Caprimulgus tijdschrift van de Vogelwerkgroep Midden Overijssel De werkgroep, opgericht op 17 januari 2001, is een onafhankelijke vereniging die zich bezighoudt met vogelonderzoek en - bescherming. Zij organiseert excursies naar vogelgebieden in en buiten de regio en geeft voorlichting over vogels. Jaargang 2, nummer 2
Redactie: An Rijk Huub ter Haar Eef Jansen
juni 2003
Inhoud Redactioneel
3
Erik van der Burgh
4
Adres: Orchidee 8 7443 LG Nijverdal tel.: 0548-618244 e-mail:
[email protected] Losse nummers: € 3.-
Bestuurlijk
5
Bosinventarisaties
6
De nachtzwaluw
8
Kopij voor het volgende nummer inleveren voor 15 augustus 2003, bij voorkeur op floppy of per e-mail.
Excursieverslagen
11
Vogeldrama
14
Zuurstokken
14
Vogelportretten – de pijlstaart
16
Zonsverduistering
18
Rekel
21
Onze kraaiachtigen – de raaf
24
Waarnemingen, inventarisaties e.d.
34
Nationaal Park
39
Uit de media
42
1
Koekoek Als een koekoek zou ik nu en dan eens willen roepen, ergens verscholen in een bosje aan de rand van akkerland; als een koekoek zou ik elk jaar weer, met mijn eenzelvig stukje tekst, heel vanzelfsprekend bij de zomer willen horen, aanwezig maar onvindbaar in mijn landgoed van taal.
Roland Jooris in “De draagkracht van veren” 2
Redactioneel De samenstelling van de redactie is gewisseld. Roel Janssen heeft te kennen gegeven i.v.m. zijn functie in de nieuwe onderneming Hartebeesttravel, te willen stoppen met zijn werkzaamheden t.b.v. Caprimulgus. Huub ter Haar heeft zich bereid verklaard de vacature op te vullen. We heten Huub van harte welkom in de redactie en hopen in hem een kritisch en inventief medelid te krijgen, wij hebben daarin alle vertrouwen. Roel willen we langs deze weg bedanken voor de ideeën aangedragen in de tijd dat hij mederedactielid was en voor de bijdragen die hij aan het clubblad leverde. We hopen dat hij als freelance correspondent buitenland nog eens een bijdrage aan Caprimulgus zal leveren en wensen hem en zijn vriendin Wilma veel succes met de nieuwe onderneming, waarvoor elders in dit blad wordt geadverteerd. Een nieuwe redactie, een nieuw geluid. Er zal in Caprimulgus met enige regelmaat een aantal nieuwe rubrieken verschijnen. De lay-out hoeft niet te worden aangepast. Het aantal adverteerders willen we beperkt houden, opdat ons blad niet het uiterlijk van een huis-aanhuisblad krijgt. De opening met een vogelgedicht en de rubrieken bestuurlijk, uit de media, rekel en vogelportretten blijven in dezelfde vorm bestaan. De serie “Onze kraaiachtigen” wordt in deze aflevering afgesloten. De excursieverslagen blijven, zij het dat de opsomming van wat is gezien, wordt beperkt tot een opgave van het totaal aantal waargenomen soorten en de vermelding van bijzondere waarnemingen. Ook de rubriek waarnemingen zal beperkt worden tot bijzondere soorten. De rubriek wordt tevens uitgebreid met inventarisaties en tellingen. Gerrit Dommerholt zal hiervoor de gegevens leveren. Geplande excursies worden altijd vermeld met data en tijden en het advies deze in uw agenda te noteren. Nieuwe rubrieken In een nieuwe serie “Vogels rond het huis” zal aandacht gevraagd worden voor een vogel die iedereen gemakkelijk kan waarnemen in de nabije omgeving. Ook nieuw wordt de serie “Vogelaars in de kijker”. Huub ter Haar zal telkens een lid van onze werkgroep interviewen over het hoe en waarom van zijn/haar hobby en daarvan in deze rubriek verslag doen. We hopen elkaar zo beter te leren kennen. Een andere nieuwe serie wordt “Aspecten van vogels”. Hierin zullen min of meer technische details over vogels aan de orde komen, misschien wat droog maar toch de moeite van het weten waard.
3
I.v.m. de ontwikkelingen rond het Nationaal Park i.o. “De Sallandse Heuvelrug” wordt een aparte rubriek gemaakt, waarin melding wordt gemaakt van adviezen, discussies of beslissingen, die vogels direct of indirect raken. Tijdens de redactievergadering op 6 juni werden onder meer suggesties gedaan voor artikelen over: Wintervoedering van vogels. Welke apparatuur kun je als vogelaar het beste aanschaffen? U ziet het plannen genoeg en we hopen worden. Wij doen ons best.
dat ze ook allemaal gerealiseerd
Namens de redactie Eef Jansen
Erik van der Burgh 1961 - 2003 Woensdag 2 april j.l. overleed na een kort ziekbed Erik van der Burgh, de partner van ons bestuurslid Hanneke Huiskamp en sinds enige tijd donateur van onze werkgroep. Erik was zeer geïnteresseerd in onze hobby maar vooral in de activiteiten met betrekking tot het beschermen van de kraaiachtigen, waarvoor de provincie zo gemakkelijk afschotvergunningen verleende en nog verleent. Zo vergezelde hij ons toen we ons bezwaarschrift verdedigden voor de rechtbank in Zwolle. Ook later verstrekte hij ons nog adviezen betreffende deze zaak. In de provincie Zuid-Holland was Erik sinds 1999 statenlid voor de Socialistische Partij. Hier hield hij zich vooral bezig met het verdedigen van de belangen van natuur en milieu. Ondanks het feit dat Erik slechts kort in ons midden verkeerde, zullen we zijn ervaringen op staatsrechtelijk en juridisch gebied node missen. Wij wensen Hanneke en Eriks familie veel kracht toe bij het verwerken van dit verlies. Arie Langendoen, voorzitter.
