Sociaal beleidskader gemeente Oirschot Lokale beleidskaders voor de decentralisatie Jeugdzorg, overheveling AWBZ naar Wmo, de invoering van de participatiewet en de Wet Passend Onderwijs.
“Voor elkaar, met elkaar, door elkaar”
1
Voorwoord
Inhoudsopgave pagina
Door wethouder
0.
Samenvatting en leidende principes
3
1.
Inleiding
5
1.1 De decentralisaties integraal benaderd 1.2 Sociaal beleidskader
5 6
2.
Sociaal domein, wat is dat?
8
3.
Doelgroepen in beeld
15
4.
3.1 Jeugd en passend onderwijs
15
3.2 Wmo/ AWBZ
20
3.3 Participatie
21
Kaders en uitgangspunten
22
4.1 Regionale kaders
22
4.2 Subregionale en lokale kaders
26
4.2.1
Algemeen
27
4.2.2
Eigen kracht en zelfredzaamheid
32
4.2.3
Maatschappelijke inzet en participatie
36
4.2.4
Integrale toegang
41
4.2.5
Organisatie van de uitvoering
51
4.2.6
Veiligheid
58
5.
Rol van de gemeente
62
6.
Regionale samenwerking
64
7.
Financiën en kwaliteitsbewaking
66
8.
Bijlagen
7.1 Financien
66
7.2 Risico’s
68
7.3 Kwaliteitsbewaking
70
Proces
72
75
2
0.
Samenvatting en leidende principes
We investeren in preventie en (vroeg-)signalering We zetten in op een samenleving waarin inwoners ‘elkaar kennen’ en waar
In onderliggend beleidskader geven we een visie en stellen we kaders en
inwoners ‘gekend worden’, op een sterke (pedagogische) civil society en
uitgangspunten vast voor de overheveling van taken in het sociale domein
op sterke basisvoorzieningen. Daarbij richten we ons op preventieve
(decentralisaties). We kiezen hierbij nadrukkelijk niet alleen voor een
ondersteuning; we willen problemen of hulpvragen zo veel
decentralisatie, maar ook voor een transformatie van het sociale domein.
mogelijk voorkomen en zijn alert op ongewenste en problematische
De decentralisaties vragen om andere werkwijzen en andere verhoudingen
ontwikkelingen, bijvoorbeeld eenzaamheid.
tussen burgers, overheden, aanbieders en het maatschappelijke veld. Op 1 januari 2015 zijn we klaar voor de overheveling van taken
We stimuleren en faciliteren zelfredzaamheid en samenredzaamheid
(decentralisaties) en leggen we de basis voor deze nieuwe verhoudingen.
We willen de zelfredzaamheid en de samenredzaamheid van mensen
De doorontwikkeling (transformatie) volgt in de jaren daarna.
stimuleren en faciliteren. Daarbij streven we naar een wisselwerking tussen informele en formele zorg. Onder andere door ondersteuning aan
We hebben daarbij het volgende ambitieniveau:
te bieden in en met behulp van de directe leefomgeving, de opvoedkracht te versterken, mensen met een beperking te stimuleren tot deelname aan de arbeidsmarkt en werkgevers te bewegen hen in dienst te
Iedere burger, ieder gezin en iedere jeugdige wordt vanaf 2015 door de gemeente Oirschot geholpen. Geen burger, gezin of jeugdige valt tussen wal en schip.
nemen, participatie, door vrijwilligers en mantelzorgers te faciliteren etc. Ondersteuning is gericht op het stimuleren van de eigen kracht van inwoners en hun netwerk. Dit vraagt om maatwerk in de ondersteuning, waarbij de inwoner centraal staat. We stimuleren dat mensen binnen hun
In het beleidskader werken we dit ambitieniveau, op basis van een aantal
eigen netwerk oplossingen zoeken voor hun problemen of hulpvragen.
integrale thema’s verder uit. We kiezen bewust voor een integrale
Anderzijds stimuleren we dat mensen anderen in hun omgeving
benadering van de decentralisaties en de transformatie van het sociale
waar nodig helpen. Daarbij realiseren we ons dat er grenzen zijn aan het
domein. We gaan daarbij uit van een aantal leidende principes. Alle in dit
zelf oplossend vermogen van de inwoner en zijn/haar omgeving.
beleidskader uitgewerkte kaders, uitgangspunten en meer operationele onderwerpen, hebben we uitgewerkt vanuit onderstaande principes:
3
We werken zoveel mogelijk vanuit de eigen regie van de inwoner
doorverwijzing rondom een ondersteuningsvraag. Het uitgangspunt ‘één
Het principe van de transformatie is dat zo veel mogelijk gewerkt wordt
burger/ gezin, één plan’ sluit hierbij aan. Het ondersteunen van inwoners
vanuit de eigen regie van de inwoners. Dit is een belangrijk uitgangspunt
vraagt om maatwerk en om flexibiliteit. Om dit te kunnen bieden is ruimte
bij de vernieuwing in het sociale domein. We realiseren ons dat wanneer
voor professionele afwegingen en beslissingen essentieel.
inwoners een beroep moeten doen op ondersteuning, onder andere uit het eigen netwerk, zij afhankelijk (kunnen) worden en daarmee mogelijk een
We dragen zorg voor een kwalitatief hoogwaardig vangnet voor
deel van de eigen regie verliezen. We zoeken dan ook naar een goed
kwetsbare inwoners.
evenwicht tussen informele en formele zorg waarbij de
Niet alle burgers kunnen zonder enige vorm van ondersteuning, omdat ze
ondersteuningsvraag van de inwoner altijd het uitgangspunt is.
in bepaalde leefgebieden kwetsbaar zijn of beperkingen ondervinden. Inwoners voor wie zelfredzaamheid (tijdelijk) buiten bereik ligt en niet
We bieden ondersteuning aan inwoners waar nodig: licht en
beschikken over een eigen netwerk of financiële draagkracht is er een
algemeen waar mogelijk, alleen complex en gespecialiseerd waar
vangnet.
nodig, dichtbij en op maat. Verreweg de meeste inwoners slagen er prima in op eigen kracht hun weg te vinden. Soms lukt dat niet. Dan bieden we als gemeente de ondersteuning die nodig is. Waar nodig bestaat onze ondersteuning uit algemene, collectieve of maatwerkvoorzieningen. Wie vanuit het informele netwerk geen of onvoldoende hulp ontvangt, kan een beroep doen op ondersteuning. Laagdrempelig en dichtbij. Bij het bieden van ondersteuning is het adagium ‘normaliseren’ en uitgaan van de mogelijkheden.
We ontwikkelen een eenvoudiger systeem We ontwikkelen een systeem dat gekenmerkt wordt door eenvoud. Dat wil zeggen eenvoudig toegankelijke ondersteuning, beperkte registratie, regie op de resultaten van ondersteuning, zo min mogelijk coördinatie en
4
1.
Inleiding
de decentralisaties centraal staan. Ook uitgangspunten als zorg en ondersteuning dichtbij huis, inzetten op preventie om zwaardere
De komende jaren krijgen gemeenten te maken met omvangrijke
zorg te voorkomen en participatie komen bij elke decentralisatie
taakverschuivingen in het sociale domein. Taken worden vanuit het Rijk en
terug. Deze visie en uitgangspunten vragen om een nieuwe
provincie overgebracht naar gemeenten. De gemeente wordt
benadering, ook wel transformatie, van het sociale domein. Deze
verantwoordelijk voor alle maatschappelijke ondersteuning en niet-
transformatie leidt onder andere tot een beperktere rol van de
medische hulp aan haar inwoners. Samen worden de nieuwe
overheid en vermindering van de inzet van overheidsgeld.
verantwoordelijkheden de drie transities, ofwel decentralisaties genoemd.
Hiervoor is een andere rolverdeling tussen burgers,
Daarnaast treedt de Wet Passend Onderwijs in werking. De voorbereiding,
maatschappelijke instellingen en de overheid noodzakelijk.
implementatie en borging van deze projecten vindt in Oirschot plaats binnen het programma ‘decentralisaties’. Het programma decentralisaties
2. Er bestaat een overlap van doelgroepen en leefgebieden tussen
is één van de vier programma’s die vallen onder de door de gemeenteraad
de afzonderlijke decentralisaties. Binnen één gezin kan zorg en
vastgestelde koersnotitie.
ondersteuning vanuit verschillende decentralisaties nodig zijn. Ook individuen kunnen te maken hebben met zorg en ondersteuning
1.1`
De decentralisaties integraal benaderd
vanuit meer dan één decentralisatie. Om het principe één gezin, één plan, één regisseur te kunnen realiseren en bureaucratie,
Om onze inwoners optimale zorg en ondersteuning te kunnen bieden
verkokering en fragmentatie in zorg en ondersteuning aan burgers
kunnen we de verschillende decentralisaties niet los van elkaar zien. We
te voorkomen, is het integraal afstemmen van zorg en
staan voor de uitdaging om de samenhang tussen de verschillende
ondersteuning essentieel.
decentralisaties te bezien en deze vanuit een integrale visie op het sociale domein uit te voeren. Deze integrale benadering van de verschillende decentralisaties is van belang om een aantal redenen:
3. Een integrale benadering van de decentralisaties is van belang om kosten en middelen te kunnen beheersen. Dit is van essentieel belang gezien de grote omvang van het totale budget, de daarmee
1. De visie en uitgangspunten van de verschillende decentralisaties komen grotendeels overeen. Zelfredzaamheid, eigen kracht en het
gepaard gaande kortingen en de financiële ontschotting tussen de afzonderlijke decentralisaties.
meer inzetten van sociale netwerken zijn begrippen die in elk van
5
De visie en uitgangspunten achter de afzonderlijke decentralisaties zijn
•
De rolverdeling en veranderende verhoudingen tussen burgers,
vergelijkbaar en vragen om een nieuwe benadering, ook wel transformatie,
(maatschappelijke) instellingen en de lokale overheid binnen het
van het sociale domein: meer participatie en eigen kracht van de burger
sociale domein
(zelfredzaamheid), minder bureaucratie, meer slimme combinaties om
•
Kapstok voor het nemen van besluiten (door college en raad)
echte resultaten te bereiken in het sociale domein, een beperktere rol van
•
Kapstok voor de verdere uitwerking/ voorbereiding van de
de overheid en vermindering van de inzet van overheidsgeld. Hiervoor is
overheveling van alle taken vanuit de verschillende
een andere rolverdeling tussen burgers, maatschappelijke instellingen en
decentralisaties.
de overheid noodzakelijk. De transformatie van het sociale domein is een proces waarvan pas op langere termijn resultaten zichtbaar zullen zijn. De
Met het sociaal beleidskader geven we een visie en stellen we kaders en
decentralisaties daarentegen moeten op korte termijn (1 januari 2015) in
uitgangspunten vast voor de overheveling van álle taken in het sociale
basis geregeld zijn. We zien daarbij het bevorderen van zelfredzaamheid
domein.
van hun burgers en de ondersteuning van burgers die er niet meer alleen
We hebben bewust niet gekozen voor het definiëren van een afgebakende
uitkomen als doel, de decentralisaties als het middel.
periode waarop dit meerjarig beleidskader betrekking heeft. We zien het plan als een basis voor de komende jaren. In deze periode zal blijken in
1.2
Sociaal beleidskader
hoeverre het beleidskader (nog|) voldoet en passend is. We hebben er bewust wel voor gekozen om zowel het beleidskader Jeugd
De laatste jaren hebben het WMO beleidsplan 2012-2015 en de jeugdvisie
als het beleidskader WMO integraal op te nemen in het onderliggend
2013-2015 gediend als uitgangspunt voor ons handelen binnen het sociale
sociaal beleidskader.
domein. Daarnaast zijn er in de voorbereidingen van de afzonderlijke decentralisaties (met name decentralisatie jeugdzorg) op bepaalde
Beleidskader Jeugd
onderdelen al specifieke uitgangspunten vastgesteld. Toch hebben we
Iedere gemeente is, conform de nieuwe Jeugdwet, verplicht een
geconcludeerd, gezien het belang van de integrale benadering van de
beleidskader Jeugd vast te stellen voor november 2014. In dit beleidskader
verschillende decentralisaties dat een integrale en actuele visie
moet beschreven zijn hoe gemeenten de nieuwe verantwoordelijkheden
meerwaarde heeft. Onderliggend beleidskader biedt een horizon voor de
voor alle vormen van jeugdhulp per 1 januari 2015 gaan regelen. In het
komende jaren en geeft richting aan;
beleidskader moet beschreven staan wat we als gemeente willen bereiken,
6
hoe we de zorg rondom jeugdigen willen organiseren, welke middelen we
•
daarvoor inzetten en hoe we invulling geven aan onze eigen rol.
een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.
•
Beleidskader Wmo Iedere gemeente is verplicht, conform de nieuwe Wmo, een periodiek plan
een zo integraal mogelijke dienstverlening door samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders (ZVW)
op het gebied van de Wmo vast te stellen. Dit plan beschrijft de
•
keuzemogelijkheden tussen aanbieders
beleidsvoornemens ten aanzien van:
•
toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een handicap.
•
Sociale samenhang (toegankelijkheid, veiligheid, leefbaarheid, voorkoming en bestrijding huiselijk geweld)
Gezien onze expliciete keuze voor een zoveel mogelijk integrale
•
Ondersteuning mantelzorgers en andere vrijwilligers
benadering van de decentralisaties hebben we ervoor gekozen het
•
Voorkomen beroep op ondersteuning (preventie)
beleidskader Jeugd, het beleidskader Wmo en het algemene sociale
•
Aanbod
algemene
voorzieningen
aan
mensen
die
beleidskader als één document op te stellen.
maatschappelijke ondersteuning nodig hebben •
Maatwerkvoorzieningen ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie aan mensen die daar niet of onvoldoende op eigen kracht of met hulp van mantelzorg, gebruikelijke hulp, of sociaal netwerk toe in staat zijn
•
Maatwerkvoorzieningen aan mensen die zich niet op eigen kracht kunnen handhaven in de samenleving (opvang of beschermd wonen).
Het plan is erop gericht dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven en mensen die beschermd of in opvang wonen, zo snel mogelijk weer op eigen kracht kunnen deelnemen aan de samenleving. In het plan is aandacht voor:
7
2.
Sociaal domein, wat is dat?
beperkt zijn dat van werkgevers niet verlangd kan worden dat zij deze personen in dienst nemen. De wet geeft geen verplichting aan de
Het sociale domein gaat over alles wat mensen in hun directe bestaan
gemeenten om deze voorziening aan te gaan bieden. Gemeenten krijgen
raakt. Het heeft primair betrekking op zorg, welzijn, arbeid, onderwijs,
weliswaar budget voor deze doelgroep (budget voor de loonkosten en
gezondheidszorg en vrije tijdsbesteding. Het sociale domein gaat dus om
budget voor begeleiding), maar kunnen overwegen om voor deze groep
mensen en de wijze waarop zij in staat zijn om deel te nemen aan de
andersoortige voorzieningen aan te bieden. Beschut Werken is
samenleving. Binnen het sociaal domein kennen we een veelheid aan
opgenomen in de Participatiewet maar de regels worden verder uitgewerkt
organisaties, diensten en voorzieningen die mensen ondersteunen als zij
in "lagere wetgeving" (algemene maatregelen van bestuur).
niet of onvoldoende in staat zijn deel te nemen aan de samenleving.
De eisen om in aanmerking te komen voor beschut werken zijn zwaarder dan die bij de Wsw. Dit betekent dat meer inwoners met beperkingen op
De komende omvangrijke taakverschuivingen op het gebied van jeugd,
de WWB (per 1-1-2015 genaamd Participatiewet) zullen terugvallen omdat
WMO en de invoering van de participatiewet en passend onderwijs hebben
ze geen gebruik meer kunnen maken van voorliggende voorzieningen. De
effect op het gehele sociale domein en daarmee op de leefwereld en
rechten van de huidige Wsw-medewerkers worden gegarandeerd, zij
leefgebieden van vrijwel alle burgers.
blijven aanspraak maken op een groot deel van het budget. Per 1 januari 2015 wordt de toegang tot de Wajong beperkt tot personen die volledig en
Participatiewet
duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Deze ontwikkelingen hebben een verzwaring van de gemeentelijke re-integratietaak tot gevolg.
Vanaf 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Het doel van de wet is om meer inwoners, ook inwoners met een arbeidsbeperking, aan de
Er komen geen bestaande taken over naar gemeenten. Wel krijgen
slag te krijgen. Gemeenten worden vanaf die datum verantwoordelijk voor
gemeenten de beschikking over twee nieuwe taken en over een nieuw
inwoners met arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben.
instrument:
Eveneens vanaf 1 januari 2015 wordt de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) afgesloten voor nieuwe instroom. Tegelijkertijd wordt er begonnen
-
Nieuwe taak: Beschut werken
met de opbouw van beschut werk. Beschut Werken is een
Beschut werken is bedoeld voor inwoners, die door hun beperking
Participatievoorziening die gemeenten kunnen gaan aanbieden aan
een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van hun
personen bij wie is vastgesteld dat de arbeidsmogelijkheden dermate
werkplek nodig hebben, dat niet van een regulier werkgever mag
8
-
-
worden verwacht, dat hij deze in een dienst betrekking neemt. Met
andere uitvoerders werken in het werkbedrijf samen aan hetzelfde doel:
de voorziening beschut werken kan de gemeente deze inwoners
zoveel mogelijk mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan de slag
toch in een dienstbetrekking laten werken.
te helpen. De regio staat centraal bij de uitwerking van de werkbedrijven.
Nieuwe taak: Werkbedrijf
Aansluiting is gezocht bij het niveau van de arbeidsmarktregio’s.
De 35 arbeidsmarktregio’s hebben een belangrijke rol om
De regionale indeling van de 35 werkbedrijven volgt de (huidige) 35
inwoners met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. In
arbeidsmarktregio’s zodat kan worden aangesloten op de al bestaande
elke arbeidsmarktregio wordt een Werkbedrijf ingericht.
infrastructuur zoals werkplekken en servicepunten. Bij de totstandkoming
Nieuw instrument: loonkostensubsidie
van werkbedrijven worden sw-bedrijven niet gedwongen tot fuseren.
Om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om iemand met
Gemeenten hebben de “lead” bij de vorming van de werkbedrijven en
een arbeidsbeperking in dienst te nemen, krijgt de gemeente de
werken nauw samen met sociale partners en UWV. Het betreft een lichte
mogelijkheid om loonkostensubsidie te verstrekken. De
structuur met een praktische invulling. Er komt geen landelijke blauwdruk
loonkostensubsidie wordt verstrekt aan de werkgever en kan, waar
van de inrichting van de werkbedrijven. Iedere arbeidsmarktregio is
nodig, structureel worden ingezet. Loonkostensubsidie kan ook
anders.
worden ingezet voor werknemers die beschut werken. De loonkostensubsidie wordt op basis van de loonwaarde bepaald.
Een werkbedrijf dient randvoorwaarden te scheppen die het mogelijk maken om mensen uit de doelgroep te plaatsen. Het betreft hier:
Met werkgevers is afgesproken extra banen te realiseren. Wordt dit
•
Nauwe en duurzame relaties met werkgevers en de (sub)regio.
onvoldoende behaald dat treedt een wettelijk quotum in werking, dit op
•
Professionele acquisitie van geschikt werk. Bestaande vacatures zijn
basis van een aparte Quotumwet. Eerste meting is in 2015.
vaak niet geschikt. Er moeten arrangementen tot stand komen met bedrijven waarbij zij zorgen dat het beschikbare werk geschikt wordt
Op 11 april 2013 is er een sociaal akkoord tot stand gekomen van kabinet, werkgevers en werkgeversorganisaties. In dit sociaal akkoord hebben
gemaakt voor de doelgroep. •
Kennis en expertise voor een goede match. Een juiste diagnose
werkgevers en overheid zich samen garant gesteld om 125.000 extra
aangevuld met (arbeids)ervaring moet leiden tot een plaatsing, waarbij
banen voor arbeidsgehandicapten te creëren. De werkbedrijven gaan een
na verloop van tijd een loonwaardebepaling kan plaatsvinden.
belangrijke rol spelen om deze banen in te vullen. Een werkbedrijf is een
•
Begeleiding en nazorg als er kandidaten geplaatst zijn.
regionaal netwerk van uitvoerders. Gemeente, SW-bedrijven, UWV en
9
In de regio Zuidoost Brabant worden nu initiatieven ontplooid om op 1
zelfredzaamheid van participatie van personen met een beperking,
januari 2015 een werkbedrijf te realiseren. De partners (in eerste instantie
chronische psychische of psychosociale problemen, teneinde te
gemeenten, werkgevers, werknemers, UWV) maken gezamenlijk een
bevorderen dat burgers zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen
regionaal marktbewerkingplan. Het werkbedrijf is aanjager voor het
blijven wonen. De gemeente draagt zorg voor de kwaliteit en de
realiseren van de afspraken in het marktbewerkingplan, monitort de
continuïteit van de voorzieningen.
resultaten en rapporteert daarover. In de huidige Wmo staat de compensatieplicht centraal. Gemeenten zijn verplicht om mensen met een beperking of psychische problematiek te
Wmo
compenseren voor de beperkingen die zij ondervinden bij hun De nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning kent drie doelen, in
zelfredzaamheid en participatie. In de huidige wet worden daarbij vier
plaats van de oude negen prestatievelden:
resultaatgebieden onderscheiden. In de nieuwe Wmo wordt de term ‘maatwerkvoorziening’ geïntroduceerd. De verplichting voor gemeenten
•
•
Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het
om maatwerk te leveren is in het nieuwe wetsvoorstel ruimer geformuleerd
vrijwilligerswerk en de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente,
dan de compensatieplicht. De maatwerkvoorziening is aanvullend op wat
alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld.
iemand zelf kan bijdragen, en vormt samen met de inzet van eigen kracht
Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van
of, indien van toepassing, gebruikelijke hulp of mantelzorg een
personen met een beperking of met chronische, psychische of
samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk. Ook het gebruik
psychosociale
van een algemene voorziening kan, afhankelijk van de omstandigheden
problemen,
zoveel
mogelijk
in
de
eigen
van de cliënt, tot het vereiste maatwerk leiden.
leefomgeving. •
Het
bieden
van
opvang
(maatschappelijke
opvang,
vrouwenopvang, beschermd wonen en verslavingszorg vallen hieronder).
De gemeente moet zorg dragen voor de maatschappelijke ondersteuning en bevordert in dat verband goede toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een handicap en de
In de nieuwe Wmo krijgen gemeenten meer en andere taken en verantwoordelijkheden. Een aantal taken wordt van het Rijk overgeheveld naar gemeenten. Het gaat hierbij om de volgende nieuwe taken:
Begeleiding Het grootste deel van de mensen die onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid komt te vallen krijgt een vorm van begeleiding. Deze
10
functie is bedoeld om de zelfredzaamheid van mensen te bevorderen, te
Iemand kan zowel individuele begeleiding krijgen thuis, zoals
behouden of te compenseren. Begeleiding beoogt een verblijf in een
ondersteuning bij zelfredzaamheid, en voor een zinvolle invulling van de
instelling zo lang mogelijk uit te stellen of overbodig te maken. Begeleiding
dag buiten de deur deelnemen aan dagbesteding in de vorm van
omvat zowel individuele begeleiding als begeleiding in een groep.
groepsactiviteiten (begeleiding groep). Er zijn dus mensen die van zowel individuele begeleiding als begeleiding in een groep gebruik maken.
Individuele begeleiding Individuele begeleiding richt zich op het begeleiden in het dagelijks
Vervoer
functioneren. Het gaat om actief herstellen, dan wel compenseren van het
Een deel van de mensen maakt gebruik van vervoer om naar de
beperkte of afwezige regelvermogen van een persoon waardoor hij
dagbesteding toe te gaan. Dit onderdeel komt ook mee met de
onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren. De
decentralisatie van de functie begeleiding. De huidige zorginstellingen
ondersteuning bestaat bijvoorbeeld uit het helpen plannen van activiteiten,
regelen op dit moment voor een belangrijk deel hun eigen vervoer. We
het regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het
zien op provinciaal niveau veel overlap. Wij onderzoeken of we efficiënter
structureren van de dag. Individuele begeleiding kan ook praktische hulp
kunnen omgaan met de kosten voor vervoer door de dagopvang dichtbij
en ondersteuning bij het uitvoeren van algemene dagelijkse
de inwoner te organiseren en door het bundelen van de verschillende
levensverrichtingen inhouden zoals begeleiden bij het wassen en
vervoersstromen (doelgroepen vervoer).
aankleden. Daarbij is geen medische zorg nodig of een hoog risico daarop. Afhankelijk van de individuele situatie kan individuele begeleiding
Kortdurend verblijf
kortdurend, maar ook langdurig worden ingezet.
Kortdurend verblijf is een functie in de AWBZ die mantelzorgers tijdelijk ontlast en daarmee onder-steunt. Mensen met een beperking of een
Begeleiding in een groep
handicap die thuis wonen en permanent toezicht en/of hulp nodig hebben,
De begeleiding in een groep wordt meestal dagbesteding genoemd. Deze
kunnen een indicatie voor kortdurend verblijf krijgen. Dit betekent dat zij
activiteiten variëren van arbeidsmatige dagbesteding zoals werken in een
maximaal drie etmalen per week ergens kunnen logeren zodat de
horecagelegenheid onder begeleiding van de zorgaanbieder tot recreëren
mantelzorger even ontzien wordt. Voorbeelden hiervan zijn logeerhuizen
zoals wandelen.
voor kinderen met een beperking, zorgboerderijen met logeermogelijkheid, een gastgezin of andere zorg gerelateerde instellingen. Mensen met een indicatie voor Kortdurend Verblijf, hebben altijd een andere AWBZ-indicatie
11
voor extramurale zorg, bijvoorbeeld voor begeleiding, persoonlijke
omwille van hun behandeling. Het ZZP ‘C’ is voor mensen die verblijven in
verzorging en/of verpleging.
een beschermde woonomgeving en waarbij behandeling niet meer op de voorgrond staat. Hierbij gaat het om het bieden van structuur en
Veel mensen verlenen voor kortere of langere tijd ‘mantelzorg’ aan hun
begeleiding. In het huidige voorstel van het Ministerie gaan de ZZP’s B
partner, ouders of andere familieleden, buren of vrienden. De meesten
naar de zorgverzekeraars en de ZZP’s C naar gemeenten. Deze laatste
vinden dat vanzelfsprekend, ze vinden dat zorgen voor dierbaren bij het
groep heeft wegens psychiatrische problematiek langere tijd een vorm van
leven hoort. Soms kan deze zorg echter behoorlijk zwaar vallen. Wij willen
beschermd wonen nodig. Daarbij is intensieve begeleiding nodig; in het
daarom dat mensen die mantelzorg geven de ondersteuning krijgen waar
pakket zit geen vorm van behandeling. Een eventuele behandelaar is dus
ze behoefte aan hebben. Kortdurend verblijf is daarbij een cruciale
niet direct betrokken bij de zorgverlening. Wanneer nodig kan behandeling
voorziening voor zwaar belaste mantelzorgers.
gegeven worden in een andere instelling dan waar de persoon woont en zal gefinancierd worden vanuit de Zorgverzekeringswet.
