Digitaal magazine voor licentiehouders van de Atletiekunie nummer 2, 1 mei-2009 Inhoud Talentontwikkeling Meerkamp, voorwoord ...............................................................................................2 Ontwikkelingen opleidingen Atletiekunie .................................................................................................3 Nieuws ......................................................................................................................................................5 Boeken......................................................................................................................................................7 Uitdagend, column....................................................................................................................................9 Herstel na een blessure, medisch ......................................................................................................... 10 AV Gloria timmert rustig verder aan de weg, aan het woord ................................................................ 13 Kleine overeenkomst, arbozaken .......................................................................................................... 15 MILA-beleidsplan talentherkenning en -ontwikkeling 2009-2012, de aanpak....................................... 17 Hoe geef je training bij atleten die onregelmatig komen?, de trainer werpt op ..................................... 20 Specialisten op de technische nummers leggen het in Nederland vaak af tegen de meerkampers: ze trainen te weinig en onvoldoende allround. De specialist is minder atleet/atletisch omdat ze te specifiek trainen, de stelling ................................................................................................................. 23 Sportief wandelen, atletiekoefenstof ..................................................................................................... 24 Wandelen in de pauzes bij de looptraining mag, voor u gelezen en beoordeeld.................................. 28 Colofon Het ‘Digitaal magazine voor Licentiehouders’ wordt uitgegeven door de Atletiekunie en verschijnt 4x per jaar. Het informeert gediplomeerde trainers met een licentie over trainersrelevante zaken. 'Het licentiesysteem is bedoeld als kwaliteitsimpuls voor het sporttechnisch aanbod zoals dat bij atletiekverenigingen en loopgroepen wordt aangeboden' (Licentiesysteem Atletiekunie). Incidenteel ontvangen trainers een zogenaamde digitale 'Nieuwsflits', een kort bericht dat niet kan wachten op het reguliere Magazine. Magazine nummer 3/2009 verschijnt 1 september. Redactie: De eindredactie van dit magazine is in handen van Sport Tekst en Uitleg Nederland,
[email protected], www.steun.biz, 024-3566601. De redactie is samengesteld uit de volgende vaste medewerkers: Betty Hofmeijer, Jan Heusinkveld, Ton de Kort, Clemens Vollebergh (eindredacteur) Aan de inhoud van deze brief werkten ook mee: Bart Bennema, Mariska Exalto (FNVSport), Ans van Maanen, François Raymakers Manager kaderontwikkeling Atletiekunie: Paul Peters Voor opmerkingen over de inhoud van de brief, bijdragen en suggesties voor ‘De Stelling’ en ‘De trainer werpt op’ mailt u:
[email protected]. Licentiehouders van de Atletiekunie ontvangen dit magazine per mail. Geef eventuele veranderingen van uw e-mailadres door aan:
[email protected].
1
VOORWOORD
Talentontwikkeling meerkamp Komend atletiekzomerseizoen heeft veel mooie toernooien voor alle categorieën: het WK in Berlijn, het EK<23 in Kaunas, het EJK in Novi Sad, en de EYOF in Tampere. De laatste toernooien zijn voor de ontwikkeling van jonge atleten een mooie manier ergens naar toe werken. Als A-junior heb ik het EJK en WJK mogen meemaken en daarna als twintigjarige het eerste EK<23 in Turku (Finland), hiermee volgde ik een ideale opbouw richting een topsportcarrière. De leerschool die ik toen heb gehad kan ik goed gebruiken, jonge meerkampers op te leiden voor de Europese- en Wereldtop. Dit post-Olympisch jaar is het begin van een nieuwe Olympische cyclus. Alle gemaakte of nog te maken plannen moeten leiden tot Olympische successen in Londen 2012 of in de jaren erna. Om mee te kunnen met de toonaangevende landen moet er geïnvesteerd worden in jonge atleten: talentontwikkeling is de komende jaren een speerpunt. Bij de Atletiekunie zijn drie vakgroepen - een voor Sprint, een voor Mila en een voor de Meerkamp - gestart met een fulltime trainingsprogramma voor toptalenten. Op Papendal wordt er naast trainingen gezorgd voor medische begeleiding, slaapplaatsen, ondersteuning bij studie en het zoeken naar woonruimte. Het doel is de beste talenten de beste opleiding te geven zodat ze zich straks kunnen meten met de wereldtop. Op dit ogenblik neemt een tiental atleten van 15 jaar tot 20 jaar deel aan het meerkampprogramma. Er wordt 6 dagen in de week getraind en afhankelijk van leeftijd, school en woonplaats, meerdere keren per week op Papendal. Sommige atleten wonen op of rond Papendal, de anderen overnachten regelmatig om de ochtend daarna weer te kunnen trainen. Voor mij was het een nieuwe situatie, dagelijks kunnen werken met de beste talenten, op een goede (indoor-) accommodatie, dagelijkse medische begeleiding, genoeg materialen en met kleine groepjes (1 tot 3 atleten). In de wintermaanden leek het wel of de atleten per dag vooruitgingen, door de ‘lerende’ omgeving konden ze zich sneller ontwikkelen dan in hun oude situatie. Met de oude situatie bedoel ik de clubs, hier trainen de talenten nog 1 tot 3 keer per week onder hun clubcoaches. Deze samenwerking bevalt mij erg goed, ik kan voor tien meerkampers niet alle training doen en het is goed dat een meerkamper leert met andere coaches te werken. Het is wel belangrijk dat de coördinatie van het programma door één coach gedaan wordt. Dit is mijn taak en totdat de atleten de volledige overstap maken naar Papendal blijft de samenwerking met de clubcoaches essentieel voor hun ontwikkeling. Het vergroten van de belastbaarheid en het verbeteren van de individuele technieken dragen bij aan de doelstelling van het meerkampprogramma en zorgen voor een goede basis waarmee de atleten het leven van een topsporter aankunnen. Volgens een vaste weekstructuur met kracht-, loop- en techniektrainingen creëren de atleten fysieke voorwaarden. Daarnaast wordt over voeding, wedstrijdvoorbereiding en planning, arbeid- rustverhouding en psychische processen het een en ander geleerd. Het plaatje wordt zo compleet mogelijk aangeboden op Papendal, rekening houdend met de ontwikkelingsfase van de atleten. We kijken naar wat de atleten nodig hebben om uiteindelijk de top te halen. Dit betekent soms lastige keuzes maken, aan de andere kant is de keus je droom te volgen meestal niet zo moeilijk. Afgelopen winter gingen alle deelnemers aan het meerkampprogramma goed vooruit. Tijdens de voorjaarsstage op Tenerife, legden we een volgend stukje van de basis voor de zomer waar voor de jonge meerkampers voorlopig maar één weekend telt, dat van het NK-meerkamp op 6 en 7 juni. Ik wens iedereen een goede voorbereiding en een succesvol zomerseizoen toe. Bart Bennema, bondscoach talentontwikkeling meerkamp
2
Ontwikkelingen rond de nieuwe Opleidingen Niveau 2 De Atletiekunie wil na de zomer van 2009 fors inzetten op de niveau 2 opleidingen. Aangezien de Jeugdatletiektrainer 2 (JAT2) opleiding door het ministerie van VWS is goedgekeurd (er is dus een pilot opleiding gehouden) en er momenteel een Looptrainer 2 (LT2) pilot opleiding loopt gaan we uit van deze 2 opleidingen. Later komt daar de Atletiektrainer 2 (AT2) opleiding bij. Opzet De opzet van de opleiding is competentiegericht. Dat wil zeggen: cursisten gaan met opdrachten aan de slag, worden procesmatig begeleid door de leercoach en worden in de praktijk begeleid door een praktijkbegeleider (PB). Er wordt wel zelfstandigheid en veel initiatief van de cursist verwacht. Alle niveau 2 opleidingen worden afgesloten met Proeven van Bekwaamheid (PvB’s). Het betreft 3 PvB’s die allen via een portfoliobeoordeling worden afgenomen (zie ook: www.atletiek.nl onder Opleidingen – Kwalificatiestructuur – PvB beschrijvingen. Dit alles met behulp van de Atletiek Academie (Elektronische Leeromgeving van de Atletiekunie) (zie ook: www.atletiek.nl onder Opleidingen Informatie – Demo Atletiek Academie). De opleiding bestaat uit bijeenkomsten ( 5 workshops van 2,5 uur waarvan de eerste 2 op 1 dag gehouden worden). Daarna kunnen het dagdelen zijn waardoor het ook mogelijk is het op een avond, middag of morgen te doen. Eventueel kan de startdag ook in 2 dagdelen worden geknipt (niet optimaal maar kan wel als de vereniging (de cursisten) dat heel graag wil). Landelijke netwerk van opleiders Er is een landelijk netwerk van opleiders die de LT2 of JAT2 (en op termijn AT2) bij een vereniging kunnen geven. Een vereniging die dat wil meldt zich bij de Atletiekunie, afdeling Opleidingen. Deze zoekt een opleider in de buurt die vervolgens contact legt met de vereniging. In een gesprek wordt de opleiding doorgesproken en gepland. Vervolgens koppelt de opleider dit terug naar de Atletiekunie die de zaken verder in gang gaat zetten. De betreffende opleider geeft de niveau 2 opleiding zelf. De opleiding komt vervolgens op de site te staan en deelnemers van de betreffende vereniging moeten zich aanmelden. Door de opleiding op de site te plaatsen ontstaat de mogelijkheid dat ook leden van omliggende verenigingen aan de cursus gaan deelnemen. Dit kan financiële voordelen voor de vereniging hebben (zie kopje Financiën). De afdeling Opleiding zal in de omgeving de werving van cursisten opstarten door de cursus onder de aandacht van de verenigingen te brengen. Mogelijke acties: opnemen in de Nieuwsbrief van de Atletiekunie en een e-mailbericht sturen naar de vereniging. Meerdere startmomenten mogelijk Een niveau 2 opleiding duurt 3 maanden en kan in principe op meerdere momenten in het jaar starten (het is overigens af te raden vlak voor de zomer vakantie te starten omdat je dan een te lange onderbreking van de cursus krijgt). In deze periode moeten de cursisten de PvB’s hebben aangevraagd. Na deze periode kan de cursist nog 2 maal een verlenging van de periode aanvragen. Indien de cursist dan ook nog begeleiding van de leercoach wenst dan worden hiervoor de kosten € 40,00 per 2 maanden in rekening gebracht (zie ook de Leveringsvoorwaarden: www.atletiek.nl onder Opleidingen –Informatie - Leveringsvoorwaarden). Doorstroming Cursisten die een niveau 2 opleiding (bedoeld voor beginnende trainers – assistent trainers) hebben gevolgd zullen makkelijker aan een niveau 3 opleiding beginnen. Zij zijn namelijk bekend met het systeem, weten hoe de Atletiek Academie werkt en zullen derhalve een lage drempel ervaren om de pittige niveau 3 cursus te starten. Praktijkbegeleiding Net als voor een niveau 3 opleiding heb je voor een niveau 2 opleiding praktijkbegeleiders nodig. Indien een vereniging een niveau 2 wil starten dan kan het raadzaam zijn daar eerst een scholingsdag voor PB te houden om zo het eventuele tekort van PB op te lossen. Dit punt komt ook in het eerste gesprek met de opleider aan de orde. De praktijkbegeleiders komen op de startdag. Daarnaast zullen zij, 1 maand na de startdag bij elkaar komen om de stand van zaken te bespreken.
