Huygens Scholarship Programme
De beursronde 2011 Verslag van de uitvoering en de werking van de Subsidieregeling Huygens Scholarship
maart 2012, Den Haag
2
Inhoud 1.
Samenvatting
5
1.1
Huygens Internationaal Talent (Huygens INT)
5
1.2
Huygens Nederlands Talent (Huygens NL)
5
2.
Huygens Scholarship Programme
7
2.1
Onderdelen, doelgroepen en beheer
7
2.2
Beursronde 2011
7
2.3
Activiteiten van Huygensalumni
8
3.
Huygens Internationaal Talent
9
3.1
Een op de acht aanvragers van Huygens INT (algemeen) kreeg een beurs
9
3.2
Geslacht, leeftijd en nationaliteit van aanvragers en bursalen van Huygens INT
9
3.3
Bachelor-master-PhD, hbo-wo-io, en vakgebied
11
3.4
Beurzen promovendiprogramma vooral naar Turkse en vrouwelijke aanvragers
12
3.5
Beurzen Neerlandistiekprogramma vooral naar Hongaarse en vrouwelijke aanvragers
12
3.6
30% van buitenlandse bursalen cum laude geslaagd
12
3.7
Een groot deel van de Huygensbursalen blijft in Nederland
13
3.8
Tevredenheid over de informatievoorziening en de dienstverlening van de Nuffic
13
4.
Huygens Nederlands Talent
14
4.1
23% van de 410 aanvragers kreeg een beurs; gemiddeld bijna € 34.000
14
4.2
Aanvragers en bursalen zijn 21-24 jaar oud en in meerderheid mannelijk
14
4.3
Bachelor-master, hbo-wo, vakgebied en vooropleiding
14
4.4
Waar studenten met hun beurs naartoe gaan
16
4.5
Wat NL-bursalen doen na hun beursperiode
16
4.6
Klanttevredenheid Huygens NL
17
4.7
Zonder Huygensbeurs zou ruim 67% toch in het buitenland zijn gaan studeren
17
5.
Bijlagen
18
5.1
Bijlage I: Huygensregeling 2006 en de wijzigingsregeling van februari 2011
18
5.2
Bijlage II: Leden van de Huygensbeoordelingscommissie 2011
44
Bijlage III: Protocol voor de beoordeling van aanvragen Huygens Scholarship Programme (versie Huygens INT)
45
5.3
3
4
1. Samenvatting De Nuffic brengt met dit document verslag uit over de beursronde 2011 van het Huygens Scholarship Programme. Het betreft de laatste ronde van het programma, dat per 1 januari 2012 is opgeheven. Tot in 2015 zullen er Huygensbursalen zijn, die in de ronde 2011 een beurs gekregen hebben.
1.1 Huygens Internationaal Talent (Huygens INT) Voor het onderdeel Huygens INT (buitenlandse studenten die naar Nederland kwamen) werden in 2011 1.511 aanvragen gedaan waarvan er 194 gehonoreerd werden met een beurs. Dat is ongeveer 13%. Als we de promotiebeurzen (soms voor vier jaar en daarom uitzonderlijk hoog) buiten beschouwing laten, was de gemiddelde beurs ruim € 36.000. De meeste aanvragers en bursalen kwamen uit Azië, met daarna Europa. 42% van de aanvragen en 34% van de toekenningen kwamen uit Neso-landen. Het overgrote deel van de aanvragen (86%) en de toekenningen (bijna 85%) was voor een masterstudie. 76% van de aanvragen was voor een wo-studie, en 77% van de toekenningen. Natuurwetenschappen, technische wetenschappen, bedrijfskunde, en kunst en vormgeving bleken de meeste aanvragen te genereren, maar de beste aanvragen kwamen van de talen. Het onderdeel ‘promovendiprogramma’ kende 58 aanvragen en 9 beurstoekenningen. Daarvan gingen er 7 naar vrouwelijke aanvragers, en ook 7 naar Turkse aanvragers. Het onderdeel ‘Neerlandistiekprogramma’ leverde 13 aanvragen op en 7 toekenningen, waarvan er 5 naar vrouwen gingen en 4 naar Hongaarse aanvragers. De resultaatoverzichten die de Nuffic van instellingen ontving, lieten zien dat van de bursalen die in 2011 hun beursperiode beëindigden bijna 30% cum laude of summa cum laude was geslaagd. Van die ex-bursalen bleef bijna 70% in Nederland, zo bleek uit een Nuffic-enquête. Verdere studie (50%) en een baan in Nederland (43%) waren de voornaamste redenen. Uit Nuffic-enquêtes bleek tevredenheid over de informatievoorziening en de dienstverlening van de Nuffic bij het behandelen van beursaanvragen. Op bijna alle punten vond rond 90% van de respondenten dat de Nuffic het goed tot uitstekend had gedaan.
1.2 Huygens Nederlands Talent (Huygens NL) Van de 410 aanvragers, afkomstig van Nederlandse instellingen, die in het buitenland verder wilden studeren kreeg 23% een beurs, gemiddeld bijna € 34.000. Driekwart van de aanvragen werd gedaan door studenten die een bachelorstudie aan het afronden waren of al afgerond hadden. Eveneens driekwart van de aanvragen kwam van studenten van het wetenschappelijk onderwijs. Bij de hboaanvragen waren die van kunstopleidingen in de meerderheid. Een kwart van de aanvragen kwam uit de sociale wetenschappen, en 17% uit het vakgebied ‘kunst en vormgeving’. Er gingen relatief veel beurzen naar aanvragers van het vakgebied ‘wiskunde en informatica’. Dat waren vaak mannelijke aanvragers, waardoor de genderbalans van Huygens NL in het nadeel van vrouwelijke studenten uitviel. Studenten die een beurs kregen kwamen van 12 universiteiten, 6 hogescholen voor de kunst, 3 hogescholen en 1 buitenlandse universiteit. Bijna een kwart van de beurzen werd toegekend aan studenten van de Universiteit van Utrecht en haar colleges, het University College Utrecht en de Roosevelt Academy Middelburg.
5
Beurzen werden vooral voor studie in Groot-Brittannië (48) en de VS (36) gegeven. Van de NL-bursalen bleef een derde na de beursperiode in het buitenland, vooral om te promoveren of om aan het werk te gaan. Twee derde kwam terug naar Nederland, om verder te studeren, te promoveren of om aan het werk te gaan. De tevredenheid over de informatievoorziening en de selectieprocedure onder zowel bursalen als afgewezenen was in het algemeen hoog: 75% goed tot uitstekend. Duidelijkheid over afwijzingscriteria scoorde laag: meer dan 70% van de afgewezenen was daar niet tevreden over. Van 119 aanvragers die geen beurs kregen, ging drie kwart toch studeren in het buitenland, deels met een andere beurs, maar meestal met eigen financiering.
6
2. Huygens Scholarship Programme 2.1 Onderdelen, doelgroepen en beheer De Nuffic brengt met dit document verslag uit over de beursronde 2011 van het Huygens Scholarship Programme. Het betreft de laatste ronde van het programma, dat per 1 januari 2012 is opgeheven. Er is besloten om het verslag feitelijk te houden, zonder analyse zoals we die we in voorgaande jaren deden met het oog op optimalisering van het beheer. Het Huygens Scholarship Programme was een beurzenprogramma van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat zich richtte op getalenteerde studenten. Het programma bestond uit twee hoofdonderdelen: Huygens Nederlands Talent (Huygens NL) voor talentvolle Nederlandse studenten die hun opleiding in het buitenland wilden vervolgen, en Huygens Internationaal Talent (Huygens INT) voor talentvolle buitenlandse studenten die hun opleiding in Nederland wilden vervolgen. Huygens INT had drie subprogramma’s: het algemene programma voor alle buitenlandse studenten, een programma voor studenten Neerlandistiek en een programma voor promovendi uit de kandidaat-lidstaten van de EU en uit China. Studenten uit de hele wereld konden aanvragen doen voor studies op bachelor- en masterniveau. Daarnaast konden in 2011 studenten uit China, Kroatië, Macedonië, Turkije en IJsland ook een aanvraag doen op PhD-niveau. De maximale beursduur was 24 maanden, voor het promovendiprogramma 48 maanden. De directie Programmamanagement van de Nuffic beheert het Huygens Scholarship Programme in overeenstemming met de Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme, die op 1 februari 2006 in werking is getreden (bijlage I). Op 17 februari 2011 publiceerde het ministerie van OCW een herziening van de Huygens Scholarship Programmeregeling in de Staatscourant. De herziening betekende een actualisering van de regeling van 2006, nodig wegens de verhoging van het budget tot 10 miljoen euro per jaar. Ook de uitvoering van het Huygensprogramma werd geactualiseerd naar de praktijk die na vijf jaar ervaring was ontstaan. Op 11 april 2011 besloot de ministerraad om het Huygens Scholarship Programme te beëindigen, als onderdeel van de bezuinigingstaakstelling van het ministerie van OCW. De Tweede Kamer stemde hier op 28 juni 2011 mee in. In 2013 kan het programma voor het grootste deel afgerond worden, als de bursalen met een tweejarige beurs hun beursperiode erop hebben zitten. Voor drie promovendi eindigt de beursperiode pas in 2015. De informatie waarop dit rapport is gebaseerd komt uit interne verslagen en evaluaties, uit het digitale beurzenbeheerprogramma van de Nuffic en uit enquêtes en andere peilingen onder aanvragers, bursalen en contactpersonen van de Nederlandse hogeronderwijsinstellingen.
2.2 Beursronde 2011 Voor de ronde 2011 konden studenten beursaanvragen indienen van 1 november 2010 tot en met 31 januari 2011. De Nuffic beoordeelde namens de minister van OCW de beursaanvragen, daarbij geadviseerd door de Huygensbeoordelingscommissie 1 (zie bijlage II voor de samenstelling). De Nuffic beoordeelde de aanvragen volgens een protocol dat door de beoordelingscommissie was geaccordeerd (zie bijlage III).
1
Artikel 8, lid 1 van de Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme: “Er is een beoordelingscommissie die tot taak heeft de minister op zijn
verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van deze regeling.”
7
2.3 Activiteiten van Huygensalumni Sinds 2008 heeft het Huygens Scholarship Programme een alumnivereniging. De Huygens Talent Circle (HUTAC) is een vereniging van zowel alumni als huidige bursalen (www.hutac.nl). Het is een dynamisch, gemengd gezelschap met buitenlandse en Nederlandse Huygensbursalen en ex-bursalen. Het contact met de Nuffic is intensief. De HUTAC heeft zich op de twee Huygensbursalendagen in 2011 gepresenteerd en daar leden geworven. Bij het schrijven van dit rapport had de HUTAC 411 leden, onder wie 91 Nederlanders. De HUTAC organiseert diverse thematische en praktische activiteiten voor zijn leden, bijvoorbeeld zeer succesvolle career events gericht op werken in Nederland na het afstuderen.
8
3. Huygens Internationaal Talent 3.1 Een op de acht aanvragers van Huygens INT (algemeen) kreeg een beurs Tabel INT 1: Aanvragen en toekenningen naar selectiekans en gemiddeld beursbedrag Huygens INT
Algemeen
Aanvragen
Promovendi
1440
Neerlandistiek
58
13
Toekenningen
178
9
7
Selectiekans
12%
16%
54%
16,8 mnd
37,6 mnd
12,9 mnd
€ 36.365
€ 79.524
€ 22.787
Gemiddelde beursduur Gemiddelde beurs
De cijfers van tabel INT 1 tonen de attractiviteit van Huygens INT, met acht maal zoveel aanvragen als beurzen voor het algemene onderdeel en zes maal zoveel voor het promovendionderdeel. Voorafgaand aan deze ronde had de Nuffic er bij de instellingen op aangedrongen selectief te zijn in het voordragen van kandidaten voor een Huygensbeurs, omdat in de voorgaande jaren het aantal aanvragen zo snel groeide, dat een verantwoord selectieproces door de Nuffic in gevaar dreigde te komen. Ook wees de Nuffic potentiële aanvragers op de strenge selectie. Deze maatregelen hebben gewerkt, want het aantal aanvragen was een paar honderd minder dan in 2010. De doelgroep Neerlandistiekstudenten in de wereld is vrij klein, en voor de buitenlandse instellingen was het niet aantrekkelijk om hun studenten voor langere tijd naar Nederland te zien gaan. Dat verklaart het relatief lage aantal aanvragen bij het Neerlandistiekonderdeel en de relatief korte beursduur. Bij de promovendi waren beurzen van vier jaar mogelijk.
