Caprimulgus tijdschrift van de Vogelwerkgroep Midden Overijssel De werkgroep, opgericht op 17 januari 2001, is een onafhankelijke vereniging die zich bezighoudt met vogelonderzoek en - bescherming. Zij organiseert excursies naar vogelgebieden in en buiten de regio en geeft voorlichting over vogels. Jaargang 2, nummer 1
Redactie: An Rijk Roel Janssen Eef Jansen Adres: Orchidee 8 7443 LG Nijverdal tel.: 0548-618244 e-mail:
[email protected] Losse nummers: € 3.Kopij voor het volgende nummer inleveren voor 15 mei 2003, bij voorkeur op floppy of per e-mail.
maart 2003
Inhoud Bestuurlijk
3
Vogelportretten
4
Excursieverslagen
6
Hybride eend?
11
Een vreemde vogel
12
Onze kraaiachtigen – De notenkraker
15
Waarnemingen
18
Pestvogels
22
Uit de media
25
Rekel
30
Mededelingen
32
Excursies
33
Voor de hobbyisten
34
1
Roodborstje Soms tikt een gedicht op het raam. Ik sta op en laat hem erin. Een enkele keer heeft dat zin: Ik voed hem en geef hem een naam. Maar soms denk ik: ach, laat maar staan, al regent het nog zo hard. Vandaag ben ik moe, en geen bard. Hij mag naar een ander toe gaan. Dat doet hij dan ook na een tijd, hij vliegt mijn gezichtsveld uit en meteen daarop heb ik al spijt: geen lente en geen nieuw geluid! Zo ging al zo dikwijls de Mei van Gorter mijn neus voorbij.
Nico Scheepmaker in “De draagkracht van veren” 2
Bestuurlijk Vanmorgen - 11 maart - de eerste tjiftjaf gehoord. Een nog wat aarzelend roepje maar toch een aankondiging van de lente. Lente, het begon dan ook prompt te regenen. Jammer, want ik had er graag even op uit getrokken om Kieviten, Wulpen en mogelijk Grutto’s te horen in de Markelose weilanden. Maar niet getreurd: morgen weer een kans! Het begint een spannende tijd te worden voor elke geaarde vogelaar: vogels verdwijnen en andere verschijnen. Zo zien we de Kolganzen in grote georganiseerde vluchten noordwaarts naar hun broedgebieden verdwijnen en allerlei zangvogels uit hun verre, vaak tropisch Afrikaanse gebieden terugkeren. Enthousiast houden we de data van de eerste waarneming per soort bij. Dit geschiedt ook landelijk. De universiteit van Wageningen houdt zich in het bijzonder met deze waarnemingen bezig. Elke zondagmorgen kunt u in het programma “Vroege Vogels” de wekelijkse resultaten vernemen. Het onderzoek houdt verband met de opwarming van de aarde waarover de laatste jaren veel te doen is. De wetenschappers zijn nieuwsgierig naar de effecten hiervan. Niet alleen de langjarige temperatuurstijging heeft invloed op het gedrag van onze gevederde vrienden. Ook de tijdelijk langdurige koude in de Scandinavische en Siberische gebieden hebben hun uitwerking. Ongetwijfeld heeft u in de dagbladen allerlei mededelingen gelezen over de prachtige Pestvogel. Vooral in het Nijverdalse zijn ze in grote groepen waargenomen. De enige die schrijver dezes gezien heeft vindt u in grafische vorm terug bij het artikel over de Pestvogel…. Binnen de vereniging werken we aan en tweetal cursussen voor beginnende vogelliefhebbers. In samenwerking met het R.O.C. doen we dit “werk” in Nijverdal en Rijssen. Daarnaast bereiden we de ledenvergadering voor. We hopen deze vergadering aantrekkelijk te maken met een dialezing verzorgd door de heer Paul van Gaalen. Hij zal ons meenemen naar de Afrikaanse dierenwereld en accenten leggen op de daar levende vogels. Van harte aanbevolen! Ook zijn we bezig het vogelweekend op te zetten .U heeft de eerste informatie daarover ontvangen. Nu maar hopen op mooi weer eind mei. Veel leesplezier met deze “Caprimulgus”!. Arie Langendoen
3
Vogelportretten De Brandgans (Branta leucopsis)
Dit keer wil ik iets vertellen over één van de fraaiste ganzen die in het winterseizoen in ons land aanwezig is. De Branta leucopsis, zoals zijn Latijnse naam luidt, is een vogel die zich in het broedseizoen ophoudt in de arctische streken. Groenland. IJsland, Spitsbergen en Nova Zembla zijn de favoriete plekken. Maar ook de Scandinavische landen zijn de laatste tijd in beeld gekomen voor broedende vogels. Er komen zelfs al enkele honderden broedparen in ons land voor. Het eerste broedgeval werd geconstateerd in het Amsterdamse Bos in 1984. Vermoedelijk was dit een paartje dat uit een park was ontvlucht. In het noorden van ons land constateerde men dat de 4
broedende brandganzen hier deels het slachtoffer waren van een schot hagel dat hen wel kwetste maar niet doodde. Gedeeltelijk vleugellam bleef de partner hem of haar gezelschap houden, want ganzen vormen een paar voor het leven. Zo kwamen ze tot voortplanting in een voor deze gans ongebruikelijke streek. De Latijnse naam betekent “zwarte gans met witte wangen”. Dit beschrijft de vogel echter niet volledig. Echte kleur vinden we aan het dier nauwelijks terug maar zijn zwartwitgrijs tekening maakt hem naar mijn idee tot de mooiste gans. Overigens is hij niet geheel zonder echte kleur: de wangen zijn namelijk niet wit maar gelig.
Het deel “brand” van de naam verwijst naar het zwarte van verbrand hout. Andere namen voor de brandgans zijn onder andere pangoes (Friesland). Deze naam heeft te maken met de statige loopwijze van de gans. In Duitsland wordt hij Weisswangengans genoemd. Vanwege het blaffende geluid, dat in het ene vogelboek als “rak-rak” en in het andere boek als “kaw-kaw” wordt omschreven ontstond de naam blaffer of kakelaar. De lichte kap op de kop leidde tot nongans. En doordat vroeger de gans steeds in de herfst uit het broedgebied terugkeerde werd het Keergans. De Engelse naam “barnacle goose” verwijst naar de eendenmossel, een kreeftachtige die nogal eens op aanspoelsels werd aangetroffen. Omdat de gans in onze streken vroeger niet broedde maar niet in aantal verminderde vroeg men zich af waar de gans dan vandaan kwam.
Niemand wist het totdat een “geleerde” de eendenmossel ontdekte en ook daar niet echt raad mee wist. Merkwaardigerwijs werd toen de relatie met de brandgans gelegd. Voortaan kwamen de ganzen voort uit dit kreeftje! Dit heeft geduurd tot ontdekkingsreizigers in noordelijker streken kwamen en daar de brandgans met jongen vonden. De brandganzen die bij tienduizenden ons land bezoeken zijn vooral afkomstig uit de Russische broedgebieden. Ze verblijven voornamelijk in het Waddengebied, Friesland, de IJsselmeerpolders en de Delta van zuidelijk Nederland. De ganzen voeden zich met gras. In grote groepen grazen ze de percelen af en produceren om de drie minuten een keutel, want het verteren van gras blijkt een zeer moeilijk proces. Boeren zijn om deze redenen niet zo blij met het ganzenbezoek aan hun grasland.
5
Gelukkig heeft men nog niet zo lang geleden ingezien dat, willen we de dieren behouden, beheersmaatregelen genomen moeten worden. Vroeger geschiedde dat door de vogels met het geweer te bejagen. Hierdoor werden ze uiterst schuw. Bovendien bedreigde deze jacht het voortbestaan van het dier. Sinds enige jaren is de jacht op ganzen verboden. De vorig jaar in werking getreden Flora- en Faunawet bevestigde dit. Jammer genoeg heeft de regering van kabinet Balkenende alweer veel maatregelen onderuit gehaald zodat hier en daar toch weer op ganzen gejaagd wordt. Hopelijk niet voor lang! Zoals gezegd broedt de brandgans vooral in arctische streken. Het nest stelt niet zoveel voor: wat platendelen, wat veertjes en wat keutels vormen de broedplaats. Voor het broeden en groot brengen van de jongen hebben de ganzen niet veel tijd. Het past
precies in de periode van mei tot september. Voor mei ligt er meestal nog te veel sneeuw en na september slaat het winterse weer alweer toe. Ganzenfamilies moeten dan weer snel maken dat ze naar veiliger oorden met voldoende voedsel komen. Ganzen bivakkeren hun hele leven op de grens van de koude. Bij ons in de winter en in het poolgebied in de zomer. Wanneer u van dichtbij van deze prachtige gans wilt genieten moet u eens een tochtje over de IJsseldijken tussen Deventer en Kampen maken. Zeker ziet u daar in de weilanden, tussen kol- en grauwe ganzen, groepjes brandganzen. Kijk dan ook eens of u ganzen met halsof pootringen ziet. Probeer de gegevens erop af te lezen en meld ze ons! Arie Langendoen
Excursieverslagen Langs de IJssel, 11 januari 2003 Meestal, wanneer ik een excursie mag leiden, ga ik van te voren kijken wat er mogelijk te zien valt. Zo ook deze keer. Twee dagen voordat de vogelkijktocht zou plaats vinden ben ik met Eef naar de IJssel gegaan. Via Heino, Laag-Zuthem reden we naar de elektriciteitscentrale Harculo. Het was vinnig koud, door een straffe wind nog extra aangezet. Harculo levert altijd leuke waarnemingen op. Vanaf de IJsseldijk zie je diverse een6
den- en ganzensoorten en allerlei klein spul. Dit keer waren dat verschillende piepers en een zeldzame fitis. Normaal gesproken zijn fitissen vertrokken naar warmere oorden. Dit was echter de noordelijke vorm van de fitis die het kennelijk bij ons warm genoeg (-7º C!) vond. De slechtvalken van Harculo lieten zich helaas niet zien. Van Harculo gingen we stroomopwaarts richting Windesheim, Herxen, Wijhe, Den Nul en Fortmond. Hoewel we nog een flink aantal vogelsoorten zagen, o.a. nonnetjes, grote
