Zo niet, hoe zou de club jouw interesse kunnen wekken? Hierop doorvragen 6. Randvoorwaarden hulpvragen: Wat is de meerwaarde van vrijwilligerswerk in jouw dagelijks leven? Wat maakt dat jij je niet vrijwillig inzet voor de club? Wat houdt jou tegen om je niet in te zetten? Stel wij mogen de club tips en adviezen geven over wat zij moeten doen om te zorgen dat jij hier vrijwilligerswerk gaat doen? Wat zou dat dan zijn? Hierop doorvragen
57
Doelgroep: Actieve leden bij V.V. de Meern Topiclijst: respondent 5 1. Zet je je op dit moment vrijwillig in voor de club? ja nee Leeftijd: …………………….. jaar Geslacht: m / v 2. Maatschappelijke stages hulpvragen: Heb jij spelers in je team die een maatschappelijke stage bij de club hebben gevolgd? Merk je dat die spelers het hebben over de maatschappelijke stage, beïnvloeden zij elkaar? Hebben de spelers in jou team het vaak over de maatschappelijke stages met jou? Zie je groei en ontwikkeling nadat zij deze maatschappelijke stage hebben afgerond? Hoe denk jij over deze maatschappelijke stages binnen de club, wat zou de meerwaarde zijn? Hierop doorvragen 3. Vrijwilligerswerk hulpvragen: Vind je dat belangrijk dat jongeren vrijwilligerswerk verrichten? Ken jij mensen die vrijwilligerswerk doen? Wat vind je van vrijwilligerswerk? Doen er spelers uit jou team aan vrijwilligerswerk op de club? Hierop doorvragen 4. Informeren hulpvragen: Hoe worden volgens jou jonge spelers geïnformeerd omtrent vrijwilligerswerk? In hoeverre werkt deze manier van informeren? Ben je tevreden over de informatievoorziening? Wat gaat er goed/minder goed? Hierop doorvragen 5. Activeren hulpvragen: Activeer jij jou spelers om vrijwilligerswerk te doen? Wat doet de club (bestuur) om zijn jonge spelers te activeren? Op welke manier kan de club de jonge spelers het beste activeren, volgens jou? Hierop doorvragen 6. Randvoorwaarden hulpvragen: Stel wij mogen de club tips en adviezen geven over wat zij moeten doen om te zorgen dat jonge spelers hier vrijwilligerswerk gaan doen? Wat zou dat dan zijn? Wat zou de club kunnen doen/of bieden om te zorgen dat het meer aansluit bij de behoeften/wensen van de jonge spelers? Hierop doorvragen
58