3.2 Geslacht, leeftijd en nationaliteit van aanvragers en bursalen van Huygens INT Tabel INT 2: Aanvragen, toekenningen en selectiekans naar geslacht (exclusief Neerlandistiek- en promovendiprogramma’s) INT 2011 Aanvragen Toekenningen Selectiekans
v
m 765
totaal 675
1.440
97
81
178
13%
12%
12%
De tabel toont dat er meer vrouwelijke dan mannelijke aanvragers waren, en dat vrouwelijke aanvragers een licht hogere selectiekans hadden.
9
Tabel INT 3: Aanvragen, toekenningen en selectiekans naar wereldregio (inclusief Neerlandistiek- en promovendiprogramma’s) Regio
Aanvragen
Toekenningen
Selectiekans
Afrika
100
4
4%
Azië
636
71
11%
Europese Unie
403
65
16%
7
1
14%
Latijns-Amerika
118
10
8%
Oost-Europa
160
25
16%
Midden-Oosten en Noord-Afrika
14
1
7%
Noord-Amerika
63
16
25%
Oceanië
10
1
10%
1.511
194
13%
Europese Vrijhandelsassociatie
Totaal
De regiotabel laat zien dat de meeste aanvragers en bursalen uit Azië kwamen, gevolgd door Europa. Aanvragen uit Europa en vooral Noord-Amerika waren gemiddeld beter dan die uit andere regio’s. Afrikanen, aanvragers uit het Midden-Oosten en Latijns-Amerikaanse aanvragers scoorden aanzienlijk onder het gemiddelde van 12% selectiekans.
Tabel INT 4: Aanvragen, toekenningen en selectiekans naar Neso-land Nuffic Brazilië
Aanvragen
Toekenningen
Selectiekans
38
2
5%
China
225
23
10%
India
60
10
17%
Indonesië
91
8
9%
Mexico
43
3
7%
Rusland
50
6
12%
Taiwan
8
0
0%
Thailand
9
4
44%
Vietnam
65
5
8%
Zuid-Korea
13
0
0%
602
61
10%
Totaal
Braziliaanse, Mexicaanse, Taiwanese, Vietnamese en vooral Zuid-Koreaanse aanvragers scoorden duidelijk onder de gemiddelde selectiekans van 12%. Indiase en vooral Thaise aanvragers deden het beter dan het gemiddelde. Neso-landen namen bijna 42% van het totaal aantal aanvragen van het onderdeel Huygens regulier INT voor hun rekening, en ruim 34% van de toekenningen. 2
2
Nuffic Neso-kantoren konden maar beperkt invloed uitoefenen op de kwaliteit van de aanvragen, omdat studenten in principe hun aanvraag
individueel deden bij de gewenste hogeronderwijsinstelling en bij de Nuffic in Den Haag.
10
3.3 Bachelor-master-PhD, hbo-wo-io, en vakgebied Tabel INT 5: Aanvragen, toekenningen en selectiekans naar niveau van de voorgenomen studie Niveau
Aanvragen
Bachelor Master
Selectiekans
157
21
13%
1.296
164
13%
58
9
16%
1.511
194
13%
PhD Totaal
Toekenningen
Een studie op masterniveau was het voornaamste doel van de Huygensaanvragers (86%) en daar vielen dan ook de meeste toekenningen (bijna 85%). Een aanvrager voor een studie op bachelorniveau had echter dezelfde selectiekans. Aanvragen op PhD-niveau waren een buitenbeentje. Het betrof alleen het promovendiprogramma, dat een beperkte doelgroep had uit kandidaat-lidstaten van de EU plus China.
Tabel INT 6: Aanvragen, toekenningen en selectiekans naar type instelling van de voorgenomen studie Type instelling
Aanvragen
Hbo Wo
Selectiekans
41
14%
1.143
149
13%
IO Totaal
Toekenningen
303 65
4
6%
1.511
194
13%
We zien hier dat aanvragen voor hbo-instellingen en gewone wo-instellingen ongeveer op het gemiddelde niveau (1213%) scoorden, maar dat de aanvragen voor de internationaalonderwijsinstellingen over het algemeen van mindere kwaliteit waren.
Bedrijfskunde
229
15,2%
24
12,4%
Selectiekans
Aandeel van totaal aantal toekenningen
Toekenningen
Aanvragen
Vakgebied
Aandeel van totaal aantal aanvragen
Tabel INT 7: Aanvragen, toekenningen en selectiekans naar vakgebied van de voorgenomen studie
10%
Communicatie
13
0,9%
0
0,0%
0%
Geesteswetenschappen
76
5,0%
10
5,2%
13%
223
14,8%
40
20,6%
18%
Landbouwwetenschappen
45
3,0%
7
3,6%
16%
Medische wetenschappen
74
4,9%
11
5,7%
15%
240
15,9%
28
14,4%
12%
Kunst en vormgeving
Natuurwetenschappen
1
0,1%
0
0,0%
0%
Rechtsgeleerdheid
Onderwijs
127
8,4%
14
7,2%
11%
Sociale wetenschappen
161
10,7%
15
7,7%
9%
Talen
37
2,4%
10
5,2%
27%
Technische wetenschappen
232
15,4%
32
16,5%
14%
Transport en communicatie
9
0,6%
0
0,0%
0%
32
2,1%
0
0,0%
0%
7
0,5%
1
0,5%
14%
Wiskunde en informatica Overig
3
Geen gegevens Totaal
5
0,3%
2
1,0%
40%
1.511
100,0%
194
100,0%
13%
11
Natuurwetenschappen, technische wetenschappen, bedrijfskunde, en kunst en vormgeving bleken de meeste aanvragen te genereren. De aanvragen binnen het vakgebied talen scoorden relatief het best. Daarna kwamen die van kunst en vormgeving. Van de 32 aanvragers binnen het vakgebied wiskunde en informatica, de 13 aanvragers van het vakgebied communicatie en de 9 aanvragers van het vakgebied transport en communicatie werd niemand voor een beurs geselecteerd. De andere vakgebieden lieten selectiekansen zien die niet heel ver van het gemiddelde van 13% af lagen.
3.4 Beurzen promovendiprogramma vooral naar Turkse en vrouwelijke aanvragers Tabel INT 8: Promovendiprogramma: aanvragen en toekenningen per land Land
Aanvragen
Toekenningen
China
17
2
Kroatië
4
0
Macedonië
4
0
Turkije
33
7
Totaal
58
9
De tabel laat de verdeling zien van de in totaal 58 aanvragen en 9 toekenningen bij dit beursonderdeel. Het vond vooral aftrek bij Turkse studenten, die ook het leeuwendeel van de beurzen in de wacht sleepten. Macedonië en IJsland waren dit jaar aan het lijstje toegevoegd, maar uit IJsland kwamen geen aanvragen. Vrouwelijke aanvragers dienden de beste aanvragen in, want ze verwierven 7 van de 9 beurzen, terwijl de verdeling onder de aanvragers man-vrouw 28 tegen 30 was. Van de toekenningen kregen er 4 een beurs voor twee jaar, 2 voor drie jaar en 3 voor vier jaar. De gemiddelde leeftijd van de aanvragers was 28,1 jaar, van de bursalen 28,9 jaar.
3.5 Beurzen Neerlandistiekprogramma vooral naar Hongaarse en vrouwelijke aanvragers Voor het Neerlandistiekprogramma waren 13 aanvragen en 7 toekenningen. 6 kregen een beurs voor een jaar, 1 voor anderhalf jaar. Ook hier kregen vooral vrouwen een beurs: 5 beurzen tegen 2 voor mannen. De gemiddelde leeftijd, zowel van alle aanvragers als van de 7 bursalen was 24,5 jaar. Vier van de bursalen kwamen uit Hongarije; uit Armenië, China en Polen kwam elk een bursaal.
3.6 30% van buitenlandse bursalen cum laude geslaagd In het najaar van 2011 rapporteerden de instellingen over de studieresultaten van bursalen die in de zomer van 2011 hun studie beëindigden (of zouden beëindigen). Tabel INT 9 geeft de resultaten. 4
3
Studies zoals bijvoorbeeld ‘vrijetijdswetenschap’, ‘lichamelijke oefening’ en ‘huishoudkunde’.
4
De gegevens zijn compleet en betreffen dus alle bursalen van de ronde 2009 die een tweejarige beurs hadden, en alle bursalen van de ronde
2010 die een beurs hadden voor maximaal een jaar.
12
Tabel INT 9: Aantal bursalen van de beursrondes 2009 en 2010 naar studieresultaat Na afsluiting van de beursperiode behaald resultaat
Lof
Najaar 2011
Studie afgerond
186
Daarvan: Cum laude geslaagd
62 3
Summa cum laude geslaagd Studie nog niet afgerond
31
Totaal
217
Bijna 30% van de bursalen was cum laude of summa cum laude geslaagd. 14% was nog niet klaar met de studie, meestal door het doen van extra onderdelen of een langere stage dan voorzien.
3.7 Een groot deel van de Huygensbursalen blijft in Nederland Van bursalen die zomer 2011 hun studie beëindigden en die de Huygensenquête invulden, ging 31% na de beursperiode terug naar huis. 69% bleef in Nederland. De redenen waarom men in Nederland bleef staan in tabel INT 10.
Tabel INT 10: Waarom Huygens INT-bursalen na hun beursperiode in Nederland bleven Reden om in Nederland te blijven Voor stage
7
6%
Om een masterstudie te doen
22
20%
Om te promoveren
34
30%
Voor werk in het hoger onderwijs Voor ander werk
8
7%
41
36%
Verdere studie was een voorname reden om in Nederland te blijven, maar ook het feit dat men een baan had gevonden.
3.8 Tevredenheid over de informatievoorziening en de dienstverlening van de Nuffic Het Huygensteam heeft in de zomer van 2011 enquêtes voorgelegd aan bursalen en aan aanvragers van Huygensbeurzen uit het buitenland. Circa 90% van de respondenten was tevreden over de informatievoorziening rond het beursprogramma in het algemeen. Informatievoorziening over het beursbedrag (81%) en over de selectiecriteria (60%) werd door minder respondenten als goed tot uitstekend beoordeeld. De tevredenheid over de dienstverlening van de Nuffic bij het behandelen van de beursaanvragen in het algemeen was in de enquêtes 89%. Ook over de afhandeling van de beurs na de selectie is de respons in de enquêtes zeer positief. Aspecten zoals de procedure van de beurstoekenning en verdere ondersteuning door de Nuffic werden door respectievelijk 93% en 84% van de respondenten met goed of excellent beoordeeld.
13
4. Huygens Nederlands Talent 4.1 23% van de 410 aanvragers kreeg een beurs; gemiddeld bijna € 34.000 Tabel NL 1: Aanvragen en toekenningen naar selectiekans en gemiddeld beursbedrag Huygens-NL Aanvragen
410
Toekenningen Selectiekans Gemiddelde beurs
94 23% € 33.985
De gegevens van tabel NL 1 laten zien dat bijna een kwart van de aanvragers een beurs kreeg toegekend. De gemiddelde beurs was een aanzienlijk bedrag. Daarbij speelt vooral een rol dat een flink aantal bursalen naar instellingen in de Verenigde Staten ging, waar collegegelden tienduizenden dollars per jaar kunnen bedragen. Aan de andere kant van het spectrum zijn er beurzen van slechts een paar duizend euro voor studie in Europese landen met lage of geen collegegelden. De grootste beurs was € 116.952, de kleinste € 4.650.
4.2 Aanvragers en bursalen zijn 21-24 jaar oud en in meerderheid mannelijk 73% van de aanvragers was 21-24 jaar oud, 6% jonger en 21% ouder. Van de bursalen was 70% 21-24 jaar oud, 5% jonger en 25% ouder. 55% vroeg een beurs aan voor een studiejaar, 24% voor twee studiejaren, van de overigen het overgrote deel voor een stageperiode van een half jaar of iets langer. De duur van de beurzen die werden toegekend was vrijwel exact gelijk verdeeld als de aanvragen.
Tabel NL 2: Aanvragen, toekenningen en selectiekans naar geslacht Man-vrouwverhouding Aanvragen Toekenningen Selectiekans
Man
Vrouw
215
195
58
36
27%
18%
Uit de man-vrouwtabel blijkt dat er in deze ronde meer aanvragen van mannen waren, en dat hun aanvragen in de vergelijking bovendien beter scoorden. Zoals verderop blijkt, waren er dit jaar veel succesvolle, bijna allemaal aanvragen van mannen op het vakgebied wiskunde en informatica.
4.3 Bachelor-master, hbo-wo, vakgebied en vooropleiding Tabel NL 3: Aanvragen en toekenningen naar het niveau van de vooropleiding Niveau van de vooropleiding Bachelor Master Geen gegevens Totaal
14
Aanvragen
Toekenningen
Selectiekans
312
70
22,4%
97
24
24,7%
1
0
0%
410
94
22,9%
Uit de tabel blijkt dat driekwart van de aanvragen kwam van studenten die een bachelorstudie achter zich hadden of aan het afronden waren. Een kwart kwam van studenten die met al een mastergraad op zak een tweede masteropleiding gingen doen.