4
Bestuurlijk Een belangrijke gebeurtenis in de werkgroep is weer gepasseerd: de jaarvergadering. De bijeenkomst had een vlot verloop. Er waren geen op- of aanmerkingen op het gevoerde beleid en op de vertrekkende bestuursleden. Eef Jansen en Roel Janssen werden vlot vervangen door Theo Aarsen en Gerrit Dommerholt. De scheidenden werden verblijd met een fraaie glazen vogel als dank voor hun werk. Ook de kascontrolecommissie werd snel vervangen. Jacob en Hugo de Vries, geen familie, zullen deze taak op zich nemen. Bijzonder was de lezing door Paul van Galen over de Afrikaanse dierenwereld met waarlijk schitterende dia’s. Een geslaagde avond. We kunnen ons nu weer richten op de lopende activiteiten: de inventarisaties op de Sallandse Heuvelrug en op de Borkeld. Een aantal werkgroepleden neemt deel aan de jaarlijkse korhoentelling die door Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten wordt georganiseerd. Straks in juni en juli zijn ook de nachtzwaluwen aan de beurt om geteld te worden. Veel excursies hebben we achter de rug, de één met wat meer belangstelling dan de ander, maar allen geslaagd. Helaas moesten we het vogelweekend in en om het Bargerveen afgelasten wegens te geringe belangstelling. De tijd was kennelijk voor de vogels meer geschikt dan voor de vogelaars, want velen hadden al andere zaken gepland. Succesvol was eveneens de cursus voor beginnende vogelaars, die we in Rijssen aanboden. Een enthousiaste groep dames en heren zogen gedurende vier avonden de leerstof op en namen vervolgens ook nog bijna allemaal deel aan vier excursies naar het Doktersbos, de Borkeld, langs de Regge en naar de korhoenders op de Heuvelrug. En nu maar afwachten of dit ook leden en/of donateurs op gaat leveren! Tot slot: de vakantie staat weer voor de deur. Vergeet vooral niet kijker en vogelboek bij de bagage te voegen! Veel genoegen! Arie Langendoen
5
Bosinventarisatie 2003 - een tussenstand Inleiding Vanaf 1 april worden er op de Sallandse Heuvelrug een aantal bospercelen geïnventariseerd op broedvogels. In de omgeving van Holten het Beltmansbos en de omgeving van de Plaggenweg door Henk Roelofs en bij Nijverdal het Pouliesbos en de Noetselerberg/ Rietslenk door Jos van Tongeren, Gerrit Dommerholt en Roel Janssen. Al deze percelen zijn eigendom van SBB. Pouliesbos is voornamelijk loofbos en wordt geïnventariseerd door Jos van Tongeren. Gerrit en Roel inventariseren de Noetselerberg/Rietslenk en in dit artikel leest u hier iets meer over. Het is een gemengd bos op geaccidenteerd terrein en omvat het gebied op de Noetselerberg rond de brandtoren, de oriëntatietafel, de invalidenparkeerplaats en, verder naar het oosten (én omlaag) richting de Rietslenk, een deel struikheide met jeneverbes. Het onderzoeksgebied is 43,8 ha groot. De noordrand van het telgebied wordt gevormd door de Bergleidingweg wat tevens de grens is met het telgebied van Jos. Het gebied bevat erg mooie en vooral oude zomereiken aan de zuidrand, die tevens de rand met het grote heidegebied vormt. Deze eiken zijn jaren lang met een bepaalde regelmaat gekapt voor brandhout waarbij het looizuur in de bast werd gebruikt voor de leerbewerking. Het resultaat is een stuk met mooie, volop vertakte grillige eiken. Daarnaast is dit 6
telgebied een gevarieerd gemengd bos met droge struikheide, waaronder ook enkele stukken kraaiheide. Dit soort stukjes waardevol bos zijn op de Sallandse Heuvelrug op twee handen te tellen en onze verwachtingen waren redelijk hoog gespannen bij een eerste inspectie in maart van dit jaar. Het inventariseren via de Broedvogel Monitoring Project (BMP) is dé methode om, een van tevoren vastgesteld onderzoeksterrein systematisch en betrouwbaar op het voorkomen van broedvogelterritoria in kwalitatieve en kwantitatieve zin vast te stellen. Dit is conform de SOVON handleiding. Broedvogels Wat verwacht je vooraf van dergelijk bosgebied? Die vraag stel je jezelf voorafgaand aan het seizoen! Gezien het voorkomen van oude(re) eiken en de hoeveelheid grote berken hoop je op veel holenbroedende soorten als mezen, spechten, vliegenvangers en boomklevers en boomkruipers. Je hoopt op minstens één fluiter maar dat is weer afhankelijk van het jaar. Oost Nederland ligt op de westelijke grens van het verspreidingsgebied van deze vogel en deze grens verschuift jaarlijks van oost naar west en vice versa: er zijn dus fluiterarme en fluiterrijke jaren. Ik vind de fluiter één van de highlights van een loofbos! Zijn zang is zo mooi dat je daar niet aan voorbij kunt gaan!
Van de fluiter, van welke er tijdens de vorige twee bezoeken één aanwezig was, stelde ik nu 4 en misschien wel 5 afzonderlijke exemplaren vast; 2003 mag nu al een goed fluiterjaar heten. Bovendien zijn nu al alle zeven mezensoorten, die op de Sallandse Heuvelrug voorkomen, vastgesteld: koolmees, pimpelmees, zwarte mees, staartmees, kuifmees, matkop en glanskop. Ook alle spechtensoorten van de Sallandse Heuvelrug komen in het onderzoeksgebied voor. Dit zijn de zwarte en de groene specht en de kleine en de grote bonte specht. Tijdens de veldbezoeken in de loop van april neemt de vogelzang enorm toe en steeds meer soorten zomervogels zijn teruggekeerd uit zuidelijker streken. De start van die bezoeken ligt rond één tot een half uur voor zonsopkomst, voor de 2 à 3 paartjes bosuil vroeg genoeg om zich nog te laten zien en horen. We werden door twee tegen elkaar roepende uilen steevast begroet. Vrijdag 16 mei was het vierde veldbezoek en ik werd verwelkomd door een concert van vogelzang. Omdat het voor de bosuil al tegen het einde van het seizoen loopt, in februari zit deze vogel al op de eieren, heb ik deze uilensoort die ochtend niet gehoord. Nieuwe soorten die zich nu voor het eerst lieten horen waren de bonte- en grauwe vliegenvanger.
Met deze soorten naast de al eerder genoemde vliegenvangers en boomkruiper zijn de holenbroeders inderdaad goed vertegenwoordigd. In totaal zijn 32 broedvogelsoorten vastgesteld. Van een aantal andere soorten is het nog even afwachten hoe de uiteindelijke interpretatie van de eindgegevens uitvalt. Enkele andere leuke soorten zijn o.a. gekraagde roodstaart, appelvink, nachtzwaluw en boomleeuwerik. Wel opvallend is dat tot nu toe geen territoriumindicerende waarnemingen zijn gedaan van dagroofvogels als buizerd, havik en sperwer. Om van deze soorten een goed beeld te krijgen is echter een andere inventarisatiemethode vereist. Roel Janssen
7
De Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus) “Een vogel die de gedaante heeft van een koekoek, vliegt als een uil en een geluid maakt als verscheidene kikkers in de verte”, zo omschreef J.P. Thijsse de nachtzwaluw. Of deze omschrijving enige verwantschap heeft met de naam van ons verenigingsblad is iets waarover het bestuur bij de oprichting nooit zo heeft nagedacht. Als actieve vogelwerkgroep kunnen wij ons niet permitteren alleen in de schemering bezig te zijn. Maar na het lezen van de informatie over deze “mysterieuze” vogel staat het de lezer natuurlijk geheel vrij hier enige overeenkomsten te vinden. Eigenlijk is de nachtzwaluw een volkomen weerloos dier, dat zich tegen geen enkele vijand kan verdedigen en daardoor de kunst verstaat zich overdag vrijwel onzichtbaar te maken, mede door zijn grijsbruine verenkleed met een soort van schorstekening. Bij onraad vertrouwt hij ook volkomen op zijn schutkleur en in tegenstelling tot een hoop soortgenoten vlucht hij pas op het moment dat je hem bijna aanraakt. De ogen worden gesloten tot spleetjes en de pootjes worden helemaal onder de buik verborgen. Tussen brokken dood hout en afgeschilferde bomen weet hij zich onzichtbaar te maken ofwel door op een tak te rusten die een ruige schors heeft of zich tegen de bodem te drukken. In felle zon en op lichte onbegroeide plekken zul je hem niet aantreffen, hoewel hij van tijd tot tijd wel een zonnebad neemt. 8
Zijn bouw en levenswijze zijn volkomen aangepast aan de nachtelijke bedrijvigheid, d.w.z: geruisloze vlucht, grote, zeer lichtsterke ogen, schutkleur en schuthouding. Deze zomervogel komt voor in zandige, bosrijke streken, met verspreide boomgroei in het oosten, midden en in het zuiden van ons land. In de duinen van Noord- en Zuid-Holland is de nachtzwaluw op een enkel paar bij Schoorl na verdwenen. Doordat hij ook jaagt boven asfaltwegen, die door zijn broedgebied lopen en daarop vaak gaat zitten vanwege de uitstralende warmte, is hij vaak verkeersslachtoffer. Eind april keren de nachtzwaluwen terug van hun winterkwartieren in tropisch Afrika. De broedtijd is van eind mei tot in augustus. Het geluid, of gezang is een zeer doordringend geluid, waarbij de trillende rrr overheerst, hoog, even laag en dan weer hoog van toon. Ziet hij indringers in zijn territorium dan observeert hij ze door er “biddend” boven te gaan hangen of door er nieuwsgierig omheen te vliegen. De vlucht van deze vogel in de late schemering gaat langs bomen en struiken waarbij hij zijn bek openspreidt en zodoende kevers, muggen en nachtvlinders in zijn krop verzamelt. De snavel is bijzonder van vorm: uitzonderlijk breed maar erg kort. De mondspleet reikt tot achter de ogen. Langs de mondhoeken heeft de nachtzwaluw borstelharen.
