COMPETENTIES BELEIDSMEDEWERKER Betekenis vakjes van links naar rechts vakje vakje vakje vakje
1 2 3 4
onvoldoende: matig: goed: excellent:
vertoont vertoont vertoont vertoont
concreet concreet concreet concreet
beschreven beschreven beschreven beschreven
gedrag gedrag gedrag gedrag
nauwelijks wisselend (nu eens wel dan weer niet) in ruime mate (vrijwel) altijd
Horizon organisatiebrede competenties: kwaliteit en samenwerking
Kwaliteit De mate waarin de persoon prestaties levert die aan de kwaliteitseisen voldoen.
Werkt erg onzorgvuldig en
Werkt onzorgvuldig.
Werkt zorgvuldig. Maakt
Voert alle
maakt veel fouten. Werk
Maakt af en toe fouten.
weinig fouten. Werk
werkzaamheden zeer
voldoet niet aan minimale
Werk voldoet niet altijd
voldoet kwalitatief. Pakt
zorgvuldig uit. Kwaliteit
kwaliteitseisen. Pakt klach-
aan kwaliteitseisen. Pakt
klachten goed aan. Doet
is perfect. Pakt klachten
ten vaak verkeerd aan. Zoekt
klachten doorgaans goed
regelmatig
uitstekend aan.
niet naar kwaliteitsverbete-
aan. Komt soms met
verbeteringsvoorstellen.
Realiseert constant
ringen. Anderen kunnen het
verbetervoorstellen.
Heeft het werk zo
verbeteringen. Heeft het
werk niet zo overnemen.
Werk kan deels worden
georganiseerd dat
werk zo georganiseerd
overgenomen.
anderen het makkelijk
dat anderen het direct
over kunnen nemen.
over kunnen nemen.
Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Excellent
Concretisering in gedragscriteria: Advies Aansluiten bij de vraag van de klant (‘wat wil de klant?’); Haalbaar in de tijd en in de praktijk; Belichten van meerdere kanten/alternatieven belichten met voor- en nadelen; Geaccepteerd krijgen van het advies betekent een voortraject waarin goed is (door)gevraagd en geluisterd. Rol Signaleren van strijdigheden. Evenwicht weten te bewaren tussen ‘serieus genomen (kennis van zaken) worden door klant’ en in stand houden goede relatie met klant.
Beleidsmedewerker
1/6
Samenwerken De mate waarin de persoon in staat is om als volwaardig groepslid te functioneren en effectieve bijdragen te leveren aan gestelde doelen, ook wanneer het persoonlijk belang (in)direct in het geding is.
Heeft geen waardering voor
Heeft soms een lage
Waardeert kennis en
Heeft grote waardering
de inzet en kennis van
waardering voor de
inbreng van anderen.
voor kennis en inbreng
anderen. Eigen belangen
inbreng van anderen.
Offert eigenbelang
van anderen. Offert het
gaan altijd voor. Is negatief
Eigenbelang gaat nog wel
makkelijk op. Praat
eigen belang vaak op. Is
over collega’s. Informeert
eens voor. Is soms
positief over groeps-
uiterst positief over
anderen nooit. Staat niet
negatief over collega’s.
leden en deelt informatie
groepsleden. Deelt alle
open voor de inbreng van
Staat beperkt open voor
met ze. Staat open voor
informatie. Vraagt naar
anderen. Is halsstarrig. Praat
de inbreng van anderen.
hun ideeën en
ideeën en ervaringen.
conflicten niet uit.
Houdt vaak vast aan een
ervaringen. Durft het
Durft eigen standpunt los
eigen mening. Praat
eigen standpunt te laten
te laten. Praat conflicten
conflicten vaak laat uit.
varen. Praat conflicten
meteen uit.
uit.
Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Excellent
Concretisering in gedragscriteria: Bereidheid kennis te delen/samen werkzaamheden te doen (niet alleen halen, maar ook brengen); Creëren en in stand houden van een relationele/emotionele band met klanten; Eigenwijsheid ter discussie durven stellen/waarderen van kennis van de ander; Synergie: 1 + 1 = 4; Gezonde nieuwsgierigheid naar inzichten van de lijn; 1e vraag die gesteld wordt is: ‘met wie ga ik klus klaren?’.
Beleidsmedewerker
2/6
BMO Competenties: klantgerichtheid en betrouwbaarheid
Klantgerichtheid De mate waarin de persoon anticipeert op (on)uitgesproken wensen van klanten en de mate waarin een goede relatie met de klant opgebouwd en behouden wordt.
Heeft geen band met klanten.
Heeft meestal een goede
Heeft een goede
Werkt constant aan een
Speelt niet in op hun wensen.
band met klanten. Speelt
blijvende relatie met
goede en blijvende
Reageert soms emotioneel op
doorgaans goed in op
klanten. Speelt prima in
relatie met klanten.
klanten.
hun wensen. Laat niet
op hun wensen. Is nooit
Speelt permanent in op
Handelt klachten vaak slecht
makkelijk emoties
emotioneel naar klan-
hun wensen. Reageert
af. Levert alleen inspanningen blijken. Behandelt
ten. Handelt klachten
nooit emotioneel naar
onder druk van de klant. Legt
klachten vaak goed.
zorgvuldig af. Staat klaar
klanten. Haalt uit
de oorzaak van klachten snel
Staat meestal klaar voor
voor klanten. Legt de
klachten zelfs nieuwe
bij de klant.
klanten. Legt soms de
schuld van klachten
opdrachten. Staat dag en
oorzaak van een klacht
zelden meteen bij de
nacht klaar voor klanten.
snel bij de klant.
klant.
Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Excellent
Concretisering in gedragscriteria: Staf heeft geen doelen op zich; Continu er van bewust zijn dat wensen/eisen van klanten zich ontwikkelen en wijzigen; Snel en adequaat kunnen reageren ; Vooraf en ongevraagd anticiperen op ontwikkelingen die bij klant gaande zijn en ‘alvast’ alternatieven uitwerken. Als zaken concreet worden en als klant zich daarvan bewust is, kan ‘per direct’ actie ondernomen worden; Toelichten/uitleggen waarom voor een bepaalde plan van aanpak is gekozen; Pro-actief; Ondersteunen bij het scherp krijgen van de ‘wens’; Helder hebben wie klant is en wat hij wenst; > dit alles resulteert in vertrouwen en credits bij de klant.
Betrouwbaarheid De mate waarin men zich op de persoon kan verlaten en inlichtingen correct zijn en de mate waarin de persoon afspraken nakomt en informatie vertrouwelijk behandelt.
Geeft informatie vaak niet
Geeft veelal correcte
Geeft juiste en volledige
Geeft uiterst precieze en
correct of onvolledig weer.
informatie. Informatie is
informatie. Komt
volledige informatie.
Komt afspraken meestal niet
soms onvolledig. Houdt
afspraken na. Geeft
Komt afspraken altijd na.
na of wijzigt ze. Gaat
zich bijna altijd aan
wijzigingen tijdig door.
Men kan blind op de
onzorgvuldig om met
afspraken.
Men kan op de
persoon varen. Is
vertrouwelijke informatie.
Behandelt vertrouwelijke
persoon bouwen.
prudent bij het behande-
gegevens meestal als
Behandelt vertrouwelijke
len van vertrouwelijke
zodanig.
gegevens correct.
gegevens.
Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Excellent
Concretisering in gedragscriteria: Tijdig (afspraak = afspraak); Correct; Klanten kunnen zich op jou en je kennis verlaten; Ethisch handelen.
Beleidsmedewerker
3/6
Functiegerichte competenties: analytisch vermogen, organisatiebewustzijn, helikopterkwaliteit, overtuigingskracht, schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid
Analytisch vermogen De mate waarin de persoon een probleem analyseert tot alle relevante informatie beschikbaar is en het probleem opdeelt in hanteerbare proporties.