zaagbekken en diverse soorten ganzen, besloten we de excursie van zaterdag toch naar het noorden te laten gaan. We misten namelijk de zwanen. Hopelijk waren ze daar. Zaterdag stonden Eef en ik om 8 uur op de carpoolplaats bij Raalte in afwachting van de liefhebbers. Helaas men had op de thermometer gekeken: -13º C! Te fris om onder de warme dekens uit te komen? We vertrokken dus maar met zijn tweeën. Weer richting Harculo. Onderweg namen we een schitterende laaghan-gende mistbank waar die prachtig afstak tegen de langzaam opkomende zon. Prachtige pastelkleuren leverde dat op. De wind liet het gelukkig afweten zodat we ondanks de lagere tempe-ratuur toch minder kou hadden dan donderdag. De IJssel bij Harculo leverde ons onder andere het volgende op: honderden smienten, meerkoeten, kol- en grauwe ganzen, Canadese ganzen, negen brilduikers, veel holenduiven, een sperwer en een witte kwikstaart. Geen slechtvalken. Na Harculo trokken we bij Zwolle de IJsselbrug over naar Hattem. De polder Hoenwaard konden we niet in: het water was over de weg gestroomd. We reden door naar het Apeldoorns kanaal om te zien wat daar aanwezig was. Een tegenvaller. Alles dichtgevroren. Gelukkig lag het kanaal bij de papierfabriek vanwege het daar geloosde warme koelwater (!) open. Maar liefst dertig mandarijneenden zwommen er. Sommigen hevig baltsend. Een fantastisch gezicht die mannen met hun opgestoken zeilen. Weer terug naar Hattem want we hadden wel gezien dat er bij de toegangsweg van de Hoenwaard veel vogels verbleven. Net op tijd ontdekten we een voor ons doel strategisch gelegen
parkeerplaats vlak bij het water. Het uitzicht bleek een eldorado voor de liefhebber! Dodaarsjes, drie soorten zwanen, ganzen van allerlei slag, meerdere eendensoorten, futen, meeuwen, geweldig. Ondertussen bewonderden we de wijze waarop de bewoners van de Hoenwaard hun benarde woonstee bezochten of verlieten: namelijk met de tractor. Zo hielden ze droge voeten. Eén bewoner wilde vanaf Hattem met de fiets zijn huis of zijn werkplaats benaderen. Hij viel al op de nog bevroren toegangsweg. Tot zijn geluk enkele centimeters voor het water. Toch stapte hij weer op de fiets en reed over de in het water gemarkeerde weg de polder in. Het water liep over zijn laarzen en de kettingkast van zijn fiets. Het ging waarachtig goed. Vaker gedaan? Na Hattem reden we langs de rechter IJsseloever noordwaarts richting Zalk. Massa’s zwanen en ganzen waren ons deel. Knobbelzwanen, wilde zwanen, kleine zwanen, zelfs een zwarte zwaan, grauwe-, kol-, brand- en soepganzen. Een grote groep wulpen namen we waar evenals een drietal kleumende kieviten. Op een excursie kom je altijd wel andere vogelaars tegen. Van twee van hen kregen we de tip het Kampereiland op te gaan: “De Frieseweg op tot aan het witte bruggetje en daar linksaf de polder in rijden” Het kostte enige moeite het bruggetje te vinden. Vele kilometers moesten we maken en doodlopende wegen overwinnen voordat we ganzen zagen. Maar dat was dan ook de moeite waard: zeker 5000 ganzen, mogelijk zelfs meer, liepen vlak bij de weg rustig te grazen. Voorzichtig verlieten we de auto om de dieren niet op te jagen. De dichtstbijzijnde namen aanvankelijk toch even de kuierlatten maar bleven gelukkig aan de grond. Na 7
enige tijd waren ze aan onze aanwezigheid gewend en gingen weer grazen. Kolganzen waren het voornamelijk. Ertussen liepen brandganzen, enige grauwe ganzen, een enkele toendra rietgans. We wisten dat er ook nog iets heel bijzonders tussen moest lopen. Dat was ons door de medevogelaars verteld. Zoeken dus. Dat is een heel gedoe bij een groep die zo groot is. Plotseling ontdekten we ze de roodhalsganzen. Twee stuks! Schitterend!. Het is heel bijzonder deze vogels waar te nemen want ze komen pas ver oostelijk van ons voor. Soms echter dwalen ze van hun trekroute af en belanden ze in onze contreien. Toen we ze lange tijd bewonderd hadden gingen we nog op zoek naar ganzen met een halsring. Die moesten er toch wel zijn in zo’n grote groep. Nee dus, slechts ëën exemplaar bleek een ring te dragen. En nog goed afleesbaar ook. Op de terugweg deden we polder Mastenbroek aan. Dit leverde echter weinig nieuws op zodat we huiswaarts keerden. Een schitterende dag met prachtige uitzichten op het ondergelopen IJssellandschap en 47 waargenomen vogelsoorten maakten de excursie tot een uiterst geslaagde. Naar ons idee hadden de thuisblijvers…. Arie Langendoen
Lauwersmeer, 25 januari 2003 Haastig repten zich negen vogelaars in onguur weer op zaterdagochtend om half negen naar de vogelhut met kijkers om de hals en telescopen losjes in de rechterhand. 8
De vogelhut was nog niet in gebruik. De luiken waren gesloten. Toen we de houten schotjes open deden, blies er een ijzige wind door de hut. Boven het wateroppervlak vloog een grote zilverreiger. In het verlaten winterse landschap lijkt deze vogel wel wat op een tropische vogel. Een vogel die rond 1900 zeer geliefd was in de verenhandel. Vele veren en het dons van deze schitterende vogel werden gebruikt voor de dameshoedenmode. De vogel floreert echter weer heel goed. Steeds vaker wordt hij bier in het moerassige. visrijke Lauwersmeer gesignaleerd. Drieëntwintig soorten zouden op de eerste uitkijkpost gezien worden. Het luidruchtige trompetterende geluid van de wilde zwaan was ondanks de harde wind goed hoorbaar. Op een gegeven moment werden de zaagbekken, de brilduiker, de winter-talingen, de pijlstaarten, de bergeenden en het nonnetje erg onrustig. Er vloog een slechtvalk over. Voor we naar de verwarmde auto’s liepen. werd er nog een watersnip gezien en. Even verderop zwommen er vele smienten en winter-talingen in het water. Deze watervogels lieten zich goed horen Het bekende gefluit van de smient en het hoge kruuk, kruuk geluid van onze kleinste eend, de wintertaling, waren hier goed hoorbaar. Hierna werd het tijd de kust op te zoeken. We beklommen een op deltahoogte gebrachte stevige zeedijk. We liepen langs een militair oefenterrein, maar omdat het zaterdag was waren er geen militaire oefeningen. We liepen over de kwelder, die nog regelmatig onder water loopt. We liepen dan ook over zoutminnende pioniersplanten als zeekraal, schijnspurrie en schorrekruid. We zagen echter weinig vogels, de meest opvallende vogel hier was de pijlstaart. Heel mooi aan deze vogel is de ge-
strekte bals, waarbij de fraaie halsstreep goed uitkomt. Voor de koffiestop tuurden we met onze kijker over de waddenzee. Dat werd beloond met het zien van vele grote zaagbekken, de middelste zaagbek, het nonnetje en niet te vergeten de paarse strandlopers. De steenloper liet zich gemakkelijk zien. Het is een minder schuw vogeltje dat heel goed te observeren was op de kade waar de vogel heerlijk zat te pikken in een klein plasje naar kleine wormpjes in de haven zagen we enkele dodaars zwemmen en duiken Hoog boven ons boorden en zagen we de veldleeuwerik. Na de koffiestop werd het tijd voor het bekijken van de ganzen. Die zijn vooral te zien in de Bandpolder. Vooral het zien van de duizenden brandganzen was indrukwekkend. Het keffende stemgeluid van deze ganzen was nadrukkelijk aanwezig. Prachtig waren de mooie roomkleurige koppen van deze vogels. Aan de poten zagen we rode. witte of groene rin-
gen zitten. Tussen de brandganzen stonden wat rotganzen, kol- en grauwe ganzen. Een buizerd was een meeuw aan het verschalken. Terwijl we aan het genieten waren van de enorme aantallen ganzen begon het steeds harder te regenen. De animo voor het vogelen werd minder en we besloten uiteindelijk om weer zuidwaarts te trekken. Jacob, Jacques en Huub gingen echter nog even door met vogelen. Dat werd beloond met het vinden van een roodhalsgans die tussen een aantal brandganzen stond te grazen. Veel van deze ganzen overwinteren in Roemenië, maar af en toe zien wij er een. Het zijn waarschijnlijk ganzen die zijn meegekomen met de enorme aantallen brandganzen. Zij zagen een uur later nog een groep Canadese ganzen. Al met al een geslaagde vogeldag, we hadden vijftig vogelsoorten gezien. Jacques Dijkman
Fuut
Pijlstaart
Meerkoet
Turkse Tortel
Dodaars
Wintertaling
Scholekster
Veldleeuwerik
Grote Zilverreiger
Tafeleend
Kievit
Graspieper
Blauwe Reiger
Kuifeend
Steenloper
Merel
Wilde Zwaan
Eidereend
Bonte Strandloper
Kramsvogel
Kleine Zwaan
Brilduiker
Paarse Strandloper
Koolmees
Knobbelzwaan
Nonnetje
Wulp
Staartmees
Kolgans
Middelste Zaagbek
Tureluur
Spreeuw
Grauwe Gans
Grote Zaagbek
Watersnip
Ekster
Canadese Gans
Blauwe Kiekendief
Kokmeeuw
Kauw
Roodhalsgans
Sperwer
Stormmeeuw
Zwarte Kraai
Rotgans
Buizerd
Zilvermeeuw
Bonte Kraai
Brandgans
Torenvalk
Grote Mantelmeeuw
Vink
Bergeend
Slechtvalk
Kleine Mantelmeeuw
Smient
Fazant
Houtduif
Wilde Eend
Waterhoen
Holenduif
9
Oostvaardersplassen, 16 maart 2003 Het bestuur ontdekte een groot excursieloos tijdperk en laste een extraatje in. Een bezoek aan de Oostvaardersplassen. Altijd een succes! Toch waren er maar 5 deelnemers. Eef trok met zijn kompanen Jacob en Hugo via Zwolle naar de Knardijk, Arie en Theo reisden via de A1 en Harderwijk derwaarts. Bijna gelijktijdig kwamen we aan. Begunstigd door fraai weer beloofde het een prima uitstap te worden. In de Hut bij de Knardijk “De Grauwe Gans“ ontmoetten we een groep Nijverdalse oude bekenden die toevallig het zelfde plan trokken deze dag. Tussen de 60 en 70 soorten vogels zijn er gescoord.
Niet iedereen zag hetzelfde. Een kreet “Daar een roerdomp” komt alleen goed over als je toevallig in de juiste richting kijkt. Eén aarzeling en je mist de schuwe vogel. Wat we wel zagen was een zich in de zon warmende vos. Hij (of zij) wilde echter de opstelling van de telescopen niet afwachten en verdween tussen het riet… We zagen circa 25 grote zilverreigers, circa 6000 brandganzen, vrij veel grote zaagbekken (die dit jaar nauwelijks in de IJssel te zien waren), de eerste boompieper en een puttertje naast de reeds genoemde roerdomp als meest bijzondere waarnemingen. We reden nagenoeg om de hele Oostvaardersplassen heen en pauzeerden in het centrum van Almere, bijna een novum voor deze fanatieke groep vogelaars.