3
Financiën De bijdrage voor de deelnemers aan de cursus is vastgesteld op € 235,- per deelnemer, ongeacht het aantal deelnemers. De organiserende vereniging ontvangt van de Atletiekunie een vergoeding van € 125,- eveneens ongeacht het aantal deelnemers. Als er onvoldoende aanmeldingen zijn voor een cursus kan de organiserende vereniging er voor kiezen de cursus toch door te laten gaan. De Atletiekunie brengt dan echter een gedeelte van de kosten van de cursus in rekening bij de vereniging, een en ander volgens onderstaande staffel: Aantal deelnemers Extra kosten vereniging
10
9
8
7
6
5
4
3
€-
€ 90
€ 200
€ 310
€ 420
€ 530
€ 640
€ 750
N.B.: Bij 10 of meer deelnemers zijn er dus geen extra kosten voor de vereniging. Bij 8 of minder deelnemers moeten er atleten beschikbaar zijn om korte trainingsoefeningen te doen. Niveau 3 In oktober 2008 zijn zo’n 160 cursisten gestart in de nieuwe niveau 3 opleidingen. Het betreft 8 Looptrainer 3 opleidingen, 2 Juniorenatletiektrainer 3/Pupillenatletiektrainer 3 opleidingen en 1 pilot opleiding Atletiektrainer 3. In de komende periode zullen een aantal van deze cursisten de opleiding gaan afronden door het doen van de Proeven van Bekwaamheid. Uiteraard is de Atletiekunie benieuwd hoeveel mensen dit gaan halen. Wordt vervolgd. Het is de bedoeling om de nieuwe niveau 3 cursussen, die starten in oktober 2009, half mei op de site te hebben staan. Door het vele werk dat de nieuwe opleidingen met zich meebrengt lopen we wat achter met de werkzaamheden dus het wordt spannend of we dat halen. Niveau 4 In november 2009 start de Atletiekunie een Milatrainer 4 opleiding. Voor meer informatie en inschrijven: http://atletiekacademie.rfxweb.nl/Default.aspx?pageId=136
4
NIEUWS Papendal erkend als Centrum voor Topsport en Onderwijs Nationaal Sportcentrum Papendal heeft de status van CTO - Centrum voor Topsport en Onderwijs gekregen. Uniek aan een CTO is dat topsporters op één locatie fulltime kunnen trainen, studeren en wonen, met minimale reistijden. Net als Amsterdam, Heerenveen en Eindhoven heeft Arnhem met Papendal een van de vier erkende CTO's binnengesleept. NOC*NSF heeft samen met het ministerie van VWS het CTO-programma opgesteld. Om te realiseren dat Nederland tot de toptien sportlanden behoort, is onder meer gepleit voor enkele centra in Nederland die voorzien in de randvoorwaarden die aansluiten op de behoefte talenten op te leiden en te begeleiden tot topsporter. Zo kan de sporter zich volledig ontplooien op één locatie, met trainingsfaciliteiten, onderwijs en medische zorg. Dagelijks trainen er zo'n 250 sporters op Papendal, van elf verschillende sportbonden. Van de sporters wonen er 120 permanent in het Sporthotel op Papendal. Het Sporthotel zit hiermee vol waardoor er onlangs begonnen is met het huisvesten van topsporters in een studentenflat bij Siza Dorp Groep, een paar kilometer richting Arnhem. Voor de combinatie van medische voorzieningen, studie en sport is de afgelopen jaren samenwerking geformaliseerd met: Sportmedisch Centrum Papendal, Het Beekdal Lyceum (LOOT-school in Arnhem), het Rijn IJssel College, Hogeschool Arnhem Nijmegen, Hotel- en Congrescentrum Papendal, Taxi Linsen en de Siza Dorp Groep. De komende jaren breidt Sportcentrum Papendal verder uit. In het te realiseren Sport en Onderwijsgebouw verzorgen het Rijn IJssel College en de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) vanaf het schooljaar 2010-2011 een deel van hun lessen. Verder wordt de mogelijkheid voor de bouw van een Multisporthal onderzocht, deze moet in 2011 gerealiseerd worden. (Bron: sport.nl, 26 maart 2009) Tilburg wordt 'atletiekstad' De Atletiekunie en de gemeente Tilburg trekken samen op om atletiek in de stad en de omliggende regio Midden-Brabant te versterken, in top- en breedte. Beide partijen ondertekenden daarvoor maandag een convenant. De samenwerkingsovereenkomst behelst tal van afspraken. De opvallendste is dat Tilburg ieder jaar als gast fungeert voor één van de nationale evenementen. Als voorkeur worden daarbij de Tilburg Ten Miles en internationale Warandeloop aangeduid. Ook krijgt Tilburg sporttechnische-inhoudelijke ondersteuning van de Atletiekunie voor de ontwikkeling van een volwaardige indooraccommodatie in het op te richten 'Tilburg Dome'. (Bron: sport.nl, 30 maart 2009) Ouderen die blijven bewegen winnen gezonde levensjaren Lichamelijke activiteit van ouderen moet hoger op de agenda komen van politici en beleidsmakers. Dat betoogde prof. dr. Marijke Hopman-Rock werkzaam bij TNO in Leiden in haar oratierede aan het VU medisch centrum, 16 april jl. Uit onderzoek is gebleken dat voldoende bewegen preventief werkt, het voorkomt ziektes en de verergering daarvan, en kan leiden tot meer zelfstandigheid en gezonde levensjaren. Met een gezamenlijke nationale en internationale inspanning kan volgens haar een belangrijke stap voorwaarts worden gezet. Met haar rede aanvaardt Hopman-Rock de functie van bijzonder hoogleraar lichamelijke activiteit en gezondheid bij ouderen aan het EMGO instituut, afdeling Sociale geneeskunde van het VUmc te Amsterdam. De bijzondere leerstoel is ingesteld door het Lorentz-van Iterson fonds (LIFT) van TNO. Voldoende bewegen werkt preventief: het voorkomt ziektes en de verergering daarvan. Ouderen die blijven bewegen kunnen gezonde levensjaren winnen. Het bevorderen van beweging in de zorg activeert ouderen en houdt hen zelfstandig. De vraag naar zorg zou daardoor in de toekomst af kunnen nemen. En daarmee ook de kosten. Omdat Nederlanders niet genoeg bewegen bedragen de medische kosten momenteel bijna 700 miljoen euro per jaar. Ouderen die actief zijn en voldoende
5
bewegen hebben een hogere zelfredzaamheid en minder kans op chronische aandoeningen zoals diabetes en osteoporose. Met zoveel bekende voordelen van bewegen zou je verwachten dat veel ouderen regelmatig lichamelijk actief zijn. Dat blijkt niet het geval. Ouderen bewegen veel minder dan jongere mensen. De meeste ouderen weten wel dat bewegen gezond is, maar met die wetenschap is nog niet zomaar hun gedrag veranderd. In de ouderenzorg is men zich nog onvoldoende bewust dat bewegen een bijdrage kan leveren aan behoud van zelfstandigheid. Maar ook beleidsmakers zien de kansen die bewegen biedt nog onvoldoende: werkzame programma's die nodig zijn om ouderen meer en beter te laten bewegen halen de praktijk vaak niet. De bijzondere leerstoel 'Lichamelijke activiteit en gezondheid bij ouderen' ontwikkelt kennis om meer ouderen aan het bewegen te krijgen. Door nieuw onderzoek over beïnvloeding van bewuste en onbewuste processen die een rol spelen bij iemands gedrag en het inzetten van bewegingsprogramma's die in de praktijk hun succes bewezen hebben. (Bron: VU medisch centrum Amsterdam, 16 april 2009) Atletiekwedstrijden in de wijk nemen barrières weg Het vijfjarige programma ‘The Colours of Athletics’ van de Atletiekunie moet meer allochtone jongeren enthousiasmeren voor de atletieksport en de drempel verlagen om lid te worden van een club. Tilburg Road Runners draagt zijn steentje bij door in dat kader voor middelbare scholieren Sprint Challenges te organiseren. Volgens projectleider Armand van der Smissen van de Tilburg Road Runners brengen de sprintwedstrijden de atletieksport letterlijk dichtbij. De Sprint Challenges vinden plaats in de wijk en dat maakt ze allesbehalve langdradig en formeel. Van der Smissen is ervan overtuigd dat dit veel barrières wegneemt. Colours of Athletics richtte zich aanvankelijk vooral op kinderen van de basisschool. Van der Smissen zag er een uitdaging in juist ook middelbare scholieren aan te spreken. ‘We trainen op de gemeentelijke atletiekbaan en op de velden van de hockeyclub. De jeugd kan dan op hetzelfde tijdstip trainen als de ouders. Doordeweeks starten we op verschillende punten in Tilburg om een stuk te lopen. Wie wil aanhaken, haakt aan. Dat werkt en maakt de sport toegankelijk.’ (Bron: www.sportknowhowx.nll, Thomas van Zijl, april 2009) Meer informatie: www.tilburgroadrunners.nl
6
BOEKEN
Sportcoachen: prestaties zonder schreeuwen Binnen de sportwereld wordt vaak geleerd door het geven van instructies. Zowel tijdens het lesgeven als in de sportboeken en -bladen is het vertellen hoe het moet de manier om leerresultaten te bereiken. Dat het ook anders kan, is te lezen in het boek Sportcoachen: prestaties zonder schreeuwen, van Erik van Rinsum (managementtrainer/-adviseur) en Peter Lind (PGA-golfprofessional). Deze andere kijk op leren en lesgeven biedt volgens de auteurs sportbegeleiders en -professionals de mogelijkheid hun stijl van lesgeven te verbreden en een nog betere leraar te worden. Veel leerlingen zullen deze manier van leren waarderen en betere leerprestaties laten zien. Het boek laat zien dat je ook geweldige leerresultaten kunt bereiken zonder instructies. Coachen is in de ogen van de auteurs niet het beste van jezelf in de leerling leggen, maar de leerling het beste uit zichzelf laten halen. De auteurs dagen de lezers uit met deze filosofie aan de gang te gaan. Welke stijl verkies je? Welke spreekt je het meeste aan, welke past het beste bij jou? Uitgebreide recensie in PRO LOOP 2, 2009. Sportcoachen: prestatie zonder schreeuwen (van procesinterventies naar resultaatsturing) Auteurs:
Erik van Rinsum en Peter Lind
Illustraties:
Felix Guérain
Uitgeverij:
Bureau Berubah, Someren
ISBN:
978-90-813249-1-5
Omvang
112 pagina’s
Prijs:
€ 19,95
Geschiedenis van de tienkamp In een zeer lezenswaardig boek bejubelt Kees Sluys de tienkamp, een atletiekonderdeel voor de allersterksten. Een uitgebreide beschrijving over de ontwikkeling van de meerkamp, de (inter)nationale atleten, hoogtepunten en tragiek. Voor elke trainer in de atletiek aan te bevelen.