Deze dienen er (vermoedelijk) voor de vangmogelijkheid te vergroten. Bij een proef met meelwormen die in biddende houding aan de nachtzwaluw werden gevoerd, was goed waar te nemen dat de ogen naar voren worden gericht. In de schemering staan die ogen zo wijd mogelijk open; ieder oog heeft een gezichtshoek van ongeveer 180 graden. In sterke schemering kan deze vogel niet duidelijk meer zien en in het donker ziet hij helemaal niets. Beide geslachten zijn hetzelfde getekend met dit verschil dat het mannetje aan de einden van de vier buitenste staartpennen witte toppen heeft. Ook op de binnenvlaggen van de drie grootste slagpennen heeft hij grote witte, ronde vlekken. Tijdens de baltsvlucht pronkt hij voor haar met deze felwitte vlekken. Wat betreft de pootjes is er nog een raadsel: ze zijn buitengewoon kort en zwak gebouwd. De tenen zijn niet gelijk van lengte en het meest bijzondere is de nagel van de middenteen. Hierop zit een merkwaardige kam, waarvan niemand tot op heden de betekenis kent. De mannetjes arriveren zoals bij de meeste zangvogels het geval is, enkele dagen eerder dan de vrouwtjes. De trektijd ligt rond de derde week van april. Het mannetje gaat een plek zoeken en houdt er een stuk of drie plaatsen op na, waar hij zit te zingen. Erg strak zijn de grenzen van de territoria niet afgepaald. Het komt wel voor dat een tweede legsel in het gebied van de buren wordt gede-
poneerd. Ook schijnen mannetjes wel in elkaars terrein te jagen. De baltsvlucht is spectaculair: loodrecht omhoog en omlaag vliegen, geruisloos bidden met een topsnelheid zodat je de wieken niet afzonderlijk ziet. Bovendien is er dan nog het bekende klappen met de vleugels, hierbij roept het mannetje zoiets als “koewiek”. Deze roep wordt ook door het wijfje geproduceerd. Verder is zij erg stil Tijdens al die romantiek zal ze hooguit een geluid laten horen; zoiets als “doek-doek”. Na de paring(met veel heen en weer zwaaien en spreiden van de staart) gaat het mannetje een kuiltje in de bodem krabben. Hij steunt daarbij op de vleugelboegen. De naam nest mag het nauwelijks dragen. Zonder enige voorbereiding legt het wijfje haar eieren (meestal 2, in zeldzame gevallen 3 of 4) op de kale grond, in de schaduw van een struikje. Het zijn tamelijk grote, langwerpige eieren, die met een tussenpoos van twee dagen worden gelegd. Het eerste ei wordt overdag door het wijfje beschut, zonder constant te broeden. Dat begint pas als het legsel compleet is. In de avond- en morgenschemering wordt zij een dik kwartier (!) afgelost door het mannetje. Het is duidelijk dat het bij regenachtig weer niet gemakkelijk zal zijn voor mevrouw nachtzwaluw om haar buik vol te eten. Bij het broeden steunt het wijfje enigszins op de vleugelboegen; op de tenen van elke poot rust een ei. Na enkele dagen broeden ontstaat pas een kuiltje. De kleur van de eieren is roomkleurig tot grijsachtig wit met af en toe een blauwachtige gloed. De 9
vlekken op de eieren zijn geel tot zwartbruin met adertjes en een “ondervlekking” die grijsviolet is. De broedtijd is 16 tot 17 dagen, afhankelijk van de weersomstandigheden. Het wijfje neemt het grootste broedaandeel voor haar rekening. De jongen worden geboren met open ogen; al na 2-4 dagen verlaten de jongen het nest en verstoppen zich in de omgeving. Vermoedelijk is het feit dat de ouders slechts in de schemering op voedsel jagen er de reden van dat de ontwikkeling van de jongen langzaam gaat. Het bedelen om voedsel gebeurt als volgt: zij richten zich op langs de borst van pa of ma en trekken vervolgens aan hun snavel. Naarmate de jongen groter worden, worden ze ook wilder. Als de oude vogel naar de zin van het kuiken het voedsel niet snel genoeg afgeeft, bijten de kwajongens /meisjes zich driftig vast in de voorhoofdsveren!! In enkele gevallen leidt dit er toe dat er een kale plek op het voorhoofd van de ouden verschijnt. Het jonge grut kan na zo’n 17-18 dagen vliegen en totale zelfstandigheid ontstaat na 31-34 dagen. Tot die tijd worden zij door de oude vogels direct in de snavel gevoerd. Als het koppel jongen een paar dagen oud is, roept de voortplantingsdrift weer. Rond de tijd dat de jongen dertien dagen oud zijn, wordt meestal het eerste ei van het tweede broedsel gevonden. Nu wacht er een zware taak voor het mannetje: het warm houden en voeren van de jongen en bovendien het aflossen van het wijfje op het tweede nest. Overlopen naar het tweede nest naar het broedende wijfje is er niet bij
10
omdat de nesten ver genoeg uit elkaar liggen. Het is weer een wonder van Moeder Natuur dat de twee broedsels op deze wijze prachtig aaneen sluiten. Zodra namelijk de jongen van het eerste legsel zelfstandig zijn, worden de jongen van het tweede broedsel geboren. In totaal is de nachtzwaluw slechts vier maanden bij ons. Sinds 1955 is deze soort sterk achteruit gegaan, met 75%, mogelijk nog meer zelfs. Hij staat dan ook op de Rode Lijst als sterk bedreigd en kwetsbaar. Voor ons inventarisatiegebied kunnen we stellen dat mede door het uitbreiden van het heideareaal van 600 ha. naar 1200 ha.de nachtzwaluwstand de afgelopen jaren gelukkig in de lift zit. In 2002 zijn er 47 territoria vastgesteld tegen 16 in 1991. Hanneke Huiskamp
Het korhoen is er nog, de nachtzwaluw ook. Vogelwerkgroep Midden Overijssel doet onderzoek naar deze boeiende vogels. Meer weten? Een telefoontje of e-mail is voldoende.
