Caprimulgus tijdschrift van de Vogelwerkgroep Midden Overijssel De werkgroep, opgericht op 17 januari 2001, is een onafhankelijke vereniging die zich bezighoudt met vogelonderzoek en - bescherming. Zij organiseert excursies naar vogelgebieden in en buiten de regio en geeft voorlichting over vogels. Jaargang 4, nummer 1
maart 2005
Inhoud Redactie: An Rijk Huub ter Haar Eef Jansen Adres: Orchidee 8 7443 LG Nijverdal tel.: 0548-618244 e-mail:
[email protected] Losse nummers: € 3.Kopij voor het volgende nummer inleveren vóór 1 juni 2005, bij voorkeur op floppy of per e-mail. Tabellen en grafieken apart, alleen in zwart, aanleveren als Wordof Excel-document.
Reiger
2
Bestuurlijk
3
Lena Bom (1926 - 2005)
4
Vogelportretten - de zwartkop
4
Vogels verbeeld (4)
6
Uilenvlucht
7
Parels voor de zwijnen
8
Uilenexcursie Haarlerberg
9
Falsterbo
10
Waarnemingen en inventarisaties
14
Nationaal Park
16
Uit de media
17
Aspecten van vogels
22
Rekel
29
Vogelaar in beeld
37
Vogels rond het huis - de Turkse tortel 40 Mededelingen
44
Ingezonden mededeling
48 1
Reiger
Een geluksmoment: slaperig als een oude rijkaard, de kop ontheven uit de veren, los van de wereld, maar voeten op de grond, stond, als een heerser van de ochtend, een reiger bladstil bij het zwembad, of hij hem in de schemer heimelijk had afbetaald voor ons.
Max Dendermonde in “De draagkracht van veren” 2
Bestuurlijk
Het derde nummer van de jaargang 2004-2005 ligt voor u. Hopelijk weer een plezierig nummer om te lezen. Het is de voorlaatste Caprimulgus die Eef verzorgt. Hij vindt het, terecht, tijd worden voor andere bezigheden. We zijn zoekende naar een waardige opvolger die in staat is het niveau van ons tijdschrift te handhaven. U hoort nog van ons. Eind januari verbleven we met een negental leden en donateurs in het zuidwesten van ons land. De Zeeuwse en Zuidhollandse wateren mochten zich verheugen in onze aandacht. Neeltje Jans, Brouwersdam, Grevelingen, Bommenede, Plompetoren, Korendijkse Slikken en nog veel meer gebieden trokken onze aandacht. In een plezierig pension in Burgh-Haamstede, waar een voortreffelijk ontbijt geserveerd werd, genoten we na de zware dagen van een gezonde nachtrust. Dineren deden we elke avond in een ander etablissement in een ontspannen en gezellige sfeer. In totaal namen we in dit wat verlengde weekend ruim 90 soorten vogels waar, waaronder ijseend, ijsduiker en ijsvogel. En toch was het niet echt koud! In de afgelopen periode bezochten we in wisselende gezelschappen de IJsseloevers, het Lauwersmeer en probeerden we de roep van bosuilen te horen. In de komende tijd staan weer diverse activiteiten op het programma: op 5 maart de jaarlijkse Roofvogeldag in Meppel, een cursus voor beginnende vogelaars in Markelo in maart, enkele excursies en op 13 april de algemene ledenvergadering. We zijn nog op zoek naar een persoon die een interessante voordracht kan houden op die avond. Het wordt weer voorjaar. Hoewel… Terwijl ik dit stukje schrijf is het buiten nog guur en vallen er voortdurend sneeuwbuien. Toch zingen heggenmus, vink, groenling, grote lijster en diverse andere vogels al volop. Geniet ervan en lees bij wat minder weer deze Caprimulgus (Bij goed weer mag dat natuurlijk ook!). Arie Langendoen, voorzitter
3
Lena Bom 1926 - 2005
Tijdens haar vakantie in Suriname is op 27 februari onze oudste donatrice Lena Bom op 78 jarige leeftijd onverwacht overleden. Wij hebben Lena leren kennen tijdens de ROC-cursus “Vogels kijken” in Nijverdal. Zij viel op door haar ruime belangstelling voor alles dat leeft en groeit. De nachtegalenexcursie, die onderdeel van de cursus uitmaakte, wordt altijd vanuit huize Langendoen in Markelo gehouden. De deelnemers worden daarbij gastvrij met koffie en thee ontvangen. Lena was zo attent voor deze gelegenheid een heerlijke koek te bakken. De laatste keer dat we Lena meemaakten, was ’s morgens vroeg tijdens de korhoenexcursie in het voorjaar. Ze heeft daarbij volop genoten van de korhoenders, die door de aanwezige telescopen prachtig in beeld waren. Het is te betreuren dat ze niet langer van de natuur die haar zo lief was heeft mogen genieten. We wensen familie en vrienden sterkte bij het aanvaarden van de nieuwe realiteit zonder Lena. Namens Vogelwerkgroep Midden Overijssel Eef Jansen
Vogelportretten De Zwartkop, (Sylvia atricapilla) In veel van onze tuinen komt de zwartkop voor. Door zijn welluidende zang valt hij direct op. Niet zo zeer door het uiterlijk. Zwartkoppen zijn vooral grijze vogeltjes van 13½ á 15 cm grootte. De rugzijde is donker grijs, de onderzijde wat lichter. Het mannetje heeft en zwarte kap, vandaar de oude naam “Zwartkapje” en het vrouwtje heeft een roodbruine kap. Ze vallen zo als gezegd vooral op door de zang. Vanaf eind maart komen deze insecteneters terug uit hun overwinteringsgebieden Zuid-Spanje, Marokko 4
en Algerije. Al direct klinkt hun luide zang, melodieus en regelmatig herhaald met steeds een korte adempauze. Men noemt de zwartkop ook wel de “nachtegaal van het noorden”. De mannen bakenen door hun zang hun territorium af. Ondertussen zien ze ook nog kans enige basisnesten te bouwen in het lage struikgewas. Braamstruiken zijn hierbij favoriet. Die basisnesten stellen weinig voor. Het zijn niet meer dan slordige bodempjes. Pas als de man dankzij zijn gezang een vrouwtje aan zich heeft weten te
binden wordt het eigenlijke nest gebouwd. De plaats wordt bepaald door het vrouwtje. Gebroed wordt er in de maand mei en begin juni. Wanneer er onraad in de omgeving van het nest is, een jagende kat of ekster bijvoorbeeld, maakt de vogel een luid “tek-tek-tek” geluid soms nog gevolgd door “tektserrr” bedoeld om de indringer te verjagen. Wanneer de jongen zijn groot gebracht verblijven de zwartkoppen nog wel tot november in onze streken. Daarna vertrekken ze zuidwaarts. Toch blijft er ook een aantal in Nederland. In januari namen we op een excursie in de omgeving van het Lauwersmeer een exemplaar waar dat zich daar op het oog prima thuis voelde. De Latijnse naam “Sylvia” duidt op “grasmus” en “atricapilla” op “met zwarte kopveren”.
Andere namen zijn o.a. zwartkopgrasmus, zwartkop-tuinfluiter (zwartkoppen en tuinfluiters worden nogal eens verward door hun beider welluidende zang), Grote hofzanger en smidje (vanwege de alarmroep). De Duitser bedacht de naam “Mönchgrasmücke en de Engelsman “Blackcap”. De Fransman maakte het heel fraai met “Fauvette à tête noire” terwijl de Fries het heeft over de “Nettelkrûper”. Zwartkoppen doen het heel goed in Nederland , vooral in hoog Nederland komen grote dichtheden voor. Dat is wel anders geweest in het verleden. In 1852 waren de vogels nog zeldzaam zoals blijkt uit de volgende tekst: “Op het Loo en soms ook op Endegeest bij Leiden, broeijende waargenomen en geschoten (! A.L.). Herhaaldelijk in het najaar in de omstreken van Leiden gevangen”. Dit laatste geschiedde op 5
de toen veelvuldig aanwezige vinkenbanen in het westen van ons land. Daarna is de stand enorm vooruit gegaan. Bij de grote landelijke tellingen van 1979-1985 schatte men het aantal zwartkoppen op 70.000-120.000 paren maar in het laatste grote onderzoek van 1998-2000 was het aantal geschatte paren opgelopen tot maar liefst 270.000-320.000 ! Oorzaken hiervan zijn de toenemende bebossing van allerlei gebieden en de verzuring waardoor het aantal braamstruiken in
ons land zich sterk vermeerderde. Zo zie je maar weer: “elk nadeel hep zijn voordeel”. Eind maart arriveren de eerste zwartkoppen weer in Nederland. Bij ons in midden Overijssel vermoedelijk wat later. In 2004 zagen Jos van Tongeren en Gerrit Dommerholt op 2 april de eersten in Nijverdal en Huub en Tim ter Haar op 8 april de eerste bij het kanaal Heeten-Raalte. Wie neemt dit jaar de eerste waar? Arie Langendoen
Vogels verbeeld (4) Vogels dienen vaak als inspiratiebron van kunstenaars. Het uitgangspunt van de beeldende kunstenaar is daarbij niet altijd de optimale natuurgetrouwe weergave, zoals we die bij getekende illustraties in bijvoorbeeld vogelgidsen aantreffen. Soms zal men geboeid zijn door de kleurenpracht en hier zeer de nadruk op leggen of men is juist getroffen door de karakteristieke vorm en zal deze misschien vereenvoudigen of herhalen om er nog meer kracht aan te geven. De duif dient vaak als onderwerp van een schilderij of tekening.
In afbeelding 1 zien we twee duiven die omgeven zijn door plantaardige vormen. Ze maken onderdeel uit van een behangontwerp dat eind 19e eeuw in Engeland werd ontworpen door William Morris. Als reactie op de massaproductie die het gevolg was van de industriële revolutie, legde hij de nadruk op handwerk. Het hele proces van ontwerpen, drukvormen snijden en maken van de afdrukken, werd weer door één persoon uitgevoerd. 6
Afbeelding 1. William Morris, behangontwerp.
Afbeelding 2. George Braque, “Twee duiven” (1956)
Omdat de drukblokken steeds naast en onder elkaar moesten worden afgedrukt, was het belangrijk dat het ontwerp symmetrisch was. De duif leent zich, met zijn ronde lijnen, uitstekend voor een decoratieve weergave. De “twee duiven” van George Braque (1882-1963) zijn nauwelijks nog als duiven herkenbaar (afbeelding 2).
Het lijkt of Braque twee vogelvormen heeft uitgeknipt en deze op de overwegend blauwe achtergrond heeft geplakt. Door het grote formaat en de donkere kleuren wordt de compositie van het schilderij grotendeels door de vogels bepaald. Hun koppen zijn naar elkaar gericht alsof ze elkaar iets te vertellen hebben. Gerda Bruggeman
Uilenvlucht Het schitterend uitgevoerde boekje “Uilenvlucht” (70 bladzijden), van Stefan Halewijn biedt de liefhebber mooie foto’s en kunstwerkjes van de belangrijkste in onze omgeving voorkomende uilen. Kerk-, Bos-, Rans-, Veld- en Steenuil alsmede de Oehoe worden goed belicht in eenvoudige taal. Ook wordt aandacht besteed aan broedgedrag, ogen, oren, poten, veren, braakballen, jachttechnieken en aan de relatie tussen uilen en mensen.
De tekst is zodanig vormgegeven dat ook jeugdige lezers er goed mee uit de voeten kunnen. Het is misschien een leuk idee voor een waardevol cadeautje!
“Uilenvlucht”, Stefan Halewijn. KNNV uitgeverij. ISBN 90-5011-194-7 KNNV/IVN-leden betalen € 13,95, anderen € 16,95. 7
Parels voor de zwijnen
Misschien kunt U zich nog het stukje herinneren in de vorige Caprimilgus van Theo Aarsen. Hij had het over “eenoog “, de blinden en de lammen. Welnu, één van die blinden was ik, Ben Lammertink. Theo kwam waarschijnlijk op deze vergelijking, omdat de vogelkennis van alle vijf deelnemers aan de excursie samen genoeg was om tot maximaal 43 soorten te komen. Wat je op zo’n dag opvalt is dat je bij gelijk “getalenteerden” eigenlijk best veel weet. Toch durf je vaak niks te zeggen omdat je net weer even te veel twijfelt. Je durft echter wel hardop te zeggen wat je denkt te zien als je op excursie gaat met meer ervaren vogelaars die jouw waarneming kunnen bevestigen of ontkennen. Je leert er in ieder geval van. Het mooie van deze vogelclub is nu dat onze ervaren vogelaars zelf over een heel zeldzaam gen beschikken! Ze delen hun kennis op een heel plezierige manier met je. Dit soort
vogelaars staat echter (net als de huismus) op de rode lijst, er zijn er namelijk niet zo veel van. Nou wil het toeval dat ze binnen onze club wel aanwezig zijn en dat ze ook nog eens erg mooie excursies organiseren. Je wordt naar de vogelplekken gereden, ze leggen het uit en het kost niets. Wat schetst nu mijn verbazing. Er komen gemiddeld maar 4 of 5 vogelaars op een excursie. Hier is een uitdrukking voor in het leven geroepen Onze vogelaars die het uitleggen zijn parels, maar dan wel ‘Parels voor de zwijnen‘ Het is namelijk leerzaam, je bent buiten. het is gezellig en je bent er even helemaal uit.. Ga eens mee en je zult merken hoe leuk het is. Ik heb het in 4 jaar nog nooit meegemaakt dat iemand er spijt van had. Grijp je kans nu ze nog steeds meegaan !!! Ben Lammertink
Uilenexcursie Haarlerberg, 4 februari 2005 Met zijn tienen waren we en Eef was de gids. Op de parkeerplaats bij Dalzicht gaf hij informatie over de bosuil, het voorkomen, het voedsel, het broedgedrag, de eivorm en zo meer. Daarna stapten we voortvarend de duisternis in. De maan liet het afweten en de hemel was bedekt. Bij het uitkijkpunt op de Haarlerberg 8
aangekomen klopten onze harten vol verwachting: zou een uil zich laten horen. Het bleef stil. Ondertussen verdween de bewolking langzaam en konden we genieten van een fraaie sterrenhemel. Vliegtuigen brachten met hun gekleurde knipperlichten wat leven in de brouwerij. De uilen echter bleven stil. Na een half uurtje wachten
werd besloten de wandeling te vervolgen. Dat was minder simpel dan gedacht: het was donker en de paden bleken verfraaid met allerlei boomstronken en diverse kuilen. Een valpartijtje, gelukkig zonder letsel, was het gevolg. Plotseling toch de roep van een bosuil. Iedereen luisterde gespannen. Korte tijd later bleek dat een perfecte imitator ons bij de neus had genomen. De echte bos- en ransuilen hielden zich stil.
