Dienst uitvoering en toezicht Energie Project DCO / Nummer 101701 Postbus 16326 2500 BH den Haag
Driebergen, 18 maart 2004
[email protected]
Per Post en Per e-mail
Dames, Mijne Heren, Wij zijn teleurgesteld in het informatie- en consultatiedocument omtrent decentrale opwekking van elektriciteit (DCO), dat u voor reactie 26 februari 2004 toezond. Ons inziens toont het document een te gering feitelijk inzicht in de huidige situatie van de Nederlandse elektriciteitsvoorziening, met name ten aanzien van de ontwikkeling van het productievermogen, de rol en betekenis van WarmteKrachtKoppeling (WKK) daarbinnen, en van de netten. Door deze onscherpe analyse van de huidige situatie en haar historische achtergrond ontstaat het gevaar dat uw daarop gebaseerde aanbevelingen of besluiten de toekomstkansen voor WKK en andere vormen van DCO verminderen. Wij spreken daarover onze ernstige zorg uit, vanuit de overtuiging dat juist DCO, en daarbinnen WKK, een belangrijke verdere bijdrage kan geven aan de verdere ontwikkeling van een betrouwbare, duurzame en economische energievoorziening in Nederland. Cogen Nederland behartigt de belangen van hen die bij WKK betrokken zijn. WKK vermogen wordt gebruikt om meer dan de helft van de Nederlandse elektriciteit op te wekken op een betrouwbare, duurzame, en relatief schone wijze. De leden van Cogen Nederland vertegenwoordigen meer dan 85% van het in Nederland opgesteld WKK vermogen. Cogen Nederland werkt met andere bedrijven en instanties samen om gezamenlijk belangen te behartigen – het WarmteKrachtPlatform - en in werkgroepen om ontwikkelingen te bevorderen, bijvoorbeeld ten aanzien van micro- en kleinschalige WKK en gasmotoren. Voordat wij de door u in het consultatiedocument gestelde vragen beantwoorden geven wij onderstaand eerst een beeld van de Nederlandse elektriciteit voorziening, de opstelling van productievermogen, de rol van WKK daarbij en de invloed daarvan op de Nederlandse elektriciteitsnetten. Zo ontstaat het beeld van een Nederlandse voorziening die haar goede prestaties in hoge mate te danken heeft aan haar relatief sterk “decentraal” karakter, dat mede door de grote rol van WKK in Nederland ontstaan is. Wij zullen ons in dit deel van onze reactie sterk baseren op publicaties van TenneT en EU maar wijzen erop dat dezelfde, objectieve waarnemingen omtrent Nederland op vele andere plaatsen goed gedocumenteerd zijn. Na de beantwoording van de door u gestelde vragen zullen wij conclusies trekken en aanbevelingen doen om tot goed afgewogen beeld- en besluitvorming te komen.
De Nederlandse energie voorziening heeft nu reeds een sterk “decentraal”karakter. Het productievermogen om elektriciteit op te wekken uit kolen, gas en uranium zoals dat nu in Nederland is opgesteld, komt voort uit een structuur van gemeentelijke en provinciale energie bedrijven. Dat zorgde voor een sterke geografische spreiding van dat vermogen over Nederland en een navenante gunstige invloed op de structuur van de elektriciteitsnetten. De elektriciteitsvoorziening had een volledig decentraal karakter. De laatste jaren zijn deze factoren bij de locatiekeuze voor nieuw vermogen verminderd, maar nog altijd weerspiegelt het huidige productiepark deze invloeden. TenneT schrijft in haar capaciteitsplan 2003-2009: “Invoeding is allang niet meer goed gespreid over het land. Er zijn 5 locaties in Nederland waarop meer dan 1000 MW productievermogen staat opgesteld. De toplocatie hierbij is Eemshaven met een opgesteld vermogen van 2300 MW. Verder is er een beperkt aantal locaties met een omvang tussen 200 MW en 1000MW. De rest, zo’n 30% van het vermogen, is verspreid over kleine vestigingsplaatsen, vaak dicht bij industrieën.” Er is dus, vanuit een historisch goede spreiding over het land, een tendens tot concentratie van de invoeding, waarbij we opmerken dat TenneT impliciet haar waardering voor een goede spreiding van productie vermogen aangeeft. “Onder invloed van het Nederlands energiebeleid ( subsidies warmtekrachtkoppeling) is de totale hoeveelheid warmtekrachtvermogen in Nederland in de afgelopen decennia enorm toegenomen. Meer dan de helft van de in Nederland opgewekte elektriciteit komt uit klein- en grootschalig warmtekrachtvermogen. Het Nederlands productiepark bestaat momenteel voor 40% uit warmtekrachtvermogen. Met deze penetratiegraad behoort Nederland samen met Denemarken(50%) en Finland (35%) tot de koplopers in West-Europa” aldus TenneT. Uit uw consultatiedocument blijkt dat WKK meer dan 90% van de opgewekte elektriciteit van de in de figuren 1 en 2 genoemde bronnen (wind, water, afval, biomassa, WKK) verzorgt. Beide bovengenoemde factoren – geografisch goed gespreid klassiek productie vermogen en een zeer hoge penetratiegraad van zeer goed in het net verspreid opgesteld WKK vermogen – hebben de structuur van het huidige elektriciteitsnet in Nederland bepaald. Ontstaan uit provinciale netten, met een koppelnet in de hoogste netvlakken, is een fijn vermaasde, stabiele en economische structuur van gekoppelde regionetten ontstaan, met een ringstructuur in de hoogste netvlakken en een overwegend stervormige structuur in de lagere netvlakken.