Excursieverslagen IJssel, 5 april 2003 Door omstandigheden was Hanneke niet in staat de excursie naar de Rottige Meente te organiseren. Een drietal heren trok er nu op uit langs de IJssel, waar genoeg te beleven zou zijn. Het was niet bepaald warm door de straffe noordwestenwind bij een niet al te hoge temperatuur, aanvankelijk zelfs onder 0. Eerst werd via Raalte door Laag Zuthem gereden en daarna voor de Soestwetering, de Gravenweg ingeslagen. Langs deze weg is een poel uitgegraven, waar al eerder bijzondere vogels werden gezien zoals de in de vorige Caprimulgus beschreven magelhaengans. Ook deze keer weer iets aparts op die plaats. Naast een verzameling kieviten die op een drooggevallen strookje zaten, en wat kuifeenden, toch nog een achtergebleven kolgans en op het slikachtige gedeelte een bontbekplevier en een kemphaan gezien Een stel in wankel evenwicht parende grutto’s en een viertal rammelende hazen lieten ons zien dat het toch voorjaar was. Ook ooievaars waren druk bezig met nestelen, er werden elders al jonge ooievaars gemeld. Even verder zagen we twee buizerds vliegen en die konden we zelfs volgen tot op het nest dat in een zeer doorzichtige eik was te zien. Langs de IJssel werden de Tichelgaten bij Windesheim bezocht, die ons een heel stel zangertjes opleverden,
waardoor de geluiden weer goed gerepeteerd konden worden. De telescoop kwam ook hier goed van pas omdat hierdoor de prachtige iriserende kleuren van de boerenzwaluwen, die regelmatig in de nog kale elzen gingen zitten goed konden worden waargenomen. Een canadagans op het nest en natuurlijk talrijke luidruchtige grauwe ganzen. Ook de nijlganzen lieten zich in dat opzicht niet onbetuigd. Verder nog een kraaiennest met broedende kraai en tal van eenden. We besloten de excursie met een blik op de IJsselcentrale op zoek naar de slechtvalken, die gaven echter niet thuis. Een aardige excursie, die nog eens liet zien dat je niet altijd naar verre oorden hoeft te reizen om te kunnen genieten van zang en kleur van wat algemenere soorten. Met dank aan Hugo voor het bijhouden van de gescoorde soorten. Eef Jansen fuut aalscholver blauwe reiger ooievaar knobbelzwaan zwarte zwaan kolgans grauwe gans Canadese gans nijlgans smient krakeend wintertaling
wilde eend slobeend kuifeend buizerd torenvalk waterhoen meerkoet scholekster bontbekplevier kievit kemphaan grutto wulp
11
kokmeeuw stormmeeuw zilvermeeuw houtduif turkse tortel boerenzwaluw graspieper witte kwikstaart winterkoning roodborst noordse nachtegaal merel zanglijster koperwiek grote lijster zwartkop
tjiftjaf fitis pimpelmees koolmees gaai ekster kauw roek zwarte kraai spreeuw huismus ringmus vink groenling putter
Zwillbrocker Venn, 26 april 2003 Slapen is een van de dingen waarvan je alleen maar geniet als het voorbij is. Misschien kan dat een reden zijn om al om een uur of vijf ’s morgens je bed uit te gaan. Dan kun je er erg lang van genieten. De echte reden om zo vroeg op te staan was een heel andere, een excursie naar een voor velen onbekend gebied, het Zwillbrock, net over de grens bij Groenlo in Duitsland . Om zes uur troffen Arie, Eef, Hugo en ondergetekende elkaar op de carpoolplaats Holten bij de A1. Onderweg leek het hier en daar wat mistig, maar dat trok snel op, zodat het een mooie heldere dag leek te worden. Om kwart voor zeven stond Gerda, de excursieleidster voor deze dag, te trappelen op de parkeerplaats bij het kerkje van Zwillbrock. Eerst zouden we met de auto rijden langs een aantal kijkhutten in Ellewicker Mark. 12
De grutto’s vlogen je daar werkelijk om de oren. Heel mooi was de grasmus te horen en te zien, evenals een aantal kneutjes. Opvallend was ook de toestand van de hutten, werkelijk een lust voor het oog. Eén nadeel: de kijkgaten zijn vooral gemaakt voor lange mensen. Eef kon pas met de telescoop door de gaten kijken toen hij een trapje had gevonden om op te staan. Lang zijn blijkt trouwens meer voordelen te hebben: Arie bijvoorbeeld zat voor in de auto, niet vanwege zijn voorzitterschap, maar louter en alleen vanwege zijn lengte. Na de koffie gingen we te voet het Zwillbrocker Venn in. Helemaal in het begin, we waren nog maar net onderweg, wat schetst onze verbazing: zwarthalszwanen, kleine zwaan, fluitzwanen, dwergganzen, Canadese ganzen, zowel de grote als de kleine, sneeuwganzen, roodhalsganzen, harlekijn- en mandarijneend, ibissen en zelfs kraanvogels. Dat verwacht je toch niet! Verder in het gebied ook weer fantastische kijkhutten. Bij en op de (ondiepe) plassen ontelbaar veel kokmeeuwen, verschillende ganzen en eenden, aalscholvers en ook flamingo’s. In opdracht van Eef hebben we alle kokmeeuwen stuk voor stuk bekeken: er zou een zwartkopmeeuw tussen kunnen zitten, zo had hij van Jacob gehoord. Even, heel even maar, hebben we met de gedachte gespeeld dat Jacob zich wel zou vergissen, maar dat idee hebben we weer heel snel van ons afgezet. Zwartkopmeeuwen hebben we niet gezien, geen enkele. Een heel mooi landschap met veel vogels, logisch dat we er meer voge-
laars tegen kwamen. Gerda, bekend in het gebied, liet ons de mooie plekjes van Zwillbrock zien. Tenslotte keken we even in het barokke kerkje van Zwillbrock. Degenen die niet mee zijn geweest hebben deze ervaring gemist. Maar ongetwijfeld zal deze excursie in de toekomst herhaald worden. Zeer de moeite waard. (Die opsomming vanaf zwarthalszwanen tot en met kraanvogels klopt wel, maar helaas zaten deze dieren gekortwiekt of geleewiekt achter het gaas.) Theo Aarsen Waargenomen vogels: dodaars fuut aalscholver blauwe reiger flamingo Chileense flamingo knobbelzwaan grauwe gans brandgans nijlgans wilde eend krakeend slobeend smient wintertaling zomertaling tafeleend (vr) kuifeend torenvalk fazant waterhoen meerkoet kieviet wulp grutto kokmeeuw houtduif turkse tortel
groene specht grote bonte specht veldleeuwerik boompieper witte kwikstaart winterkoning heggenmus roodborst zanglijster merel kramsvogel zwartkop grasmus braamsluiper fitis tjiftjaf koolmees pimpelmees boomkruiper gaai zwarte kraai spreeuw huismus vink koekoek tuinfluiter kneu geelgors
Nachtegalen, 9 mei 2003
Het was nog droog toen we die avond tegen half 8 met zijn vieren, Corry, Sjouk, Henny en ik met de auto uit Nijverdal wegreden richting Markelo. De weersvoorspellingen waren niet zo gunstig, dus de regenkleding maar meegenomen, maar later bleek dat die overbodig was. Tegen achten kwamen we na even zoeken aan bij huize Langendoen aan de Koemweg 6 in Markelo. We werden zeer gastvrij in de prachtige tuin ontvangen met koffie en koek. Er waren 14 deelnemers, die zich voor deze excursie hadden aangemeld. Arie had zijn taak goed voorbereid, want hij was tevoren nog wezen kijken of er nachtegalen te horen waren en hij had inderdaad een paar horen zingen en dat overdag. Dus we waren hoopvol gestemd en gingen op pad. We verdeelden ons over een paar auto’s. Dat is efficiënt en geeft wat minder lawaai natuurlijk. Arie reed voorop en bracht ons naar een plek in bosachtig gebied, waar we de auto’s konden parkeren. Op deze plek spitsten we al meteen onze oren om de zang van de nachtegalen te kunnen horen. Het duurde niet lang of de eerste prachtige zang van deze kleine bruine zangvogel klonk in onze oren. Vandaar liepen we verder en al wandelend vingen we de mooie zang van de nachtegalen telkens weer op. In totaal hebben we van het mooie concert van zeker 5 nachtegalen kunnen genieten. 13
Het was prima weer om te wandelen, droog en een aangename temperatuur met bovendien prachtige wolkenluchten boven ons. Iedereen was enthousiast. Behalve de nachtegalen hebben we overigens nog veel andere vogels kunnen horen en zien. Zo ontdekten we een kleine karekiet, een grutto, 2 patrijzen, de geelgors met zijn bijzondere tonen lijkend op het begin van de 5e (noodlots-) symfonie van Beethoven, en verder natuurlijk de merels, roodborstjes, winterkoninkjes, zwartkop, een enkele vink en een zanglijster. Tegen half elf werd het donker en was het tijd om terug te gaan. Zeer voldaan reden we huiswaarts. Einde van een prachtige excursie. Arie en echtgenote wil ik tenslotte nog even extra bedanken. An Rijk
.