Tabel NL 4: Aanvragen, toekenningen en selectiekans naar het type vooropleiding Type instelling vooropleiding
Aanvragen
Hbo Wo Geen gegevens
5
Totaal
Toekenningen
Selectiekans
97
11
13%
290
83
26%
23
0
nvt
410
94
23%
De tabel maakt duidelijk dat het aantal aanvragen van hbo-studenten maar ongeveer een kwart was van het totaal aantal aanvragen. Er waren onder hen bij vergelijking met wo-studenten minder goede aanvragers, waardoor hun aandeel in het aantal beurzen beperkt is.
Selectiekans
Aandeel van totaal aantal toekenningen
Toekenningen
Aanvragen
Vakgebied
Aandeel van totaal aantal aanvragen
Tabel NL 5: Aanvragen, toekenningen en selectiekans naar vakgebied
Bedrijfskunde
43
10%
7
7%
16%
Communicatie
10
2%
3
3%
30%
Geesteswetenschappen
42
10%
8
9%
19%
Kunst en vormgeving
68
17%
10
11%
15%
Landbouwwetenschappen
1
0%
1
1%
100%
Medische wetenschappen
23
6%
5
5%
22%
Natuurwetenschappen
38
9%
10
11%
26%
2
0%
1
1%
50%
19
5%
4
4%
21%
Onderwijs Rechtsgeleerdheid
101
25%
21
22%
21%
Talen
Sociale wetenschappen
15
4%
5
5%
33%
Technische wetenschappen
25
6%
5
5%
20%
Wiskunde en informatica
21
5%
14
15%
67%
Overig
2
0%
0
0%
0%
Totaal
410
100%
94
100%
23%
Opmerkelijk was de kwaliteit van aanvragers uit het vakgebied wiskunde en informatica. Ook aanvragen uit het vakgebied talen waren relatief vaak van zeer goede kwaliteit. Bedrijfskunde, en kunst en vormgeving scoorden betrekkelijk ver onder het gemiddelde.
5
Als aanvragers niet werden geselecteerd, deed de Nuffic geen moeite om het gegeven ‘type vooropleiding’ alsnog te verkrijgen.
15
Tabel NL 6: Toekenningen naar vooropleiding Vooropleiding bursalen
Aantal
Universiteit Utrecht
23
Universiteit van Amsterdam
12
Rijksuniversiteit Groningen
9
Radboud Universiteit Nijmegen
7
Universiteit Leiden
6
Universiteit van Tilburg
6
Technische Universiteit Delft
4
Vrije Universiteit Amsterdam
4
Erasmus Universiteit Rotterdam
3
Hanzehogeschool Groningen
3
Universiteit Maastricht
3
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
2
Hogeschool der Kunsten Den Haag
2
Universiteit Twente
2
Codarts, Hogeschool voor de Kunsten
1
Fontys
1
Gerrit Rietveld Academie
1
Hogeschool
1
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
1
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
1
Technische Universiteit Eindhoven
1
Buitenlandse vooropleiding
1
Totaal
94
Traditiegetrouw was de Universiteit Utrecht de grootste leverancier van bursalen. Het University College Utrecht en de Roosevelt Academy droegen daar in belangrijke mate aan bij. Ook de Universiteit van Amsterdam scoorde net als in vorige jaren goed.
4.4 Waar studenten met hun beurs naartoe gaan Beurzen werden gegeven voor studie in Groot-Brittannië (48), de Verenigde Staten (36), Frankrijk (4), Australië, Duitsland, Israël, Noorwegen, Oostenrijk en Spanje (ieder 1).
4.5 Wat NL-bursalen doen na hun beursperiode Gegevens over wat bursalen van voorgaande jaren van plan waren na afloop van de beursperiode kwamen uit de enquête die zij moesten invullen. Tabel NL 7 geeft de resultaten.
Tabel NL 7: Na de beursperiode Na de beursperiode 32,5% bleef om te vervolgen met: 67,5% kwam terug om te vervolgen met:
Ba-Ma
Stage
PhD
Werk
Nog niet bekend
17%
11%
25%
32%
16%
27,5%
4%
27%
36,5%
5%
Ongeveer twee derde van de bursalen kwam dus terug naar Nederland. Iets minder dan een derde van hen vervolgde met een promotie.
16
4.6 Klanttevredenheid Huygens NL Klanttevredenheid onder Nederlandse aanvragers en bursalen is op de volgende manieren gemeten: • •
enquête onder alle aanvragers van 2011; respons: 23%; enquête onder bursalen van 2009 (met een tweejarige beurs) en 2010 (eenjarige beurs), ingevuld aan het eind van hun beursperiode; door een aantal malen te rappelleren werd bereikt dat ongeveer 90% van de bursalen de enquête heeft ingevuld.
Vragen over de rol van de Nuffic waren uitgesplitst in vragen over: a. informatievoorziening, en b. procedure en uitvoering. In de enquête onder aanvragers van de ronde 2011 was te onderscheiden wat degenen die een beurs kregen antwoordden en wat degenen wier aanvraag werd afgewezen vonden. Van zowel afgewezenen als bursalen was ruim 75% van de respondenten zeer tevreden over informatievoorziening en dienstverlening door de Nuffic in het algemeen. Sommige aspecten scoorden meer dan 95% ‘goed’ en ‘uitstekend’. Aspecten met minder tevredenheid waren: informatie over de selectiecriteria (slechts 29% van de afgewezenen tevreden); de Nuffic kan geen uitgebreide verantwoording geven van de afwijzing, en dat is voor veel afgewezenen niet bevredigend. Over de informatie over de hoogte van de beurs is de tevredenheid ook minder: slechts 65% van de bursalen en 41% van de afgewezenen tevreden; de Nuffic geeft op de website geen bedragen,omdat die per universiteit en per land verschillen. Slechts 61% van de bursalen en 54% van de afgewezenen gaf de creativiteit, de proactiviteit en de flexibiliteit van de dienstverlening van de Nuffic goed of uitstekend. In de toelichting op de antwoorden hierover kwam het aspect van de onvoldoende verantwoording van afwijzingen terug. Aan de bursalen werd een aantal vragen gesteld over de verlening van de beurs. Ruim 95% was tevreden tot zeer tevreden over de hoogte van de beurs en de manier van uitbetaling. Over de begeleiding van bursalen door de Nuffic was 73,5% tevreden of zeer tevreden, 25% vond die ‘voldoende’. Twee respondenten hadden de begeleiding als ‘onvoldoende’ ervaren. Sommige bursalen gaven te kennen dat ze het betreurden dat ze na de verlening van de beurs niet veel meer van de Nuffic vernamen, behalve bij het overmaken van geld en bij het verzoek om afrondende documenten.
4.7 Zonder Huygensbeurs zou ruim 67% toch in het buitenland zijn gaan studeren Tabel NL 8 laat zien wat afgewezen 2011-aanvragers van plan waren nu ze geen Huygensbeurs gekregen hadden voor studie in het buitenland (vraag uit de enquête).
Tabel NL 8: Wat aanvragers die geen beurs kregen deden Heeft je afwijzing invloed gehad op je studieplannen voor het buitenland? Nee, want ik heb een andere beurs gekregen
17
14,3%
Nee, ik ga ook zonder beurs naar het buitenland
63
52,9%
5
4,2%
Nee, ik kon toch niet naar het buitenland, want ik ben niet aangenomen door de buitenlandse instelling Ja, ik stel mijn plannen om in het buitenland te studeren uit
13
10,9%
Ja, ik ga niet meer in het buitenland studeren
21
17,6%
119
100,0%
Totaal
Twee derde van de afgewezen respondenten bleek ook zonder Huygensbeurs naar het buitenland te kunnen voor studie.
17
5. Bijlagen 5.1 Bijlage I: Huygensregeling 2006 en de wijzigingsregeling van februari 2011
18
OCW-regeling
Datum
23 maart 2006 Kenmerk
Algemeen Verbindend Voorschrift
HO/BL-2006/8594
Betreft de onderwijssector(en)
Informatie CFI/ICO
Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek
bvh
079-3232.666
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme Bestemd voor •
universiteiten en hogescholen;
•
instellingen voor hoger beroepsonderwijs;
•
Nederlandse Organisatie voor internationale Samenwerking in het hoger onderwijs (Stichting Nuffic) te 's-Gravenhage;
•
studenten hoger onderwijs.
Datum inwerkingtreding 1 februari 2006 Geldigheidsduur onbepaald Juridische grondslag artikel 4, tweede en derde lid, en 5 van de Wet overige OCenW-subsidies en artikel 10.3 van de Algemene wet bestuursrecht Officiële publicatie Zie de Staatscourant van 29 mei 2006, nummer 102 Relatie tot eerdere publicaties n.v.t.
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
1 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Gelet op: •
artikel 4, tweede en derde lid, en 5 van de Wet overige OCenW-subsidies en artikel 10.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit
Paragraaf 1
Artikel 1
Inleidende bepalingen
Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a.
minister:
b.
opleiding:
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; opleiding als bedoeld in artikel 7.3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; c.
buitenlandse instelling: instelling voor hoger onderwijs in een ander land dan Nederland;
d.
hoger onderwijs: onderwijs op het niveau van het hoger beroepsonderwijs of het wetenschappelijk onderwijs in de Bachelor- of Masterfase;
e.
student: natuurlijk persoon die hoger onderwijs volgt en niet ouder is dan 35 jaar bij de start van het studiejaar;
f.
promovendus: natuurlijk persoon die:
g.
1.
bezig is met een proefschrift;
2.
afkomstig uit Kroatië, Turkije, Roemenië of Bulgarije; en
3.
niet ouder is dan 35 jaar bij de start van het studiejaar;
studiejaar: tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar;
h.
promotor: hoogleraar die in Nederland een leerstoel bekleedt en als begeleider van een promovendus optreedt;
i.
gedragscode: door de Nederlandse instellingen gezamenlijk overeen te komen ‘code of conduct’ over de werving van buitenlandse studenten, bedoeld in de internationaliseringbrief hoger onderwijs ‘Koers op Kwaliteit’ (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VIII, nr. 72, p. 15);
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
2 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594
j.
Nuffic: Stichting Nuffic, Nederlandse Organisatie voor Internationale Samenwerking in het Hoger Onderwijs, gevestigd te ’s Gravenhage;
k.
leges: kosten die verband houden met een aanvraag van een: 1.
machtiging voorlopig verblijf; en
2.
verblijfsvergunning.
................................................................
Artikel 2
Doelomschrijving 1.
De minister kan projectsubsidie verstrekken aan: a.
studenten uit de gehele wereld met een niet-Nederlandse vooropleiding, voor het volgen van een opleiding;
b.
studenten, die een opleiding volgen of aan studenten die aan een opleiding de graad Bachelor of de graad Master hebben verworven, voor het volgen van hoger onderwijs aan een buitenlandse instelling; of
c.
promovendi voor het onder begeleiding van een promotor verrichten van promotieonderzoek in Nederland.
2.
Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover: a.
de deelname aan de opleiding, de studie aan een buitenlandse instelling of het promotieonderzoek een tijdvak van tenminste 6 maanden en ten hoogste 24 maanden beslaat; en
b.
de gedragscode is ondertekend door de Nederlandse instelling waar: 1.
de student, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gaat studeren;
2.
de student, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is ingeschreven, dan wel de graad Bachelor of de graad Master heeft verworven; of
3. 3.
de promotor aan is verbonden.
Verstrekking van subsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b, geschiedt onder de voorwaarde dat, voor zover het betreft een opleiding die op grond van overgangsrecht is geaccrediteerd, de kwaliteit eerder op basis van artikel 1.18 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is vastgesteld.
4.
Verstrekking van subsidie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, geschiedt onder de voorwaarde dat de student een verblijfsvergunning verkrijgt.
................................................................
Artikel 3
Vaststelling subsidieplafond 1.
Het subsidieplafond voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling bedraagt maximaal € 5.000.000 per kalenderjaar.
2.
Het subsidieplafond voor subsidieverstrekking aan studenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt, met betrekking tot de studie Neerlandistiek, € 130.000 per kalenderjaar.
3.
Het subsidieplafond voor subsidieverstrekking aan studenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt € 1.000.000 per kalenderjaar.
4.
Het subsidieplafond voor subsidieverstrekking aan promovendi bedraagt € 500.000 per kalenderjaar.
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
3 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594 5.
Indien een van de subsidieplafonds, genoemd in het tweede, derde en vierde lid, niet wordt bereikt, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan de overige subsidieplafonds.
................................................................
Paragraaf 2
Artikel 4
Subsidieverstrekking
Subsidieaanvraag 1.