Beschermde woonvorm GGZ mensen (C-pakket) In de concept tekst van de nieuwe WMO is het beschermd wonen als een
Cliëntondersteuning MEE
maatwerkvoorziening opgenomen naast de voorzieningen voor
Per ingang van 1 januari 2015 worden ook de MEE-middelen
maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Het betreft in dit geval dus
overgeheveld naar gemeenten. De hoofdactiviteit van MEE bestaat uit
een extra wettelijke taak waar een centrumgemeente uitvoering aan moet
cliëntondersteuning aan chronisch zieken en gehandicapten. Er wordt in
geven. Voor de gemeente Oirschot is dat gemeente Eindhoven. Eindhoven
landelijk verband nog overleg gevoerd over de voorwaarden waaronder de
is als (centrum)gemeente verantwoordelijk voor bijna (verblijf op basis van
middelen naar gemeenten zullen worden gedecentraliseerd, bijvoorbeeld
behandeling uitgezonderd) de gehele keten van woon- en
als het gaat om frictiekosten en de continuïteit van ondersteuning.
zorgvoorzieningen voor de doelgroep maatschappelijke zorg, namelijk het crisisverblijf (de maatschappelijke en vrouwenopvang), het beschermd
Decentralisatie Jeugdzorg
wonen, het begeleid wonen en het begeleid zelfstandig wonen. Bij Beschermd Wonen is er altijd sprake van een psychiatrische diagnose en
Uit een evaluatie op de Wet op de Jeugdzorg is gebleken dat het huidige
een indicatie in de vorm van een zorgzwaartepakket (ZZP). Dit is een
jeugdstelsel een aantal tekortkomingen vertoont, zoals de druk op de
indicatie (van het CIZ) met recht op intramuraal verblijf. Er zijn in de GGZ
gespecialiseerde zorg, het gebrek aan samenwerking rond kinderen en
twee soorten ZZP’s. Het ZZP ‘B’ is voor mensen die intramuraal verblijven
gezinnen (verkokering), het onnodig medicaliseren van afwijkend gedrag
12
en het kostenopdrijvend effect als afgeleide van deze knelpunten. De
richtsnoer voor het nieuwe stelsel van jeugdhulp, waar de nieuwe
landelijke overheid streeft naar een cultuuromslag waarbij
Jeugdwet onderdeel van is. Een bijzonder punt van aandacht in het IVRK
demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren sleutelwoorden zijn. Hierbij
is artikel 19: hierin wordt de overheid opgedragen om te zorgen voor ‘alle
geldt dat de overheid pas in beeld komt als ouders een onoverkomelijk
passende wettelijke en bestuurlijke maatregelen op sociaal en
probleem ondervinden bij het opvoeden en opgroeien van hun kinderen.
opvoedkundig gebied om kinderen te beschermen tegen alle vormen van
De professionals moeten dan ook de vrijheid en de verantwoordelijkheid
lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik, lichamelijke of
krijgen om het traject af te stemmen op de specifieke situatie van het kind
geestelijke verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling en
en het gezin en het traject in te richten op het herstel van de kracht van
exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik’. Verantwoordelijkheden
gezinnen en hun netwerken. De decentralisatie moet de gemeenten in
m.b.t. de bescherming van de veiligheid van het kind worden in de nieuwe
staat stellen om integraal beleid te ontwikkelen en maatwerk te bieden,
Jeugdwet dan ook belegd bij de gemeenten.
afgestemd op de lokale situatie en uitgaan van de mogelijkheden en de behoeften van individuele jeugdigen en hun ouders. De decentralisatie gaat daarmee nadrukkelijk niet alleen om het neerleggen van taken bij de
Jeugdgezondheidszorg Gemeentelijke opvoed- en opgroeiondersteuning
gemeenten, het gaat juist om een transformatie van het jeugdhulpbestel. Gesloten jeugdzorg Gemeenten: alle
De decentralisatie jeugdzorg betekent dat de gemeenten per 1 januari
ondersteuning, hulp en
2015 bestuurlijk en financieel verantwoordelijk worden voor alle vormen van jeugdhulp (provinciale jeugdzorg, alle taken die onder Bureau Jeugdzorg vallen, taken van jeugdzorginstellingen, gesloten jeugdzorg,
zorg bij opgroei-, Provinciale jeugdzorg Jeugdbescherming Jeugdreclassering
jeugd geestelijke gezondheidszorg en jeugd lichtverstandelijke beperking). Daarnaast worden gemeenten verantwoordelijk voor de
Jeugd GGZ
opvoedings- en psychische problemen en stoornissen (preventie, jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering)
jeugdbeschermingmaatregelen en de jeugdreclassering. De gemeenten blijven hun preventietaken t.a.v. jeugdigen en gezinnen verder behouden. Taken die nu versnipperd door verschillende partijen worden uitgevoerd
Jeugd-VB
worden overgedragen aan gemeenten. Dit vloeit mede voort uit het VN-
Begeleiding
Verdrag betreffende de rechten van het kind (IVRK). Het IVRK dient als
Persoonlijke verzorging
13
Verantwoordelijkheden gemeenten m.b.t. de jeugdhulp vanaf 1 januari 2015:
Passend onderwijs
Regie op de gehele jeugdketen; Het realiseren van een toereikend en integraal aanbod op het gebied van jeugdhulpverlening; Zorgdragen voor herkenbare en laagdrempelige toegang tot jeugdhulp; Het treffen van voorzieningen m.b.t. jeugdhulp als jeugdigen en ouders
De Wet Passend Onderwijs gaat op 1 augustus 2014 in en is erop gericht voor álle kinderen een passende onderwijsplek te bieden. Onderdeel van de wet is de invoering van de zorgplicht voor scholen. Dat betekent dat
het niet op eigen kracht redden;
scholen verantwoordelijk zijn om elk kind een goede onderwijsplek te
Verantwoordelijkheid voor de uitvoering van jeugdbescherming en de
bieden. Op de eigen school, eventueel met extra ondersteuning in de klas,
jeugdreclassering;
op een andere reguliere school in de regio of in het (voortgezet) speciaal
Jeugdigen kosteloos en anoniem advies bieden over de door hen
onderwijs. Ouders worden hierbij nauw betrokken. Om aan alle kinderen
voorgelegde vragen m.b.t. tot opgroei- en opvoedingsproblemen,
daadwerkelijk een goede onderwijsplek te kunnen bieden, vormen
psychische problemen en stoornissen;
reguliere en speciale scholen samen regionale samenwerkingsverbanden.
Het nemen van maatregelen om kindermishandeling te bestrijden; Het bieden van een onafhankelijke vertrouwenspersoon voor ouders en jeugdigen die te maken hebben met jeugdhulpverleners; Een verplichte regionale samenwerking met andere gemeenten voor in
De scholen in het samenwerkingsverband maken afspraken over de ondersteuning aan leerlingen en de bekostiging daarvan. De samenwerkingsverbanden stemmen dit af met de gemeenten die vallen
ieder geval de jeugdbescherming, jeugdreclassering, meldpunt Huiselijk
binnen het samenwerkingsverband. Met name de afstemming tussen
Geweld en Kindermishandeling en de Kindertelefoon;
gemeenten en samenwerkingsverbanden ten aanzien van jeugdhulp,
Het bieden van advies voor professionals die werken met jeugdigen of
onderwijshuisvesting, leerlingenvervoer en leerplicht is daarbij van belang.
ouders;
De wetgever acht dit belangrijk vanuit het oogpunt van één gezin, één
Zorgdragen dat jeugdhulp ook na verwijzing door de huisarts, de medisch
plan. Leer- of functioneringsproblemen van een kind op school kunnen
specialist en de jeugdarts toegankelijk is.
immers hun oorzaak hebben in de leefwereld buiten de school. Zo kunnen de problemen voortkomen uit een verstoorde thuissituatie. Dit overstijgt
Deze nieuwe taken moeten worden ingebed in de (boven)lokale structuren (CJG, onderwijs, veiligheidshuis) en verbonden worden met de eigen dienstverlening op het terrein van onder andere werk en inkomen en de Wmo, zoals schuldhulpverlening binnen een gezin.
vaak de verantwoordelijkheid van de school en roept het belang op van één integraal plan dat kijkt naar alle verschillende aspecten van het leven van het kind en gezin. Vaak hebben scholen zelf al een eigen zorg- en ondersteuningsstructuur ingericht. Het is belangrijk dat de zorg binnen en buiten de school op elkaar zijn afgestemd: één gezin, één plan.
14
tussen wal en schip valt. Juist in de vroegvolwassenheid (18 tot 23 jaar) 3.
Doelgroepen in beeld
kan een stukje extra preventieve ondersteuning zinvol zijn.
We hebben in het sociale domein te maken met verschillende
In de gemeente Oirschot woonden op 1 januari 2014 4.769 jeugdigen
doelgroepen. De totale doelgroep van het sociaal domein wordt gevormd
waarvan 3.721 jongeren jonger waren dan 18 jaar.
door álle inwoners van Oirschot (vanaf -9 maanden). Per 1 januari 2013 bedroeg het totaal aantal inwoners van onze gemeente 17.935.
Leeftijdscategorie
Oirschot (peildatum 1 januari 2014)
Om een duidelijk beeld te kunnen schetsen van de specifieke doelgroepen binnen het sociale domein maken we in deze paragraaf onderscheid in de volgende categorieën:
-
Jeugd en passend onderwijs
-
Inwoners die te maken hebben met de overheveling van de AWBZ
Aantal jeugdigen in de gemeente
0 t/m 3 jaar
641
4 t/m 11 jaar
1.585
12 t/m 17 jaar
1.495
18 t/m 22 jaar
1.048
Totaal
4.769
naar de WMO
Bovendien waren er op deze datum in totaal 1.646 huishoudens met
-
Inwoners die vallen onder de participatiewet.
kinderen (Bron: stadsindex.nl).
3.1
Jeugd en passend onderwijs
Het aantal leerlingen (4 t/m 12 jaar) dat onderwijs volgt binnen het primair onderwijs in onze gemeente bedraagt per 1 oktober
De jeugdwet gaat bij de ondersteuning en hulp voor jeugdigen en gezinnen
2013 1590. Zij volgen onderwijs op een van de zes basisscholen in onze
uit van de doelgroep tot en met 18 jaar. Ook bij de uitvoering van
gemeente. Het aantal leerlingen dat voortgezet onderwijs volgt
jeugdbeschermingsmaatregelen wordt deze leeftijdsgrens gehanteerd.
bedraagt ongeveer 1200. Van deze Oirschotse leerlingen volgt ongeveer
e
Ondersteuning kan ook na het 18 jaar nog plaatsvinden en doorlopen tot
een derde onderwijs in Oirschot (Kempenhorst College) en een derde in
het 23 jaar voor zover deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt.
Best (Heerbeeck College). Het Kempenhorst College heeft een duidelijk
Wij hanteren bij het opstellen van dit beleidskader met betrekking tot het
regionale functie. Ongeveer 1/3 van de leerlingen komt uit Oirschot, 1/3
preventieve stuk een leeftijdsgrens tot 23 jaar. Het huidige CJG richt zich
komt uit Best en ongeveer 1/3 van de leerlingen is woonachtig in de
nu ook al op jeugdigen tot 23 jaar, om te voorkomen dat deze doelgroep
omliggende regio.
e
15
Uit landelijk onderzoek komt naar voren dat het met 85% van de jeugd
vertrouwenspersoon op school). De meest voorkomende hulpvragen zijn
goed gaat en dus op een normale manier kunnen opgroeien in de
hieronder weergegeven.
maatschappij. Met 15% gaat het (soms) wat minder en is extra ondersteuning of hulp nodig. Van die 15% is bij 5% sprake van zwaardere problematiek waarvoor intensieve hulp of zorg nodig is. We hebben geen aanwijzingen dat Oirschotse jongeren significant van dit beeld afwijken. Uit de GGD jeugdmonitoren (0-11 jaar en 12-18 jaar) concluderen we dat het merendeel van de Oirschotse jeugd zich over het algemeen gelukkig voelt: 84% van de ouders van kinderen tot 11 jaar ervaart hun kind over het algemeen als “blij”. Van de jongeren tussen de 12 en 18 jaar ligt dit percentage op 72%. De Oirschotse jeugd verschilt hiermee nauwelijks van de jeugd in Zuidoost Brabant. Voor een specificatie van het beeld van de Oirschotse jeugd verwijzen we naar bijlage 2. Deze uitkomsten laten zien dat het meer dan verantwoord is een beleid te maken dat zich richt op een brede doelgroep waarbij aandacht is voor een speciale groep met wie het niet zo goed gaat.
Daarnaast zien we in Oirschot wel enkele opvallende zaken terugkomen. Zo zien we het hoge percentage dat lid is van een (sport)vereniging. Aan de andere kant ervaren jongeren Oirschot wel als wat saaier.
De aard van de problematiek bij Oirschot jeugdigen komt ook overeen met het landelijk beeld. Zo zien we bepaalde problematieken ook in Oirschot terugkomen zoals een gebrek aan beweging, overgewicht en leefstijl
Opmerkelijkste resultaat is wel alcoholgebruik onder de jeugd dat hoger is dan elders in de regio. Vooral het percentage forse drinkers (>20 glazen per week) is onder jongeren fors te noemen.
(zoals gezond eten), pesten of gepest worden (ook via internet en social media), de relatie met ouders gedurende de puberteit en de vragen die jongeren bezig houden en onzeker maken. Ook de mate waarin jongeren zeggen hulp te zoeken verschilt nauwelijks van andere Nederlandse
In bijlage 1 hebben we een overzicht opgenomen van veelgestelde vragen door Oirschotse ouders aan het CJG in 2013. Dit geeft een goed beeld van de vragen waar zij mee rondlopen.
jongeren. Hierbij zoeken jongeren vooral naar hulp en ondersteuning in de directe omgeving (via leerlingbegeleider/ mentor, huisarts of
16
Naast bovenstaand beeld van de Oirschotse jeugd merken we op dat uit
Doelgroepen die specifieke ondersteuning nodig hebben
diverse onderzoeken is gebleken dat de regio Zuidoost-Brabant een
Hieronder volgen enkele kengetallen met betrekking tot de verschillende
opvallend hoger percentage jeugdigen met een autisme spectrum stoornis
nieuwe vormen van jeugdhulp die per 1 januari 2015 overkomen naar de
kent dan de rest van Nederland. Hoewel nooit wetenschappelijk
gemeente Oirschot. Voor een toelichting op de verschillende zorgvormen
onderbouwd lijkt autisme vaker voor te komen in regio’s met veel
verwijzen we naar bijlage 6.
technologische bedrijven en kenniswerkers, waaronder de regio Eindhoven (Brainport). Met name in het kader van passend onderwijs is dit een aandachtspunt, temeer omdat hier bij de vereveningsopdracht vanuit
Tabel. Aantal jeugdigen in Oirschot dat in 2011 gebruik heeft gemaakt van jeugdzorgvoorzieningen, dan wel een indicatie heeft dat recht geeft op deze jeugdzorgvoorzieningen
het Rijk geen rekening mee wordt gehouden.
Aantal jeugdigen Oirschot 0
in % van het totaal aantal
tot 18 jaar (2011)
jeugdigen in Oirschot* (4.769 jeugdigen in
Een tweede aandachtspunt dat in het kader van passend onderwijs
Oirschot)
aandacht behoeft, met name ten aanzien van de afstemming tussen onderwijs en gemeente is de wijziging die plaats gaat vinden met
Ambulant
27
0,6 %
Verblijf deeltijd/ voltijd
2
0,04 %
betrekking tot jongeren die nu vanuit de AWBZ zorg op school gefinancierd
Pleegzorg
5
0,1 %
krijgen. Dit betreft leerlingen die persoonlijke verzorging, begeleiding of
AWBZ- zorg aan jeugd zonder
90
1,9 %
verpleging op school ontvangen. Vanaf 1 januari 2015 wordt deze zorg op
verblijf 5
0,1 %
Zvw: jeugd GGZ eerste lijn
65
1,4 %
Zvw: jeugd GGZ tweede lijn
121
2,4 %
0
0%
een andere manier (vanuit de Jeugdwet of via zorgverzekaars)
AWBZ- zorg aan jeugd met verblijf
gefinancierd.
Jeugdgezondheidszorg (GGD)
zonder verblijf (DBC)
De gemeente Oirschot kent relatief weinig reguliere GGD onderzoeken.
Zvw: jeugd GGZ tweede lijn
Het percentage doorverwijzingen ligt echter relatief hoog (bijna 10 %).
met verblijf (DBC) * Peildatum 1 juli 2011
(Bron: PON Doelgroep- en financiële analyse van het voorliggend veld 2013)
17
M.b.t. opgroeien in veiligheid zien we dat de volgende cijfers terugkomen:
•
Clienttrajecten BJZ Het aantal jeugdigen uit Oirschot in een cliënttraject bij BJZ is
Tabel. Aantal jeugdigen in Oirschot in 2011 dat te maken heeft gehad met jeugdbescherming,
relatief laag. Op 31 december 2011 zaten 3.450 unieke jeugdigen
jeugdreclassering, geplaatst is in een gesloten jeugdzorginrichting (jeugdzorg plus) of gemeld
uit Zuidoost-Brabant in een cliënttraject bij BJZ. Dat is 1,9% van
is door AMK Aantal jeugdigen Oirschot 0
in % van het totaal aantal
het totaal aantal jeugdigen (151.935). In de gemeente Oirschot ligt
tot 18 jaar (2011)
jeugdigen in Oirschot*
dit percentage 1,3 % (50 van de 3.929 jeugdigen tot en met 17
Jeugdbescherming
1
0,02 %
jaar). (Bron: PON Jeugdzorg in Beweging Regiorapportage
Jeugdreclassering
4
0,08 %
Gemelde kinderen AMK
15
0,3 %
Gesloten jeugdzorg
0
0%
Zuidoost-Brabant). •
AWBZ-zorg Er is weinig bekend over specifieke AWBZ-jeugdzorg. In Oirschot
Uit bovenstaande cijfers kunnen we de volgende conclusies trekken:
gaat het om 95 jeugdigen. Uit een onderzoek van Woittiez e.a. •
Jeugd en Opvoedhulp (ambulant, verblijf deeltijd/voltijd, pleegzorg)
(2012) blijkt dat er de laatste jaren een groei te zien is van het
De gemeente Oirschot kent een laag aantal jeugdigen dat in 2011
aantal jongeren met een vraag naar zorg via de AWBZ. De
een beroep heeft gedaan op Jeugd en Opvoedhulp (J&O). Het
instellingsgegevens bieden echter geen zicht op het aantal
gemiddelde aantal jeugdigen dat in 2011 een beroep heeft gedaan
jeugdigen dat zorg in het particuliere circuit krijgt vanuit de AWBZ
op J&O is in Zuidoost-Brabant 1,7 %. Voor de gemeente Oirschot
met een pgb.
is dit aantal slechts 0,8 %. Het gaat hier om 30 jeugdigen in Oirschot ten opzichte van het totaal aantal jeugdigen in Oirschot
•
Jeugd-GGZ
van 0 t/m 17 jaar. Dit aantal is uit te splitsen in 90 % ambulant (27
In heel Zuidoost-Brabant heeft 3,4 % van het aantal jeugdigen een
jeugdigen), 6,7 % residentieel (2 jeugdigen), 3,3 % daghulp (1
beroep gedaan op de 2 lijns jeugd-GGZ met een in 2011
jeugdige), 16,7 % pleegzorg (5 jeugdigen) en 0 % observatie.
afgesloten Diagnose Behandelcombinatie (DBC). Dit aantal ligt in
(Bron: PON Jeugdzorg in Beweging Regiorapportage Zuidoost-
Oirschot een stuk lager op 2,4 % (121 jeugdigen). (Bron: PON
Brabant)
Doelgroep- en financiële analyse van het voorliggend veld 2013).
e
De totale kosten van de afgesloten DBC’s voor jeugdigen van de gemeente Oirschot bedroegen in 2011 423.284 euro. De kosten
18
van een gemiddeld Oirschots traject bedroegen 3.498 euro. Dit
Onderwijs in relatie tot jeugdhulp
gemiddelde trajectbedrag ligt lager dan het gemiddelde in de regio
Ook vanuit het onderwijs wordt vaak ondersteuning geboden aan
Zuidoost-Brabant: 4.536 euro per cliënttraject. (Bron: PON
jeugdigen. Dit kan parallel aan ander jeugdhulpverleningsaanbod
Jeugdzorg in Beweging Regiorapportage Zuidoost-Brabant)
plaatsvinden. We hebben hiervoor cijfers in beeld gebracht. Op 1 oktober 2010 waren er in Oirschot 2.069 kinderen woonachtig in de leeftijd van 4
•
Jeugdbescherming (OTS en voogdij), Jeugdreclassering, AMK en
tot 12 jaar en 1.467 jongeren van 13 tot 18 jaar. Van de eerste categorie
gesloten jeugdzorg
waren er toen 88 leerlingen geïndiceerd (ongeveer 4%). Van de categorie
Het aantal jeugdigen in het gedwongen kader (jeugdbescherming
13-18 jaar waren 166 leerlingen geïndiceerd, ongeveer 11%. In bijlage 3
en jeugdreclassering) ligt ook relatief laag in de gemeente
hebben we deze indicaties en de schoolsoorten verder uitgewerkt. Hieruit
Oirschot). In Oirschot ligt dit aantal op 6 jeugdigen (0,2 %),
blijkt dat er procentueel gezien meer indicaties worden gesteld op het
1 jeugdige heeft een maatregel (voorlopige) voogdij opgelegd
voortgezet onderwijs dan op het basisonderwijs. Bovendien blijkt dat van
gekregen (0,03 %) en 4 jeugdigen hebben een JR maatregel
de geïndiceerde leerlingen van 4 tot 12 jaar 53% buiten Oirschot naar
opgelegd gekregen (0,1 %). In heel Zuidoost-Brabant heeft 0,4 %
school gaat omdat zij extra zorg nodig hebben. Van de geïndiceerde
van de jeugdigen een maatregel (voorlopige) ondertoezichtstelling
jongeren van 12 tot 18 jaar is dit ongeveer 50%. Daarnaast zijn er
opgelegd gekregen; 0,1 % heeft een maatregel (voorlopige)
leerlingen die wel (meer) hulpbehoevend zijn, maar hier geen extra
voogdij en 0,2 % heeft een JR maatregel opgelegd gekregen.
indicatie voor krijgen. Het gaat bijvoorbeeld om leerlingen die hoogbegaafd
(Bron: PON Jeugdzorg in Beweging Regiorapportage Zuidoost-
of dyslectisch zijn.
Brabant). Omdat bij adviezen en consulten de gemeente van herkomst van jeugdigen (bewust) niet geregistreerd wordt, kan
Op basis van bovenstaande cijfers en het aantal geïndiceerde leerlingen
alleen van AMK onderzoeken informatie op regionaal niveau en
dat buiten Oirschot naar school gaat lijkt het logisch te zoeken naar
niet op het niveau van de gemeente Oirschot inzichtelijk worden
creatieve oplossingen waardoor leerlingen minder vervoerd hoeven
gemaakt. Ook zijn de gegevens van de gesloten jeugdzorg
worden en meer thuisnabij in de eigen omgeving onderwijs kunnen volgen.
(JeugdzorgPlus) nog niet vrijgegeven.
Met name het zoeken naar slimme combinaties zoals de verticalisering
1
1
Hiermee bedoelen we het creëren en intensiveren van de samenwerking tussen het primair en het voortgezet onderwijs), met name (in dit geval) daar waar het gaat om leerlingen die extra zorg nodig hebben.
19
van het lokale onderwijs en de subregionale samenwerking met Best (en
beperking. Het gaat om mensen in alle leeftijdscategorieën.
Veldhoven) bieden wellicht mogelijkheden. Wel hebben we op regionaal
Op 1 januari 2015 komen er naar verwachting 250 AWBZ cliënten
niveau afgesproken niet op lokaal niveau initiatieven te ontplooien als deze
(begeleiding en persoonlijke verzorging) over naar de Wmo in Oirschot.
regionale effecten (kunnen) hebben, bijvoorbeeld ten aanzien van
Deze zijn als volgt verdeeld:
leerlingenstromen, huisvesting of leerlingenvervoer. We werken hierbij daarom altijd samen met omliggende gemeenten en de
Aantal volwassen cliënten naar AWBZ zorgsoort:
samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Zorgsoort
Aantal cliënten
Door het Rijk zijn samenwerkingsverbanden passend onderwijs bepaald.
Begeleiding
130
In Oirschot valt het primair onderwijs onder het samenwerkingsverband
Persoonlijke verzorging
5
PO3009 Stichting samenwerkingsverband Passend Onderwijs De
ZZP gehandicaptenzorg
5
Kempen. Hieronder vallen de gemeenten Bergeijk, Bladel, Cranendonck,
ZZP GGZ
2
Eersel, Heeze-Leende, Oirschot, Reusel-De Mierden, Valkenswaard,
ZZP verpleging en verzorging
70
Veldhoven en Waalre. Het voortgezet onderwijs valt onder de Stichting
Bron: decentralisatiemonitor Wmo Kantoor , 2013
Regionaal samenwerkingsverband Eindhoven en Kempenland. Hieronder vallen Eindhoven, Veldhoven, Son en Breugel, Eersel, Best, Nuenen,
Aantal jeugdige cliënten naar AWBZ zorgsoort:
Gerwen en Nederwetten, Bladel, Valkenswaard, Reusel-De Mierden, Zorgsoort
Aantal cliënten
Begeleiding
35
Persoonlijke verzorging
3
ZZP gehandicaptenzorg
0
Het gaat bij de AWBZ-taken die overkomen om een zeer diverse groep
ZZP GGZ
0
gebruikers: mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking,
ZZP verpleging en verzorging
0
chronisch zieken, ouderen die fysiek achteruitgaan en/of te maken hebben
Bron: decentralisatiemonitor Wmo Kantoor , 2013
Bergeijk, Waalre, Oirschot en Heeze-Leende.
3.2
WMO/AWBZ
met dementie, mensen met een psychiatrische achtergrond en kinderen en volwassenen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke
20
3.3
Participatiewet
Van overdracht van de huidige Wajong-gerechtigden met arbeidsvermogen naar de gemeenten zal geen sprake zijn. Zij blijven een uitkering van het UWV ontvangen en ook de re-integratie van die doelgroep blijft een verantwoordelijkheid van het UWV.
Vanaf 1 januari 2015 is de toegang tot de Wajong voor nieuwe gevallen beperkt tot degenen die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Nieuwe gevallen waarbij sprake is van (enig) arbeidsvermogen kunnen een beroep doen op Participatiewet, mits zij voldoen aan de polisvoorwaarden van die wet. De omvang hiervan zal naar verwachting landelijk beperkt blijven tot enkele duizenden per jaar.
Voor de gemeente Oirschot kunnen we de volgende kerngetallen geven:
Kerngetallen per 1-1-2014 Oirschot
NWW (Niet Werkende Werkzoekende)
560
WWB - aantal uitkeringen
89
Wsw - (WSD)
123
21
4.