Ook zo enthousiast over onze gevederde vrienden? Dan bent u bij de Vogelwerkgroep Midden Overijssel in goed gezelschap! Tel.: 0548-366726 e-mail:
[email protected]
14
Vogeldrama Enige tijd geleden zag Johan Beld, Lid van het I.V.N. Markelo, een witte kwikstaart in zijn tuin rondscharrelen. Tegen de avond verdween het diertje onder een stapel stenen. De volgende morgen kon Johan zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en keek onder de stenen. Tot zijn verbazing bleek de kwikstaart daar dood te liggen. Nadere beschouwing leverde de waarschijnlijke doodsoorzaak op: een teek had zich volgezogen met het bloed van de vogel en was opgezwollen tot circa anderhalve centimeter. Blijkbaar was de kwikstaart daar niet tegen bestand. Wat een leed! Arie Langendoen
Zuurstokken in een kikkerland! Onder deze- gedeeltelijk hier geciteerde- titel bevatte het blad “Sovon Nieuws” van maart j.l. een artikel over in Nederland voorkomende flamingo’s, onder vogelaars vanwege de roze poten spottend “zuurstokken” genoemd. Op de excursie naar het Zwillbrocker Venn maakten enkele leden van VMO kennis met deze van oorsprong subtropische vogels. Zelfs twee soorten van de vier voorkomende flamingo’s werden daar gezien, namelijk de Europese flamingo en de Chileense flamingo. De twee niet waargenomen soorten zijn de Caraïbische en de kleine flamingo.
Over het algemeen mag men aannemen dat de in ons land in de vrije natuur voorkomende flamingo’s exemplaren zijn die uit parken en waterwildcollecties zijn ontsnapt. Dit geldt ook voor een deel van de Europese flamingo’s. Zij worden vermoedelijk echter ook wel aangevuld met flamingo’s die uit Zuid-Europa en Azië hierheen gevlogen zijn. Sinds 1983 broeden er flamingo’s in het Zwillbrocker Venn net over de grens bij Groenlo. Er komen daar zuivere, d.w.z. samengesteld uit de zelfde soort, maar ook gemengde paren voor. Het broedsucces is niet groot. Jarenlang werden er geen uitgevlogen jongen waargenomen. De laatste twee jaar echter is er weer enig succes geboekt en vlogen er jongen uit. Predatoren zijn niet vies van een hapje flamingo-jong ondanks het feit dat de vogels te midden van een zeer luidruchtige kokmeeuwenkolonie broeden. Flamingo’s kunnen we het gehele jaar door met enig geluk in waterrijke streken waarnemen. Bekende plaatsen zijn de IJsselmeerkust van Friesland, het Lauwersmeer, de Oostvaar-
(Europese) flamingo
dersplassen en de Zeeuwse Delta. Een enkele keer zie je ze langs de IJssel, bijvoorbeeld bij de plas in de Wilpse Klei. De winterperiode brengen de vogels, wanneer het tenminste niet al te koud wordt, door in de Zeeuwse Delta. Wordt het te koud dan trekken ze weg naar meer zuidelijke streken. Dat wegtrekken zien we zelden omdat de flamingo bij voorkeur ‘s nachts vliegt. Aantallen van in Nederland voorkomende flamingo’s: Europese flamingo (Phoenicopterus roseus) circa 10 exemplaren; Chileense flamingo (Phoenicopterus chilensis) circa 30 exemplaren; Caraïbische flamingo (Phoenicopterus ruber) enige exemplaren; (Afrikaanse) Kleine flamingo (Phoenicopterus minor) enige exem-plaren. U ziet het, hun aantal is gering maar toch boeiend genoeg. Om waarnemingen van flamingo’s goed te kunnen verrichten volgt hieronder een goede determinatie tabel. Arie Langendoen
Chileense
Caraïbische
Kleine
Verenkleed
Lichtroze tot bijna wit
Roze
Oranjeroze
Roze
Poten
Roze
Lichtgrijs met roze knieën en tenen
Roze
Rozerood
Snavel
Roze met zwarte (uiterste) punt
Basale helft lichtroze, zwart vanaf ‘knik’
Als Europese met iets meer zwart aan de punt
Grotendeels paarsrood met zwarte punt
15
Vogelportretten De Pijlstaart (Anas acuta)
De pijlstaart is een eendensoort die zijn naam dankt aan de lange puntige staart. De Latijnse naam betekent dan ook “spitse eend”.De pijlstaart is één van de fraaist getekende eenden die we kennen. Kenmerkend is zoals gezegd de spitse staart maar ook de hals valt op. Deze is langer dan bij andere eendensoorten en voorzien van een witte zijstreep die overgaat in de witte borst, voorts overheersen zwarte 16
veren op de kop en de stuit. De rugveren zijn afwisselend zwart en grijswit gekleurd. De buik is parelgrijs met achteraan een lichtgele band. Uiteraard hebben we het hier over de woerd. Het vrouwtje is net als andere vrouwelijke eenden veel minder gekleurd. Hier overheersen de zwarte en bruine veren, die in het broedseizoen ideale schutkleuren vormen. Wel hebben zowel man als vrouw een grijsblauwe snavel.
De pijlstaart wordt in het Duits “Spiessente”, in het Engels “Pintail” en in het Frans “Canard pilet” genoemd. Ook de Friezen hebben hem een eigen naam gegeven “Pylksturt”.In bepaalde streken van ons land noemt men deze eend vanwege zijn lange nek “Langhals” en vanwege zijn staart “Langstaarteend”. De hier beschreven eend is een zwemof grondeleend. Dat laatste wil zeggen dat hij al grondelend, dus met de kop diep in het water en het achtereind nog net boven water stekend, zijn plantaardige en dierlijke voedsel van de ondiepe waterbodem vergaart. In ons land broedt een beperkt aantal van deze eendensoort. Ongeveer 20 tot 30 paren.
Vaak zijn dit minder valide- soms aangeschoten- vogels, die de lange vluchten naar de eigenlijke broedgebieden niet meer aankunnen want de echte broedgebieden bevinden zich in de noordelijke delen van Europa, Azië en Amerika. Daar broeden de vogels in open landschappen met ondiep water zowel langs kusten als in het binnenland. Waar kunnen we deze fraaie vogels in Nederland waarnemen? Met name in de winterperiode, met als hoogtepunt de maand maart, zijn ze aanwezig in het Waddengebied, rond het IJsselmeer, in het Zeeuwse Deltagebied en langs de IJssel. Arie Langendoen
17
Zonsverduistering en vogelgedrag Het is bekend, dat vogels op een zonsverduistering reageren alsof voor hen de avond valt. Ze staken hun zang en zoeken een slaapplaats. De zonsverduistering van zaterdag 31 mei j.l. vond plaats tijdens het opkomen van de zon wanneer de vogelzang normaliter op zijn top is. De vraag voor mij was of de vogels bij deze zonsverduistering en op dit tijdstip ook zo zouden reageren. Een verslag van mijn en andermans waarnemingen.