Subsidie wordt op aanvraag verstrekt.
2.
De subsidieaanvraag wordt ingediend op een formulier, waarvan het model als bijlage bij deze regeling is gevoegd.
3.
De subsidieaanvraag van een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, gaat vergezeld van een: a.
opgave van het bedrag dat de ontvangende Nederlandse instelling de student in rekening brengt als collegegeld;
b.
aanbevelingsbrief van de ontvangende Nederlandse instelling;
c.
overzicht van het voorgenomen studieprogramma; en
d.
verklaring van de ontvangende Nederlandse instelling dat deze: 1.
het subsidiebedrag, verminderd met het door de student verschuldigde collegegeld, aan de student overmaakt, nadat de instelling het subsidiebedrag heeft ontvangen van de Nuffic, met dien verstande dat overmaking van het gedeelte van het bedrag dat ziet op de tegemoetkomingen in de kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c en e, in maandelijkse gedeelten geschiedt;
2.
na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet, aan de Nuffic een overzicht van alle de door de student behaalde studieresultaten verstrekt; en
3.
de Nuffic onverwijld schriftelijk informeert, indien de activiteiten, waarvoor op grond van deze regeling subsidie kan worden verstrekt, niet of niet geheel zijn gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig zijn beëindigd.
4.
De subsidieaanvraag van een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, gaat vergezeld van een: a.
opgave van het bedrag dat de buitenlandse instelling de student in rekening brengt als collegegeld;
b.
afschrift van een ingevuld en ondertekend inschrijvingsformulier van de buitenlandse instelling;
c.
aanbevelingsbrief van de Nederlandse instelling waar de student is ingeschreven, dan wel de graad Bachelor of de graad Master heeft verworven; en
d.
overzicht van het voorgenomen studieprogramma.
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
4 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594
5.
De subsidieaanvraag van een promovendus gaat vergezeld van een: a.
b.
aanbevelingsbrief van de promotor, waarbij is gevoegd een door de: 1.
promovendus en promotor ondertekend Opleidings- en Begeleidingsplan; of
2.
promotor blijkens ondertekening goedgekeurd onderzoeksvoorstel; en
verklaring van de instelling waaraan de promotor is verbonden, dat deze: 1.
het subsidiebedrag aan de promovendus overmaakt, nadat de instelling het subsidiebedrag heeft ontvangen van de Nuffic, met dien verstande dat overmaking van het gedeelte van bedrag dat ziet op de tegemoetkomingen in de kosten, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b en d, in maandelijkse gedeelten geschiedt;
2.
na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet, een door de promotor en de promovendus ondertekende evaluatie van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, opstelt en op verzoek van de minister aan de Nuffic verstrekt; en
3.
de Nuffic onverwijld schriftelijk informeert, indien de activiteiten, waarvoor op grond van deze regeling subsidie kan worden verstrekt, niet of niet geheel zijn gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig zijn beëindigd.
6.
De subsidieaanvraag gaat in alle gevallen vergezeld van een door de subsidieaanvrager opgestelde begroting. De begroting bevat een opgave van het subsidiebedrag dat wordt aangevraagd.
................................................................
Artikel 5
Subsidiebedrag per student of promovendus 1.
Het subsidiebedrag voor de student, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt de som van een door de minister te bepalen bedrag als tegemoetkoming in:
2.
a.
het collegegeld dat de student aan de instelling verschuldigd is;
b.
de eenmalige reiskosten van en naar het land van herkomst;
c.
de kosten voor levensonderhoud;
d.
de leges die de student verschuldigd is; en
e.
de kosten voor de ziektekostenverzekering die de student moet afsluiten.
Het subsidiebedrag voor de student, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt de som van een door de minister te bepalen bedrag als tegemoetkoming in: a.
het collegegeld dat de student aan de buitenlandse instelling verschuldigd is;
b.
de eenmalige reiskosten van en naar het land van vestiging van de buitenlandse instelling;
3.
c.
de kosten voor levensonderhoud; en
d.
de leges die de student verschuldigd is.
Het subsidiebedrag voor een promovendus bedraagt de som van een door de minister te bepalen bedrag als tegemoetkoming in de: a.
eenmalige reiskosten van en naar het land van herkomst;
b.
kosten voor levensonderhoud;
c.
leges die de promovendus verschuldigd is;
d.
kosten voor de ziektekostenverzekering die de promovendus moet afsluiten; en
e.
in het onderzoeksvoorstel geraamde kosten voor het uitvoeren van het promotieonderzoek.
................................................................ Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
5 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594 Artikel 6
Indiening subsidieaanvraag 1.
Een subsidieaanvraag kan worden ingediend tot en met 31 januari voorafgaand aan het studiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
2.
Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij de Nuffic.
................................................................
Artikel 7
Beslissing op subsidieaanvraag 1.
De minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op de subsidieaanvragen op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van de subsidie.
2.
De minister beslist uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het studiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft, op de subsidieaanvraag.
................................................................
Artikel 8
Beoordelingscommissie 1.
Er is een beoordelingscommissie die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie op grond van deze regeling.
2.
De commissie bestaat uit een voorzitter en zestien andere leden, die deskundig zijn op het terrein waarop de commissie een taak heeft en zijn geen ambtenaren, werkzaam bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
3.
De voorzitter en de andere leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste twee jaar benoemd. Zij zijn te allen tijde opnieuw benoembaar.
4.
De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.
5.
In het secretariaat van de commissie wordt door de minister voorzien.
................................................................
Artikel 9
Uitbetaling van de subsidie a.
Indien de minister positief beslist op de subsidieaanvraag van een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, of op de subsidieaanvraag van een promovendus, betaalt de Nuffic de subsidie aan de instelling, die de verklaring, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel d, onderscheidenlijk artikel 4, vijfde lid, onderdeel b, heeft afgegeven.
b.
Indien de minister positief beslist op de subsidieaanvraag van een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, betaalt de Nuffic de subsidie aan de student.
................................................................
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
6 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594
................................................................
Artikel 10
Niet vervullen begrotingsvoorwaarde 1.
Subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.
In geval van het niet vervullen van de in het eerste lid bedoelde voorwaarde worden de op grond van deze regeling verstrekte subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verstrekt en van de hoogte van de verstrekte subsidiebedragen.
................................................................
Paragraaf 3
Artikel 11
Verplichtingen subsidieontvanger
Informatieplicht 1.
De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoeken die erop zijn gericht de minister inlichtingen te verschaffen voor de ontwikkeling en monitoring van het beleid dat tot doel heeft het binnenhalen, behouden, uitzenden en ontwikkelen van toptalent.
2.
De subsidieontvanger informeert de Nuffic onverwijld schriftelijk, indien de activiteiten niet of niet geheel worden gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig worden beëindigd.
3.
Een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, dient binnen drie maanden na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet een gewaarmerkte cijferlijst van de buitenlandse instelling in bij de Nuffic.
4.
Een promovendus dient binnen drie maanden na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet een evaluatie van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdeel b, onder 2°, in bij de Nuffic.
................................................................
Paragraaf 4
Artikel 12
Uitvoering door de Nuffic
Mandaatverlening Aan de Nuffic wordt in het kader van deze regeling mandaat verleend om: a.
de subsidiegelden te beheren en uit te betalen;
b.
besluiten te nemen over subsidieverstrekking op grond van deze regeling; en
c.
het onderzoek, bedoeld in artikel 11, eerste lid, te verrichten.
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
7 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594 ................................................................
Artikel 13
Onkostenvergoeding Nuffic 1.
Voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 12, ontvangt de Nuffic jaarlijks een vergoeding.
2.
De minister stelt jaarlijks vóór 15 november de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, vast voor het daaropvolgende kalenderjaar.
................................................................
Artikel 14
Voorwaarden uitvoering door de Nuffic De Nuffic voert een dusdanige administratie dat op basis van een accountantscontrole snelle, eenduidige uitspraken kunnen worden gedaan over de rechtmatigheid van de ten laste van deze subsidie gebrachte uitgaven. ................................................................
Artikel 15
Informatieplicht Nuffic 1.
De Nuffic verschaft de minister desgevraagd en uit eigen beweging informatie betreffende de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 12.
2.
De Nuffic verleent de minister volledige inzage in boeken en bescheiden, voor zover deze met de uitvoering van de regeling te maken hebben.
3.
De minister kan aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze waarop de informatieverstrekking, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt.
................................................................
Artikel 16
Rekening en verantwoording Nuffic 1.
De Nuffic legt aan de minister jaarlijks rekening en verantwoording af over de uitgaven en inkomsten die aan de taken, bedoeld in artikel 12, zijn verbonden.
2.
Het afleggen van rekening en verantwoording geschiedt in de vorm van een inhoudelijk en een financieel verslag. Het financiële verslag wordt voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de accountant tevens een uitspraak doet over de rechtmatigheid van de gemaakte uitgaven.
3.
Het inhoudelijke verslag over het studiejaar ontvangt de minister van de Nuffic jaarlijks vóór 1 april volgend op het studiejaar waarin subsidieverstrekking heeft plaatsgevonden. Hierbij zal ook het financiële verslag over het kalenderjaar worden opgenomen.
4.
De minister ontvangt uiterlijk op 1 april 2009 een verslag van de Nuffic omtrent de uitvoering en de werking van deze regeling.
................................................................ Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
8 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594
Paragraaf 5
Artikel 17
Subsidieverstrekking in het studiejaar dat in 2006 aanvangt
Afwijkend subsidieplafond en afwijkende termijnen In afwijking van: a.
artikel 3, eerste lid, bedraagt het subsidieplafond ₠ 4.650.000 voor het kalenderjaar 2006;
b.
artikel 6, eerste lid, kan een subsidieaanvraag die betrekking heeft op het studiejaar dat in 2006 aanvangt, worden ingediend tot en met 28 februari 2006; en
c.
artikel 7, tweede lid, beslist de minister uiterlijk op 1 juni 2006 op een subsidieaanvraag die betrekking heeft op het studiejaar dat in 2006 aanvangt.
................................................................
Paragraaf 6
Artikel 18
Slotbepalingen
Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 februari 2006. ................................................................
Artikel 19
Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd in de bibliotheek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te Den Haag en die bekend wordt gemaakt op de internetsite www.nuffic.nl. ................................................................
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, drs. M. Rutte
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
9 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594
Toelichting
1. Algemeen deel
Achtergrond Een krachtig beleid om de internationalisering van het Nederlandse hoger onderwijs in brede zin te bevorderen is van belang om een bijdrage te leveren aan de uitbouw van de kennissamenleving in ons land. Mobiliteit van studenten en onderzoekers speelt hierbij een belangrijke rol. De uitgaande mobiliteit is nodig om excellente Nederlandse studenten voor te bereiden op het functioneren in de geïnternationaliseerde kennismaatschappij en om bij de Nederlandse studenten binnen het hoger onderwijs voldoende internationale oriëntering te behouden en verder te ontwikkelen. Zoals in de Internationaliseringsbrief hoger onderwijs Koers op Kwaliteit (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VIII, nr. 72) is aangegeven, is het nodig hierbij vooral de kwaliteit voorop te stellen. De overheid zet daarvoor een nieuw beurzenprogramma in, genaamd het Huygens Scholarship Programme, waarvoor vijf miljoen euro wordt uitgetrokken op jaarbasis. Met het Huygens Scholarship Programme wordt er vormgegeven aan een geïntegreerd kaderprogramma van beurzen voor inkomende en uitgaande studenten, dat in de plaats komt van de huidige Nederlandse mobiliteitsprogramma’s van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, te weten het Huygensprogramma, het Talentenprogramma en DELTA. (De Overgangsregeling beurzenprogramma DELTA geldt overigens nog tot september 2007). Binnen het Huygens Scholarship Programme zal voor de verstrekking van subsidie aan uitstromende en instromende studenten de naam ‘HSP Talentenprogramma’ onderscheidenlijk ‘HSP Huygensprogramma’ worden gehanteerd. Subsidieverstrekking aan inkomende promovendi valt eveneens onder de naam ‘HSP Huygensprogramma’. De reden voor de verwijzing naar het Huygensprogramma en het Talentenprogramma is gelegen in de status en de goede naamsbekendheid, die beide programma’s in de loop der tijd hebben verkregen. De naam ‘Huygens’ in het overkoepelende naam Huygens Scholarship Programme staat symbool voor de Nederlandse wetenschappelijke traditie, de historische rol van Nederland op het gebied van toonaangevende uitvindingen en internationaal academisch aanzien. Het Huygens Scholarship Programme is zodanig gestructureerd dat eventuele toekomstige veranderingen in het beleid flexibel binnen de kaderstellende opzet aangepast kunnen worden, zonder dat het hele stelsel ingrijpend gewijzigd hoeft te worden. Het programma treedt per ingang van het academisch jaar 2006/2007 in werking. Doel Het doel van deze regeling is het aantrekken van topstudenten uit het buitenland voor het volgen van hoger onderwijs in Nederland en het tijdelijk uitzenden van topstudenten uit Nederland voor het volgen van hoger onderwijs in het buitenland. Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
10 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594
Het Huygens Scholarship Programme is mondiaal gericht en toegankelijk voor studenten uit alle landen van de wereld. Het gaat om talentvolle kandidaten op het niveau van Bachelor- en Masteropleidingen. Daarnaast kent het een gedeelte voor promovendi, dat openstaat voor onderdanen van de vier kandidaat-lidstaten van de Europese Unie (Roemenië, Kroatië, Roemenië en Turkije). Het Huygens Scholarship Programme is er voor alle opleidingen die in het Croho zijn opgenomen, voor zover zij zijn geaccreditreerd, op basis van de toets nieuwe opleiding, accreditatie door de NVAO, of een overgangsrechtelijke accreditatie, mist is voldaan aan art. 1.18 WHW. Summerschools en vergelijkbare opleidingen, die niet zijn opgenomen in het Croho, vallen buiten het bereik van het Huygens Scholarship Programme. Beoogd wordt om met de beurzen daadwerkelijk concurrerend te zijn op de wereldmarkt voor hoger onderwijs, om te voorkomen dat geselecteerde kandidaten afhaken vanwege de geboden beurshoogte en vervolgens elders gaan studeren. Subsidieverstrekking aan buitenlandse studenten in het kader van deze regeling is in principe gericht op het behalen van een graad aan een Nederlandse instelling voor hoger onderwijs, waarbij het doen van onderzoek of het verrichten van een stage als een onderdeel van de studie is toegestaan. Een beurs kan voor maximaal 24 maanden worden aangevraagd. Voor de bachelorstudenten betekent dit, dat voor hen in beginsel alleen de laatste fase van het onderwijs in aanmerking komt voor subsidieverstrekking. Voor promovendi betekent dit, dat zij aanvullende financiering zullen moeten zoeken, indien zij het gehele promotietraject in Nederland willen afleggen. Voor het doen van een vervolgstudie in het kader van het Huygens Scholarship Programme dient een nieuwe aanvraag gedaan te worden. Het is uitdrukkelijk de bedoeling het volume van de (toegewezen) vervolgaanvragen te monitoren.