Tegen tienen waren we weer bij Dalzicht terug, waar ondanks het gemis aan uilengeroep, iedereen bekende een plezierige avond te hebben beleefd. Toen ik ‘s nachts tegen half vier in een lichte slaap verkeerde hoorde ik minuten lang vlak bij mijn tuin de bosuil roepen… Volgende keer maar in Markelo komen logeren als we weer op uilenjacht gaan! Arie Langendoen 9
Falsterbo, Zweden, 1 oktober – 6 oktober 2004
Onderkomen in Höllviken
Vrijdagmorgen 1 oktober begonnen Arie, Theo, Gerrit en Roel vanuit Markelo de reis richting Falsterbo (spreek uit: Falsterboe). De afstand tussen start en aankomst is ongeveer 900 kilometer. Bepakt met verrekijkers, telescopen, een enkele camera (niet elke camera werkte…!), niet te veel bagage, sigaren, wat eten maar vooral drank en een goed humeur, dit alles samen in de auto van de heer Langendoen. (je bent veurzitter of je bent het niet). Huub en Tim zouden later starten en aankomen rond middernacht. Voor Gerrit en Roel was dit na jaren afwezigheid een Rendez-vous (resp. 5 en 6 keer geweest), voor Arie en Theo en later Huub en Tim was dit de eerste kennismaking met Falsterbo en zeker niet de laatste. Er was van te voren een huisje in 10
Höllviken gereserveerd, in een mooie bosrijke omgeving op 15 minuten rijden van Nabben. Zoals vrijwel iedere vogelaar weet is Falsterbo een begrip in de wereld der, vooral Europese, vogelliefhebbers. En dan vooral bij de liefhebbers van de vogeltrek. Falsterbo is een klein stadje op het meest zuidwestelijke schiereiland van Zweden. Dit uiterste puntje, Nabben genaamd, ligt op ongeveer 20 kilometer van Denemarken en is de plaats waar miljoenen vogels in het najaar de oversteek in zuidwestelijke richting naar Denemarken wagen. De meeste vogels hebben er een hekel aan om tijdens de trek grote afstanden over water af te leggen en zijn geneigd om zo lang mogelijk over land te vliegen. Al die vogels komen zo in een soort
Zicht op Falsterbo’s Fyr (vuurtoren), kijkend in de richting van Denemarken
fuik terecht tot het onvermijdelijke zich aandient. Het water over! Hetzelfde is in Europa, maar natuurlijk ook elders in de wereld, te zien in Tarifa bij Gibraltar in Spanje, de Bosporus bij Istanbul, Turkije maar ook in Eilat, Israël. Wel is dit voor een groot deel afhankelijk van de windrichting. Bij een stevige windrichting uit noord noordwest zullen de vogels over een breder front hoger over trekken. Ze worden dan als het ware met een stevige duw in de rug over de Sont geblazen naar Noord Duitsland en Denemarken. Is de windrichting oostelijk, dan zullen veel vogels verspreid via een meer westelijke route over vliegen. Dit alles maakt dat er goede vogeltrek jaren in Falsterbo zijn maar ook mindere! Bij vogelen is dat “all in the game”. Bij heersende zuidwestelijke winden zullen de vogels in Scandinavië de overtocht zo lang mogelijk uitstellen en dan loopt het schiereiland letterlijk vol. Dat zijn de jaren dat het voor vogelaars genieten wordt en waar en waar ze nog jarenlang over praten. Wij troffen het dit jaar. Het weer was goed, geen regen of mist van enige betekenis, wel vaak een straffe wind.
Omdat de dagtrek rond zonsopkomst start zorgden we ervoor dat we rond kwart voor zeven op de ‘punt’ op Nabben klaar stonden. De wekker ging dus om ongeveer 05.30 uur af. Koffie en thee klaarmaken, ontbijten, de boel inpakken en wegwezen naar de Punt op Nabben! Na ongeveer twee uur terug lopen naar de auto om via het vogeltrekstation bij de mistnetten te kijken of er daar, en welke, vogels in hingen. Bij te veel wind werden er geen netten uitgehangen wat een aantal dagen het geval was. De rest van de dag werd al vogelend de omgeving bekeken. Er zijn interessante meren en mooie bosgebieden in de buurt waar je erg leuke soorten kunt waarnemen. Bekend zijn de meren van Krankesjön (Roerdomp, Baardman, Bruine Kiekendief, Visarend, Zeearend) en het bosgebied van Fyledalen, bekend van de steenarenden, rode wouwen en raven. Eenmaal terug op ons honk werd er (uit)gegeten, geborreld en de dag nagepraat. De één ging vroeg naar bed terwijl de ander nog zo lang
Plattegrond van “De Punt”
11
mogelijk buiten bleef zitten, alert op eventuele trekroepjes in de nacht. Leuke waarnemingen waren: Op een ochtend 4 klapeksters, pleisterend en jagend bij de Punt. Eèn pakt een overtrekkende vink in de lucht en dwingt het protesterende beest mee naar de grond. Na lang zoeken, n.a.v. een tip van Zwolse vogelaars, een Oehoe in een steengroeve (richting Lund) ontdekt. Tim ter Haar was zo scherp om de vliegende Roodkeel- en Parelduiker te scoren. Adulte en juveniele steenarenden langdurig gezien en gehoord in Fyledalen. De laatste dag bij Nabben trokken grote groepen vinken en kepen, naar wat later bleek 365.000 (!), heel laag over (enkele tussen ons door: mond dicht want het was niet ondenkbaar dat...er een vermoeide vink of keep....!). Tegen een straffe zuidoosten wind in, vele werden weer terug geblazen om het even later weer te proberen. Enkele leuke vogelaarsters (ook vogelaars) in de IVN groep uit Groningen die enkele dagen naast ons stonden op de Punt! Vinken en kepen zijn de soort die in grootste aantallen overtrekken. In totaal werden op Nabben van 1
Deelnemers Arie Langendoen Theo Aarsen Gerrit Dommerholt Roel Janssen Huub ter Haar Tim ter Haar
12
1 okt.
2 okt.
x x x x x x
x x x x x x
augustus tot 20 november 2004, 1.947.568 vogels geteld (165 soorten), waaronder 926.825 vinken en kepen! Die topdag, op 6 oktober, trok dus ongeveer 40 % van het totale aantal vinken en kepen door. Vinken en kepen worden als één soort geteld omdat deze soorten in grote groepen gezamenlijk trekken en dus niet te onderscheiden zijn. Wel is het zo dat in de eerste periode het meest vinken over trekken en in de loop van het trekseizoen het aandeel kepen toeneemt. In aantal de nummer twee van de trekvogels is de houtduif. Ongeveer 250.000 exemplaren trekken in deze gehele periode over. Meestal hoog over wat, tegen een blauwe lucht, een fantastisch gezicht is. Van de roofvogels is de sperwer het meest voorkomend: zij trekken, zeg maar, met het voedsel mee. In 2004 trokken maar liefst 25.000 exemplaren zuidwaarts. Om een indruk te krijgen, enkele andere aantallen, over de gehele telperiode 2004 van 01-08 tot 20-11, zijn: buizerd: 8.500, eider: 92.000, boompieper: 31.000, graspieper: 13.000, boerenzwaluw: 20.000, groenling: 74.000. sijs: 88.500, kauw: 51.000, gele kwikstaart: 49.000, pimpelmees: 29.000, spreeuw: 48.000, zeearend: 37, smelleken: 500, visarend: 426.
Dagen in Zweden 3 okt. 4 okt. 5 okt. x x x x x x
x x x x
x x x x
6 okt. x x x x
Het kan verkeren: Tijdens onze week in Zweden nauwelijks buizerdtrek meegemaakt. Achteraf bleek dat de dag voor onze aankomst, op 30 september, 2332 exemplaren zijn geteld!! Een uitzonderlijk hoog aantal per dag. Tijdens onze aanwezigheid 47
Roodkeelduiker Parelduiker Fuut Dodaars Aalscholver Kuifaalscholver Blauwe Reiger Knobbelzwaan Kolgans Grauwe Gans
Bruine Kiekendief Blauwe Kiekendief Ruigpootbuizerd Buizerd Sperwer Havik Torenvalk Slechtvalk Smelleken Fazant
Brandgans
Waterral
Canadese Gans Rotgans Bergeend Wilde Eend Krakeend Pijlstaart Slobeend Smient Wintertaling Tafeleend Topper Kuifeend Eider Zwarte Zee-eend Grote Zee-eend Brilduiker Nonnetje Middelste Zaagbek Zeearend Visarend Steenarend Rode Wouw
Waterhoen Meerkoet Scholekster Kluut Bontbekplevier Zilverplevier Goudplevier Kievit Steenloper Bonte Strandloper Kleine Strandloper Oeverloper Tureluur Groenpootruiter Grutto Rosse Grutto Wulp Watersnip Kemphaan Kokmeeuw Dwergmeeuw Stormmeeuw
exemplaren in totaal. Maar 9 en 10 oktober waren samen goed voor 3082 exemplaren! Waren we één dag eerder gekomen en 4 dagen langer gebleven dan.... Mmaar ja,dat is nu eenmaal vogelen! Roel Janssen
Zilvermeeuw Kleine Mantelmeeuw Grote Mantelmeeuw Visdief Noordse Stern Grote Stern Holenduif Houtduif Turkse Tortel Zomertortel
Tjiftjaf Goudhaan Vuurgoudhaan Koolmees Zwartkop Zwarte Mees Pimpelmees Glanskop Staartmees Witkopstaartmees Boomklever (Noord Oehoe Europese nominaat) Zwarte Specht Taigaboomkruiper Groene Specht Grauwe Klauwier Grote Bonte Specht Klapekster Veldleeuwerik Ekster Boomleeuwerik Gaai Boerenzwaluw Kauw Oeverpieper Roek Graspieper Bonte Kraai Boompieper Zwarte Kraai Witte Kwikstaart Raaf Gele Kwikstaart Spreeuw Grote Gele Kwikstaart Huismus Winterkoning Ringmus Heggemus Vink Roodborst Keep Gekr. roodstaart Kneu Tapuit Putter Zanglijster Groenling Koperwiek Sijs Kramsvogel Kruisbek Grote Lijster Geelgors Merel Rietgors
De waarnemingen
13
Waarnemingen, inventarisaties en tellingen in Midden Overijssel In deze rubriek wordt een selectie van waarnemingen opgenomen die de afgelopen periode zijn gedaan in ons werkgebied. Alle waarnemingen worden ook in het archief van de VMO opgeslagen. Ik verzoek iedereen om alleen waarnemingen van landelijk en/of voor ons werkgebied, zeldzame of schaarse soorten door te sturen. Daarnaast van kolonievogels en waarnemingen van bijzonder gedrag of aantallen van algemene soorten, overwinterende zomervogels en/of wintergasten. Waarnemingen z.s.m. inzenden naar Gerrit Dommerholt: e-mail:
[email protected] tel. 06-48137236 / 0548–618423 Kilometerhok of Amersfoortcoördinaten Alleen waarnemingen waarbij aantal, evt. geslacht, datum, Kilometerhok (xx-yyzz) of Amersfoortcoördinaten (A xxx,d-yyy,d), plaatsaanduiding en naam van waarnemer(s) zijn vermeld, worden opgenomen.
Waarnemingen van 18 november 2004 tot en met 28 februari 2005
Grote zilverreiger 1ex 27-48-31 Heeten 11 en 27-12-2004 (H+TtH) Wilde zwaan 2ad+4juv A228,5-470,7 Markelose broek 2012-2004 (AR) Smient 113ex A228,2-474,0 Domelaar 07-12-2004 (AL) Grote zaagbek 2m+2v A226,0-472,9 Schipbeek Markelo 2012-2004 (AR) m+v A228-490 stuw Regge 15-01-2005 (JvT) 3m+4v A228-490 Regge 11-12-2004 t/m 2502-2005 (GD) Slechtvalk 1ex 228,5-474,4 07-12-2004 (AL) Smelleken 1ex A226-484 Sikkelbosch met gevangen rietgors 10-12-2004 (GD) Patrijs 6m+4v A228-489 baltsend in weiland Regge 06-02-2005 (GD)
14
Wulp 245ex A228,5-474,4 Domelaar 07-12-2004 (AL) Witgat 1ex 27-48-21 Heeten hele periode (overwinterend) (H+TtH) Kerkuil 1ex A229,2-467,3 Borkeld 06-12-2004 (AL, AR, TK) Ransuil 6-7ex A230,9-476,2 slaapplaats Borkeld 2201-2005 (AL) IJsvogel 1ex A234,6-476,9 Elsgraven 20-11-2004 (exc) 1ex A234,9-477,3 Entervenen 20-11-2004 (exc) 1ex 27-48-31 Heeten 27-12-2004 (H+TtH) 2ex A228-489 Regge Overwater hele periode (GD) Middelste bonte specht 1ex 27-38-53 Schoonheten 23-01-2005 (H+TtH)
Raaf Witte kwikstaart 1ex 28-41-23 Haarle 14-12-2004 (H+TtH) 1ex 27-38-21 Raalte 27-12-2004 Appelvink overwinterend (H+TtH) 1ex 27-38-54 Schoonheten 20-02-2005 Grote gele kwikstaart (H+TtH) 1ex 27-48-31 Heeten 03-01-2005 (H+TtH) Goudvink, ondersoort noordse goudvink 1m A228-490 stuw Regge 30-01-2005 (GD) (“Trompetje” ) 2ex 27-38-41 Raalte 10-02-2005 (H+TtH) 1ex A227-488 Hellendoorn 29-11-2004 (RJ) Pestvogel Kruisbek 1ex A228,3-488,5 Hulsen 04-12-2004 (GD) 18ex A228-488 Hulsen-Jipkesbelt 05-128ex A226-484 Noetselerveld 13-12-2004 (RJ) 2004 (GD) 16ex 27-48-21 Raalte 09-02-2005 (H+TtH) 13ex 28-21-45 Luttenberg 16-01-2005 22ex A228-488 Hulsen 25-02 t/m 27-02-2005 (H+TtH) (GD) 2ex 27-38-53 Schoonheten 30-01-2005 Waterspreeuw (H+TtH) 1ex 28-12-23 Archem 16-01-2005 (H+TtH) Zwarte roodstaart 1ex 27-48-31 Heeten 07-11-2004 (H+TtH) Tjiftjaf Afkortingen Waarnemers 2ex 27-48-31 Heeten 04-11-2004 (H+TtH) e.o. en omgeving AL Arie Langendoen Klapekster a adult AR Arie Rouhof 1ex A231,4-476,6 Borkeld 21-11-2004 ov overvliegend EJ Eef Jansen (AR) ot overtrekkend GD Gerrit Dommerholt 1ex A227,2-484,3 Noetselerveld 10-122004 (GD) juv juveniel H+TtH Huub en Tim ter Haar 1ex A229,4-476,0 Borkeld 20-12-2004 m man JvT Jos van Tongeren (AL) v
vrouw
RJ
Roel Janssen
p
paar
TK
Ton Klomphaar
Inventarisatieschema 2005 De voorbereidingen voor het nieuwe seizoen zijn al weer in volle gang. Op de volgende pagina is uitgewerkt wat op dit moment op de “te doen lijst” staat. Het bestuur kan besluiten om bepaalde inventarisaties te laten vallen of andere op te nemen. Met “V” is aangegeven welke we op basis van afspraken met SBB/NM in elk geval “moeten” doen. Mee doen? Wilt u meer informatie over een bepaalde inventarisatie, neem dan contact op met de contactpersoon. Het is ook mogelijk om ingedeeld te worden in het bezoekschema van de inventarisaties (behalve voor 1+3+4) of, nog mooier, om zelf een plot te inventariseren. In dat geval graag contact opnemen met Gerrit Dommerholt.
15
Inventarisatieschema 2005 Gebied 1. Heide-inventarisatie BSP Wolfsslenk-Hexel
Coördinator V Gerrit
maart-juni
2. Nachtzwaluwtelling
V Gerrit
3. Simultaantelling Korhoen
V Ton Klomphaar
4. Korhoenmonitoring
V Paul ten Den
5. IJsvogel en Gele kwikstaarttelling Regge 6. BMP Beltmansbos, Holterheide, Numendal 7. Borkeld
Data
Tellers Roel, Gerrit
17+24 juni, 20-30 personen 1 juli Theo, Arie, Eef, 20+27 april, Roel, Henk, 4 mei Hanneke, Gerrit Arie, Eef, Theo, jan-dec Henk, Hanneke, Jos, Roel, Gerrit
Gerrit
maart-juni
Gerrit
V Gerrit
maart-juni
Henk Roelofs
V Gerrit
maart-juni
Arie, Theo
8. Trektelpost Sallandse Heuvelrug
Gerrit
sep-nov
Arie, Theo, Gerrit
9. Big-day
Roel
14 mei
??