De samenhangende ontwikkelingen van productievermogen en netstructuren in Nederland hebben een gemengd centraal/decentraal beeld doen ontstaan. Met kracht bestrijden we de opmerkingen als dat DCO een nieuwe ontwikkeling is die recent in Nederland een toenemende invloed heeft op (distributie)netwerken. Dat geldt alleen voor nieuwere vormen van elektriciteit productie zoals bijvoorbeeld wind- of zonvermogen die nu slechts een zeer klein deel van de invoeding verzorgen en sterk afwijkende invloeden op het net hebben vergeleken met WKK. Ten aanzien van het WKK vermogen merken wij op dat dit vermogen invoedt op allerlei –ook hogere – netvlakken en daardoor op verschillende wijzen structuur, kosten en verliezen van de netten beïnvloedt. Het gemengde karakter van de Nederlandse elektriciteitsvoorziening toont zich ook in de verdeling van de afname en invoeding over de netvlakken zoals door TenneT wordt gepubliceerd. In Nederland wordt het grootste deel van de elektriciteit ingevoed op het 110/150 kV netvlak. De grote invoeding op 50kV of lagere netvlakken is ongeveer gelijk aan de invoeding door Nederlandse productie op het hoogste 220/380kV netvlak, zoals uit bovenstaande TenneT figuur blijkt. Voor een goede beeldvorming over “centraal/decentraal” moet bedacht worden dat wanneer er in Nederland hypothetisch een strikt centrale elektriciteit voorziening zou zijn, deze waarschijnlijk uit 4 centrales van 4000-5000 MW zou bestaan, opgesteld in de hoeken van ons land, van waaruit door uitsluitende invoeding op het hoogste netvlak en door middel van stervormige netten elektriciteit getransporteerd en gedistribueerd zou worden. Zulke kwetsbare structuren van productie, transport en distributie zijn in de Verenigde Staten, Polen, Rusland en vele andere – geografisch grote – landen te vinden. Nederland dankt haar goede prestatie qua betrouwbaarheid, milieu en T&D kosten van haar elektriciteitsvoorziening in belangrijke mate aan haar gemengd centraal/decentraal karakter en de rol van WKK daarbij. TenneT maakt in haar Capaciteitsplan 2003-2009 ook een gedegen analyse van de toekomstige ontwikkelingen van vraag, productie en transport en distributie van elektriciteit. Wij verwijzen naar haar publicaties daaromtrent en vatten onderstaand alleen de belangrijkste conclusies daarvan samen. Gebaseerd op 4 lange termijn scenario’s concludeert TenneT voor de voorziene aanpassingen in het net voor de periode 2010-2025: “Binnen het totale pakket van ontwikkelingen uit de scenario’s zullen nieuwe koleneenheden, offshore windpunten en vergroting van import/export de grootste consequenties voor het transportnet hebben. Nieuwe verbindingen en vervanging van bestaande verbindingen door verbindingen met een hogere capaciteit kunnen noodzakelijk worden. Waar de uitbreidingen noodzakelijk zijn, is afhankelijk van de lokalisering van het nieuwe vermogen. Voor koleneenheden wordt aangenomen dat de vier zeelocaties uit het vigerende SEV aantrekkelijke vestigingslocaties zullen zijn. Hierdoor kunnen in de toekomst beperkingen ontstaan voor de afvoer van vermogens vanaf deze locaties……Warmtekrachtvermogen met gas als brandstof zal vermoedelijk gerealiseerd worden dicht bij de belastingcentra en daardoor minder consequenties voor het hoogspanningsnet hebben.”
De 4 TenneT scenario’s laten grote verschillen zien in de gevolgen die variaties van het productievermogen hebben op de structuren en kosten van de netten. TenneT schrijft: “In de scenario’s Groen Europa en Regionale Duurzaamheid zal de nieuwbouw van grootschalig vermogen gedomineerd worden door gasgestookte (warmtekracht) eenheden. Deze eenheden zullen naar alle waarschijnlijkheid vrij homogeen verspreid door het land gebouwd gaan worden. Alle locaties voor grootschalig gasgestookt productievermogen, zoals beschreven in het tweede Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV), komen hiervoor in principe in aanmerking. In het scenario Groen Europa zou mogelijk wel een deel van de voorziene uitbreiding aan grootschalig vermogen verdrongen kunnen worden door microwarmtekrachteenheden. In de scenario’s Onbegrensd Europa en Zelfvoorzienende Regio zal de nieuwbouw voor een aanzienlijk deel bestaan uit kolenvermogen. Nieuwbouw van dit type vermogen zal voornamelijk plaatsvinden op locaties met goede aanvoermogelijkheden voor de brandstof, zoals het viertal zeelocaties uit het tweede Structuurschema Elektriciteitsvoorziening.” Binnen het scenario Groen Europa wordt door TenneT helder de verschillende invloed van de dan dominante technologieën – microwarmtekracht en offshore windvermogen – geschetst. “Dit scenario zal mogelijk kunnen leiden tot een trendbreuk in de transportfunctie van het hoogspanningsnet, tengevolge van de groei van microwarmtekracht- en met name offshore windvermogen. De groei van microwarmtekracht kan resulteren in een verminderde benutting van de transformatorcapaciteit met de regionale netten, doordat een deel van de vraag lokaal gecompenseerd wordt door de productie van de microwarmtekrachteenheden. De toename in windenergie zal, vanwege het grillige aanbod aan windvermogen, de ontwikkeling van een robuust netwerk met hoge transportcapaciteiten noodzakelijk maken om sterk fluctuerende vermogensstromen te kunnen accommoderen.” Wij wijzen op de tegengestelde invloeden van twee verschillende technologieën: vermindering van transport en transformatie kosten en verliezen door (micro) warmtekracht en toename van netten en capaciteiten en samenhangende kosten ten gevolge van wind. TenneT neemt van een aantal effecten van de lange termijn scenario’s voor de komende zeven jaar aan, dat deze nog geen significante bijdragen aan de elektriciteitsvoorziening zullen leveren, maar erkent helder hun ook nu reeds bestaand effect.