Procedure Aanvragen in het kader van de Regeling Huygens Scholarship Programme dienen uiterlijk 31 januari voorafgaand aan het studiejaar waar de aanvraag betrekking op heeft, bij de Nuffic te worden ingediend. Voor het studiejaar 2006/2007 geldt een aangepaste termijn. Het adres van de Nuffic is: •
Kortenaerkade 11, 2518 AX Den Haag PO box 29777, 2502 LT The Hague, the Netherlands Tel: +31 (0)70 – 426 02 60 Fax: +31 (0)70 – 426 03 99 E-mail:
[email protected] WWW: http://www.nuffic.nl
Een buitenlandse student die in Nederland wil studeren en die in aanmerking wil komen voor een beurs dient daartoe een aanvraag in, die onder meer vergezeld gaat van een aanbevelingsbrief (of ‘instellingsakkoord’) van de instelling die de opleiding aanbiedt. De instelling verklaart in deze brief tevens dat zij het van de Nuffic te verkrijgen subsidiebedrag, verminderd met het collegegeld, aan de student over zal maken. Daarnaast verklaart de instelling zich bereid om na afloop van de periode waarop de beurs betrekking heeft, een overzicht van de door de student behaalde resultaten aan de Nuffic te sturen.
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
11 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594
Een subsidieaanvraag van een buitenlandse promovendus gaat onder meer vergezeld van een aanbevelingsbrief van de beoogde promotor, waarbij tevens is gevoegd een Opleidings- en Begeleidingsplan of en onderzoeksvoorstel. Ook hier geldt, dat instelling schriftelijk dient te verklaren, dat zij als ontvanger van het subsidiebedrag de betreffende gelden aan de promovendus over zal maken. Voor studenten die ingeschreven staan bij een Nederlandse instelling en die in het buitenland willen studeren, geldt dat zij onder meer een inschrijvingsformulier van de ontvangende instelling in het buitenland en een aanbevelingsbrief van de Nederlandse instelling moeten overleggen. Wat dit laatste betreft geldt, dat aanvragers die niet meer ingeschreven te staan bij een Nederlandse instelling een aanbevelingsbrief overleggen van de instelling waaraan zij in het verleden de graad Bachelor of Master hebben behaald. Academische kwaliteit van de aanvragende student of promovendus is het belangrijkste criterium voor toekenning van de beurzen. Over deze kwaliteit adviseert een onafhankelijke commissie de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze commissie bestaat uit een voorzitter en 16 overige leden. Binnen deze commissie houden vier leden zich bezig met de aanvragen van studenten die in Nederland willen studeren. Vier andere leden buigen zich over aanvragen van buitenlandse studenten die in Nederland Neerlandistiek willen studeren. Nog eens vier andere leden richten zich op aanvragen van studenten uit Nederland die in het buitenland willen studeren. De overige vier leden tot slot, adviseren over de academische kwaliteit van de promovendi. De commissie dient alle algemene regels voor advisering in acht te nemen. Zo behoren de adviezen bijvoorbeeld vergezeld te gaan van een deugdelijke motivering en neemt een lid van de commissie niet deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag.
Grondvorm subsidieproces De Algemene wet bestuursrecht (Awb) vormt de basis van het subsidieregime van deze regeling. Daarnaast zijn de bepalingen van de Wet overige OCenW-subsidies (WOOS) relevant. Laatstgenoemde wettelijke regeling vormt een uitwerking van en een aanvulling op de subsidietitel van de Awb. Dat betekent dat zowel de WOOS, als de subsidietitel van de Awb van toepassing zijn op de subsidieverhoudingen die op grond van deze regeling tot stand komen. Los van deze regeling is het proces van subsidieverstrekking is in beginsel de volgende: eerst wordt een aanvraag tot subsidieverlening ingediend door degene die voor subsidie in aanmerking wil komen. Leidt deze aanvraag tot subsidieverlening, dan wordt een geldbedrag als voorschot beschikbaar gesteld en kunnen de te subsidiëren activiteiten worden verricht – uiteraard binnen het kader van de verplichtingen die bij de subsidieverlening zijn opgelegd. Zijn de activiteiten verricht, dan dient degene aan wie subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in. Als is vastgesteld dat de activiteit waarvoor de subsidie is bestemd, daadwerkelijk en naar behoren heeft plaatsgevonden, vindt, na een aanvraag daartoe, de formele subsidievaststelling plaats.
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
12 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594
De subsidievaststelling is in algemene zin geregeld in de Algemene wet bestuursrecht en de WOOS. Ook bij de subsidievaststelling is dus sprake van een zogenaamde gelaagde uitwerking: de hoofdregels liggen vast in de formele wet (de Awb en de WOOS), terwijl daarnaast in een subsidieregeling (slechts) nadere regels zijn opgenomen.
Onderhavig subsidieregime Op de hierboven aangegeven grondvorm van het subsidieproces zijn variaties mogelijk. Zo kan subsidievaststelling onder bepaalde omstandigheden ook ambtshalve of vóór het verrichten van de te subsidiëren activiteiten plaatsvinden. In deze regeling is gekozen voor de laatstgenoemde constructie: indien de minister positief beslist op een aanvraag, valt het moment van verlening en vaststelling van de subsidie samen en kan de subsidie zodoende in een en dezelfde beschikking worden verstrekt. Om die reden wordt in deze regeling, daar waar het gaat om het gelijktijdige proces van verlening en vaststelling, telkens gesproken over verstrekking van subsidie. De keuze voor dit regime is in de eerste plaats ingegeven door de behoefte om het proces van subsidievertrekking voor de aanvrager zo eenvoudig mogelijk te houden en deze met zo min mogelijk administratieve lasten te confronteren. Gelet ook op de aard van subsidieverstrekking op grond van deze regeling, kan van de doelgroep immers redelijkerwijs niet worden gevergd dat deze de bescheiden opstelt, die bij een (reguliere) aanvraag tot vaststelling moeten worden ingediend. Zo volgt uit de WOOS, in samenhang bezien met de Awb, dat een aanvraag tot subsidievaststelling in ieder geval een financiële verantwoording en een activiteitenverslag omvat. Het activiteitenverslag dient bovendien de aard en omvang te beschrijven van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend alsmede een vergelijking te bevatten tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op eventuele verschillen daartussen. Een tweede overweging bij de keuze om verlening en vaststelling te laten samenvallen, ziet op de uitvoering van de regeling. Als alternatief was denkbaar geweest om de vaststelling van de subsidie ambtshalve te laten plaatsvinden. Ook op die manier zou de aanvrager immers administratief niet worden belast. Gelet op de mandaatverlening aan een niet-ondergeschikte van de minister tot het beslissen over subsidieverstrekking, heeft het echter de voorkeur om het aantal momenten waarop er besluiten worden genomen zo veel mogelijk te beperken. De systematiek van voorafgaande vaststelling waar deze regeling in voorziet, laat overigens onverlet dat aan de subsidieverstrekking een aantal verantwoordingsvoorwaarden is verbonden. Leeft de subsidieontvanger deze niet na, dan kan de minister besluiten om reeds uitbetaalde subsidiegelden op grond van de subsidiebepalingen in de Awb terug te vorderen. Tot slot zij opgemerkt dat deze regeling geheel los staat van het stelsel van studiefinanciering in het algemeen en van de zogenaamde meeneembare studiefinanciering in het bijzonder.
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
13 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594
2. Artikelgewijs deel
Artikel 4
Tweede lid Het model van het aanvraagformulier ligt ter inzage in de bibliotheek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het is tevens verkrijgbaar via de Nuffic: http://www.nuffic.nl en Afdeling Internationalisering, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, telefoonnummer: 070 - 426 02 60.
Artikel 5
Algemeen De hoogte van de subsidie wordt vastgesteld voor de gehele subsidieperiode, dus uitdrukkelijk niet per kalender- of studiejaar. Dit betekent dat, indien subsidie voor meer dan een studiejaar wordt verstrekt, de hoogte van het bedrag als tegemoetkoming in, voor zover van toepassing, het collegegeld, de kosten voor levensonderhoud, de kosten voor de ziektekostenverzekering, de leges of de kosten voor het promotieonderzoek dan ook wordt bepaald voor meer dan één studiejaar. De minister kan, indien de begroting die bij de aanvraag vergezeld gaat, daartoe aanleiding geeft, de subsidie overigens op een lager bedrag bepalen dan door de aanvrager is aangevraagd. Eerste lid, onderdeel c, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, onderdeel b Kosten voor huisvesting vallen onder de kosten voor levensonderhoud.
Artikel 7 Gelet op artikel 4:43 van de Algemene wet bestuursrecht en het subsidieregime waar deze regeling in voorziet, bevat de beschikking tot subsidievaststelling – in het kader van deze regeling gaat het dan om subsidieverstrekking – een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.
Artikel 9
Eerste lid De instellingen treden in het kader van deze regeling niet als subsidieaanvrager.
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
14 / 15
OCW-regeling Datum
23 maart 2006 Kenmerk
HO/BL-2006/8594
Nadat aan een inkomende student of promovendus subsidie is verstrekt, zal het daarmee gemoeide bedrag echter wel via de instelling aan de aanvrager worden betaald. Voor de subsidieverstrekker vormt dit een redelijke waarborg dat de middelen worden aangewend voor het doel waarvoor deze zijn bestemd. De betalingsverhouding tussen de aanvrager en de instelling wordt daarnaast geregeld door de ten behoeve van de aanvraag opgestelde verklaring van de ontvangende instelling.
Artikel 10
Het begrotingsvoorbehoud houdt in dat op de subsidieverstrekking wijzigingen moeten worden aangebracht als de begrotingswetgever onvoldoende gelden ter beschikking heeft gesteld.
Artikel 12
De taken in het kader van deze regeling voert de Nuffic uit in de hoedanigheid van uitvoeringsorganisatie. Onder het nemen van besluiten over subsidieverstrekking wordt verstaan het buiten behandeling laten van subsidieaanvragen (op grond van artikel 4:5 Awb) en de verstrekking, weigering, intrekking en terugvordering van subsidie.