Apenberg Markelo 4.00 uur: opgestaan; het wordt al licht, Merels zingen volop. 4.30 uur: vertrek naar de Apenberg bij Markelo ( hoogte + 32 meter NAP ). Van hier heb je goed zicht op het noordoosten waar de zon zal opkomen. 4.45 uur: Op de Apenberg is het nog schemerig, maar er klinkt een zeer uitbundige merelzang. Ook geelgors, roodborst, vink en enkele zwartkoppen laten zich goed horen 4.55 uur: kievit, wulp en tjiftjaf melden zich. Door de grote hoeveelheid zingende merels zijn andere zangers nauwelijks te onderscheiden. Een drietal hazen laveit* vlak voor me. In de langzaam lichter wordende schemering heb ik uitzicht op de Elsener Es en de daarbij behorende lager gelegen boerderijen. Direct voor mij liggen weilanden, maïs- en aardappelvelden. Er hangt nevel en wat bewolking. Niet zo gunstig voor de waarneming van de verduistering. 5.00 uur: het is nog steeds heiig. Er komen meer kijkers. Op een gegeven moment staan er wel 10 auto’s met nieuwsgierigen. De merelzang neemt af, slechts één zingt er standvastig door. Tjiftjaf, zwartkop, zanglijster, geelgors, tuinfluiter, kievit en wulp vormen nu met hem het vogelorkest. 18
De eerste kokmeeuwen uit de kolonie in het Elsenerveld trekken over op weg naar hun voedselplekken. Ze worden gevolgd door een luidruchtige grutto. Nu laat ook de eerste zwarte kraai zich horen. 5.23 uur: Op dit moment dient de zon op te gaan maar slechts een licht gekleurde gloed verraadt zijn aanwezigheid. Wel wordt het wat killer. De vogels kwinkeleren gewoon door: Tjiftjaf, zwartkop, geelgors, zwarte kraai, wulp, kievit en grutto zijn steeds te horen. Een scholekster vliegt “tepietend” over. In de verte kraait een fazanthaan. 5.30 uur: Nog steeds geen zon . Wel neemt de lichtsterkte in het oosten af: de “verduisterde” zon komt op. 5.35 uur: Op dit tijdstip moet de verduistering op zijn hoogst zijn. Nog is er niets te zien. 5.38 uur: Plotseling breekt een flauwe rood getinte sikkel door de nevel heen. Enthousiasme alom.Toch niet voor niets vroeg opgestaan!. Grutto, Kievit, Tjiftjaf, Zwartkop en Tuinfluiter zingen door. Wel merk ik een lichte afname van de zang intensiteit. 5.45 uur: Alle aandacht is nu gericht op de fraaie rode zonnesikkel, waarop met kijker en telescoop een duidelijke vlek is te zien. De donkere maanschijf schuift langzaam naar links op. De rode kleur van de zon wordt feller en
aan de bovenkant van de zon wordt het meer oranje. De vogels zijn overigens niet erg onder de indruk: ze gaan gewoon door met gezang en andere activiteiten. De Meeuwenstroom blijft aanhouden, de eerste Boerenzwaluw verschijnt. 6.00 uur: Het licht wordt snel helderder, de zonneschijf steeds groter. Het is nu niet meer verantwoord met onbeschermde ogen de verdwijnende maan te volgen. Het lijkt of de zang van de vogels toch enigszins toeneemt. Het is echter minimaal. Houtduiven en Spreeuwen ( jongen !) zijn bijzonder actief. Uur: De verduistering is zo goed als voorbij. De zon straalt nu warmte af. Vogels gaan verder met hun dagelijkse bezigheden 6.30 uur: Er is volop zon, de verduistering is voorbij. Conclusie: In vergelijking met de totale zonsverduistering van 1999, die midden op de dag plaats vond, heeft deze vroege-ochtend-verduistering weinig invloed gehad op het gedrag van de vogels.In 1999 maakte ik de verduistering in Frankrijk mee. Toen werden alle vogels door de invallende duisternis met “stomheid” geslagen. Dat is op deze 31ste mei niet het geval. Slechts een klein dipje in de activiteit was waarneembaar. Tot slot: wat mij destijds opviel in het Franse land was dat op het donkerste moment de Kwartel begon te roepen. * laveien = (jagersterm) uitgaan om voedsel te zoeken (van wild gezegd). [Bron: Van Dale “Groot Woordenboek der Nederlandse taal”] Arie Langendoen
Wierdense Veld Hedenochtend om 4.50 uur kraait een haan en laat een groepje luidruchtige zwarte kraaien zich horen. Ik ben in alle vroegte naar het Wierdense Veld getogen om daar de verduisterde zonsopkomst mee te maken. Kijken naar wat je niet kunt zien dus. Bij vertrek van huis waren daar de merels al volop aan het zingen. Ik heb me geïnstalleerd op een bankje aan de Noordzijde van de Prinsendijk. Hier kan ik om 5.00 uur noteren: gekraagde roodstaart, wielewaal, winterkoning, koekoek, vink, fitis en fazant. Om 5.15 hoor ik op de akkers een scholekster. Het wordt nu stiller, de winterkoning en de fitis weten echter van geen ophouden. De muggen denken dat het nu tijd is om te gaan ontbijten en zetten de aanval in op mijn benen. In mijn jeugdige overmoed heb ik een korte broek aangetrokken, het zou immers goed warm worden? Daar lijkt het nog niet op. Gelukkig nog wel een jack aangetrokken zodat de armen redelijk beschermd zijn. Om 5.24 klinkt het gejodel van een groep wulpen en de koekoeken lijken het meest op een dolgedraaide koekoeksklok. Ze houden niet op voor 5.27. De zon is inmiddels op hoewel niet zichtbaar door een dunne mist. De muggen blijven tot mijn ongenoegen actief. Ik hoor een boompieper, winterkoning en een enkele wulp. Als de zon zich om 5.40 als een rode sikkel door de optrekkende mist laat zien, is het duidelijk stiller, zelfs de winterkoning laat zich niet meer horen en af en toe klinkt nog de koekoek. Om 5.45 begint een groep houtduiven in de verte te koeren. De koekoek is het roepen moe en zwijgt. 19
Om 5.50 klinkt weer de vinkenslag. Op het land spreeuwen, kievit en zwarte kraai aan het foerageren, eten moet zonsverduistering of niet. Na 5 minuten laat de koekoek zich weer horen. Om 6.10 is de zon goed zichtbaar en weer aardig rond en begint zo waar wat warmte af te geven. De boompieper laat zich weer horen, met de gekraagde roodstaart is het niet meer goed gekomen en ook de wielewaal laat het afweten. Vervolgens het Wierdense Veld rondgefietst waar langs de spoorlijn gelukkig diverse wielewalen actief zijn. Wat slechte imitaties mijnerzijds zijn voldoende om de wielewaal uit zijn tent te lokken. Hoeveel zouden er in het Veld broeden? De grasmus geeft tenslotte ook nog acte de présence.
van de maanbol. Zeker toen tegen 5:45u een wolk voor de rechter bovenhelft van de zon schoof. Geen duidelijk effect gemeten op temperatuur. Toch kon je wel aan de vogels merken dat dit een speciale zonsopkomst was: waar normaal gesproken de meeste zangers eind mei tegen half vijf - vijf uur al weer vrij stil zijn en druk met voeren van jongen zijn, zongen ze nu volgens mij veel langer door, dat gold met name merel en vink. Alsof er een LP bleef hangen! Gerrit Dommerholt
Al met al een bijzondere ervaring, waarbij vooral de groepszang van enkele soorten opvallend was, maar of dat nu echt samenhangt met de zonverduistering blijft een duistere zaak. De slapers zullen even tot 2011 moeten wachten om het ook een keer te kunnen meemaken. Eef Jansen Hulsen Het weer speelde enigszins parten, want het was niet helder genoeg voor duidelijke en meetbare effecten. Daarvoor was het hier te bewolkt in het oosten. De zon kwam weliswaar als een flets rode sikkel door de bewolking, maar het mindere licht kon evengoed van de bewolking komen als 20
In het Nationale Park “De Sallandse Heuvelrug” i.o. moet ook de winterkoning een stem hebben. De Vogelwerkgroep Midden Overijssel zorgt daarvoor.
REKEL Deze rubriek geeft de lezers van Caprimulgus de mogelijkheid om zich te uiten over allerlei onderwerpen die te maken hebben met media-aandacht omtrent vogels en vogelbescherming. Het kan een mening zijn die je wilt ventileren maar ook een artikel uit een krant of weekblad waarvan jij vindt dat het aandacht behoeft.
