Commentaar op oplossing feit cases fase 2 thema 2
Pagina 1 / 9 (17-08-13)
Cursus Preventie van Drugs, Tabak, en Alcohol misbruik door een goede opvoeding Document met de commentaar op de gekozen oplossing van feit cases voor Fase 2 [4 tot 6 jaar], Thema 2 [evolutie van kinderen]
Labor improbus omnia vincit Het onvermoeid werken overwint alles
Auteur Guy Rinchart (Uitgave 0.1)
Commentaar op oplossing feit cases fase 2 thema 2
1
Pagina 2 / 9 (17-08-13)
Inhoudstafel
1 Inhoudstafel....................................................................................................................2 2 Inleiding..........................................................................................................................3 2.1 Het doel van dit document......................................................................................3 2.2 Versies van dit document........................................................................................3 3 Commentaar voor cases voor Fase 2 [4 tot 6 jaar], Thema 2 [evolutie van kinderen]...4 3.1 Commentaar voor Kaartenbundel 1, Bundelcase 1: Relatie met leeftijdgenoten...4 3.2 Commentaar voor Kaartenbundel 1, Bundelcase 2: Eerste vriendschapsrelaties...5 3.3 Commentaar voor Kaartenbundel 1, Bundelcase 3: Het ontwikkelen van een geslachtsidentiteit..........................................................................................................6 3.4 Commentaar voor Kaartenbundel 1, Bundelcase 4: Ontstaan van het geweten.....7 3.5 Commentaar voor Kaartenbundel 1, Bundelcase 5: Taakgerichtheid....................8 3.6 Commentaar voor Kaartenbundel 1, Bundelcase 6: Gevoelens en emoties...........9
Auteur Guy Rinchart (Uitgave 0.1)
Pagina 3 / 9 (17-08-13)
Commentaar op oplossing feit cases fase 2 thema 2
2
Inleiding
2.1 Het doel van dit document De DTA Preventie Cursus is bedoeld om hulpverleners en ouders te leren hoe kinderen op te voeden zodat het risico dat ze aan drugs, tabak, alcohol verslaafd zouden geraken minimaal is. De cursisten moeten cases oplossen via groepsdiscussies. Sommigen van de cases zijn 'feit' cases waarvoor maar één juiste oplossing bestaat. Dit document bevat commentaar bij elke mogelijk door een cursist gekozen oplossing voor een 'feit' case in fase 2 [4 tot 6 jaar] voor thema 2 [evolutie van kinderen].
2.2 Versies van dit document Versies startend met 0 zijn klad versies. Versie Gepubliceerd 0.1
17/08/13
Auteur Guy Rinchart (Uitgave 0.1)
Commentaar
Commentaar op oplossing feit cases fase 2 thema 2
3
Pagina 4 / 9 (17-08-13)
Commentaar voor cases voor Fase 2 [4 tot 6 jaar], Thema 2 [evolutie van kinderen]
3.1 Commentaar voor Kaartenbundel 1, Bundelcase 1: Relatie met leeftijdgenoten Hoewel de band met de volwassene voor een kleuter erg belangrijk blijft, krijgen ook leeftijdgenoten nu veel meer aandacht dan in de peuterjaren. Het parallelspel van vroeger evolueert steeds meer in de richting van samenspel. Hoe begint dat en tot wat evolueert het? Commentaar: Aanvankelijk blijft dat beperkt tot het uitwisselen van wat speelgoed met zijn tweetjes, waarbij af en toe ook wat commentaar en assistentie gegeven wordt bij wat de andere aan het doen is. Maar gaandeweg neemt zowel het aantal als de intensiteit van de interacties toe en komt het zelfs tot een uitgebreid rollenspel waarin meerdere kinderen actief betrokken zijn.