Artikel 17
Onderdeel a Voor het kalenderjaar 2006 is een lager bedrag beschikbaar in verband met de afwikkeling van nog bestaande beurzenprogramma’s die ten laste gaan van het voor dit programma beschikbare bedrag.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, drs. M. Rutte
Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme
Pagina
15 / 15
STAATSCOURANT
Nr. 2761 17 februari 2011
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 januari 2011, nr. WJZ/238355 (4878), houdende wijziging van de Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Gelet op artikel 4, tweede en derde lid, en artikel 5 van de Wet overige OCenW-subsidies en artikel 10.3 van de Algemene wet bestuursrecht; Besluit:
ARTIKEL I De Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1 wordt als volgt gewijzigd: 1. In onderdeel f, subonderdeel 2, wordt ‘Kroatië, Turkije, Roemenië of Bulgarije’ vervangen door: een kandidaat-lidstaat van de EU of China. 2. Onderdeel i komt te luiden: l. i. gedragscode: de Gedragscode internationale student in het Nederlandse hoger onderwijs; B Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘opleiding’ toegevoegd: of het doen van een stage als onderdeel van die opleiding 2. Het tweede lid komt te luiden: 2. Subsidie wordt slechts verstrekt: a. voor de deelname aan een opleiding of aan hoger onderwijs aan een buitenlandse instelling voor een tijdvak van tenminste 6 en ten hoogste 24 maanden; b. voor de deelname aan een promotieonderzoek voor een tijdvak van tenminste 6 en ten hoogste 48 maanden; c. voor zover de gedragscode is ondertekend door de Nederlandse instelling waar: 1°. de student, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gaat studeren; 2°. de student, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is ingeschreven, dan wel de graad Bachelor of de graad Master heeft verworven; of 3°. de promotor aan is verbonden; en d. voor zover de student, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, de Nederlandse nationaliteit heeft of ten minste 3 van de 6 jaren voorafgaand aan de inschrijving aan de buitenlandse instelling in Nederland heeft gewoond en gedurende deze periode rechtmatig verblijf heeft gehad. 3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot derde lid. C Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste tot en met vierde lid wordt de zinsnede ‘per kalenderjaar’ telkens vervangen door ‘voor 2010 en 2011’. 2. In het eerste lid wordt ‘€ 5.000.000’ vervangen door: € 10.800.000.
1
Staatscourant 2011 nr. 2761
17 februari 2011
3. In het derde lid wordt ‘€ 1.000.000’ vervangen door: € 3.000.000. D Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het tweede lid komt te luiden: 2. Subsidie kan worden aangevraagd door middel van een aanvraagformulier, dat via de website van Nuffic beschikbaar wordt gesteld, welke vergezeld gaat van: a. een curriculum vitae van de aanvrager; b. een kopie van het paspoort of de identiteitskaart van de aanvrager; c. kopieën van diploma’s, certificaten en cijferlijsten, die inzicht geven in de academische kwaliteiten van de aanvrager; d. brieven van ten minste één referent, zijnde een hoogleraar of een docent bij wie de aanvrager hoger onderwijs volgt of gevolgd heeft; e. een geschrift waarin de aanvrager zijn motivatie toelicht om een opleiding te volgen of promotieonderzoek te doen als bedoeld in artikel 2, tweede lid. 2. In de aanhef van het derde, vierde en vijfde lid wordt na ‘gaat’ steeds ingevoegd: voorts. 3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd: 1. onderdeel c komt te luiden: c. correspondentie met ten minste één en ten hoogste twee Nederlandse instellingen waaruit blijkt dat de student zich heeft aangemeld voor het volgen van een opleiding aan de betreffende instelling. 2. onderdeel d vervalt, onder invoeging van ‘en’ na de puntkomma aan het slot van onderdeel b. 4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd: 1. onderdeel b komt te luiden: b. correspondentie met ten minste één en ten hoogste twee buitenlandse instellingen waaruit blijkt dat de student zich heeft aangemeld voor het volgen van hoger onderwijs aan de betreffende instelling; 2. onderdeel d vervalt, onder invoeging van ‘en’ na de puntkomma aan het slot van onderdeel b en vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel c door een punt. 5. Het vijfde lid, onderdelen a en b komen te luiden: a. aanbevelingsbrief van de promotor; b. door de promovendus en promotor ondertekend Opleidings- en Begeleidingsplan of een door de promotor blijkens ondertekening goedgekeurd onderzoeksvoorstel, in welk plan of voorstel een raming van de kosten voor het uitvoeren van het promotieonderzoek is opgenomen. 6. Het zesde lid komt te luiden: 6. De subsidieaanvraag en de begeleidende documenten worden opgesteld, dan wel vertaald, in de Nederlandse of Engelse taal. E Artikel 6 komt te luiden: Artikel 6 indiening subsidieaanvraag 1. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend bij Nuffic. 2. Subsidieaanvragen, alsmede de begeleidende documenten, genoemd in artikel 4, derde, vierde en vijfde lid, dienen uiterlijk te zijn ontvangen op 31 januari, voorafgaand aan het studiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft.
2
Staatscourant 2011 nr. 2761
17 februari 2011
3. Onvolledige subsidieaanvragen worden niet in behandeling genomen, tenzij zij, na een daartoe strekkend verzoek, binnen een termijn van twee weken zijn aangevuld. F In artikel 7 wordt, onder vernummering van het tweede tot derde lid, een tweede lid ingevoegd, luidende: 2. De minister rangschikt een aanvraag hoger naarmate: a. de studieresultaten van de aanvrager meer behoren tot de beste van de opleiding of het onderzoeksprogramma; b. deze betrekking heeft op de deelname aan een opleiding als zodanig; c. de deelname aan de opleiding, de studie aan een buitenlandse instelling of het promotieonderzoek voor een langer tijdvak wordt aangevraagd; d. de referenten in hun brieven, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel d, en het geschrift met de motivatie van de aanvrager, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel e, meer inzicht kunnen geven in de academische capaciteiten, plannen en ambities van de aanvrager; e. het korter geleden is dat de aanvrager de graad Bachelor of de graad Master heeft behaald, indien hij al is afgestudeerd; en f. een promovendus beoogt een promotieonderzoek af te ronden in het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd. G In artikel 8, eerste lid, wordt na ‘omtrent’ ingevoegd: de beoordeling en de rangschikking van. H Artikel 9 komt te luiden: Artikel 9 Uitbetaling van de subsidie 1. De subsidie, die wordt verstrekt aan een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt aan de instelling uitbetaald, nadat die instelling heeft verklaard dat deze: a. de student toelaat tot de opleiding; b. het subsidiebedrag, verminderd met het door de student verschuldigde collegegeld, aan de student, overmaakt, met dien verstande dat de instelling het gedeelte van de subsidie dat ziet op de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen c en e, in maandelijkse termijnen uitkeert; c. binnen drie maanden na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet, een overzicht verstrekt van alle door de student behaalde studieresultaten; en d. de minister onverwijld schriftelijk informeert, indien de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt niet, of niet geheel zijn gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig zijn beëindigd. 2. De subsidie die wordt verstrekt aan een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt aan de student, afhankelijk van de duur van de periode waarvoor subsidie wordt verkregen, uitbetaald in minimaal twee en maximaal vier termijnen, nadat deze het bewijs heeft overlegd dat hij tot het hoger onderwijs aan de buitenlandse instelling is toegelaten. 3. De subsidie die wordt verstrekt aan een promovendus als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, wordt aan de instelling uitbetaald, nadat die instelling heeft verklaard dat deze: a. de promovendus toelaat tot het promotieonderzoek; b. het subsidiebedrag aan de promovendus overmaakt, met dien verstande dat de instelling het gedeelte van de subsidie dat ziet op de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdelen b en d, in maandelijkse termijnen aan de promovendus uitkeert; c. binnen drie maanden na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet, een door de promotor en promovendus opgestelde en ondertekende evaluatie verstrekt van alle onderzoeksactiviteiten; en d. de minister onverwijld schriftelijk informeert, indien de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt niet, of niet geheel zijn gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig zijn beëindigd.
3
Staatscourant 2011 nr. 2761
17 februari 2011
I Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het derde lid komt te luiden: 3. Een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, overlegt binnen zes maanden na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet een gewaarmerkt cijferlijst of een verklaring van deelname aan het onderwijs, opgesteld door de buitenlandse instelling waaraan deze verbonden was. 2. Het vierde lid vervalt. J De artikelen 13 en 16 vervallen. ARTIKEL II. INWERKINGTREDING Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2010. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra.
4
Staatscourant 2011 nr. 2761
17 februari 2011
TOELICHTING Doel Het Huygens Scholarship Programme, opgenomen in de Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme (hierna HSP regeling) heeft tot doel om excellente studenten de kans te geven daar te studeren waar het onderwerp van hun belangstelling op hoog niveau onderwezen wordt. De onderhavige wijziging van de HSP regeling is ingegeven door de intentie de HSP regeling beter aan te laten sluiten bij deze doelstelling. Het Huygens Scholarship programma wordt sinds 2006 uitgevoerd. In 2009 werd de Internationaliseringsagenda Hoger Onderwijs- Onderzoeks- en Wetenschapsbeleid ‘Het Grenzenloze Goed’ bij brief aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2009/10, 31 288, nr. 73). Deze beleidsnota legt nog meer prioriteit dan voorheen bij de uitvoering van dit excellentie programma en ligt in het verlengde van de strategische agenda voor het hogeronderwijs-, onderzoeks- en wetenschapsbeleid dat in 2007 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II, 2007/08, 31 288, nr. 1). In de strategische agenda werden al meer middelen voor de HSP regeling in het verschiet gesteld. De bilaterale wetenschappelijke samenwerking met China wordt in de internationaliseringsagenda vermeld als onderwerp van overheidsaandacht. Sinds 2006 voltrokken zich ook wijzigingen in de context. Kandidaat-lidstaten traden toe tot de Europese unie en nieuwe landen kregen de status van kandidaat-lidstaat. Deze beleidsmatige veranderingen en veranderingen in de context noodzaken tot aanpassing van het subsidieplafond en de wijziging in de landen van waaruit promovendi een beurs kunnen aanvragen op grond van de regeling (artikelen 1, onderdeel f, subonderdeel 2). De overige wijzigingen betreffen een aantal uit de uitvoering van de regeling voortkomende inhoudelijke dan wel technische punten. De verslagen van Nuffic omtrent de uitvoering en de werking van de HSP regeling vormden de basis voor deze wijzigingen. De wijzigingen, die hierna artikelsgewijs worden toegelicht, hebben reeds effect op subsidierelaties die in 2010 zijn aangegaan en treden daarom met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 in werking. Gelet op de bezuinigingen die dit kabinet in het vooruitzicht heeft gesteld laten de onderhavige wijzigingen onverlet de mogelijkheid dat na de komende beursronde van 2011, op grond van deze regeling geen nieuwe subsidies meer worden toegekend. Het nieuwe subsidieplafond wordt dan ook nu voor de jaren 2010 en 2011 vastgesteld (onderdeel C, artikel 3).
Artikelsgewijs Artikel I, onderdeel A De gedragscode, gedefinieerd in artikel 1, onderdeel i, is inmiddels overeengekomen en luidt thans: ‘Gedragscode internationale student hoger onderwijs’. De definitie wordt hierop aangepast.
Onderdeel B De termijn waarvoor promovendi subsidie kunnen verkrijgen wordt in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, verlengd van 24 naar 48 maanden omdat dat meer recht doet aan een reële termijn voor het afronden van een promotie. Promovendi zagen zich soms genoodzaakt hun promotieonderzoek halverwege af te breken, terwijl de regeling juist beoogt te stimuleren dat excellente promovendi hun gehele promotietraject in Nederland doen (artikel 2, tweede lid, onderdeel b). Dit komt tevens naar voren in de rangschikkingcriteria, genoemd in artikel 7, tweede lid. Voorts is de redactie van artikel 2, tweede lid, aangepast om te verduidelijken dat het de subsidie is en niet de opleiding die ten hoogste 24 maanden kan duren. Tot slot kan het derde lid van artikel 2 vervallen omdat het overgangsrecht, dat bij invoering van het accreditatiestelsel in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) was ingesteld (Stb. 2002, 302) is uitgewerkt. Elke opleiding in de zin van artikel 7.3 van de WHW is opgenomen in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (CROHO) en alleen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) geaccrediteerde opleidingen komen voor opname in het CROHO in aanmerking.