WKK leidt tot verminderde kosten van netten en verliezen WKK is een brandstof onafhankelijk principe, het werkt met kolen, gas, biomassa of uranium als grondstof voor elektriciteitsconversie. Het nuttig gebruik van de bij elektriciteit conversie vrijkomende warmte leidt tot een superieure energetische efficiency en een relatief lage uitstoot van CO2 per geproduceerde kWh. WKK superieure energie efficiëntie
Source: Alstom at WEC congress 2001
WKK superieure koolstof efficiëntie
Source: Cogen Europe at Cogen Europe conference 2003
Naast bovenstaande bijdragen door WKK aan brandstof besparing en vermindering van de uitstoot van broeikasgassen draagt gespreide WKK gemiddeld ook bij aan het vermijden van kosten van netten en verliezen bij transport en transformatie. Ook de Europese Unie onderschrijft het belang van DCO en WKK daarbinnen. In haar publicatie: “New ERA for electricity in Europe; Distributed Generation: key issues, challenges and proposed solutions” schrijft zij onder andere: “In general distributed generation reduces transmission losses – estimates of power lost in long-range transmission and distribution systems is of the order of 7% in OECD countries – and helps to bypass “congestion” in existing grids. It enables the use of waste heat (via CHP) improving overall system efficiency. Power quality and reliability can also be enhanced. From an investment point of view it is generally easier to find sites for RES and other DG than for large central powerplant and such units can be brought on-line more quickly. Capital exposure and risk is reduced and unnecessary capital exposure avoided by matching capacity increase with local demand growth”. Duidelijk is dat WKK in de ogen van de E.U. in de toekomst een centrale rol speelt in de opbouw van een goede, robuuste, duurzame en economisch energievoorziening. Zij schrijft: “Distributed generation (DG) will play a key role in this novel concept. It covers a broad range of technologies, including many renewable technologies supplying small-scale power at sites close to users. Highly efficient combined heat and power (CHP) plants, back-up and peak load systems are providing increasing capacity. Together with renewable energy, these technologies offer new market opportunities and enhanced industrial competiveness. To pave the way to a sustainable energy future based on large-scale share of DG, there is a clear need to prepare the European power system for a large-scale integration of both renewable and other distributed energy sources, including fuel cells. The greatest potential market for DG is displacing power supplied through the grid. On-site production minimises transmission and distribution losses as well as transmission and distribution costs, a significant part ( above 30%) of the total electricity cost.
As the demand for more and better quality electrical power increases, DG can offer alternatives for reliable, cost-effective, premium power for homes and business.” Bovenstaande visie wordt thans door de E.U. geïmplementeerd. Onderdeel daarvan is het recent aangenomen “CHP directive”, wat de komende jaren in de nationale wetgevingen ingevoerd gaat worden. Duidelijk is dat vanuit deze visie een geheel andere kijk op netwerken voor T&D van elektriciteit gevraagd wordt. Een belangrijke verschuiving van centrale productie en topdown, passieve netwerken naar decentrale productie met geïntegreerde, actieve netwerken zal optreden.
W k k a ls k e rn v a n d e c e n tra le s y s te m e n
S ourc e : E U D G R esearc h; M .S anchez at C E C 2 002
Bedacht moet worden dat Nederland relatief ten opzichte van Europa reeds grote stappen op dit pad heeft gezet, zoals overstaand aangetoond. De verdere ontwikkeling van DCO zal de architectuur van de toekomstige netwerken sterk veranderen. De E.U. schrijft: “The models for the architecture of future electricity systems recognise the fundamental fact that with increased levels of DG penetrating the distribution network can no longer be considered as a passive appendage to the transmission network. The entire system must be designed and used as an integrated unit”. Dat hiermee ook belangrijke besparingen van kapitaalskosten te bereiken zijn wordt geïndiceerd door simulaties van de mogelijke ontwikkelingen van het Europees T&D netwerk. In zulke studies, onder andere van WADE en Cogen Europe, blijkt dat voor het Europese net een besparing tot 30% op de additionele kosten voor nieuw aan te leggen T&D mogelijk is bij een toenemende penetratie van DCO, waarvan een groot deel WKK.
W K K o n tw ik k e lin g s to k t Installed CHP-capacity (MWe
9.000 8.000 7.000
Gas Engines District Heating Industrial CHP
6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 1987
1989
1991
1993
1995
1997
1999
2001
2003e
De sterke toename van WKK vermogen in Nederland heeft vanwege haar goede geografische spreiding en de nabijheid van grote vraag naar elektriciteit op of rond haar vestigingsplaats onweerlegbaar grote invloed op de ontwikkeling van het Nederlands T&D net gehad. De locatie prikkel voor WKK is de nabijheid van warmtevraag. Vaak is op locaties met veel warmtevraag ook veel elektrisch vermogen gevraagd voor industriële processen of voor ruimteverlichting en dergelijke. Dientengevolge komt WKK vaak terecht op locaties met veel vraag naar vermogen en voorkomt de installatie van WKK de aanleg en kosten van additionele netten. Eenmaal daar geïnstalleerd voorkomt WKK gemiddeld verliezen in transport en transformatie. Mede daarom heeft Nederland – volgens uitspraken van DTE – in Europese vergelijking lage tarieven voor Transport en Distributie. De afname in de groei van WKK in Nederland bedreigt naast de leveringszekerheid en de milieu prestatie van de Nederlandse energievoorziening ook – op de langere duur – de gunstige positie die Nederland nu inneemt ten aanzien van de kosten van T&D. Samenvattend: de grote hoeveelheid, spreiding, gemengde invoeding en diversiteit aan WKK vermogen geeft in Nederland een belangrijke bijdrage aan een robuuste en milieuvriendelijke energievoorziening, onder andere door het vermijden van T&D kosten en verliezen.