Snel, hoog, ver. Geschiedenis van de tienkamp Auteur:
Kees Sluys
Uitgeverij:
De Bezige Bij/Thomas Rap
ISBN:
978-90-6005-745-2
Omvang:
320 pagina’s
Prijs:
€ 18,90
7
Opkomst en ondergang van een ongelooflijk stomme zak Je moet het maar durven: een boek schrijven dat alles behalve een positief beeld van je zelf neerzet. In ‘Opkomst en ondergang van een ongelooflijk stomme zak’, schrijft Raymond De Vries, atletenmanager eind jaren tachtig, begin jaren negentig over een deel van zijn leven dat beheerst werd door seks, drugs, list en bedrog. ‘Als je zoveel kansen hebt gehad als ik ben je een ongelooflijk stomme zak’, zei hij zelf in De Wereld Draait Door. Het boek leest als een trein en overtreft je telkens weer als je denkt: ‘zo stom zal hij toch niet zijn’. Inmiddels is De Vries oud en wijs geworden, vindt hijzelf. Je mag het hopen.
Opkomst en ondergang van een ongelooflijk stomme zak Auteur:
Raymond de Vries
Uitgeverij:
No Monkey Business 2009
ISBN:
978-94-900-4600-2
Omvang:
204 pagina’s
Prijs:
€ 15,00
8
COLUMN
Uitdagend Ton de Kort
Hoe leuk mag of misschien zelfs wel moét trainen zijn? Met die vraag in mijn achterhoofd liep ik tijdens de vijfde Dag van de Baanatletiek, eind maart op Papendal, naar de sprinthal. Omdat ik dagvoorzitter was viel ik in mijn colbertje en pantalon behoorlijk uit de toon tussen de veelal sportief geklede trainers en andere belangstellenden. In die sprinthal stond, door het slechte weer buiten, een aantal praktijksessies gepland. Mijn belangstelling ging vooral uit naar de sessie met de veelbelovende titel ‘uitdagend trainen’. Die werd verzorgd door Steven Gerrits, docent atletiek aan het Instituut voor Sportstudies in Groningen. Hij is vanuit zijn werk mede betrokken bij de nieuwe opleidingen voor pupillen- en juniorenatletiektrainers. In drie kwartier tijd gingen we met een select gezelschap op zoek naar het antwoord op de vraag wat atleten uitdaagt. En daarbij bleken nogal wat zaken voorbij te komen. Iets wat je met een groep doet is leuker dan iets wat je alleen moet doen. En een inspanning wordt uitdagender als je er punten mee kunt verdienen of wanneer je de moeilijkheidsgraad kunt vergroten. Er moet bij een goede oefenstof altijd de spanning zijn tussen lukken en mislukken. Om me heen zag ik de trainers deze tips als sponzen absorberen. En dat is ook logisch. Want waarom zou je er als trainer niét voor zorgen dat je trainingen ook nog een beetje leuk zijn? Als er iets dodelijk is voor een trainer (m/v) dan is het wel dat zijn of haar pupillen de trainingen als saai ervaren. En je zou bijna gaan denken dat uitdagende trainingsvormen, zoals die van Steven Gerrits, alleen maar voor pupillen en jonge junioren bedoeld zijn. Niets lijkt me echter minder waar. Je kunt óók als trainer van een loopgroep of van een groep baanatleten je mensen prima bezig houden door je trainingen wat uitdagender te maken, er speelse elementen in te bouwen. Want iets leren mag toch zeker leuk zijn? Toch drukte Steven Gerrits zijn toehoorders op het hart om daarin niet door te schieten. ‘We zijn trainers, geen vermakers’, stelde hij nuchter vast. En ook dát is weer een uitdaging op zich …
Ton de Kort, voormalig baanatleet en jeugdtrainer, is journalist, nationaal microfonist en bestuurslid van Prins Hendrik
9
MEDISCH
De rol van de trainer
Herstel na een blessure François Raymakers Iedere atleet en trainer maken het mee: blessures! De oorzaken zijn niet altijd duidelijk te achterhalen, en daardoor is ook de remedie niet vanzelfsprekend: rust, geen rust? Wat is de invloed van iemands mentale gesteldheid? Hoe ernstig is de blessure, is er sprake van overtraining(1) Fysiotherapeut en hardlooptrainer François Raymakers beantwoordt in onderstaand artikel deze vragen. De communicatie tussen trainer, atleet en fysiotherapeut is daarbij cruciaal. Een blessurespreekuur bij de vereniging draagt daar aan bij. Hierdoor kan vaak erger voorkomen worden. Als er een blessure wordt geconstateerd, moet eerst de ernst ervan worden ingeschat. Veel blessures doen pas van zich spreken na langere inspanning, het tijdstip van het begin van pijn of ongemak is dus van belang. Treedt pijn alleen op tijdens piekmomenten: de afzet bij een sprong, start bij een sprint of zit de provocatie van pijn al meteen in het begin tijdens het warmlopen? Deze zaken spelen mee bij het geven van advies van de fysiotherapeut aan de atleet en trainer. Het bepalen wanneer je een atleet weer kunt belasten is een belangrijk moment. Allereerst moet de normale dagelijkse functie als wandelen, traplopen, even de bus of tram halen, fietsen volledig pijnvrij zijn en de oorspronkelijke klacht mag dan niet geprovoceerd worden. Hierna is intensievere belasting weer geïndiceerd. Stel met de fysiotherapeut een programma (een stappenplan). Bespreek dit goed met de atleet. 1. Gedoseerde rust (beginnende blessure): • • • •
minder intensief trainen volledig staken van de training trainingsvervangende arbeid (bijv. zwemmen of fietsen) consult huisarts/specialist
2. Opstarten van oefeningen voor kracht/stabiliteit/coördinatie(hervatten training): • • •
Excentrische (spierversterkende oefening) van belang bij herstel van een achillespeesblessure (2,5) Balansoefeningen (na een enkelverzwikking of meniscusletsel aan de knie). Core stability training (stabiliteit/coördinatie trainen van de rompspieren, het korset) Hervatten looptraining (verzwaren van de training):
3. Opbouw training: intensiteit en frequentie bepalen. Zo snel als kan training hervatten, zo meet je vaak het best en het snelst de mate van herstel. •
Belangrijke aspecten bij de begeleiding van zowel de fysiotherapeut als de trainer zijn onder meer het goed in de gaten houden van de leeftijd van de atleet. Het onvolgroeide skelet van de jonge atleet vraagt apart aandacht in verband met risico’s(3). Verder hebben atleten ook een eigen verantwoordelijkheid. Er moet hen geleerd worden wat de verschijnselen zijn van bijvoorbeeld Overtraining en een beginnende blessure. Zij moeten bij twijfel altijd even aan de
10
bel trekken en bij trainer en fysiotherapeut aangeven wat er speelt. De trainer kan nu eenmaal niet alles zien en weten. Overtraining kan zich uiten in onder meer: • • • •
Vermoeidheid tijdens en na training concentratie- en motivatieverlies achteruitgang van de prestaties hoofdpijn na training
Verder is ook het plezier in trainen een belangrijk criterium. Motivatie heeft hier veel mee te maken. Deze laatste aspecten hebben veel te maken met communicatie tussen fysiotherapeut, trainer en atleet. Het eerder genoemde blessurespreekuur is een laagdrempelig en informeel platform dit te bereiken. Organisatie Een eerste tip voor trainers is een nauwe relatie op te bouwen met de fysiotherapeut. Zo ontstaat een korte communicatielijn en zijn de atleten via het blessurespreekuur hierbij direct betrokken. In Amstelveen bij AV Startbaan hebben we dit als volgt georganiseerd. De atleet meldt zich met een (beginnende) blessure of klacht, er wordt een kort onderzoek gedaan en er wordt een advies gegeven. We geven dit advies direct door aan de trainer die op dat moment op de baan aanwezig is. Is de trainer er niet, dan gaat een e-mail uit naar de betreffende trainer. Dit is een simpele organisatie die nauwelijks tijd kost en, in ons geval, geheel gratis is voor de atleten en club.
Als er echt sprake is van een blessure dan volgt vaak een behandelings-/begeleidingstraject. Deze heeft als hoofddoelstelling om de atleet weer snel aan het trainen te krijgen zonder klachten. De fysiotherapeut houdt de trainer op de hoogte van het beloop van de behandeling. Belasten De klachten hoeven in de meeste gevallen niet geheel over of weg te zijn eer de training weer hervat wordt. De training vangt aan onder het niveau waar de atleet voor de blessure trainde. Dit is een goed middel om te bepalen waar de atleet is, als het gaat om de genezing dan wel het beloop van de behandeling. Houd je alleen rust dan blijft de ontwikkeling onzichtbaar. De klacht mag dus voelbaar zijn maar mag tijdens de training niet progressief zijn en verder is de volgende dag van belang: is er meer pijn? Herstel dient binnen 24 uur plaats te vinden. Deze strategie is goed te bespreken met trainer en atleet. Gaat dit goed, dan kan de trainer de opbouw van belasting verder uitvoeren. De atleet dient ook over een gezonde dosis verantwoordelijkheid te beschikken, hij/zij zal eerlijk moeten zijn over het verloop van de klachten. Drijfveren Kennis van de karakters, drijfveer en motivatie van de atleet moeten bij trainer/fysiotherapeut echter wel bekend zijn. Immers atleten genoeg die zeer gretig zijn en ten koste van alles een wedstrijd willen doen. Verder blijft een moeilijk punt om te bepalen wat pijn is. Dit is immers sterk individueel en moeilijk meetbaar. Een hulpmiddel kan het gebruik zijn van een puntenschaal (VAS Schaal) van 0-10 punten waarbij 0 geen pijn is en 10 maximaal/onhoudbaar. Echter, dit meet weer niet de gelaagdheid van pijn. Pijn kan namelijk ook beïnvloed worden door angst, stress en emotie en zich dan lichamelijk uiten(7). Vaak hebben atleten wel degelijk stress voor bepaalde wedstrijden omdat van hen wat verwacht wordt. Zonder stress echter ook geen uitdaging en prestatiedrang. Hierin de balans zoeken is moeilijk en vergt goede communicatie en maken van goede afspraken.