Arie
voorjaar
10. Kolonievogels (Roek, Bl reiger, Kokmeeuw) 11. Roofvogeltelling
Arie, Eef, Hanneke, Theo Eef, Jan Krooshof
Eef
jan-dec
12. PTT(ellingen)
Arie
jan-dec
Arie, Theo Huub, Tim, Henk
13. Steltlopertelling najaar
Gerrit
aug-nov
Arie, Jos, Gerrit
Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug In deze rubriek wordt actuele informatie gepresenteerd over het Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug. Contactpersoon namens de VMO voor het Overlegorgaan is Gerrit Dommerholt. Dus voor alle vragen en/of opmerkingen, of voor inzage in stukken graag bellen (06.48137236) of mailen (
[email protected]). Op 16 oktober 2004 is het Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug ingesteld door minister Veerman. Daarmee is een nieuwe fase aangebroken voor het Nationaal Park. Het plan Levend Paars (december 2004) is leidraad voor verdere uitvoering. In de instellingsbrief heeft de minister het Overlegorgaan enkele specifieke 16
opdrachten meegegeven. De door de minister genoemde onderwerpen zijn opgenomen in het beheer- en inrichtingsplan maar zijn binnen de vele acties nu opgevat als prioritaire thema’s. Deze thema’s zijn samengevat de volgende: - uitvoeren van de opgenomen zonering voor terugdringen van het
gemotoriseerde verkeer en het aanleggen van kleinschalige voorzieningen nodig voor de toegankelijkheid van specifieke doelgroepen (gehandicapten en 65+), - de functie van de Toeristenweg in overeenstemming brengen met de doelstellingen van het Nationaal Park, - uitwerkingsgebieden aan noordzijde en oostzijde betrekken bij het beheer- en inrichtingsplan nationaal park.
In het werkplan voor 2005 zijn 49 thema’s opgenomen. Interessant voor de VMO is een onderzoek naar voorkomen van vogels die indicator zijn voor oud bos. De werkzaamheden bestaan uit het verzamelen van bestaande onderzoeksgegevens en twee broedseizoenen aanvullende gegevens verzamelen over enkele bosvogels. Het resultaat van dit onderzoek is een Rapport met kaart welke delen kenmerken hebben van gevarieerd (structuurrijk) en ouder bos.
Uit de media In deze rubriek vindt u becommentarieerde samenvattingen van berichten die in de media zijn verschenen. Als u iets voor deze rubriek hebt; graag het bericht met samenvatting, eventueel voorzien van commentaar, inleveren bij de redactie. Zeevogels herkennen hun nest uit duizenden aan de geur - NRC 30 oktober 2004 Biologen Francesco Bonadonna en Gabrielle Nevitt ontdekten dat een stormvogelsoort, de Atlantische Prion (Pachyptila desolata) zijn neus gebruikt om in een dichtbezette broedkolonie zijn nest terug te vinden. Dit gebeurt vaak nadat ze wekenlang op zee zijn geweest om voedsel te verzamelen. De eigen geur of de geur van de partner wijst ze daarbij de weg. De prions hebben een penetrante muskusgeur die gemakkelijk bleef hangen in de katoenen zakken die de biologen bij hun onderzoek gebruikten. De vogels broeden op de Kerguelen een eilandengroep in het zuidelijk deel van de Indische oceaan. Aanvankelijk werden de katoenen zakken bij onderzoek gebruikt om de vogels in te
vervoeren. Pas toen de biologen met de sterke geur werden geconfronteerd, kwamen ze op de gedachte die zakken bij hun experimenten te gebruiken. In de testopstelling werd een vogel in een kooi geplaatst waaraan twee buizen zaten. Aan de buitenzijde van de buis werd een zak bevestigd, waar met een ventilator lucht door de zak in de kooi werd geblazen. Eerst werd naast de eigen geur die van een willekeurige andere vogel ingeblazen, later werd de geur van de partner met die van een willekeurige soortgenoot vergeleken. In het eerste geval kozen de vogels niet voor de eigen geur maar voor die van de soortgenoot. In het tweede geval werd de geur van de partner verkozen boven die van een willekeurige soortgenoot. Als de eigen geur werd vergeleken met een drietal willekeurige aroma’s, kozen 17
de vogels overwegend voor de eigen geur. Bij het broeden wisselen de partners elkaar af en aan de nestgeur van de partner kunnen ze hun nest terugvinden. Kauwtjesbom - NRC 3 december 2004 Speciale smulbossen aanleggen voor allochtonen? Nergens voor nodig concludeert Peter Yvon de Vries. Elk bos is een eldorado voor smulpapen die houden van bijvoorbeeld tamme kastanjes. In een aardig stukje beschrijft de Vries hoe een kauwtje gebruik maakt van de wetenschap dat als je een walnoot van grote hoogte op de stoep voor de dorpswinkel laat vallen deze dan barst en opgegeten kan worden. Dit gebeurde voor de ogen van de schrijver juist op het moment dat een meisje passeerde, die hem daarop vroeg: ”Deed u dat?”. De verklaring die de Vries daarop gaf kwam op de lieftallige dame niet erg overtuigend over. In het artikel wordt verder opgemerkt dat het aanleggen van smulbossen voor allochtonen overbodig is omdat onze bossen barsten van allerlei lekkere zaken, voor ieder wat wils. Het artikel wordt besloten met een recept voor het schoonmaken van tamme kastanjes, een traktatie in combinatie met spruitjes en bosworteltjes. Zwaluwwervels - NRC 11 december 2004 Experimenteel onderzoek aan een model van de vleugel van een gierzwaluw laat zien dat een vogelvleugel op een heel andere manier “lift” genereert dan een ronde vliegtuigvleugel. In Science publiceren onderzoekers van de Groningse en de Leidse universiteit hun resultaten. Die 18
vormen waarschijnlijk een doorbaak in het begrijpen van het vliegen bij vogels. Eerste auteur Prof. Dr. John J. Videler denkt dat de waargenomen verschijnselen zijn terug te vinden bij praktisch alle vogelvleugels. Misschien vormen de albatros en de reuzenstormvogel een uitzondering op de regel. De essentie is dat bij gangbare vliegsnelheid en een heel gewone stand van de vleugel boven die vleugel en kort achter de voorrand (leading edge) een lange cilindervormige werveling blijkt voor te komen waarvan het bestaan tot dusver niet bekend was. Deze werveling (vortex) oefent een kracht uit loodrecht op het vleugeloppervlak en kan zowel voor verandering van de opwaartse kracht (lift) als voor de luchtweerstand (drag) worden gebruikt. De experimenten werden eerst uitgevoerd met een vleugel van een dode gierzwaluw en waren direct succesvol. Toen Videler vervolgens met een epoxyhars model aan het werk ging trad geen werveling op bij de voorrand van het model (leading edge vortex). Pas na het scherp slijpen van het buitenste deel van het vleugelmodel ontstond de werveling. Hiermee had het model inmiddels de bij vogelvleugels normale scherpte aan de buitenzijde gekregen. Het verschil tussen vliegtuig- en vogelvleugels zit aan de buitenzijde: waar de vliegtuigvleugel nog steeds een ronde voorkant heeft, heeft de vogelvleugel de scherpe voorrand van de handpennen. Het door vliegtuigbouwer Tennekes beschreven aërodynamische model voor vogels komt daarmee onder druk te staan. Een artikel dat de lezer nieuwsgierig maakt naar het hele verhaal.
Uitgestorven reuzenadelaar blijkt verwant aan arendje - NRC 8 januari 2005 De Haasts arend (Harpagornis moorei), de inmiddels uitgestorven reuzenadelaar van Nieuw Zeeland blijkt op grond van DNA analyse een nauwe verwant van de Australische dwergarend (Hieraaetus morhnoides) en niet van de Australische wigstaartarend (Aquila audax), zoals op basis van botvergelijking altijd werd gedacht. Haasts arend was met een gewicht van 10 tot 14 kg nog 30 tot 40% zwaarder dan de momenteel zwaarste roofvogel, de harpij (Harpia harpyja) uit Midden- en Zuid Amerika. De vleugelspanwijdte van de reuzenadelaar was 2 tot 3 meter. De onderzoekers van de universiteit van Oxford konden uit fossiele botresten DNA materiaal van de Haasts arend isoleren. Uit berekeningen van de biologen blijkt dat de gemeenschappelijke voorouder van beide verwante arendsoorten 0,7 tot 1,8 miljoen jaar geleden moet hebben geleefd. Het nest is terug - NRC 18 januari 2005 New York is al tijden in de ban van een roofvogelpaar dat nestelt op een chique flat bij het Central Park. De bewoners wilden van de buizerds af. Vogelaars hebben het bleke mannetje Pale Male en het vrouwtje Lola gedoopt. De vogelliefhebbers hebben het paar gered. Kees Moeliker, conservator van het Natuur Museum Rotterdam, op werkbezoek bij het American Museum of Natural History, beschrijft hoe hij in het Central park diverse bijzondere waarnemingen deed. In het park worden jaarlijks 300 verschillende soorten waargenomen.
Het paartje roodstaart buizerds (Buteo jamaicensis) had een nest gebouwd op een kroonlijst langs de gevel van een appartementsgebouw aan de Fifth Avenue. Op de twaalfde verdieping hadden de roofvogels een goed uitzicht op hun jachtgebied het Central Park. De roofvogels werden met telescopen door enthousiaste roofvogelaars constant in de gaten gehouden. Voor de paring werd door de roofvogels gebruik gemaakt van een balkonhekje van Woody Allens penthouse. In opdracht van de eigenaren werd het nest vorig jaar december verwijderd. Er waren klachten van de bewoners. De buizerdspotters en de Audubon Society liepen tegen de verwijdering te hoop. Zelfs de New York Times veroordeelde in een redactioneel artikel de verwijdering van het nest. Er werd een nieuwe roestvrij stalen nestgelegenheid aan de gevel van de twaalfde verdieping bevestigd. Het laat zich aanzien dat het paar de nieuwe locatie accepteert en er werd al met nestbouw begonnen. Zo kan het dus ook. Ernst Mayr (1904 - 2005) - NRC 7 februari 2005 In een korte levensbeschrijving wordt aandacht besteed aan het op 93-jarige leeftijd overlijden van Ernst Mayr, de evolutiebioloog. Hij hield zich vooral bezig met de vorming van soorten. Nog in de vorige Caprimulgus werd melding gemaakt van het verwerpen van de theorie van de ringsoorten waarvan onder meer het conglomeraat van zilver- en mantelmeeuwen een voorbeeld zou zijn. Mayr was de grondlegger van de theorie van de ringsoorten. Dit was een van de 19
manieren waarop soorten zich konden ontwikkelen. Darwin had in zijn “The Origins of Species” slechts beperkt aandacht besteed aan soortvorming. Mayr beschreef met behulp van de erfelijkheidsleer in detail hoe soortvorming zich zou kunnen voltrekken als populaties geografisch gescheiden worden, zoals op eilanden het geval is. De populaties groeien genetisch langzaam maar zeker uit elkaar en kunnen samen geen vruchtbaar nageslacht meer voortbrengen. In dat geval is er sprake van verschillende soorten volgens de definitie van Mayr. De New York Times vermeldt in een In Memoriam dat Mayr in zijn auto naar de Harvard Universiteit in Boston reed, totdat zijn familie zijn autosleutels afpakte Hij was toen 99 jaar. Kijk, luister naar wat de vogel zingt - NRC 27 februari 2005 Het artikel geeft een recensie van het boek “Nature’s music, the science of birdsong” van de auteurs Peter Marler (University of California) en Hans Slabbekoorn (Universiteit Leiden). [ISBN: 0124730701]. Pas nadat het geluid van vogels op papier gezet kon worden via sonogrammen, die ook in sommige vogelgidsen zijn opgenomen is het mogelijk geworden wetenschappelijk onderzoek te doen naar vogelzang. Nature’s music staat vol met sonogrammen van verschillende zangvogels. Bij vergelijking van de zang van partners van kruisbekken blijkt dat deze sterk op elkaar lijkt. De partners imiteren de zang van elkaar om de paarband te verstevigen. Ook wordt duidelijk hoe de zang van een jonge zanglijster zich in enkele maanden ontwikkelt tot de zang van 20
een volwassen zanglijster. Bij het boek zijn 2 CD’s met meer dan 150 geselecteerde opnames van vogelzang. Het boek is niet alleen voor studenten en wetenschappers geschreven, maar ook voor de geïnteresseerde leek. Iedereen hoort dagelijks om zich heen wel een vogel zingen, het boek is daardoor voor een breed publiek boeiend. Aan de zang van de bosrietzanger is af te luisteren welke trekroute hij gevolgd heeft. Een apart verhaal vormen de imitatiecapaciteiten van spreeuwen, die in het boek aan de orde komen. Het boek is een aanrader voor de muzikale vogelaar. De prijs van $ 74,95 kan een bezwaar zijn. De Hoge Veluwe zet gefokt korhoen uit - NRC 2 maart 2005 Het Nationaal Park gaat dit voorjaar korhoenders uit buitenlandse fokprogramma’s uitzetten. Men wil uiteindelijk een populatie van enkele honderden korhoenders hebben. Men is optimistisch wat betreft de verwachtingen. Wetenschappers denken er anders over. Hugh Jansman van onderzoeksinstituut Alterra in Wageningen wijst er op dat er de afgelopen jaren al duizenden korhoenders tevergeefs zijn uitgezet. Ze zijn te zeer genetisch aangepast om het in het wild te kunnen redden. Het ministerie van LNV heeft de benodigde ontheffing van de Flora- en Faunawet verleend. Ook in Noord Brabant bestaan plannen om korhoenders uit te zetten. Inteelt bij laatste korhoenders - NRC 2 maart 2005 De laatste wilde korhoenders zitten op de Sallandse Heuvelrug. Wat is de beste methode om ze te behouden? In de ondertitel wordt aangegeven dat
uitzetten van gefokte korhoenders elders in West-Europa is mislukt. Arjen Schreuder is met boswachter Sjaak van Dijk het veld in geweest. Het korhoen is het vlaggenschip van het nationale park. Loont het nog de moeite om korhoenders te beschermen, of is de populatie daarvoor al te verzwakt? Deze vraag heeft het onderzoeksinstituut Alterra door een uitgebreid onderzoek porberen te beantwoorden. De populatie korhoenders leeft volledig geïsoleerd van twee ander populaties in de Hoge Venen in de Ardennen en op de Lüneburger heide in Duitsland. Er is blijkt uit het onderzoek al genetische verarming opgetreden, maar van fitnessafname is nog geen sprake. Het Nationale Park De Hoge Veluwe gaat beginnen gefokte korhoenders uit te zetten. Volgens onderzoeker Hugh Jansman van Alterra zijn gefokte korhoenders te zeer genetisch aangepast om het in het wild vol te kunnen houden. Overplaatsen van korhoenders uit de beide andere populaties in West-Europa is geen optie omdat deze populaties al even marginaal zijn. Alleen uitwisselen van eieren zou een optie kunnen zijn om de genetische variatie te vergroten. Wel wordt er veel aan gedaan het leefgebied van de korhoenders te vergroten door grote delen bos te kappen. Momenteel, aldus Sjaak van Dijk kunnen we niet verder kappen omdat landgoedeigenaren zich daartegen verzetten. Er zijn plannen om langs de randen van het gebied maïsakkers om te zetten in roggeakkers met stalmest, waardoor er ook weer meer insecten komen. De asfaltweg die dwars door het heidegebied loopt moet eigenlijk dicht,
maar de gemeenten Hellendoorn en Rijssen-Holten verzetten zich daartegen. Minister Veerman heeft al laten weten de genomen maatregelen in deze onvoldoende te vinden. Bescherming van steenuil -Tubantia, 12 januari 2005 Landschap Overijssel gaat zich dit jaar inzetten voor de bescherming van de steenuil. Sedert 1960 is het aantal steenuilen gehalveerd. Als oorzaken worden genoemd het verdwijnen van houtwallen, knotwilgen, fruitbomen en hagen en het omzetten van graslanden in akkers. Gevolg minder broedgelegenheid en minder voedsel. Landschap Overijssel wil nu een voorlichtingscampagne starten om aan te geven hoe bewoners in de buitengebieden het landschap weer voor steenuilen aantrekkelijk kunnen maken. Een gratis brochure is aan te vragen bij Landschap Overijssel telefoon 0529-401751; e-mail:
[email protected] . Vlleland kent oost-mezen en westmezen - Tubantia, 6 januari 2005 Koolmezen aan de westkant van Vlieland leggen meer eieren dan die aan de oostkant. Bioloog Erik Postma van het Nederlands Instituut voor Ecologie zoekt de oorzaak in immigratie. Aan de wetkant vestigen zich ook koolmezen die van de vaste wal komen aanvliegen. De vogels aan de oostkant vormen een gesloten populatie, er emigreren noch immigreren koolmezen. Waarom de westmezen meer eieren leggen is niet duidelijk (gemiddeld 9,5 tegenover 8,36 aan de oostkant) en vereist meer onderzoek.