Verwart hoofd- en bijzaken.
Houdt hoofd- en bijzaken
Scheidt hoofd- en
Weet snel hoofd- van
Concentreert zich op details.
redelijk uiteen. Is soms
bijzaken. Verliest zich
bijzaken te
Doorziet geen onderlinge
met details bezig. Heeft
niet in details. Doorziet
onderscheiden.
verbanden. Analyseert niet
moeite met het leggen
verbanden. Analyseert
Concentreert zich dan op
door. Is snel tevreden met
van verbanden.
goed door. Is niet snel
hoofdzaken. Doorziet
het resultaat. Benadert zaken
Analyseert vrij opper-
tevreden. Benadert
snel verbanden. Rust niet
vanuit één aspect of
vlakkig. Is meestal snel
zaken vanuit meerdere
voordat alle relevante
invalshoek.
tevreden. Benadert
invalshoeken.
aspecten bekend zijn.
Onvoldoende
zaken meestal vanuit
Bekijkt problemen vanuit
meerdere invalshoeken.
alle invalshoeken.
Matig
Voldoende
Goed
Excellent
Concretisering in gedragscriteria: Probleem kunnen analyseren in deelproblemen; Verbanden kunnen leggen met ‘andere’ expertise groepen; Met haalbare alternatieve oplossingen kunnen komen (met afbreukrisico’s en voor- en nadelen).
Organisatiebewustzijn De mate waarin de persoon inzicht heeft in het functioneren van de eigen organisatie en/of de organisatie van de klant.
Onderhoudt geen contacten
Heeft weinig contact met
Onderhoudt veel
Onderhoudt intensieve
met andere afdelingen. Kent
andere afdelingen. Weet
contacten met andere
contacten met andere
de structuur van de eigen en
weinig van de structuur
afdelingen. Doorziet
afdelingen. Kent de weg
andere organisaties niet.
van de eigen en andere
structuren van de eigen
in de eigen en in andere
Schat haalbaarheden van
organisaties. Taxeert de
en andere organisaties.
organisaties. Schat
plannen slecht in. Heeft geen
haalbaarheid van
Schat haalbaarheden van
haalbaarheden van
inzicht in besluitvor-
plannen redelijk. Heeft
plannen goed in. Heeft
plannen uitstekend in.
mingsprocessen en machts-
een beperkt inzicht in
inzicht in
Heeft een zeer goed
verhoudingen.
besluitvormingsprocesse
besluitvormings-
inzicht in
n en
processen en
besluitvormingsprocesse
machtsverhoudingen.
machtsverhoudingen.
n en machtsverhoudingen.
Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Excellent
Concretisering in gedragscriteria: Weten wat er in primaire proces gaande is; Verhoudingen kennen; Kennis hebben van de besluitvormingsprocessen; Weten welk moment wat naar voren te brengen; Contacten onderhouden.
Beleidsmedewerker
4/6
Helikopterkwaliteit De mate waarin de persoon problemen overziet vanuit een meer omvattend gezichtspunt en verbanden legt met andere vakgebieden.
Beziet problemen vanuit één
Heeft soms moeite
Beziet problemen vanuit
Betrekt alle
invalshoek. Haalt hoofd- en
problemen vanuit
meerdere invalshoeken.
invalshoeken. Weet
bijzaken makkelijk door
meerdere kanten te
Onderscheidt hoofd- en
haarfijn hoofd- van
elkaar. Besteedt veel
bezien. Haalt soms
bijzaken. Concentreert
bijzaken te scheiden.
aandacht aan details.
hoofd- en bijzaken door
zich op de hoofdzaken.