Commentaar op uw document toont diepgaande bezwaren Tegen de hierboven geschetste achtergrond zullen we nu commentaar geven op uw informatie en consultatie document, nummer 101701-4. Hierbij maken we korte opmerkingen over de randnummers van uw document en zullen de daarin gestelde vragen kort beantwoord worden. Alle hierna gegeven commentaar geldt alleen voor WKK. Uitgangspunt is de gemiddelde bijdrage van WKK, indien nodig worden opmerkingen gemaakt over de bijdragen van speciale WKK installaties, bijvoorbeeld grote industriële WKK of micro WKK. Samenvatting 1-9. Wij hebben grote bedenkingen en bezwaren tegen de in randnummers 1 – 9 gepresenteerde samenvatting, op grond van ons hieronder gegeven commentaar op de onderliggende details. Aanleiding en doel van dit informatie en consultatiedocument 10. De gedane beweringen over ontwerpcriteria van de huidige Nederlandse netwerken en hun “niet berekend zijn” op veel decentrale invoeding zijn niet met onderbouwd en worden door eerder genoemde feiten en bronnen weerlegd. 11. Bij de mogelijke actoren waarover de kosten en besparingen verdeeld worden ontbreekt het grootschalig productie vermogen. Indien het kostenveroorzakers principe leidend is voor de verdeling van kosten en baten van D&T over invoeders en afnemers dienen daarbij alle partijen – ook import en export – betrokken te worden. In randnummer 14 wijst u terecht op het verbod in de E-wet om tussen “afnemers” te discrimineren. Ook alle kosten soorten en methoden van verrekening dienen in zo’n afweging betrokken te worden. Naast het LUP bijvoorbeeld ook het deel van de kosten van het transportnet dat via de systeemdiensten doorbelast wordt. 12. Op zich wordt het principe dat DTE geen beleid voert op het net onderschreven. Op het net dient alleen het kostenveroorzakers / kosten vermijdersprincipe een zo goed mogelijke verdeling van kosten en baten tot stand te brengen. Daarnaast moet DTE zich vanzelfsprekend voegen naar de door de E.U. daarvoor gegeven richtlijnen omtrent die verdeling. DTE – of wellicht EZ – dient zich echter niet te onttrekken aan het voeren van een beleid ten aanzien van het net. Zoals aangetoond noopt de grote samenhang tussen productie en T&D, nu en in de toekomst, tot een integrale afweging. De omvang van DCO – volgens uw eigen definitie invoedend onder 110 kV en daarmee een derde van de Nederlandse invoeding op het net veroorzakend – in Nederland is zo groot dat het moeilijk voorstelbaar is dat u DCO volgens deze definitie als een exogene factor beschouwd. 14. Bezwaar wordt gemaakt tegen het steeds alleen noemen van door afnemers veroorzaakte kosten. Dit doet zich in het gehele document voor. Wij wensen ook aandacht voor door DCO – met name WKK – gemiddeld vermeden kosten en verliezen.
2.1 Definitie DCO 25-28. “In dit consultatie document is onderzocht wat de effecten zijn van de toename van DCO zijn op de inrichting van het elektriciteitsnetwerk” zo schrijft u in uw aanbiedingsbrief d.d. 26 februari. De invloed van DCO op netwerken is dus het onderwerp van uw onderzoek. In dat licht moet u voor DCO dan een definitie kiezen die die invloed goed in beeld brengt. En die daarbij recht doet aan de – sterk verschillende – invloeden die verschillende vormen van DCO op netwerken hebben. Daarbij is een onderscheid naar technologie onmisbaar. Daarnaast moet bij beschouwingen over invloeden op het net alle vormen van invoedende productie in ogenschouw genomen worden vanwege de onderlinge samenhang. Zoals voorgaand reeds betoogd zijn de invloeden van verschillende vormen van elektriciteit conversie op de structuren, kosten van en verliezen in T&D netwerken zeer groot en onderling sterk verschillend. Van belang is de locatie prikkel die de geografische locatie van dat productie middel ten opzichte van het bestaande netwerk drijft, de mate waarin het productie middel bij kan dragen aan de stabiliteit van de voorziening vanwege haar stuurbaarheid (waaronder begrepen de voorspelbaarheid, gelijktijdigheid van het optreden van externe effecten en de mate van regelbaarheid van de productie van de eenheid) en de consequenties die dit heeft op de toename of vermindering van netkosten en verliezen. In onderstaande tabel zijn kwalitatief en illustratief de gemiddelde effecten van enkele verschillende technologieën op T&D aangegeven, bij een hypothetische nieuwe toepassing van die technologie om in Nederland 4000 MW nieuw elektrisch vermogen te realiseren. Technologie
Locatie prikkel
Locatie keuze
Stuurbaarheid
Net effect
Kolen Vermogen
Goede aanvoer Kolen
Diepzee Havens
Goed, veel Baseload
Extra T&D Kosten en verliezen
Wind Vermogen
Windvang Inpassing in landschap
Perifeer on- of offshore
Niet: onvoorspelZeer veel baar, zeer gelijktijdig extra T&D en niet te regelen Kosten en Verliezen
WKK Vermogen
Warmtevraag
Industrieterrein, Tuinbouw, Stad waar ook E vraag
Goed, met variaties Rekening houden met warmte
Minder T&D kosten en verliezen
Mede gegeven de huidige omvang van WKK in Nederland en haar toekomstige potentie maken wij groot bezwaar tegen de door u gekozen definitie van DCO waarin u alle technologieën tezamen neemt en voorbij gaat aan de grote verschillen van de invloed op de netten van windvermogen en WKK. Wij wensen de voordelen van de grote WKK positie in Nederland niet te zien worden weggemiddeld tegen de grote nadelen van de kleine bijdrage van wind en andere vormen van DCO. De verschillen tussen windenergie en WKK zijn zo groot dat een goede beantwoording van de gestelde vragen voor beide technologieën tezamen niet mogelijk is. Het is van belang (nieuw) beleid voor beide en andere DCO technologieën afzonderlijk te formuleren.