21
Nieuwe plek broedvogels - Tubantia, 8 januari 2005 De Twentse Vogelwerkgroep meldt dat er een bijzonder terrein voor broedvogels is bijgekomen in Twente, het 40 ha grote retentiegebied Woolde (tussen Hengelo, Borne en Delden).
Er werden 55 soorten broedvogels vastgesteld. Tijdens maaiwerkzaamheden in het gebied wordt al wel rekening gehouden met de aanwezige broedvogels. Onder de getelde vogelsoorten zijn er 5 van de rode lijst.
Aspecten van vogels In deze rubriek worden min of meer technische details over vogels nader bekeken. We zullen daarbij antwoord proberen te vinden op vragen als: wat maakt vogels vogels? Hoe kunnen vogels voedsel bemachtigen? Waardoor kunnen vogels onder vaak extreme omstandigheden overleven? Mochten bij u dergelijke vragen opkomen, laat het ons weten. We zullen dan proberen deze te beantwoorden. Voor het beantwoorden van vragen over vogels wordt onderzoek gedaan. Bij dit onderzoek wordt onder andere gebruik gemaakt van
ringonderzoek Het ringonderzoek werd in eerste instantie gebruikt om na te gaan waar vogels naar toe trekken. De eerste van wie bekend is dat hij metalen ringen gebruikte bij het onderzoek naar vogeltrek was de Deen Hans Christian Cornelius Mortensen (27 augustus 1856 – 7 juni 1921). Aanvankelijk was Mortensen student theologie aan de Universiteit van Kopenhagen, maar hij ging al snel over naar medicijnen. Daarbij hoorde in die tijd ook kennis van botanie en in mindere mate zoölogie. De medicijnenstudie interesseerde hem toch ook niet en hij ging over tot de studie van de natuurlijke historie. Mortensen was niet direct een vlotte student. Hij had zijn studie na 13 jaar nog niet afgerond, maar als excuus kan gelden dat hij in die tijd ook veel les gaf om in zijn onderhoud te kunnen voorzien. In 22
heel Europa waren er in de 20e eeuw veel hoog gekwalificeerde afgestudeerden werkzaam als leraar op middelbare scholen of als docenten voor werkcolleges. Er waren aan de universiteiten gewoon te weinig banen. Hij was waarschijnlijk de eerste Deense leraar die er met zijn studenten op uit trok om in het veld levende organismen te bestuderen. In 1897 werd hem een gouden medaille toegekend door de Deense Koninklijke Academie voor Wetenschappen voor zijn onderzoek naar muizen. In sommige opzichten was Mortensen een enigszins buitenissig mens. Hij schreef bijvoorbeeld alleen op geel papier omdat dat beter voor de ogen zou zijn. Verder was hij voor zijn studenten veeleisend, hoewel zij hem later wel waardeerden wegens zijn enorme kennis van zaken. Tijdens
wandelingen in het veld liep hij met een opvallende pas die door anderen als tijgergang werd omschreven. Het deed mij denken aan de zwembadpas, die in “Kees de Jongen” wordt beschreven. 6 juni 1890 ving Mortensen 2 spreeuwen in een van zijn nestkasten. Van een dunne zinken plaat had hij een ring gemaakt met de inscriptie “Ynglede i Viborg 1890 M” [Uitgebroed in Viborg 1890 M]. De vogels werden geobserveerd. Al snel bleek dat de ring te zwaar was. In de zomer van 1899 werd als eerste bij een spreeuw een aluminium ring om de poot gedaan. Aan het eind van het jaar waren al 165 spreeuwen geringd, die gevangen waren in speciale nestkasten, voorzien van een automatische afsluiting. Via de krant werd bekend gemaakt dat er geringde vogels rondvlogen, met het verzoek om waarnemingen door te geven. De waarnemers werden samen met hun waarneming in de krant vermeld. Om fantasten te ontmaskeren, die nummers gingen melden die dicht bij de gepubliceerde waarnemingen lagen, voorzag Mortensen de ringen van een willekeurige controleletter. Er werden ooievaars, reigers en meeuwen geringd met de hulp van enthousiaste vrijwilligers. Zelf deed Mortensen aan fundraising om zijn projecten te kunnen financieren. Mortensen was lid van diverse ornithologische verenigingen in Europese landen en in 1906 was hij een van de medeoprichters van de Deense Ornithologische Vereniging. De enige tastbare waardering die hij voor zijn werk kreeg was een lidmaatschap als correspondent van de Hongaarse Ornithologisch Vereniging. Zijn dood in 1921, na een ziekte die zich al in 1916 aankondigde, bleef
praktisch onopgemerkt. Zijn weduwe overleefde hem 17 jaar en maakte na zijn dood een tweetal manuscripten over meeuwen en over reigers klaar voor publicatie. Mocht Mortensen zelf in de vergetelheid geraakt zijn, zijn ideeën over vogelonderzoek werden wereldwijd gevolgd. Zo werden vanaf 1903 in Oost Pruisen grootschalige ringprojecten uitgevoerd. In Hongarije werd in 1903 met het ringen begonnen. In 1904 volgden Helgoland, Abberdeen en Londen. In de nieuwe wereld werd in New York voor het eerst geringd. In ons land volgde Leiden in 1911. Rond 1930 functioneerden ringcentrales in praktisch alle Europese landen, Noord Amerika, India, Australië, Nieuw Zeeland en India. Ook een aantal landen in Zuid Amerika en Afrika volgden het voorbeeld.
Vogelringen in verschillende maten en uitvoeringen
De werkwijze is eigenlijk in de loop der tijden niet wezenlijk veranderd. Veel van de administratieve verwerking van de gegevens wordt georganiseerd door zelfstandige instituten, door museums of universiteiten. In ons land is dat de Nederlandse 23
Ringcentrale (Vogeltrekstation Arnhem), ondergebracht bij het Nederlands Instituut voor Ecologie, Centrum voor Terrestrische Ecologie (NIOO-CTE). Het NIOO is een onderdeel van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) te Amsterdam. Op de Nederlandse ringen staat naast een eenduidige code vermeld: “Arnhem VT Holland” (VT = Vogeltrekstation). Bij het opsturen van waarnemingen is als adressering “Vogeltrekstation Arnhem Holland” voldoende. Bij het vinden van een vogel met een ring moeten naast het nummer op de ring zo veel mogelijk bijzonderheden worden vermeld, waar en wanneer vond u de vogel, is er iets bekend over de doodsoorzaak enz. Laat geen gegevens verloren gaan. Bij voorkeur de ring platgeslagen opsturen, maar u kunt ook de gegevens nauwkeurig overnemen. Om het aflezen in het veld te vergemakkelijken worden geringde vogels ook duidelijker herkenbaar gemaakt. Dat kan door grotere ringen aan te brengen. Deze zijn in diverse kleuren uitgevoerd en van een bepaalde code voorzien. We zien dit veel bij zwanen en ganzen met halsbanden of pootringen. Meestal hebben deze vogels ook een metalen ring van een ringcentrale om een poot. Andere
Pootringen bij brandganzen
24
Pootringen voor brandganzen Codering: letters, cijfers of bandjes
attributen die een vogel opvallend maken zijn vlaggetjes aan de vleugels (wingtags). Wij zagen tijdens een IJssel excursie een paar jaar geleden een smient met zo’n versiersel, waarop een code vermeld stond. Het beestje bleek afkomstig te zijn uit Engeland. Soms wordt het nog bonter gemaakt door de vogels in een verfbad te dompelen, waardoor de buik oranje of geel wordt. Hiervoor wordt acrylverf gebruikt. Na de rui zijn de vogels weer in hun eigen jasje gestoken. De eerste keer dat je zo’n vogel ziet, denk je aan een nieuwe soort. Zo zag ik eens steenlopers en strandlopers met een oranje onderkant. Vooral bij de strandlopers sloeg de verwarring toe. U kunt natuurlijk alle waarnemingen doorgeven aan het Vogeltrekstation in Arnhem; website: http:// www.vogeltrekstation.nl/ vogeltrekstation.htm. Het is echter ook mogelijk, als u dat kunt achterhalen, de ring te melden bij de centrale die de ring heeft afgegeven of bij degene die het project waaronder de ring thuishoort, coördineert.
Wingtag strandloper
Halsbanden, zoals gebruikt bij gans (links) en kleine zwaan (rechts)
Grauwe gans met halsband
Veel van deze kleurringprojecten zijn terug te vinden op de website: http://www.cr-birding.be/ Dat er jaarlijks heel wat omgaat in zo’n ringcentrale kan blijken uit het feit dat in Arnhem jaarlijks meer dan 200.000 nieuw geringde vogels in de administratie worden geregistreerd. Daarnaast moeten ook nog 60.000 terugmeldingen verwerkt worden, hetgeen inhoudt dat zowel de ringer als de vinder bericht moeten krijgen. In Europa zijn de verschillende ringcentrales sinds 1963 verenigd in de European Union for Bird Ringing (Euring). Hierdoor worden verschillende ringprojecten meer op elkaar afgestemd. De codering voor vogelsoorten werd vastgelegd door de euring-code, die is terug te vinden in de Euring Code Manual. De manual is te downloaden van de website van Euring: http://www.euring.org/ data_and_codes/euring_code_list/ index.htm In deze manual zijn alle afspraken over codering en te gebruiken aanduidingen bij registratie van gegevens voor de Euring Data Base (EDB) terug te vinden. Dit is vooral van belang om uitwisseling en toegankelijkheid van gegevens te verbeteren. Goede afspraken over het vastleggen van regels voor kleurringprojecten zijn van groot belang. Stel u voor wat er zou
gebeuren als ieder land of instituut op eigen houtje maar vogels van ringen ging voorzien. Het zou een bonte vertoning worden met grote kans op dubbele coderingen. Na de val van het ijzeren gordijn participeren ook de Oost Europese ringcentrales in Euring. De EDB, opgericht in 1977, bevindt zich op de computers van het Vogeltrekstation in Arnhem. Er zijn momenteel van meer dan 400 vogelsoorten meer dan een miljoen terugmeldingen in de EDB ondergebracht. Deze enorme schat aan gegevens is beschikbaar voor bevoegde analisten en voor het uitvoeren van research programma’s op Europese schaal. Zo worden in het Boerenzwaluwenproject onder andere de broedbiologie, populatiedynamiek en dispersie (verspreiding) bestudeerd. Waarom al dat ringwerk? In de eerste plaats natuurlijk om zicht te krijgen op trekroutes van verschillende vogelsoorten. Waar verblijven onze zomergasten in de winter en waar komen onze wintergasten vandaan? Langs welke wegen bewegen ze zich? In hoeverre zijn trekroutes specifiek voor een soort of voor een populatie? Nadere analyses van de gegevens met geavanceerde statistische technieken zorgen voor nieuwe inzichten. 25
Heen- en terugtrek van bonte vliegenvangers
Trek van ooievaars uit Duitsland
Bij ooievaars uit Duitsland blijken de trekroutes voor de vogels uit zuidwest Duitsland westelijk over Gibraltar te verlopen terwijl de ooievaars uit noord Oost Duitsland een oostelijke koers vliegen en over de Bosporus naar Zuid-Afrika gaan. De heen- en terugweg zijn hetzelfde. Bonte vliegenvangers blijken de heen- en terugreis langs verschillende wegen af te leggen. Vinken van verschillende populaties blijken langs gescheiden wegen te trekken. De vinken die bij Courish Spit aan de Oostzee In Rusland werden gevangen behoren tot een andere populatie dan de bij Col de Bretolet in Zwitserland gevangen vinken. Wat is er nog meer uit de gegevens aan conclusies de destilleren? 26
Het komt voor dat eerstejaars vogels langs andere routes en soms ook naar andere gebieden trekken om te overwinteren. Oudere jan-van-genten uit Engeland overwinteren bij voorbeeld verder naar het Noorden dan de eerstejaars vogels. Uit verplaatsingsexperimenten van geringde vogels is te achterhalen hoe vogels hun weg vinden. Vogels worden gevangen en geringd en op een heel andere locatie losgelaten. Vliegen ze nu in dezelfde richting door of weten ze te compenseren voor de uitgevoerde verplaatsing. Bekend zijn in dit opzicht de experimenten van Perdeck, die aantonen dat volwassen spreeuwen in staat zijn hun richting aan te passen, zodat ze toch op de goede plaats terechtkomen. Bij jonge vogels is deze compensatie niet aanwezig, die vliegen gewoon door in de oorspronkelijke trekrichting. Het is nog niet zo lang geleden dat ringgegevens uitsluitend gebruikt werden om te achterhalen waar bepaalde vogels verbleven. Om inzicht te krijgen in de oriëntatie mechanismen van vogels moet een
ontstaat. Uit gebieden waar veel gejaagd wordt, worden meer terugmeldingen verkregen dan uit gebieden waar dit niet het geval is. Uit dunbevolkte gebieden komen minder terugmeldingen binnen dan uit dichtbevolkte. Ook zijn er gebieden waar bewoners ringen verzamelen om die als sieraad of amulet te gebruiken. Met de voortschrijdende techniek is het niet verwonderlijk dat ornithologen ook naar andere middelen zoeken om vogels beter te kunnen volgen. Ringen hebben ook nadelen: zo zijn ze vaak op enige afstand niet af te lezen. Trekroutes van vinken
onderzoeker de beschikking hebben over grote hoeveelheden gegevens. Na ruim 100 jaar ringen zijn er inmiddels wel genoeg gegevens beschikbaar. De verbindingslijnen tussen ring- en vindplaats worden daarbij eerst evenwijdig verplaatst naar een gemeenschappelijk vertrekpunt. Vervolgens wordt de spreiding in de richtingen nader statistisch geanalyseerd. Voor de bonte vliegenvanger is deze analyse uitgevoerd en kon de spreiding volledig verklaard worden uit een eenvoudig klok en kompas navigatiesysteem. De vogels moeten dus weten hoe laat het is en hoe hun oriëntatie is. Overleving en sterfte onder vogels zijn andere punten die aan de hand van vangst en terugvangst van geringde vogels onderzocht kunnen worden. Het werken met ringgegevens is niet zonder problemen, omdat terugmeldingen een grote mate van bevooroordeling kennen. De mate waarin terugmeldingen bevooroordeeld zijn, is vaak moeilijk in te schatten, waardoor al snel een onzuiver beeld
“To stress or not to stress” In mistnet gevangen tjiftjaf
Vogels moeten dan gevangen worden om de ringen af te lezen, hetgeen de gemoedsrust van de vogels niet ten goede komt. Bovendien weet je nooit waar een vogel zich tussen twee ringaflezingen door heeft opgehouden. Tegenwoordig wordt veelvuldig gebruik gemaakt van elektronische merktekens. Zo werden bij pinguïns onderhuids elektronische chips aangebracht. 27
Hierdoor kunnen vogels gevolgd worden zonder dat de waarnemer dicht in de buurt hoeft te komen. De vogels moeten dan niet te ver van een antenne verwijderd zijn. Trekroutes worden ook gevolgd door enkele exemplaren te voorzien van een satellietzender, waardoor de totale trekroute kan worden vastgelegd. Dit onderzoek is ondermeer uitgevoerd met kleine zwanen die in Siberië broeden en bij reuzenalbatrossen. Kleine zenders die ook wel gebruikt worden, hebben het bezwaar van een beperkte reikwijdte en nauwkeurigheid. Geïmplanteerde chips werken goed bij geautomatiseerde weegopstellingen onder nesten. Bij onderzoek naar de populatiedynamiek in een kolonie visdieven bij Wilhelmshaven werd gebruik gemaakt van geïmplanteerde transponders. Deze chips zijn tegelijk: - zender (transmitter) en - ontvanger (responder). Ze maken het mogelijk op afstand jaarlijks de trekkende visdieven te identificeren. Binnen vijf jaar konden hierdoor populatieparameters met een hoge nauwkeurigheid berekend worden.