Waargenomen vogels: Roodkeelduiker Dodaars Fuut Aalscholver Roerdomp Blauwe reiger Grote zilverreiger Knobbelzwaan Brandgans Kolgans Grauwe gans Bergeend Nijlgans Smient Wilde eend Krakeend Pijlstaart Slobeend
10
Wintertaling Zomertaling Tafeleend Kuifeend Brilduiker Nonnetje Grote zaagbek Bruine kiekendief Sperwer Buizerd Torenvalk Waterhoen Meerkoet Scholekster Bontbekplevier Kievit Bonte strandloper Kemphaan
Grutto Tureluur Watersnip Kokmeeuw Stormmeeuw Zilvermeeuw Grote mantelmeeuw Kleine mantelmeeuw Houtduif Turkse tortel Grote bonte specht Veldleeuwerik Boompieper Graspieper Witte kwikstaart Winterkoning Heggenmus Roodborst
Merel Kramsvogel Koperwiek Zanglijster Tjiftjaf Pimpelmees Koolmees Spreeuw Gaai Ekster Kauw Zwarte kraai Huismus Vink Groenling Putter Rietgors
Via de Grote en de Kleine Praambult eindigde de Oostvaardersexcursie bijna bij het informatiecentrum van Staatsbosbeheer. Bijna, want op de terugweg werd toch nog even het Harderbroek aangedaan. Dat leverde nog enige zilverreigers, een zomertaling en een stelletje bruine kiekendieven op.
We vertrokken om kwart over zes in de ochtend en waren om een uur of vier weer thuis. Moe maar zeer voldaan. Met dank aan Hugo de Vries, die de lijst bijhield. Arie Langendoen
Hybride eend?
Niet dat Donald Duck een hybride eend zou zijn, maar toch er gaat ook bij eenden wel eens iets mis. We konden dat constateren tijdens één van de IJssel-excursies, toen we in de uiterwaarden langs de IJssel ten Zuiden van Welsum een mannetje smient zagen met een afwijkende koptekening. Door het oog liep een donkergroene veeg, zoals we die zien bij de wintertaling. Op de onder literatuur vermelde website vinden we afbeeldingen van een kruising smient (Anas penelope) x wintertaling (Anas crecca). De beschrijving daarbij geeft aan dat die kruising de crèmekleurige kopstreep van de smient mist en dat was bij het door ons waargenomen exemplaar niet het geval, bovendien ligt de grootte van de hybride eend tussen die van de smient en de wintertaling in. De waargenomen vogel was echter omringd door meerdere smienten en we konden zien dat hij even groot was. Eigenlijk was de smient op de groene
veeg door het oog na gelijk aan de andere mannetjes smienten. Nu komen in ons land af en toe Amerikaanse smienten voor, waarvan de mannetjes ook een groene oogveeg hebben, onze gedachten gingen dus uit naar een kruising Euraziatische smient (Anas penelope) x Amerikaanse smient (Anas americana), deze vogels zijn ook praktisch even groot. In Engeland komen meer Amerikaanse smienten voor en daar komen ook hybride smienten voor. Het toeval wil dat zeer recent, in Engelse tijdschriften, terzake een twee11
tal publicaties verschenen. Eén over Amerikaanse smienten in Engeland en Ierland en een fotoforum over de identificatie van hybride eenden.. De laatste jaren is het aantal in Engeland en Ierland waargenomen Amerikaanse smienten duidelijk gestegen. Een groot probleem bij het vaststellen van het aantal Amerikaanse smienten vormen uit gevangschap ontsnapte exemplaren. In ons land werden tot en met 2001 35 waarnemingen geregistreerd van de Amerikaanse smient, ook hierbij kan het gaan om uit watervogel collecties ontsnapte vogels. Uit een vijftal waarnemingen van geringde vogels in Engeland blijkt echter duidelijk dat het om Amerikaanse vogels gaat. Het stijgende aantal waarnemingen kan, aldus het artikel in British Birds, ook ontstaan doordat er meer en deskundiger waarnemers zijn en dat de apparatuur om vogels waar te nemen beter en goedkoper is geworden. Vooral het herkennen van de vrouwtjes en juveniele vogels is een lastig werk, dat alleen door goede en vooral kritische waarnemers gedaan kan worden. Een ander probleem bij het identificeren van deze smienten is het feit dat ze vaak hybridiseren en gemixte ouders produceren de fantasierijkste jongen. Zou nu onze vogel een kruising Amerikaanse smient x Euraziatische kunnen zijn? Ook binnen een soort komen variaties in kleed voor. Zowel voor mannetjes als vrouwtjes zijn deze variaties beschreven. De meest voorkomende manlijke hybriden, die op een Amerikaanse
12
smient lijken zijn kruisingen tussen Amerikaanse - en Euraziatische smienten. Om enige orde in deze warwinkel van hybriden te scheppen worden 2 hoofdtypen onderscheiden; Het Amerikaanse- en het Euraziatische hybride smiententype. Het eerste type heeft een licht geelachtig voorhoofd en kruin en een opvallende groene streep vanuit het oog naar achter toe; wangen en teugel grijsbruin met variabele hoeveelheid opvallende grijze spikkeltjes. Schouderpartij, mantel en flanken zijn voornamelijk grijs. Het tweede type heeft een crèmekleurig voorhoofd en kruin, een kastanjebruine streep vanaf het oog naar achter toe, die soms gemengd is met wat groen; wangen en teugel bleek bruingrijs met donkere spikkeltjes. Schouderpartij, mantel en flanken zijn voornamelijk grijs. We zien dat de verschillen klein zijn en dat vooral de koptekening afwijkt. Maar er wordt ook beschreven dat onder de Euraziatische mannetjes regelmatig een klein gebied achter het oog groen gekleurd is en dat het sporadisch gebeurt dat deze streep zo groot is als bij de Amerikaanse smient. Daar deze vogels in de rest van hun verenkleed gelijk zijn aan de Euraziatische smientenmannen worden ze eerder als variatie binnen deze soort opgevat dan als hybride. En zo zijn we er toch uit. Onze smient leek als twee druppels water op de andere mannetjessmienten, alleen de lange groene veeg over het oog zaaide verwarring.
Voor iedere waarnemer een aansporing te meer om scherp te blijven. Eef Jansen Litteratuur “Status and identification of American Wigeon” in British Birds Vol. 96 No. 1 Jan. 2003 “Photo forum: identification of hybrid ducks” in Birding World Vol. 16 No. 2 Febr. 2003 Informatie op website: http://ujihala.infoseek.livedoor.com/hybrid_Ducks/hibduck_index.html
Een vreemde vogel Ten zuiden van Laag Zuthem langs de Gravenweg is een plasdras gebiedje uitgegraven. We (Arie en ondergetekende) zagen daar op 17 februari tussen een 50 tal wilde zwanen een onbekende gans lopen. Klein van stuk met een klein bruin kopje, zwarte snavel, verder met een donkere rug en een merkwaardig sperwerachtig fijn zwartgrijs gestreepte borst en flanken, gele poten. Het viel op dat de opgevouwen vleugel een soort groene spiegel had en dat de vleugels ook witte en zwarte delen hadden. Bij thuiskomst bood het simpele boekje “Elseviers gids van water- en wadvogels” uitkomst. Daarin konden we zien dat het om een vrouwtje magelhaengans ging. Het mannetje blijkt een witte hals te hebben en voornamelijk wit met zwart getekend te zijn met zwarte poten. Geslachtsnaam: Chloephaga. Hierop vervolgens op internet verder gezocht en daar vonden we fotomateriaal op de Chileense site: http://aveschilenas.tripod.com.
De gans blijkt in het uiterste zuiden van Chili algemeen voor te komen en ook op de Falkland eilanden. Er is op die eilanden zelfs een postzegel uitgegeven met een afbeelding van de gans er op, alles te vinden op internet. Toch ook even de SOVON broedvogelatlas geraadpleegd en wat blijkt.? De magelhaengans (Cloephaga picta picta) in Nederland blijkt uit parken en watervogelcollecties te ontsnappen. Er worden tijdens de landelijke watervogeltellingen altijd tot maximaal 10 stuks geteld. Het aantal broedgevallen was in de periode 1985-1994 1 tot 3. In het Engels heet de gans Upland goose, hetgeen slaat op het feit dat de gans in Chili en de Falklands op grotere hoogte voorkomt. Op een Noorse site kwamen we nog de naam sebragås tegen, die duidelijk naar de zebraachtige strepen verwijst. Zo is er altijd iets bijzonders te beleven. Eef Jansen
13
14
Onze kraaiachtigen, overlast, moordenaars of vrolijke opportunisten Als buitenlander onder de kraaiachtigen komt hij hier niet vaak en door zijn verenkleed verraadt hij ook niet direct zijn verwantschap met de kraaiachtigen. Toch is hij af en toe in ons land te zien deze vogel die zijn naam in alle opzichten eer aan doet.
De notenkraker (Nucifraga caryocatactus) Notenkrakers zijn typische standvogels in uitgestrekte dennenbossen in de Alpen, Midden- en Noord Europa, Rusland en Siberië. Ze zullen daarom bij ons niet zo vaak te zien zijn. Het is dus echt een buitenkansje als je een notenkraker hier te zien krijgt. De wetenschappelijke naam Nucifraga betekent letterlijk notenkraker en ook de Engelse naam (nutcracker) wijst op de voorkeur voor noten. De Franse naam (Cassenoix moucheté) geeft een zelfde verwijzing aan en zegt tevens iets over het gespikkelde kleed. In het Duits heet de notenkraker Tannenhäher, hetgeen zoveel betekent als dennengaai. De naam dennenekster, die bij ons ook wel voorkomt verwijst ook naar de plaats waar de vogel is aan te treffen. In de tijd dat wij met het gezin nog regelmatig in de zomervakantie naar Terschelling gingen, kregen we daar in 1968 onze eerste notenkrakers te zien. Aanvankelijk gesignaleerd bij het fietspad onder de duinen, werd hij aangeduid als een uit de kluiten gewassen spreeuw en daar heeft de notenkraker ook wel iets van, later zagen we de notenkraker ook in de bossen.
Wat vorm en afmetingen betreft lijkt de notenkraker sterk op zijn neef de Vlaamse gaai, is echter iets korter door de kortere staart. Lengte van snavel tot staarteinde bedraagt bij de notenkraker 32 cm, bij de Vlaamse gaai 34 cm. Over de hele borst en op de rug is hij bruin met grote witte spikkels. Hij heeft een bruinzwarte pet op en de staart vertoont een witte rand die aan de buitenkant het breedst is. Aan de onderkant is de anaalstreek wit en de staart heeft ook hier de witte rand zoals aan de bovenzijde. Onze tekenaar Wouter heeft de notenkraker in de vlucht ook van de onderkant bekeken zoals we in zijn tekening zien. De vleugel is grotendeels bruinzwart. De vleugels zijn kort breed, afgerond en gevingerd, net als bij de andere kraaiachtigen. Het zijn ondanks hun korte vleugels goede vliegers hoewel er wel voor gewerkt moet worden. Ze kunnen zich als een steen uit de lucht laten vallen. Zo zagen wij in het najaar op Öland in Zweden een tiental notenkrakers uit de lucht in een boom ploffen. De oorzaak van die plotseling duik was niet te achterhalen, maar de in de trektijd regelmatig aanwezige sperwers kunnen het zeker op hun geweten hebben.