Onderdelen D en H De aanvraagprocedure, opgenomen in artikel 4 e.v. wordt in onderdeel D gewijzigd. De aanvraag is in de loop der jaren verdergaand gedigitaliseerd. Zo is het aanvraagformulier inmiddels digitaal via de website van Nuffic verkrijgbaar. Met deze wijziging is dat verduidelijkt. Overigens wordt ook al gewerkt met een digitale standaard voor de gevraagde aanbevelingsbrief. Een beurskandidaat dient zijn excellente academische kwaliteiten bij de aanvraag aan te kunnen
5
Staatscourant 2011 nr. 2761
17 februari 2011
tonen. In de loop der jaren is gebleken welke documenten daartoe meer geschikt zijn. De excellentie van de studenten en promovendi moet blijken uit studieresultaten en andere relevante activiteiten. Ook hun motivatie is van belang. Deze moet laten zien dat ze kwaliteit belangrijk vinden en hun talent willen ontwikkelen in de richting van hun voorkeur. De aanvrager kan het een en ander aantonen door middel van het overleggen van de documenten die de aanvraag dienen te vergezellen (artikel 4). In de rangschikkingcriteria is tot uitdrukking gebracht hoe excellentie wordt gewogen (artikel 7). De HSP regeling is bedoeld om studenten aan te trekken die zich in de laatste fase van een bacheloropleiding bevinden, dan wel de bachelor hebben afgerond en een masteropleiding gaan volgen. Dit is thans in de HSP regeling tot uitdrukking gebracht in artikel 4, tweede lid, onderdeel c en artikel 7, tweede lid, onderdelen a en d. Alleen kandidaten die al verder gevorderd zijn in hun studie kunnen immers redelijkerwijs en bovendien beter inzicht verschaffen in hun academische kwaliteiten. Dat een beurs ook kan worden verkregen voor onderzoek of stage mits dat regulier onderdeel is van een opleiding en dus studiepunten oplevert is thans uitdrukkelijk in de regeling opgenomen in artikel 2, eerste lid, onderdeel a. Studenten die in het buitenland verder willen studeren moeten de Nederlandse nationaliteit hebben, of moeten van de zes jaar die vooraf gaan aan het moment van inschrijving aan de buitenlandse opleiding ten minste drie jaar legaal in Nederland hebben gewoond, dezelfde eis die op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000 (WSF) voor meeneembaarheid van studiefinanciering geldt. Sommigen van de bij de aanvraag gevraagde documenten kunnen vervallen. Zo hoeven studentaanvragers niet langer een overzicht van het voorgenomen studieprogramma te verstrekken (artikel 4, derde lid, onderdeel c (oud), en vierde lid, onderdeel d). Ook hoeven zij geen begroting meer te overleggen met daarin een opgave van het subsidiebedrag dat wordt aangevraagd. De reden hiervan is dat de hoogte van de subsidie gebaseerd is op vaste bedragen. Promovendi moeten echter wel een raming van de kosten van het promotieonderzoek bij het onderzoeksplan of -voorstel voegen (artikel 4, vijfde lid, onderdeel b). Dat is juist nodig om overeenkomstig artikel 5, derde lid, onderdeel e, dat deel van de subsidie te kunnen berekenen dat een tegemoetkoming vormt in die kosten. Dit betreft weliswaar geen nieuwe eis maar is nu, in samenhang met het vervallen van artikel 4, zesde lid, expliciet opgenomen in artikel 4, vijfde lid, onderdeel b. Ook is van de verklaringen van de instellingen, betrokken bij subsidieverstrekking, geoordeeld dat het overbodig is dat de beurskandidaat die bij de aanvraag overlegt. De wijziging voorziet erin dat voortaan van de betrokken instellingen zelf een verklaring wordt gevraagd en wel nadat de subsidietoekenning heeft plaatsgevonden en alvorens deze wordt uitbetaald (artikel 9 in onderdeel H). Hierdoor wordt overmatige belasting van instellingen voorkomen. Voorts is nieuw opgenomen dat de aanvraag in de Nederlandse of Engelse taal moet worden opgesteld (artikel 4, zesde lid (nieuw)). Tevens blijkt dat studenten soms op het moment dat zij een beurs aanvragen nog niet definitief een keuze hebben gemaakt voor de instelling waaraan zij de gekozen (deel)studie, stage of onderzoek gaan vervolgen. Het is daarom toegestaan dat de studenten bij hun aanvraag (maximaal) twee instellingen opgeven waar zij hun studie zouden willen voortzetten (artikel 4, derde lid, onderdeel c (nieuw)en vierde lid, onderdeel b(nieuw)). Op basis van de specifieke kennis en ervaring, kan Nuffic desgewenst de student bij staan in de keus voor de opleiding cq het hoger onderwijs, dat het best aansluit bij de wensen van de student.
Onderdelen E, F en G Met de wijziging van artikel 6 is een aanvraagperiode preciezer afgebakend (onderdeel E). Voorts is aangegeven dat de aanvraag, inclusief de overige begeleidende documenten, uiterlijk 31 januari ontvangen moet zijn, hetgeen betekent dat de zogenaamde ontvangsttheorie wordt gehanteerd. Dit laat uiteraard onverlet dat, overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, de aanvrager in de gelegenheid moet worden gesteld om binnen een redelijke termijn een tijdig ontvangen, zij het onvolledige, aanvraag aan te vullen. Dit is in het derde lid opgenomen. Deze aanpassingen in artikel 6 zijn noodzakelijk om de tijd die beschikbaar is voor de beoordeling van de aanvragen optimaal te benutten. De rangschikkingcriteria, zoals deze nu zijn opgenomen in artikel 7, tweede lid, zijn gebaseerd op het beoordelingsprotocol, zoals deze door Nuffic en de beoordelingscommissie worden gehanteerd. Uit de rangschikkingcriteria blijkt dat, naast excellente studieresultaten, de voorkeur uitgaat naar kandidaten, die een aanvraag doen voor het volgen van een opleiding of een volledig promotieonderzoek beogen af te ronden, boven kandidaten die een stage wensen te verrichten. Kandidaten die voor een langere periode wensen te komen en recent zijn afgestudeerd genieten eveneens de voorkeur. Kandidaten met sterke referentie- en motivatiebrieven rangschikken ook hoger. Voor de selectie van kandidaten is een commissie ingesteld. De commissie adviseert de minister op zijn verzoek omtrent de beoordeling en rangschikking (onderdeel G, artikel 8, eerste lid) overeenkomstig de rangschikkingcriteria ex artikel 7. De uitslag van het selectieproces wordt aan de gekozen kandidaten via een beschikking meegedeeld en wordt tevens bekend gemaakt op de website van de uitvoeringsorganisatie.
6
Staatscourant 2011 nr. 2761
17 februari 2011
Onderdeel H en I Hierboven is de wijziging van artikel 9 in onderdeel H al deels toegelicht. Een andere aanpassing van artikel 9 betreft de eis dat de subsidieontvanger, die in het buitenland gaat studeren eerst een bewijs van toelating dient te sturen voordat tot uitbetaling van de subsidie wordt overgegaan (tweede lid). De instellingen die studenten en promovendi uit het buitenland ontvangen, nemen de toelating van de kandidaat op in hun verklaring (eerste en derde lid, onderdeel a) Artikel 11, derde lid (onderdeel I) wordt aangepast omdat de termijn van drie maanden in de praktijk voor de student die in het buitenland verbleef soms te kort blijkt om informatie van de buitenlandse instelling te vergaren over zijn studie (onderdeel I). Deze termijn wordt daarom verlengd van drie maanden tot zes maanden. Bovendien worden niet in alle situaties gewaarmerkte cijferlijsten aan studenten verstrekt, met name niet bij stages. In dergelijke gevallen kan worden volstaan met het overleggen van een verklaring van de buitenlandse instelling betreffende deelname aan het onderwijs. Het vierde lid van artikel 11 inzake de informatieplicht van de promovendus kan vervallen omdat de instelling, vanwege de academische en financiële relatie met de student en de promovendus die vanuit het buitenland met een HSP-beurs wordt ontvangen, in eerste instantie verantwoordelijk wordt gehouden voor het informeren van de minister over de resultaten van het verblijf. Om die reden was in artikel 11 de student, die naar Nederland komt met een HSP-beurs, al geen informatieplicht over zijn studieresultaten opgelegd. Dit neemt niet weg dat de student en promovendus een actieve rol hebben in deze informatievoorziening. Met name bij een promotieonderzoek zijn het immers in eerste instantie de promotor en de promovendus die het evaluatieverslag zullen moeten opstellen en ondertekenen (artikel 9, derde lid, onderdeel b in onderdeel H).
Onderdeel J De artikelen 13 en 16 kunnen vervallen omdat de vergoeding (subsidie) die Nuffic voor het uitvoeren van het Huygens Beurzen programma ontvangt en de rekening en verantwoording die Nuffic aflegt over de uitgaven en inkomsten die aan de uitvoering daarvan zijn verbonden, integraal onderdeel zijn geworden van de totale subsidie die aan Nuffic wordt verleend voor de uitvoering van het Activiteitenplan Nuffic 2008–2011. De betreffende subsidiebeschikking voorziet tevens in een integrale beleidsmatige en financiële verantwoording. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra.
7
Staatscourant 2011 nr. 2761
17 februari 2011
5.2 Bijlage II: Leden van de Huygensbeoordelingscommissie 2011
44
Drs.
T.A.
Maas-de Brouwer
Hay Group
Voorzitter
Prof.
D.F.J.
Bosscher
Rijksuniversiteit Groningen
Huygens INT
Prof.
J.
Gupta
Vrije Universiteit Amsterdam
Huygens INT
Prof.
H.M.
Prast
Universiteit van Tilburg
Huygens INT
Drs.
W.J.
Renger
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
Huygens INT
Prof.
L.J.
Beheydt
Leiden Universiteit
Neerlandistiek
Drs.
L.
Van den Bosch
Nederlandse Taalunie
Neerlandistiek
Prof.
M.Th
Leuker-Pelties
Universität zu Köln
Neerlandistiek
Prof.
F.P.
Weerman
Universiteit van Amsterdam
Neerlandistiek
Dr.
M.R.
Doortmont
Rijksuniversiteit Groningen
Promovendi
Prof. mr.
J.E.J
Prins
Universiteit van Tilburg
Promovendi
Dr.
A.
Zorlu
Universiteit van Amsterdam
Promovendi
Prof. dr. ir.
A.
De Boer
Universiteit Twente
Huygens NL
Prof.
A.M.A.P.
Van den Bossche
Universiteit van Antwerpen
Huygens NL
Drs.
K.W.
Van der Hoek
Stenden Hogeschool
Huygens NL
Prof.
M.L.
Waaldijk
Universiteit Utrecht
Huygens NL
5.3 Bijlage III: Protocol voor de beoordeling van aanvragen Huygens Scholarship Programme (versie Huygens INT) A.
Administratieve verwerking
1.
Is het dossier compleet?
Als een student een beurs wil aanvragen van het Huygensprogramma moet hij/zij twee dingen doen: a. Een digitaal aanvraagformulier invullen op de website van de Nuffic. b. Een papieren dossier insturen met een aantal documenten ter ondersteuning van zijn/haar aanvraag. • •
ad a. Het digitale aanvraagformulier moet via een webapplicatie, waarop de aanvrager zich registreert, worden ingediend. ad b. Een papieren dossier moet de volgende documenten bevatten: 1. aanvraagformulier (een afgedrukte, aangevulde en ondertekende versie van het digitale aanvraagformulier ); 2. aanbevelingsbrief (nomination letter) van de Nederlandse instelling; 3. curriculum vitae; 4. kopieën van relevante cijferlijsten, diploma’s en certificaten; 5. motivatie voor de studie in Nederland; 6. twee referentiebrieven; 7. kopie paspoort of identiteitskaart.
Volgens de Huygensregeling zijn een ondertekend aanvraagformulier en een nomination letter van de Nederlandse instelling vereiste documenten. Als deze twee bij de Nuffic binnen zijn, krijgt de aanvrager een ontvangstbevestiging, waarin staat dat de aanvraag compleet is. Als een van de vereiste documenten ontbreekt, krijgt de aanvrager per e-mail een brief waarin staat dat de Nuffic het ontbrekende document tot 1 februari in ontvangst neemt. Indien er op 27 januari of later, maar voor 1 februari, een onvolledige aanvraag binnenkomt, krijgt de aanvrager per e-mail een brief dat hij nog 4 werkdagen heeft om zijn aanvraag te completeren. Bij tijdige ontvangst van het ontbrekende document volgt een ontvangstbevestiging. Als het ontbrekende document niet komt, wordt de aanvraag op 7 februari (eerste werkdag na mogelijkheid nog aan te vullen) afgewezen op ‘afgewezen te laat’.6 Als een van de andere documenten die de Nuffic vraagt ontbreekt, wordt geen rappel gestuurd. De ontbrekende documenten kunnen nog wel tot 1 februari per post of e-mail worden nagestuurd. De aanvraag wordt uiteindelijk normaal beoordeeld. Jurisprudentieel is bepaald dat bij een systeem van gelijktijdige vergelijking van de aanvragen aanvullingen, die na de sluitingsdatum worden ingediend, niet meer worden meegenomen in de beoordeling.
2.
Voldoet het dossier aan de minimumeisen?