Nieuwe faunawet slecht voor dieren -NRC 2 april 2003 De flora en faunawet die een jaar geleden van kracht werd werkt niet in het voordeel van dieren, aldus “De Dierenbescherming” Het aantal bejaagbare soorten werd weliswaar teruggebracht van 29 naar 6 (haas, konijn, fazant, patrijs, wilde eend en houtduif). Er werden echter door provincies op grote schaal ontheffingen verleend op soms zeer twijfelachtige gronden. Alternatieven voor het bestrijden van schade komen niet of nauwelijks aan bod. Het grote vertrouwen in de effectiviteit van afschot staat in schril contrast met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek ter zake. Zo werd in de Tweede Kamer besloten vossen, zwarte kraaien en kauwen weer vogelvrij te verklaren, de plezierjacht uit te breiden met herten, wilde zwijnen en ganzen en deze jacht ook weer toe te staan in natuurgebieden. Commentaar Wat de dierenbescherming wel ziet, zien helaas veel mensen niet. Nu dacht rekel dat hij met de invoering van de flora en faunawet een rustiger bestaan tegemoet ging. Niet dus. Door het kritiekloos afgeven van ontheffingen van de nieuwe wet wordt
het eerder slechter dan beter. Gelukkig dat “De Dierenbescherming” en “De Faunabescherming” er nog zijn, die het voor de vervolgde dieren opnemen. En wat doet de Vogelwerkgroep Midden Overijssel? Das slachtoffer van jacht op vos -NRC 5 april 2003 De vereniging Das en Boom signaleert dat in heel Nederland de illegale jacht op vossen ook de das raakt. In de omgeving van Nijmegen werden al 4 gevallen van vergiftiging van dassen en verstoring van hun burchten genoteerd. Das en Boom neemt aan dat het hier niet in de eerste plaats om de das te doen is maar om de vaak in aparte delen van de dassenburcht wonende vos. Zaak om ook in ons werkgebied de ogen goed open te houden. Commentaar Illegale jacht op ons vossen, hoe is het mogelijk, dat doen toch zeker geen leden van die Koninklijke Vereniging die zegt de fauna te beheren? Dat jagers ons niet zien zitten is al erg genoeg, maar dat dan onze gastheren ook de das wordt omgedaan is bij de wilde spinnen af. Wat zouden die jagers er van vinden als in het huis van zo’n illegale jager 21
alle medebewoners ook maar gelijk werden opgeruimd. Wat gij niet wilt dat u geschiedt doe dat ook aan anderen niet. Het gaat iets beter met het korhoen - NRC 26 april 2003 De NRC meldt dat het iets beter gaat met het korhoen omdat bij de eerste telling 14 hanen werden geteld. Als oorzaken noemt de NRC op gezag van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten het gunstige weer, de beheersmaatregelen van de laatste jaren en niet te vergeten de vermindering van het risico van predatie doordat 32 vossen werden afgeschoten. Veranderingen in de populatie hebben onder meer te maken met het klimaat en het daarmee samenhangende insectenaanbod. Commentaar Ja, het weer kunnen we niet veranderen, de vos kunnen we niet uitroeien, insecten kunnen we niet zelf maken. Hoe ging dat toch vroeger met die korhoenders? Zou goed onderzoek ons daarop geen antwoord kunnen geven? Het lijkt vooralsnog de aangewezen weg. Dat de vos in het hele verhaal een van de zwarte pieten krijgt toebedeeld zijn we zo langzaamaan wel gewend, maar wat zijn nu precies de factoren die veranderd zijn vanaf de tijd dat het de korhoenders nog voor de wind ging? Werden er toen ook jaarlijks reeksen vossen doodgeschoten, was het klimaat de korhoenders altijd gunstig gezind? Hoe zag de omgeving er uit en wat werd daar op de wei- en bouwlanden gedaan? 22
Rekel pleit voor onderzoek historisch en hedendaags, misschien komen dan de echte oorzaken voor de teruggang van het korhoen boven tafel.
Wildbeheereenheden zijn gewoon jagersverenigingen - Eindhovens Dagblad april 2003 J. Kuijpers, reageert op artikelen in deze krant waaruit zou moeten blijken hoe onmisbaar jagers in de natuur zijn. De verhaaltjes worden gekwalificeerd als ecologische wartaal. Wildbeheereenheden zijn niet anders dan jagersverenigingen, onder een andere naam. Bij jagers staat jagen voorop, het is het doel en niet een middel. Uit onderzoek zou gebleken zijn dat 95% van de jagers die zichzelf wildbeheerder noemen er mee zouden stoppen als ze het geweer in de kast moesten laten. De heer Kuijpers moet het kunnen weten want hij is jarenlang bestuurslid van de KNJV geweest en voorzitter van het jachtplatform Deurne. Als medeschrijver van een wildbeheerplan is het hem duidelijk geworden dat voor natuurdenkende mensen bij jagers geen plaats is. Onder de noemer van wildbeheer worden alleen jachtactiviteiten uitgevoerd. Kuijpers noemt hierbij de aanleg van voersloten voor eenden, het nog steeds illegaal massaal uitzetten van fazanten. Maatschappelijk heeft de jacht afgedaan, de weerstand is terecht groot. Mensen willen in de natuur genieten van levend wild, jagers zijn daarin niet gewenst en totaal overbodig. Het artikel wordt besloten met een schrijnend voorbeeld waarvan de schrijver zelf getuige was.
In de Vlierdense bossen werd een drachtige reegeit zonder enige vorm van selectie door de beherende jagerstroper neergeknald. Dat is de ware aard van de wildbeheerder; het genot van het schot. De heer Kuijpers spreekt in dit geval niet van wildbeheer maar van beheer door wilden. Commentaar Wat heeft Rekel hier nog aan toe te voegen? Hier krijgt u inside information. Er is nog hoop als meer leden van de KNJV het voorbeeld van de heer Kuijpers volgen en tot inkeer komen. We blijven hopen op betere tijden.
Boete voor rapers van kievitseieren - Trouw 12 april 2003 Een controle van de politie op het zogenaamde “aaisykjen” leverde op 390 personen 71 bekeuringen op. De reden: geen vergunningen of meer dan de toegestane 15 eieren. De “natuurvrienden” zijn hardleers. Kievitseieren rapen is taboe - Zwolse Courant 3 maart 2003 In de provincie Overijssel blijft het rapen van kievitseieren verboden. De vereniging “Vanellus vanellus” had de provincie om ontheffing gevraagd. GS vinden het niet passen kievitseieren te rapen, waardoor andere weidevogels in hun rust worden gestoord. Vogelbescherming Nederland was jaren tegen het rapen van kievitseieren. Volgens Vanellus vanellus blijkt ze nu oog te hebben voor de eeuwenoude Friese traditie van het kievitseieren rapen.
Vogelbescherming vindt het wel onverteerbaar dat elke eierzoeker van de provincie Friesland 15 kievitseieren mag rapen. Dat zijn er in totaal 70.000. Als er niet meer geraapt mag worden geven de nazorgers er de brui aan, aldus Vanellus vanellus. Rapen kievitseieren blijft taboe in Brabant - Leeuwarder Courant 29 maart 2003 Het provinciebestuur in Brabant heeft het rapen van kievitseieren in de provincie verboden. De vereniging Vanellus vanellus heeft bij de rechter geprotesteerd, zonder resultaat. De verenging zegt juist prima werk te verrichten, omdat 96 vrijwilligers op 5000 ha. 1000 kievitsnesten beschermen. In ruil daarvoor nemen de leden jaarlijks ieder 15 eieren mee naar huis. Volgens de vereniging is dat om de kieviten aan de leg te houden. Tot de loonwerkers met hun machines het land op zijn geweest. De nieuwe eieren kunnen dan ongestoord uitgebroed worden. Commentaar Hoe verzinnen ze het allemaal die mensen van Vanellus vanellus. Waar halen ze het lef vandaan de naam van de kievit te bezigen als naam voor hun vereniging? De Friese vereniging probeert in alle provincies voet aan de grond te krijgen om overal de kievitseieren te kunnen rapen onder het mom van “Het is zo goed voor de kievit”. En begrijpt u Vogelbescherming Nederland? Een beetje eieren rapen mag, maar 70.000 is toch te veel. Waarom niet gewoon als vereniging die op de bres staat voor vogels de 23
Europese Vogelrichtlijn in deze gevolgd? Elk ei dat geraapt wordt is er een te veel, dat had een kievitsjong kunnen worden. En wie gelooft dat het bij 15 per man/vrouw blijft; vandaag 15 en een dagje later nog wat eitjes. Wie controleert dat? En dan de instelling van die leden van V.v . “Als we niet meer mogen rapen, dan ook geen nazorg”.