15
Notenkrakers komen in Eurazië voor in twee ondersoorten (rassen). De nominaatvorm (Nucifraga c. caryocatactes) komt in Midden- en Oost Europa en Zuid Scandinavië voor en wordt ook wel de diksnavelnotenkraker genoemd. Dit zijn meestal schuwe vogels, die het hele jaar in hun broedgebied blijven en zich slechts over kleine afstanden verplaatsen. Ze komen ook in de Alpen voor en in Frankrijk bedraagt het aantal broedparen 3000-5000. De dichtst bij Nederland broedende exemplaren vinden we in België in de Ardennen en in Duitsland in de Eifel. Het totaal aantal broedparen in Europa bedraagt 150.000 en neemt toe. De stijging vindt waarschijnlijk zijn oorzaak in de groei van bosareaal t.g.v. een stijging van de temperatuur. De Siberische ondersoort (N.c.macrorhynchos) houdt zich op in Azië; Rusland en West Siberië. Zij hebben een spitsere snavel, waarom ze ook wel dunsnavelnotenkrakers genoemd worden. Ze hebben als hoofdvoedsel de zaden van de arve (Pinus cembra), een dennensoort die vooral in de Alpen, Noord Rusland en Siberië groeit. Er wordt wel beweerd, dat de notenkrakers met deze bomen in symbiose leven, omdat de zaden zwaar zijn en geen vleugeltjes hebben. De bomen zijn daardoor voor de verspreiding van de zaden afhankelijk van de diensten van de notenkraker. Ook in Noord Amerika komt nog een notenkraker voor, de Clark’s nutcracker (Nucifraga columbiana). Deze heeft hetzelfde leefpatroon als de Euraziatische vogels, is echter niet gespikkeld maar grijs met zwarte vleugels en staart. De buitenste staartpennen zijn wit. 16
In tegenstelling tot de Europese nominaatvorm zijn de Amerikaanse notenkrakers handtam en vaak bij campings te vinden waar ze op picknicktafels naar etensresten zoeken. Ook de vogels uit Azië missen de schuwheid van hun neven in West- en Midden Europa. Het biotoop van de notenkrakers bestaat uit naaldbossen met arven, sparren, lariks. Ook in de taiga heeft de notenkraker een voorkeur voor arven en lariks. In de Alpen komen ze voor tussen een hoogte van 800 m. en 1950 m; in het Duitse middelgebergte boven de 300 m. Er komen ook nog twee gescheiden populaties voor in de Himalaya en Oost Tibet tot boven de 3000 m; en op Taiwan boven de 2000 m.
Het nest wordt gebouwd dicht tegen de stam. Een typisch kraaiennest, dat bekleed wordt met blad en mossen. In de broedtijd eten ze zaden, noten, insecten (veel larven van bijen en wespen) en af en toe gewervelde dieren. Een jong vogeltje of eitje wordt zeker niet versmaad, maar dat kennen we van de andere kraaiachtigen ook wel. In de winter eten ze voornamelijk zaden en noten die in de herfst zijn verstopt, vooral hazelnoten blijken voor de diksnavelnotenkrakers aantrekkelijk. Het aantal verstopte noten kan daarbij een paar duizend bedragen. Vaak worden die verstopt onder afhangende takken of toegedekt met een steen of met mos, waardoor ze niet bij de eerste sneeuwval onder een flink pak worden bedekt. Toch is het ook bekend dat onder 10 cm sneeuw noten moeiteloos worden opgehaald. Als er echter in een jaar veel jongen zijn en het een slecht notenjaar is, trekken de vogels massaal weg naar het westen. De notenkrakers die dan bij ons komen zijn vogels van de Siberische ondersoort, dunsnavelnotenkrakers. Ook deze ondersoort is erg tam en gemak-kelijk te benaderen en zij eten noten uit de hand. De grootste invasie in de 20e eeuw was die waarvan boven al melding werd gemaakt en die in de zomer van 1968 begon. Er werden toen 6000 waarnemingen gedaan met 100 ringvangsten. Dat de invasie van 1968 erg vroeg was, is in nevenstaande grafieken te zien. Bij de invasie van deze vogels trekken ook altijd wel een aantal diksnavelnotenkrakers mee. Daardoor kon het gebeuren dat in België na de invasie van 1986 een
Seizoenspatroon in Nederland in 1989-98 (n=380; SOVON)
Verloop van de invasie in 1968 (Speek 1971)
kleine broedpopulatie van diksnavelnotenkrakers zich vestigde: (180-210 paren in 1990). Ook in de Scandinavische landen vestigden zich dunsnavelnotenkrakers in gebieden die tot dan toe niet door notenkrakers werden bezet. In Zweden komt de hazelaar niet voor boven 60º 15’ Noorderbreedte, daarboven hebben zich nu wel dunsnavelnotenkrakers gevestigd in dennenbossen. In ons land is alleen met zekerheid het broeden van één paar van de dunsnavelvorm vastgesteld in 1969, dus ook na de massale invasie van 17
1968. Noten van de hazelaar schijnen een zeer belangrijke rol te spelen. In de herfst zagen we op Öland (Zweden) regelmatig notenkrakers in de bossen met hazelnoten foerageren.
Een interessante vogel die het aanzien meer dan waard is. Om in de winter en tijdens vakanties in de broedgebieden op te letten. Eef Jansen
Literatuur: Rob G. Bijlsma e.a. Avifauna van Nederland 2 Algemene en schaarse vogels van Nederland 2001 ISBN 90-74345-21-2 Fred J. Alsop III “Birds of North America” ISBN 0-7894-9373-X Prof. Dr. K.H. Voous “Atlas van de Europese vogels” Elsevier Amsterdam 1960 SOVON “Atlas van de Nederlandse broedvogels” ISBN 90-5011-161-0 The Complete Birds of the Western Palearctic on CD-Rom
Waarnemingen in Midden Overijssel In deze rubriek wordt een selectie van recente waarnemingen opgenomen die de afgelopen periode gedaan zijn in ons werkgebied. Alle waarnemingen worden ook in het archief van de VMO opgeslagen. Ik verzoek alle leden om, naast de meer algemeen voorkomende soorten vooral kolonievogels en zeldzame en/of schaarse soorten op te sturen. Ook bijzondere gedragingen alsmede grote aantallen overwinterende zomervogels of overwinteraars uit noordelijker streken. Vooralsnog worden veel soorten in deze rubriek weergegeven, een aantal niet omdat deze momenteel veel en ‘overal’ voorkomen. Het is met deze rubriek de bedoeling om met elkaar een beeld te krijgen van de in onze regio voorkomende vogelsoorten. Waarnemingen, het liefst via e-mail, inzenden naar Gerrit Dommerholt, e-mail:
[email protected]. Ook telefonisch doorgegeven is mogelijk:: 0548-618423. Van groot belang is bij deze waarnemingen de juiste plaats te vermelden. Dit was de laatste door mij verzorgde waarnemingenrubriek. Succes!.. Roel Janssen Recente waarnemingen tot en met 20 maart 2003 Dodaars 3 Regge Hulsen 13-12 (GD) 1 ,, ,, 15-12 ,, 5 ,, ,, 11-1 ,, 2 Regge Rijssen 16-1 (MvdP) 1 ,, ,, 10-1 ,, 1 Regge Overwater 23-2 (JvT)
18
Aalscholver 1 Regge, met vissnoer+rode dobber 11-1 (GD) 8 Regge N’dal in boom 15-2 (RJ) Brandgans 7 ot Hulsen 4-1 (GD)
Kolgans 4000 Markelo 16-1 (AL) 10 groepen á 40-100 Ov 25-1 Hulsen (GD) Grauwe Gans 28 Enterveen 27-1 (AL) Magelhaengans 1v GwLZ 17-2 (AL+EJ) Wilde Zwaan 2 Postweg Markelo 4-2 (AL) 10 Schipbeek Markelo 11-2 (AL) 50 GwLZ 17-2 (AL,EJ) 10 ot SH 28-2 (GD) Zwarte Zwaan 1 Regge-’t Mölke 18-1 (MvdP) Smient Grote groep nachttrek NO 19-3 (GD) Wintertaling 3 Regge Hulsen 11-12 (GD) Tafeleend 2 Regge Hulsen 23-12 (GD) 1 ,, ,, 11-1 (GD) 2 ,, ,, 20-2 (GD) Kuifeend 50 Enterveen 27-1 (AL) 5 Regge Overwater 23-2 (JvT) Carolina Eend 1m weiland Luttenberg 26-2 (JvT) Grote Zaagbek 4v Regge Hulsen 13-12 (GD) 3 Eh. 7-1 (HH) 1v Regge Hulsen 12-1 (GD) 4v Regge-’t Mölke 18-1 (MvdP) 1v ,, ,, 7-2 (GD) 3v ,, ,, 20-2 (GD) 3v+4m Regge Overwater 12-2 (JvT) 1v Regge Overwater 2-3 (GD) 1m Overijs.kanaal Hancate 14-3 (GD) 1v Regge Broeze 15-3 (GD) 1v Regge Schuilenburg 16-3 (GD) Grote zilverreiger 1 Rv 3-1 HH
Blauwe Kiekendief 1m Rijssen 17-1 (ER) 1m Regge Schuilenburg 30-1 (GD) 1v Elsenerveld Markelo 8-2 (MvdP) 1m Regge Schuilenburg 9-2 (GD) 1v Haarlerberg 22-2 (GD) 1m Elsenerveld Markelo 27-2 (MvdP) 1v Haarlerberg 28-2 (GD) 1m Haarlerberg 6-3 (RJ) 1v Haarlerberg 14-3 (GD) Bruine Kiekendief 1 Borkeld 20-2 (AL) Rode Wouw 1 laag ov Noetselerveld SH 14-3 (RJ) Slechtvalk 1 ov Heino 13-1 (RJ) Smelleken 1 Daarle 23-2 (RJ) 1 Wierdense Veld 13-3 (RJ) Havik 1v Regge Kalvenhaar 25-12 (GD) 1 Lemelerberg 11-2 (MvdP) Sperwer 1m Hulsen 23-12 (GD) 1 Koemweg Markelo 1-2 +02-2 (AL) 1 DHR 10-2 (HH) 1 Nijverdal 15-2 (JA) 1v Wierden 17-2 (RJ) 1 Haarlerberg 22-2 (GD) Korhoen 2 Holterberg 10-2 (MvdP) 1m Noetselerveld 22-2 (GD) 1m Jodenbos 22-2 (GD) 2m Jodenbos 28-2 ,, 1m baltsend Sprengenberg 28-2 (GD) 1m+3v Jodenbos 2-3 (EJ) 5m in berk Haarlerberg 6-3 (RJ) 2m+1v Noetselerveld 13-3 (RJ) 9m+1v Haarlerberg e.o. 14-3 (GD) Patrijs 1 ’t Lochter Nijverdal 14-2 (JdV) 2 Regge Overwater 23-2 (LvT) 1 roepend Regge/ ter Horst 24-2 (GD)
19
Kraanvogel 45 ov Vroomshoop 6-3 (RJ) 10 ov Raalte-zuid 12-3 (HH) Kievit 60 Wierdense Veld 12-2 (JvT) Wulp 23 Markelo 16-1 (AL) 2 Haarlerberg 15-2 zang (RJ) 5 Wierdense Veld 26-2 (GD) 3 zang SH 28-2 (GD) 2 Catsmeer Holten 9-3 (JD) Tureluur 1 GR 24-2 (HH) 1 Marle Katenhorst 16-3 (RJ) Grutto 23 Lokerbroek Holten 20-2+23-2 (JD) 52 LZ 7-3 (HH) Watersnip 4 Wierdense Veld 13-3 (RJ) Kerkuil 1 ov Tuin GD Hulsen 12-3 (GD) Steenuil 2m+v Hulsen Bruggenbelt 16-1 (GD) 1m ,, ,, 20-1 ,, 1m Hulsen Eversberg 20-1 ,, 2 Dika Markelo 20-2 (AL) Bosuil 1m zang Rietslenk SH 15-1 (RJ) IJsvogel 1 Regge Hulsen 11-12 (GD) 1 ,, ,, 11-1 ,, 1 Regge Rijssen 16-1 (MvdP) 1 Regge Rijssen 18-1 ,, Zwarte Specht 1 Sprengenberg SH 31-1 (MvdP) 1 Friezenberg 7-2 (MvdP) 1 Plaggenweg Holten 11-2 (AL) 3 SH 28-2 (GD) 1 Rietslenk SH 6-3 (RJ) 1 Sasbrinksven SH 13-3 (RJ) 1 Pouliesbos 20-3 (GD)