Kaders en uitgangspunten
biedt - rekening houdend met lokale verschillen. Expertise kan gebundeld worden en inkoopkracht kan worden versterkt. Daarnaast moeten
Met het sociaal beleidskader geven we richting aan de vormgeving van het
gemeenten zich verhouden tot andere samenwerkingsverbanden,
sociaal domein vanaf 1 januari 2015. In dit hoofdstuk geven we aan welke
bijvoorbeeld die van het onderwijs (zelfs een wettelijke verplichting).
regionale, subregionale en lokale kaders we willen vaststellen ten aanzien hiervan. We geven aan welke regionale kaders (SRE) reeds door de
In 2011 zijn in SRE verband gezamenlijk kaders geformuleerd voor wat
gemeenteraad zijn vastgesteld. Deze kaders hebben met name betrekking
betreft de decentralisatie jeugdzorg. In 2012 is een functioneel model
op de decentralisatie Jeugdzorg. De subregionale en lokale kaders geven
ontworpen op basis waarvan de individuele gemeenten hun eigen beleid
weer hoe we in Oirschot invulling willen gaan geven aan het sociale
verder vormgeven. Zowel de kaders als het functioneel model zijn
domein. We gaan daarbij uit van het onderstaande ambitieniveau:
gebaseerd op het “wrap around care” principe.
Iedere burger, ieder gezin en iedere jeugdige wordt vanaf 2015 door
Regionale kaders (vastgesteld door de 21 SRE gemeenten in juni
de gemeente Oirschot geholpen. Geen burger, gezin of jeugdige valt
2012):
tussen wal en schip.
Ouders zijn en blijven primair verantwoordelijk voor het opgroeien en de opvoeding van hun kinderen. Dit vraagt om een constante inspanning van ouders;
4.1
Regionale kaders
De samenleving heeft een inspanningsverplichting om ouders aan te spreken op hun verantwoordelijkheden en helpt daarbij;
Regionale kaders jeugd
De leefomgeving van het kind (wijk, school, vrije tijd) is het fundament bij het opgroeien en de ontwikkeling van kinderen;
In de Jeugdwet is vastgelegd dat gemeenten op een aantal onderdelen
De nadruk ligt op normaliseren en niet op problematiseren;
verplicht moeten komen tot bovenlokale samenwerking. Dit betreffen de
Opvoeden is normatief, bij risico’s wordt ingegrepen;
taken op het gebied van jeugdbescherming en jeugdreclassering, gesloten
Hulp die geboden wordt, is gericht op herstel van het normale
jeugdzorg, een meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en de
leven van kind en gezin;
Kindertelefoon. Daarnaast is het zo dat vanuit het oogpunt van efficiëntie
Ondersteuning moet gericht zijn op het versterken van de eigen
bovenlokale samenwerking op onderdelen een duidelijke meerwaarde
kracht en die van de omgeving (familie, wijk, school);
22
Hulp wordt ingeroepen in de natuurlijke leefomgeving, het kind
over de toegang tot specialistische jeugdzorg en de consultatierol
wordt niet doorverwezen;
hierin van specialisten.
Eén kind, één gezin, één plan, één coördinator.
In te stemmen met voorstel voor niveau regionale samenwerking per zorgvorm (ambulante zorg aan kind en gezin, dagbehandeling,
Aanvullende organisatorische regionale kaders:
dag- en nachtbehandeling, toezicht en rechterlijke macht:
Een adequate vraaganalyse en risicotaxatie aan de 'voorkant’ door
jeugdbescherming en jeugdreclassering en speciale producten).
professionals, die de juiste afweging kunnen maken of er een
Ontwerpfase regionaal, uitvoering zoveel mogelijk
vervolgtraject nodig is en welke zorg het best passend is.
lokaal/subregionaal.
Optimale professionele handelingsruimte. Ruimte voor
De jeugdbescherming / jeugdreclasseerder wordt bij voorkeur
professionals, om datgene te doen wat nodig is om vertrouwen te
ingekocht bij één gecertificeerde instelling voor de regio Zuidoost-
winnen, de eigen kracht van de jeugdigen en/of opvoeders te
Brabant.
versterken en daarmee grip op het normale leven te herstellen en
De jeugdbeschermer / jeugdreclasseerder vervult een
te optimaliseren.
tandemfunctie met de generalist in het gezin, welke inhoudelijke
Eén coördinator, die samen met het gezin verantwoordelijk is voor
hulp levert. De jeugdbeschermer / jeugdreclasseerder geeft samen
het opstellen en uitvoeren van een integraal (gericht op het hele
met de generalist het plan van aanpak vorm en is toezichthouder.
sociale domein) gezinsplan. Ondersteuning is zo ingericht dat met minder professionals meer problemen aangepakt kunnen worden. De klantroute kent geen overbodige schakels.
In te stemmen met de uitwerking van de risicospreiding voor de zorgvorm dag- en nachtbehandeling, waarbij wordt uitgegaan van een gemiddelde berekening over een periode van 2 jaar of 4 a 5 jaar. Geen afspraken te maken over het gebruik van zorg (in het
Daarnaast is ook in de regio nagedacht over wat lokaal en (sub)regionaal moet worden opgepakt. Hierbij heeft de regio een aantal streefresultaten bepaald:
verlengde hiervan wordt nagedacht over de verbinding tussen jeugdhulp en passend onderwijs, de integrale regionale crisisdienst en het AMHK (schaal Zuidoost Brabant).
Iedere gemeente in Zuidoost- Brabant beschikt op 1 januari 2015 over generalistisch werkende teams en heeft afspraken gemaakt
23
In SRE verband is vervolgens een regionale decentralisatie-agenda
De generalist is spin in het web, hij kijkt met een onafhankelijke
opgezet. De 21 gemeenten werken op deze thema’s samen:
blik. Specialisten worden alleen ingezet daar waar nodig.
Inzet specialistische zorg;
Generalistisch waar mogelijk en specialistisch waar nodig.
Wettelijke taken (jeugdbescherming en jeugdreclassering,
Generalisten werken pro-actief en vindplaatsgericht.
Steunpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en
Om de lokale kracht te benutten bij het signaleren en voorkomen
Kindertelefoon);
van problemen wordt uitgegaan van de vraag en de kracht van de
Financiën en sturing (gezamenlijke inkoop en risicospreiding bij
burger en de wijk. Samen maken zij de omslag van aanbod- naar
inkoop (zeer) dure vormen van zorg.
vraaggericht werken.
Op basis hiervan zijn regionale projectgroepen geformeerd met eigen
Oirschot is echter voor wat betreft de samenwerking op het sociale domein
opdrachten. De uitkomsten hiervan zijn beschreven in “21 voor de jeugd”
uit de Kempensamenwerking gestapt. Vanaf medio 2013 is Oirschot zich
en “21 voor de jeugd 2.0”.
gaan richten op de samenwerking met Best en Veldhoven.
Op basis van de regionale inhoudelijke uitgangspunten en het functioneel
Regionale ambities passend onderwijs
model is in de Kempen de “kadernotitie de basis voor Andere Jeugdzorg in de Kempen - dichtbij, in samenhang en effectief” opgesteld en door de
Samenwerkingsverbanden moeten, conform de Wet Passend Onderwijs,
individuele gemeenteraden vastgesteld. Ook in Oirschot is deze
een ‘ondersteuningsplan passend onderwijs’ opstellen waarin zij aangeven
kadernotitie door de gemeenteraad dus vastgesteld (april 2013). In deze
hoe zij invulling geven aan passend onderwijs. Over dit
notitie zijn kaders opgenomen in aanvulling op de regionale en landelijke
ondersteuningsplan passend onderwijs voeren samenwerkingsverbanden
kaders uit het wetsvoorstel:
verplicht overleg met gemeenten om tot afstemming te komen als het gaat om jeugdhulp, onderwijshuisvesting, leerlingenvervoer en leerplicht. Alle gemeenten in de regio zien graag dat het onderwijs werkt met een ondersteuningsplan passend onderwijs dat uitgaat van “leerling centraal” geformuleerde ambities. Voor het voortgezet onderwijs hebben gemeenten regionaal afgesproken de onderstaande ambities/ uitgangspunten te
24
hanteren. Deze ambities werken we de komende jaren, samen met de samenwerkingsverbanden, verder uit.
7. de beschreven werkwijze plaatst een accent op primaire en secundaire preventie en het voorkomen van curatie; 8. er zijn geen wachtlijsten, geen thuiszitters en het aantal voortijdig
1. er is sprake van een sluitend netwerk. Dit blijkt uit de
schoolverlaters laat een dalende lijn zien;
ondersteuningsprofielen van de deelnemende scholen en de spreiding van voorzieningen over de regio; 2. het onderwijs is inclusief, dat is geen leerlingen buitensluiten op grond van een beperking, en tevens thuisnabij; 3. er is sprake van een ononderbroken ontwikkelings-/leerlijn. Het ondersteuningsplan beschrijft de samenhang tussen ondersteuning en jeugdbeleid uitgaande van: één kind, één plan, één aanpak en één regievoerder. Concreet: het
Vervoer 9. thuisnabijheid, een passende onderwijsplek en de schoolvoorkeur van ouders vormen de uitgangspunten voor de noodzaak van leerlingenvervoer (waarbij gestreefd wordt naar regionale afstemming van de lokale verordeningen); 10. Over grensverkeer zijn met andere regio’s duidelijke afspraken gemaakt;
ondersteuningsplan passend onderwijs beschrijft hoe de ondersteuning op school afgestemd wordt met de zorg en andersom en het ondersteuningsplan beschrijft hoe een doorgaande lijn gerealiseerd wordt op breukvlakken zoals de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs. 4. iedere leerling heeft of krijgt een passende leer(werk)plek; 5. het ondersteuningsplan passend onderwijs gaat uit van het educatieve partnerschap tussen onderwijsgevenden en ouders respectievelijk opvoeders; 6. medische diagnostiek is niet langer het uitgangspunt voor het
Huisvesting 11. het ondersteuningsplan passend onderwijs gaat uit van het optimaal benutten van de bestaande vierkante meters, eventueel met inzet van technologie; 12. huisvestingsvraagstukken (waaronder vragen rondom “tussenvoorzieningen”) worden in regionaal perspectief beschouwd; gebaseerd op specifieke leerlingenpopulaties en een voorstel waar de juiste expertise en passende leer(werk)plek zich zou kunnen bevinden als hiervoor de noodzaak aanwezig is;
ontwikkelingsperspectief van het kind; de focus ligt op diens mogelijkheden en talenten. Het ondersteuningstraject is bedoeld om zoveel mogelijk zelf (weer) te kunnen;
25
Arbeidsmarkt
4.2
Subregionale en lokale kaders
13. het ondersteuningsplan passend onderwijs VO beschrijft hoe de overstap van school naar werk in de regio vorm krijgt voor
Zoals reeds gesteld willen we de decentralisaties lokaal in samenhang
leerlingen met het uitstroomperspectief arbeidsmarkt;
bezien vanuit een integrale visie op het gehele maatschappelijke domein.
14. overdracht zoals die van PO naar VO en V(M)BO plaatsvindt op
In aansluiting op de Jeugdwet, WMO, Participatiewet en het lokale WMO
basis van objectiveerbare en betrouwbare leerlinggegevens. Deze
beleid en de jeugdvisie gaan we daarbij zoveel mogelijk uit van de eigen
gegevens maken afstroom, doorstroom en opstroom op basis van
kracht van burgers om op eigen wijze vorm te geven aan zijn of haar
schooladviezen mogelijk;
leven. Met eigen kracht bedoelen we niet alleen het individu of het gezin
15. meten van kwantitatieve en kwalitatieve resultaten (gebaseerd op evaluatiekader 2013 en evaluatieplan 2013 Passend Onderwijs).
zelf, maar ook de sociale, vaak informele netwerken en relaties daaromheen. In de jeugdvisie 2013-2015 hebben we dit, als het gaat om het opgroeien van kinderen ook we de ‘civil society’ genoemd.
Voor zowel het primair als het voortgezet onderwijs geldt dat de ondersteuningsplannen passend onderwijs inmiddels in concept gereed
Iedereen moet kunnen participeren in de samenleving. Burgers zijn hier
zijn en aangeboden aan de Inspectie. Over de plannen van zowel het
zelf verantwoordelijk voor. Zij hebben echter ook een verantwoordelijkheid
primair onderwijs als het voortgezet onderwijs hebben de
naar anderen. De gemeente komt pas in beeld wanneer burgers, door
samenwerkingsverbanden en betrokken regio gemeenten in april 2014
bepaalde beperkingen, niet naar vermogen kunnen participeren in de
overeenstemming bereikt. In deze ondersteuningsplannen passend
samenleving en zij dit zelf of door de sociale netwerken om hen heen, op
onderwijs is een door gemeenten en samenwerkingsverbanden
kunnen lossen.
overeengekomen beleidsontwikkelagenda opgenomen waarin we aangeven welke onderwerpen we de komende maanden/ jaren in
Vanuit deze benadering zien we, als het gaat om een integrale visie op het
gezamenlijkheid verder uit willen werken en willen doorontwikkelen. Dit zal
sociale domein, vier thema’s centraal staan die elk alle decentralisaties
deels op regionaal, deels op subregionaal en deels op lokaal (vanuit de
raken. We werken het sociaal beleidskader daarom op basis van de
Lokale Educatieve Agenda) niveau plaatsvinden.
volgende thema’s uit:
26
Beleidsplan. In bijlage 3 geven we de drie peilers weer waarop onze 1. Eigen kracht en zelfredzaamheid
Jeugdvisie is opgebouwd.
2. Maatschappelijke participatie en maatschappelijke inzet 3. Toegang en verwijzing
We hanteren een integrale benadering van de decentralisaties. We
4. Organisatie van de uitvoering
gaan uit van het principe één gezin, één plan, één regisseur en willen bureaucratie, verkokering en fragmentatie in zorg en ondersteuning aan burgers voorkomen.
We gaan daarbij vanzelfsprekend zoveel mogelijk uit van bestaande beleidstukken zoals het WMO beleidsplan en de jeugdvisie. Daarnaast zijn een aantal inzichten landelijk bepaald of worden door wetgeving ingevuld.
De visie en uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de afzonderlijke decentralisaties komen grotendeels overeen. De decentralisaties raken elk
Naast bovenstaande thema’s werken we in dit sociaal beleidskader een
alle leefgebieden van burgers en kennen een overlap in doelgroepen. We
vijfde thema uit; jeugd en veiligheid. Dit thema betreft uitsluitend de
kiezen daarom voor een integrale benadering van de decentralisaties en
doelgroep jeugd en heeft met name betrekking op een aantal wettelijke
kiezen voor een integrale visie op het sociaal domein (sociaal
taken zoals jeugdbescherming, jeugdreclassering en het Advies- en
beleidskader). We kiezen met name voor een integrale benadering daar
meldpunt Kindermishandeling. Deze taken zijn dusdanig spcialistisch dat
waar het gaat om beleidsontwikkeling, toegang en verwijzing,
we deze niet onder kunnen en willen brengen onder een van de vier
ondersteunende instrumenten, communicatie, dienstverlening en
bovenstaande thema’s.
financien.
4.2.1
Uitgangspunten algemeen 1
De “sociale piramide ” vormt de basis van onze visie. Naast de uitgangspunten per thema, zoals geformuleerd in de volgende 2
paragrafen, gaan we uit van een aantal algemene uitgangspunten. Deze
De “sociale piramide ” vormt de basis van onze visie. Burgers moeten een
uitgangspunten vormen de basis voor het sociaal beleidskader. Deze
eigen huishouden kunnen voeren, een sociaal netwerk kunnen
uitgangspunten zijn deels gebaseerd op de Jeugdvisie en het Wmo
onderhouden en kunnen deelnemen aan de samenleving en arbeidsmarkt. 2
Opgesteld door Radar ‘bureau voor sociale vraagstukken’ en Divosa
27
Burgers zijn hier zelf verantwoordelijkheid voor. Daarnaast hebben zij ook
en vrienden voor. De gemeente vertrouwt op de eigen kracht van de
een verantwoordelijkheid naar anderen in hun omgeving. De gemeente
burger en de kracht van diens sociale netwerken en zet in op de
biedt zo nodig aanvullende zorg en diensten. Voor kwetsbare groepen is er
versterking hiervan. Ook algemeen preventief beleid en
bovendien specialistische zorg en hulpverlening beschikbaar. De ‘sociale
preventieactiviteiten zijn onderdeel van de nul-lijn.
piramide’3, met een brede basis en smalle top, visualiseert die verdeling. De gemeente Oirschot is op grond van de Wet Maatschappelijke :
Ondersteuning (Wmo) en de wet Publieke Gezondheid (wet PG) ook op dit moment al verantwoordelijk voor het
Signaleringsoverleg Kwetsbaren
preventieve (jeugd)beleid, opvoed-
Oirschot:
en gezinsondersteuning en de
Sinds 2008 bestaat het
jeugdgezondheidszorg. Om deze
Signaleringsoverleg Kwetsbaren
reden heeft de gemeente Oirschot
Oirschot. Dit is een samenwerking van WoonInc., Maatschappelijk Werk
de laatste jaren al geïnvesteerd in
Dommelregio, Politie, ISD de Kempen,
het preventieve veld met lokale
Welzijn Best-Oirschot en de gemeente.
partners. Voorbeelden hiervan zijn
Het doel van dit overleg is het signaleren
het signaleringsoverleg Oirschot,
van kwetsbare inwoners die niet of moeilijk zelfstandig kunnen participeren
het scholen van buurtverkenners
in de samenleving én het signaleren van
en vrijwilligers in hun signalerende
zorgmijders en daarop actie te
rol en het nauw onderhouden van
ondernemen in de vorm van het uitzetten
contacten (en op structurele basis
én afstemmen van hulpverleningstrajecten.
aanwezig zijn) en sluitende De brede basis (nul-lijn) zijn de burgers zelf, de sociale netwerken rondom
afspraken met met vindplaatsen
burgers en de algemeen toegankelijke voorzieningen (zoals buurtcentra,
zoals scholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, het
scholen, verenigingen). In eerste instantie zorgen burgers voor zichzelf en
consultatiebureau en verenigingen. We hebben sluitende afspraken met
voor elkaar. Van burgers wordt verwacht dat zij zich af en toe in willen
vindplaatsen m.b.t. de zorgstructuur.
zetten voor anderen in hun omgeving. Daar ben je elkaars familie, buren
28
Eenzaamheid bij ouderen is in het kader van preventie een belangrijk
werkwijze. Tegelijkertijd moet er een goede aansluiting zijn met de
aandachtspunt. In dit kader werken we met activerende huisbezoeken bij
infrastructuur en de cultuur van het onderwijs. De professional vanuit het
75-jarigen waarbij eenzaamheid altijd punt van aandacht is. Daarnaast zijn
generalistenteam waar het kind woont, houdt contact met de school en het
alle partners getraind op het herkennen van signalen van eenzaamheid.
kind. Uit praktijkervaringen blijkt dat circa 80-85 procent van de inwoners wel
Aansluiting met onderwijs
eens gebruik maakt van een voorziening in het sociaal domein (nul-lijn).
Omdat jeugdigen het grootste gedeelte van hun tijd op school
De klanten zijn mensen die een regulier leven leiden, en geen bijzondere
doorbrengen, is het van belang af te stemmen tussen wat er thuis en wat
aanspraken op hulp of ondersteuning hoeven te doen. De gegeven
op school gebeurt. Leraren kunnen problemen signaleren bij leerlingen.
ondersteuning betreft vaak laagdrempelige (collectieve) voorzieningen
Daarom is verbinding en bundeling van krachten tussen jeugdhulp en
voor informatie- en advies, zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG),
specialistische hulp met het onderwijs en schoolmaatschappelijk werk
een buurtvoorziening, welzijnswerk e.d., of een algemene voorziening ,
belangrijk. Met het primair onderwijs (PO) kan het generalistenteam die
zoals het consultatiebureaus (JGZ). De dienstverlening is vooral gericht
verbinding goed maken, omdat de leerlingen voor het overgrote deel in
op preventie, en het versterken (en behouden) van de zelfredzaamheid
hetzelfde gebied wonen als waar de school staat. Van belang is dat het
van de burger.
3
generalistenteam zorgt voor een vast, deskundig contactpersoon bij wie de ste
(basis)school terecht kan. Deze contactpersoon biedt scholen handvatten
De middenlaag (1
lijn) vormt de verbinding tussen de basis en de top.
om zelf vragen en problemen op te pakken, zodat leerlingen zo lang
Hier vind je de expertise die nodig is om te bepalen of mensen hun
mogelijk op een goede manier kunnen functioneren in de klas. Wanneer
probleem zelf kunnen oplossen, hun omgeving het probleem kan oplossen
extra inzet nodig is, gaan school en generalistenteam samen in gesprek
of dat ze daarbij professionele ondersteuning nodig hebben. Indien nodig
met de leerling en diens ouders om te bepalen welke hulp nodig is, wat het
wordt een breed scala aan lichte vormen van hulpverlening en
generalistenteam in principe zelf biedt.
ondersteuning geboden dat voor iedereen eenvoudig toegankelijk is. En tot slotte kan hier uiteindelijk ook gesteld worden dat meer specialistische
Een andere aanpak is nodig voor scholen voor speciaal (basis) onderwijs,
hulp nodig is.
voortgezet onderwijs (VO) en het mbo. Deze scholen staan vaker buiten het gebied waar het kind woont. Het zijn bovenwijkse voorzieningen. Het uitgangspunt is, net als bij het generalistenteam, een gezinsgerichte
3
Zie bijlage 1
29
e
De smalle top (2 lijn): Aan de top bevindt zich de langdurige
voorkomen van problemen (preventie) zonder daarbij belerend te worden.
specialistische zorg. Ongeveer 2-5% van de bevolking maakt gebruik van
In gesprekken voert normalisering de boventoon; het gaat om gewone
deze zorg. Het gaat om de professionele begeleiding van en de
mensen met een gewone hulpvraag. Dit alles vraagt soms om een andere
hulpverlening aan kwetsbare groepen. Het is de opgave om deze zorg niet
manier van denken en werken bij hulpverleners en burgers. Niet de doelen
geïsoleerd van de samenleving te organiseren maar te verbinden aan de
van de hulpverlener zijn leidend maar de vraag van en de kracht van de
brede doelstelling van meedoen.
burger en de wijk. Samen maken zij de omslag van aanbod- naar vraaggericht werken. Basis is de eigen kracht van de burger en/of het
De nullijn, eerste en tweede lijn kunnen we niet los van elkaar zien. Ook, of ste
juist, als mensen gebruik maken van ondersteuning in de 1
de
en 2
lijn,
blijft de basis de nullijn. Ook dan blijven we een beroep doen op de eigen
gezin en de sociale leefomgeving daaromheen. Specifiek ten aanzien van jeugd zetten we in op een versterking (‘empowerment’) van ouders in hun opvoedkundige taken. In onze jeugdvisie hebben we dit als volgt verwoord:
kracht en zelfredzaamheid van inwoners. De verschillende lagen (nul-, eerste en tweede lijn) lopen daarmee parallel aan elkaar. De nullijn blijft de basis, daar bovenop (complementair daaraan) komen de eerste en tweede lijn.
We zetten in op het “normaliseren” en het “ontzorgen”. We gaan uit van een positief beleid. Hulp of ondersteuning vragen is normaal. We stimuleren wel dat dit zoveel mogelijk in de eigen omgeving (nullijn) gebeurt. Hierdoor verwachten we dat de inzet van specialisten uit de “tweede lijn” vermindert.
De focus van ons beleid ligt niet in eerste instantie op problemen en risico’s maar op het stimuleren en ontwikkelen van een gunstig en positief leefklimaat voor alle inwoners en het positief benaderen van opvoeden en opgroeien (van ‘ilness naar welness’). We leggen de nadruk op het
30
Uit “Jeugdvisie Oirschot 2013-2015”:
Zorg en ondersteuning is zo tijdelijk mogelijk en zover mogelijk
“‘It takes a village to raise a child’. Het is een oude Afrikaanse uitspraak die ervan uitgaat dat de sociale omgeving van een gezin van belang is voor het opgroeien van jeugdigen. Dit betekent dat niet alleen de ouder in beeld is bij de opvoeding, maar ook de relaties binnen de eigen sociale leefomgeving, zoals een buurman, een ouder, een vrijwilliger bij een sportvereniging of een
gericht op terugkeer naar de eerste of nulde lijn. We nemen daarbij geen zorg over maar schuiven aan, gaan naast mensen zitten. We helpen mensen zichzelf te helpen en blijven uitgaan van de eigen kracht van mensen.
leraar. Samen vormen zij de pedagogische ‘civil society’, oftewel het geheel van netwerken en relaties in de sociale leefomgeving van een gezin die van
Niet alle hulp- of ondersteuningvragen kunnen door burgers of hun sociale
invloed zijn op het gezond opgroeien van het kind. Zij zijn ‘mede-opvoeders’
netwerken daaromheen opgelost worden. Als burgers niet in staat zijn om
van een jeugdige.
op eigen kracht of binnen hun sociale omgeving de benodigde hulp of ondersteuning te regelen, kunnen zij een beroep doen op de gemeente. 1: jeugdige
4 3 2
2: directe relaties (gezin, opvoeders) 3: indirecte relaties (overige familie,
1
vrienden, buren etc) 4: relaties met grote
De dan, via de gemeente, aangeboden zorg of ondersteuning is altijd zo tijdelijk mogelijk en (indien mogelijk) gericht op terugkeer naar de eerste of nulde lijn. We nemen geen zorg over maar helpen mensen zichzelf te helpen, zodat zij in het vervolg (beter) in staat zijn de benodigde zorg en/of ondersteuning zelf te organiseren. De nullijn (de burger zelf en de sociale
groepen of instanties,
netwerken daaromheen) blijft de basis, ook bij zorg en/of ondersteuning in
bv school, kerk,
de eerste en tweede lijn.
vereniging etc
We kiezen niet alleen voor een decentralisatie, maar ook voor een De “civil society” kunnen we zien als de basis van de samenleving, ook wel
transformatie van het sociale domein. Dit doen we gefaseerd. Op 1
1 om hulp en/of ondersteuning moet zoveel mogelijk de nullijn. Het vragen
januari 2015 leggen we de basis. In de jaren na 2015 volgt de
hier plaatsvinden. Een sterke nadruk op preventie, (vroegtijdige)
doorontwikkeling. Pas op langere termijn kunnen we echt spreken van
signalering en het creëren van een laagdrempelig en dekkend aanbod van
een transformatie van het sociale domein.
hulp en ondersteuning stellen we centraal om verwijzing naar zwaardere vormen van hulp zoveel mogelijk te voorkomen.
31
De decentralisaties in het sociale domein vragen om andere werkwijzen en
We realiseren ons dat we veel vragen van inwoners, partners, aanbieders
andere verhoudingen tussen burgers, overheden en het maatschappelijke
en onszelf. Ook (of juist) in de jaren na 2015 blijven we daarom inzetten op
veld. We noemen dit ook wel de transformatie van het sociale domein.
leren en (door)ontwikkelen. De gewenste cultuurverandering bij de
We vragen van burgers meer regie en meer verantwoordelijkheid over hun
gemeentelijke organisatie, maatschappelijke partners, beroepskrachten en
eigen leven. We vragen van de samenleving als geheel meer
inwoners vraagt daarbij om blijvende aandacht.
maatschappelijke inzet en hulp en ondersteuning voor elkaar, door elkaar In het “Communicatieplan Decentralisaties” hebben we deze gefaseerde
en met elkaar. We verwachten sterke sociale netwerken en
Bijeenkomst maatschappelijke partners 10 april 2014:
transformatie door middel van een omgevingsanalyse weergegeven. We hebben alle partijen die een rol spelen in het transformatieproces
minder inzet van de eerste- en tweede lijn. Om dit te kunnen
“Alleen door zelfreflectie bij
beschreven op basis van de huidige situatie (2014), de gewenste situatie
verwezenlijken zetten we sterk in
organisaties (maatschappelijke
per 1 januari 2015 én de gewenste situatie op langere termijn (richting
op het versterken van de nullijn,
instellingen, aanbieders en
2020) na de transformatie. De verschillende (gewenste) rollen zijn in dit
onder andere door de inzet van
gemeente) kunnen we
plan concreter uitgewerkt.
preventiebeleid, preventieactiviteiten,
daadwerkelijk een transformatie
het versterken van de signaalfunctie
bereiken!. Iedereen zal moeten
van het maatschappelijk veld en het versterken van burgerkracht.