Door de ons inziens foutieve keuze van de definitie van DCO wordt het gehele verdere document voor ons moeilijk hanteerbaar. Door uw definitie ontstaat bij iedere verdere vraag de noodzaak die per technologie apart te beantwoorden, en gaat in de mix die u van DCO gemaakt heeft de onderscheidenlijke invloed van iedere technologie op het net verloren. De vergelijking met een fruitpuree dringt zich op, waarin de aparte smaken van appels, peren en druiven verloren gaan en waarvan de consumptie alleen aan zure druiven doet denken. Indien u toch, of mede, een op netvlakken gebaseerde indeling wilt hanteren dan wijzen wij u erop dat alleen het hoogste netvlak qua functie en structuur als nationale transport net te beschouwen is en de overige netvlakken – inclusief 110/150 kV- een overwegend (regionale, dan wel locale) distributiefunctie vervullen. Tot slot wijzen wij op de willekeur die door uw keuze van definitie ontstaat. Veel aansluitingen zijn in het verleden – soms op verzoek van netbeheerders - gedaan op meest nabije netvlakken of weerspiegelen een grote mate van andere historische, lokale of regelgeving invloeden. Zo is een WKK eenheid bekend waarvan de gasturbine op 150kV en de stoom turbine op 50kV aangesloten is. DCO? Vraag 1: Nee. Voor een onderzoek naar de invloed van DCO op netten dient een definitie gekozen te worden die de grote verschillen van DCO technologieën op de kosten en verliezen in de netten weerspiegelt. Daarbij vormt WKK een aparte categorie, waarvoor – afhankelijk van het netvlak waarop ingevoed wordt – een forfaitaire vergoeding van door WKK vermeden kosten en verliezen gegeven dient te worden. 2.2 Oorzaken toename DCO 30. Het tweede deel van deze tekst illustreert de verwarring die mede door uw definitie keuze ontstaat. De genoemde doelstelling betreft DE. Alhoewel DE grotendeels DCO betreft, is het maar een klein deel van DCO (beide malen volgens uw DCO definitie). Alleen de eerste genoemde richtlijn draagt bij aan genoemde doelstelling. De tweede richtlijn – inmiddels aangenomen – beoogt WKK te stimuleren, maar heeft geen kwantitatieve doelstelling. De MEP regeling stimuleert niet alleen elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, maar ook - zij het beperkt - WKK. 32. Inmiddels is bedoelde CHP-Directive op 21 februari 2004 gepubliceerd en van kracht. Wij citeren uit de eerste overweging van het CHP-directive : “De bevordering van hoogrendabele warmtekrachtkoppeling op basis van vraag naar nuttige warmte is een communautaire prioriteit, gegeven de potentiële voordelen van warmtekrachtkoppeling op het punt van besparing van primaire energie, het voorkomen van netwerkverliezen en de vermindering van emissies, in het bijzonder broeikasgasemissies.” Naast allerlei andere maatregelen ter bevordering van WKK bepaald Artikel 8 onder andere dat: “Onder voorbehoud van kennisgeving aan de Commissie kunnen lidstaten de toegang tot het net in het bijzonder vergemakkelijken voor elektriciteit geproduceerd door hoogrenderende kleinschalige en micro-warmtekrachtkoppelingseenheden”. 33. Wij wijzen op de onvolledige weergave van de werking van de MEP regeling. Het WKK regime onder de MEP wijkt sterk af van het DE regime onder de MEP. Zo wordt bijvoorbeeld voor de onzekerheid voor potentiële investeerders niet weggenomen.
2.3 Rol directeur DTe 39-40. Zie voor ons standpunt omtrent het voeren van beleid op en ten aanzien van het net onze opmerkingen bij randnummer 12. 2.4 Feitelijke ontwikkeling DCO 41. De door u genoemde cijfers illustreren het belang van WKK: Meer dan 90% van het door u genoemde vermogen en meer dan 90% van de door u genoemde productie wordt door WKK geleverd. 42. De door u genoemde ontwikkeling van “decentrale WKK” tot maximaal 6000 MW in 2010 wordt door ons niet herkend. Naar wij aannemen bedoelt u daarmee WKK vermogen dat invoedt onder het 110 kV netvlak. Wat is precies uw bron voor deze verwachting? Welke definities worden daar gebruikt? Wat wordt voor “centraal” WKK vermogen verwacht in 2010? Worden deze voorspellingen ook nu nog onderschreven? 44. Hoe verhoudt de verwachting van totaal 9000 MW WKK vermogen in 2010 en de opmerking dat daarvan 40% “decentraal” zal zijn , dus 3600 MW., zich met de bij randnummer 42 verwachte maximaal 6000 MW “decentraal” WKK vermogen? Vraag 2. DCO zal toenemen. Gedeeltelijk door de door u genoemde factoren en invloeden. Ook door andere factoren of om iets andere redenen dan door u genoemd. Voor een precieze beoordeling van de door u verwachte toename van DCO dient de gevraagde nadere informatie gegeven te worden. In het algemeen verwachten wij wel een toename van WKK en DCO, alhoewel de verwachtingen nu minder positief zijn dan enige jaren geleden. Voor een deel is de mogelijke verdere ontwikkeling afhankelijk van door U en door de Ministeries van EZ, VROM en Financiën te voeren beleid ter zake. 2.5 Invloed DCO op elektriciteitsnetwerken 49. Zie eerdere opmerkingen over opbouw Nederlandse netten en over de door u gekozen definitie. In dit deel van uw document wordt ons inziens met name duidelijk dat voor de hier bestudeerde problematiek de door u gekozen definitie niet onderscheidend werkt. 50. Ook al worden in Nederland in het spraakgebruik netten met een spanningsniveau beneden 110 kV soms distributienetten genoemd en netten met spanning op of boven 110 kV soms transportnet genoemd betekent dit niet dat deze netten deze functie nu uitsluitend of overwegend vervullen. Naast spanningsniveau is vooral de structuur van de netten (ring, ster, mengvorm), de punten van invoer en afname, de load die op betrokken punten op een bepaald moment ingevoed of afgenomen wordt en een aantal systeem eigenschappen bepalend voor de vraag welke functie welk deel van een net op welk moment vervuld. 51. De genoemde gevolgen voor netkosten-netbesparingen in distributienetten gelden gemiddeld niet voor WKK. Door WKK vermeden netkosten worden voor distributie- en transportnetten niet genoemd, terwijl WKK op beide soorten netten tot grote vermeden netkosten kan leiden en dat in Nederland ons inziens al in belangrijke mate doet.