20
Kleine Bonte Specht 1 Hulsen 15-12 (GD) 1 Rietslenk SH 6-3 (RJ) 1 Pouliesbos 20-3 (RJ) Groene Specht 1 Regge-arm Podt H’doorn 25-12 (GD) 1 dagelijks Hulsen Bruggenbelt 18-1 (GD) 1 Friezenberg 7-2 (MvdP) 1 IJsbaan Markelo 13-2 (AL) Veldleeuwerik 85 Markelose Broek 26-1 (AL) 1 Kleine Koningsbelt zang 28-2 (GD) 3 zingend Haarlerberg 6-3 (RJ) 2 ,, ,, Noetselerveld SH 13-3 (RJ) Boomleeuwerik 20 Regge Overwater 12-1 (GD) 4m+2v zang en balts Noetselerveld 13-3 (RJ) 2 Sikkelbos 14-3 (GD) 1 Bergweg SH 14-3 (GD) Pestvogel 9 Hulsen Zuid. Hoofddijk 25-1 (GD) 35 Hulsen ,, ,, 7-2 ,, 54 Hulsen ,, ,, 9-2 (EJ) 69 Hulsen ,, ,, 9-2 (GD) 40 Hulsen Leeuwebek 11-2 ,, 8 Hulsen Helmkruidlaan 12-2 (EJ) 6 Hulsen Leeuwebek 14-2 (GD) 35 Hulsen Anemoon 15-2 (HdV,JdV,EJ) 55 Regge Kalvenhaar 20-2 (GD) 24 Noetselerveld 20-2 (RJ) 5 Bergweg Haarle 25-2 (EP) 27 Kleine Koningsbelt 25-2 (HV) 9 Kleine Koningsbelt SH 28-2 (GD) 8 Noetselerveld SH 6-3 (RJ) 1 DHR 15-3 (HH) Waterspreeuw 1 Enter 13-2 (HH) Grote Gele Kwikstaart 1 Stuw Overwater 9-2 (GD) 1 ,, ,, 26-2 (GD) 1 Marle Piksenleiding 16-3 (GD) Gele Kwikstaart 1 Wz 18-2 (HH) 6 weiland Daarle 13-3 (RJ)
Zwarte Roodstaart 1 zang centrum N’dal (Raadshuis) 13-3 (RJ) 2m ’t Lochter’ Nijverdal 19-3 (JdV) Roodborsttapuit 5m+3v zang&bals Noetselerveld 13-3 (RJ) div territoria SH 14-3 (GD) Kramsvogel 20 Hulsen 4-1 (GD) 550 Markelo 16-1 (AL) 200 Noetselerveld SH 20-1 (RJ) 5 Hulsen 24-1 (GD) 80 Regge Overwater 26-1 (GD) 100-200 SH 20-2 (GD) 100-200 Overwater 20-3 (GD)
Raaf 2 Sprengenberg 15-1 (RJ) Appelvink 1 DHR 4-3(HH) 2 park Almelo 7-3 (RJ) Goudvink 2m+1v Regge Hulsen 4-1 (GD) 1 tuin Gerrit 18-1 (GD) Putter 47 Stuw Overwater 15-12 (GD) 12 Regge Hulsen 29-12 (GD) 20 Regge Hulsen 4-1 (GD) 20 Piksen 10-1 (RJ)
Koperwiek Groep foeragerend Pouliesbos SH 20-3 (GD)
Kneu 15 Regge Hulsen 11-1 (GD)
Tjiftjaf 1 Almelo 11-3 (RJ)
Sijs 100 Regge Hulsen 4-1 (GD) 15 ,, ,, 12-1 (GD) 10 tuin Gerrit 24-1 (GD) 120 Regge Hulsen 9-1 (GD) 50 lariks Twilhaar 2-3 (EJ)
Goudhaan 100-en verspreid SH jan/febr 3 (RJ) Bonte vliegenvangeer 1 Rendac 12-3 (RH) Klapekster 1 Bv 31-1 (HH) 1 Regge Hulsen (met muis) 15-2 (GD) 1 Haarlerberg 15-2 (RJ) 1 Stuw Overwater 16-2 (JA) 1 Borkeld 21-2 (in mistnet) (BN) 4 Haarlerberg e.o. 22-2 (GD) 1 Regge Hulsen 22-2 (GD) 1 Borkeld 24-2 (TK) 1 Bergweg Haarle 25-2 (EP) 2 Haarlerberg e.o. (AL,EJ) 1 Haarlerberg 28-2 (GD) 1 Haarlerberg 6-3 (RJ) 1 Noetselerberg SH 14-3 (GD) Spreeuw 800 Markelo 16-1 (AL) ± 2000 Wierdense Veld 20-2 (RJ) Bonte Kraai 1 Borkeld 20-2 (MvdP) 2 Borkeld 27-2 (MvdP)
Kruisbek 75-100 Schuilenburg 25-12 (GD) 2m+4v Tuin Hulsen 25-1 (GD) 10 Wolssslenk SH 14-4 (MvdP) 2 Sprengenberg 26-2 (MvdP) Geelgors 2 zang Noetselerveld 13-3 (RJ) 1 Piksen Ontginning 16-3 (GD) Rietgors 1 p Regge Hulsen 13-12 (GD) 30 Toeristenweg SH 14-3 (GD)
Betekenissen van de gebruikte afkortingen en de namen van de waarnemers zijn op de volgende pagina te vinden.
21
Afkortingen:
Waarnemers:
e.o. ov ot juv m v p ha he ter Bv DHR Eh. GR GwLZ
AL BN EJ EP ER GD HdV HH HV JA JD JdV JvT MvdP RH RJ TK
= en omgeving = overvliegend = overtrekkend = juveniel = man = vrouw = paar = haan = hen = territorium = Boetelerveld (218 ; 486) = de Heerd, Raalte (215 ; 487) = Elshof (210 ; 491) = ‘t Goor, Raalte (213 ; 487) = Gravenweg Laag Zuthem (207,8 ; 405,6) LZ = Laag Zuthem (206 ; 497) Rendac = N35 Nijverdal (226,1 ; 487,2) Rv = Reuveld (210 ; 487) SH = Sallandse Heuvelrug Wz = Waterzuivering (214 ; 490)
Arie Langendoen Ben Nijeboer Eef Jansen Eckhard Poorthuis Eef Roelofs Gerrit Dommerholt Hugo de Vries Hanneke Huiskamp Herman Veerbeek Johan Alferink Jetty Dorresteijn Jacob de Vries Jos van Tongeren Marc van der Poel Ronny Hullegie Roel Janssen Ton Klomphaar
Pestvogels Pestvogels zijn net als de notenkrakers, die elders in dit nummer aan de orde kwamen, vogels die als een invasie ons land kunnen aandoen. Pestvogels komen alleen vaker naar ons land dan notenkrakers, en lang niet altijd in zulke grote aantallen dat we van een invasie kunnen spreken. Dit jaar was er een uitzonderlijk groot aantal in Nijverdal te zien. Het grootste aantal dat werd waargenomen bedroeg 69. Een grote groep verbleef ook lange tijd in de Kruidenwijk in Nijverdal. Ze zaten dan als dikke spreeuwen hoog in een boom om de kat uit de boom te kijken. Regelmatig streken ze neer op besdragende struiken om zich te goed 22
te doen aan de rijke oogst. Ze zijn daarbij erg gulzig en er wordt achter elkaar doorgegeten. Moeiteloos consumeren ze dagelijks 2 tot 3 keer hun eigen gewicht aan bessen. Er werd gefoerageerd op rode bessen van de Gelderse roos, de zwarte bessen van de Japanse liguster en op cotoneaster. Op de Sallandse Heuvelrug werden ze ook samen met kramsvogels gezien, profiterend van de grote hoeveelheid vossebessen. Doordat besdragende struiken vaak in woonwijken en parken voorkomen kan het niet verbazen dat de vogels snel worden opgemerkt. Wat zijn het toch een schitterende vogels met hun fraaie kuif, geel omzoomde staart en de fraaie vleugels
met geel en rood afgebiesd en de witte vlekken op een prachtig beige. Ze zijn niet schuw en daardoor vrij gemakkelijk te fotograferen. Op onze website www.vogelwg-mo.nl zijn nog een paar opnamen van pestvogels te zien, gemaakt in de
Kruidenwijk in Nijverdal. U kunt die nog bekijken door onze website te bezoeken. Pestvogels werden in de Middeleeuwen beschouwd als voorboden van een naderende pest. Het verband werd gelegd omdat het plotselinge verschij23
nen van de vogels soms samenviel met het uitbreken van de pest. Omdat de pest ook wel de zwarte dood werd genoemd, gaf men de pestvogel ook wel de naam “Zwarte mantel”. Andere wat positievere lokale namen zijn “Lakvogel” in Groningen of “Lakfügel” in Friesland. Hiermee wordt verwezen naar de fraaie rode puntjes aan de uiteinden van de armpennen die er uitzien als rode lak. In het Engels heet de pestvogel trouwens waxwing, wat duidelijk eenzelfde verwijzing inhoudt. De wetenschappelijke naam Bombycilla garrulus betekent praatgrage zijdestaart. Het praatgrage (garrulus) heeft de pestvogel gemeen met de Vlaamse gaai (Garrulus glandrius). De staart heeft een stofuitdrukking als zijde en heeft een felgele eindband. De naam zijdestaart wordt op sommige plaatsen in Nederland gebruikt en ook het Duitse Seidenschwanz verwijst naar de zijdeglans. Er zijn jaren dat de pestvogels nauwelijks worden gezien. De waarschijnlijk grootste invasie was die van 1995-1996 toen er afhankelijk van de bron 8000 of 10.000 werden geregistreerd. Daarbij valt de schatting van SOVON voor dit jaar van 300 à 400 exemplaren in het niet. Er moet echter wel worden getwijfeld aan de juistheid van dit geringe aantal, gezien het feit dat in heel Nederland pestvogels werden gesignaleerd en ze ook lange tijd in dezelfde omgeving rondtrokken. SOVON gaf als grootste concentratie een aantal van 80 op bij Zeist. Lang niet alle gegevens zullen bij SOVON bekend zijn en er zal dus nog wel een correctie volgen. Pestvogels kunnen al in oktober arriveren om pas in april weer te 24
vertrekken. Het gros van de hier komende vogels zijn pleisteraars, slechts een gering aantal trekt door. Als de bessen zijn geconsumeerd trekken ze verder naar nieuwe grazige weiden. Ze komen in veel jaren in kleinere aantallen voor in de noordelijke provincies en op de Waddeneilanden. Met invasies verblijft het gros ten noorden van de grote rivieren, is het echt een grote invasie dan komen ze ook in Limburg voor, waar ze toch dit jaar werden gezien. In de broedtijd verblijven pestvogels in dichte hoge sparren- en dennenbossen die soms gemengd zijn met loofbomen zoals berk. Ze vestigen zich bij voorkeur in laaglandbossen en bossen in de dalen. Dichte bossen omringd door hoogveenmoerassen of heide zijn uitgelezen broedgebieden. Voor het nest kiezen ze daarin een oude naaldboom, behangen met mossen. Ze brengen één broedsel groot en voeren de jongen met insecten die soms op vliegenvangermanier uit de lucht worden geplukt. In de herfst schakelen ze over op een dieet van bessen. Voor de winter kunnen ze in de bossen vaak niet voldoende van het juiste voedsel vinden. Ze gaan dan in gematigder streken op zoek naar gekweekte bomen en struiken, die voldoende bessen dragen. Ze komen daardoor dichter bij de mensen en verlaten tijdelijk de naaldbossen. Als er veel jongen zijn en er is te weinig voedsel dan trekken de pestvogels massaal weg en komen in onze streken als een invasie binnenvallen. In de herfst van 1965, was de balans tussen de populatie omvang en de
hoeveelheid voedsel in Fenno-Scandinavië verstoord. Dit leidde tot een grote uittocht van grote groepen vogels naar Engeland en Centraal Europa, zelfs trokken kleine aantallen naar eilanden in de Middellandse Zee. Bij deze grote invasie deed zich in ons land een merkwaardige situatie voor. Van alle waargenomen vogels werd 41% al in oktober en 54% in november geregistreerd. De vogels trokken daarna vrij snel door en bleven hier niet overwinteren.