11
Vragenlijsten Er zijn in de literatuur geen goed werkbare vragenlijsten voorhanden die bijvoorbeeld de activiteitenstatus van de atleet (sportspecifiek) in beeld brengt. Met andere woorden, waar liggen precies de beperkingen voor de atleet door de blessure, de klacht? Dit zou het geheel wat meetbaarder maken en vervolgens de communicatie weer wat kunnen verbeteren, immers je hebt het dan over een aantal bruikbare meetinstumenten dat zowel voor trainer/atleet en fysiotherapeut leesbaar is en te interpreteren. Je spreekt dan dezelfde taal. Zo’n vragenlijst/meetinstument is volgens mij wel te ontwikkelen, zowel generiek (alle sporten omvattend) als sportspecifiek: hardlopen, kogelstoten etc. Daarnaast is ‘simpele’ kennis nodig van het menselijk lichaam, de gevolgen van training, het opgroeiend kind, de invloed van (top) sport op de menstruatie bij jonge meisjes(4) etc. Dit alles kan niet alleen van een trainer worden verwacht. Hier ligt een taak voor de fysiotherapeut. Te denken valt aan bijvoorbeeld themagerichte voorlichting. Bij zo’n gelegenheid bundel je kennis en wordt deze overgedragen. Bovendien moet er onderscheid worden gemaakt in recreatieve sportbeoefening met een niet al te hoog ambitieniveau en topsportbeoefening met een hoog ambitieniveau. Hier komen meer ook mentale aspecten aan de orde(6,7). Met behulp van kennis (bij voorkeur wetenschappelijk getoetst) kun je doorgaans goed een risicoanalyse opstellen. Zo weten we bijv. veel over overtraining: er bestaat mechanische overtraining, metabole overtraining en het overtrainingssyndroom(1). We weten ook veel over het tijdstip van volgroeien van de lange botten bij kinderen. De trainingsbelasting dient hier rekening mee te houden(3). Verder weten we ook al veel over de mentale aspecten van training en hoe dit te gebruiken(7). Ondanks alle goede voorlichting, alle goede bedoelingen van zowel atleet, trainer maar ook van de fysiotherapeut worden er ook (inschattings)fouten gemaakt. Het meest zie ik toch dat er of te snel en te fanatiek wordt begonnen met de training of dat er te lang en teveel wordt gerust. Bij deelname aan wedstrijden door jonge atleten wordt soms onvoldoende rekening gehouden met hun lichamelijke capaciteiten met alle gevolgen van dien. Voor meer informatie is het bezoeken van de onderstaande site meer dan de moeite waard:
Noten: 1. Hulzebos, E., van der Loo, H., Training van het cardio respiratoir uithoudingsvermogen, Bohn Stafleu van Loghum, Houten 2002. 2. Alfredson H, Pietila et al Heavy-load excentric calf muscle training for treatment of chronic Achillestendinosis, Am J Sports Med 1998: 26: 360-366. 3. Nugteren v. K., Winkel, D. De kwetsbaarheid van het jeugdige skelet, Bohn, Stafleu van Loghum, Houten 2005. 4. Pontano, K, J. Strategies used by physical therapists in the U.S. for treatment and prevention of the female athlete triad, Phys. Ther. In Sport 10 (2009) 3-11. 5. Schepsis AA, Jones H, Haas A. Achilles tendon disorders in athletes, Am J Sports Med 2002; 30(2): 287-305 6. Kerr G, Fowler B Relationship between psychological factors and sports injuries, Sports Med 1988; 6: 127-347. 7. Servan-Schreiber, D. Uw brein als medicijn. Kosmos Uitgevers, 2003.
François Raymakers (1959) is fysio-manueeltherapeut. Daarnaast is hij hardloper (halve marathons), schaatser en hardlooptrainer (sinds 2003) van een zelfopgerichte loopgroep. Daarnaast valt hij als trainer in bij de AV Startbaan Amstelveen, waar hij bovendien met een collega blessurespreekuren houdt.
12
AAN HET WOORD
‘Kunststofatletiekbaan geeft enorme boost’
AV Gloria timmert rustig verder aan de weg Clemens Vollebergh Klein Papendal, zo wordt het sportpark aan het Ruiterpad in Baarle Nassau ook wel genoemd: een plaatje met als blikvangers hockeyvelden, voetbalvelden, tennisbanen én een kunststofatletiekbaan. Atletiekvereniging AV Gloria prijst zich dan ook gelukkig met de nieuwe accommodatie, die op 8 april 2008 feestelijk geopende werd. Voorzitter Jan Blom: ‘De kunststofatletiekbaan heeft ons een enorme boost gegeven’. Blom, sinds 12 jaar voorzitter, geeft als gediplomeerd assistent trainer loopgroepen training aan de groep Sportief wandelen. ‘Gewoon omdat het leuk is mensen bij het lopen te begeleiden. AV Gloria is met 325 leden een vereniging met mogelijkheden, maar ook onmogelijkheden’, klinkt het realistisch. Als ik kijk naar de schaalgrootte van Sprint Breda, of het arsenaal aan vrijwilligers dat de Tilburg Ten Miles op de been krijgt, dan hoeven we ons daar niet aan te spiegelen. Het aanstellen van een verenigingsmanager of combinatiefunctionarissen is voor ons een brug te ver. Dankzij de inzet van onze vrijwilligers krijgen we weliswaar veel voor elkaar, maar we moeten er bij de keuze voor activiteiten goed op letten dat onze kleine groep vrijwilligers niet overbelast raakt. Als je steeds bij dezelfde mensen aanklopt dan haken ze op een gegeven moment af; het moet leuk en behapbaar blijven.’
Voorjaarswedstrijd 2009 op de accommodatie van AV Gloria
In beweging ‘Het tij voor atletiekverenigingen zit mee, zeker als we kijken naar de vraagkant, concludeert Blom: ‘Bedrijven benaderen ons, omdat ze gebruik willen maken van de atletiekbaan en trainers en ook de gemeente wil graag dat we de inwoners in beweging zetten en houden. Eerst ging veel aandacht (en subsidie) uit naar de jeugd, maar het blijkt dat vooral ouderen niet aan hun dagelijkse portie gezond bewegen toekomen. De groep Sportief Wandelen is daar bijvoorbeeld uit ontstaan. Ook richting het onderwijs zijn we actief: schoolkinderen krijgen atletieklessen op de atletiekbaan of wij komen met atletiekmaterialen naar de scholen. Ook organiseren we, in samenwerking met de Rabobank, een jeugdcircuit van vijf stratenlopen. De komst van de kunststofbaan vergroot onze mogelijkheden. In het eerste jaar hebben we direct en met succes, de Brabantse pupillenkampioenschappen georganiseerd. Met elektronisch tijdwaarneming.’
13
Betere baan, betere trainers Gloria biedt, vooral de jeugd, alle onderdelen van de atletiek: ‘Als ze wat ouder zijn en beter gaan presteren, groeien de atleten automatisch door naar de grotere verenigingen in Tilburg of Breda. Voorbeeld van zo’n talent is speerwerpster Kitty van Haperen (inmiddels actief in het bobsleeën, CV). Blom: ‘Met de nieuwe faciliteiten is het echter ook een uitdaging specialisten in het trainerskorps te krijgen, waardoor talenten aan de club verbonden blijven. Trainers worden bij AV Gloria gestimuleerd opleidingen te volgen. Als een van de lopers aangeeft ook een groep te begeleiden, zijn wij er als de kippen bij hem of haar op cursus te sturen. Wat veel mensen ervan weerhoudt cursus te volgen is de tijd die het kost: vele zaterdagen achtereen, stageopdrachten en huiswerk zijn moeilijk te combineren met werk en huishoudelijk taken. Mogelijk is dat tijdsbeslag in de nieuwe opleidingsstructuur geringer, al vraagt dat wel meer een zelfstandige leerhouding. Om te zorgen dat trainers bijblijven in het vak maken we met enige regelmaat gebruik van het NKS-aanbod ‘Train de trainer’, zoals laatst een bijscholing voor discuswerptrainers. Deze werd druk bezocht, ook door trainers uit de wijde omgeving. Bovendien worden onze trainers ingezet bij Start to run, wat ons jaarlijks tientallen leden oplevert’, aldus tevreden voorzitter Jan Blom.
Pupillen maken de startblokken gereed bij de voorjaarswedstrijd
Atletiekvereniging en plaats: AV Gloria, Baarle Nassau Opgericht: 1978 Leden: 325 Trainers: 19 waarvan gediplomeerd: • 2 trainers loopgroepen • 6 assistent loopgroep trainers • 5 Atletiek trainers • 1 trainer sportief wandelen. Bekendste evenement: Enclavecross Won in het crosseizoen 2008-2009 het crosscircuit, dankzij de regelmatige deelname van een groot aantal leden en goede prestaties. Website: www.gloria-atletiek.nl Clemens Vollebergh is eindredacteur van het ‘Digitaal magazine voor licentiehouders van de Atletiekunie’
14
ARBOZAKEN
Kleine overeenkomst Mariska Exalto Het overkomt ons allemaal wel eens, meer werken dan waarvoor je betaald krijgt. Geen probleem, zolang het geen structurele vorm krijgt. Dit gebeurt echter vaak bij werknemers en zelfstandigen die kleine overeenkomsten hebben. Als je een overeenkomst hebt voor bijvoorbeeld vier uur week, zal dit in de praktijk vaak minimaal zes uur worden. Voorbereiding en afronding nemen tijd in beslag waarover meestal geen afspraken worden gemaakt. Om er voor te zorgen dat werkgevers, opdrachtgevers en klanten tevreden blijven, zijn we geneigd om er vooral maar niet over te ‘zeuren’. Iedereen werkt toch wel eens wat langer? Uiteraard, maar als je iedere dag een uur een groep traint, zorgt de voorbereiding en afronding ervoor dat je zeker een half uur langer werkt. Onbetaald. Als je dit afzet tegen een werknemer die 8 uur per dag werkt, zou dat betekenen dat deze werknemer 12 uur moet werken om 8 uur betaald te krijgen! Er zullen maar weinig werknemers zijn die dat voor lief nemen. Hoe komt het dan dat de mensen met kleine overeenkomsten accepteren dat de voorbereiding en afronding in de eigen tijd gebeurt? Dat heeft natuurlijk met passie te maken, werknemers in de sportsector hebben vaak van een hobby een beroep gemaakt. Geweldig natuurlijk, ten minste...zolang we daarvan kunnen leven. In de sportsector moeten veel werknemers en zelfstandigen veel uren maken om een redelijk salaris bij elkaar te sprokkelen.