Zo konden de volgende grootheden worden berekend: - terugkomst adulte vogels: 91% - terugkeer subadulte vogels: 35% - broedsucces: 1,3 per paar per jaar - gemiddelde leeftijd waarop vogels aan het broedproces deelnemen: 3 jr. Een bezwaar van de gebruikte methode is dat de reikwijdte van de zenders betrekkelijk klein is. De transponders mogen wel goedkoop zijn, de gebruikte antennes zijn dat in geen geval. Net als pootringen kunnen transponders ook verloren gaan. Voor speciaal onderzoek zijn de nieuwe technieken een goede vervanging van het ringonderzoek. Het ringonderzoek is echter goedkoop en door de Euring Data Base zijn gegevens van jaren her ter beschikking gekomen. Ornithologen kunnen samen met statistici daarop hun tanden stukbijten. Ik besluit met het noemen van de uit ringonderzoek gevonden kampioenstrekker. Visdief geringd in Finland en teruggevonden in Nieuw-Zeeland, een afstand van meer dan 17.000 km! Of die afstand volledig vliegend werd afgelegd, is niet te achterhalen.
Literatuur: Niels Otto Preuss “Hans Christian Cornelius Mortensen: Aspects of his life and of the history of bird ringing” in Ardea 89 pag. 1-6 Peter Saurola “Bird Ringing in Science and Environmental Management” op de website: http://www.nioo/knam.nl/EURING Franz Bairlein “Results of Bird ringing in the study of migration routes” in Ardea 89 pag. 7-19 Peter H. Becker e.a. “Population dynamics, recruitment, individual quality and reproductive strategies in common terns Sterna hirundo marked with transponders” in Aredea 89 pag. 241-252. Eef Jansen 28
Rekel Deze rubriek geeft de lezers van Caprimulgus de mogelijkheid om zich te uiten over allerlei onderwerpen die te maken hebben met media-aandacht omtrent vogels en vogelbescherming. Het kan een mening zijn die je wilt ventileren maar ook een artikel uit een krant of weekblad waarvan jij vindt dat het aandacht behoeft.
Boze ganzenjager neemt Friese politie onder vuur - Leeuwarder Courant 20 nov. 2004 Politiemensen slingeren je op de bon zonder de materie goed te kennen, beweert de 73 jarige jager Wim Worrell uit Hoorn. Hij kreeg samen met een stel van zijn kompanen een procesverbaal voor het schieten op overvliegende ganzen. Friesland heeft geen beste naam onder jagers. Worrell is gemachtigd jachthouder. Friese boeren kunnen hem inschakelen nadat ze van de Stichting Fauna Beheer Eenheid Fryslãn een ontheffing van het provinciale jaagverbod hebben gekregen. Ganzen worden verjaagd door ze aan het schrikken te brengen. “We mogen ze ook doodschieten, als ze overvliegen of aan de grond zitten” aldus Worrell. In Friesland hebben ze de extra regel bedacht dat je ze niet uit de lucht mag schieten, tenzij ze in een dalende lijn zijn. Worrell die invalide is werd door de politie, die op het geknal afkwam, geadviseerd maar met zijn rollator in het veld te gaan zitten in plaats van in zijn auto. Als het O.M. de kwestie seponeert heeft Worrell daar zelf voor gezorgd door contact op te nemen met het CDA-kamerlid Annie Schreijer. Politiewoordvoerder Kees Gunnink acht de kans groot dat het O.M. de zaak seponeert, gezien de recente uitspraken van de kamer.
Ganzen mogen niet meer tafelen bij de boer - Trouw 27 nov. 2004 Veel overwinterende ganzen zijn al in Nederland. In Gelderland kunnen ze terecht in voor hen bestemde foerageergebieden. Als de ganzen daarbuiten nog overlast mochten veroorzaken, krijgen ze een schot hagel. In de foerageergebieden in de Bommelerwaard kunnen ganzen in alle rust overwinteren. Op een stuk grasland dat is aangewezen als foerageergebied waggelen wat ganzen rond, maar het gros van de ganzen doet zich op rulle akkergrond te goed aan bietenkoppen die zijn blijven liggen na het rooien. De foerageergebieden zijn prima om te broeden, aldus jager Willem Verhagen, maar zodra ze gaan eten zullen ze naar de boerenakkers blijven komen. Wij gaan toch ook niet naar een restaurant waar niet te eten is. In het nieuwe beleid, waarbij jagers betrokken zijn, is het de bedoeling dat boeren een aantal afweermiddelen plaatsen op hun land. Per hectare dient op ongeveer 80 cm hoog kruiselings ijzerdraad gespannen te worden over het kwetsbare gewas. Door de wind maakt dat een geluid dat ganzen afschrikt. Ook moet nog een vogelverschrikker geplaatst worden. Als dat allemaal niet helpt mogen de ganzen tot 12.00 uur bejaagd worden. 29
Na de middag mogen ze verjaagd worden zonder ze af te schieten. Voor dan alsnog ontstane schade kan de boer vergoeding krijgen. Verhagen heeft er een hard hoofd in. De ganzen lachen om een vogelverschrikker, ze gaan op dat zingende draad zitten en wij als jachtvergunninghouder mogen slechts tien ganzen per dag schieten. Er zal wel weer veel schade aangericht worden door de ganzen. Zoals zomerganzen moeten ook de winterganzen bejaagd worden als er overlast is. Er zijn ’s winters 1,5 miljoen ganzen in Nederland, die echt niet bedreigd zijn. De overheid is echter doof voor de mensen uit het veld. Ze wil gewoon niet dat er beestjes doodgeschoten worden, maar als je vijftig ratten in je tuin hebt ga je ze ook niet voeren? Natuurbescherming in mineur -Prov. Zeeuwse Courant 18 nov. 2004 Volgens Q. Smeele (Natuurmonumenten) verdient de gang van zaken rond de opvang van overwinterende ganzen bepaald geen schoonheidsprijs. De provincie heeft gekozen tussen ganzen en geld. Het besluit van de provincie om geen geld beschikbaar te stellen voor uit te keren schadevergoedingen roept bij Smeele gemengde gevoelens op. Bedoeling is dat de provincie aan de Faunabeheereenheid Zeeland vergunning verleent voor het afschieten van kol- en grauwe ganzen. Die vergunning geldt niet voor gebieden die worden aangemerkt als bufferzone. Smeele beklemtoont dat de bufferzones ook echt rustgebieden moeten zijn, waarvoor duidelijke afspraken over jacht op regulier wild zoals hazen en konijnen nodig zijn. Hij pleit voor een 30
totaal jachtverbod in de bufferzone F. Kuijpers van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie was wel content over de opstelling van de provincie. Hij drong aan op een praktische aanpak van de afschotvergunning. Hij herinnert eraan dat de provincie al ver gevorderd is met het aanwijzen van 12000 ha opvanggebied voor ganzen en smienten. Minister Veerman (LNV) heeft het in werking treden van deze gebieden opgeschort tot volgend jaar. De gedeputeerde Kramer geeft toe dat er een kans bestaat dat het afschotbesluit door de rechter wordt vernietigd. In dat geval draait de minister van LNV op voor alle schade. Commentaar Rekel begrijpt er niets van. Hoe kun je met 1,5 miljoen ganzen nu komen eten op die 80.000 ha die gereserveerd worden. Er zijn bovendien een aantal gereserveerde gebieden bij waar de honden geen brood van lusten. Hoog gras en struikgewas en het malse gras net daarbuiten bij die onvriendelijke boer. Wat moet je dan als hongerige ganzen? Als die weer naar het Noorden gaan hebben ze slechts kort de tijd, de vorst zit daar meestal nog in de grond en dan moeten ze weer op tijd terug. Wel moet er in die tussentijd voor nakomelingen gezorgd worden. Tijd voor eten is er dan voor het vrouwtje niet, die moet teren op wat ze uit het gastvrije Nederland aan reserves meekreeg, nou dat is geen vetpot. Zeker niet als je elke keer nog van je maaltijd wordt afgejaagd door ronddolende jagers of liefhebbende hondenbezitters. Die 80.000 ha is bovendien nog lang niet gereserveerd. In Friesland waar 30.000 ha lekker
grasland beschikbaar zou komen, zijn ze op zijn elf en dertigst nog steeds aan het praten en die ganzenmagen maar knorren. In Zeeland van hetzelfde laken een pak. Er moet natuurlijk een paar flink aaneengesloten gebieden komen in die delen van Nederland, waar al jaren ganzen overwinteren. Niet alleen in Friesland en in de Delta in zuidwest Nederland maar ook langs de grote rivieren op die plaatsen waar veel ganzen binnenen buitendijks verblijven. Rekel blijft goede hoop houden dat het nog goed komt met de ganzen. Het zijn uiteindelijk voor het grootste deel wel allochtonen, maar ze opteren niet voor asiel en het overgrote deel van de inwoners van dit kikkerland draagt de ganzen een goed hart toe, daar mag je dus ook wel wat voor over hebben.