Concentreert zich
Overziet de gevolgen niet van
elkaar. Concentreert zich
Overziet de gevolgen van volledig op hoofdzaken.
beslissingen. Beziet
vaak op bijzaken.
beslissingen. Kijkt over
Overziet de gevolgen van
problemen alleen vanuit de
Overziet niet altijd de
afdelingsgrenzen heen.
beslissingen volledig, ook
eigen afdeling.
gevolgen van
op langere termijn. Kijkt
beslissingen. Kijkt teveel
altijd over
vanuit de eigen afdeling.
afdelingsgrenzen heen.
Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Excellent
Concretisering in gedragscriteria: Zaken in verband kunnen zien met: Andere afdelingen; Organisatie/ontwikkelingen buiten Horizon; Ontwikkelingen buiten vakgebied; Politieke trends. Losmaken en los komen van (primaire) processen (‘er boven hangen’); Beeld hebben van de lopende processen en indien nodig alternatieven kunnen genereren; Consequenties kunnen overzien/doordenken van een voorstel dat op het eerste gezicht goed is en geen/weinig haken en ogen kent. Door kunnen denken wat aan plan/voorstel ‘vast zit’.
Overtuigingskracht De mate waarin de persoon erin slaagt anderen te overtuigen van een idee, plan of standpunt en mensen hier enthousiast voor weet te maken.
Krijgt anderen nooit
Krijgt anderen vrij
Maakt anderen makkelijk
Maakt anderen snel
enthousiast voor een plan.
makkelijk achter een
enthousiast. Heeft snel
enthousiast voor
Heeft geen weerwoord op
plan. Heeft meestal een
een weerwoord paraat.
plannen. Heeft altijd een
tegenargumenten. Anderen
weerwoord op
Presenteert zodanig dat
adequaat weerwoord op
nemen ideeën niet over.
tegenargumenten.
anderen ideeën
tegenargumenten.
Presenteert slecht. Brengt
Presenteert zodanig dat
overnemen. Brengt
Presenteert zeer
plannen met weinig vaart en
anderen ideeën meestal
plannen met veel vaart
overtuigend en vol vaart
verve.
wel over nemen. Brengt
en verve.
en verve.
doorgaans ideeën met vaart en verve.
Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Excellent
Concretisering in gedragscriteria: Niet stel van zijn stuk gebracht; Argumenteren; Doordacht plan (weten wat er in staat); Toehoorders (individuen en groepen) kunnen enthousiasmeren; Anticiperen op vragen.
Beleidsmedewerker
5/6
Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid De mate waarin de persoon erin slaagt gedachten op papier te zetten op een voor de doelgroep begrijpelijke en overtuigende wijze.
Schrijft zonder structuur.
Structuur is zwak. Maakt
Schrijft met een
Schrijft zeer
Maakt veel stijl- en spel-
af en toe stijl- en
duidelijke structuur.
gestructureerd. Maakt
lingsfouten. Heeft een zeer
spellingsfouten. Heeft
Maakt weinig stijl- en
geen stijl- of spel-
beperkte woordenschat.
een beperkte
spellingsfouten. Heeft
lingsfouten. Heeft een
Gebruikt ingewikkelde
woordenschat. Schrijft af
een grote woorden-
zeer brede
zinsconstructies.
en toe ingewikkeld. Is
schat. Hanteert een
woordenschat. Schrijft in
Is onduidelijk. Past taal niet
soms niet duidelijk. Taal
duidelijke en leesbare
een prettige leesbare
aan de lezer aan.
sluit niet altijd aan bij de
stijl. Past taalgebruik aan stijl.
doelgroep.
de doelgroep aan.
Past taalgebruik aan de doelgroep aan.
Onvoldoende
Matig
Voldoende
Goed
Excellent
Concretisering in gedragscriteria: Goede ideeën helder, kernachtig en gestructureerd kunnen verwoorden; Omgang met jargon en afkortingen (schrijf in de taal van de lezer); Helder kunnen beschrijven van de vraag; Kunnen verwoorden of het antwoord, hét antwoord is op de vraag.
Beleidsmedewerker
6/6