4.2.2
Eigen kracht en zelfredzaamheid
veranderen en dat begint bij de eigen organisatie.”
We gaan uit van de eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van
We verwachten van aanbieders een open lerende houding, meer vraag-
burgers. Burgers zijn en blijven op de eerste plaats zelf verantwoordelijk
dan aanbod gericht en een resultaatgerichte aanpak met concrete doelen.
voor hun eigen leven. Ouders zijn en blijven op de eerste plaats zelf
Ook de rol van de gemeente moeten we anders invullen. De gemeente
verantwoordelijk voor het gezond en veilig opgroeien van kinderen. Deze
voert de regie over het proces. Dat betekent nadrukkelijk niet dat wij alles
verantwoordelijkheid wordt nooit overgenomen door een hulpverlener, met
naar ons toe trekken. Sterker nog, we gaan niet uit centralistische sturing
uitzondering van enkele situaties waarbij de veiligheid van een kind in
of beheersing. Samen met inwoners en maatschappelijke partners
gevaar is.
ontwikkelen staat centraal, met acceptatie van daarbij behorende onzekerheden. Het gaat om een nieuw evenwicht tussen regie voeren en loslaten.
32
De mate waarin burgers zelfredzaam zijn speelt een belangrijke rol.
We richten het sociale domein in vanuit het perspectief van inwoners.
Burgers kunnen zelfredzaam genoemd worden als ze een acceptabel
De basis wordt gevormd door de eigen kracht en het zelfredzame
niveau van functioneren hebben gerealiseerd op de gebieden (domeinen)
vermogen van de burgers. Het zelforganiserend vermogen van
waarmee zij in het dagelijks leven te maken krijgen.
burgers, eigen oplossingen en de inzet van het sociale netwerk staat
Zelfredzaamheid is niet ‘alleenredzaamheid’. Om een acceptabel niveau
centraal. We hanteren de zelfredzaamheidsmatrix als integraal
van functioneren te behouden of te bereiken moeten mensen in staat zijn
instrument waarmee we een beeld kunnen krijgen van de mate van
om gebruik te maken van de vaardigheden, expertise,
zelfredzaamheid van burgers.
middelen en mogelijkheden van anderen. ‘Anderen’ zijn bijvoorbeeld 4
familie en vrienden (nullijn). Zelfredzaamheid is wel vragen om de hulp van
We hanteren de zelfredzaamheidsmatrix als instrument waarmee we een
anderen wanneer je die nodig hebt om een acceptabel niveau van
beeld kunnen krijgen van de mate van zelfredzaamheid van burgers. De
functioneren te behouden of te bereiken.
zelfredzaamheidsmatrix heeft betrekking op 11 leefdomeinen (financien, dagbesteding, huisvesting, huiselijke relaties, geestelijke gezondheid,
We hanteren de volgende definitie
Bijeenkomst maatschappelijke
lichamelijke gezondheid, verslaving, activiteiten dagelijks leven, sociale
van zelfredzaamheid: “Het in staat
partners 10 april 2014:
netwerken, maatschappelijke participatie en justitie).
van functioneren op de belangrijke
“Mensen kennen hun eigen
Per leefdomein onderscheiden we vijf niveaus van zelfredzaamheid:
domeinen van het dagelijks leven te
kracht niet altijd. De vraag is tot
realiseren, indien nodig door zelf
nu toe altijd probleemgericht
zijn om zelf een acceptabel niveau
de juiste hulp te organiseren op het
geweest.”.
1. Acute problematiek:
De situatie is onhoudbaar.
2. Niet zelfredzaam:
Situatie verslechterd als niet wordt
moment dat een daling van het functioneringsniveau dreigt of plaatsvindt, die men niet zelf kon voorkomen of verhelpen”. (Bron:
ingegrepen. 3. Beperkt zelfredzaam:
Zelfredzaamheidsmatrix 2013, GGD Amsterdam, gemeente Rotterdam).
Situatie is stabiel maar minimaal Toereikend.
4. Voldoende zelfredzaam:
Burger is voldoende zelfredzaam
4
Zelfredzaamheidsmatrix. Februari 2013, GGD Amsterdam i.s.m. gemeente Rotterdam.
33
5. Volledig zelfredzaam:
De zelfredzaamheid van de burger is
De eigen kracht van mensen en gezamenlijke kracht van
bovengemiddeld goed.
groepen te benutten. De inzet van informele netwerken te stimuleren en te
In de zelfredzaamheidsmatrix is per leefdomein elk niveau concreet
faciliteren.
omschreven. De zelfredzaamheidsmatrix vormt daarmee een
De inzet van vrijwilligers en mantelzorgers te stimuleren
basisinstrument voor het in beeld brengen van de zelfredzaamheid van
en te faciliteren.
burgers en gezinnen en gebruiken we als basis bij het binnenkomen van
Het stimuleren en faciliteren van initiatieven uit de
hulp- en ondersteuningsvragen (zie ook paragraaf 4.5 integrale toegang).
samenleving die de zelfredzaamheid en eigen kracht van burgers versterken.
Als gemeente zetten we in op het versterken van de eigen kracht en zelfredzaamheid van de burgers. We zetten daarom in op het zoveel
Het opstellen en uitvoeren van preventiebeleid en preventieactiviteiten. Het versterken van de signalerende rol van het
mogelijk versterken van de nul-lijn.
maatschappelijke veld. We stimuleren dat burgers hun hulpvragen zoveel mogelijk oplossen binnen hun eigen sociale netwerken, de nullijn. Voor veel burgers, maar
De gemeente heeft een faciliterende en stimulerende rol bij het bereiken
ook voor hulpverleners betekent dit
Bijeenkomst maatschappelijke
van meer (pedagogische) kracht in de sociale omgeving van burgers en
een gedragsverandering. Burgers,
partners 10 april 2014:
gezinnen. Naast het versterken van de eigen kracht van de burger en het gezin zelf, streven we naar meer (pedagogische) kracht in de sociale
gemeenten en professionals komen in andere verhoudingen tot elkaar te
“Met preventie kun je niet vroeg
omgeving van de burger en het gezin. Zo moeten ouders zoveel mogelijk
staan. We proberen deze
genoeg beginnen. De basis wordt
gebruik kunnen maken van hun eigen sociale netwerk van familie en
gedragsverandering te stimuleren door
al gelegd in het basisonderwijs”.
vrienden om mogelijke problemen die een gezond en veilig opgroeien van
het versterken van de nullijn door;
hun kinderen in de weg staan, te voorkomen. Hierbij spelen ook vrijwilligers en professionals die jeugdigen in hun vrije tijd of op school
Een beroep te doen op de verantwoordelijkheid van
veelvuldig zien een belangrijke rol. Zij moeten in staat gesteld worden om
mensen voor hun eigen leven.
mogelijke problemen te signaleren, in gesprek te gaan met ouders (of de jeugdige zelf) en weten waar ze terecht kunnen als er meer nodig is.
34
-
Soms, zoals in het geval van jeugdbescherming en
Landelijk beleid is erop gericht instroom in de specialistische (en dure)
jeugdreclassering zal het niet altijd lukken om de eigen kracht
vormen van jeugdzorg terug te dringen en uitstroom te bevorderen. Ook de
voldoende in te zetten.
gemeente Oirschot beweegt “naar voren” waarbij een sterkere nadruk op preventie, signalering en het bereiken van een dekkend aanbod van
De invulling van het begrip “zelfredzame burger” is niet voor iedereen
laagdrempelige jeugdhulp. Er wordt stevig ingezet om vroegtijdig
gelijk. Als burgers hulp en ondersteuning binnen hun eigen sociale netwerk
problemen te herkennen zodat escalatie naar zwaardere vormen van
kunnen regelen en daardoor minder of geen beroep doen op professionele
jeugdhulp voorkomen kunnen worden.
zorg en ondersteuning, zijn zij in onze visie zelfredzaam. Voor de individuele burger kan het moeten inschakelen (om hulp vragen) van hun sociale netwerk juist resulteren in een sterk gevoel van afhankelijkheid.
Er zijn grenzen aan zelfredzaamheid.
Waar zij voorheen zelfstandig de benodigde hulp en ondersteuning aan het “gemeenteloket” konden regelen, zonder daarmee anderen “lastig te
We gaan uit van de eigen kracht en zelfredzaamheid van burgers en
moeten vallen”, moeten zij nu een beroep doen op familie, vrienden, buren
gezinnen. Niet iedere inwoner of gezin is echter in staat om
etc. Vooral op korte termijn zullen sommige burgers zich hierdoor minder
ondersteuningsvragen zelf of binnen het sociale netwerk op te lossen.
zelfredzaam voelen. Ook dit is onderdeel van de transformatie van het gehele sociale domein en zal pas op langere termijn veranderen.
Eigen kracht en zelfredzaamheid kent grenzen:
Informatievoorziening en communicatie tussen overheid en burgers is
-
Als inwoners geen of beperkte (financiële) middelen hebben om
hierbij van essentieel belang. In het communicatieplan decentralisaties
eigen problemen op te lossen en/of de benodigde hulp en
hebben we voor alle belanghebbenden (zoals burgers, vrijwilligers,
ondersteuning te regelen, kunnen ze rekenen op zorg en
cliëntraden, adviesraden, bedrijfsleven etc) uitgewerkt welke resultaten we
ondersteuning vanuit de gemeente (gericht op eigen kracht en
willen bereiken, welke communicatiestrategie en welke
zelfredzaamheid).
communicatiemiddelen hiervoor in willen zetten.
-
Het meer uitgaan van eigen kracht en zelfredzaamheid leidt op korte termijn niet per definitie ook tot een meer zelfredzaam gevoel bij mensen. Dit is onderdeel van de transformatie van het sociale domein.
35
Om zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te stimuleren,
4.2.3.
Maatschappelijke inzet en participatie
en te komen tot andere verhoudingen tussen burgers, overheid en maatschappelijke partners, kiezen we voor nieuwe manieren van
Maatschappelijke participatie
werken met veel ruimte voor burgerinitiatieven. De gemeente stimuleert en faciliteert daarbij maar neemt in eerste instantie geen
We willen een gemeente zijn waarin alle inwoners deelnemen aan de
initiatief (overheidsparticipatie bij burgerinitiatieven).
samenleving. Iedereen moet kunnen participeren in de samenleving, op zijn of haar eigen niveau en mogelijkheden. Met maatschappelijke
De decentralisatie van het sociale domein leidt tot andere verhoudingen
participatie bedoelen we in dit kader “het deelnemen aan de samenleving
tussen burgers, overheid en maatschappelijke partners. De rol van de
door het verrichten van betaalde en onbetaalde arbeid en/of deelname aan
gemeente gaat veranderen en wordt steeds meer een
vrijetijdsbesteding”. Voor wat betreft onbetaalde arbeid betreft het hier het
regierol. Er is meer ruimte voor burgers
“zelf mee kunnen doen”. Het helpen van anderen door middel van
om met eigen initiatieven te komen. We
Klankbordgroep raad d.d. 15 januari 2014:
aan bod.
verwachten van burgers, groepen van burgers, wijken en andere sociale
“Werk wijkgericht.
netwerken ook dat zij zelf initiatief nemen.
Stimuleer en faciliteer
We verwachten dat burgers eigen
sociale netwerken. Zet in
verantwoordelijk nemen voor hun eigen
op het verhogen van
leefomgeving. Als gemeente stimuleren en faciliteren we deze initiatieven. We nemen echter geen taken over.
bijvoorbeeld vrijwilligerswerk komt bij het thema ‘maatschappelijke inzet’
sociale cohesie in buurten en wijken. Denk
Alle inwoners kunnen naar vermogen deelnemen aan de samenleving. Inwoners kunnen zo lang mogelijk zelfstandig blijven functioneren en zelfstandig blijven wonen, zelfredzaam zijn en blijven en deelnemen aan de maatschappij.
aan het koppelen van mensen en wijken (leren van elkaar)”.
Maatschappelijke participatie is van belang voor zowel de persoon of het gezin zelf als voor de samenleving. Actief bezig zijn is nuttig, leidt veelal tot een hogere betrokkenheid bij wat er leeft in de sociale omgeving, kan de sociale samenhang in buurten en wijken versterken en kan daarnaast bijdragen aan een goede gezondheid, een positief opvoed- en opgroeiklimaat en persoonlijke ontwikkeling. In sommige gevallen is maatschappelijke participatie zelfs een eerste stap om de afstand tot de
36
arbeidsmarkt te verkleinen. Daarnaast hebben we, ook gelet op alle
bewegen en te recreëren. Niet voor iedereen is maatschappelijke
veranderingen binnen het sociale domein, alle inwoners hard nodig om bij
participatie echter even vanzelfsprekend. Als inwoners belemmeringen
te dragen aan het sociale en maatschappelijke leven in Oirschot.
ondervinden bij (het bevorderen van) hun maatschappelijke participatie en dit niet zelf, of binnen hun sociale omgeving, kunnen oplossen, komt de
Met de komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) zijn
gemeente in beeld. Deze ondersteuning is echter geen
gemeenten al verantwoordelijk om burgers te ondersteunen bij het
vanzelfsprekendheid en we blijven, ook in het geval van hulp of
vormgeven van hun maatschappelijke deelname. We hebben hier de
ondersteuning, een beroep doen op de eigen kracht en eigen
afgelopen jaren als gemeente, in samenwerking met onze
verantwoordelijkheid van mensen. Als het gaat om het bieden van hulp of
maatschappelijke partners al sterk op ingezet. Met de decentralisaties in
ondersteuning bij (het bevorderen van) maatschappelijke participatie
het sociale domein worden de verantwoordelijkheden van de gemeente in
onderscheiden we verschillende groepen,
dit kader verder uitgebreid en moeten we hier (nog) meer op inzetten. •
Inwoners die graag willen participeren maar dit niet kunnen op
We zien zelfstandig (blijven) wonen als een belangrijke peiler in het kader
eigen kracht, financieel of anderszins, bijvoorbeeld door
van maatschappelijke participatie. We bekijken en onderzoeken daarom
beperkingen, ondersteunen we bij het regelen of mogelijk maken
hoe we als gemeente actief kunnen bijdragen aan het zo lang mogelijk
van de participatie.
thuis blijven wonen van burgers.
•
Van inwoners die niet participeren, of wel participeren maar geen betaalde arbeid verrichten, en een beroep doen op de gemeente
Inwoners zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun
voor ondersteuning, verwachten we dat zij een maatschappelijke
maatschappelijke participatie. Als inwoners belemmeringen
tegenprestatie te leveren.
ondervinden bij (het bevorderen van) hun maatschappelijke
•
Bijeenkomst Wmo Adviesraad en
Inwoners die niet of nauwelijks
CJG klankbordgroep d.d. 15 april
participatie en dit niet zelf, of binnen hun sociale omgeving, kunnen
participeren en geen activiteiten
2014:
oplossen, komt de gemeente in beeld. We onderscheiden hierin
ondernemen om dit wel te doen,
verschillende doelgroepen.
en die geen beroep doen op de
“Besteed specifieke aandacht aan
gemeente voor hulp of
zorgmijders. Aandachtspunt is een
Inwoners zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk om deel te nemen
(financiële) ondersteuning,
nieuwe groep zorgmijders die wellicht
aan maatschappelijke activiteiten, mee te doen, werk te zoeken, te
laten we met rust. Ook als ze
kan ontstaan; inwoners die geen hulp of ondersteuning binnen hun eigen sociale omgeving willen of kunnen vragen (en die dit wel via de oude
37
formele kanalen deden).
•
•
helemaal niets doen uit zichzelf en voor zichzelf. Geen getrek
Ook met de komst van de nieuwe taken binnen het sociale domein zetten
aan mensen die geen verwachtingen hebben van de
we deze eerder ingezette lijn door en gaan we zoveel mogelijk uit van een
overheid of overheidssteun niet nodig hebben.
inclusieve benadering bij de vormgeving van de lokale fysieke en sociale
Inwoners die op geen enkele manier participeren maar schade
infrastructuur. We zien hier een belangrijke rol weg gelegd voor
(dreigen) toe (te) brengen aan zichzelf, de omgeving of aan de
(sport)verenigingen. Dit betekent overigens niet dat elke lokale
maatschappij komen in een verplicht ondersteuningstraject als
sportvereniging per 1 januari 2015 voor alle doelgroepen toegankelijk moet
eerste opstap in de richting van participatie.
zijn. Wel is het van belang dat er, ook op meer regionaal niveau,
Inwoners die graag willen participeren via betaalde arbeid zijn zelf
voldoende mogelijkheden zijn voor mensen met een beperking om op hun
verantwoordelijk om een baan te vinden. Pas als zij daar niet toe in
eigen niveau en op basis van hun mogelijkheden te kunnen participeren.
staat zijn, kan de gemeente steun bieden.
Op lokaal niveau treden we in gesprek met (sport)verenigingen over inclusief beleid en de rol die daar voor verenigingen in is weggelegd.
We gaan zoveel mogelijk uit van een inclusieve benadering bij de vormgeving van de lokale fysieke en sociale infrastructuur (ook
Maatschappelijke inzet
mensen met beperkingen moeten van de algemene voorzieningen gebruik kunnen maken). (Sport)verenigingen spelen hierbij een belangrijke rol.
Met maatschappelijke inzet bedoelen we dat mensen zich actief en onbetaald inzetten voor zorg en ondersteuning aan anderen en/of de sociale omgeving. Dit betreft met name mantelzorgers en vrijwilligers.
Een van de rode draden uit het WMO beleidsplan 2012-2015 is inclusief
Deze groepen vormen een onmisbaar onderdeel van de samenleving, met
beleid. “ Inclusief beleid is beleid dat rekening houdt met de verschillende
name na de transformatie van het sociale domein. Vrijwilligers en
mogelijkheden en beperkingen van mensen. Een van de resultaten van
mantelzorgers zijn onderdeel van de nullijn.
inclusief beleid is dat algemene voorzieningen ook beschikbaar zijn voor mensen met een beperking. Het doel van inclusief beleid is dat mensen
Mantelzorgers en vrijwilligers vormen een onmisbaar deel van de
met een beperking vanzelfsprekend op een gelijkwaardige manier kunnen
samenleving. Het belang van deze functies wordt de komende jaren
deelnemen aan alle aspecten in het dagelijkse leven. Inclusief beleid is
nog groter. Als gemeente hebben we een rol in het versterken en
nodig voor een samenleving waarin iedereen kan meedoen en niemand
ondersteunen van deze functies, zoals respijtzorg, om de
buitengesloten wordt” (Wmo beleidsplan gemeente Oirschot 2012-2015).
transformatie van het sociale domein te kunnen verwezenlijken.
38
We verwachten van inwoners dat zij meer en eerder een beroep doen op
behoefte aan hebben. Bij mantelzorgers is het van belang
hun eigen kracht en hun sociale netwerken. Vrijwilligers en
de balans tussen draagkracht en draaglast te bespreken en goed
mantelzorgers vormen een essentieel onderdeel van deze sociale
te bewaken.
netwerken. We moeten daarom als gemeente inzetten op het versterken van deze functies:
•
We zetten in op het versterken van vrijwilligers en mantelzorgers, met name daar waar het gaat om de signaalfunctie die zij (kunnen) vervullen.
•
We zetten in op het stimuleren, ondersteunen en faciliteren van vrijwilligers(werk). We zetten in principe niet in op het creëren van vrijwilligerswerk.
•
We gaan uit van een positieve benadering als het gaat om het principe van wederkerigheid. We verwachten van alle inwoners,
We zetten in op het ondersteunen en faciliteren van mantelzorgers, met name wanneer de zorg voor anderen hun
maar met name als zij hulp of ondersteuning van de gemeente ontvangen, dat zij maatschappelijke inzet tonen.
eigen participatie in de samenleving belemmert. Veel mensen verlenen voor kortere of langere tijd ‘mantelzorg’ aan hun partner, ouders of andere familieleden, buren of vrienden. De meeste mensen vinden dat vanzelfsprekend, ze vinden dat zorgen voor dierbaren bij het leven hoort. Soms kan deze zorg echter behoorlijk
In de wetteksten rondom de participatiewet en Wmo wordt uitgegaan van het principe van wederkerigheid; het vervullen van een tegenprestatie voor ontvangen hulp of ondersteuning. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om hier invulling aan te geven.
zwaar vallen. De positie van de
Voorbeelden van vrijwilligers met
mantelzorger verstevigt in de
een (mogelijke) signaalfunctie:
Wij gaan uit van een positieve benadering als het gaat om het principe van
Maaltijdverstrekkers die signaleren
wederkerigheid. We verwachten van inwoners dat zij maatschappelijke
nieuwe Wmo. Het werk van mantelzorgers draagt vaak
dat een klant al dagen zijn of haar
bij aan de kwaliteit van leven
eten laat staan en niet uit bed komt.
van de degene die mantelzorg
Buurtverkenners die signaleren dat
ontvangt. Daarom vinden wij het belangrijk dat mensen die mantelzorg geven de ondersteuning krijgen waar ze
op een bepaald adres de gordijnen
inzet tonen, ook (of juist) als zij hulp of ondersteuning ontvangen. We gaan uit van de bereidwilligheid en medewerkingsbereidheid van mensen en stellen het tonen van maatschappelijke inzet niet verplicht. We zien het
al een aantal dagen niet open zijn
tonen van maatschappelijke inzet (onder andere als tegenprestatie) als
gegaan. Trainers bij
een middel om de volgende doelen te bereiken:
sportverenigingen die signaleren dat een jongere regelmatig huilbuien heeft en agressief gedrag vertoont.
39
a)
Het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van burgers
b)
Het leveren van een bijdrage aan de samenleving
•
De burger dient in staat te zijn de inzet te leveren (inzet naar vermogen). Met name bij (jongere) jeugd en ouders die een (financiële) ondersteuning van de gemeente ontvangen voor hun
Klankbordgroep raad d.d. 15 januari 2014:
Het tonen van maatschappelijke
kind is maatschappelijke inzet geen vanzelfsprekendheid. Het
inzet (en de verwachting dat
inschattingsvermogen van de professional bepaalt of en zo ja hoe
burgers zich inzetten) is altijd
maatschappelijke inzet in dit geval realistisch is.
“Gedragsverandering bereik je niet
specifiek onderdeel van ieder
met regels en dwang. Burgers komen
gesprek tussen gemeente en
in beweging (effect is het grootst) als
burger met een hulp- of
We monitoren ons beleid ten aanzien van het principe van
je ze eigen keuzes laat maken en zelf
ondersteuningsvraag. Dit geldt niet
wederkerigheid. Als blijkt dat er structureel sprake is van (een
alleen voor complexe vragen
categorie) inwoners die niet bereid is tot het tonen van
waarbij een keukentafelgesprek
maatschappelijke inzet bij ontvangen hulp of ondersteuning van de
plaatsvindt, maar ook eenvoudige
gemeente, ondernemen we hier actie op.
verantwoordelijk laat zijn. Als echter blijkt dat stimuleren niet voldoende is, moeten we de stap naar een verplichte vorm van tegenprestatie durven maken. Zorg in ieder geval
vragen die direct opgelost kunnen
dat het principe van wederkerigheid
worden (zie basisschema
altijd bespreekbaar blijft”.
“integrale toegang”).
We monitoren ons beleid ten aanzien van het principe van wederkerigheid. Als blijkt dat er daadwerkelijk een categorie inwoners is die wel hulp of ondersteuning ontvangt, maar niet bereid is enige maatschappelijke inzet
Bij maatschappelijke inzet van burgers gaan we uit van de volgende randvoorwaarden: •
De inzet mag re-integratie en acceptatie van betaald werk niet in de weg staan;
te tonen, ondernemen we hier concrete actie op. Hierbij is zoveel mogelijk sprake van maatwerk.
Het is van belang aan te geven wat we verstaan onder maatschappelijke inzet. We willen dit breed interpreteren. Zo zien we bijvoorbeeld ook
•
De omvang van de inzet en de duur in tijd dienen beperkt te zijn;
•
De inzet mag niet leiden tot verdringing van regulier werk op de
ouderen (bijvoorbeeld door het bezoeken van ouderen of het digitaal
arbeidsmarkt;
ontmoeten via skype) of het bijdragen aan diverse werkzaamheden bij
mogelijkheden als het gaat om het tegengaan van eenzaamheid bij
(sport)verenigingen. We willen dit in 2014 in beeld hebben.
40
Maatschappelijke inzet
Klankbordgroep raad d.d. 15
vertoont gelijkenissen met
januari 2014:
4.2.4.
Integrale toegang
Voor elk van de decentralisaties geldt het principe één gezin, één plan,
vrijwilligerswerk. Het belangrijkste verschil betreft
“Hanteer een positieve insteek. Ga
één regisseur. Voor elk van de decentralisaties geldt dat er sprake is van
dat inwoners die een beroep
bijvoorbeeld uit van een
het binnenkomen van een vraag (toegang), het analyseren van de vraag
doen op hulp of ondersteuning worden gestimuleerd door de gemeente om zich
stimuleringsbijdrage in plaats van verplichting of probeer gebruik te maken van het “olievlekprincipe”. Als een aantal mensen zich actief
(analyse), het samen met de burger zoeken naar een oplossing en het eventueel doorverwijzen (verwijzing). Het proces is grotendeels gelijk, de inhoud verschilt. Door de processen zoveel mogelijk op elkaar af te
maatschappelijk
inzetten voor hun sociale omgeving,
stemmen kunnen we de ondersteuning aan de burger verbeteren en zetten
in te zetten. Dit in tegenstelling
kunnen zij andere stimuleren en zo
we onze middelen en capaciteit efficienter in.
tot het verrichten van
verder. Goed voorbeeld doet volgen.
vrijwilligerswerk dat op eigen initiatief gebeurd. De activiteiten die vanuit de maatschappelijke inzet worden verricht betreffen vaak wel vrijwilligerswerk.
We hanteren een integrale benadering als het gaat om de toegang tot hulp en ondersteuning om synergie te creëren en overlap te voorkomen. We gaan daarbij van de onderstaande “basisstructuur integrale toegang Oirschot” en de daarbij horende uitgangspunten.
De tegenprestatie kan in sommige gevallen mogelijk ingezet worden in plaats van of ter voorbereiding op arbeidsmatige dagbesteding of beschut werken (bijvoorbeeld als er een wachtlijst is voor beschut werken). De mogelijkheden hiervoor zijn afhankelijk van de behoeften en capaciteiten van de betreffende inwoner.