12 uur werken om 8 uur betaald te krijgen! Weinig werknemers nemen dat voor lief Vrijwilligerswerk Verenigingen werken vaak met vrijwilligers of je kunt als het mee zit een kleine overeenkomst krijgen. Om ervaring op te doen wordt er vaak genoegen genomen met het vrijwilligerswerk. Hiervoor zou natuurlijk een onkostenvergoeding betaald kunnen worden, het is atletiekverenigingen aan te raden om voor het vrijwilligerswerk een overeenkomst op te maken. Zo is voor beide partijen duidelijk dat er geen sprake is van vrijblijvendheid en kun je een vergoeding voor onkosten op een degelijke manier regelen. Ook kun je hierin afspreken hoeveel uur je beschikbaar bent en voor welke periode de afspraken gelden. Als er een bestuurswisseling is heb je dan ook en document waar je op terug kunt vallen. Ook al doe je vrijwilligerswerk, zorg dat je afspraken op papier hebt. Wat er in zit, staat er niet altijd op! Voor werknemers is een arbeidsovereenkomst zeker een onmisbaar document. Let erop dat niet ieder document met de titel ‘arbeidsovereenkomst’ een daadwerkelijke arbeidsovereenkomst is. Een echte arbeidsovereenkomst moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Bijvoorbeeld het aantal contracturen, het afgesproken salaris en de ingangsdatum van de overeenkomst moeten opgenomen zijn in de overeenkomst. Ook moet er sprake zijn van een gezagsverhouding. Als je lid bent van een vakbond is het verstandig je arbeidsovereenkomst te laten beoordelen door de vakbond voordat je tekent. Zo ben je er zeker van dat je een goede overeenkomst hebt. Betreft het je eerste baan en je bent nog geen vakbondslid? Voor jou heeft FNV Sport een speciale aanbieding; als je nu lid wordt van FNV Sport, kun je je eerste arbeidsovereenkomst gratis onder de loep laten nemen! Voor zelfstandigen is het aan te raden in de overeenkomst geen misverstanden te laten bestaan over de uit
15
te voeren werkzaamheden. Maak afspraken over welke taken je gaat uitvoeren, neem de voorbereidingstaken op in de overeenkomst.
Laat geen misverstanden bestaan over de uit te voeren werkzaamheden Ook al ben je dit werk gaan doen omdat dit nu eenmaal je passie is, zorg ervoor dat je je werk serieus neemt. Zorg voor een redelijke vergoeding voor het werk dat je verricht, voorbereiding van trainingen zou je dus ook in rekening kunnen brengen. Reiskosten en materiaal schieten er vaak bij in, waarom zou je hier geen afspraken over maken? Uiteindelijk is jouw opdrachtgever/werkgever er ook bij gebaat dat de leden/klanten getraind worden door een goed gemotiveerde trainer. FNV Sport is, voor werknemers en zelfstandigen in de sport, expert op het terrein van werk en inkomen. www.fnvsport.nl Mariska Exalto is assistent bestuurder FNV Sport
16
DE AANPAK
Topjunioren via centrale regie met structuur naar de top
Mila-beleidsplan talentherkenning en –ontwikkeling 2009-2012 Betty Hofmeijer ‘Talentherkenning en Talentontwikkeling 2009-2012’. Met dit plan sluit de Atletiekunie zich aan bij de richting die het NOC*NSF initieert op het terrein van Talentherkenning en Talentontwikkeling. De in- en uitstroom van toptalenten wordt volgens dit plan gestructureerd en optimaal geregisseerd met de uitgangspunten centraal wonen, leren en trainen. Om nader kennis te maken met de inhoud van het plan stelde ik coördinator talentontwikkeling Grete Koens een aantal vragen. Over de aanleiding voor het plan, de doelen, de ervaringen tot nu toe en de belangrijkste aandachtspunten op korte en lange termijn. Voormalig middenlange afstandsatlete Grete Koens schreef voor de Atletiek Unie in de periode 2005/2006 op freelance basis een talentontwikkelingsprogramma voor de midden lange afstanddiscipline. In februari 2007 nam de Atletiek Unie haar full time in dienst als coördinator talentontwikkeling. Grete werkt vanuit het bondsbureau op Nationaal Sport Centrum Papendal en kwam in 2007 met een eerste versie van het beleidsplan Talentherkenning en Talentontwikkeling. Na evaluatie volgde een aantal aanpassingen en in juli 2008 volgde de aangepaste versie van het beleidsplan Wat de aanleiding is geweest om het plan te schrijven? ‘Voor de Atletiekunie is talentherkenning en –ontwikkeling een speerpunt binnen het nieuwe Meerjarenbeleid voor de periode 2009-2012. Professionalisering van de sport is een must voor sportief succes is daarin de stelling. De afgelopen jaren onder andere vorm gegeven door de aanstelling van full time bondscoaches op Papendal. In eerste instantie werden voor de spring-, werpen midden-lange afstand respectievelijk Georges Friant, Gert Damkat en Honoré Hoedt aangesteld. Deze fulltime aanstellingen biedt volwassen topatleten de gelegenheid fulltime trainingsprogramma’s te volgen. Om echter een continue stroom van senior topatleten te kunnen garanderen is het noodzakelijk telkens nieuwe talenten door te laten groeien tot topatleet. Dat is aanleiding geweest om te komen tot dit integrale beleidsplan. Het is een werkmodel, geen plan voor op de plank, maar een model dat daar waar nodig aanpassing krijgt als de praktijk daar om vraagt.’ Talentherkenning en -ontwikkeling De komende vijf jaar biedt de begroting van de Atletiek Unie steeds meer ruimte voor talentherkenning en talentontwikkeling. Aanvullend op de drie hiervoor genoemde coaches zijn er op het bondsbureau inmiddels vijf extra coaches in dienst genomen. Drie van hen houden zich specifiek bezig met de ontwikkeling van talenten te weten Bart Bennema voor de meerkamp, Wigert Thunissen voor de sprint en Grete Koens zelf voor de midden- en lange afstand.
Wat is het doel van het plan en hoe wordt het gecommuniceerd met degene die erbij betrokken zijn? ‘Zoals ik hiervoor al kort heb aangegeven is het de bedoeling telkens nieuwe talenten door te kunnen laten groeien tot topatleet. Toptalenten dus, die zich kwalificeren voor internationale jeugd- en <23
17
toernooien en daar finaleplaatsen en/of medailles halen. De toptalenten krijgen de gelegenheid zich op Papendal centraal op te laten leiden tot topatleet; de bondscoach heeft hierover rechtstreeks met de atleet en hun ouders/persoonlijk trainer/begeleider regelmatig contact. Op de website www.atletiek.nl is tevens informatie te vinden over het nationaal trainingsplan. Maar de reikwijdte van het plan is natuurlijk veel groter dan alleen het uiteindelijk volledig full time opleiden van deze toptalenten op Nationaal Sportcentrum Papendal. Immers om toptalenten te krijgen is een grote visvijver nodig; zonder breedte geen top. Zo lang de full time programma’s nog in ontwikkeling zijn, is er voor de meeste disciplines in de periode oktober tot en met april een wekelijks, centraal trainingsaanbod onder leiding van de betreffende bond- of talentcoach. Verder is er onder de paraplu van de Atletiek Unie voordat atleten toe zijn aan dit centrale trainingsniveau voor alle disciplines een trainingsaanbod vanaf de C-junioren tot en met de A-junioren in de vorm van regiotrainingen. Deze regiotrainingen op basis van 20 trainingen per jaar, zijn in 2007/2008 van start gegaan. In de loop van de tijd (richting 2012) is het de bedoeling dat dit trainingsaanbod uitbreiding krijgt naar 40 trainingen op jaarbasis. De inhoud en opzet van deze regiotrainingen en ook de talentherkenning- en ontwikkelingsgedachten zijn in het najaar 2007 gecommuniceerd in een bijeenkomst met de regiotrainers. Ook hier biedt de atletieksite informatie over bijv. toelatingscriteria, overzichten met data waarop trainingen plaatsvinden, testuitslagen etc. Onder leiding van de bondscoach wordt het verloop van de regiotrainingen halfjaarlijks geëvalueerd. De input van de regio coaches wordt hierbij vanzelfsprekend als erg belangrijk gezien. Het complete aanbod van bondstrainingen (centrale trainingen, regionale trainingen en ook regio clinics) staat bekend als het nationaal jeugdtrainingsprogramma. De basis van de piramide ligt bij de verenigingen. Van verenigingen worden atleten op eigen initiatief lid, maar ook hier probeert de Atletiek Unie door het aanbieden van zogenaamde sportstimuleringsprojecten een handreiking te bieden om lidmaatschappen minder toevallig te maken. Voorbeeld is de succesvolle 1KRunaway en de Sprint Challenge. Het totale aanbod van trainingen en het model van doorstroming in de jeugdopleiding ziet er schematisch als volgt uit:
ORGANISATIE ATLETIEKUNIE
TALENTDEFINITIES -> Internationaal Talent -> Nationaal Talent -> Beloften
CENTRAA L
PA PENDA L TOP & TOP TALEN T
-> Regio Atleten
REGIONA AL TA LENTO NTW IK K ELING SP EC IALISATIE
-> Clubatleten (Locale Top) -> Clubatleten -> Ongeboden Sporters
CLUB CLUSTERING
->
TALENTONTWIK K ELI NG TA LENTH ERK ENNING DOO RST RO OM
CLUB
SPR INT C HA LLENGE – C OLOUR OF ATH LETICS ‐ FUN IN ATH LETIC S
SCH OOLATLETIEK – YOUTH CH ALLENG E INST RO OM
In het kader van de communicatie over het plan is het belangrijk dat het beleid van talentherkenning en –ontwikkeling zoveel en breed mogelijk wordt uitgedragen. In dit verband noemt ze de recente aandacht voor het onderwerp tijdens de eind maart gehouden Dag van de Baanatletiek.