De invasie tijdens de afgelopen winter werd in onze omgeving pas in februari waargenomen en duurde minstens tot ver in maart en mogelijk zijn er nog steeds pestvogels aanwezig. Een boeiend verschijnsel waarvan velen hebben kunnen genieten. Pestvogels zijn de krenten in de pap bij het kijken naar vogels Eef Jansen
Uit de media In deze rubriek vindt u becommentarieerde samenvattingen van berichten die in de media zijn verschenen. Als u iets voor deze rubriek hebt; graag het bericht met samenvatting, eventueel voorzien van commentaar, inleveren bij de redactie. De berichten gaan verder in de leesmap.
Gevangen in een oase - NRC 11 januari 2003 In zijn rubriek “De levende Have” gaat Koos van Zomeren in op de kwetsbare situatie van de grauwe klauwier in het Bargerveen. Door het herstel van het oude hoogveengebied zijn er weer insecten en dus ook grauwe klauwieren. De vogels kunnen echter slechts één insect per keer vangen en in de broedtijd is het dus hard werken geblazen voor de ouders. Het leek zo goed te gaan. Van 12 broedparen in 1987 tot 120 in 1994. Hans Esselink doet vanaf de jaren ’90 onderzoek naar de \situatie in het Bargerveen. 145 broedparen in 1970, 80 in 2001 en nog 60 in 2002. Alles leek in orde.
De noodklok werd geluid toen bleek dat in het Bargerveen 18-32% van de jonge vogels terugkeerde tegen 6% in Duitsland. De Bargerveen-vogels zijn kennelijk alleen aangewezen op dit gebied er vindt geen dispersie plaats. Als jonge vogels op zoek gaan naar een plek om te broeden doen ze dit in een straal van 30 km van het gebied waar ze groot werden en die gebieden zijn er niet. Het is een oase in een woestijn. Vergelijking van prooien in een Deens gebied met die van vogels op Ameland laat zien dat de grote prooien ontbreken, de bladsprietkevers ontbreken vrijwel, doordat ze aanvankelijk werden bestre25
den en nu ontbreekt de buntgrasgemeenschap waarvan de larven van deze insecten afhankelijk zijn. De bodem wordt verstikt door vermesting en er ontstaat een dikke viltlaag, waarin de buntgrasgemeenschap het loodje legt. Interessant artikel, waaruit nogmaals blijkt dat alles met alles samenhangt.. Stichting Bargerveen - NRC 18 januari 2003 In vervolg op het vorige artikel over de grauwe klauwier gaat Koos van Zomeren nader in op de situatie in het Bargerveen. Vanaf 1992 wordt op verzoek van Staatsbosbeheer onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen in het Bargerveen. Het onderzoek wordt gedaan door Hans Esselink van de Rijksuniversiteit Groningen. Voor het onderzoek kon echter geen geld worden uitgetrokken. Melkertbanen en een onderkomen in het voorhuis van een voormalige boerderij in het gebied brachten uitkomst. Er werd een stichting “Het Bargerveen” in het leven geroepen, die wat subsidies wist te verkrijgen. Het onderzoek liep van de grauwe klauwier naar de insecten en via de vegetatie naar de bodemsamenstelling en waterhuishouding. Nederland aldus Esselink is zo overdekt met littekenweefsel, dat je nergens meer gezonde huid vindt. Voor referentiekaders zijn de onderzoekers aangewezen op gebieden in het buitenland. Het lukt wel om het landschap open te houden, het lukt zelfs om de vegetatie te herstellen, maar we merken dat een herstellende flora nog geen herstellende fauna inhoudt. Kaalslag in de hogere echelons gaat gewoon verder in de wereld van de ongewervelden.
Een warm pleidooi voor het behoud van Melkertbanen en heropening van de financiële mogelijkheden van het OBN (Overlevingsplan Bos en Natuur). Rogge moet zeldzame ortolaan redden - Onverwacht Nederland maart 2003 In het Groningse Westerwolde gaat Staatsbosbeheer proberen door het aanleggen van roggeakkertjes de ortolaan weer terug te krijgen. Roggevelden vormen een ideale broedplaats voor de ortolaan. Ook een twintigtal boeren met geschikte akkers werkt aan het project “Rogge groeit, Westerwolde bloeit” mee. Koekoek handhaaft zicht door nadoen pleegouders - NRC 15 maart 2003 Universitair onderzoek in het Campbell Park in Canberra (Australië) heeft aangetoond dat het geen automatisme is dat waardvogels een koekoeksjong accepteren. Jongen van de Horsfieldbronskoekoek (Chrysococcyx basalis) weten zich te handhaven door een bedelroep die sterk gelijkt op die van de echte jongen van de pleegouders, in dit geval ornaatelfjes (Malurus cyaneus). Door het manipuleren van nesten konden de onderzoekers vaststellen dat het geluid in dit geval de doorslag gaf. Ze voorzagen daarbij nesten van ornaatelfjes met één eigen jong, met één Horsfield-koekoeksjong of met één jong van de verwante Gouden bronskoekoek (Chrysococcyx lucides) Wilde zwanen in de westerstorm - NRC 15 maart 2003 Artikel naar aanleiding van het uitkomen van “The Migration atlas of the birds of Britain and Ireland” ISBN 71366514 € 100,-.