Gezinnen en burgers kunnen te maken krijgen met vragen op het gebied van verschillende decentralisaties. Doelgroepen van de verschillende decentralisaties komen (deels) overeen. Tegelijkertijd hebben de decentralisaties (deels) betrekking op dezelfde leefgebieden van inwoners. We kiezen er daarom voor de toegang tot hulp en ondersteuning integraal vorm te geven (één gezin, één plan, één regisseur). Inwoners worden, ongeacht de aard van de vraag, op dezelfde manier geholpen. In de hiernavolgende “basisstructuur integrale toegang” beschrijven we hoe we hier lokaal vorm aan gaan geven.
41
Basisstructuur integrale toegang Oirschot
In het hiernaast staande schema geven we de basisstructuur weer van de integrale toegang voor inwoners van Oirschot bij hulp- en ondersteuningsvragen. We hanteren hierbij een integrale benadering; alle hulp- of ondersteuningsvragen komen via dezelfde kanalen binnen en worden op dezelfde manier opgepakt. Bij elke vraag vormt de mate van zelfredzaamheid de basis van het vervolg. We maken daarbij onderscheid tussen front- en backoffice. Onderdeel van het frontoffice is het brede generalistenteam waarin professionals vanuit zowel jeugd, Wmo als participatie zijn vertegenwoordigd.
42
Uitgangspunten bij basisstructuur integrale toegang Oirschot
-
Hulpvragen vanuit huisartsen naar GGZ
-
Hulpvragen vanuit AWBZ
Waar komt de vraag vandaan?
-
Hulpvragen via medisch specialisten
Hulp- of ondersteuningsvragen hebben altijd betrekking op een burger
-
Hulpvragen via jeugdarts
en/of gezin. In veel gevallen is het dan ook de burger of het gezin zelf die
-
Hulpvragen via jeugdreclassering en jeugdbescherming (bij rechterlijke uitspraak)
met de vraag bij de gemeente terecht komt. In sommige gevallen komt de vraag niet rechtstreeks vanuit de burger of gezin maar via een
-
Hulpvragen via advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK)
signaleerder bij de gemeente terecht. Signalering kan door iedereen plaatsvinden. Vaak gebeurt dit vanuit de sociale omgeving van burgers (familie, vrienden, mantelzorgers). We verwachten echter expliciet een signalerende rol van het maatschappelijke veld zoals scholen, kinderdagverblijven, buurtbeheer, peuterspeelzalen en
In het geval vragen rechtstreeks bij zorgaanbieders terecht komen, worden deze eerst terug geleid naar de gemeente (m.u.v. de hierboven uitgezonderde vragen).
(sport)verenigingen. We ondersteunen, stimuleren en versterken het maatschappelijk veld om deze rol te kunnen vervullen. Vindplaatsen vormen in dit kader een belangrijke rol. Vindplaatsen zijn plaatsen/ locaties waar de doelgroep veelal aanwezig is en waar betrokkenen een signaalfunctie (kunnen) vervullen. Dit kunnen
Waar komt de vraag terecht? Burgers kunnen met hun vragen op verschillende plaatsen en via verschillende kanalen bij de gemeente terecht:
Bijeenkomst maatschappelijke partners 10 april 2014:
professionals (bijvoorbeeld jongerenwerk) maar ook vrijwilligers (bijvoorbeeld buurt- of sportverenigingen) zijn. Vragen kunnen ook via huisartsen, praktijkondersteuners, GGD of jeugdartsen bij de gemeente terecht komen. Vragen die bij deze personen en organisaties terecht komen kunnen deels direct doorverwezen worden naar zorgaanbieders, zonder tussenkomst van de gemeente. Dit betreft de volgende hulpvragen:
Inlooppunten: plaatsen/ locaties waar de doelgroep veelal aanwezig
“Versterking van vindplaatsen en inlooppunten is belangrijk: zorg
is. Een generalist (uit het brede
voor een bekend gezicht waar
generalistenteam) is hier op
mensen vragen aan durven
structurele basis aanwezig om
stellen. Hulpvragen worden nu
vragen van burgers te kunnen
vaak te lang uitgesteld, onder andere door schaamte”.
43
beantwoorden. Dit kunnen vragen zijn ten aanzien van alle gebieden,
Hoe wordt de vraag opgepakt?
maar zullen logischerwijs meestal passen bij de locaties. De
Eenvoudige vragen bij voldoende zelfredzaamheid kunnen direct bij een
aanwezige generalist maakt een analyse van de vraag waarbij altijd
inlooppunt of bij het loket opgelost worden. Bij complexere vragen of
aandacht is voor de mate van zelfredzaamheid. Bij eenvoudige vragen
vragen van meer kwetsbare burgers wordt altijd een keukentafelgesprek
en voldoende zelfredzaamheid kunnen vragen direct opgelost worden
gevoerd. Dit gesprek is bedoeld om de vraag te verhelderen, het beoogde
(dit kan ook een verwijzing naar een aanbieder zijn). Bij complexe
resultaat van ondersteuning te formuleren in een ondersteuningsplan/
vragen of eenvoudige vragen waarbij de zelfredzaamheid onvoldoende
gezinsplan en de eventuele hulp
(kwetsbare burger) is, vindt altijd een keukentafelgesprek plaats.
of ondersteuning te regelen.
Vooralsnog zien we scholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen
Kennis en kunde omtrent
“Bij keukentafelgesprekken dient altijd
als vindplaatsen. We bekijken of het in de toekomst zinvol is om ook
vraagverheldering en “de vraag
aandacht te zijn voor de verschillen
andere vindplaatsen als inlooppunt te benoemen. Hierbij denken we
achter de vraag” bij generalisten
tussen inwoners. Er zijn generaties die
bijvoorbeeld aan verenigingen of verzorgings- en verpleeghuizen.
en/of specialisten die het
zijn opgegroeid met het idee “niet
keukentafelgesprek voeren is
zeuren, niet klagen, groot houden en
Loket: we gaan uit van één loket in de kern Oirschot als dé ingang
daarbij essentieel.
de overheid gelijk geven”. Een
voor alle hulpvragen van inwoners, signaleerders en derden. Dit betreft
Keukentafelgesprekken vinden
zowel een fysiek loket als een digitaal en telefonisch loket. Bij dit loket
zoveel mogelijk in of dicht bij huis
wordt een analyse gemaakt van de vraag waarbij altijd aandacht is
van de burger/ het gezin plaats.
voor de mate van zelfredzaamheid. Bij eenvoudige vragen en
Bij elk keukentafelgesprek kijken
personen met een lichte vorm van
voldoende zelfredzaamheid kunnen vragen direct opgelost worden (dit
we eerst naar de mogelijkheden
dementie, die mogelijkerwijs een
kan ook een verwijzing naar een aanbieder zijn). Bij complexe vragen
die burgers zelf hebben (binnen
verkeerd beeld van zichzelf kunnen
of eenvoudige vragen waarbij de zelfredzaamheid onvoldoende
hun eigen sociale netwerk en/of
geven. Dit kan leiden tot een verkeerd
(kwetsbare burger) is, vindt altijd een keukentafelgesprek plaats. Het
door gebruik te maken van
oordeel door de generalist/ specialist.
loket wordt vooralsnog niet bemensd door generalisten uit het
algemene voorzieningen).
Kennis en kunde omtrent
generalistenteam. We bekijken in hoeverre dit op termijn eventueel wel
Maatschappelijke inzet is altijd
nodig is.
onderdeel van het gesprek.
Advies Wmo Adviesraad april 2014:
keukentafelgesprek kan in dit geval (bij onvoldoende vraagverheldering) een verkeerd beeld geven van de cliënt. Er zijn ook andere voorbeelden, zoals
vraagverheldering en “de vraag achter de vraag” is daarom essentieel!”
44
Keukentafelgesprekken worden in de meeste gevallen gevoerd door een
participatie/ sociale zaken. Generalisten stellen op basis van het
generalist uit het brede generalistenteam (zie hieronder). Indien uit de
keukentafelgesprek een ondersteuningsplan/ gezinsplan op waarin zij het
eerste analyse van de vraag (bij inlooppunt of loket) blijkt dat de vraag
eventuele vervolgtraject en de te behalen resultaten vastleggen. We
dermate complex en/of specialistisch is, kan ervoor gekozen worden het
werken met één integraal ondersteuningsplan per huishouden (individu of
keukentafelgesprek te laten voeren door een specialist uit het subregionale
gezin). Dit ondersteuningsplan omvat alle acties op alle relevante
specialistenteam.
leefdomeinen. Het plan is van de inwoner / het gezin, niet van de professional. In het plan gaan we uit van te behalen resultaten rond
Wie pakt de vraag op?
zelfredzaamheid en participatie op alle relevante leefdomeinen. Het plan is
Alle vragen die vanuit een keukentafelgesprek binnen komen (complexe
maatwerk. Maatschappelijke inzet is onderdeel van het plan. Er is ruimte
vragen en vragen van meer kwetsbare burgers) worden opgepakt door
voor creatieve oplossingen.
een breed integraal generalistenteam (vaak ook wel
Klankbordgroep raad d.d. 15
Generalisten zijn, in ieder geval in de eerste fase (opbouwfase nieuwe
wijkteam genoemd) of (in
januari 2014:
basisstructuur 2015) afkomstig van of werkzaam bij de huidige maatschappelijke partners. Vooralsnog denken we hierbij, in ieder geval in
sommige gevallen) door het specialistenteam. Het
“Wijkteams vervullen een centrale
de eerste fase, aan inhuur of detachering vanuit bestaande organisaties in
generalistenteam is een lokaal
rol. Zij moeten daadwerkelijk in de
plaats van het in dienst nemen van generalisten bij de gemeente. Er is
team (werkzaam voor de hele gemeente Oirschot), bestaande uit een aantal generalisten die elk
wijk aanwezig zijn. Dit hoeft niet altijd, maar in ieder geval op gezette tijden. Elke wijk is daarbij anders. Werk zoveel mogelijk wijkgericht en
sprake van een netwerkorganisatie. Vanzelfsprekend is het van belang dat generalisten, ondanks de verbinding met hun eigen (moeder)organisatie objectief en zonder belang vanuit de eigen organisatie kunnen kijken naar
affiniteit hebben met een bepaald
heb daarbij aandacht voor de
hulpvragen en deze kunnen analyseren. Om deze onafhankelijke blik te
onderwerp. Zij zijn in staat, op
verschillen tussen wijken en buurten”
waarborgen is de generalist in ieder geval niet gebonden aan een
basis van het keukentafelgesprek,
organisatie die specialistische zorg levert. We denken vooralsnog aan de
een totale analyse van de hulpvraag te maken, ook buiten het eigen
volgende invulling (functies) van het brede generalistenteam:
terrein. Het team bestaat uit een aantal generalisten op het brede terrein van jeugdhulp, één of meerdere generalisten op het terrein van de WMO en één of meerdere generalisten op het terrein van
45
Generalistenteam5
Daarnaast zullen bepaalde functies, zoals een leerplichtambtenaar en een wijkverpleegkundige op afroep bij het generalistenteam aansluiten. Over de inzet van wijkverpleegkundigen gaan we in gesprek met de zorgverzekeraars. We willen tot afstemming komen over zorg in de wijk en maatschappelijke ondersteuning, oftewel komen tot concrete afspraken
Jeugd/ onderwijs
Wmo
participatie
Jeugdverpleegkundige
Klantmanager
Klantmanager
School- en
Algemeen maatschappelijk
jeugdmaatschappelijk werker
werker
Cliëntondersteuner
over de afstemming en overlap tussen het medische en sociale domein.
Praktijkondersteuner huisarts
Het team functioneert als één team en wordt aangestuurd door één coördinator onder verantwoordelijkheid van de gemeente (in dienst, inhuur,
Jongerenwerker
Zorgtrajectbegeleider
detachering). Intervisie, scholing en leren van elkaar staat in de
dementie
opbouwfase centraal. Generalisten blijven hun eigen affiniteit hebben vanuit de moederorganisatie maar moeten, meer dan nu het geval is, de
We zien vooralsnog de volgende taken voor de generalisten uit het brede
vraag breder (ook vanuit andere terreinen) kunnen analyseren. Dit
generalistenteam:
betekent dat bijvoorbeeld een generalist vanuit het jeugdmaatschappelijk werk ook in staat moet zijn om (op hoofdlijnen) een hulpvraag op het
Openstaan voor en het ontvangen van hulpvragen van burgers en
gebied van Wmo en participatie moet kunnen analyseren.
gezinnen; Signalering van hulpvragen binnen het sociaal domein; Het verhelderen van de vraag (keukentafelgesprek); Het opstellen van een integraal ondersteuningsplan/ gezinsplan samen met de burger/het gezin; Zelf ondersteuning bieden vanuit eigen expertise en competenties; Een
inschatting
maken
welke
aanvullende
(specialistische)
ondersteuning noodzakelijk is en deze ‘invliegen’; 5
De in de tabel beschreven functies zijn een voorlopige inschatting. Bij de verdere uitwerking en concretisering van de basisstructuur in de loop van 2014 kunnen deze functies en de concrete invulling van het team nog wijzigen.
46
Verbinding leggen met het maatschappelijke veld en een advies-
ondersteuningsplan. Inwoners kunnen dus rekenen op één professional
en consultfunctie vervullen (zichtbaar zijn / outreachend), onder
die het plan blijft volgen.
andere op de huidige inlooppunten.
De betreffende generalist of specialist blijft casemanager totdat het traject is afgerond en de hulpvraag is beantwoord. Bij uitzonderingen kan deze
Wie is casemanager?
functie ingevuld worden door een zorgaanbieder.
Elke hulpvraag vanuit een burger of een gezin kent één casemanager (één gezin, één plan, één regisseur). De functie van casemanager wordt
Wat gebeurt er is een hulpvraag niet binnen het generalistenteam kan
ingevuld door een generalist uit het brede generalistenteam (in het geval
worden opgepakt?
een vraag wordt opgepakt in het generalistenteam) of een specialist (in het
We zetten in op het verminderen van de instroom in de gespecialiseerde
geval de vraag wordt opgepakt in het specialistenteam). Als een specialist
zorg en het bevorderen van de uitstroom. Goed toegeruste generalisten
de rol van casemanager oppakt, blijft er altijd een verbinding met het
kunnen problemen in een vroeg stadium herkennen, zodat escalatie van
generalistenteam. Dit is de verantwoordelijk van de casemanager. De
problemen wordt voorkomen. Dit betekent dat zij (h)erkennen wanneer een
belangrijkste reden hiervoor is dat de
Bijeenkomst maatschappelijke
hulpvraag de eigen mogelijkheden overstijgt of de veiligheid van jeugdigen
kennis en ervaring van de specialist
partners d.d. 10 april 2014:
in het geding is. Als dit meteen duidelijk is, moet snel worden overgeschakeld op de inzet van specialistische zorg of drang en dwang.
niet alleen bij de specialist blijft, maar gedeeld wordt met de
“Als hulp niet meteen geboden kan
Specialisten worden alleen ingezet daar waar nodig. Generalistisch waar
generalist. Het generalistenteam
worden en sprake is van een
mogelijk en specialistisch waar nodig.
krijgt hierdoor meer kennis, ervaring en grip op de grote verscheidenheid aan hulpvragen. Op termijn
overbruggingsperiode, verlies burgers dan niet uit het oog. Hier ligt een belangrijke taak voor de casemanager!”
Als een hulpvraag dusdanig specialistisch is en/of de vraag het niveau (kennis en ervaring) van het generalistenteam overstijgt, wordt de
verwachten we dat hierdoor
hulpvraag overgeheveld naar het specialistenteam. Dit kan zijn na de
minder hulpvragen naar het specialistenteam doorverwezen worden.
eerste analyse van de vraag bij het loket of inlooppunt. Het keukentafelgesprek kan dan plaatsvinden door een specialist uit het
Er is altijd één casemanager per gezin/ huishouden die het proces blijvend
specialistenteam. Dit kan ook zijn nadat het keukentafelgesprek is gevoerd
volgt en de kaders bewaakt (inhoudelijk en financieel). Dit ligt vast in het
door een generalist uit het brede generalistenteam. De vraag wordt dan overgeheveld/ opgeschaald naar het specialistenteam.
47
Het specialistenteam richt zich op de specialistische zorg voor burgers en gezinnen. Op het moment dat er sprake is van complexere problematiek
Specialistenteam6 Jeugd/ onderwijs
Wmo
Jeugdarts
Ambulant hulpverleners
en lichte lokale ondersteuning niet toereikend is, kan specialistische ondersteuning worden ingezet. Als het gaat om specialistische jeugdhulp betreft dit hulp aan jeugdigen met een verstandelijke beperking (jeugd-vb), begeleiding en verzorging van jeugdigen en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedproblemen. Ook wanneer
participatie
GGZ, VB (begeleiding) Ambulant hulpverleners GGZ, VB en jeugdzorg Gedragswetenschapper/ orthopedagoog BJZ
ondersteuning buiten het gezin nodig is, bijvoorbeeld in het kader van dagbehandeling, behandeling met verblijf of pleegzorg, is het specialistenteam aan zet om te bepalen wat het gezin of de jeugdige nodig
Psycholoog (1ste lijn)
Schuldhulpverlening
heeft. Bij de vormen van jeugdhulp die buiten het gezin (specialistisch) worden ingekocht staan het door het specialistenteam opgestelde ondersteuningsplan centraal. Dit betekent dat betrokken professionals en
Specialistische ondersteuning wordt minder vaak ingezet dan
organisaties zich conformeren aan de concrete doelstellingen die hierin
ondersteuning vanuit het generalistenteam. Het ligt daarom voor de hand
zijn opgesteld.
om samen te werken met andere gemeenten. Subregionale samenwerking op de uitvoering van dit specialistenteam kan leiden tot een grotere
Wanneer er sprake is van veiligheidsrisico’s, geweld, mishandeling,
efficiency waardoor de kosten beter beheersbaar blijven, daarnaast wordt
misbruik of een acute crisis zal moeten worden samengewerkt met
de kwetsbaarheid van het specialistenteam verminderd omdat het team uit
regionale instellingen. Deze samenwerking beschrijven we in 4.2.6.
meer professionals kan bestaan. Door intervisie met meerdere specialisten kan de kwaliteit worden geborgd. Tot slot kan het zinvol zijn dat de
We denken vooralsnog aan de volgende invulling (functies) van het
specialisten buurgemeenten kennen. De leefwerelden van met name
specialistenteam:
jongeren gaan over gemeentegrenzen heen, denk aan onderwijs. We kiezen er daarom voor om een subregionaal specialistenteam in te richten dat wordt aangestuurd door een gezamenlijk aangestelde teamcoördinator. De coördinatiefunctie kan ook worden ondergebracht bij
48
één van de specialisten. We merken hierbij op dat we op dit moment in
Vooralsnog maken we hier geen gebruik van als het gaat om jeugd en
overleg zijn met de gemeenten Best en Veldhoven over de invulling van
participatie.
het subregionaal specialistenteam. In principe hebben alle drie de gemeenten aangegeven meerwaarde te zien in een subregionaal
Waar vindt de hulp en ondersteuning plaats?
specialistenteam. Uit de verdere concrete uitwerking die de komende
Hulp en ondersteuning moet voor iedereen gemakkelijk en toegankelijk
maanden plaats vindt moet blijken of een subregionaal team haalbaar is
zijn, zowel voor de kleine vragen als voor grotere problemen. We zetten
en zo ja, welke concrete afspraken we hierover maken.
hulp en ondersteuning daarom zoveel mogelijk in op plekken waar zij in hun dagelijkse leven al komen (vindplaatsgericht werken). Vooralsnog zijn
Welke instrumenten gebruiken we?
dit met name vindplaatsen voor jeugd; scholen, kinderdagverblijven,
We gebruiken een uniforme werkwijze en uniforme instrument(en) voor
peuterspeelzalen, het consultatiebureau, het jongerencentrum, etc. We
integrale vraagverheldering (keukentafelgesprek) en het maken van het
bekijken in hoeverre we dit op termijn uitbreiden voor andere doelgroepen.
ondersteuningsplan/ gezinsplan. Belangrijke elementen in dit
Ook de specialistischere vormen van hulp proberen we daar waar het kan
ondersteuningsplan zijn:
dichtbij huis aan te bieden. Dit sluit aan bij landelijke ontwikkelingen waarin een verschuiving optreedt naar de inzet van meer ambulante zorg.
-
Algemene persoonsinformatie
-
Hulpverleden
Hoe gaan we om met bestaande functies en structuren?
-
Sociale omgeving/ sociale netwerk
Enkele jaren geleden hebben we het lokale Centrum voor Jeugd en Gezin
-
Signalen van welzijn/veiligheid
(CJG) opgezet. Inmiddels is het CJG een netwerkorganisatie die goed
-
Mate van zelfredzaamheid
verankerd is in de lokale gemeenschap. Het CJG kent een goed werkende
-
Doelen
zorgstructuur dat een goede aansluiting heeft met de vindplaatsen. We
-
Inzet hulp en ondersteuning
hebben hiermee een goede basis gelegd voor de nieuwe vormgeving van
-
Risicotaxatie
het sociale domein door de decentralisatie van taken naar gemeenten. Binnen de nieuwe basisstructuur maken we zoveel mogelijk gebruik van
We maken gebruik van de zelfredzaamheidsmatrix (zie paragraaf 4.2.2.).
de kennis en ervaring vanuit het huidige CJG. Zo bestaat het CJG Oirschot
Met name bij de Wmo maken we gebruik van profielen en arrangementen.
al uit een op elkaar ingespeeld team van professionals dat in toenemende mate een integrale aanpak hanteert bij het ondersteunen en helpen van
49
jeugdigen en gezinnen. De huidige netwerkpartners zetten we zoveel
kunnen oplossen. Ook maatschappelijke inzet is altijd een onderdeel van
mogelijk in binnen de nieuwe basisstructuur. Doordat we uitgaan van een
het ondersteuningsplan. We gaan vooralsnog uit van de onderstaande
integrale benadering van de decentralisaties vallen alle taken van het
mandaten/ beslissingsbevoegdheden:
huidige CJG onder het nieuwe brede integrale generalisten- en specialistenteam. Dit betekent ook dat de huidige functie coördinator CJG
Mandaat bij
7
Basisstructuur
Generalistenteam
Specialistenteam
vervalt. De coördinatie CJG is dan onderdeel van de functie van de nieuwe coördinator voor de gehele integrale toegang.
Zware individuele
x
voorzieningen
Wie heeft welke beslissingsbevoegdheid/ mandaat? Zowel het generalistenteam als het specialistenteam krijgen mandaat om zorg, voorzieningen en diensten in te zetten. We maken hierbij wel een onderscheid in verschillende vormen van ondersteuning:
Lichte individuele
x
x
x
x
x
x
x
x
voorzieningen Algemene voorzieningen Eigen kracht en sociaal netwerk
Eigen kracht en sociaal netwerk Vrij toegankelijke algemene voorzieningen
Naast bovenstaande mandaten schrijft de Jeugdwet voor dat de huisarts,
Lichte individuele voorzieningen
jeugdarts en andere artsen direct mogen doorverwijzen naar alle vormen
Zware individuele voorzieningen
van jeugdhulp, waaronder lichte en zware individuele voorzieningen voor jeugdigen. We maken hierover afspraken met artsen om voldoende
Uitgangspunt bij de inzet van hulp en ondersteuning is de professionele
afstemmming te bereiken en deze groep jeugdigen niet uit beeld te
inschatting van het generalistenteam of het specialistenteam. Op voorhand
verliezen. Daarnaast kan een aantal vormen van jeugdhulp nooit ingezet
stellen we als gemeente geen criteria op wanneer welke zorg, dienst of
worden zonder een besluit van de rechter. Dit betreft jeugdbescherming-
voorziening kan worden ingezet anders dan de (globale) criteria zoals
en jeugdreclasseringsmaatregelen, gesloten jeugdzorg en overige
straks in de verschillende verordeningen staan en/of wettelijk gelden. We
gedwongen opnamen en gedwongen uithuisplaatsingen.
geven zoveel mogelijk ruimte aan professionals om maatwerk te kunnen
In deze paragraaf hebben we de lokale en deels subregionale opzet voor
leveren en snel te kunnen handelen. Wel geldt als eis dat er altijd eerst
integrale toegang beschreven. Deze toegang kent geen wachttijden of
gekeken wordt naar wat inwoners zelf of samen met hun sociale omgeving
50
wachtlijsten. Burgers worden zo snel mogelijk en zo lokaal mogelijk (dicht
4.2.5
Organisatie van de uitvoering
bij huis) geholpen. De komende maanden vindt de verdere invulling van de beschreven
In deze paragraaf besteden we aandacht aan een aantal specifieke
basisstructuur plaats. Afstemming met Best en Veldhoven staat hierbij
onderdelen ten aanzien van de uitvoering en organisatie van bij de lokale
centraal. Uitgaande van een subregionaal specialistenteam betekent dit
invulling van het sociale domein.
dat we processen en structuren, ook ten aanzien van het generalistenteam op elkaar af moeten stemmen. Dit kan betekenen dat de in deze paragraaf
Het frontoffice richten we zo lokaal mogelijk in. Voor de backoffice
beschreven basisstructuur op onderdelen (deels) nog aangepast wordt.
richten we ons juist zoveel mogelijk op subregionale samenwerking met andere gemeenten. Onze primaire partners daarbij zijn de
Samengevat kunnen we de in deze paragraaf beschreven basisstructuur
gemeenten Best en Veldhoven.
als volgt weergeven: Burgers en gezinnen moeten zo snel en zo lokaal gebruik kunnen maken van de integrale toegang bij hulp- of ondersteuningsvragen. Deze hulp moet zo dicht mogelijk bij huis plaats vinden. We kiezen er daarom nadrukkelijk voor om het frontoffice (daar waar de vraag binnenkomt) lokaal te organiseren. Voor de backoffice werken we wel zoveel mogelijk samen op
Klankbordgroep raad d.d. 15 januari 2014:
“De vraag wordt doorgestuurd, niet de klant”
subregionaal en regionaal niveau. We zien duidelijk meerwaarde in deze (subregionale) samenwerking als het gaat om kwaliteit, kwantiteit en continuiteit van dienstverlening. Daarnaast worden we als gemeente minder kwetsbaar en lopen we minder (financieel) risico. Uitgangspunt bij (sub)regionale samenwerking is dat burgers hier geen nadelen of hinder van ondervinden.
51
Communicatie en (burger)participatie zijn essentieel bij de invoering
We werken binnen de financiële gemeentelijke kaders die voor het
van de decentralisaties en de (gefaseerde) transformatie van het
lokale sociaal domein beschikbaar zijn. Het gemeentelijke financiële
sociaal domein. Hoe we dit vormgeven hebben we uitgewerkt in het
kader is opgebouwd uit rijksbudgetten inclusief kortingen én
communicatieplan “Decentralisaties”.
bestaande gemeentelijke budgetten. We verwachten de eerste jaren na de invoering van de decentralisaties nog niet binnen de financiële
We bereiden ons voor op de decentralisaties en de (gefaseerde)
gemeentelijke kaders te kunnen werken. Voor de eerste 3 jaren
transformatie van het sociaal domein in cocreatie met inwoners (al dan niet
(2015, 2016 en 2017) gaan we daarom uit van een overgangssituatie
vertegenwoordigd in advies- en cliëntraden) en maatschappelijke partners.
waarbij we werken met een bestemmingsreserve.