2.6 Criteria beoordeling opties Wij merken op dat discussies over vermeden kosten en besparingen altijd moeilijker te voeren zijn dan discussies over extra kosten, zeker in groei situaties. De bewijslast van het vermijden is namelijk zwaarder dan die van het aantonen van de extra kosten. Om die redenen pleiten wij ervoor bij de toepassing van genoemde criteria uit te gaan van algemene trends en het voordeel van de twijfel te geven aan diegenen die vermeden kosten en verliezen claimen. 57-61 Vanwege de samenhang van netten, hun kosten en de erin optredende verliezen, bestaat er een grote samenhang tussen het gedrag van DCO-exploitanten en van netbeheerders. Hun handelen moet in onderlinge samenhang efficiënt zijn. Dit lukt het best door ieder die kosten of besparingen te doen toekomen die zijn eigen gedrag veroorzaakt, ook indien die kosten of besparingen bij de andere partij liggen. Voor (bestaande)WKK exploitanten is dat vaak niet of onvoldoende aan de orde. De door hun WKK vermeden kosten van netten en daarin optredende verliezen worden aan hen niet of onvoldoende uitgekeerd, maar verlagen de kosten van de netbeheerder. Dit leidt tot niet afgestemd gedrag, hetgeen tot integrale kosten verhoging aanleiding kan geven. Vraag 3: Nee, zie bovenstaand commentaar. Bovendien dienen de criteria per technologie toegepast te worden. 3.1 Inleiding netkosten 64. We merken op dat op veel plaatsen in uw document als voorbeelden of soms zonder directe reden steeds over extra kosten van DCO gesproken wordt. In veel gevallen betreft dit andere technologie dan WKK, die soms gelukkig benoemd wordt. Dat geeft een negatief beeld. Wij hechten eraan met nadruk te stellen dat dat niet opgaat voor WKK vermogen, dat gemiddeld tot vermijding van kosten van netten en verliezen op netten leidt. Een voorbeeld van dit algemene beeld is de nutteloze laatste zin van randnummer 64. Het omgekeerde van de bewering is juist voor WKK. 3.2 Huidig reguleringsregime 67-70 We merken op dat het criterium < of > 10 MVA niet samenvalt met de door u gekozen definitie van invoeding onder of op/boven 110 kV netvlakken. Uw bij randpunt 70 gegeven omschrijving van decentraal wijkt van uw eigen definitie af, hetgeen bijdraagt tot verwarring. 3.3 Knelpunt 1 distributienet 73-75. Zie eerder gemaakte opmerkingen over negatieve toon en het niet benoemen van door WKK vermeden kosten en verliezen. Ook hier is noch de opmerking over de rol van het distributie net (73) noch de over veroorzaakte kosten (74,75) voor WKK – in het algemeen juist.
Vraag 4: Ja, omdat de door WKK op transport en distributie netten vermeden kosten en verliezen niet (voldoende) aan de WKK exploitant doorgegeven worden. De tijdelijk regeling die hierin enigszins voorzag is om andere dan inhoudelijke redenen recent afgeschaft en dient als uitgangspunt voor een nieuwe regeling hersteld te worden. Vraag 5: Nee, zie antwoord op vraag 4 Vraag 6: Op een manier die afnemers/invoeders beschermt tegen de macht van netbeheerders, die zij op grond van hun monopolie positie en kennis uitoefenen. Vraag 7: Wij adviseren uw bij 89 genoemde afwegingen feitelijk en kwantitatief in beeld te brengen, voor de alternatieven de voor- en nadelen te kwantificeren en dan tot een afweging te komen. Wij zijn daartoe nu niet in staat. 3.4 Knelpunt 2 distributienet 90.Wij bestrijden de algemene geldigheid van de bewering dat kassengebieden waar veel aansluitingen ten behoeve van Wkk-installaties van tuinders zijn, een grotere kans hebben geconfronteerd te worden met netverzwaringen. Dit zal incidenteel spelen, maar het tegenovergestelde is in het algemeen het geval. Naar onze mening dient u zich in uw analyse en regelgeving te richten op de algemene, gemiddelde situatie. Indien uitzonderingen daarop problemen vormen, dient u de uitzondering via een aparte regeling te adresseren, maar niet tot algemeenheid te verheffen. Daarnaast dient uw analyse en regelgeving ons inziens op landelijk beleid gericht te zijn. Optredende regionale verschillen vormen geen grondslag voor verschillen in algemeen nationaal beleid. Vraag 8: Nee. Wij wijzen op de onzuivere aard van de vraag. Vanuit randnummer 90 wordt de indruk gewekt dat regionale verschillen de reden van verschillen tussen de netbeheerders en de verdeling van de kosten over hen vormen, verschillen die daarna in de vraag aan DCO worden toegeschreven. Reeds eerder citeerden wij TenneT toen wij wezen op de goede landelijke spreiding van WKK over Nederland en haar goede regelbaarheid, dewelke tot besparingen aanleiding geven. Vraag 9: Wij spreken hierover in het algemeen geen voorkeur uit, maar geven wel in overweging dat indien er grote extra kosten genomen dienen te worden, waarbij Nationale belangen als argument ingebracht worden, daarvoor aparte besluitvorming nuttig is. Zo wordt een juiste afweging op transparante wijze mogelijk, voorafgaand aan een van de door u genoemde mogelijke maatregelen. Vraag 10: Wij plaatsen de kanttekening niet te begrijpen hoe uw vragen 10 en 11 en de daaraan voorafgaande randnummers zich verhouden tot het uitgangspunt dat DTE geen beleid voert op het net? Het kostenveroorzakers of -vermijders principe dient leidend te zijn. Vraag 11: Zie bovenstaand commentaar.