Resultaten van recent wetenschappelijk onderzoek zijn in deze atlas verwerkt. Dankzij satellietzendertjes kon de gang van wilde zwanen worden getraceerd. Een wilde zwaan die op 16 maart de Hebriden passeerde kwam een dag later op IJsland aan. (1000 km over zee in één etmaal). Een andere zwaan passeerde de Hebriden op 29 maart en had 3 etmalen nodig om op IJsland aan te komen. De vlucht over zee duurde veel langer doordat er in die tijd een westerstorm op de Atlantische Oceaan raasde. Halverwege de tocht over zee was deze zwaan naar het Noorden afgebogen en bleef twee dagen in die richting doorvliegen, had IJsland gemist, maar corrigeerde zichzelf door de koers naar het zuidwesten te verleggen. Interessante resultaten. Ganzen van lastpost tot Friese attractie - Financieel dagblad maart 2003 Niet direct een dagblad om een artikel over ganzen in te verwachten. Er is echter een economisch aspect aan de tolerantie van boeren t.a.v. ganzen verbonden. Boeren die schade ondervinden van de ganzen zijn bereid hun graslanden voor de ganzen open te stellen. In het kielzog van de ganzen trekken ook vogelaars naar deze gebieden. De provincie Friesland heeft nu een project ontwikkeld met Natuurmonumenten, Alterra en het technologiebedrijf Cogitate uit Sneek om ganstoeristen de mogelijkheid te geven ganzen via internet of gsm te volgen. Daartoe zijn een aantal ganzen met zendertjes uitgerust, waardoor hun plaats via een sateliet altijd bekend is. De burgemeester van Dokkum denkt op deze manier de nodige toeristen naar
zijn regio te lokken. Er staat ook een uitkijkpost in de Bantpolder op het programma. Daar zullen we bij onze excursie naar het Lauwersmeer zeker gebruik van gaan maken. Kleine zwaan lijdt in Nederland honger door winterse warmte - NRC 16 november 2002 Een 17.000 kleine zwanen komen in oktober naar Nederland om te overwinteren. Ze strijken neer in het Lauwersmeer om daar schedefonteinkruid en de knolletjes daarvan te eten, deze zijn erg voedzaam. Knolletjes groeien in het voorjaar uit tot nieuwe planten, echter alleen als er een koude periode overheen gegaan is. Door de extreme warmte begin 2002 kwamen veel knolletjes niet tot ontwikkeling. De kleine zwanen zijn nu in de winter aangewezen op alternatieve voedselbronnen zoals restanten van suikerbieten op landerijen die nog niet zijn omgeploegd. Ze ondervinden daar echter concurrentie van grauwe ganzen. Als hetzelfde op de weg van de broedgebieden naar de overwinteringgebieden het geval is en er daar geen alternatieve voedselbronnen zijn zullen de kleine zwanen het moeilijk krijgen, aldus Bart Nolet, onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Ecologie. Erfelijk belast - NRC 29 december 2002 Verslag van onderzoek naar het karakter van koolmezen door ecoloog Piet Drent van het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO) in Heteren. Het karakter van koolmezen blijkt voor 54% erfelijk bepaald te zijn. Tijdens een meerjarig experiment liet men snelle en agressieve koolmeesmannetjes paren met actieve, agressie-
ve vrouwtjes. En anderzijds voorzichtige mannetjes met voorzichtige vrouwtjes. Zo ontstonden twee lijnen nakomelingen. De brutale bleken steeds brutaler te worden de voorzichtige steeds bescheidener. In het onderzoek werden verder voorzichtige jongen groot gebracht door brutale ouders en omgekeerd. Van het gedrag bleek meer dan de helft erfelijk bepaald. In het veld is dit 30 à 40 %. Waarom blijft de variatie in gedrag voortbestaan, vroegen de onderzoekers zich af. Door de verandering in de omgeving is nu eens het ene dan weer het andere type in het voordeel. Gemengde huwelijken blijken het meest succesvol te zijn, een rustig vrouwtje zorgt beter voor haar jongen en een agressief mannetje jaagt concurrenten en rovers beter weg, Een betere taakverdeling dus. Bij het verkrijgen van een territorium hangt het succes af van de specifieke situatie en daarbij zijn beide typen geschikt om dit doel te bereiken. Weg met het vogelaarspessimisme - Volkskrant 30 november 2002 Naar aanleiding van het uitkomen van de atlas van de Nederlands Broedvogels schetst Jeroen Trommelen een rooskleurig beeld. Maar liefst 33 soorten meer dan een kwart eeuw geleden. Het lijkt allemaal rozengeur en maneschijn. Er zijn een aantal exoten bijgekomen, waar vogelaars geen raad mee weten, maar niet alleen de vogelaars ook de eigen broedvogels krijgen problemen. Wat te denken van de onstuitbare opmars van de nijlgans, die agressief andere broedvogels uit zijn omgeving verdrijft en die het zelfs presteert eieren in haviksnesten te leggen, een torenvalkenkast of zelfs de 40 m hoog
28
opgehangen kast van de slechtvalk aan de Harculocentrale in Zwolle te bezetten. Het mag er aardig uitzien, maar de veranderingen in het landschap zijn onomkeerbaar, en de weidevogels hebben het, niet in de eerste plaats door predators, zo moeilijk. Een beter afgewogen oordeel ware op zijn plaats geweest. Een omstreden slimmerik - Tubantia 22 januari 2003 Interview met Gerda Fransen over haar relatie met kauwtjes. Gerda kan de aversie tegen deze vriendelijke babbelaars maar slecht begrijpen. Ze put haar inspiratie uit het ook door ons al eens aangehaalde boek van Achilles Cools , de Belgische kauwenliefhebber. De geïnterviewde vertelt hoe zij zich bezig houdt met de opvang van kauwen, die om een of andere reden buiten het nest gekomen zijn. Ze zou graag een asiel beginnen en doet ook een oproep voor een locatie buitenaf. Leuk artikel waarin de liefde voor de kauw duidelijk gestalte krijgt. Groningse killer-kevers doden leeuwerikkuikens - NRC 1 december 2003 Een 2,5 cm grote kever, de gouden scharrebijter (Carabus auratus) blijkt de boosdoener te zijn bij de plundering van nesten van de veldleeuwerik. Onderzoek van René Oosterhuis van SOVON bracht dit aan het licht. Het geringe broedsucces van de veldleeuwerik vormde de aanleiding voor het onderzoek. De veldleeuwerik brengt ook nog maar 2 broedsels groot, hetgeen komt doordat de vogels wachten tot de te hoge wintergewassen van het land zijn en de zomergewassen 10 à 15 cm hoog zijn.
Lang leve het pitrus - NRC 18 januari 2003 In een bijna paginagroot artikel doet Rob Bijlsma uit de doeken wat er mis is met nationale parken als die naar zijn zeggen veranderen in een pretpark met natuur als decor. Hij beschrijft in het artikel de desastreuze gang van zaken bij het aanleggen van nieuwe natuur door Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en het Drentse Landschap. Het natuurbeheer is gebaseerd op hardnekkig misverstanden aldus Bijlsma. Hij licht dat toe aan de hand van de ontwikkeling in de directe omgeving van zijn woonplaats. Laat als je landbouwgrond in natuur wilt omzetten, de natuur zelf het werk doen. In het door hem beschreven geval werd de toplaag van vruchtbare grond verwijderd en in de sloot gegooid. Dat daarin op het moment van de werkzaamheden (april, mei) padden- en andere eieren zitten wordt niet opgemerkt. De overtollige grond blijft op hopen liggen die te hooi en te gras door aannemers worden weggehaald. Pitrus wordt vaak ten onrechte verwijderd met graaf- en maaimachines. De weerzin tegen pitrus is nergens op gebaseerd en het vormt juist voor veel vogels een uitstekend broedgebied. Sprinkhaanzanger, grasmus, kneu en blauwborst worden door Bijlsma als voorbeeld aangehaald.. Adders en kikkers zijn ook dol op deze vegetatie. Een nationaal park is een poldermodel in optima forma, iedere groepering heeft iets in te brengen, recreatieschappen, gemeenten etc. Het verhaal dat recreatie de natuur niet schaadt wordt naar het rijk der fabelen verwezen. Bijlsma houdt al 10 jaar veel bij. Zo ook het aantal mensen met honden dat hij iedere maandag als hij
rondloopt tegenkomt. Gemiddeld van 24 naar 172, waarbij het percentage dat de hond los heeft steeg van 70 naar 90. Het aantal weggegooide blikjes op een zandweg van 2,75 km steeg van 18 in 1993 tot 175 in 2002. Een goed artikel, waarvan het te wensen zou zijn dat de plannenmakers het zouden lezen en ter harte nemen Waarom vraag je je af gaan terreinbeherende instanties niet eerst te rade bij een deskundige bij uitstek als Rob Bijlsma? Wie het weet mag het zeggen. Vliegvermogen - NRC 25 januari 2003 Snel vliegen, maar ook heel langzaam vliegen kost veel energie. Eindelijk is dat onomstreden aangetoond door Amerikaanse zoölogen. Zij voerden daarvoor een chirurgische ingreep bij eksters, tortelduiven en valkparkieten, waarbij ze een rekstrookje aanbrachten op het opperarmbeen op de plaats waar de vliegspier hierop is aangehecht. Het onderzoek is een vervolg op dat van Tucker dertig jaar geleden. Hij zag kans de stofwisseling van een grasparkiet tijdens het vliegen in een windtunnel te bepalen. De vliegsnelheid waarbij het minste vermogen (energieverbruik per tijdseenheid) wordt gebruikt is niet gelijk aan de snelheid waarbij de klapwiekfrequentie minimaal is. Voor de technici onder de vogelaars een interessant artikel.
29
REKEL Deze rubriek geeft de lezers van Caprimulgus de mogelijkheid om zich te uiten over allerlei onderwerpen die te maken hebben met media-aandacht omtrent vogels en vogelbescherming. Het kan een mening zijn die je wilt ventileren maar ook een artikel uit een krant of weekblad waarvan jij vindt dat het aandacht behoeft.
Kievitsei niet vogelvrij - Tubantia 3 maart 2003 Een verzoek van de vereniging van weidevogelbeschermers Vanellus vanellus om in de provincie Overijssel ontheffing van het zoek- en raapverbod van kievitseieren te krijgen werd door Gedeputeerde staten afgewezen. De secretaris van de vereniging zegt het niet vreemd te vinden dat weidvogelbeschermers kievitseieren rapen, want men raapt alleen dan wanneer een nest toch kansloos is. Hoe weten die rapers dat? Naar het idee van Rekel is dat pas achteraf vast te stellen door het nest met rust te laten. Een uitspraak met een zekerheid van 100% luidt: “Het nest is kansloos als we de kievitseieren rapen”. Laten die zogenaamde weidevogelbeschermers maar eens aantonen dat diezelfde mate van zekerheid geldt voor ”Het nest is kansloos, dus we rapen de eieren”.
Plezierjacht slecht voor natuur - NRC 20 november 2002 Eric Wanders van Vogelbescherming Nederland spreekt zijn verontwaardiging uit over de Tweede kamer, die de jacht wil vergemakkelijken. 30
Niet alleen mag vrijelijk gejaagd worden op de vos, maar ook ganzen, kraaien en kauwen zijn hun leven niet zeker. Zelfs in natuurgebieden zou weer gejaagd mogen worden. De klok dreigt te worden teruggezet. De toorn van Eric Wanders werd vooral opgewekt door het CDA-kamerlid Annie SchreijerPierik, die een motie indiende om de plezierjacht in natuurgebieden toe te staan. Deze motie werd door een grote kamermeerderheid aangenomen. Dat alles terwijl van het publiek verwacht wordt zich in natuurgebieden rustig te houden. Vogelbescherming begrijpt ook niets van de wens de jacht op kraaien en kauwen vrij te geven. De zwarte kraai en de kauw veroorzaken nauwelijks schade. Ze houden insecten weg van de gewassen, incidenteel pikken ze zaaigoed. Dat de vos wel eens een legsel van weidevogels rooft is bekend, maar deze vogels worden veel minder door de vos bedreigd dan door de agrarische productiemethoden. Het geheugen van de kamerleden schiet te kort om zich te herinneren dat alle argumenten die golden vóór het tot stand komen van de flora- en faunawet nu niet meer bekend zijn. Rekel reageerde al eerder op de activiteiten van Twentse Annie.
Het is onvoorstelbaar dat kamerleden, niet door enige kennis gehinderd, dit soort acties ondernemen. Er schuilen kennelijk onder jagers en agrariërs voldoende stemmers om deze naar de mond te praten. Gelukkig kan Rekel constateren dat Eric Wanders wakker begint te worden. Vogelbescherming Nederland staat toch in de eerste plaats voor de bescherming van alle vogels Enig begrip voor zogenaamde beheersmaatregelen d.m.v. jacht laat staan voor plezierjacht is dan ook uit den boze. Kunnen we de natuur niet eens een tijdje gewoon zijn gang laten gaan, jarenlange vossenjacht en jacht op kraaiachtigen heeft niets geholpen en nu ineens klagen over de nieuwe floraen faunawet die n.b. pas sinds 1 april 2003 van kracht is. Laat minister Veerman van LNV naar deze hysterie zijn oren hangen? Het is niet te hopen.