Wij vragen hen om mee te denken en bijdragen te leveren aan de (her)ontwikkeling van het sociaal domein in Oirschot. De gemeente voert
De overheveling van taken vanuit het Rijk en provincie gaat gepaard met
de regie maar daarbij is alle kennis, kunde en inzet nodig van alle
kortingen vanuit het Rijk. Gemeenten kunnen dezelfde dienstverlening
betrokkenen om de transformatie van het sociale domein tot stand te
efficienter en effectiever leveren doordat zij dichter op de burger staan
brengen. Dit vereist een intensieve samenwerking met inwoners,
(hun eigen inwoners kennen) en zaken meer integraal op kunnen pakken.
maatschappelijke organisaties en met de regiogemeenten. We hebben dit
Wij verwachten, met name door de sterke inzet op preventie en signalering
concreet uitgewerkt, op basis van
en versterking van de nullijn (waardoor uiteindelijke minder inzet van
diverse omgevingsanalyses
Bijeenkomst maatschappelijke partners 10 april 2014:
zwaardere zorg nodig is), de gewenste dienstverlening inderdaad binnen de door het Rijk beschikbaar gestelde budgetten (inclusief bestaande
in het communicatieplan “Decentralisaties”. Uitgangspunt
Er gebeuren al veel goede
gemeentelijke budgetten) uit te kunnen voeren. Tegelijkertijd verwachten
bij zowel communicatie als
initiatieven in Oirschot op dit
we dat dit de eerste jaren na de invoering van de decentralisaties nog niet
burgerparticipatie is een integrale
terrein die passen binnen de
haalbaar is. Per 1 januari 2015 hebben we de structuur voor integrale
benadering. Alleen als zaken echt afzonderlijk vanuit een van de decentralisaties opgepakt moeten worden, om welke reden dan ook, doen we dit.
uitgangspunten en visie van de decentralisaties. Brengen goede initiatieven die je al doet voor het voetlicht! Enthousiasmeren is erg belangrijk!
toegang in basis neergezet. Deze structuur moet vanaf dan echter doorontwikkeld worden. Generalisten en specialisten moeten geschoold worden, teams moeten worden gevormd, de bedrijfsvoering neergezet worden etc. Daarnaast zijn effecten van preventie, vroege(re) signalering, het inzetten op eigen kracht en zelfredzaamheid en het versterken van
52
sociale netwerken en sociale samenhang pas op langere termijn te
het deelfonds. We willen daarom bekijken of de huidige opzet van de
verwachten. Tenslotte hebben we als gemeente te maken met meerdere
begroting werkbaar is voor de situatie na 1 januari 2015 of dat een andere
subregionale samenwerkingsverbanden (zie hoofdstuk 6). Dit vraagt veel
opzet (in ieder geval voor het sociaal domein) raadzaam is.
extra inzet ten aanzien van afstemming en samenwerking. We verwachten daarom, tenminste voor de eerste 3 jaren (2015, 2016 en 2017) nog niet te kunnen werken binnen de gemeentelijke financiële kaders. Ook de voorlopige begroting 2015 (zie hoofdstuk 7) toont dit aan. We stellen
We kopen een aantal voorzieningen en diensten regionaal in om zoveel mogelijk te kunnen profiteren van de voordelen van schaalgrootte.
daarom voor te werken met een overgangssituatie waarbij we een bestemmingsreserve hanteren. We werken dit verder uit in hoofdstuk 7.
We hebben regionaal en subregionaal afspraken gemaakt over de inkoop van een aantal (zorg)producten en voorzieningen. Door op regionaal niveau in te kopen kunnen we profiteren van de verwachtte financiële en
We onderzoeken of de huidige opzet van de gemeentelijke begroting
inhoudelijke voordelen van schaalgrootte.
werkbaar is voor het sociale domein of dat een andere opzet beter aansluit bij de financiële kaders vanuit de decentralisaties.
Wmo De gemeenten Best, Veldhoven en Oirschot trekken zoveel mogelijk
Bij de overheveling van taken vanuit het Rijk en provincie worden ook de
gezamenlijk op in de voorbereidingen op de uitvoering van de nieuwe
bijbehorende budgetten overgeheveld. Vanaf 1 januari 2015 worden de
taken in de Wmo en de inkoop daarvan. De volgende afbakening geldt:
(oude en nieuwe) financieringsstromen vanuit de verschillende beleidsterreinen (jeugd, Wmo en participatie) gebundeld en opgenomen in het gemeentefonds. Binnen het gemeentefonds is sprake van een integratie-uitkering; het deelfonds sociaal domein. Het deelfonds sociaal domein kent voor de duur van drie jaar een bestedingsverplichting. Het
1. Gezamenlijke inkoop betreft de producten in het kader van individuele e
begeleiding (2 lijn) –de zgn. ‘maatwerkvoorzieningen’. e
e
2. De invulling van het collectieve (voorliggende) deel (0 en 1 lijn) blijft (vooralsnog) verantwoordelijkheid van iedere gemeente apart.
budget is ontschot en vrij te besteden binnen het sociaal domein, maar niet daarbuiten. In de huidige opzet van de begroting is er nog geen sprake van ontschotting binnen het sociale domein. Het sociaal domein is verdeeld over verschillende programma’s en sluit daarmee nog niet aan bij
We kiezen niet voor een traditionele manier van aanbesteden maar voor een proces van ‘bestuurlijk aanbesteden’. Het model van bestuurlijk aanbesteden biedt de mogelijkheid te sturen op de kwaliteit van de
53
dienstverlening aan burgers en innovatie in het aanbod, binnen de
uitvoering van de Wmo en bijdragen aan het zelfstandig (blijven) leven in
financiële kaders. De zorg- en welzijnsaanbieders verbinden zich aan het
de eigen omgeving en participeren in de samenleving. We verwachten van
gemeenschappelijk doel om per 1 januari 2015 inhoud te kunnen geven
partners dat zij samen met ons investeren in een sterk sociaal domein.
aan de verantwoordelijkheden binnen de Wmo en te zorgen dat de
Samenwerkingen,
inwoners van de gemeenten gebruik kunnen maken van ondersteuning,
signalering en preventie en het vergroten van eigen kracht zijn belangrijke
begeleiding en voorzieningen.
elementen daarin.
Samengevat heeft bestuurlijk aanbesteden de volgende belangrijke
Jeugd
voordelen:
Specifiek voor jeugdhulp hebben we regionaal afgesproken dat de
kennisdeling,
integrale
benadering
van
burgers,
• maximale keuzevrijheid voor burgers/cliënten in aanbieders
gemeente Eindhoven een gezamenlijke regionale inkooporganisatie vormt
• innovatieve arrangementen, concrete resultaatafspraken (kwaliteit
voor de onderstaande (jeugdzorg)producten:
en
prijs)
en
uiteindelijk
een
resultatenovereenkomst -
Behandeling met (voltijd/deeltijd)verblijf
• flexibiliteit zodat nieuwe ontwikkelingen/nieuwe vragen die bij het
-
Pleegzorg
aangaan nog niet bekend zijn in het contract geïntegreerd kunnen
-
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
worden.
-
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Steunpunten Huiselijk
(deelovereenkomst).
Geweld (AMHK) Het College van B&W heeft inmiddels het startdocument (visiedocument)
-
Crisisdienst
en de basisovereenkomst (met daarin geschiktheidseisen) voor inkoop
-
JeugdzorgPlus
vastgesteld. In het startdocument zijn een aantal uitgangspunten rondom
-
Jeugd-GGZ
de uitvoering van het inkooptraject opgenomen. Zo stellen we bijvoorbeeld dat we kansen bieden aan alle zorg- en welzijnsaanbieders, groot en klein.
Wij laten deze inkooporganisatie ook de inkoop verzorgen voor
De aanbieders worden uitgedaagd om vraaggericht en niet aanbodgericht
dagbehandeling en ambulante/extramurale zorg
te werken. In dit startdocument is ook aandacht voor de verwachtingen van
Alle bovengenoemde vormen zullen door middel van bestuurlijke
gemeenten. Zo willen we met aanbieders vorm geven aan kwalitatief
aanbesteding worden ingekocht. Op dit moment wordt het regionale
hoogstaande maatwerkvoorzieningen die aansluiten bij de gekantelde
inkoopvoorstel nader uitgewerkt.
54
Het preventieve gedeelte dat nu al bij de gemeente Oirschot ligt, en de
Informatie (voorziening) en ICT zijn onmisbaar om de decentralisaties
vormgeving van de toegang (generalisten- en specialistenteam) pakken
op de terreinen jeugd, Wmo, participatie en passend onderwijs te
we als gemeente zelf op.
laten slagen.
In geval van gespecialiseerde ondersteuning en maatwerkvoorzieningen onderzoeken we wat de ruimte (met mogelijk onderscheid naar inkomen) is voor het al dan niet opleggen van een eigen bijdrage op basis van wettelijke kaders.
Informatie (voorziening) en ICT zijn onmisbaar om de decentralisaties op de terreinen jeugd, Wmo, participatie en passend onderwijs te laten slagen. De inzet van ICT en informatievoorziening is niet een doel op zich, maar ondersteunen een effectieve uitvoering. ICT kan helpen om de uitvoering efficiënter te maken. Dit bespaart kosten en helpt de administratieve lasten te reduceren. Informatievoorziening is daarnaast
Vanuit de Jeugdwet, Wmo en Participatiewet is het mogelijk om voor vrij beschikbare hulp (laagdrempelige ondersteuning in de eerste lijn en het gebruik van algemene voorzieningen) een eigen bijdrage in rekening te brengen bij de burger. Deze eigen bijdrage kan inkomensafhankelijk zijn. Een eigen bijdrage kan echter voor de hulpvrager drempelverhogend werken om passende zorg in te zetten. Tegelijkertijd kan een eigen bijdrage een prikkel vormen om hulpvragen (meer) op te pakken binnen de eigen sociale omgeving (eigen kracht). We hebben op dit moment nog onvoldoende zicht op de voor- en nadelen van een eigen bijdrage. We onderzoeken daarom of we voor de genoemde ondersteuning en
van belang in de verantwoording, de sturing, het toezicht op de kwaliteit en de monitoring van de resultaten en effecten. ICT kan helpen om innovaties door te voeren en nieuwe vormen van dienstverlening mogelijk te maken. We hanteren zoveel mogelijk een integrale benadering als het gaat om informatievoorziening en automatisering. We zien een integrale benadering van dit thema als voorwaarde om het principe één gezin, één plan, één regisseur in de praktijk te kunnen realiseren. We werken hierbij zoveel mogelijk samen met de gemeenten Best en Veldhoven, maar zijn tegelijkertijd verbonden aan het Shared Service Centre De Kempen (SSC De Kempen).
voorzieningen wel of geen eigen bijdrage gaan hanteren en nemen dit op in de betreffende verordeningen. Vanzelfsprekend houden we hierbij rekening met de wettelijke verplichtingen én de maatschappelijke effecten.
We gaan uit van de volgende kaders/ uitgangspunten met betrekking tot informatievoorziening en ICT:
55
1. Inhoudelijke beleidskeuzes zijn leidend.
Daarnaast zien we informatiebeveiliging als een belangrijk aandachtspunt.
2. We maken zoveel mogelijk gebruik van hetgeen landelijk wordt
Informatiebeveiliging is (zeker) in de zorg, door de grote spanning tussen
ontwikkeld. 3. We maken zoveel mogelijk gebruik van bestaande ICTvoorzieningen en bestaande infrastructuren in het sociaal domein.
het nut van ruime informatie-uitwisseling en privacy van de inwoner, een belangrijk onderwerp en pakken we daarom met de grootst mogelijke zorgvuldigheid op.
We richten ons op het slim verbinden van het bestaande, en zo min mogelijk op het nieuw realiseren van ICT-voorzieningen. 4. We willen per 1 januari 2015 werkende ICT oplossingen hebben.
We proberen een zo breed mogelijk aanbod Zorg in Nature (ZIN) tot
De aanpak is daarmee vooral pragmatisch, realistisch en gericht
stand te brengen. Het blijft in specifieke gevallen en onder bepaalde
op snel resultaat.
voorwaarden mogelijk om gebruik te maken van een
5. De eigen kracht en verantwoordelijkheid van burgers staan ook in
persoonsgebonden budget (PGB).
de gegevensuitwisseling en informatievoorziening voorop. Dit betekent dat burgers waar mogelijk zelf toegang kunnen hebben
We proberen een zo breed mogelijk aanbod Zorg In Natura tot stand te
tot hun eigen gegevens (desgewenst ook digitaal). Betrokken
brengen (ZIN) zodat inwoners samen met het generalisten- en
burgers kunnen zoveel mogelijk zelf bepalen met welke partijen
specialistenteam zoveel mogelijk keuzevrijheid hebben. Uiteraard blijft het
gegevens wel of niet gedeeld mogen worden.
mogelijk in specifieke gevallen gebruik te maken van een PGB.
6. In technische zin worden bij voorkeur (conform ‘comply or explain’)
Bijvoorbeeld wanneer hulp op afroep niet planbaar is, of in het geval van
de bestaande standaarden en voorzieningen vanuit de e-overheid
een hulpverlener met wie een langdurige relatie kan worden opgebouwd
gebruikt. Het gaat dan in elk geval om de landelijke standaarden
(dit speelt met name bij GGZ problematiek, autisme en kinderen, waar
en afspraken in het kader van het NUP–het Nationaal
vertrouwen en structuur essentieel zijn).
Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en –overheid. Daarnaast sluiten we bij het gebruik van kerngegevens aan bij de systematiek
De gemeente moet beoordelen of een aanvrager van een PGB voldoet
van het stelsel van basisregistraties. Tenslotte zijn de bestaande
aan de volgende voorwaarden:
gemeentelijke standaarden (o.a. StUF, en de architectuurstandaarden vanuit Gemma) leidend.
56
1. Naar oordeel van het College van B&W moet de aanvrager het
is het mogelijk dat de budgethouder het mogelijke surplus zelf
vermogen hebben om PGB-taken op een verantwoorde manier uit te laten voeren.
bijbetaalt (dit mag volgens de WMO wet niet). •
2. De aanvrager moet motiveren dat het door de gemeente
Bij verordening kunnen gemeenten bepalen onder welke voorwaarden de PGB-houder de mogelijkheid heeft om
gecontracteerde aanbod van maatwerk- of individuele
diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere
voorzieningen niet passend is in zijn specifieke situatie.
maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot zijn
3. Naar het oordeel van het college van B&W moet gewaarborgd zijn dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van goede kwaliteit zijn. De aanvrager krijgt zelf de
sociale netwerk. •
Indien de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt, mogen gemeenten een PGB herzien of intrekken.
regie en ook de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit. Het college kan met deze bepaling vooraf toetsen of kwaliteit voldoende is
We onderzoeken de mogelijkheid om bepaalde (zeer kostbare) vormen
gegarandeerd, bijvoorbeeld in een persoonlijk budgetplan.
van hulp/ ondersteuning (bijvoorbeeld vanuit de Jeugdwet) uit te sluiten voor PGB. In ieder geval heeft de Jeugdwet bepaald dat geen PGB’s mogen worden verstrekt als er sprake is van maatregelen van
Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij de verstrekking van het PGB: • •
jeugdbescherming en jeugdreclassering en gesloten jeugdhulp.
Gemeenten bepalen op welke wijze de hoogte van het PGB wordt vastgesteld en leggen dat vast in de verordening.
Voor 1 november 2014 moet de gemeente een verordening jeugd en
Gemeenten mogen differentiëren in de hoogte van het PGB en
WMO hebben (wij gaan w.s. alles combineren in één verordening).
verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van
•
ondersteuning of jeugdhulp en voor verschillende typen
De Sociale Verzekeringsbank is aangewezen om de betalingen vanuit het
hulpverleners.
PGB namens betrokkenen te verstrekken. Betrokkene beheert het budget
Gemeenten mogen een aanvraag voor een PGB weigeren als
dus niet zelf. Hij kan nog wel zelf bepalen bij welke hulpverlener de hulp
de kosten van het PGB hoger zijn dan de kosten van de
wordt ingekocht. Hiervoor is gekozen om fraude of oneigenlijk gebruik van
maatwerk– of individuele voorziening. Dit kan zich bijvoorbeeld
middelen zoveel mogelijk tegen te gaan.
voordoen als een gemeente vanwege inkoopvoordelen deze voorzieningen goedkoper zal kunnen leveren. In de Jeugdwet
57
Tegemoetkoming mensen met chronische ziekte en/of beperking
risico op geweld uit huiselijke kring; er moet voor iedereen in de
We moeten bepalen of we gebruik gaan maken van de bevoegdheid tot
thuissituatie – en als dat niet kan, elders - een veilige plek zijn. De term
het verstrekken van een tegemoetkoming op grond van de Wmo. Hierbij
ziet niet op veiligheid in justitiële zin.
moet ook de eventuele samenloop met de overige gemeentelijke instrumenten binnen het sociaal domein worden vermeld.
Aanbieders zijn in het kader van de Wmo verplicht om bij de Inspectie voor
Staatssecretaris van Rijn van VWS heeft een nota van wijziging naar de
de Gezondheidszorg (IGZ) melding te doen van calamiteiten en seksueel
Tweede Kamer gestuurd waarmee aan de Wmo een bepaling wordt
misbruik. Voor de nieuwe wet Wmo wordt er niet voor gekozen
toegevoegd om het voor gemeenten mogelijk te maken een
Kwaliteitswet zorginstellingen (Kwzi), Wet medezeggenschap cliënten
tegemoetkoming (al) dan niet in de vorm van een forfaitaire
zorginstellingen (Wmcz) en (Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz)
vergoeding te verstrekken aan personen met een chronische ziekte en/of
van toepassing te verklaren op de (brede) maatschappelijke
beperking die aannemelijke meerkosten hebben.
ondersteuning. Dit vanuit de wetenschap dat genoemde wetten vooral zijn toegesneden op de zorgsector. Zoals aangegeven vindt de regering het
4.2.6
Veiligheid
van belang om in het kader van dit wetsvoorstel – in het kader van het waar mogelijk de-medicaliseren en oog voor de behoefte van de
In dit beleidskader hebben we ervoor gekozen veiligheid als apart thema
ingezetene – kwaliteit opnieuw te definiëren. Deze exercitie vindt plaats in
op te nemen. We zien veiligheid niet zozeer als een integraal thema dat
samenspraak tussen gemeenten, cliëntorganisaties en aanbieders, zowel
centraal staat over de decentralisaties heen. We zien veiligheid echter wel
op het landelijke als het lokale niveau. Dit neemt niet weg dat instrumenten
als een dusdanig specifiek en risicovol thema bij alle decentralisaties dat
als een laagdrempelige klachtenregeling, medezeggenschap en een
we hier apart aandacht aan willen besteden.
meldingsregeling in geval van calamiteiten of misbruik ook in dit wetsvoorstel betrokken worden.
Wmo en veiligheid Aan het begrip maatschappelijke ondersteuning is ten opzichte van de
Jeugd en veiligheid
Wmo toegevoegd het element van ‘veiligheid’ in de gemeente. De regering
Ieder kind heeft het recht om veilig op te groeien. Zo ook jeugdigen in
meent dat dit van belang is omdat het gevoel van veiligheid voor
Oirschot. Ouders zijn hier primair verantwoordelijk voor. Hierbij kunnen ze
ingezetenen een wezenlijk onderdeel uitmaakt van de mogelijkheid tot
rekenen op professionele ondersteuning als ze deze nodig hebben en
participatie. Het gaat hierbij om veiligheid in de zin van ‘vrij zijn’ van het
onvoldoende kunnen vinden in de eigen sociale omgeving. Echter, zodra
58
ouders de veiligheid van hun kinderen niet meer kunnen garanderen, dan
regionaal Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en
heeft de overheid een verantwoordelijkheid deze kinderen te beschermen.
Kindermishandeling (AMHK). Dit onderdeel ligt ook wettelijk
Hieruit volgend is in de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor de
verankerd in de Wmo. Voor de regio Zuidoost Brabant blijft Bureau
jeugdbescherming, jeugdreclassering, het Advies- en Meldpunt
Jeugdzorg in 2015 verantwoordelijk voor het AMK. Het AMK wordt
Kindermishandeling belegd bij de gemeenten.
in 2015 samengevoegd met het Steunpunt Huiselijk Geweld, dat nu door de LEV-groep en door Lumens wordt verzorgd.
Als de veiligheid van een kind in het gedrang komt, onderneemt het
Jeugdigen moeten kosteloos en anoniem vragen kunnen stellen en
generalisten- of specialistenteam meteen actie, wanneer de ouders of
hun verhaal kwijt kunnen. Dat kan bij de Kindertelefoon, onderdeel
jeugdigen niet willen of niet kunnen meewerken en de veiligheid van het
van Bureau Jeugdzorg . Dit Landelijk Bureau Kindertelefoon zorgt
kind in het gezin ook in de toekomst niet gegarandeerd kan worden. De
voor het realiseren van alle landelijke publiciteit, projecten en
veiligheid van het kind of de jongere moet altijd gewaarborgd zijn. Wel is
beleidsvraagstukken van de Kindertelefoon. Ook worden daar de
het in deze situatie van belang dat opvoeders waar mogelijk de
chat, het 0800 nummer en de website beheerd.
verantwoordelijkheid voor de opvoeding weer opnieuw kunnen oppakken,
Ook de samenwerking met de politie is belangrijk in het kader van
waar nodig met hulp. De lokale agent kan de link leggen met overleggen in
veiligheid. Agenten zien en signaleren situaties in hun dagelijks
het kader van Veiligheid (zoals het driehoeksoverleg met de
werk. Een nauwe samenwerking tussen hen en het
Burgemeester).
generalistenteam is noodzakelijk om daar snel en goed op in te
8
springen. In de gemeente Oirschot doen we dat onder andere via Op regionaal niveau wordt nagedacht over de samenwerking in geval van
de buurtbrigadiers, die plaatsnemen in het signaleringsoverleg.
veiligheidsrisico s, geweld, mishandeling, misbruik of een acute crisis
Daarnaast vindt tussen de gemeente Oirschot, de buurtbrigadiers
(inclusief Jeugdreclassering en Jeugdbescherming). Hieronder geven we
en jongerenwerk (Stichting Welzijn Best Oirschot) via “Jeugd in
alvast weer welke maatregelen worden genomen in het kader van de
Beeld” overleg plaats in het kader van hangproblematiek.
veiligheid van het kind.
In 2014 wordt regionaal nog nader uitgewerkt hoe de gemeenten en de partners in het maatschappelijk veld (gaan) samenwerken
In de regio Zuidoost-Brabant wordt gezamenlijk vormgegeven aan
met Openbaar Ministerie, Zittende Magistratuur en de Raad voor
het voorkomen en verminderen en signaleren van huiselijk geweld,
de Kinderbescherming. Dit geldt ook voor de onderlinge
seksueel misbruik en kindermishandeling. Er komt hiervoor een
samenwerking tussen het AMHK, de hulpverlenende instanties, de
59
Raad voor de Kinderbescherming en de politie. De gemeente
Samenwerking met deze 21 gemeenten zal in de praktijk plaatsvinden
Oirschot wil een goede samenwerking tussen deze partijen verder
wanneer het lokale generalistenteam binnen Oirschot en het
bevorderen.
specialistenteam binnen de drie gemeenten (Best, Oirschot, Veldhoven)
Het Veiligheidshuis is een samenwerkingsverband van de negen
geen acute inzet en/of benodigde specialistische expertise kan bieden, bij
gemeenten in de regio Zuidoost-Brabant. Het Veiligheidshuis zorgt
veiligheidsrisico’s, geweld, mishandeling, misbruik of een acute crisis.
binnen de regio voor betere afstemming tussen partners die werken aan preventie, dwang en nazorg van crimineel gedrag. Op
Medewerkers uit het generalistenteams en/ of specialistenteam zullen
een fysieke locatie werken verschillende partijen uit de
degenen zijn die een raadsmelding doen via de Raad voor de
veiligheidszorg en strafrechtketen samen om verergering van
Kinderbescherming. Indien er een maatregel uitgesproken wordt, wordt er
problemen en terugval te voorkomen, en kansen te bieden aan het
een jeugdbeschermer of jeugdreclasseerder aan de generalist en het
gezin. Het veiligheidshuis Brabant Zuidoost is een
gezin gekoppeld. Deze zogenaamde “tandemfunctie” wordt in de regio
samenwerkingsverband tussen gemeenten, (justitiële)
Zuidoost Brabant door iedere gemeente tot uitvoering gebracht. In de
overheidsinstellingen en maatschappelijke organisaties. Het doel
gevallen waarin een raadsmelding gedaan wordt, er een maatregel wordt
is de verbetering van veiligheid en leefbaarheid in de 21
opgelegd en er nog geen generalist gekoppeld is aan de casus, gebeurt
gemeenten in Brabant Zuidoost. Er vindt samenwerking tussen de
dat direct.
verschillende organisaties, zoals gemeenten, politie, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming, maatschappelijk
AMHK: in de regio Zuidoost Brabant is afgesproken dat de
werk, verslavingszorg en Slachtofferhulp Nederland. Door die
jeugdbeschermer / jeugdreclasseerder een tandemfunctie vervult met de
samenwerking kunnen problemen op het gebied van veiligheid
generalist in het gezin. De jeugdbeschermer / jeugdreclasseerder geeft
beter worden aangepakt.
samen met de generalist het plan van aanpak vorm en is toezichthouder. Ook is voor deze voorzieningen op het gebied van veiligheid in grote lijnen
De gemeente Oirschot werkt voor de specialistische taken (ambulante
bepaald hoe ze samenwerken met de generalistenteams.
zorg aan kind en gezin, dagbehandeling, dag- en nachtbehandeling,
Jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders vormen een koppel met de
jeugdbescherming, jeugdreclassering, AMHK en kindertelefoon) samen
betrokken generalist. De eersten zijn vooral betrokken bij de toezichttaak,
met 21 gemeenten binnen de regio Zuidoost Brabant. Voor een overzicht
de laatste bij het gezin en het uitvoeren van het gezinsplan. We willen
en toelichting op deze specialistische taken verwijzen we naar bijlage 4.
voorkomen dat rondom deze “gedwongen” hulp, wachtlijsten ontstaan. De
60
invulling van de tandemfunctie wordt momenteel nader uitgewerkt. Wel is
onoverzichtelijke situaties en onder druk professioneel en adequaat
duidelijk geworden dat in Zuidoost Brabant de uitvoering van de
handelen om de veiligheid van kinderen én ouders te bevorderen voor
jeugdbescherming en jeugdreclassering in 2015 nog in handen blijft van
minimaal de eerste 48 uur (ambulancedienst) tot maximaal vier weken.
Bureau Jeugdzorg. Per 1 januari 2015 biedt de regionale crisisdienst (nu Spoedeisende Zorg Het AMHK is bereikbaar voor advies en consultatie van inwoners,
van Bureau Jeugdzorg) acute, niet medische, hulp. Inmiddels is voor de
vrijwilligers en professionals. Echter, gemeenten profileren in eerste
regio Zuidoost Brabant duidelijk geworden dat in 2015 Bureau Jeugdzorg
instantie hun generalistenteams voor advies-, consultatie- en
de crisisdienst voor gezinnen blijft uitvoeren. Het komen tot één
ondersteuningsfuncties. Als de problematiek complexer is, of mensen
crisisdienst voor alle inwoners is iets wat uitwerking behoeft en als
liever op afstand advies vragen, kan dat via het AMHK. Het AMHK levert
vervolgopdracht is weggelegd binnen het document “21 voor de jeugd 2.0.”
zelf geen hulp aan gezinnen. In de in 2014 te realiseren regiovisie Huiselijk Geweld zal dit meegenomen worden.