Vossenstand Lauwersmeergebied gekelderd - Leeuwarder Courant 11 nov. 2004 Dit jaar lijkt het aantal vossenburchten in het Lauwersmeergebied tot 9 te zijn teruggelopen, zo meldt Staatsbosbeheer. Tegelijk is het broedsucces van vogels in het Lauwersmeer aanzienlijk verbeterd. Bij de Ezumakeeg werden weer jonge grutto´s groot. Grauwe ganzen zagen ook kans jongen groot te brengen. Bij Lauwersoog werden jonge konijnen en fazanten gezien. Volgens SBB is de verminderde eieren jongenroof door de vos te verklaren uit het feit dat er dit jaar zo veel muizen zijn. Het blijft echter een raadsel waarom er dit jaar maar 1/3 deel van het aantal burchten bewoond was. SBB is er nog niet van overtuigd dat deze situatie blijvend zal zijn. Door het
grote muizenaanbod zullen er volgend jaar mogelijk meer vossenburchten bezet zijn. SBB wil doorgaan met beheersmaatregelen, zoals die twee jaar geleden na een onderzoek zijn bedacht. Rommelhoekjes, die geschikt zijn als onderkomen voor de vos werden opgeruimd en er wordt bekeken welke delen van het Lauwersmeer natter gemaakt kunnen worden. Friesland wil af van vossenparadijs -Leeuwarder Courant 15 dec. 2004 De jacht op de vos in Friesland is op zijn vroegst in februari weer mogelijk. De Raad van State verwacht dan te oordelen of de provincie toestemming voor de jacht mag geven. Op verzoek van De Faunabescherming heeft de rechtbank in Leeuwarden dit verboden. Volgens de provincie is Friesland zonder jacht een waar vossenparadijs. De dieren kunnen zich ongestraft tegoed doen aan vogels. Daardoor daalt de weidevogelstand dramatisch. Daarom wil de provincie zowel overdag als ’s nachts laten jagen. De Faunabescherming meent dat de achteruitgang van het aantal weidevogels los staat van de toename van het aantal vossen. Het zijn juist de boeren die door hun landerijen massaal te maaien, zorgen voor de achteruitgang van de vogelstand. De vos eet vooral konijnen en muizen. Zou het aantal vossen afnemen dan neemt het aantal hermelijnen toe en dat is veel schadelijker voor de vogelstand. Het verdient aanbeveling om voor meer waterpartijen in het landschap te zorgen. Dat is voor vogels beter dan vossenjacht. Volgens de provincie is deze oplossing te duur en gaat die ten koste van agrarische grond. 31
Hond jaagt schapen in de sloot - Dagblad Waterland 3 december 2004 Al voor de derde keer zijn schapen van schapenhouder Klaasse uit Oostzaan door een hond opgejaagd en gebeten. Vijf dode en vier verdwenen schapen zijn het gevolg. De schapenhouder trof vier schapen dood aan in de sloot, nog vier andere worden vermist. Die liggen vermoedelijk ook in de sloot. De vos heeft de naam, maar daar hebben we eigenlijk al jaren geen enkele last van, aldus de vrouw van de schapenhouder. Het zijn altijd honden die het doen en in dit geval is de eigenaar van de hond bekend en die heeft zich al bereid verklaard de schade te vergoeden. Vos - Dagblad Waterland 16 nov. 2004 In een ingezonden artikel schrijft Peter van Poelgeest dat het er alle schijn van heeft dat de lastercampagne tegen de vos nu in alle hevigheid is losgebarsten. Is het geen geplunderd kippenhok dan is het wel een verminkt schaap. Ook weidevogelbeschermers doen een duit in het zakje. De vos is volgens hen de grootste bedreiging voor de weidevogelstand. De jagerslobby probeert ons zand in de ogen te strooien, de feiten liggen anders. Het gaat slecht met de weidevogels doordat er steeds vroeger gemaaid wordt, het landschap steeds verder verschraalt en dus de natuurlijke voedselvoorziening ernstig wordt aangetast. Slechts 1% van de weidevogels valt ten prooi aan de vos. Dat vossen schapen aanvallen is lariekoek en wordt vooral beweerd door boeren die hun veestapel verwaarlozen. Hokken waar kippen ten prooi vallen aan de vos zijn van zulk een inferieure kwaliteit dat het de vos weinig moeite kost om er binnen te 32
komen. Zolang de provincies lukraak ontheffingen verlenen van de Flora- en Faunawet aan faunabeheer eenheden, zal de vos op zoek moeten gaan naar ander voedsel. Stop dus met de jagers toegang te verlenen tot de weilanden zodat de vos gewoon zijn werk kan doen, zieke en verzwakte dieren als eend en konijn vangen. Houdt op met fabeltjes vertellen. Vossen zitten ten onrechte in het verdomhoekje - Dagblad Waterland 11 nov. 2004 Als we naar agrariërs en jagers luisteren heeft de vos het nogal eens gedaan. Hele kippenrennen worden op bloedige wijze uitgemoord en zelfs volwassen schapen worden aangevreten. Dit soort uitspraken lokt per definitie reacties uit. Volgens Harm Niessen hebben we in Nederland nergens last van. Stel je maar eens voor dat er een wolf in je tuin zit. De vos zit ten onrechte in het verdomhokje. Harm Niessen is bestuurslid van De Faunabescherming en woonachtig in Noord Holland. In de duinen komt de vos al zeker 35 jaar voor en waar in Noord Holland komt hij eigenlijk niet voor. In de duinen zaten veel konijnen en die maakten, niet gewend aan vossen, hun hol in open terrein. Nu doen ze dat onder ondoordringbaar struikgewas met doornen, zoals duindoorns. De vos heeft het hierdoor moeilijker een konijntje te verschalken. Er werd in het verleden vooral in het Oosten van het land gejaagd op vossen, omdat die gevaar opleverden voor het overbrengen van hondsdolheid. De bekende vossenonderzoeker Mulder heeft aangetoond dat door het schieten van vossen, de jongen zich
veel verder verplaatsen. Dus als je veel gaat schieten en lege plekken creëert krijg je juist een toestroom van vossen. Rabiës (hondsdolheid) is trouwens in heel West Europa verdwenen. Vossen krijgen ook veel meer jongen als er gejaagd wordt. In de duinen is al twintig jaar geen jacht meer op vossen, het bestand is stabiel gebleven. Een boer in Barneveld heeft een vossenburcht vlak naast zijn boerderij en heeft loslopende kippen. Die gaan gewoon in de bomen slapen. Niets aan de hand. Bij een ander was de klacht dat de vos de kippen opvrat, echter geen vos te zien, hoewel die wel de schuld kreeg. Na posten bleken ratten de boosdoeners te zijn. Harm Niessen neemt CDA, LPF en VVD kwalijk dat die aandringen op een vrijbrief voor de vossenjacht. De minister wacht op een rapport van SOVON dat vier jaar lang onderzoek doet naar predatie bij weidevogels. Er zijn camera’s bij nesten geplaatst en er zijn jongen van een zendertje voorzien. De helft van de jongen verdwijnt, opgegeten of verongelukt. De grootste opvreter blijkt tot nog toe de hermelijn te zijn. Zelfs blauwe reiger en egel gaan de vos nog voor. De verandering van het landschap maakt Nederland meer geschikt voor de vos dan voor de weidevogel. Grote machines op de daarvoor droog gemaakte weilanden, minder koeien, minder insecten. Er wordt in veel gebieden te vroeg gemaaid. In Scandinavië en Rusland floreren weidevogels wel en daar zijn echt veel vossen aanwezig. Boeren zouden juist blij moeten zijn met vossen, want die vreten hoofdzakelijk muizen, ratten en mollen en in de herfst vooral bessen. Alle stemmingmakerij over vossen die schapen en lammeren zouden aan-
vallen laat onvermeld dat de kaakspieren van vossen niet sterk genoeg zijn voor een schapenhuid. Commentaar De Indianenverhalen over mijn soortgenoten zijn hardnekkig. Gelukkig signaleert Rekel dat er ook nog weldenkende Nederlanders zijn, die hun oordeel baseren op wetenschappelijke publicaties. De berichten uit Waterland zijn hoopgevend, zoals van die boer in Noord Holland die nu uit eigen ervaring weet dat die lieve honden schapen de dood in jagen. Er blijven echter nog steeds berichten in de krant verschijnen over vossen die kippenhokken leegroven, soms daarbij zelfs het hok openmaken. Geweldig waar al die Rijntjes toe in staat zijn. Is het een vos kwalijk te nemen als hij tegen een loslopende kip aanloopt, dat hij dat lekkere hapje maar gelijk soldaat maakt? Zouden die boeren geen fatsoenlijk hok in elkaar kunnen timmeren, daar hebben die leghennen toch wel recht op als tegenprestatie voor de verse eitjes die ze de boer dagelijks bezorgen. Zou zo’n boer ook gek opkijken als hij zijn auto leeggeroofd terugvindt, nadat hij die hartje Amsterdam niet op slot gezet heeft? In Friesland moet de verwarring wel groot zijn, lees je enerzijds dat het met de vossen wel meevalt, wordt er anderzijds beweerd dat Friesland af wil van een vossenparadijs. Nou zo paradijselijk is het daar in Friesland niet, met al die boeren, jagers en vogelwachters, die ook al van mening zijn dat wij al die weidevogeltjes opeten. Geef Rekel liever maar een lekker konijntje in plaats van een bek vol veren. 33
Eén fit korhennetje kan al genoeg zijn - NRC, 7 maart 2005 Arjen Schreuders is op bezoek geweest bij de Stichting Nationaal Park de Hoge Veluwe. Hij ziet daar korhoenders in een hok rondscharrelen. Per jaar wil men een honderdtal gefokte korhoenders uitzetten. Dit wil men vervolgens 10 jaar volhouden. Het Nationaal Park is geschokt door de kritiek die op het voornemen is losgebarsten. Directeur S. van Voorst tot Voorst is niet allen geschokt door de inhoud van de kritiek maar ook omdat die afkomstig is van wetenschappers die aan de voorbereiding hebben bijgedragen door onderzoek te doen naar de genetische eigenschappen van de fokpopulatie. Van Voorst tot Voorst vraagt zich af hoe je nu enerzijds je kunt laten betalen voor onderzoek ten behoeve van herintroductie en anderzijds kunt zeggen dat het geen zin heeft korhoenders uit te zetten. Wetenschapper Hugh Jansman van Alterra wijst er op dat in West-Europa in het verleden al ruim vijfduizend korhoenders zijn uitgezet, met een negatief resultaat. De dieren overleven niet, ze zijn genetisch zo aangepast dat ze niet zijn toegerust voor het overleven in het wild. Volgens ecoloog Ruben Smit en projectleider Bart Boers van De Hoge Veluwe ligt het anders. Het is een hell of a job en je moet een lange adem hebben en gedegen onderzoek doen. Dat is allemaal gebeurd. Er is 1500 ha gevarieerde hei beschikbaar, er zijn kleinschalig beheerde akkers en wildweiden met korhoenvriendelijke vegetatie. Als tien van de honderd uitgezette korhoenders het voorjaar halen zijn we al blij, aldus Smit. Eén hennetje dat het goed gaat doen, kan voldoende zijn. Dat er veel 34
vogels zullen sneuvelen is ethisch acceptabel, Vogelbescherming gaat er mee akkoord, zegt Boers. Dit wordt bevestigd door Hans Peeters van Vogelbescherming Nederland. Zij zijn blij met het initiatief: het is jammer dat het andere ondersoort is, maar de doorsnee vogelaar ziet dat toch niet. Bioloog Hans Breeuwer, universitair hoofddocent aan het instituut voor biodiversiteit en ecosysteemdynamica van de Universiteit van Amsterdam vindt dat het natuurbeheer in Nederland vaak op tuinieren lijkt. Maar als je vindt dat korhoenders in Nederland moeten leven, dan kun je het beste maar pragmatisch zijn en dieren bijplaatsen. Vers bloed kan de fitness van een populatie ook verhogen. Commentaar Begrijpt Rekel het nu goed dat die meneer Van Voorst tot Voorst vindt dat als je onderzoek in opdracht uitvoert, dat dan de uitkomst voor de opdrachtgever gunstig moet uitpakken? Heeft deze meneer nog nooit gehoord van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek? Je mond valt toch open van verbazing van zulk gewauwel. En hoe zit het met Vogelbescherming Nederland, daar vindt men dat een beetje water bij de wijn geen kwaad kan. Die vogelaars zien toch niet of er een ander ras korhoenders rondloopt. Als dat zo is zou ik hem adviseren maar gewoon een stelletje zwarte kippen met een paar extra staartpennen los te laten. Die pennen moeten in de carnavalstijd beslist wel ergens voor een koopje op de kop te tikken zijn. Wat Rekel het meest stoort is het gemak waarmee een duizend korhoen-
ders worden geofferd om een idee-fixe na te streven. Die vereniging heet toch Vogelbescherming? Niet te geloven.
Motie tegen oneerlijke voorsprong bosmier en boomkikker - Tubantia januari 2005 Het CDA-kamerlid Schreijer vindt dat de huidige Flora- en Faunawet is doorgeschoten. “Moet je nagaan”, zegt zij “In Limburg moest iemand die een dakkapel aan het bouwen was, dat karwei stopzetten vanwege de aanwezigheid van een broedende huismus”. Volgens Schreijer zou haar zelfs verboden kunnen worden op haar eigen terras te zitten, omdat er een eekhoorn in de boom zit. Bij de aanleg van de A37 wordt een aangepaste brug aangelegd voor de zeggekorfslak. Vleermuizen zitten de bouw van bedrijven in Enschede in de weg. Volgens Schreijer neemt het aantal gevallen alleen maar toe. Er is altijd wel iets te vinden dat op de rode lijst staat. Ik ken een geval van een ondernemer die op een stukje grond aan de slag wilde. Hier werd een woelmuis aangetroffen. Door procedurefouten en bezwaarprocedures liep hij volledig vast. De reeks incidenten was voor ondernemers, maar ook voor natuurorganisaties - die door de vaak lachwekkende incidenten met “dwarsliggende” diertjes vrezen maatschappelijk draagvlak te verliezen - al aanleiding bij minister Veerman te pleiten voor aanpassing van de regelgeving. Dan hoeft niet meer voor elke passerende korenwolf of boomkikker de bouw stilgelegd te worden.
Commentaar Het zal toch niet waar zijn, al weer die tante Annie uit Hengevelde. Zou ze nu echt zo dom zijn dat ze niet op haar terras gaat zitten als er een eekhoorn in de boom zit of is ze daar gewoon bang voor? Het streven van dit kamerlid is er overduidelijk op gericht de Flora- en Faunawet belachelijk te maken en te proberen daarmee draagvlak te krijgen om die wet om zeep te helpen. De rode lijst is er niet voor niets. Die lijst is er om planten en dieren te beschermen tegen het type ondernemers dat zich nergens iets van aantrekt. Meer industrieterreinen met te huur staande panden, minder natuur is hun streven. Projectontwikkelaars, die om hun eigen zakken te spekken terreinen opkopen om van die fraaie bungalowparken neer te zetten. Het is allemaal met hetzelfde sop overgoten. Geld maken, alles moet kunnen. Natuurorganisaties doen er goed aan pal te staan voor handhaven van de betreffende wet, die helaas door de huidige regering al aardig is uitgekleed. Staat u op de bres voor de natuur, u vindt Rekel aan uw zijde.
Vereniging Natuurmonumenten gaat maatregelen nemen om groei aantal grauwe ganzen in te tomen - Van Nature Nr.1 2005 In gebieden waar overzomerende grauwe ganzen aantoonbare schade aanrichten aan landbouwgewassen zal Natuurmonumenten maatregelen nemen. De vereniging doet dat onder de voorwaarde dat boeren en jagers er tegelijkertijd alles aan doen om de schade te beperken. Deze stap is nodig, aldus NM, gezien de grote weerstand in de landbouw tegen verdere groei van de populatie 35
overzomerende ganzen. De grauwe gans is een vogel die broedt in natte gebieden. Nederland is bij uitstek geschikt als broedgebied. De grauwe gans broedde in de eerste helft van de vorige eeuw in ons land. Door het verdwijnen van geschikte leefgebieden en de intense jacht daalde het aantal broedende ganzen tot enkele tientallen. Na het ontstaan van de Oostvaarsdersplassen in de jaren zeventig kreeg de grauwe gans weer een kans. Inmiddels is het aantal gegroeid tot acht- à negenduizend broedparen. Omdat ganzen per nest tot vijftien eieren kunnen leggen, gaat de groei snel: 48 % per jaar. Ze vreten graag eiwitrijke grassen, en dat is volop aanwezig in Nederland. In korte tijd kan een groep rondtrekkende ganzen grote oppervlakten gras of graan wegvreten. Vooral in de Hollandse Delta schept dit veel ergernis. Een schadevergoedingsregeling wordt door de regering niet meer verstrekt. Men moet dus actief gaan ingrijpen. Vanwege de mogelijke negatieve publiciteit durft men echter nog niet echt door te pakken. Men wil dat alle betrokken partijen samenwerken; boeren, jagers en de natuurverenigingen.
De maatregelen die men voorstaat zijn: verjaging en afschot. Bij NM zelf gaat men eieren schudden, rapen of prikken. In de nesten zullen twee eieren ongemoeid blijven. Dat voorkomt dat het vrouwtje aan een nieuw legsel begint. De twee eieren komen uit en de ganzen starten niet opnieuw met broeden. In het uiterste geval houden natuurorganisaties de mogelijkheid achter de hand om ganzen te vangen en te doden. NM zal in haar terreinen niet tot afschot overgaan. Dat wordt door het publiek niet geaccepteerd en geeft bovendien te veel verstoring. Met deze aanpak neemt NM een voorschot op de besluitvorming in het Beleidskader Faunabeheer, waarover rijksoverheid en organisaties van boeren, jagers en natuurbeschermers overleggen. Commentaar (Arie Langendoen) Het dier is weer de klos. De regering wil geen geld uittrekken voor een schaderegeling. Wel kan ik me de emotie voorstellen van een boer die overvallen wordt door een groep grazende ganzen en zo zijn gewas verloren ziet gaan. Maar ja…
Gelezen Wij lazen de volgende uitspraak van Jos Ruting: “Mensen kweken fazanten om die los te laten om schade te veroorzaken, waarop zij dan tot hun leedwezen verplicht zijn voor hun genoegen op jacht te gaan.” Herkent u dit?