3.5 Geen lagere netkosten transportnet door onzekere inzet DCO 99. De bewering dat de inzet van DCO onzeker is geldt niet voor WKK. De economische drijvers voor het inzetten van WKK zijn niet anders dan die voor “centrale” productie eenheden, met de kanttekening dat WKK vermogen wel rekening moet houden met de gekoppelde warmte vraag. Dankzij de voorspelbaarheid, regelbaarheid en onafhankelijkheid van WKK eenheden hebben zij op de stabiliteit van elektriciteit netten een positief effect. Dit is geheel anders bij bijvoorbeeld wind vermogen, wat niet/moeilijk voorspelbaar en regelbaar is en waarbij effecten zich gelijktijdig voor vele eenheden voordoen. We maken groot bezwaar tegen het feit dat in deze paragraaf nadelen van voornamelijk wind vermogen via uw definitie van DCO ook aan WKK vermogen – het grote merendeel van DCO - worden toegeschreven. Dit steekt des te meer omdat de effecten voor WKK precies omgekeerd zijn. WKK speelt een positieve rol in het handhaven van de balans in Eprogramma’s. 100. Het gaat in deze niet om wisselingen op dag basis, maar om voorspelbaarheid en regelbaarheid bij afwijkingen. Beide zijn voor WKK – anders dan voor wind – hoog. 100-101. Gedane beweringen worden voor WKK niet herkend of onderschreven. Wij wijzen erop dat de afhankelijkheid van gas en elektriciteitsprijzen, stimuleringsmaatregelen, overheid beleid, onzekerheden omtrent liberalisering, emissierechten, etc. die voor WKK gelden ook van toepassing zijn op andere opwekkers van elektriciteit. De koppeling aan warmtevraag maakt WKK in de huidige volatiele markten relatief een veel beter voorspelbare, minder volatiele aanbieder dan vermogen dat een dergelijke koppeling niet kent. De toekomst is voor een ieder onzeker. 104. Wij wijzen op de ons inziens onderbelichte rol van de Programma Verantwoordelijke, die in eerste aanleg de verantwoordelijkheid tot balanceren van vraag en aanbod binnen zijn portefeuille heeft. Hierin spelen WKK eenheden een belangrijke en positieve rol. 108. Wij merken op dat de koppeling die u legt tussen uw voornemen het LUP op nul te stellen en het reguleringsregime met betrekking tot DCO, de op 24 februari door Cogen Nederland ingebrachte zienswijze met betrekking tot uw voornemens omtrent het LUP bevestigt. Vraag 12: Nee. WKK leidt, gemiddeld, wel tot minder zware uitvoering van het transportnet. Vraag 13: WKK wordt niet correct vergoed voor de door haar vermeden kosten en verliezen. 4.2 Knelpunt distributienet: vermeden of toegenomen netverliezen 111. U dient in uw analyse technologieën te onderscheiden. WKK vermijdt netverliezen. De mate waarin is inderdaad locatie afhankelijk. Maar algemene principes dienen uitgangpunt te zijn voor regelgeving. 112. Wij wijzen op het belang bij uw analyse de Nederlandse situatie te beschouwen. In onze inleiding hebben we de specifieke karakteristieken die hier relevant zijn genoemd. Genoemde conclusies uit betrokken rapporten zijn selectief, specifiek en niet algemeen. Steeds wordt
gezegd dat bepaalde verschijnselen zich kunnen voordoen. Wij vragen u van de optredende realiteit uit te gaan, die dergelijke theoretische situaties niet kent. Vraag 14: WKK vormt hier juist geen knelpunt, maar vermijdt knelpunten en verliezen 116-117. Ons inziens wordt hier nodeloos een mogelijke maatregel gecompliceerd. Netbeheerders hoeven en moeten zich niet met de inzet van eenheden bemoeien. Deze taak ligt bij de exploitant resp. de Programma Verantwoordelijke. Voor de netbeheerder biedt de locatie van de WKK en de redelijke verwachting dat die WKK op die locatie voldoende inzet zal kennen – anders werd er niet in die WKK geïnvesteerd – voldoende grondslag voor het toekennen van een vaste vergoeding per ingevoede kWh, voor de door de WKK vermeden verliezen. 118. Zoals reeds aangegeven dient de WKK exploitant beschermd te worden tegen de macht die de netbeheerder in zijn rol van monopolist uitoefent. Voor WKK is hierbij wellicht denkbaar haar een vaste vergoeding voor de door haar vermeden verliezen toe te kennen, wellicht met een omgekeerde bewijslast voor de netbeheerder: WKK krijgt een vaste vergoeding voor vermeden verliezen, tenzij de netbeheerder overtuigend een substantieel andere situatie aantoont. Vraag 15. Nee, zie bovenstaand commentaar Vraag 16. Voor verdeling van de voordelen dient ten eerste de technologie bepalend te zijn. Voor WKK dient een forfaitaire vergoeding gegeven te worden voor vermeden netverliezen. Inzet hoeft daarbij niet expliciet geregeld te worden. Vraag 17: Afhankelijk van het type WKK is er een aantal huidige en toekomstige knelpunten. Met name ten behoeve van de aansluiting en inpassing van kleinere en micro WKK eenheden voor gebruik in (groepen van) huizen en overige gebouwen, zijn nu reeds voorbereidende aanpassingen nodig. 4.3 Knelpunt transportnet: vermeden of toegenomen netverliezen 122. Verliezen bestaan uit afstandgerelateerde transport verliezen en transformatie verliezen. Beide zijn bron en tijdstip onafhankelijk, alleen afhankelijk van ingevoede productie en het netvlak waarop die invoeding plaatsvond. De geschetste problematiek van verrekening is kunstmatig en kan eenvoudig opgelost worden door een forfetaire vergoeding per kWh toe te kennen aan WKK, afhankelijk van het netvlak waarop ingevoed wordt. Vraag 18: Ja. WKK vermijdt netverliezen op transport netten Vraag 19: Nee. Genoemde 9 miljoen € zijn eenvoudig te verrekenen. Vraag 20: Invoering van een vergoeding van door WKK vermeden netverliezen