18
Wat zijn de ervaringen tot nu toe? Waarover ben je tevreden en wat is lastiger dan gedacht en krijgt de komende tijd extra aandacht? ‘Ik ben er erg tevreden over dat we voor wat betreft de talentontwikkelingsplannen goed op schema liggen. Alle tussenstappen zijn tot dusverre gerealiseerd. Het centrale programma begint steeds meer body te krijgen. Voor de fulltime programma’s kunnen we inmiddels een programma aanbieden met uitstekende faciliteiten die nergens in Nederland zijn aan te treffen. Nu is het de beurt aan de toptalenten. Zij zullen de stap naar Papendal moeten zetten voor de keuze tot opleiding als topatleet. Mocht er al iets lastig zijn in het plan, dan is het wellicht de moeite die sommige atleten schijnen te hebben met het maken van een keuze voor topsport en dus de gang naar Papendal. Voor het overige zie ik op dit moment geen echte knelpunten in de uitvoering van de plannen. In de toekomst willen we, naast verdere uitbreiding van het aantal fulltime programma's, het traject van talentherkenning verder versterken. Ook willen we het trainingsaanbod in de regio zeker voor de technische disciplines graag verder uitbouwen, daar meer trainingsuren realiseren en inzetten op het ontwikkelen van een goede testbatterij. De gedachte bij dit laatste is deze testbatterij ook in te zetten bij de clubs om op die manier ook de talentherkenning daar te verstevigen’. Grete tot slot: ‘Het is uiteraard te allen tijde mogelijk mij te contacten voor nadere informatie of met vragen. Bijvoorbeeld over de inzage van het beleidsplan talentherkenning en -ontwikkeling. Ze is hiervoor bereikbaar via: 026 483 48 00,
[email protected]. Betty Hofmeijer is regiotrainer Horden Atletiek Unie/Atletiekschool Aventus/Hortas
19
DE TRAINER WERPT OP
‘Hoe geef je training bij atleten die onregelmatig komen’ Zij missen bepaalde loopscholingsoefeningen; en blijven daardoor achter bij afstandstrainingen. Je wordt als trainer gefrustreerd in de opbouw van het programma. Richard Haak, m65. trainer AV Veluwe, Apeldoorn Antwoord op stelling Roel van Dijk:
‘Van frustratie was bij een deelnemer, noch bij mij sprake.’ Veel hardloopgroepen heb ik al onder mijn hoede gehad in de 16 jaar dat ik trainer loopgroepen ben. Ooit opgeleid door Jan Heusinkveld. Elke deelnemer had een bepaald doel voor ogen, waar mee ik dan via trainingsprincipes en trainingsvormen aan de slag ging. En het is dan inderdaad zo, dat de groep na een bepaalde tijd vooruitgang boekte, op snelheid, uithoudingsvermogen enz. enz.en dus op die manier ook een betere prestatie liet zien. Als dan een van de deelnemers het af en toe liet afweten, want daar gaat het verhaal hier over, dan liep deze persoon een bepaalde achterstand op in vergelijking met de groep waar hij of zij ooit mee begon. Maar van frustratie, noch van de deelnemer noch van mij, was nooit sprake. De betreffende deelnemer trainde af en toe gewoon met de groep mee, met wat aanpassingen van mijn kant, en dan ging het allemaal goed. We spreken hier ook van mensen die het leuk vinden de loopsport te beoefenen. Als er dan ook nog progressie gemaakt wordt vinden ze dat dan ook heel prettig. Op dit ogenblik train ik mensen op de zaterdagochtenden bij atletiekvereniging AVA 81 in Almere. Met een trainingssessie van 13 weken, werken we naar een bepaald doel toe. En er zijn altijd mensen die het op een gegeven moment laten afweten. Om allerlei redenen gebeurt dat gewoon, we hebben het hier niet over topatleten. Want ik denk dat die eerder gefrustreerd raken dan de mensen waar ik het over heb. Roel van Dijk, 72 jaar ------------------------------
Jan Heusinkveld:
‘Iemand die lid is doet dat op zijn eigen voorwaarden.’ Misschien moet je een andere insteek kiezen. Meestal heb je bij de groep die je traint een aantal atleten dat onder jouw leiding consciëntieus en planmatig naar iets toewerkt. Die komen dan zoals afgesproken ook altijd. En als er iets is, hebben ze daar een reden voor. Als trainer van deze groep atleten heb je recht op het afleggen van rekening en verantwoording door de atleet. Immers, jij als trainer doet je best om hem/haar zo goed mogelijk voor te bereiden op een wedstrijd. Van de atleten mag je dan vergen dat die even ‘trouw’ hun kant van de ‘overeenkomst’ nakomen. Met/voor hen kun je dan ook op alle gebieden een plan uitwerken en in de clubtrainingen toepassen. Er zullen ook atleten zijn die niet zo trouw zijn. Maar omdat je met hen geen afspraken hebt, hoeven ze ook niet zo trouw te zijn. Van jouw kant geldt dan hetzelfde. Je hoeft de clubtrainingen niet meer dan nodig is op hen af te stellen. Ze mogen meedoen met het plan zoals dat voor de trouwe groep geldt. En als/dat ze dan de loopscholingsoefeningen niet zo goed doen, en als/dat ze dan achter blijven bij afstandtrainingen…
20
het zij zo. Met nog één toevoeging: ze moeten dat wel weten. Maar dat moet niet verwijtend worden gebracht. Iemand die lid is van een vereniging, doet dat op zijn/haar eigen (rand)voorwaarden. En dat kan een grote vrijblijvendheid inhouden. Daar moet je als trainer niet aan tornen, maar gewoon accepteren. En daarbinnen moet je dan zeggen: maar dat betekent wel, dat je…
Jan Heusinkveld, (70, trainer bij ondermeer studentenatletiekvereniging Kronos in Enschede) ------------------------------
Pieter Kemper:
‘Een loper die een paar loopscholingen mist, is niet ineens een slechte loper.’ Ik word niet gefrustreerd als trainer. Natuurlijk is het jammer dat niet iedereen er altijd is, maar je moet wel in ogenschouw nemen dat voor een aantal lopers het al een hele toer is er vrijwel iedere keer (op tijd) te zijn. We hebben allemaal een druk leven en dat geldt ook voor veel lopers. Door mijn drukke baan herken ik de ‘strijd’ die je moet voeren om er altijd te zijn. Uiteindelijk gaat het er om dat we zoveel mogelijk mensen langdurig en met plezier(!) kennis laten maken met de loopsport. En ik bereik er niets mee om een verwijtende blik te richten tot de onregelmatige lopers die soms nuttige trainingen missen. Dat heeft uiteindelijk een negatieve invloed op de gehele groep. Ik zou willen zeggen: koester alle lopers evenveel, dat verhoogt de sfeer en daarom blijven ook de minder frequente lopers met plezier terugkomen. Accepteer dus er onregelmatige deelnemers zijn. Ter aanvulling: een loper die een paar loopscholingen mist, is niet ineens een slechte loper. De kracht van loopscholingsoefeningen zit vooral in de herhaling. Het duurt dus langer voordat een minder frequent aanwezige loper de loopscholing in zijn ‘spiergeheugen’ heeft zitten, het zij dan maar zo… Bovendien dienen er zich vaak tussentijds weer nieuwe lopers aan die nog nooit aan loopscholing hebben gedaan. Er blijft op deze wijze een grote ‘spreiding’ in vaardigheid. Of je dat nu wilt of niet, het verloop in de groep is nu eenmaal een feit. Iets anders ligt het met lopers die niet mee kunnen op trainingen met omvang op de weg. Dat vind ik ook lastig. Daar hebben we de volgende oplossingen voor bedacht: ‐ we starten het volgende blok pas als iedereen weer bij elkaar is: de voorsten keren verplicht om naar de groep. ‐ We lopen in een gebied dat iedereen kent. ‐ Indien er iemand het echt niet vol kan houden en een ‘blok aan het been’ is voor de rest, adviseer ik een stuk af te snijden en ons verderop tegemoet te komen of eerder af te slaan naar de baan en terug te gaan. ‐ Terugkomers na een lange blessure of andere afwezigheid: eerst starten op de baantrainingen of een ‘minder snelle groep’. Pieter Kemper (53, trainer O.S.S.-VOLO, ’s-Hertogenbosch)
Nieuwe Stelling:
Wel of niet de maximale hartslag vaststellen? Hallo trainers in den lande,
21
Ik ben hardlooptrainer bij Trim Slim in Almere en train wekelijks lopers waarvan een aantal regelmatig meedoet aan wegwedstrijden. Anderen houden het liever bij alleen hardlopen voor gezondheid en plezier. Van diverse lopers met wedstrijdambitie krijg ik regelmatig het verzoek de max. hartslag een keer in de training vast te stellen. Tot nu toe hield ik deze boot af maar wil daar toch graag andere trainers over horen. a) is het überhaubt mogelijk de max. hartslag vast te stellen voor recreatief ingestelde lopers? b) moet ik deze lopers verwijzen naar een sportmedisch centrum oid? Graag jullie commentaar en eventueel advies. Sportgroet, Ben Stuivenberg (69) Onze vraag: Wat zou u doen? Mail uw antwoord (in maximaal 200 woorden) naar
[email protected] en doe dat vóór 15 augustus 2009. Vermeld uw naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats. De redactie behoudt zich het recht voor bijdragen in te korten. Heeft u een dilemma in uw trainingsgroep (dat kan gaan over elke atletiekdiscipline) en wilt u advies van andere trainers? Mail dan uw probleem (in maximaal 200 woorden) naar
[email protected] onder vermelding van naam, leeftijd, geslacht, vereniging en woonplaats.
22
DE STELLING
Specialisten op de technische nummers leggen het in Nederland vaak af tegen de meerkampers: ze trainen te weinig en onvoldoende allround. De specialist is minder atleet/atletisch omdat ze te specifiek trainen. (bondscoach talentontwikkeling meerkamp, Bart Bennema)
Ronald Vetter:
‘De tijd nemen om het lichaam sterk en belastbaar te maken.’ De stelling is correct. Trainen op de meerkamp is een bijna dwingende situatie om ‘breed’ en veel te trainen. Bij beoefening van een enkel onderdeel bestaat de valkuil om veel te doen waar de atleet goed in is. Zoals de meeste trainers weten is het voor een aantal onderdelen onverstandig om veel de wedstrijd specifieke belasting in de training te laten uitvoeren. Beter is het om een variatie aan trainingsvormen te gebruiken waarmee gewerkt wordt aan technische en/of fysieke veranderingen. Welke trainer heeft ‘het lef’ om zijn jonge atleten een jaar of jaren de tijd te geven om fysiek sterker te worden met het risico dat het daardoor in de wedstrijden een periode wat minder zou kunnen gaan. Nu is het oppassen voor generaliseren aangezien een aantal specialistische trainers de zaken uitstekend aanpakken, geen korte termijn denkers maar trainers met discipline die de jonge atleten een brede atletische bewegingsopvoeding geven en ruim de tijd nemen om het lichaam sterk en belastbaar te maken. Ronald Vetter, bondstrainer meerkamp Atletiekunie
Wigert Thunissen:
‘Een brede basis aanleggen bij het talent.’ De specialist is net zo goed getraind als de meerkamper, mits de trainer maar werkt volgens het MeerJaren OpleidingsPlan (MJOP) en een brede basis aanlegt bij het talent, zodat een stevig fundament wordt aangelegd om aan een gedegen topsport carrière te werken. Dat aan de brede basis voor een specialist andere eisen worden gesteld dan aan een brede basis voor een meerkamper is evident. Wigert Thunnissen, bondscoach sprint / estafette Atletiekunie
23
OEFENSTOF
Sportief Wandelen Ans van Maanen Sportief wandelen is een aanwinst binnen het sportaanbod van een atletiekvereniging, omdat bijna iedereen deze trainingen kan volgen, of opstap kan vormen voor mensen die willen gaan hardlopen. Het kan worden gebruikt als afwisselende trainingsvorm van het lopen en het is uitermate geschikt voor die sporters die een lichte blessure hebben opgelopen. Loop- en wandelexpert Ans van Maanen neemt u mee in de veelzijdigheid van Sportief Wandelen. Sportief Wandelen is de omschrijving voor stevig wandelen, met een snelheid van 6-9 km per uur, waarbij de armen in een vrije beweging de rotatie’s van de romp volgen. De voeten worden in een rechte lijn in zwaairichting geplaatst zonder overdreven bekkenrotatie. Dit is een technische omschrijving van Sportief Wandelen maar natuurlijk kunnen we ook andere omschrijvingen geven. Een Sportief Wandeltraining is een ideale manier om in groepsverband het uithoudingsvermogen te verbeteren. Hierbij is het wel belangrijk dat de deelnemers individueel begeleid worden, omdat elke deelnemer een verschillend inspanningsniveau heeft. Sportief wandelen kent als sport vele voordelen vanwege zijn eenvoud en gunstige belastingen op de gewrichten. Het is ook geschikt als hersteltraining en revalidatie of voor mensen met een chronische ziekte en of hart- en vaatziekten. Sportgeschiedenis Sportief Wandelen kan in principe overal plaatsvinden maar parken, bos en duinen nodigen uit tot natuurbeleving. Verharde paden, zandpaden en ruiterpaden laten de deelnemers een wisselende belasting ervaren. Belangrijk voor het opstellen van een individueel trainingsprogramma is de sportgeschiedenis van de deelnemer die bij je komt om Sportief Wandelen als sport te gaan beoefenen. Heeft hij of zij al langer aan sport gedaan, heeft de persoon een operatie of een blessure gehad, of is hij nog steeds actief. Deze zaken zullen meegenomen moeten worden in een advies op maat.