Vossen of vogels - Onverwacht Nederland maart 2003 Aankondiging van een onderzoek door SOVON, Vogelbescherming Nederland en Alterra naar de leegroof van nesten en de invloed daarvan op de populatie. Het onderzoek waaraan ook Staatsbosbeheer meewerkt, zal lopen tot 2006 en daarbij worden ook camera’s bij nesten geplaatst. Dat is wat Rekel altijd al gezegd heeft. Als je ergens over wilt meepraten, moet je eerst onafhankelijk onderzoek doen en de resultaten daarvan afwachten. Er zijn helaas nog altijd lieden die alles al weten, tenminste dat denken ze van zichzelf. Enige bescheidenheid bij het ventileren van een oordeel is deze
mensen totaal vreemd. Komt daarin nu toch verandering? Rekel blijft hopen. Duivenjagers op de bon - Tubantia 17 december 2002 in een kort bericht wordt melding gemaakt van het optreden van de Algemene Inspectie Dienst in het Wierdense Hoge Hexel. Twee jagers werden beboet wegens het op korte afstand van de jachtlocatie strooien van voer. Dat moet volgens de flora- en faunawet minsten 200 m. zijn. Dat jagers hoewel ze zeggen de jachtsport te bedrijven geen sportieve strijd voeren was Rekel al langer bekend. Wat een misselijke methode; eerst lekker voer strooien en dan vanaf korte afstand die duiven afknallen. Wie vindt dat toch een sport? Gelukkig heeft deze keer de AID ingegrepen. En zouden deze heren nog steeds lid van de KNJV zijn?
Wilt u reageren? Niet uitstellen, maar doen! Met de groeten van Rekel
Waarom nog geaarzeld als u de redactie een handje kunt helpen. Bel nu 0548-618244
31
Mededelingen Tijdschriften Interesse in het lenen van tijdschriften of knipsels? Even bellen met het secretariaat om het te regelen. De vereniging heeft abonnementen op: Vogels (Vogelbescherming Nederland) Ardea (Nederlandse Ornithologische Unie) Limosa (Nederlandse Ornithologische Unie) De Takkeling (Werkgroep Roofvogels Nederland) Onverwacht Nederland (Staatsbosbeheer) Van Nature (Natuurmonumenten) Argus (De Faunabescherming) Ficedula (Twentse Vogelwerkgroep) Belangrijke data Jaarvergadering: 16 april 2003 19.30 uur in “De Biester” te Holten Landelijke Fietsdag 10 mei 2003, van 9.30 – 16.30 uur. Onze informatiestand is in “De Borkeld” bij het bezoekerscentrum ’n Witten. Bestuursvergaderingen:15 mei en 30 juni 2003 Wisseling van de wacht Beste VMO vogelliefhebbers, liefhebsters, Vanaf 21 maart 2003 gaat Gerrit Dommerholt de waarnemingenrubriek in Caprimulgus verzorgen. Dus alle leuke, interessante en bijzondere waarnemingen voortaan naar hem mailen:
[email protected], doorbellen: 0548-618423 of opsturen naar: Leeuwebek 43 7443 ML Nijverdal 32
Ze zullen dan meestal in Caprimulgus en op de website komen. Waarnemingen die ik na deze datum nog ontvang, stuur ik naar hem door. Bedankt voor alle leuke waarnemingen en succes verder en vooral: Opsturen die waarnemingen!! Roel Janssen Contributie/donatie 2003 Voorzover u dat nog niet hebt gedaan verzoekt de penningmeester u uw contributie (€ 20,-) of donatie (minimaal € 20,-) z.s.m. over te maken op bankrekening 59.11.60.706 t.n.v. Vogelwerkgroep Midden Overijssel te Wierden. Vogelweekend 2003 U hebt al informatie ontvangen over deze activiteit, die wordt georganisserd in het weekend van 24/25 mei 2003. Hoofddoel: Het Bargerveen Vragen of opmerkingen bij de organisatoren: Arie (0547-364055) of Theo (0548-366726) VMO-tasjes Er zijn voor onze vereniging linnen tasjes met ons logo vervaardigd Deze productie kwam mede tot stand door een donatie van ons lid Jacob de Vries, die we daarvoor zeer erkentelijk zijn. Alle leden en donateurs zullen gratis een tasje ontvangen. We hebben trouwens ook nog die fraaie VMO T-shirts € 16,- per stuk bij Arie (0547-364055).
Cursussen De cursussen voor het ROC Twente die in Nijverdal en Rijssen zouden worden gegeven zijn gecombineerd tot één cursus in Rijssen met 15 enthousiaste deelnemers. Er werd voor de cursus een aangepaste syllabus gemaakt. Zowel de aangekondigde als de extra excursies o.l.v. Jos worden zeer goed bezocht.
Redactielid gezocht Roel heeft het als diercteur van een onderneming te druk om tijd vrij te maken voor de redactie. Vandaar onze vraag: Wie wil Roel vervangen? Wees niet te bescheiden, de overige leden van de redactie zijn ook maar amateurs. Even contact opnemen met Eef !!
Excursies Als u wilt deelnemen aan een excursie neem dan een aantal dagen voor de excursie even contact op met Hanneke (0572-35.30.36 of 06-24.47.24.78). Zij coördineert de excursies. Reisdoel Korhoenders Zwillbrockvenn Boetelerveld Nachtegalen Boswachterij Staphorst Nachtzwaluwen
Datum 12 april 2003 26 april 2003 3 mei 2003 9 mei 2003 7 juni 2003 13 juni 2003
Vertrek 6.30 uur 6.00 uur 6.00 uur 20.00 uur 4.30 uur 21.30 uur
Terug 9.30 uur 13.00 uur 8.00 uur 22.30 uur 12.00 uur 23.00 uur
Verzamelplaats Dalzicht, Nijverdal Carpool Holten Carpool Raalte Huize Langendoen, Markelo Carpool Ommen Braakman-Noetsele, Nijverdal.
Voor meer informatie: Zie de excursiefolder. Over ingelaste excursies krijgt u bericht Verzamelpunten: Carpoolplaats Raalte:
Noordzijde N35 (Zwolle – Almelo) bij de kruising met de N48 (Raalte – Deventer) Carpool Ommen: Noordzijde van N34 (Ommen - Zwolle) bij de kruising met de N48 (Raalte - Ommen) Carpool Holten: Noordzijde A1 afslag 27 (Holten; Rijssen - West) Dalzicht: Parkeerplaats bij hotel-restaurant “Dalzicht” aan de Nijverdalse Bergweg bij de N35 (Zwolle - Almelo) te Nijverdal Bowling Boerderij Nijverdal: Parkeerplaats bij de kruising Oranjelaan / Duivencatelaan in Nijverdal Braakman – Noetsele: Parkeerplaats Holterweg 105; Nijverdal Huize Langendoen: Koemweg 6; Markelo
33
Voor de hobbyisten De steenuil is een van de rode lijst soorten. Het aantal broedparen in Nederland is volgens de Broedvogelatlas 5500 - 6500 De soort is echter in 288 atlasblokken (5x5 km) verdwenen en slechts in 119 blokken verschenen. Broedtijd: van eind maart tot begin juni Aantal eieren: 3-5 Eieren uit: na 28-29 dagen Jongen: blijven 4-5 weken in het nest Vrouwtje broedt alleen. Verzorging jongen door beide partners. Voedsel: muizen, insecten, kleine amfibieën De steenuil broedt vaak in holten van bomen zoals in knotwilgen en hoogstamfruitbomen. Hij is dus gewend aan een vochtige omgeving. Biotoopverbetering is voor de steenuil van groot belang. Daarbij denken we aan: herstel van muizenrijk landschap met knotwilgen, hoogstamboomgaarden, houtwallen e.d. Als deze in de omgeving ontbreken en er is wel voldoende voedsel voor de vogels te vinden, dan is het zinvol een steenuilenkast op te hangen. Die zijn in de handel te koop, maar aardiger is het er zelf een te maken en dat is voor een
niet al te onhandige hobbyist niet zo’n ingewikkeld karwei. Om u te helpen vindt u hiernaast een tekening. Nestkast voor steenuil Voor de steenuil is een speciaal pijpmodel-nestkast ontworpen. Het tussenschotje zit er in met een gat niet recht tegenover het vlieggat om te voorkomen dat marterachtigen in de kast komen. Deze kunnen namelijk de scherpe bocht niet maken, ook kauwtjes vinden zo’n constructie minder aantrekkelijk. Zorg voor voldoende binnenruimte (minstens 40 cm) zodat er plaats is voor het nest en voor voedsel. Als er voldoende ruimte is kunt u een balkonnetje maken door het voorste schot iets naar achteren (± 10 cm) te plaatsen. Dit bordes is in de tekening opgenomen. Zorg dat het deksel afneembaar is zodat u de inhoud van de kast kunt controleren. Na het broedseizoen moet u de kast wel schoonmaken. Succes. .
Vink, koolmees, winterkoning en roodborst, u kunt ze weer allemaal horen. U weet niet wat u hoort? Wij leren het u! Wordt lid van Vogelwerkgroep Midden Overijssel
34
Steenuilenkast
35
Website: www.vogelwg-mo.nl Onze website al bezocht? Daar vindt u de laatste informatie over onze vereniging en over vogels in de regio. Hebt u zelf iets dat het vermelden waard is of hebt u die mooie foto gemaakt, die geen vogelaar mag missen? Wij zetten het allemaal graag voor u op onze site. Waarnemingen in de regio mailen naar:
[email protected] Alles voor de website naar:
[email protected] Plaatjes in lage resolutie 72dpi en in jpeg-formaat.
36
Vogelwerkgroep Midden Overijssel Bankrekening: 59.11.60.706 t.n.v. Vogelwerkgroep Midden Overijssel te Wierden Secretariaat: Orchidee 8 7443 LG Nijverdal Telefoon: 0548-618244 E-mail:
[email protected] Website: www.vogelwg-mo.nl De VMO rekent het gebied tussen Ommen, Wierden, Markelo en Raalte tot haar werkgebied. Activiteiten van de vogelwerkgroep zijn o.a. - het uitvoeren van broedvogelinventarisaties - het geven van cursussen over vogels - het op aanvraag organiseren van vogelexcursies in de regio - het uitgeven van dit verenigingsblad De werkgroep doet mee aan landelijke tellingen van het SOVON en Vogelbescherming Nederland. Het bestuur van de VMO bestaat uit: Arie Langendoen voorzitter Eef Jansen secretaris Petra Fransen penningmeester Hanneke Huiskamp lid excursies
Markelo Nijverdal Wierden Raalte
Roel Janssen
Hattem
lid p.r. activiteiten
(0547-364055) (0548-618244) (0546-576382) (0572-353036 of 06-244.724.78) (038-4445419 of 06-154.284.76)
De vereniging kent ook donateurs, die de vereniging financieel ondersteunen. Donateurs krijgen een abonnement op Caprimulgus en kunnen deelnemen aan de excursies. Lidmaatschap: € 20,- per jaar Meer weten over de Vogelwerkgroep Midden Overijssel of lid of donateur worden, neem dan contact op met een van de bestuursleden of verzend een e-mail. Tekeningen:
pag. 2, 4, 5, 23: Arie Langendoen pag. 14, 15: Wouter van Gils pag. 11: D. Duck Corporation
38