Verdere opmerkingen Niet gebonden aan randnummers of vragen merken wij nog op dat: - Toon van uw document en voorbeelden vaak negatief zijn en nagenoeg uitsluitend door netproblemen met windvermogen veroorzaakt worden. Daardoor worden de voordelen van WKK onderbelicht. - Desgevraagd kunnen wij u een aantal grote en duidelijk voorbeelden aanleveren van door WKK vermeden kosten van en verliezen op elektriciteitsnetten, op alle netvlakken en van de nuttige bijdragen van WKK aan de stabiliteit van netten, bijvoorbeeld bij het instandhouden van de voorziening bij storingen. - In plaats van de door u gebruikte definitie adviseren wij u het onderscheid te gebruiken dat ook door het Ministerie voor Economische Zaken in recente brieven aan de Tweede Kamer gemaakt wordt “met betrekking tot duurzame energiebronnen, decentrale productie en warmtekrachtkoppeling”. Dit onderscheid doet recht aan de verschillende effecten van deze technologieën en is voor EZ de grondslag van beleid, hetgeen per genoemde technologie verschilt. In recente wetswijzingsvoorstellen (brief aan TK, kamerstuk 29372, nr.3, pag.42) wordt bepaald dat “Rekening moet worden gehouden met de voor- en de nadelen van de diverse technologieën met betrekking tot duurzame energiebronnen, decentrale energieproductie en warmtekrachtkoppeling”. In het Kamerstuk 29372 nr.10 op pagina’s 53 en 54 is nadere motivering voor deze onderscheiding gegeven door het Ministerie van Economische Zaken - U ons inziens bij uw analyse en de daarop te baseren regelgeving uitsluitend dient te richten op gemiddelde en generieke verschijnselen en niet op afwijkende, specifieke situaties. - Ons inziens in wet- en regelgeving nu een duidelijk en vast juridisch kader geschapen moet worden voor de vergoeding van door WKK vermeden kosten en verliezen. Gebruik van uitzonderingsbepalingen, zoals het gebruik van het voormalig artikel 5.2.2. van de TarievenCode, dient vermeden te worden. - Uw analyse te weinig kwantitatief onderbouwd is om vergaande conclusies of besluiten op te baseren.
Conclusie: Uw analyse roept teveel bezwaren op om als uitgangspunt voor verdere beleidsvorming te kunnen dienen Bovenstaand hebben wij oprecht getracht een reëel beeld te bieden van de overwegend voordelige effecten die WKK technologie in het algemeen heeft op de structuur, kosten van en verliezen op netten voor transport en distributie van elektriciteit. Het wijkt zover af van de uw visie en gebruikte definities dat wij uw analyse niet als een bruikbaar uitgangspunt kunnen aanvaarden voor verdere besluitvorming. Graag ontvangen wij reactie op onze opmerkingen en antwoorden. Wij zijn beschikbaar voor verdere toelichting en overleg. Daarbij willen wij graag onderstaande aanbevelingen als uitgangspunt nemen en verder toelichten.
Aanbevelingen: Bouw verder op reeds gedane, heldere voorstellen Onder leiding van de Directeur van de DtE is in de periode 2001-2002 de invloed van DCO, gebaseerd op technologieën, op alle netten, kosten en verliezen uitgebreid bestudeerd. Aan de studies en het overleg werd verder deelgenomen door EnergieNed, VEMW, Min van EZ, ECN, Kema en Cogen Nederland. Kema verrichtte nader onderzoek en stelde de eindrapportage op. Van uw eigen standpunten en van de conclusies van destijds is in uw huidige document weinig tot niets terug te vinden, zonder dat ons duidelijk is wat dit kan verklaren. Verwijzend naar de toen door alle partijen ondersteunde conclusie stellen wij u voor een forfaitaire vergoeding te geven voor uitgespaarde netverliezen, afhankelijk van het spanningsniveau waarop ingevoed wordt. Cogen Nederland stelt voor WKK voor deze vergoeding uitgedrukt in €ct/kWh te laten bedragen: 0.2 ct/kWh voor invoeding op LS/MS; 0.1 ct/kWh voor invoeding op TS; 0.05 ct/kWh voor invoeding op HS en hiervoor geen vergoeding te geven voor WKK invoeding op EHS netvlakken. Voor vergoeding van de vermeden netkosten zijn destijds een aantal scenario’s uitgewerkt, waarbij ook steeds variaties in structuur en niveau van LUP werd meegenomen. Wij herhalen ons onderbouwde voorstel om voor WKK hiervoor te vergoeden: 0.35 €ct/kWh bij invoeding op LS/MS; 0.25 €ct/kWh bij invoeding op TS; en 0.08 €ct/kWh bij invoeding op het HS netvlak. Daarnaast is ook de destijds door EnergieNed voorgestelde afschaffing van het LUP met de gelijktijdige invoering van een Marktplaats-stimuleringsvergoeding voor vermeden netkosten, groot in €ct/kWh: 0.2 ct bij invoeding op LS/MS; 0.1 ct voor invoeding op TS en 0.05 ct bij invoeding op het HS netvlak bespreekbaar. Hierop voortbouwend zijn er zeker voor WKK praktische methoden van vergoeding uit te werken. Denkbaar is bijvoorbeeld een algemene forfaitaire regeling zoals boven gevraagd uit te breiden met een “tenzij”clausule, waarbij een benadeelde partij de mogelijkheid heeft een uitzonderingssituatie in te roepen, met een daaraan verbonden methode van verdere beoordeling. Tot slot vragen wij u bij de verdere behandeling van deze materie voldoende tijd te geven om tot een afgewogen meningsvorming te komen. De veel te korte termijn bij de uitnodiging voor uw workshop en de korte termijn voor deze reactie hindert ons gezamenlijk werken aan een duurzame, betrouwbare en doelmatige energievoorziening. Hoogachtend, Kees den Blanken Directeur Cogen Nederland 030 – 6936768 06 – 22200750