Sportief Wandelen is een aanwinst binnen het sportaanbod van een atletiekvereniging, mits de deelnemers onder leiding staan van een enthousiaste, deskundige en creatieve trainer. Waarom Sportief wandelen als beweegactiviteit? 1. 2. 3. 4. 5. 6.
is laagdrempelig geschikt voor iedereen is leuk je bouwt snel conditie op makkelijk te differentiëren veel variatie mogelijk
We herhalen nog even gouden regels voor de trainer: Nadrukkelijk als trainer aanwezig zijn ( opvallende kleding/ hesje) Vriendelijk, invoelend en toegankelijk zijn Duidelijk spreken, mensen aankijken
24
Je altijd goed voor de groep opstellen, zodat jij iedereen in het gezicht kunt zien ( armen spreiden) Programma goed voorbereiden Opbouw geleidelijk W.U afwisselend en volgens vaste volgorde (dynamisch, losmakend, lenigheidsoefeningen, krachtoefeningen, coördinatie) Kern: creatief, veel variatie, differentiëren, Samen Lopen vormen CD rustig ontspannend (o.a. statische rekoefeningen) Je eigen plezier in het lesgeven, geef je door aan je groep. De WU vormen: Dynamische WU vormen fase 1:
Bepaal je eigen ruimte 1. Snel groepen vormen: op kleuren, op naam, op geboortemaand, op huisnummer, adres, postcode etc. Rustige kennismaking met elkaar in rustig wandeltempo. Opdracht: blijf de ruimte vullen Variatie: zijwaarts lopen, huppen, springen, dansen, met armen hoog, zijwaarts, over elkaar, achter je hoofd met armzwaai voorwaarts achterwaarts, arm na arm, wave 2. Wandel je naam, cirkel, vierhoek, met groep, individueel Voel je vrij, voel je hele lichaam 3. WU met touwen. lange touwen of korte springtouwen.
Organisatie: Aanwezig: 10 touwen van 15m. lengte 10 kleurensticker De touwen zijn 15m. lang en er kunnen 10 mensen aan een touw lopen. 10 mensen krijgen een sticker: de koploper heeft nummer 1 Deze koploper vormt met andere wandelaars een groep van 10 personen. De koploper geeft de andere mensen van de groep een groepsnummer van 2 t/m 10 Vorm een groep van 10 personen, en ga naast elkaar aan een touw staan en houd het touw met 1 hand losjes vast. Wandel naast elkaar in rustig tempo. Nummer 1 gaat op eigen moment licht versnellen, de rest van de groep volgt. Daarna volgen om de beurt de andere nummers met dezelfde opdracht. Wandel met touw hoog boven je hoofd en met gestrekte armen voor je borst. Wandel achter elkaar ( om en om gaan staan) in rustig tempo, nummer 1 voorop. Nummer 1 laat het touw los, stap zijwaarts en sluit achteraan.Daarna volgen om de beurt de anderen.
25
Daarna andersom, nummer 6 wandelt naar voren in tempowandel en neemt de plaats in van nummer 1. Iedereen schuift aan het touw naar achteren. Wandel in schuine lijn achter de koploper, van links naar rechts en van rechts naar links. De achterste loper zorgt er voor dat de schuine lijn ontstaat door het versnellen, en door zelf de koploper te worden. Maak met elkaar een cirkel en waaier weer uit( linksom en rechtsom) Maak op teken een lange lijn door achter andere groepen aan te gaan lopen. Laat andere groepen onder jouw touw doorlopen, door het touw hoog te houden. Wissel met elkaar af. Let op duidelijk teken geven. Vorm met andere groepen een grote cirkel, een vierkant, een driehoek. Vorm met een andere groep een kruis. Wandel in deze kruisvorm verder en op teken stilstaan hele cirkel achterwaarts lopen. Daarna weer voorwaarts lopen. Variaties op dit thema: Iedere groep “ruilt’ zijn mensen met andere groepsleden( zelfde nummer) wandelt een poosje mee en gaat dan weer naar een andere groep. Dit zou je ook als kennismakingsspelletje kunnen doen, even je naam zeggen en weer verder gaan. Let op: Het touw moet wel steeds bemand blijven met minimaal 8 mensen! Dus niet gelijktijdig weglopen! Leg alle touwen in een stervorm op de grond. Alle groepen lopen in een cirkel om de ster heen, en komen weer op hun eigen plaats. Idem met doordraaien. Deze vormen kun je doen op de baan, in het bos, heen en weer, met halverwege wandelen, met versnellingen. Dynamische oefeningen fase 2: Touw hoog boven je hoofd en daarna voor je voeten leggen. Oppakken en weer boven je hoofd. Touw boven je hoofd naar links draaien en naar rechts. Op heuphoogte dezelfde oefening Touw op de wreef van een voet haken en samen omhoog brengen ( links en rechts) Over touw heen stappen Over touw huppen, voor/achter, zijwaarts, wisselsprongen Dynamische WU vormen fase 2: overgang naar de kern •
Fartlekloop
Zet een x aantal gekleurde hoedjes verspreid over het veld. Geef bij iedere kleur een bepaalde opdracht bijvoorbeeld bij blauw ga je licht versnellen Bij rood ga je versnellen, bij geel ga je de andere kant op wandelen, bij wit ga je het wandeltempo terugnemen, bij groen duurwandeltempo •
Treinenwandelloop
Maak verschillende groepen waarvan de voorste wandelaar het tempo voor de groep aangeeft. Je kunt nu verschillende opdrachten geven: De voorste wandelaar wordt afgetikt door de achterste wandelaars en gaat achteraan wandelen. Als het tempo te hoog is mag je op een afgesproken plek afhaken en rust nemen en weer aanhaken als de trein langs komt of in plaats van rust op de plaats tegengesteld aan de groep wandelen en weer aansluiten als je de groep tegenkomt.
26
•
Vier veldenwandel
Maak vier vierkanten op het middenveld en wandel in groepen of tweetallen om de vier velden heen met een tempoverschil per veld. Het lijkt op een dubbele achtwandel. De SW techniek Het analyseren en corrigeren van de Sportief Wandelhouding. Trainers vinden het voor de groep staan meestal geen probleem. Ook het bedenken van de oefenstof lukt nog wel. Maar het evalueren schiet er meestal bij in. En wat ook als moeilijk wordt ervaren is het aanleren van de juiste houding en techniek. Je moet goed op de hoogte zijn van het kunnen analyseren van de beweging en kennis hebben over wat de juiste techniek is. Hoe geef ik de juiste correcties, wat zie ik en hoe breng ik dit over aan de deelnemer. Zodat de mensen ook echt doen wat jij wilt. Daarvoor is het nodig dat je als SW trainer beschikt over een aantal vaardigheden. De trainer kan observeren. De trainer kan een bewegingsanalyse maken. De trainer heeft kennis van de wandelscholing om de deelbewegingen te kunnen laten oefenen De trainer weet zelf het juiste voorbeeld van de SW techniek te geven De trainer weet de bovenstaande vaardigheden toe te passen in de SW trainingen NB: De term lopen en wandelen worden in dit artikel door elkaar gebruikt. Lectuur: Samen Lopen van Peter Klos Er is gebruik gemaakt van workshopbijdragen van Kees Heemskerk en Martin Aalbersberg. Ans van Maanen is loop - en wandel expert bij de Atletiekunie en bij Holland Fit. Regelmatig geeft zij bij deze organisaties bijscholingen, trainingen en workshops op het gebied van wandelen, lopen, Nordic Walking en Kangoojump. Bij de Atletiekunie is zij tevens portefeuillehouder Sportief Wandelen. In het dagelijkse leven is Ans in dienst van de Nederlandse Sport Alliantie te Amersfoort en is zij gedetacheerd bij de GGD in Rotterdam en SRO te Amersfoort. Zij leidt daar Sportief Wandeltrainers op en deze trainers gaan in de wijken wandelen met allochtonen, ouderen en mensen met overgewicht of depressies. Tevens is zij hoofd opleidingen van de NSA Academie op het gebied van Recreatiesport.(voorheen RSLA). Een uitgebreide aanvulling op dit artikel is te raadplegen via: http://atletiekacademie.rfxweb.nl/fileupload/540.pdf
27
VOOR U GELEZEN EN BEOORDEELD
Vergroot het sociale karakter van de training
Wandelen in de pauzes bij de looptraining mag Jan Heusinkveld ‘Niet wandelen maar doordraven in de pauze’. Dat was de stelling van Sandra de Jonge in het digitale magazine, december 2008. Haar argumenten: 1) doordraven verbetert de afvoer van afvalstoffen, 2) bij wandelen gebruik je andere spiergroepen, 3) bij wandelen daalt je HF veel meer, waardoor je, 4) te uitgerust aan de volgende serie begint. Allereerst een opmerking daarover: de punten 1 en 4 bijten elkaar: als er bij doordraven een betere afvoer van afvalstoffen is, begin je juist méér uitgerust aan de volgende loop. Maar los daarvan denk ik dat zij aardig verwoordt, wat de mening is van ‘ons’ voor zover wij mila-trainer zijn. Is de mila-trainer een aërobe ezel? Maar toch, …misschien heeft Robert Lathouwers wel een beetje gelijk als hij de mila-trainer/loper een aërobe ezel noemt (3). Hij bedoelde het misschien niet helemaal op de manier waarop het hier wordt geïnterpreteerd, maar in die aangepaste vorm is het wellicht ook waar. Want: waarom zou de milaloper tijdens de pauze in vrijwel elke baantraining moeten doordraven? Misschien is in sommige trainingsvormen wandelen, of zelfs slenteren, wel net zo goed of nog beter! Je doet immers al zoveel aan aëroob-vermogen training: a) lange rustige duurlopen, b) kortere iets minder rustige duurlopen, c) korte, snelle duurlopen, d) lange extensieve intervallen met drafpauzes. De klemtoon op aëroob vermogen druipt er als het ware af. Laten wij daar eens van afstappen. Als je de mila-loper een trainingsvorm aanbiedt, die als doel heeft coördinatie, kracht en snelheid (en daardoor een betere loopeconomie), dan hoef je daar niet nog eens via een achterdeur ook het aërobe vermogen in te stoppen. Ga in de pauze gewoon ‘slenteren’. En als dan ook nog blijkt, dat de atleten niet zwaar verzuren (laten wij dat zo noemen), en dat er na die training geen rustdag nodig is… Het lijkt een kleinigheid, zo’n slenterpauze, maar het leidt tot een training, die zo fundamenteel anders overkomt, dat het lijkt alsof je in een andere wereld stapt (4). De ‘slenter’-pauze: daar gaat het om! De oplossing die doel en randvoorwaarden verenigde: loop 10-20 keer 200m in het 800m tempo. En wandel als pauze 100 meter al slenterende verder. Dat slenterend doorwandelen, daar gaat het dus om. De training lijkt wel zwaar, maar door dat wandelen blijkt dat niet het geval te zijn. En aan het eind hoef je als bonus niet uit te lopen (5). En de volgende dag hoeft geen rustdag te zijn. Een herstelduurloop, voor zover je daarin gelooft, is evenmin nodig. De afstand (200meter), de snelheid (800m-tempo, maar dan wel naar boven afgerond omdat je immers eerst op snelheid moet komen) en het aantal (1520 keer) zijn uiteraard als illustratie bedoeld. De afstand mag ietsje korter en ook wel wat langer. De snelheid mag, zeker als de afstand meer is dan 200m, wat lager zijn. Het aantal mag ook wat minder. Voor de pauze is die flexibiliteit eigenlijk niet nodig: 100m slenterend doorwandelen in zo’n 75-90 seconden is in alle gevallen voldoende. Je moet overigens wel met een overgangsperiode rekenen, als je dat hoge tempo niet gewend bent.