36
Vogelaar in beeld Huub ter Haar interviewt één van de leden van de VMO. Hij probeert daarbij te achterhalen wat de vogelaar beweegt. Wellicht vormen allerlei wetenswaardigheden over vogels die daarbij aan het licht komen voor andere leden een bron van inspiratie. Deze keer maken we kennis met redacteilid
Eef Jansen Wie is die man die het veruit grootste deel van ons verenigingsblad Caprimulgus inwendig verzorgt en ook zijn best doet om het er uitwendig telkens weer heel erg verzorgd uit te laten zien? Eef Jansen is zeer veelzijdig: behalve op computergebied heel goed onderlegd weet hij tevens heel veel van vogels. Zijn motto lijkt: deskundigheid in bescheidenheid. Lang geleden heeft Eef zijn HBSdiploma behaald (1950) en besloot naar de Kweekschool te gaan. Vlot werd Eef schoolmeester die voor de kinderen echter niet alleen maar lesboer wilde zijn, maar hen e.e.a. wilde meegeven. Iets over vogels dus. ’s Morgens in alle vroegte, vóór schooltijd nog, ging hij met alle 16 kinderen uit zijn 2e klas het Kralingse bos in om vogels te kijken. Onder andere een nachtegaal hoorden ze! Geweldig wanneer je kinderen de waarneming van het geluid van deze vogel kunt meegeven! Op de reünie van de klas samen met Eef zo’n 40 jaar later wist een van hen zich dit nog te herinneren! Maar dit was slechts een klein beginnetje van een uitermate interessant vogelleven! Eef studeerde wiskunde in de avonduren en ging les geven aan de middelbare school. En ondertussen begon hij foto’s te maken van aanvankelijk gewone soorten als een blazende pimpelmees op zijn nest of de jongen van een grote bonte
specht, die door de opening van het spechtengat in de boom naar buiten keken. Maar Eef houdt van uitdaging, ook om zijn hersenen daarmee in beweging te houden. In 1970 kwam hij in contact met professor Voous, die verbonden was als zoögeograaf aan de Vrije Universiteti en het zoölogisch museum te Amsterdam. Deze hoorde namelijk dat de familie Jansen van plan was naar Aruba te verhuizen in verband met een tijdelijke baan als docent wiskunde aldaar. Aangezien Aruba op vogelgebied een duistere plek vormde, verzocht professor Voous de heer Jansen (want formeel ging het er in het begin zeker aan toe!) of deze niet wat vogelwaarnemingen op Aruba wilde gaan doen. En dat hebben ze in Amsterdam geweten! Twee goed gevulde klappers met alle correspondentie van zijn 150 brieven vormen het bewijs. Eef heeft in de jaren op Aruba (een periode van 1970-1973 en nog eens van 1977-1980) 20 nieuwe soorten 37
voor Aruba en nog eens 6 nieuwe soorten voor de Nederlandse Antillen waargenomen, waaronder een Amerikaanse pestvogel! Denk daarbij niet aan even een snelle blik door de verrekijker en na 5 tellen de conclusie: “oh, dat is een …”. Er werd een uitgebreide correspondentie gevoerd tussen Eef en professor Voous die in zijn antwoordbrieven naar allerlei details en bewijzen vroeg of het toch echt wel de geachte vogelsoort betrof. De waarnemingen moesten 100% kloppen. Wie wel eens met Eef meegeweest is op excursie zal onmiddellijk herkennen dat Eef oog heeft voor veel details van de vogels en daarbij ook vrijwel alle Latijnse benamingen uit zijn hoofd kent. Deze basiskennis heeft hij zichzelf allemaal aangeleerd. (Maar aan studeren heeft hij geen hekel gezien het feit dat hij in 1988 als ingenieur is afgestudeerd, 56 jaar oud!) Als je aan beide kanten van de wereld met elkaar over vogels wilt praten dan moet je wel zeker weten dat je het over dezelfde hebt. Naast de schriftelijke correspondentie over de waarnemingen maakte Eef ook foto’s. Ondertussen natuurlijk op een veel hoger niveau en ook met gebruikmaking van een schuilhut. Zo heeft hij schitterende foto’s gemaakt o.a. van een kwak die zo ongeveer tegen de lens van het fototoestel aanpikte, van allerlei inheemse strandloper-, stern- en reigersoorten en rode, bruine, roze en witte ibissen: in totaal van ongeveer 100 verschillende vogelsoorten! Daarnaast heeft Eef ook van het onderwaterleven rondom Aruba op de kamera vastgelegd. Zoals Eef zegt: “Het was de mooiste tijd van mijn leven. ‘s Morgens vroeg met het tropenrooster les geven, ’s middags duiken of vogels 38
kijken.” Zijn vrouw Suus hield zelfs speciaal hiervoor rekening met het warme eten zodat hij maar zo lang mogelijk op stap kon! Omdat Aruba niet zo heel erg groot is (vergelijk het met Texel.) raakte Eef bij steeds meer mensen bekend als vogelkenner en kwam ook op televisie. Met zijn pelikaan. Deze vogel was gewond bij hem gebracht en Eef probeerde het beest zo goed mogelijk te verzorgen. Hij ging zelfs met de vogel naar het ziekenhuis om röntgenfoto’s te laten maken. Deze foto’s zijn nog steeds in het bezit van Eef en je kunt de gebreken van het beest er prima op zien. Helaas bleek de vogel niet te genezen en moest uiteindelijk worden afgemaakt. Wellicht dat we deze vogel ooit met VMO zouden kunnen bekijken want Eef stuurde het dode beest diepgevroren, evenals andere dode vogels, met de KNSM naar Amsterdam naar het zoölogisch museum, waar het beest verder is onderzocht. Veel van de opgestuurde vogels zijn gebalgd en worden nog steeds voor wetenschappelijk onderzoek gebruikt. Eef heeft voorgesteld dat hij voor belangstellende VMO’ers zou willen regelen dat wij in de collectie van 60.000 gebalgde vogels in Amsterdam eens een kijkje zouden mogen nemen. Nou, ik wist het wel …! En wat dan te denken van die nachtzwaluw, waarvoor Eef insecten ving om het beest maar weer gezond te krijgen. Ook deze zieke vogel was bij hem bezorgd, maar om nou elke dag “beestjes” te gaan vangen voor de patiënt. Dus waarom niet eens gehakt proberen. Het beest lustte prompt niks anders meer. Daarbij kwam nog een probleem: je moet de vogel bij iedere
maaltijd wegen om te voorkomen dat je het beest letterlijk dood voert. Gelukkig is deze patiënt uiteindelijk weer gezond en wel vrij gelaten. De 3e vermeldenswaardige patiënt is een grote zilverreiger. In de rioolwaterzuiveringplas op Aruba stapte deze vogel met een gebroken vleugel rond. Eef dacht: “Kom laat ik dit beest een helpende hand bieden”. Met moeite werd hij gegrepen en mee naar huis genomen. Elke dag opnieuw ving Eef levende visjes, iets anders wilde het beest niet eten. Maar ja, elke dag weer levende visjes vangen… (zucht). Pasen kwam en de reiger klom in de boom achter het huis en liet zich niet pakken. Telkens schoof hij iets verder naar het uiteinde van een dunne tak. Het vogelhart van Eef dacht: “Ik pak een bezemstok en dan krijg ik hem wel uit de boom.” En ja hoor, het dier stapte op de garage van de buren en kon zodoende in zijn kraag gevat worden. En dan elke dag weer die levende visjes… Eef heeft het beest uiteindelijk, nog steeds met de gebroken vleugel die niet meer te genezen bleek, weer op dezelfde plek
los gelaten alwaar hij de zilverreiger ook had gevangen. Een leuke tijdsbesteding, dat vogelen. Maar alle gekheid op een stokje: Eef heeft ervoor gezorgd dat Aruba op de vogelkaart is ingevuld, een verdienste door grote inzet en nauwkeurigheid. Terecht wordt zijn biografie vermeld in “In de ban van vogels” ( Ornithologisch Biografisch Woordenboek Nederland), waarin vele Nederlandse grootheden zoals bijvoorbeeld N. Tinbergen staan vermeld. Wat valt er dan in Nederland nog te beleven na deze geweldige tijd op Aruba? In 1993 is de familie Jansen in Nijverdal gaan wonen, omdat je daar ook leuk kunt vogelen. Actief en fanatiek mag je Eef nog steeds noemen. Naast zijn grote inzet voor Caprimulgus doet hij mee aan de korhoendermonitoring, de nachtzwaluwtelling en het inventariseren van roofvogelnesten op de Borkeld, waarbij hij per seizoen zo’n 20 teken op de koop toe neemt. Huub ter Haar
Wie waagt zich aan deze strandloper?
Inzendingen moeten vóór 1 juni 2005 bij de redactie zijn.
39
Vogels rond het huis In deze serie besteden we aandacht aan vogels die we gemakkelijk in onze directe omgeving kunnen waarnemen. Mogelijk is het voor u een feest der herkenning. We hopen u te laten zien dat ook aan deze gewone vogels veel bijzonders is te ontdekken. In een tijd dat er veel discussie is rond allochtonen ligt het voor de hand eens aandacht te besteden aan een volledig geïntegreerde allochtoon onder de vogels. Daarom presenteren we u deze keer de successtory van
de Turkse tortel (Streptopelia decaocto) De Turkse tortel is een bewoner van zeer uiteenlopende biotopen. Zoals bij praktisch alle vogels geldt ook hier dat voedsel en nestgelegenheid bepalende factoren zijn. Voor de Turkse tortel betekent dit dat er zaden en vruchten te vinden moeten zijn en dat er bomen of struiken zijn om in te broeden. Open en droge gebieden worden door de Turkse tortel niet gemeden. In woestijnen kan hij zich bij oases, in palmentuinen en in schaarse begroeiing goed redden. In dichter bevolkte gebieden zoals in WestEuropa is de Turkse tortel langs wegranden en in dorpen, maar ook in stedelijke gebieden te vinden. Op boerenerven en op plaatsen waar voer wordt gestrooid voor pluimvee is zijn kostje gekocht en een aantal naaldbomen om in te rusten en te nestelen maakt de omgeving ideaal. Oorspronkelijk was de Turkse tortel woonachtig in Klein-Azië en Zuid Azië, waar hij net als bij ons een echte cultuurvolger is. In Azië komt de Turkse tortel ook voor 40
Verspreiding wereldwijd (1960)
in Japan, maar heeft zich daar waarschijnlijk verspreid uit ontsnapte kooivogels. Ook in Turkije werd de tortel als kooivogel gehouden en ik heb in de buurt van het Bargerveen kunnen constateren dat het ook in ons land nog voorkomt. De Turkse tortel is een jaarvogel alleen in berggebieden als in India en Pakistan, wordt in de winter naar lager gelegen gebieden getrokken. Broeden doen Turkse tortels praktisch het hele jaar door en het is niet uitzonderlijk als al half maart met succes jongen grootgebracht worden. Het verspreidingsgebied van de Turkse
Verspreiding in Europa (1998)
van beide soorten voor. Dat gebeurt ook met de tamme lachduif (Streptopelia risoria). Hoe de familierelaties met de vele andere gelijkende tortelduifsoorten liggen, is nog niet helemaal duidelijk en zal nog nader via DNA-analyse onderzocht moeten worden. In ieder geval vertoont de Turkse tortel uiterlijk gelijkenis met de Arabische woestijntortel (Streptopelia roseogrisea), de vermoedelijke stamvader van het lachduifje. Bij de verspreiding vanuit Turkije over West Europa is de tortel mogelijk geholpen doordat exemplaren uit gevangenschap ontsnapten in de tijd dat de Turken na 1700 een groot deel van Europa bezet hielden. Het is ook mogelijk dat reeds voor 1600 in Constantinopel een stadspopulatie van Turkse tortels bestond en dat hij dus al vaste voet in Europa aan de grond had gekregen. In 1935 werd door een zoölogisch verzamelaar in Bulgarije al een exemplaar verzameld. In de tabel op de volgende pagina is te zien waar de Turkse tortel achtereenvolgens als broedvogel werd vastgesteld.
tortel en in het bijzonder in Europa kunt u zien op de kaartjes op deze en op de vorige pagina. Doordat de Turkse tortel veel nakomelingen kan krijgen is het niet verwonderlijk dat als er nog geschikte gebieden zijn te vinden de Turkse tortel zich gaat verspreiden. Dit is op grote schaal in noordwestelijke richting gebeurd. Daarbij komt de Turkse tortel ook in gebieden waar zomertortels wonen. Hierdoor zou de Turkse tortel een voedselconcurrent kunnen vormen, maar bosgebieden worden nauwelijks gebruikt. Hij heeft het voordeel dat hij het hele jaar hier aanwezig is en al heel vroeg met broeden begint, terwijl de zomertortel pas half mei bij ons terugkeert. Soms is de relatie met de zomertortel van andere Procentuele ontwikkeling (1984 = 100%) aard en komen bastaarden
41
Jaar 1835 1912 1930 1943 1944 1944 1946 1948 1949 1950 1950 1950 1952 1953
Land Bulgarije Joegoslavië Hongarije Oostenrijk Venetië Roemenië Duitsland Denemarken Zuid Zweden Polen Nederland Frankrijk Moldavië Finland
Jaar
Land
1954 1955 1955 1955 1956 1957 1957 1957 1958 1959 1971 1974 1974
Noorwegen België Zwitserland Engeland Luxemburg Midden Zweden Estland Rusland Schotland Ierland Ijsland Spanje Portugal
Verspreiding in Europa
Als oorzaken van de ogenschijnlijk ongebreidelde gebiedsuitbreiding worden genoemd: genetische mutatie, verandering van nestplaats van hoofdzakelijk in gebouwen naar bomen, toename van het aantal broedsels per jaar in qua temperatuur gematigde gebieden, minder predatie
Verspreiding binnen Europa
42
in steden en aangrenzende gebieden. Naar deze vermoedelijke factoren moet echter nog veel onderzoek gedaan worden. Bestaande modellen voor berekening van de invasiesnelheid hadden grote bezwaren door onrealistische aannames, zoals de veronderstelde gelijkheid van individuen ten aanzien van reproductiecapaciteit en verspreidingsvermogen. Bij Turkse tortels zijn bijvoorbeeld reproductie en dispersie leeftijdsafhankelijk. Daarom werd door R. Hengeveld en F. v.d. Bosch (Universiteit Leiden) een nieuw wiskundig model ontwikkeld om deze bezwaren te ondervangen. Als er geen beperkende factoren zijn, wat het biotoop betreft, zou een populatie zich cirkelvormig over een steeds groter oppervalk verspreiden. Bergketens, zeeën e.d. vormen echter grenzen, waar populaties niet gemakkelijk overheen komen. Om de uitkomsten van het model te vergelijken met de in werkelijkheid optredende verspreidingssnelheid werden ringgegevens en verspreidingsgegevens gebruikt. Om aan het bezwaar van de obstakels tegemoet te komen werd alleen gekeken binnen de in de figuur (links) aangegeven sector. De bezette oppervlaktes werden berekend en hieruit de verspreidingssnelheid. Hiervoor werd 43.7 km per jaar gevonden. In het model werden uit ringgegevens berekende waarden gebruikt voor overlevingskans en reproductiecapaciteit van vrouwtjes in de diverse
leeftijdsklassen en de frequentieverdeling van de verspreiding ten opzichte van de geboorteplaats. Uit het model kwam op deze manier een berekende verspreidingssnelheid van 56,3 km per jaar. Er is een afwijking van 29% ten opzichte van de waargenomen verspreidingssnelheid. Twee mogelijke fouten in het model ontstaan doordat nakomelingen van vogels in het eerste jaar minder vitaal zijn dan die van oudere vogels, bovendien neemt niet iedere vogel elk jaar deel aan het reproductieproces. Daarnaast werd de frequentieverdeling uit te weinig gegevens berekend. Deze laatste factor is waarschijnlijk de belangrijkste foutenbron in de berekening. Duidelijk wordt dat de verspreidingssnelheid is te berekenen uit de drie factoren:
leeftijdsafhankelijke overlevingskans en reproductiefactor en de verspreidingsgegevens van een aantal individuen. Na deze wat mathematische uitweiding bekijken we het gedistingeerde voorkomen van deze tortel. Door verrekijker of telescoop zien we een deftig, stemmig grijs-beige verenkleed. Een fijn zwart bandje siert de nek en loopt door naar de beide zijkanten van de hals. Als je goed kijkt kun je zien dat het zwarte bandje nog omzoomd wordt door een fijn wit randje, om het accent wat te versterken. De vleugels zijn duidelijk donkerder dan de rug, vooral de handpennen zijn donkergrijs. De borst is egaal licht beige, welke kleur doorloopt over de kop. De middelste twee staartpennen zijn aan de bovenzijde geheel grijs, net als de 43
vleugels. De buitenste staartpennen hebben een zwarte binnenvlag met witte top en een witte buitenvlag, de overige staartpennen zijn grijs met een vuilwitte top. De onderkant van de staartpennen is verrassend genoeg anders gekleurd, die zijn voor 60% zwart aan de basis met een brede witte top. Als de staart wordt opgewipt of als de vogel op een tak zit is dit duidelijk te zien. Ik ben altijd verbaasd over de ook bij de Turkse tortel zo fijn op elkaar afgestelde kleurnuances. Een couturier zou het niet kunnen verbeteren. Van het nest wordt door de Turkse tortel weinig werk gemaakt, een stel slordig op elkaar gelegde takjes moet voldoende zijn. Ze maken het nest in een boom of struik, maar ook wel op gebouwen. Als je zo’n nest van de onderkant kunt bekijken kun je de witte eieren zo zien liggen. Dat zijn er doorgaans maar twee. Doordat Turkse tortels al vanaf februari met broeden beginnen kunnen ze in uitzonderlijke gevallen wel 6 legsels grootbrengen. Het gebeurt nog al eens dat er een eitje verloren gaat. Is het niet door predatie dan wel doordat de haastig wegvliegende ouder het zelf uit het nest gooit. De broedduur is ongeveer 14 dagen en voordat de jongen dan uitvliegen gaan er nog eens gemiddeld 18 dagen overheen. Vroeg in het jaar uitgekomen jongen kunnen nog hetzelfde broedseizoen aan het broeden gaan. Turkse tortels zijn geen zangvogels, maar produceren toch wel een karakteristiek gekoer. Het bestaat uit 3 strofen, door Strijbos omschreven als een dromerig “groe-koe-koe”, met de 44
klemtoon op de tweede lettergreep, dit in tegenstelling tot het gekoer van het lachduifje (Streptopelia risoria), dat eenzelfde geluid maakt, maar dat daarbij de klemtoon op de eerste lettergreep legt. Naast het gekoer horen we bij het vliegen of landen ook vaak een geluid, dat niet zo gauw met een duif geassocieerd wordt. Het herinnert vaag aan kokmeeuwen en klinkt als “kwurrr”. Door Hans Slabbekoorn werd bij de Turkse tortel onderzoek gedaan naar de betekenis van de verschillende geluiden. Voor de vogelaar met een scherp gehoor blijkt al dat gekoer toch nog heel verschillend te zijn De ene koer is de andere niet. Slabbekoorn vestigt er de aandacht op dat er bij communicatie altijd een zender en een ontvanger in het spel zijn. De aard van de boodschap hangt af van de karakteristieken van de zender zoals bijvoorbeeld sekse en leeftijd. De reactie van de ontvanger kan echter zeer verschillend zijn, afhankelijk van de relatie tot de zender en de omstandigheden waaronder het signaal wordt ontvangen. Hoewel het gekoer van de Turkse tortel eenvoudig van structuur is, blijken er allerlei modulaties (veranderingen van toonhoogte) voor te komen die verschillende boodschappen uitdrukken. Modulaties in het gekoer komen meer voor bij mannetjes dan bij vrouwtjes, meer bij oudere dan bij jongere vogels en meer bij zwaardere dan lichtere vogels. In het laboratorium konden de geluiden goed geanalyseerd worden, en konden de verschillende karakteristieken worden genoteerd. Vervolgens werden de geluiden in het veld (woonwijken) aangeboden en werd gelet op de reactie hierop van
soortgenoten. Het afspelen van koeren met modulaties lokte sterkere reacties uit dan koeren zonder modulaties. Voor lezers met goede en muzikale oren iets om eens te letten op deze modulaties. Hoe zit het met de namen die voor de Turkse tortel worden gebruikt? Zo’n betrekkelijke nieuwkomer moet ook een nieuwe naam krijgen. De wetenschappelijke naam betekent ringduif achttien. Nu is ringduif wel duidelijk maar achttien komt wat vreemd over. Het blijkt dat deze naam verband houdt met de dienstmaagd die in de mythologie voorkomt. Zij jammerde over haar karige loon van 18 muntstukken en werd veranderd in een duif. Deze laatste nam haar gejammer over als roep. De nieuwe duif kreeg al gauw de verwijzing naar zijn herkomst en de toevoeging Turkse komt in veel talen voor. Alleen het Hongaars kent de naam Balkanduif. Het Engelse Collared dove verwijst naar het ringetje in de nek. Ondanks de vrij recente vestiging kreeg de Turkse tortel ook streeknamen, die meestal dialecten zijn voor “antenneduif”. Op zich een toepasselijke naam voor een duif die zich in de steden vaak op tv-antennes ophoudt. Hoe lang nog kun je dan denken want de meeste antennes zijn van de daken verdwenen. Vaak wordt de officiële naam Turkse tortel vervangen door tortelduif zonder meer. Daarom heeft men de vroegere tortelduif (Streptopelia turtur), onder welke naam die nog voorkomt in “Zien is kennen” (4e druk 1948) officieel veranderd in zomertortel. Hoe vergaat het de Turkse tortel na zijn spectaculaire opmars in ons land?
De Turkse tortel is een typische cultuurvolger en profiteert in ruime mate van wat mensen aan eetbaars achterlaten. In bosgebieden zoals in onze streken op de Sallandse Heuvelrug komt de Turkse tortel niet of nauwelijks voor. Deze gebieden worden door zijn verwant de zomertortel bewoond. Ook in erg open gebieden is de Turkse tortel een zeldzame verschijning. Heel merkwaardig is het grotendeels ontbreken van de soort in Zuidelijk Flevoland, waar toch wel boerderijen zijn. Mogelijk zijn deze bedrijven te clean waardoor ze onvoldoende voedsel overlaten voor de vogels. Hoewel tussen beide atlasprojecten (1979-85 en 1998-2000) een 35 atlasblokken werden verlaten staat daar tegenover een nieuwe bezetting van 144 atlasblokken. De geschatte aantallen broedparen zijn wel sterk teruggelopen van 100.000-150.000 in 1979-1985 tot 50.00-100.000 in 1998-2000. Het is niet ondenkbaar dat ook hier de veranderde landbouwmethoden met veel maïsvelden die schoon geoogst worden een rol spelen. Ook is in die periode de havik, een geduchte predator van de Turkse tortel, in aantal toegenomen. Ook een sperwer lust trouwens wel een Turks torteltje. Opvallend is dat de nieuw gekoloniseerde atlasblokken vooral gelegen zijn in de lage delen van ons land. (Friesland, Noord Holland en Goeree Overflakkee). Duidelijk is dat deze immigranten in de zoveelste generatie volledig zijn geïntegreerd in de Nederlandse avifauna. Er is nog hoop voor ons land. 45
Staartpen Turkse tortel (onderzijde)
Literatuur: Hans Slabbekoorn “Boodschap en betekenis van vogelvocalisaties: onderzoek naar gedrag en geluid van de Turkse tortel” tijdens de NOU-themadag “Vogelgeluiden als onderwerp voor Biologisch Gedragsonderzoek” 20 april 1996 R. Hengeveld en F. v.d. Bosch “The expansion velocity of the collared dove (Streptopelia decaocto) population in Europe” in Ardea 79 pag. 67-72 Jan P. Strijbos “De vogels rondom ons huis” Uitg. L.J. Veen Amsterdam Klaas J. Eigenhuis “Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse Vogelnamen” Stichting Dutch Birding Association 2004 ISBN 90808433-1-8 Henk Blok en Herman ter Stege “De Nederlandse Vogelnamen en hun betekenis” 1995 ISBN 90-9008646-3 Nol Binsbergen en Mr. D. Mooij “Zien is kennen” Uitgave A.G. Schoonderbeek, Laren (N.H.) 4e druk J.G.Th. van Nes “De eieren en nesten van onze vogels” Uitg. Thieme Zutphen 2e druk 1958 Prof. Dr. K.H. Voous “Atlas van de Europese vogels” Elsevier Amsterdam 1960 SOVON “Atlas van de Nederlandse broedvogels” ISBN 90-5011-161-0 “Vogels van Europa” op Cd-rom Natuur en Techniek Uitg. Segment ISBN 9021530090 The Complete Birds of the Western Palearctic on CD-Rom . Eef Jansen
Mededelingen Verbeterde excursiedatum In de vorige Caprimulgus stond een fout in de tabel Excursies seizoen 2004 - 2005. Er stond een excursie op zondag 29 april 2005, maar zondag 29 46
april bestaat in 2005 niet. Het moet zijn zondag 1 mei, excursie naar de Ooypolder o.l.v. Eef. Zie ook het excursieoverzicht.
Jaarvergadering De jaarvergadering wordt gehouden op 13 april 2005 in de zaal van caférestaurant “De Biester“, Stationsweg 10 in Holten. Aanvang: 19.30 uur. Alle leden en donateurs zijn welkom. Zij ontvangen per post nog een uitnodiging met de agenda en natuurlijk niet te vergeten de lezing. Daarbij wordt weer voor iets goeds gezorgd. Komen dus! Wie determineert deze reiger?
Het was al weer Roel Janssen die de puzzel wist op te lossen.
Het gaat hier om de witwangreiger (Egretta novaehollandiae), Engels: white-faced heron. Verspreidingsgebied: Australië, Nieuw Zeeland, Indonesië. In de namen van meerdere vogelsoorten komt hier als soortnaam novaehollandiae voor. Een aandenken aan de tijd dat Australië New Holland heette. Roel meldde ook nog in 8 talen de naam voor deze reiger, jammer dat het IJslands ontbrak. Roel vond zijn informatie op de website van Bird Studies Canada (Etudes d’Oiseaux Canada): http:// www.bsc-eoc.org
Excursies Als u wilt deelnemen aan een excursie neem dan een aantal dagen voor de excursie contact op met de leider van de excursie. De telefoonnummers vindt u hieronder. Over ingelaste excursies krijgt u bericht.
Excursieoverzicht Dag
Datum
Vertrek
Terug
Za.
9 apr. 2005
6.30 uur
11.00 uur
Korhoen
Dalzicht
Arie
Zo.
1 mei 2005
4.30 uur
17.00 uur
Ooypolder
Holten
Eef
Za
7 mei 2005
5.00 uur
13.00 uur
Winterwijk
Holten
Gerda
Vr.
13 mei 2005
20.00 uur 23.30 uur
Nachtegalen
Markelo
Arie
Za
11 juni 2005
21.30 uur 23.30 uur
Nachtzwaluw
Braakman
Gerrit
Verzamelpunten Raalte (carpool)
Noordzijde N35 (Zwolle – Almelo) bij kruising met N48 (Raalte – Deventer)
Holten (carpool)
Noordzijde A1 afslag 27 (Holten; Rijssen - West)
Dalzicht
Parkeerplaats hotel-rest. “Dalzicht”, Nijverdal Nijverdalse Bergweg bij de N35 (Zwolle - Almelo)
Markelo
Huize Langendoen, Koemweg 6, Markelo
Doel
Vertr.plaats
Leider
Telefoonnummers Leider
Telefoon
Arie Langendoen
0547-364055
Eef Jansen
0548-618244
Gerrit Dommerholt
0548-618423
Gerda Bruggeman
0543-520474
47
Ingezonden mededeling Birdpix.nl: dé site voor iedere vogel- en natuurliefhebber Hans Bossenbroek Een successtory. Zo kun je de geschiedenis van Birdpix.nl wel omschrijven. Inmiddels plaatsen dagelijks tientallen natuurfotografen hun opnames op dé site om vandaag de dag je natuurplaten op te zetten. En die te bekijken. Over dat laatste gesproken: deze maand komt het eerste fotojaarboek van Birdpix uit, het beste van 2004 op een rijtje. Oprichter Daan Schoonhoven: “Wat de site populair maakt is dat er vele tientallen foto’s per dag op verschijnen en minstens zoveel keer ververst wordt. Een team van gemotiveerde moderators waarborgt de kwaliteit van de foto’s. Elke foto die wordt aangeboden, keuren zij. Een andere, niet onbelangrijke, verklaring van het grote bezoekersaantal is dat internetgebruikers de site gratis kunnen bezoeken. Wij willen fotografen de kans geven om hun foto’s aan een breed publiek te tonen. Daarnaast kunnen we zo het plezier in onze hobby delen. Het is in korte tijd dé site geworden waarop je allerlei vogelfoto’s kunt zien die anders alleen maar op allerlei computers of dia-dozen zouden staan ‘wegstoffen’.” Natuurliefhebbers die de site bezoeken om alleen de foto’s te bekijken zijn eveneens enthousiast over Birdpix. Wie eens echt goed kennis wil maken met Birdpix moet eigenlijk gewoon het net van de pers gerolde fotojaarboek van 2004 48
‘Birdpix.nl’ kopen. ,,Daar staan de beste foto’s van 2004 in,” laat Schoonhoven weten. “Echt een aanrader. Bijna zeventig schitterende vogelfoto’s erin, bijna allemaal gemaakt in Nederland en België. Zo kan men genieten van fraaie platen van Haakbek, Ross’Meeuw, Zwarte Zeekoet en Bladkoning. Maar ook gewonere vogelsoorten komen aan bod.”. In de toekomst verwacht Schoonhoven een forse groei van bezoekersaantallen, het aantal foto’s en een nog betere kwaliteit daarvan. Binnenkort komt er een maandopdracht, waarbij de fotograferende bezoekers een opdracht krijgen. Bijvoorbeeld het fotograferen van een bekende soort of om twee vogelsoorten op een plaat te krijgen. “Tot slot: ik had nooit verwacht dat de site zo’n succes zou worden. Het is zó specialistisch en toch zijn er duizenden mensen geïnteresseerd. Zonder hen zou Birdpix nooit geworden zijn, wat het nu is: Het internetadres om je natuurplaten op te plaatsen.”
Vogelwerkgroep Midden Overijssel Bankrekening: 59.11.60.706 t.n.v. Vogelwerkgroep Midden Overijssel te Wierden Secretariaat: Ab Jansenstraat 26 7451 EB Holten Telefoon: 0548-366726 E-mail:
[email protected] Website: www.vogelwg-mo.nl
De VMO rekent het gebied tussen Ommen, Wierden, Markelo en Raalte als haar werkgebied. Activiteiten van de vogelwerkgroep zijn o.a.: - het uitvoeren van broedvogelinventarisaties - het houden van excursies voor leden - het op aanvraag organiseren van vogelexcursies in de regio - het uitgeven van dit verenigingsblad De werkgroep doet mee aan landelijke tellingen van het SOVON en Vogelbescherming Nederland.
Het bestuur van de VMO bestaat uit: Arie Langendoen voorzitter Theo Aarsen secretaris Petra Fransen penningmeester Hanneke Huiskamp lid excursies Gerrit Dommerholt
lid inventarisaties
Markelo Holten Wierden Raalte
(0547-364055) (0548-366726) (0546-576382) (0572-353036 of 06-244.724.78) Nijverdal (0548-618423 of 06-481.372.36)
Lidmaatschap € 20,- per jaar. De vereniging kent ook donateurs, die de vereniging financieel ondersteunen. Donateurs krijgen een abonnement op Caprimulgus en kunnen deelnemen aan de excursies. Meer weten over de Vogelwerkgroep Midden Overijssel of lid of donateur worden, neem dan contact op met een van de bestuursleden of verzend een e-mail. Tekeningen: Arie Langendoen Foto’s:
pag. 39, 47 Eef Jansen pag. 23, 24, 27 www.nioo.knaw.nl/EURING
Vogelwerkgroep Midden Overijssel Secr.: Ab Jansenstraat 26 7451 EB Holten Telefoon: 0548-366726 E-mail:
[email protected] Website: www.vogelwg-mo.nl