Bron: [PVDL P193]
Auteur Guy Rinchart (Uitgave 0.1)
Commentaar op oplossing feit cases fase 2 thema 2
Pagina 5 / 9 (17-08-13)
3.2 Commentaar voor Kaartenbundel 1, Bundelcase 2: Eerste vriendschapsrelaties In de loop van de kleuterjaren ontstaan ook de eerste vriendschapsrelaties, zij het dat die doorgaans erg vluchtig zijn. Meestal kiezen kleuters hun vriendjes op basis van gemeenschappelijke spelinteresse, maar bij het minste conflict kan de vriendschap omslaan. Toch zijn die vriendschappen niet onbelangrijk. Waarom? Commentaar: Kinderen leren er onder meer hoe je nieuwe contacten maakt, maar bijvoorbeeld ook hoe je een vriendje kunt verliezen door enkel met jezelf rekening te houden. Zowel hun sociale vaardigheden als hun zelfkennis kunnen er alleen maar beter door worden.
Bron: [PVDL P193-194]
Auteur Guy Rinchart (Uitgave 0.1)
Commentaar op oplossing feit cases fase 2 thema 2
Pagina 6 / 9 (17-08-13)
3.3 Commentaar voor Kaartenbundel 1, Bundelcase 3: Het ontwikkelen van een geslachtsidentiteit Hoewel de meeste kinderen op het einde van de peutertijd al wel het onderscheid kennen tussen jongens en meisjes en eventueel ook al beseffen dat ze zelf tot één van beide categorieën behoren, heeft dat in het begin nog geen reële invloed op de manier waarop ze zichzelf ervaren. Velen lijken zich niet eens te realiseren dat het om een blijvende eigenschap gaat. Een jongetje kun je bijvoorbeeld wel eens horen opperen dat hij later ook een mama wil worden, en een meisje kan met stelligheid beweren mettertijd ook een piemel te zullen krijgen. Kinderen beginnen zich gaandeweg te realiseren dat bepaalde gedragingen ervaren worden als al of niet passend bij de eigen sekse. Van dan af beginnen ze daar in hun gedrag ook meer bewust rekening mee te houden. Hoe? Commentaar: Daardoor worden de verschillen die er al waren, nog versterkt. Tijdens het spel verkiezen ze steeds meer het contact met eigen seksegenoten, en velen gaan zich ook negatiever opstellen ten aanzien van leeftijdgenoten die zich niet conform de rolverwachtingen gedragen.
Bron: [PVDL P194]
Auteur Guy Rinchart (Uitgave 0.1)
Commentaar op oplossing feit cases fase 2 thema 2
Pagina 7 / 9 (17-08-13)
3.4 Commentaar voor Kaartenbundel 1, Bundelcase 4: Ontstaan van het geweten Het is duidelijk dat kinderen van 2 à 3 jaar nog geen innerlijke gedragscode volgen en dat dit op het einde van de kleuterjaren wel het geval is. Peuters kunnen al wel bepaalde termen in de mond nemen die verwijzen naar 'goed' (braaf of flink) of 'slecht' (stout) gedrag. Ze leren ook al snel dat sommige gedragingen positief en andere negatief gesanctioneerd worden en dat het veilig is om daar – althans in aanwezigheid van een volwassene – rekening mee te houden. Maar het is pas in de loop van de kleuterjaren dat die extern opgelegde normen verinnerlijkt worden tot een stel inwendige overtuigingen van wat wel en niet mag. Hoe wordt dit geweten het best gevormd? Commentaar: Uit onderzoek blijkt dat angst en schuldgevoelens niet de beste argumenten zijn om een geweten te vormen. Het omgekeerde lijkt veeleer het geval. Wanneer strenge bevelen, dreigementen en straf de belangrijkste ingrediënten vormen van de morele opvoeding, lijken kinderen juist minder geneigd om de ouderlijke normen te verinnerlijken. Het lijkt veel aannemelijker om de gewetensvorming te zien als het product van een geleidelijk leerproces, waarbij zowel observatieleren (het nabootsen van modelgedrag), conditionering (het ervaren van de positieve of negatieve gevolgen van het gedrag) als het zich eigen maken van bepaalde inzichten een rol kan spelen. Kinderen merken de negatieve reacties van de ouders na een overtreding en ook de lof die ze oogsten wanneer ze iets flinks gedaan hebben. Belangrijk is ook de uitleg die ze, aangepast aan hun bevattingsvermogen, krijgen omtrent het waarom van de normen (“Jij vindt het toch ook niet leuk als ze jouw speeltjes afnemen?”, “Kijk eens hoeveel pijn Bert nu heeft”...). Ook die inzichten worden verinnerlijkt en bovendien nog versterkt vanuit de ervaringen die ze opdoen in hun speelse contacten met elkaar.