28
Van ‘voortzwoegen’ naar ‘lekker lopen’ Voor recreatieve lopers is lopen vaak voortzwoegen in iets meer dan wandeltempo(6). Bij intervaltraining wordt in de pauze vaak gewandeld omdat doordraven te hoog gegrepen is. Maar: wandelen wordt daarbij een surrogaat gevonden. Je probeert dat een beetje te corrigeren door stevig dóór te wandelen. Dan lijkt het nog ergens op, toch! Fout dus! Ook hier: er gaat een andere wereld open als je overgaat naar intervaltraining met bewust rustig/ontspannen wandelen als pauze. Waarbij je wandelen niet meer als surrogaat voor doordraven ziet maar als een normaal onderdeel. Bovendien mag het slenteren zijn. Dat dit allemaal ‘mag’, komt ook omdat echte recreanten niet ‘trainen’. Die willen ‘alleen maar’ lekker hardlopen (het engelse ‘running’ klinkt beter, daarin ontbreekt het woordje ‘hard’ wat toch een snelheidsdwang suggereert). Wandelen in de pauze helpt daarbij. Vermijd de foute flow! Het woordje ‘flow’ betekent bij sporten dat je in een soort trance bent. Alles gaat vanzelf, en lijkt geen inspanning te kosten. Het heeft dus een positieve klank. Maar het kan ook een negatieve kant hebben. Tijdens de training wordt je techniek vaak slechter. Doordraven in de pauze bij een intervaltraining maakt het alleen nog maar erger. De ‘flow’ is daarvan de oorzaak. Niet alleen wedstrijdlopers lijden daaronder, ook recreanten. Wil je dat doorbreken, dan moet je daar bewust aan werken. Bij het wandelen in de pauze gaat dat makkelijker. Je bent even uit het monotone ritme en het ‘in elkaar gezakt’ lopen. Het kost minder moeite om technisch beter aan de volgende loop te beginnen. Zo wordt zo’n training ook, of nog méér, een techniektraining. Anaërobe trainingen gemakkelijk in te passen Wedstrijdlopers, zeker op de middenafstanden, hebben ook ‘echte’ anaërobe trainingen nodig. Deze doelstelling kun je met een kleine aanpassing aan de net genoemde trainingsvorm realiseren. Loop bijvoorbeeld eerst 12 keer die 200m in dat 800m-tempo met die 100m slenteren, pauzeer dan 5 minuten en loop vervolgens nog eens 3-5 keer 200meter, maar dan met 50m (wel) doordraven als pauze. Die pauze duurt zo’n 20 seconden. Uiteraard kun je er ook voor 100% een echte anaërobe training van maken. Dan doe je bijvoorbeeld: 2-4 series van elk 3-5 keer 200m met 50m doordraven als pauze. Voordeel van dit soort ‘tempotraining’ is, dat je het ook kunt doen als het slecht weer is: de 200m-tijden zijn niet zo belangrijk, in tegenstelling tot een echte tempotraining van bijvoorbeeld een aantal keren 500-1000m met een lange pauze. Daarbij draait alles min of meer om de tijd die gelopen wordt. Een matige tijd wordt vaak als een echte teleurstelling ervaren, ook als de omstandigheden slecht zijn. Een ander voordeel is, dat je die serie met korte drafpauzes na de ‘gewone’ met lange pauzes gelopen intervalvormen doet. Door eenzelfde tempo aan te houden zijn de veel gebruikte spiervezels eerder uitgeput, en dan heeft zo’n anaërobe toevoeging een extra-trainingseffect (7) . Fysiologisch lijkt het niet te kloppen Wandelen (‘erger nog’: slenteren) heeft gevolgen die op het eerste gezicht negatief lijken: a) de hartslagfrequentie (HF) daalt heel snel en dus is het effect op het slagvolume van het hart snel verdwenen(8), b) je zou zo zeggen, dat het ook het herstel benadeelt: immers bij een wat hoger blijvende HF is de afvoer van afvalstoffen en toevoer van zuurstof groter, c) je gebruikt (misschien) andere spiergroepen. Mijn reactie daarop is tweeërlei: a) het gaat bij deze trainingsvorm niet om het aëroob vermogen, dat hadden wij net afgesproken. Voor de meeste mila-lopers wordt daar in het weekprogramma al meer dan voldoende
29
aandacht aan besteed. En voor de recreant is het irrelevant. Die wil alleen maar lekker lopen en krijgt ook door intervaltraining met wandelpauzes een toename in conditie. De mate waarin die conditie toeneemt, is voor de recreant niet zo belangrijk. Bovendien: of het minder zal zijn, is nog maar de vraag(9). b) het idee van ‘door een drafpauze herstel je sneller’ blijkt in de eigen praktijk van een aantal jaren niet te kloppen. Ik heb daarvoor overigens geen verklaring kunnen vinden in de literatuur. Training wordt nog meer ook een sociaal gebeuren Of je nu recreant bent of wedstrijd gerichte atleet: elke loper is gebaat bij een training, die qua onderlinge verhoudingen en contacten prettig is. Dat kun je bij een training met wandelpauzes maximaal benutten. Want: of je nu 32 of 36 seconden doet over de 200meters, je kunt gewoon op elkaar wachten en als groep samen die 100m doorslenteren. En praten mag, misschien wel: móet, omdat dat het herstelproces ten goede komt: je bent minder gespannen, je aandacht is afgeleid van de inspanning. In de praktijk zie je overigens vaak een aantal groepjes ontstaan. De trainer als people-manager Ook voor trainers is een intervaltraining met wandelpauzes een zegen. Immers: wij zijn het er over eens, dat je rol als trainer niet is om de stopwatch te hanteren. Dat kan iedereen, dat moet hij zoveel mogelijk aan een ander overlaten, bijvoorbeeld aan een atleet die geblesseerd is maar toch komt kijken. Die geblesseerde atleet voelt zich dan bovendien meer betrokken. De rol van de trainer is om rond te wandelen, te kijken en feedback te geven. En als de atleten mogen wandelen in de pauzes kan hij zich zo bij hen aansluiten en de rol als leider/begeleider maximaal gestalte geven. Noten: 1: a) mila is afkorting voor midden- en lange afstand, b) met loper en trainer wordt m/v bedoeld 2: Sandra gebruikt de term ‘doordribbelen’ 3: zie zijn opmerking in een interview in AD Sportwereld, 18 februari 2008, 15. 4: eigen ervaringen als trainer 5: zie artikel in het digitale nieuwsmagazine van de atletiekunie van december 2008: geen cooling down maar er een nachtje over slapen. Ga naar www.atletiekunie.nl → opleidingen → licenties → magazine voor licentiehouders, rubriek ‘voor u gelezen en beoordeeld’. 6: ik hoor zelf tot die groep, dus mag ik dat zeggen 7: Hansen, Fischer, Plomgaard, Andersen, Saltin, Pedersen, J Appl Physiol. 2005 Jan; 98(1):93-9, 2004 Sep 10. Skeletal muscle adaptation: training twice every second day vs. training once daily 8:één van de voordelen van intervaltraining is, dat het slagvolume van het hart in de pauze tussen de lopen groter is dan tijdens de lopen zelf 9: de vraag of bij intervaltraining een wandelpauze beter is dan een drafpauze is dus niet relevant bij deze uitgangspunten. Ik heb wel gezocht naar onderzoeken, die iets vertellen over het verschil tussen wandel- en drafpauzes, maar dat leverde niets eenduidigs op. Jan Heusinkveld (1938), loopverslaafd na het zien van de eerste sub-4 minute-mile op 6 mei 1954, volgde zowel de A-B als C-cursus en specialisaties sprint horden en middenlange afstand. Jan is bijna vanaf de aftrap betrokken geweest bij het opzetten van de TLG-cursus. Hij was trainer voor afstanden vanaf 400m t/m de marathon in Enschede, Harderwijk, Amersfoort, Utrecht, Soest en nu weer in Enschede bij de studentenatletiekvereniging Kronos.
30