Crisisdienst:de crisisdienst is in beginsel 24x7 bereikbaar voor crises. Zij hebben een telefonische bereikbaarheidsdienst voor alle inwoners en professionals. Echter, er zal eerst (snel) gekeken worden of een generalist uit het lokale veld beschikbaar is gedurende kantoortijden. Anders gaan zij er op af, zoals eerder beschreven. Zij werken hiervoor samen met de crisisdiensten van LVB, GGZ en het specialistisch zorgaanbod. Over de crisishulp is gezegd dat deze zo snel mogelijk weer overdragen moet worden aan de ‘normale’ hulp van het generalistenteam. Het AMHK moet overleggen met de generalist over de wenselijke en nodige hulp in geval van kindermishandeling of huiselijk geweld.
Er wordt 24 uur per dag, zeven dagen per week crisisinterventie voor kinderen en gezinnen verricht. Medewerkers van het crisisteam moeten in
61
5.
Rol van de gemeente
Opdrachtgever: de gemeenten worden naast regisseur ook opdrachtgever van een breed scala aan te bieden hulp,
Met de invoering van de decentralisaties is het de bedoeling dat de grote
ondersteuning, voorzieningen en arrangementen. We moeten daarbij
druk op gespecialiseerde zorg wordt teruggedrongen en de verkokerde
nadenken over wat we willen bereiken, waarbij we het aan de
manier van werken worden aangepakt. De Jeugdwet, de nieuwe Wmo en
uitvoerders zoveel mogelijk overlaten hoe ze dit vormgeven. Dit
de Participatiewet zorgen ervoor dat de gemeenten straks bestuurlijk,
betekent dat we doelen en opdrachten scherp moeten wegleggen.
financieel en inhoudelijk verantwoordelijk worden voor (bijna) alle vormen
Dit vraagt om sturing en monitoring aan de hand van
van niet-medische hulp en ondersteuning aan inwoners.
sturingsindicatoren. Rol burgemeester: in de Jeugdwet heeft de burgemeester als apart
Het is daarmee ook taak aan de gemeente Oirschot om te zorgen voor een
bestuursorgaan zelfstandig taken opgedragen gekregen. Hij heeft
samenhangend beleid en een integrale uitvoering ten aanzien van deze
bevoegdheden in het domein van openbare orde en veiligheid
hulp en ondersteuning aan inwoners. Hierbij moet de gemeente –vanuit
(huiselijk geweld en verplichte opname in psychiatrische inrichting
het principe één burger/ één gezin, één plan”- samenwerken en
wegens gevaar voor zichzelf of omgeving).
afstemming zoeken met een groot aantal partners zoals het onderwijs,
o
Is er sprake van huiselijk geweld waarbij kinderen getuige of betrokken zijn, dan stemt de crisisdienst af met de
politie, justitie en eerstelijns zorgaanbieders.
politie. Zij kan in overleg met de burgemeester eventueel zorgen voor een huisverbod voor één van de gezinsleden.
Gemeenten hebben hierin verschillende rollen: Regievoering: gemeenten moeten sturing gaan geven op het gehele
o
In geval van acuut gevaar kan de burgemeester een
stelsel van jeugdhulp, Wmo en participatie. Dit moet een bijdrage
inbewaringstelling (IBS) afgeven zodat een jeugdige
leveren aan één van de grootste knelpunten in het huidige
meteen kan worden opgenomen.
zorgstelsel: het gebrek aan samenwerking en afstemming tussen de
o
Ook krijgt de burgemeester de mogelijkheid om via de
verschillende organisaties die hulp en ondersteuning aan een burger
Raad voor de Kinderbescherming om een onder
en/of gezin leveren. Met alle vormen van hulp en -ondersteuning
toezichtstelling te verzoeken.
onder de eigen vleugels en een ontschot budget vanuit het Rijk, is het aan de gemeenten zelf om deze rol verder in te vullen. Ook de organisatie van de uitvoering valt onder regie van gemeenten
o
Verder vervult hij een rol in de beleidscoördinatie rondom veiligheid.
9
62
Als gevolg van de gehele transformatie van het sociale domein, worden verhoudingen tussen burgers, maatschappelijke partners en de overheid anders. Zoals uit bovenstaande
Bijeenkomst maatschappelijke
blijkt voert de gemeente de regie.
partners d.d. 10 april 2014:
We verwachten van burgers een (meer) actieve en (meer) zelfredzame
“Oirschot kent veel creatieve
houding met aandacht voor elkaar en
burgers. Geef deze burgers de
voor de sociale omgeving. Burgers
ruimte om initiatieven te
komen niet meer automatisch bij de gemeente terecht als zij hulp of
ontplooien. Dit betekent minder bureaucratie en regelarm!”.
ondersteuning nodig hebben. Eigen kracht en de sociale netwerken rondom burgers en gezinnen staat centraal. De gemeente vervult een faciliterende en stimulerende rol bij het bereiken van een krachtige (pedagogische), meer zelfredzame en sociale samenleving. Er ontstaat veel ruimte voor burgerinitiatieven. De gemeente vervult ook bij deze initiatieven een faciliterende en ondersteunende rol.
63
6.
Regionale samenwerking
samenwerken op beleidsniveau als samenwerken op operationeel niveau. Ook de samenwerkingsverbanden passend onderwijs hebben de
Op 26 februari 2013 heeft de gemeenteraad besloten om op basis van de
gemeente Oirschot geadviseerd (zie ook hoofdstuk 8) zich in ieder geval
‘Visie op verregaande samenwerking’ in te zetten op niet vrijblijvende
ten aanzien van de decentralisatie jeugdzorg te richten op een
thematische netwerksamenwerking met maatschappelijke instellingen,
subregionale samenwerking met Best en Veldhoven, gezien de oriëntatie
bedrijfsleven, burgers en overheden. Specifiek is daarbij besloten om de
van het (lokale) onderwijs op deze gemeenten (met name Best en
decentralisatieopgave in het sociale domein in samenwerking met het
Oirschot) en de leerlingenstromen binnen het onderwijs.
stedelijk gebied en/of in SRE verband op te pakken. Ten aanzien van de invoering van de participatiewet lijkt de samenwerking Na dit besluit heeft een eerste (ambtelijke) verkenning plaatsgevonden
met Best en Veldhoven vooralsnog niet het meest voor de hand liggend.
naar de mogelijkheden voor samenwerking tussen Best, Veldhoven en
We zijn als gemeente Oirschot onderdeel van de Intergemeentelijke
Oirschot binnen het sociaal domein. Ook zijn gesprekken met de
Sociale Dienst (ISD) De Kempen. De voorbereiding van de participatiewet
gemeente Eindhoven gevoerd. Op basis van deze eerste verkenning lijkt
gebeurt dan ook vanuit de ISD. Uitgaande van onze integrale benadering
samenwerking met de randstedelijke gemeenten Best en Veldhoven het
is een splitsing in samenwerkingsverbanden over de verschillende
meest voor de hand liggend. De visie van deze gemeenten ten aanzien
onderdelen niet wenselijk. We ondervinden hier momenteel al nadelen
van het sociaal domein komt op hoofdlijnen overeen, de problematieken
van. Zo kost de samenwerking binnen twee samenwerkingsverbanden
zijn grotendeels hetzelfde en er blijft voldoende ruimte voor een eigen
zowel ambtelijk als bestuurlijk veel capaciteit. Omdat we beleid zoveel
lokale invulling. Na de eerste verkenning zijn de
mogelijk afstemmen met Best en Veldhoven zijn we voor de ISD in veel
samenwerkingsmogelijkheden ambtelijk verder onderzocht. Voor de
gevallen en vreemde eend in de bijt aan het worden (die vier
decentralisaties in het sociale domein is bepaald op welke onderdelen
Kempengemeenten stemmen beleid volledig op elkaar af). Deze situatie is
samenwerking meerwaarde heeft of verdere verkenning in elk geval zinvol
zowel voor de gemeente als voor de ISD niet wenselijk. We stellen daarom
is. Het resultaat hiervan is besproken tijdens een bestuurlijk overleg tussen
voor om, gelijktijdig met de voorbereidingen voor de invoering van de
de drie gemeenten op 12 december 2013. De resultaten hebben we begin
decentralisaties, in te zetten op;
2014 gedeeld met het college en de gemeenteraad. We kunnen stellen dat samenwerking met name ten aanzien van jeugd en Wmo meerwaarde biedt, zowel als het gaat om kennis delen,
64
Het verdiepen en uitbreiden van de subregionale samenwerking met Best en Veldhoven en dit samenwerkingsverband indien mogelijk (meer) structureren en formaliseren. Het in kaart brengen van mogelijke scenario’s om de intergemeentelijke samenwerking operationeel te maken door middel van een business case (op basis van eerder genomen besluiten en gevoerde bestuurlijke overleggen).
65
7.
Financiën en kwaliteitsbewaking
7.1
Financien
Bij de overheveling van taken vanuit het Rijk en provincie worden ook de bijbehorende budgetten overgeheveld. Vanaf 1 januari 2015 worden de (oude en nieuwe) financieringsstromen vanuit de verschillende beleidsterreinen (jeugd, Wmo en participatie) gebundeld en opgenomen in het gemeentefonds. Binnen het gemeentefonds is sprake van een integratie-uitkering; het deelfonds sociaal domein. Het deelfonds sociaal domein kent voor de duur van drie jaar een bestedingsverplichting. Het budget is vrij te besteden binnen het sociaal domein, maar niet daarbuiten.
De overheveling van budgetten gaat gepaard met kortingen vanuit het Rijk. De definitieve financiele gegevens zijn op dit moment nog niet bekend en worden pas bij de mei-circulaire aan gemeenten beschikbaar gesteld. Op basis van de huidige beschikbare financiele gegevens en uitgaande van de continuering van de huidige taken hebben voor 2015 de hiernavolgende voorlopige begroting opgesteld.
66
Voorlopige begroting sociaal domein Oirschot 2015 Inkomsten nieuwe taken (excl. bestaande budgetten)
Uitgaven huidige taken
Inkomsten huidige taken
Saldo oude situatie
Uitgaven nieuwe taken (excl. oude taken)
Saldo nieuwe taken
Uitgaven totaal nieuwe situatie (oude en nieuwe taken)
Inkomsten totaal (oude en nieuwe taken)
Saldo totaal nieuwe situatie
Resultaat t.o.v huidige begroting voor 2015
€ - 1.310.217
€ 484.8908
€ - 825.327
€ - 2.263.118
€ 2.134.194
€ - 128.924
€ - 3.573.335
€ 2.619.084
€ - 954.251
€ - 128.92410
€ - 2.125.032
€ 924.134
€ - 1.200.898
€ - 2.823.762
€ 2.057.563
€ - 766.199
€ - 4.948.794
€ 3.097.896
€ - 1.850.898
€ - 650.000 12
€ - 4.868.496
€ 4.663.496
€ - 205.000
Nog niet bekend
Nog niet bekend
€ - 175.000
Nog niet bepalen
Nog niet te bepalen
€ - 380.000
€ - 175.00013
Jeugd
Wmo11
Participatie
Totaal
€ - 953.925
8
Dit budget bestaat uit de decentralisatie uitkering CJG, uitkering brede school, sport en cultuur en de rijksbijdrage versterking peuterspeelzalen. Naar verwachting stijgt dit tekort in 2016 met € 60.000 en vanaf 2017 met jaarlijks structureel € 110.000. 11 Op dit moment houden we in de begroting 2015 nog rekening met een integratieuitkering voor de huidige taken Wmo van € 924.134. Volgens de nu bekende informatie zal deze m.i.v. 2015 € 1.040.333 bedragen. In afwachting van de uitkomsten van de meicirculaire 2014 houden we hier al rekening mee (het meerder van € 116.199 zit opgenomen in de vermelde inkomsten van € 3.097.896). 12 Naar verwachting neemt dit tekort in de jaren 2016 en 2017 af. Vanaf 2018 verwachten we binnen de kaders te blijven. 13 We gaan er, zoals opgenomen in de Agenda van Oirschot, vanuit dat het tekort in 2015 ten opzichte van de huidige situatie ongeveer € 175.000 bedraagt. Naar verwachting loopt dit tekort in 2016 op tot € 285.000 en vanaf 2017 tot structureel € 400.000. 10
67
Uit voorgaande voorlopige begroting blijkt dat we vanaf 2015, en daarna
7.2
Risico’s
structureel oplopend, te maken krijgen met een tekort ten opzichte van de
De decentralisaties zijn omvangrijk en complex. Nog niet alle (financiele)
huidige begroting.
gegevens zijn beschikbaar en nog niet alle wetteksten zijn definitief. De decentralisaties vormen daarom een risico voor de gemeente. Het
Zoals aangegeven verwachten we, met name door de sterke inzet op
Centraal PlanBureau heeft een inventarisatie gedaan naar de belangrijkste
preventie en signalering en versterking van de nullijn (waardoor
risico’s voor gemeenten (CPB Notitie, september 2013). Daarnaast zien
uiteindelijke minder inzet van zwaardere zorg nodig is), de gewenste
we een aantal risico’s die met name op lokaal niveau van belang zijn.
dienstverlening uiteindelijk binnen de door het Rijk beschikbaar gestelde
Samengevat zien we de onderstaande risico’s;
budgetten (inclusief bestaande gemeentelijke budgetten) uit te kunnen voeren. Tegelijkertijd verwachten we dat dit de eerste jaren na de
De financiële gegevens (over te hevelen budgetten vanuit het Rijk)
invoering van de decentralisaties nog niet haalbaar is. Deze eerste jaren
worden pas bij de mei-circulaire bekend. We kunnen met de
zijn nog nauwelijks effecten (in financiele zin) te verwachten van het
visievorming, beleidsvorming en voorbereiding niet hierop
inzetten op eigen kracht en preventie. Bovendien gaan we werken met
wachten. Visie en beleid wordt dus vastgesteld op basis van (zeer
nieuwe structuren, nieuwe processen, nieuwe medewerkers. Juist in de
globale) voorlopige budgetten.
eerste jaren zullen we hierin veel moeten investeren. De tekorten zoals
Onze primaire partners in het sociaal domein zijn de gemeenten
geschetst in de voorlopige begroting lijken daarom reeel.
Best en Veldhoven. Deze samenwerking heeft echter (nog) geen formele status en is minder intensief dan bij andere subregio’s. Dit
Op basis van bovenstaande stellen we voor te werken met een
betekent dat we als relatief kleine gemeente veel zelf moeten
bestemmingsreserve ‘sociaal domein’ voor de jaren 2015, 2016 en 2017
oppakken en uitvoeren. Daarnaast zijn we voor een aantal
waarover we duidelijke afspraken maken met de gemeenteeraad over
onderdelen nog “gebonden” aan de samenwerking binnen de
besteding en verantwoording. Vanzelfsprekend doen we alleen een beroep
kempengemeenten. Dit geldt met name voor de ISD De Kempen.
op een dergelijke bestemmingsreserve indien de bestaande gemeentelijke
(Intergemeentelijke Sociale Dienst De kempen) en het SSC
budgetten in een bepaald jaar niet (meer) toereikend zijn en de hulp- of
(Shared Service Center Kempengemeenten). Beleid en uitvoering
ondersteuningsvraag niet op een andere manier opgelost kan worden.
moeten hierdoor (deels) gescheiden opgepakt worden en in sommige gevallen dubbel binnen verschillende
68
samenwerkingverbanden. In hoofdstuk 6 hebben we aangegeven
van duurdere zwaardere zorg) pas op langere termijn te
hoe we hiermee om willen gaan.
verwachten.
Decentrale uitvoering kan gepaard gaan met schaalnadelen in de
Zowel bij de Wmo als bij de decentralisatie jeugd zijn gemeenten
uitvoering. Gemeenten opereren op een veel kleinere schaal dan
verplicht om te komen tot zorgcontinuïteit voor burgers die op 31
Rijk of provincie. Schaalnadelen kunnen ontstaan door
december 2014 in zorg zijn (of die op een wachtlijst staan).
bijvoorbeeld versnippering van kennis en inkoopmacht (CPB
Burgers met een indicatie of met een reeds lopend (zorg)traject op
Notitie, september 2013).
31 december 2014, mogen voor de duur van maximaal 1 jaar (dus
Er kan, zeker bij kleinere gemeenten, een cumulatie van financiële
tot uiterlijk 31 december 2015) dezelfde zorg continueren. Dit
risico’s optreden. Als grote onverklaarde verschillen in de
betekent dat elke burger met een lopende indicatie of lopend
verdeelmodellen cumuleren, kan dit, bovenop de generieke
zorgtraject voor 31 december 2015 een nieuw ondersteuningsplan
budgetkortingen, individuele gemeenten in financiële problemen
heeft. Uitzonderingen op de overgangstermijn van een jaar zijn de
brengen. Gemeenten hebben slechts beperkte mogelijkheden om
pleegzorg en zorgvormen die worden opgelegd door middel van
deze zelf op vangen. (CPB Notitie, september 2013)
maatregelen (justitie, OM, rechter). Het overgangsrecht hebben we
De decentralisatie van taken gaat gepaard met flinke kortingen
voor de doelgroep jeugd vormgegeven door middel van het
vanuit het Rijk. Dit afgezet tegen de groei van de
Regionaal Transitiearrangement Jeugd dat is opgesteld met de
doelgroepen van de Jeugdzorg en de WMO in het recente
andere gemeenten in de regio Zuidoost Brabant. Hierin hebben de
verleden, staan gemeenten voor een forse budgettaire opgave.
gemeenten gezamenlijk afspraken gemaakt over de continuïteit
Daarbij komt nog dat gemeenten met name in de eerste jaren
van zorg en het behoud van de hiervoor benodigde infrastructuur.
moeten investeren in het opzetten van structuren, verfijnen van
Jeugdigen en hun ouders kunnen het reeds gestarte traject in
processen, monitoren van beleid, scholen van medewerkers etc.
2015 dus gewoon afronden bij de voor hen bekende aanbieder.
Deze bedrijfsvoeringaspecten vragen de eerste jaren een flinke
Voor pleegzorg en jeugdhulp opgelegd in het kader van een
investering, zowel financieel als qua tijdsinzet. In de vanuit het Rijk
rechterlijke maatregel geldt het overgangsrecht voor een langere
over te hevelen budgetten is hier geen rekening mee gehouden,
periode.
naast de invoeringsbudgetten voor het jaar 2014. Tenslotte zijn de
Financieel gezien betekent deze overgangssituatie en de
te verwachten (financiële) effecten van de inzet op eigen kracht en
gemaakte afspraken dat een (aanzienlijk) deel van de in 2015 te
zelfredzaamheid en preventie (en het daardoor minder inzetten
besteden budgetten al vastliggen.
69
We hebben passend onderwijs niet meegenomen in de voorlopige
omtrent calamiteiten, procedures bij geweld bij de verlening van hulp en
begroting. De overheveling van budgetten vanuit het Rijk voor
procedures in het kader van de meldcode huiselijk geweld en
passend onderwijs gaat naar de samenwerkingsverbanden
kindermishandeling.
passend onderwijs (dus niet naar de gemeente). Wel zijn financiele effecten van passend onderwijs te verwachten op
Specifiek ten aanzien van jeugd heeft de Inspectie Jeugdzorg een rol in
bijvoorbeeld leerlingenvervoer en (mogelijkerwijs)
het toezicht op de kwaliteit van de jeugdzorg en op de naleving van de
onderwijshuisvesting. De financiele gevolgen hiervan zijn op dit
wetgeving. De inspectie zorgt voor een onafhankelijk oordeel over de
moment nog niet aan te geven.
kwaliteit van de jeugdzorg dat relevant is voor de professional, de instelling en de overheid en dat helpt bij het verbeteren van de jeugdzorg.
7.3
Kwaliteitsbewaking De positie van jeugdigen en ouders wordt wettelijk geborgd door een
Kwaliteitseisen
informatieplicht richting jeugdigen en/of ouders, een toestemmingsvereiste
We hechten belang aan de kwaliteit van aanbieders en hun ondersteuning.
waardoor toestemming van de jeugdige en/of ouder is vereist voor het
Belangrijke aspecten waarop we willen monitoren zijn:
verlenen van vrijwillige jeugdhulp, klachtenbehandeling bij klachten over het handelen van een professional en medezeggenschap via cliëntenraden van jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen.
-
Inzet en uitkomsten zelfredzaamheidsmatrix
-
Focus op eigen kracht en sociale samenleving
-
Effectief samenwerken (m.n. bij gezinsplannen)
Kwaliteitsbewaking
-
Nadruk op preventief en laagdrempelig
We waarborgen de kwaliteit van hulp en ondersteuning door middel van aanvullende kwaliteitseisen in contracten, keurmerken,
Naast de kwaliteitseisen die voor de gemeente Oirschot van belang zijn,
klachtenregistraties, het bewaken van de voortgang en het evalueren van
zijn aanbieders gehouden aan een aantal verplichte kwaliteitseisen
de inzet van preventiebeleid- en activiteiten. Indicatoren die we daarvoor
voortkomend uit de nieuwe Jeugdwet, Wmo en participatiewet. Hierbij kan
gebruiken zijn onder andere cliënttevredenheid, doelrealisatie, mate van
gedacht worden aan verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle
zelfredzaamheid (o.b.v. zelfredzaamheidsmatrix), vermindering
professionals, voorschriften over informatieverstrekking, toestemming,
problematiek en reden beëindiging zorg.
dossiervorming en bescherming van persoonsgegevens en procedures
70
Incidenten en calamiteiten We hebben in paragraaf 4.2.6. aangegeven hoe we binnen de Wmo omgaan met incidenten en calamiteiten. In deze paragraaf geven we een toelichting op deze onderwerpen vanuit de decentralisatie jeugdzorg. Het toezicht van de Inspectie Jeugdzorg maakt een onderscheid tussen toezicht op calamiteiten en het toezicht op incidenten. De beoordeling en afhandeling van incidenten ligt in eerste instantie bij de instellingen zelf. Incidenten hebben namelijk betrekking op de ‘gebruikelijke zorgverlening’ en kunnen ook daarbinnen worden opgelost. Calamiteiten wordt door de Inspectie Jeugdzorg omschreven als: een gebeurtenis die heeft plaatsgevonden gedurende de betrokkenheid van een instelling en die onverwacht of onbedoeld kan leiden of heeft geleid tot een dodelijk of schadelijk gevolg voor een jeugdige, of voor een ander als gevolg van het handelen van een jeugdige. Calamiteiten moeten altijd direct schriftelijk of via een elektronisch bericht aan de Inspectie worden gemeld door de betrokken instelling.
De lokale procedure die gevolgd moet worden in het geval van een calamiteit leggen we vast in een calamiteitenprotocol waarbij de eisen van de Inspectie, zoals een terugkoppeling over de wijze waarop de calamiteit is aangepakt, worden ingebed. Naast de wijze waarop de calamiteit actief door de gemeente wordt opgelost met betrokken professionals bevat het protocol aanwijzingen rondom de communicatie over de calamiteit.
71
8.
Proces
Wmo Adviesraad, vertegenwoordiging cliëntenplatform ISD uit Oirschot, CJG klankbordgroep
We kunnen de invoering van de decentralisaties en de transformatie van
We hebben op 15 april 2014 overleg gevoerd met de WMO
het sociale domein niet alleen. Wij voeren de regie maar hebben daarbij
Adviesraad, een vertegenwoordiging van het cliëntenplatform ISD
alle kennis, kunde en inzet van alle betrokkenen nodig. Ook bij de
uit Oirschot en de klankbordgroep CJG over de concept
totstandkoming van onderliggend beleidskader hebben we zoveel mogelijk
uitgangspunten van het sociaal beleidskader. We hebben de input
gebruik gemaakt van input en advies van inwoners, maatschappelijke
die we deze avond hebben ontvangen verwerkt in het concept
partners, aanbieders, adviesraden, cliëntraden en klankbordgroepen:
beleidskader. Daarna hebben de genoemde partijen het concept beleidskader ontvangen en hebben wij hen gevraagd een formeel
Klankbordgroep gemeenteraad
advies uit te brengen. De Wmo Adviesraad en de Oirschotse
In 2013 en 2014 hebben diverse bijeenkomsten met de
vertegenwoordiging van het ISD cliëntenplatform hebben
klankbordgroep decentralisaties van de gemeenteraad
aangegeven zich te kunnen vinden in het gepresenteerde
plaatsgevonden. Op 15 januari 2014 hebben we met de
document. Wel moeten een aantal belangrijke zaken nog verder
klankbordgroep een startoverleg gevoerd over het sociaal
uitgewerkt worden binnen het vervolgtraject. De hoofdpunten van
beleidskader. Op basis van de input van de klankbordgroep
het advies waren:
hebben we de eerste uitgangspunten en kaders van het sociaal beleidskader geformuleerd. Op 20 mei 2014 heeft een tweede
•
Maak duidelijk onderscheid in het verschil tussen
bijeenkomst met de klankbordgroep plaatsgevonden over het
decentralisaties (in te voeren per 1 januari 2015) en de
sociaal beleidskader. Tijdens deze bijeenkomst hebben we het
transformatie van het sociale domein (langere termijn).
concept beleidskader besproken en een toelichting gegeven op het
•
Kennis en kunde omtrent vraagverheldering en “de vraag
proces zoals in deze paragraaf beschreven. De klankbordgroep
achter de vraag” bij generalisten en/of specialisten die het
heeft haar reacties en op- en aanmerkingen op het concept sociaal
keukentafelgesprek voeren is essentieel.
beleidskader gegeven. De input die we tijdens deze bijeenkomst
•
hebben ontvangen, hebben we verwerkt in het onderliggend beleidskader.
Het bestrijden van eenzaamheid moet een plaats krijgen in het sociaal beleidskader.
•
Probeer te zoeken naar creatieve oplossingen, ook buiten de gebaande kaders. Denk bijvoorbeeld aan passend
72
•
onderwijs en leerlingenvervoer. Bekijk in hoeverre hier
passend onderwijs te voeren om tot overeenstemming te komen
geen andere oplossingen zijn die ten goede komen aan
over het meerjarig beleidskader jeugd. De wetgever acht dit
het kind en de gemeenschap.
belangrijk vanuit het oogpunt van één gezin, één plan. Leer- of
Door de beleidsvrijheid die gemeenten hebben ontstaan
functioneringsproblemen van een kind op school kunnen immers
verschillen tussen gemeenten. Denk van te voren na hoe
hun oorzaak hebben in de leefwereld buiten de school. Zo kunnen
hiermee om te gaan.
de problemen voortkomen uit een verstoorde thuissituatie. Dit overstijgt vaak de verantwoordelijkheid van de school en roept het
We hebben het advies verwerkt in het onderliggend sociaal
belang op van één integraal plan dat kijkt naar alle verschillende
beleidskader.
aspecten van het leven van het kind. Vaak hebben scholen zelf al
Vanuit de CJG klankbordgroep hebben we geen formeel advies
een eigen zorg- en ondersteuningsstructuur ingericht. Het is
ontvangen. Wel hebben we op persoonlijke titel een reactie van één
belangrijk dat de zorg binnen en buiten de school op elkaar zijn
van de leden ontvangen: “een goed en helder beleidskader”. Van de
afgestemd: één gezin, één plan.
andere leden van de CJG klankbordgroep hebben we geen reactie ontvangen.