Bron: [PVDL P195-197]
Auteur Guy Rinchart (Uitgave 0.1)
Commentaar op oplossing feit cases fase 2 thema 2
Pagina 8 / 9 (17-08-13)
3.5 Commentaar voor Kaartenbundel 1, Bundelcase 5: Taakgerichtheid In de peuterjaren werd de aanzet gegeven tot de vorming van een zelfbewustzijn, wat leidde tot een gevoel van zelfstandigheid: het zelf kunnen sturen (en eventueel intomen) van het eigen gedrag. Daarop wordt nu verder gebouwd. Uit de 'protesthouding' (het 'ik wil niet') van de peuter ontwikkelt zich een positief taakbewustzijn. Kleuters gaan zich allerlei doelen stellen. Hoe merkt men dat bijvoorbeeld bij het tekenen? Wat willen ze als volwassenen iets gaan doen? Het is pas tegen het einde van de kleuterperiode dat het kind tot een zekere werkhouding komt, wanneer het een taak die het opgenomen heeft, hoe dan ook tot een goed einde wil brengen. Waarvoor zal het dat werken naar een resultaat gaan nodig hebben? Commentaar: We merken dat bij het tekenen, waar het achteraf benoemen van hun toevallige krabbels geleidelijk plaatsmaakt voor het vooraf plannen van wat ze willen tekenen. We zien het ook in de manier waarop ze keer op keer willen 'meehelpen' wanneer de volwassene wil gaan afwassen, stofzuigen, timmeren, of wat dan ook. Het werken naar een resultaat toe is één van de dingen die het kind zal moeten kunnen om straks te beantwoorden aan de schoolse verwachtingen.
Bron: [PVDL P197-198]
Auteur Guy Rinchart (Uitgave 0.1)
Commentaar op oplossing feit cases fase 2 thema 2
Pagina 9 / 9 (17-08-13)
3.6 Commentaar voor Kaartenbundel 1, Bundelcase 6: Gevoelens en emoties Nieuwe gevoelens zijn er bijvoorbeeld ten aanzien van leeftijdgenoten en vooral ook ten aanzien van broers en zusjes: rivaliteit en jaloezie bijvoorbeeld, maar ook vriendschap en meevoelen. Daarnaast is er hun ongebreidelde fantasie, die aanleiding kan geven tot het ontstaan van allerlei angsten. Welke zijn bijvoorbeeld gevoelens in verband met de vele plannen die ze maken? Kleuters verwerven ook heel wat kennis in verband met de mogelijke oorzaken en de gevolgen van emoties, en over de manier waarop je er het best mee omgaat. Zo weten ze bijvoorbeeld dat je maar beter op je hoede kunt zijn wanneer iemand boos is, want dat er dan klappen kunnen vallen. Ook leren ze hoe je bij anderen bepaalde emoties kunt uitlokken: welke bijvoorbeeld? Commentaar: ...Euforische overmoed bij het aanvatten van een taak, trots wanneer die tot een goed einde gebracht werd, maar ook teleurstelling en woede wanneer dat om de een of de andere reden niet lukt. ...Hoe je iemand blij of boos kunt maken, en hoe je iemand die verdrietig is kunt troosten door hem te knuffelen of iets met hem te delen.
Bron: [PVDL P198-199]
Auteur Guy Rinchart (Uitgave 0.1)