De volgende stap is: nagaan of de aanvraag voldoet aan de minimumeisen die de Huygensregeling stelt om voor een beurs in aanmerking te komen. Deze minimumeisen zijn: • • •
6
Duur van de gevraagde beursperiode in Nederland: minimaal 6, maximaal 24 maanden. Bij gelijke beoordeling genieten aanvragen voor 12 tot 24 maanden de voorkeur. Een buitenlandse vooropleiding: de aanvrager heeft een buitenlandse vooropleiding (ten minste vwo) gevolgd. Studieprogramma: het beoogde studieprogramma is een bachelor- of masterprogramma, of de beoogde stage vormt een regulier onderdeel van een bachelor- of masterprogramma (dient studiepunten op te leveren). De voorkeur wordt gegeven aan studie boven stage. - Bachelor-/masterniveau: hij/zij studeert op bachelorniveau (laatste fase)7 of op masterniveau.
Na bezwaren van aanvragers heeft de Nuffic deze procedure moeten aanpassen: onvolledige aanvragen mochten nog twee weken na 1 februari
worden aangevuld. 7
Hbo 3e en 4e jaar, wo alleen laatste jaar..
45
- De aanvrager is bij aanvang van het nieuwe studiejaar (1 september) niet ouder dan 35 jaar. Bij gelijke beoordeling genieten jongere aanvragers de voorkeur. - CROHO: de student moet (op het moment dat hij zijn beurs krijgt) zijn toegelaten tot een in CROHO opgenomen opleiding. Als de leeftijd of de studieduur niet voldoet, volgt direct een afwijzing (op basis van “niet voldoen aan de formele criteria”). De overige minimumeisen worden bij de beoordeling getoetst.
B.
Voorselectie
Nadat er gecontroleerd is of alle aanvragen compleet zijn en aan de minimumeisen voldoen, wordt het aantal aanvragen vastgesteld. De Nuffic houdt hierbij rekening met de voorkeur die wordt gegeven aan een langere beursperiode. Afhankelijk van dit aantal kiest het afdelingshoofd van de afdeling Beurzen de wijze van beoordelen. Indien er bepaald wordt dat de aanvragen, binnen de beschikbare tijd, kwalitatief een goede beoordeling kunnen krijgen, dan kan de reguliere beoordelingssystematiek gehanteerd worden (zie B.1 t/m B.4). Indien het aantal aanvragen daarvoor te hoog is, wordt de systematiek van het ‘trapsgewijs beoordelen’ gehanteerd (zie B.6).8
1.
Inhoudelijke beoordeling
Voor de inhoudelijke beoordeling van het dossier houden de beoordelaars rekening met de volgende punten: • aanbevelingsbrief (nomination letter); • curriculum vitae; • informatie over studie en studietempo in de initiële opleiding; hoe lang is de kandidaat al afgestudeerd? • de gemiddelde studieresultaten; • niveau/reputatie van de buitenlandse instelling (voor zover in te schatten); • inhoud en originaliteit van de motivatie; studieplan en aansluiting tussen opleiding en Nederlandse vervolgstudie; toekomstplannen; • ‘degree’ of ‘non-degree’: een aanvraag moet tot een graad leiden; • referentiebrieven; • taalvaardigheid; we gaan ervan uit dat een kandidaat een voldoende taalvaardigheid heeft als een instelling hem/ haar aanbeveelt. Eventuele gegevens over taalvaardigheid kunnen het oordeel wel enigszins beïnvloeden.
2.
Beoordelingsformulier
De beoordelaar geeft aan elk van de bovengenoemde onderdelen een kwalificatie: ruim voldoende, goed, zeer goed, uitstekend. Die kwalificatie wordt met een korte verantwoording ingevuld op het adviesformulier. Op het beoordelingsformulier staan de volgende rubrieken: 1. aanbevelingsbrief/voordracht (nomination letter); 2. cv/diploma’s/cijferlijsten; 3. motivatie; 4. referentiebrieven; 5. eindoordeel. Het adviesformulier wordt afgesloten met een eindoordeel met dezelfde keuze uit bovengenoemde kwalificaties,waarbij de antwoorden op bovengenoemde vragen worden meegewogen. Bij het eindoordeel wordt altijd een kleine samenvatting gegeven van het dossier en een motivering van het oordeel. De betekenis van de kwalificaties is de volgende:
8
46
Uitstekend
Een bijzonder goede kandidaat, komt zonder enige twijfel in aanmerking voor een beurs.
Zeer goed
Zeer goede kandidaat, maar niet met zekerheid uitzonderlijk; komt zeer waarschijnlijk in aanmerking voor een beurs.
Goed
Een goede kandidaat, die aan alle voorwaarden voldoet; kan in aanmerking komen voor een beurs als er voldoende budget is.
Ruim voldoende
Een redelijke kandidaat, die net niet aan alle voorwaarden voldoet.
Omdat het aantal aanvragen, vergeleken bij de ronde 2010, was afgenomen, kon voor de reguliere beoordelingssystematiek worden gekozen.
Het eindoordeel is geen optelling van de diverse onderdelen, maar het is gebaseerd op het beeld dat de beoordelaar heeft gekregen van de totale aanvraag. Kandidaten moeten met zeer goede resultaten studeren of (recent) een opleiding met zeer goede resultaten hebben afgesloten. Dat kan onder meer blijken uit de cijfers en de studieduur. Een kandidaat met een iets lager cijfergemiddelde kan toch worden geselecteerd, als dat gecompenseerd wordt door een hoge waardering van de andere criteria (bijvoorbeeld extra studiepunten, relevante nevenactiviteiten, een tweede studie of een andere goede reden). Als cijfers ontbreken kan misschien uit de brieven van de referenten blijken wat het niveau van de aanvrager is, bijvoorbeeld door een aanduiding als ‘top 5%’, ‘top 10%’, of dergelijke. Het is vaak moeilijk uit de buitenlandse studieresultaten op te maken of het om een excellente kandidaat gaat, bijvoorbeeld omdat de instelling niet bekend is of omdat landen een voor ons ondoorzichtig cijfersysteem hanteren. Soms kan de Nuffic-afdeling Onderwijsvergelijking uitkomst bieden.
3.
Aparte beoordeling bachelor- en masterkandidaten
Het is moeilijk om bachelor- en masterkandidaten met elkaar te vergelijken, daarom worden ze apart beoordeeld. Beide groepen moeten voldoen aan de minimumeisen en beide groepen worden beoordeeld op alle onderdelen zoals hierboven beschreven. Er wordt echter apart beoordeeld, omdat het een en ander bij een masteraanvraag zwaarder wordt gewogen dan bij een bacheloraanvraag. Er mag natuurlijk meer verwacht worden van een masterstudent. Bijvoorbeeld: bij een bachelordossier wordt minder zwaar beoordeeld wat een student heeft gedaan naast zijn/haar studie. Cijfergemiddelde middelbare school, cijfergemiddelde hoger onderwijs tot nu toe, wat de kandidaat wil gaan doen en waarom, wegen zwaarder mee in de beoordeling.
4.
Beoordeling kunstopleidingen
Als de beoordelaars een kandidaat met zeer goed beoordelen, maar advies behoeven over hun oordeel, wordt er zo mogelijk een beroep gedaan op expertise van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) of de Hogeschool voor Beeldende Kunst Den Haag (HBKD). Nadat alle dossiers beoordeeld zijn, wordt er vastgesteld in welke eindoordeelgroep de lijn tussen wel/geen beurs zich bevindt. Vaak is dit in de groep goed of zeer goed.
5.
De dossiers voor de Huygensbeoordelingscommissie
De dossiers met eindoordeel uitstekend en bijna alle zeer goed worden niet voorgelegd aan de commissie. Die komen zonder meer in aanmerking voor een beurs. Uit ervaring blijkt dat in verhouding niet veel dossiers de kwalificatie uitstekend zullen krijgen. Een groep van 60 goede kandidaten, waar de lijn wel/geen beurs doorheen loopt, wordt aan de commissie voorgelegd. Zij bepalen vervolgens de ranking binnen deze 60 aanvragen. Aanvragen met kwalificatie ruim voldoende worden in eerste instantie niet voorgelegd. Theoretisch is het mogelijk dat er na selectie uit de categorieën uitstekend en zeer goed en goed nog ruimte over is. De beste van deze aanvragen kunnen in aanmerking komen om geselecteerd te worden voor een beurs. Hierover wordt met de voorzitter van de beoordelingscommissie van het Huygensprogramma overlegd.
6.
Trapsgewijs beoordelen
Indien het aantal aanvragen dermate hoog is, dat het Huygensteam niet binnen de daarvoor vastgestelde tijd een kwalitatief goede beoordeling kan doen volgens de van B.1 t/m B.4 genoemde systematiek, dan kan het afdelingshoofd van de afdeling Beurzen besluiten te beoordelen volgens de systematiek van het ‘trapsgewijs beoordelen’. Het trapsgewijs beoordelen is een systematiek met het doel te komen tot een meer efficiënte beoordeling met behoud van een kwalitatieve selectie. Als eerste stap worden alleen de twee belangrijkste onderdelen uit een aanvraag
47
beoordeeld om gelijk een eerste selectie te maken tussen aanvragen die geen kans hebben op een beurs en aanvragen die dat wel hebben. De prioritering van de onderdelen is als volgt: 1. 2. 3. 4.
cv en cijferlijsten motivatie nomination/admission referenties
Alleen de dossiers waarin voor onderdelen 1 en 2 een uitstekend en/of een zeer goed wordt gegeven, gaan door naar de beoordeling van de nomination letter en zo verder. Een groep van 60 goede kandidaten, waar de lijn wel/geen beurs doorheen loopt, wordt aan de commissie voorgelegd. Die bepaalt vervolgens de ranking binnen deze 60 aanvragen
7.
Beoordelingsformulier voor de beoordelingscommissie
We vragen de commissieleden om op het ‘beoordelingsformulier commissie’, met behulp van drie categorieën, individueel hun oordeel te bepalen. De leden kunnen eerst controleren of een dossier inderdaad voldoet aan de minimumeisen (optioneel) of meteen overgaan tot de inhoudelijke beoordeling. In principe krijgt de commissie van ons geen dossiers die niet voldoen aan de minimumeisen. A+ De drie categorieën waaruit de commissie kan kiezen zijn: A B C
uitstekend; absoluut een beurs; zeer goed; een beurs voor zover toereikend budget; goed: een beurs voor zover toereikend budget.
A A- B+ B
In geval van twijfel kunnen commissieleden ook, bijvoorbeeld, een B+ (‘iets meer dan zeer goed’), of B- (‘iets minder dan zeer goed) geven (zie ook grafiek hiernaast). De leden van de commissie wordt verzocht om bij elke aanvrager een korte motivering (toelichting) te geven voor de keuze voor een categorie.
Uitstekend
Zeer goed
B- C+ C
Goed
C-
NB De regeling geeft in de toelichting aan dat een lid van de beoordelingscommissie niet mag deelnemen “aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien hij een persoonlijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag”. We verzoeken de commissieleden om hun beoordeling binnen twee weken naar de Nuffic te sturen, bij voorkeur per e-mail op de digitale (Excel)-versie van het beoordelingsformulier, maar het is ook mogelijke een ingevulde afdruk daarvan per fax of per post te sturen. Het Huygensteam maakt een lijst van de beoordeelde kandidaten met de door de commissieleden gegeven waarderingen. Op de lijst wordt aangegeven bij welke aanvragers de commissieleden sterk uiteenlopende waarderingen hebben gegeven. Deze lijst wordt in een vergadering aan de leden van de commissie voorgelegd. De leden beraadslagen over de uiteenlopende waarderingen, met het doel tot een unaniem eindoordeel te komen. De commissieleden wordt verzocht om na de vergadering de dossiers van de aanvragers te vernietigen of ze voor vernietiging naar de Nuffic op te sturen.
8.
Vaststelling
De Nuffic zet de uitkomst van de selectie af tegen het beschikbare budget en maakt een definitieve lijst waarin de aanvragen in een rangorde zijn gezet. Het aantal kandidaten dat binnen het budget past, komt in aanmerking voor een
48
beurs. Van de rest van de lijst wordt een dertigtal aangewezen als reserves. De lijst van geselecteerden en reserves wordt ter fiattering aan de voorzitter van de beoordelingscommissie van het Huygensprogramma voorgelegd en daarna op internet gepubliceerd. De kandidaten ontvangen per e-mail een brief waarin hun wordt meegedeeld of ze geselecteerd of afgewezen zijn, dan wel op de reservelijst staan. We streven ernaar om de twee acties te laten samenvallen, in ieder geval kort na elkaar te laten plaatsvinden. Kandidaten kunnen tegen de afwijzingsbeslissing in beroep gaan bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het ministerie van OCW. Voor die procedures zijn de goed ingevulde advies- en beoordelingsformulieren van groot belang.
49