We hebben op 24 april 2014 overleg gevoerd met de Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs De Kempen 30-09
Maatschappelijke partners en aanbieders:
(primair onderwijs) en Regionaal Samenwerkingsverband
We hebben de concept uitgangspunten van het sociaal
voor Passend Voortgezet Onderwijs Eindhoven en Kempenland
beleidskader met externe partners besproken in een bijeenkomst
(voortgezet onderwijs) over het concept sociaal beleidskader,
op 10 april 2014. Hierbij hebben we getoetst of onze
inclusief het beleidskader jeugd. Beide samenwerkingsverbanden
uitgangspunten aansluiten bij de ideeën en visie van onze sociale
hebben aangegeven zich te kunnen vinden in het concept sociaal
partners. Daarnaast hebben we verdere ideeën en input
beleidskader, na verwerking van een aantal aanvullingen. Deze
verzameld. Deze zijn verwerkt in dit beleidskader.
aanvullingen hadden met name betrekking op het niveau van samenwerking en overleg (tussen gemeenten onderling en tussen
Samenwerkingsverbanden passend onderwijs:
gemeenten en de samenwerkingsverbanden), het relatief hoge
De Jeugdwet verplicht gemeenten om een Op Overeenstemming
percentage leerlingen met stoornissen binnen het autistisch
Gericht Overleg (OOGO) met de samenwerkingsverbanden
spectrum en de relatie met het VN Verdrag omtrent de rechten van
73
het kind. Daarnaast hebben we in gezamenlijkheid een aantal
Medewerkers gemeente Oirschot (waaronder inwoners van
concrete zaken benoemd die we op willen pakken binnen de
Oirschot)
beleidsagenda’s (gezamenlijke ontwikkelagenda van gemeenten
We hebben alle medewerkers van de gemeente Oirschot
en samenwerkingsverbanden) zoals die in de
betrokken en geïnformeerd over de drie decentralisaties en
ondersteuningsplannen passend onderwijs zijn benoemd.
passend onderwijs. We hebben hen uitgenodigd (Ontmoetcafé) om mee te denken in de beleidsvorming. Deze input hebben we
Eerstelijns overleg
meegenomen in het onderliggend beleidskader.
We hebben de concept uitgangspunten van het sociaal beleidskader op 10 maart 2014 besproken tijdens een bijeenkomst
Burgerparticipatie blijft ook in het vervolgtraject en de verdere uitvoering
van het eerstelijnsoverleg (Welzijn Best Oirschot, huisartsen,
centraal staan. Om met de samenleving in gesprek te blijven over
Zuidzorg, Amalia Zorg, St. Joris, Lunet Zorg, Lumens Groep,
veranderingen in het sociaal domein richten we o.a. een denktank op met
MEE). De aanwezigen konden zich vinden in de toen op
mensen die actief zijn in de diverse deelgebieden van de zorg. Doel
hoofdlijnen gepresenteerde beleidsuitgangspunten.
daarbij is om de inbreng van ervaringsdeskundigen te gebruiken voor een effectievere inrichting en uitvoering, onder meer van de decentralisatie van
Inwoners
zorgtaken.
We hebben het concept beleidskader van 7 tot 21 mei 2014 ter inzage gelegd. We hebben hiermee alle inwoners en betrokkenen de gelegenheid geboden een reactie en/of advies te geven op het concept plan. We hebben een drietal reacties ontvangen. Deze reacties hebben niet geleid tot tekstuele aanpassingen. Vanzelfsprekend hebben we wel op alle reacties afzonderlijk gereageerd.
74
Bijlagen:
1. Overzicht veelgestelde vragen CJG 2. Jeugd in beeld 3. Jeugdvisie 4. Vormen van specialistische jeugdhulp 5. Regionale afspraken rondom bekostiging 6. Begrippen en definities
75
Bijlage 1
Overzicht veelgestelde vragen
Qua aanbod merken we dat groepstrainingen voor ouders m.b.t. opvoedondersteuning in Oirschot op veel deelnemers kunnen rekenen.
Hieronder hebben we een overzicht opgenomen van veelgestelde vragen
Ook sociale vaardigheidstrainingen voor kinderen en jongeren lopen goed.
door Oirschotse ouders aan het CJG in 2013. Dit geeft een goed beeld van de vragen waar zij mee rondlopen.
Greep uit veel gestelde vragen door ouders (0-23 jaar) in Oirschot in 2013 aan het CJG Oirschot Waar is er een goede weerbaarheidscursus? Mijn kind heeft geen zelfvertrouwen, Waar kan ik terecht? Mijn kind kan niet goed communiceren. Wat is er aan de hand? Ik heb gelezen over Triple P. Kan ik dat ook leren in Oirschot? Mijn kind heeft PDD_NOS. Kan ik een PGB aanvragen? Ik wil dat het weer gezellig wordt in mijn gezin. Mijn kinderen vechten voortdurend en ik kan het vaak niet meer oplossen. Wat te doen? Mijn zoon van 9 zegt regelmatig dat hij dood wil. Wat kunnen we doen? Mijn zoon heeft erge faalangst. Wat kunnen we hieraan doen? Mijn partner en ik gaan scheiden. We willen de kinderen deel laten nemen aan een KIES traject. Kan dat in Oirschot? Mijn kind wordt vaak snel boos. Haar gedrag levert op school problemen op. Ikzelf wordt vaak ook boos. Wat te doen? Ik wil graag begeleide omgang voor onze kinderen. Hoe kan ik dat geregeld krijgen? Is er in Oirschot een mogelijkheid voor het ondernemen van activiteiten? Ik hoorde van de Ramblaz maar weet daar weinig van.
76
Bijlage 2
Jeugd in beeld
Beeld Oirschotse jeugd:
Situatie kinderen 0-11 jaar (2008)
Situatie jongeren 12-18 jaar (2011)**
(op basis van geïnterviewde
Lid van een vereniging: 89% (81%)
Problemen met motoriek: 7% (6%)
Heeft recent hulp (<12 mnd) gezocht bij
Taal- of spraakproblemen: 8%
hulpverlener(s): 41% (44%)
(8%)
Zoekt nooit informatie/ hulp: 3%
Leerproblemen (vanaf 4 jaar):
(2%)
12% (11%)
Zoekt alleen hulp in directe
Meest genoemde problemen:
ouders)* Gezin heeft ooit één of meer
Is afgelopen 3 mnd regelmatig op school
ingrijpende gebeurtenissen
gepest: 9% (10%)
Heeft afgelopen 3 maanden regelmatig
opvoeding: 44% (47%)
op school anderen gepest: 10% (9%)
Ouder ervaart bovengemiddeld veel
Heeft afgelopen 4 weken gespijbeld: 4%
stress bij de opvoeding: 27% (28%)
(7%)
Is lid van een vereniging (vanaf 4 jaar):
Heeft overgewicht (incl. obesitas): 9%
87% (80%)
(9%)
Sport minimaal 2x per week een uur
Sport of beweegt (>/ 1 uur p. dag) < 7
buiten school: 43% (34%)
dagen p. wk: 74% (75%)
Verantwoorde leeftijd regelmatig
Voelt zich psychisch ongezond: 10%
zelfstandig alcoholgebruik:
(13%)
omgeving: 45% (46%)
Luisteren, gehoorzamen: 20%
Zoekt (ook) informatie/ hulp bij
(19%)
professional: 51% (49%)
Houden aan/ stellen van
meegemaakt: 79% (79%) Ouder heeft soms vragen over de
Eetproblemen: 8% (8%)
grenzen: 17% (16%)
Top drie problemen: -
Ontwikkeling en gezondheid: 10% (16%)
-
Angst, onzekerheid, faalangst: 8% (11%)
Keuzes die de jongere moet maken: 47% (48%) Schoolprestaties/ cijfers: 46% (49%)
-
Uiterlijk: 35% (33%)
Sociaal contact, spelen: 6%
Weinig te leuke dingen georganiseerd in
(7%)
de buurt: 41% (35%)
* Bron: GGD Jeugdmonitor 12-18 jaar;
** Bron: GGD Jeugdmonitor 0-11 jaar
15 jaar of jonger: 1% (1%) 16-17 jaar: 32%(19%) 18 jaar of ouder: 67% (80%) Problemen bij gezondheid/ welzijn
Drinkt 20 of meer glazen alcohol per
kind:
week: 10% (5%)
Slaapproblemen: 11% (10%)
Heeft alcohol gedronken in de afgelopen
Zindelijkheidsproblemen: 11%
4 weken: 49% (41%)
(9%)
Heeft wel eens drugs gebruikt: 7% (9%)
77
Tabel: Indicaties onderwijs Basisonderwijs Plaats
Elders
onderwijs indicatie Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4 SBO PRO
speciaal onderwijs
Voortgezet onderwijs Oirschot
clusterschool
regulier
Elders praktijk onderwijs
cluster school
4
1 1
3
11 6
16 23
24 7
Oirschot regulier 1
LWOO
regulier 1 1 5
171
26 25
26
8 52 58 26 25 76
31
73
20 79
73
47 41
79
120
88
158
246
LWOO Subtotaal Totaal elders Totaal Oirschot Totaal
Totaal
21
41
25
34
6
246 126
* Cijfers per 1 oktober 2010 ** Cluster 1: blinde, slechtziende kinderen; cluster 2: dove, slechthorende kinderen; cluster 3: gehandicapte en langdurig zieke kinderen; cluster 4: kinderen met stoornissen en gedragsproblemen
78
Bijlage 3
Jeugdvisie
Al eerder hebben we in de jeugdvisie (vastgesteld door het College van B&W in februari 2013) enkele uitgangspunten vastgesteld die richtinggevend zijn voor ons beleid voor jeugdigen en gezinnen. Deze richten zich niet specifiek op de jeugdzorg, maar op het stimuleren van een positief opgroei- en opvoedklimaat voor jeugdigen. Onze jeugdvisie is opgesteld vanuit drie pijlers.
Maatschappelijke opvoeding
Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind(eren). Het gezin zorgt daarmee zelf, met hulp van de sociale omgeving (familie, vrienden e.a. zoals leraren en sporttrainers) voor de opvoeding van kinderen.
Maatschappelijk opvoeding
Als gemeente stimuleren we zoveel mogelijk de pedagogische kracht van de sociale omgeving van het gezin.
betreft alle activiteiten in de sociale omgeving van het gezin rondom het opvoeden van jeugdigen.
Participatie
Om zoveel mogelijk ontwikkelings- en ontplooiingsmogelijkheden te creëren, vinden wij het van belang dat alle jongeren de kans krijgen om naar vermogen zo actief mogelijk mee te doen en mee te denken over de samenleving
Participatie is het actief meedoen en/of meedenken door individuen of groepen van individuen aan of over de samenleving of de eigen
en/of hun eigen sociale leefomgeving. Als gemeente stimuleren en faciliteren we, daar waar mogelijk, jeugdigen om zo actief mogelijk mee te doen en na te denken in en over de samenleving en/of hun eigen leefomgeving. Als gemeente stimuleren we maatschappelijke organisaties om binnen hun eigen mogelijkheden jeugdigen zo actief mogelijk mee te laten doen en mee te laten denken in en over hun eigen sociale leefomgeving
leefomgeving
79
Zorg voor elkaar De gezamenlijke verantwoordelijkheid van burgers en maatschappelijke organisaties (waaronder de gemeente) als het gaat om het creëren en in stand houden van een gezond opgroei- en opvoedklimaat van jeugdigen.
Wij leggen de focus niet op problematiseren, maar zetten zoveel mogelijk in op “normaliseren” en het positief benaderen van opvoeden en opgroeien (van ‘illness naar welness’). We zetten in op een versterking (‘empowerment’) van ouders in hun opvoedkundige taken: “mensen helpen zichzelf te helpen”’ in plaats van alleen “mensen helpen”. Dit betekent dat eventuele opvoedingsondersteuning of –hulp gebeurt vanuit het principe dat bij de opvoeder wordt ‘aangeschoven’. We nemen geen zorgtaken en verantwoordelijkheden van de opvoeder over, als dit niet noodzakelijk is. We willen ouders en mede-opvoeders (professioneel en niet-professioneel) in de sociale leefomgeving van de jeugdige en het gezin: o
Meer handvatten bieden voor en kennis vergroten over opvoeden (algemene opvoedondersteuning) om gezinnen op een positieve wijze te kunnen ondersteunen;
o
Versterken in hun signalerende rol;
o
In de gelegenheid stellen om, mocht dat nodig zijn, snel professionele ondersteuning in te schakelen. Het CJG
o
14
is daarbij de eerste ingang.
Het CJG vervult een spilfunctie bij het realiseren van deze 3 taken en werkt hiervoor vindplaats gericht.
Bij intensievere vormen van hulp/ zorg biedt het CJG de doorgeleiding naar specialistische zorg. Na de decentralisatie van de jeugdzorg, ligt de verantwoordelijkheid op de uitvoering bij het CJG. We zetten in op het creëren van een effectieve, vindplaatsgerichte zorgstructuur voor jeugdigen van 0-23 jaar.
80
Bijlage 4
Vormen van specialistische jeugdhulp
Ambulante zorg
Ambulante zorg is zorg waarbij de zorgverstrekker (zoals een arts, psycholoog of gespecialiseerd verpleegkundige) zich voor behandeling of begeleiding verplaatst naar de jeugdige of het gezin. Hierbij vindt geen opname van de jeugdige plaats.
Dagbehandeling
1. Behandeling in een instelling met opname en ontslag op dezelfde dag. 2. Het alleen overdag gebruik maken van de voorzieningen in een instelling, waarbij de jeugdige niet is opgenomen.
Dag- en nachtbehandeling
Bij dag- en nachtbehandeling wordt de jeugdige minimaal 1 nacht opgenomen in het ziekenhuis of de instelling.
Jeugdbescherming
Jeugdbescherming is een maatregel die de rechter dwingend oplegt. Dat gebeurt als een gezonde en veilige ontwikkeling van
Raad voor de
een jeugdige wordt bedreigd en vrijwillige hulp niet of niet voldoende helpt. Jeugdbescherming moet volgens de jeugdwet
Kinderbescherming
worden uitgevoerd door een gecertificeerde instelling. Vanaf 2015 krijgen de Raad voor de Kinderbescherming en gemeenten intensief met elkaar te maken in het kader van de jeugdbescherming. Op dit moment wordt de samenwerking tussen de 21 gemeenten in de regio met de Raad voor de Kinderbescherming in een afsprakenkader vastgelegd.
Jeugdreclassering
Jeugdreclassering is een vorm van (ambulante) bemoeienis voor jongeren tussen 12 en 23 jaar, die met politie en / of justitie in aanraking zijn gekomen. De begeleiding kan doorlopen tot de jongere 23 jaar is, indien de jongere minderjarig was bij het plegen van het strafbare feit. Doel van de jeugdreclassering is het voorkomen van recidive en het vergroten van de maatschappelijke participatie. De jeugdreclassering biedt begeleiding om de jongere weer op het rechte pas te krijgen. Jeugdreclassering moet volgens de jeugdwet worden uitgevoerd door een gecertificeerde instelling.
Advies en Meldpunt
Het AMHK is een integraal advies- en meldpunt voor vermoedens van zowel huiselijk geweld als kindermishandeling. N.a.v.
Huiselijk Geweld en
een melding moet het AMHK onderzoeken of er sprake is van kindermishandeling. Indien nodig moet het AMK hulpverlening op
Kindermishandeling
gang brengen. Het AMK heeft een belangrijke advies- en consultfunctie en is dan ook toegankelijk voor zowel professionals als
(AMHK)
inwoners met vragen.
Kindertelefoon
De Kindertelefoon is er voor iedereen van 8 tot 18 jaar die in vertrouwen iets wil bespreken.
81
plus
Jeugdzorg
plus
Jeugdzorg
(ook wel gesloten jeugdzorg) is voor jongeren met ernstige (gedrags)problemen. Zij hebben bescherming nodig
tegen zichzelf of tegen anderen (bijvoorbeeld bij agressie of in het kader van loverboyproblematiek). Het is in het belang van de jongeren zelf dat zij een behandeling krijgen in geslotenheid. Dit voorkomt dat zij zich onttrekken aan de zorg die ze nodig hebben of door anderen worden onttrokken aan de zorg. Bij gesloten jeugdzorg wordt een jongere gedwongen opgenomen.
82
Bijlage 5
Regionale afspraken rondom bekostiging
Regionaal worden financiële afspraken gemaakt in het kader van de eerder genoemde specialistische taken. Op deze wijze kunnen de slagkracht, de benodigde expertise en het volume voor specialistische zorgvormen behouden worden.
Voor de meeste vormen van specialistische jeugdhulp, jeugdreclassering, jeugdbescherming en het AMHK kan een dekkend aanbod enkel gewaarborgd worden door bovenlokale samenwerking. Voor een aantal van deze taken geldt een wettelijke verplichting, zoals in onderhavig plan reeds beschreven. Daarnaast zijn er vormen van jeugdhulp die weliswaar niet wettelijk bovenlokaal moeten worden aangepakt, maar die door gemeenten vanuit bestuurlijk en financieel oogpunt niet afzonderlijk zijn uit te voeren omdat ze voor een kleine, complexe doelgroep zijn.
In de notitie “21 voor de jeugd” en “21 voor de jeugd 2.0” hebben de gemeenten in Zuidoost Brabant per zorgvorm beschreven op welke wijze de 21 gemeenten gezamenlijk op willen trekken als het gaat om de inkoop van zorg. In onderstaande tabel is dit op hoofdlijnen weergegeven:
Zorgvorm
Aansluiting bij indeling macrobudget
Ambulante zorg aan kind en gezin
AWBZ: zorg aan jeugd zonder verblijf Zvw: jeugd-GGZ eerste lijn Zvw: jeugd-GGZ tweede lijn zonder verblijf Prov. Gefinancierd: alleen ambulante zorg
Voorstel niveau van regionale samenwerking 2. Product- en prijsafspraken met grote instellingen, waarbij lokaal bepaald wordt welke en hoeveel zorg wordt bekostigd.
Dagbehandeling
AWBZ: zorg aan jeugd met verblijf deeltijd Zvw: jeugd-GGZ tweede lijn met verblijf deeltijd Prov. Gefinancierd: verblijf deeltijd
2. Product- en prijsafspraken met grote instellingen, waarbij lokaal bepaald wordt welke en hoeveel zorg wordt bekostigd
83
Behandeling met verblijf
AWBZ: zorg aan jeugd met verblijf Zvw: jeugd-GGZ tweede lijn met verblijf Prov. Gefinancierd: verblijf voltijd Prov. Gefinancierd: verblijf pleegzorg Rijk: Jeugdzorgplus (gesloten jeugdzorg)
5. Gezamenlijke bekostiging met risicospreiding
Toezicht en rechterlijke macht
Prov. Gefinancierd: jeugdbescherming Prov. Gefinancierd: jeugdreclassering
3. Gezamenlijke bekostiging
AMHK
Prov. Gefinancierd: gemelde kinderen AMK
4. Gezamenlijke bekostiging met volumegarantie voor instelling.
Crisisdienst
Geen apart onderdeel verdeling macrobudget
4. Gezamenlijke bekostiging met volumegarantie voor instelling.
Met de samenwerking per zorgvorm is een richting bepaald, die de komende maanden verder wordt uitgewerkt.
Risicospreiding dag- en nachtbehandeling
De meest vergaande vorm van regionale samenwerking is de gezamenlijke inkoop, waarbij tevens een vorm van risicospreiding wordt gehanteerd. Een vorm van risicospreiding is wenselijk voor de meeste financieel ingrijpende vormen van specialistische jeugdhulp, namelijk behandeling met verblijf. Er is gekozen voor een variant van risicospreiding, waarbij de gemeente uiteindelijk zelf betaalt. Deze variant wordt hieronder toegelicht.
De 21 gemeenten financieren gezamenlijk een bepaald volume aan behandeling met verblijf en kunnen vervolgens allemaal gebruik maken van dit totaalvolume, afhankelijk van de vraag/behoefte in dat jaar (er komen geen nadere afspraken over het gebruik van zorg). De financiële bijdrage vanuit de gemeente voor de inkoop van dit totale volume wordt voorafgaand aan het jaar bepaald aan de hand van het historisch zorggebruik.
84
Wordt er in dat boekjaar meer zorg gebruikt dan gefinancierd door een gemeente, dan wordt dit niet direct afgerekend met de betreffende gemeente, maar zal de financiële bijdrage in het jaar daarna procentueel worden verhoogd. Om hierin grote schommelingen te voorkomen wordt gewerkt met een gemiddeld zorggebruik over twee jaar. Uiteindelijk betaalt dus de gemeente voor het gebruik van zorg door haar inwoners, maar met vertraging, zodat de financiële risico's bij een sterk stijgende vraag verminderen voor een individuele gemeente.
Bij minder gebruik zal de financiële bijdrage van de gemeente procentueel in het jaar daaropvolgend dalen. Hierdoor is er een prikkel ingebouwd om meer in te zetten op het preventief jeugdbeleid en om de zorg in de basisvoorzieningen goed op orde te hebben.
85
Bijlage 6
Begrippen en definities
Algemene voorzieningen:
Laag drempelige diensten of faciliteiten met een algemeen maatschappelijk doel die bedoeld zijn voor alle burgers of voor iedereen die tot een bepaalde doelgroep behoort. De burger kan vrijblijvend gebruik maken van deze voorzieningen. Algemene voorzieningen worden vaak aangeboden door de gemeente of een maatschappelijke organisatie. Er bestaat geen recht op een algemene voorziening. Als een algemene voorziening aanwezig is, dan kan de burger - of degene die tot de doelgroep van die voorziening behoort - daar (gewoon) gebruik van maken. Voor een algemene voorziening is geen toestemming of indicatie van de gemeente nodig. Een algemene voorziening wordt niet toegekend aan een persoon, maar is voor iedereen (van de doelgroep) die daar behoefte aan heeft. De voorziening is vrij toegankelijk. Dat betekent niet dat er geen voorwaarden gesteld kunnen worden aan de deelname of het gebruik van de voorziening. Een beperkte toegangsbeoordeling van algemene aard, zoals bijvoorbeeld een leeftijdsgrens, is mogelijk. Zodra specifieke (persoons)kenmerken van de individuele aanvrager en/of de voorziening naar haar aard is afgestemd op de kenmerken van de individuele aanvrager, dan is sprake van een individuele voorziening. Vrij toegankelijk betekent ook niet dat de voorziening altijd gratis is of moet zijn. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn het Lokaal Loket, buurtcentra, CJG, scholen, verenigingen, consultatiebureaus, sociaal-culturele voorzieningen, sportfaciliteiten, collectief vervoer, informele (buurt-)zorg etc. Algemene voorzieningen kunnen zowel in de nul-lijn als in de eerste lijn.
Vormen van Jeugdhulp: Ambulant: Zorg die men ontvangt terwijl de jeugdige in de thuissituatie verblijft.
Verblijf deeltijd/ voltijd: Zorg waarbij een jeugdige 24-uur of in deeltijd in een zorginstelling verblijft.
Pleegzorg: Vorm van jeugdzorg waarbij een kind (tijdelijk) wordt opgenomen in een pleeggezin en waarbij pleegkind, pleegouders en eigen ouders worden begeleid door Jeugd en Opvoedhulp.
86
AWBZ-zorg aan jeugd zonder verblijf: AWBZ-gefinancierde zorg zonder verblijf voor jongeren met verstandelijke, lichamelijke en/of zintuiglijke beperkingen, of psychische problemen (ggz). Zorg zonder verblijf betreft zorg die men ontvangt zonder dat men in een instelling verblijft: het kind of de jongere woont thuis.
AWBZ-zorg aan jeugd met verblijf: AWBZ-gefinancierde zorg met verblijf voor jongeren met verstandelijke beperkingen of psychische problemen (ggz). Zorg met verblijf betreft zorg waarbij een persoon in een zorginstelling verblijft: het kind of de jongere woont niet meer thuis. In het geval van verstandelijk beperkten betreft dit cliënten met een indicatie voor de zorgzwaartepakketten (zzp) 1 en 2, de helft van het aantal jongeren met zzp 3 (op basis van de stand van zaken rijksbeleid mei 2013) en alle cliënten met een indicatie voor LVG-zorgzwaartepakketten met uitzondering van SGLVG-pakketten.
Zvw: jeugd GGZ eerste lijn: Deze vorm van Zvw-gefinancierde jeugdzorg is curatief en betreft op genezing gerichte geestelijke gezondheidszorg (ggz) voor jongeren met psychische beperkingen. Eerstelijns ggz is kortdurende psychologische hulp aan patiënten met psychische problemen die veelal korter dan zes maanden bestaan, die zich niet in combinatie met andere fysieke of psychische problemen voordoen en niet eerder behandeld worden.
Zvw: jeugd GGZ tweede lijn zonder verblijf (DBC): Deze vorm van Zvw-gefinancierde jeugdzorg is curatief en betreft op genezing gerichte geestelijke gezondheidszorg (ggz) voor jongeren met psychische beperkingen. Tweedelijns ggz is behandeling van cliënten met zwaardere psychische klachten. Zorg zonder verblijf betreft zorg die men ontvangt zonder dat men in een instelling verblijft. In plaats dat sprake is van behandeling kan ook sprake zijn van zorg die gericht is op begeleiding.
Zvw: jeugd GGZ tweede lijn met verblijf (DBC): Deze vorm van Zvw-gefinancierde jeugdzorg is curatief en betreft op genezing gerichte geestelijke gezondheidszorg (ggz) voor jongeren met psychische beperkingen. Tweedelijns ggz is behandeling van cliënten met zwaardere psychische klachten. Zorg met verblijf betreft zorg waarbij een persoon in een zorginstelling verblijft. In plaats dat sprake is van behandeling kan ook sprake zijn van langdurig verblijf of woonzorg waarbij de zorg gericht is op begeleiding.
Jeugdbescherming: Uitvoering van een jeugdbeschermingsmaatregel (ondertoezichtstelling of (voorlopige) voogdij) door bureau jeugdzorg op grond van een door de kinderrechter uitgesproken maatregel, waardoor het ouderlijk gezag wordt beperkt (ondertoezichtstelling) of ontnomen ((voorlopige) voogdij). Hierbij is sprake van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind Deze hulp wordt nu nog door de provincies gefinancierd.
87
Jeugdreclassering: Begeleiding en hulpverlening aan jongeren die verdacht worden van of veroordeeld zijn wegens een strafbaar feit. Uitgevoerd door de bureaus jeugdzorg in opdracht van de raad voor de kinderbescherming, de officier van justitie of de kinderrechter. De bureaus jeugdzorg voeren de jeugdreclassering uit. Deze hulp wordt door de provincies gefinancierd.
AMK: Kinderen waarvoor één of meer meldingen van (een vermoeden van) kindermishandeling zijn gedaan. Het AMK voert naar aanleiding van een melding een onderzoek uit om te bezien of sprake is van kindermishandeling. plus
Gesloten jeugdzorg: Gesloten jeugdzorg (ook wel Jeugdzorg
) is voor jongeren met ernstige (gedrags)problemen. Zij hebben bescherming nodig tegen
zichzelf of tegen anderen (bijvoorbeeld bij agressie of in het kader van loverboyproblematiek).
POH: praktijkondersteuner huisarts
88
89