Fijne natuurliefhebbers zijn dat. Wat levert een eitje eigenlijk op, € 2..- ? Dan is dat voor 70.000 eieren toch altijd nog € 140.000. De extra geraapte eieren nog niet meegerekend. Rekel kan geen ei meer door zijn keel krijgen, bij de gedachte aan al die in de kiem gesmoorde kievitsjongen.
Onze kraaiachtigen, overlast, moordenaars of vrolijke opportunisten De grootste en zwartste onder de kraaiachtigen heeft het niet altijd even gemakkelijk gehad. Door zijn sonore stemgeluid is hij niet te missen, deze fabelachtige maître Corbeau. We hebben het hier dus over
De raaf (Corvus corax) De raaf is één van die vogels, die met voedsel niet erg kieskeurig zijn. Het zijn geweldige opportunisten. Je zou dus verwachten dat ze het daardoor lang zouden kunnen volhouden, niets is echter minder waar. De raaf is in het verleden te vuur en te zwaard vervolgd, door jagers gezien als concurrent, door landbouwers als schadelijk voor pluimvee en voor op het land verbouwde gewassen. Op veel plaatsen in West- en Midden Europa, maar ook in de Verenigde Staten en Canada is de soort door de mens uitgeroeid of praktisch verdwenen. Merkwaardig is dat in grote gebieden van Azië de raaf juist gezien wordt als een welkome opruimer. De raaf kent een groot verspreidingsgebied op het hele noordelijk halfrond. In het centrale 24
deel van de Verenigde Staten ontbreekt de raaf vrijwel, maar in Mexico komen wel weer raven voor. In Afrika komt de raaf alleen voor in de gebieden rond de Middellandse Zee en in het Atlasgebergte. In de woestijngebieden wordt zijn plaats ingenomen door de woestijn- of bruinnekraaf (Corvus ruficollis). Soms wordt deze soort als ondersoort van de raaf gezien, omdat in Iran en India ook tussenvormen voorkomen. Op basis van verschillen in kleur, lengte van de keelveren, relatieve lengte van het loopbeen en andere biometrische gegevens worden 3 groepen onderscheiden, waarbinnen allerlei subtiele verschillen aanleiding geven tot een indeling in een aantal ondersoorten. De Amerikaanse vogels zijn over het algemeen wat groter (vleugellengte gem. 455 mm; staart 250 mm) dan de
Europese vogels (vleugellengte gem. 437 mm; staart 239 mm). Op het oog is dit verschil niet te zien. Er bestaat tussen de beide seksen een significant verschil in afmetingen (met uitzondering van de staart), mannetjes zijn over het algemeen iets groter dan vrouwtjes. Ook hier zul je de vogels naast elkaar moeten zien om het onderscheid waar te nemen. Buiten de grenzen van zijn verspreidingsgebied, zien we dat verwanten van de raaf zijn plaats innemen of dat andere soorten zijn opruimfunctie vervullen. Zo zien we in Zuid Amerika de zwarte gier (Coragyps atratus), in Suriname veelzeggend stinkvogel genoemd, of verwante aaseters vuilnisbelten afstruinen en kadavers opruimen. Door zijn gevarieerde menu, kan de raaf zich in veel biotopen redden. Die kunnen variëren van uitgestrekte bossen, tot woestijnen, toendra’s en rotskusten en dan van laag tot hoog (tot 4600 m). Nestelen doen raven in rotsspleten, op klippen of in bomen, waar een groot nest gebouwd wordt. Ze zijn erg plaatstrouw en verblijven ook in de winter in de broedgebieden. Ze leven in noordelijke streken vaak van afval dat poolvossen of wolven achterlaten. Over het algemeen zijn raven vrij schuwe vogels die niet direct op contact met de mens zitten te wachten. Toch werd vroeger door sommige mensen het gezelschap van een raaf wel op prijs gesteld. Jonge raven werden uit nesten gehaald om ze als huisdier te houden. Ze schijnen wat hun spraakkunst betreft niet voor een papagaai onder te doen. De ambivalente houding van de mens tegenover de raaf wordt weerspiegeld in verering en vervolging. Zowel bij de
Germanen als de Iraniërs was de raaf kind aan huis bij de hoogste goden. Wodan had de raven Hugin en Munin op zijn schouder zitten die hem alles influisterden wat ze gehoord en gezien hadden. Wodan kon zich zelfs af en toe in een raaf veranderen. Voor de indianen aan de westkust van Amerika geldt de raaf als schepper en supermens, die het heelal heeft geschapen. Hij hing zon, maan en sterren aan het firmament en was de hoeder van de indianencultuur. De Romeinse schrijver Plinius beschrijft hoe in de tijd van keizer Tiberius (14 – 37 n. Chr.) een raaf in een schoenmakerswerkplaats had leren spreken en dat deze vogel erg populair werd omdat hij elke ochtend op het Forum vloog en de keizer met een “Ave Caesar” begroette. Toen een driftkikker van een buurman genoeg had van het geluid van de raaf en deze doodsloeg, werd hij door het gepeupel gelyncht. De vogel kreeg een begrafenis met militaire eer. Dat waren nog eens tijden. In het Oude Testament golden raven als onrein en hierdoor kon het gebeuren dat de eens goddelijke vogel de incarnatie van al het slechte werd. En dat wordt raven tot in onze tijd nagedragen. We stelen als de raven, zijn soms een witte raaf, maar volgens de bijbel [1 Kon. 17-4] zullen de raven u geen brood brengen, m.a.w. van raven moet je niets verwachten. De raaf dankt zijn naam aan de zang, want de raaf is misschien niet de fraaiste zanger maar wel onze grootste zangvogel. Het geluid wordt soms omschreven als een zwaar krassend kkgrroa, krrong, maar ook als krroek, krroek en koink, koink. Het is maar wat je er in wenst te horen. Zeker is het een heel apart, onmis25
kenbaar geluid, dat bij ons op “De Sprengenberg”, waar de raaf broedvogel is, maar ook op andere delen van de Sallandse heuvelrug wel te horen is. Let er eens op. Het valt trouwens op dat raven in de vlucht veel meer zweven dan zwarte kraaien. De lengte van 65 cm en vleugelspanning van 115-130 cm maakt de raaf groter dan de buizerd. De forse snavel (gem. 7,8 cm) en wigvormige staart moeten vergissing bij de
26
determinatie haast uitsluiten, zou je zeggen. Toch komt het nog voor dat jagers de volledig beschermde raaf voor een zwarte kraai aanzien en deze dus maar afschieten. Ook daarvoor moet overigens sinds de flora- en faunawet een ontheffing worden verleend. Kraaiachtigen zijn net als praktisch alle soorten door de flora- en faunawet beschermd. Slechts houtduif, fazant, wilde eend en patrijs, die in art. 32 als wild worden aangemerkt,
kunnen bejaagd worden. Hierbij is de patrijs al geschrapt omdat die op de rode lijst van bedreigde soorten voorkomt. Helaas zijn provincies nogal vrijgevig bij het verlenen van ontheffingen en vaak op grond van zeer onvolledige aanvragen, zoals wij zelf konden constateren. Gelukkig worden de beslissingen vaak met succes aangevochten door “De Faunabescherming”, een organisatie die wij van harte steunen. Maar terug naar de raaf. Hoe stond die er voor, wat is er gedaan om de raaf waar die verdwenen was weer terug te krijgen en wat zijn de resultaten van alle inspanningen? In het begin van de twintigste eeuw was de raaf als broedvogel uit vrijwel geheel West Europa verdwenen. De oorzaak lag voornamelijk in de ongebreidelde jacht op volwassen vogels en het roven van jongen. Alleen in SleeswijkHolstein, Polen en de Alpen bleven een paar kleine restpopulaties over. Ook in Frankrijk kon zich langs de kust van Norman-dië en Bretagne een kleine populatie handhaven. In ons land werd de raaf in 1944 het laatst als broedvogel vastgesteld in het Vijlener bos in Zuid Limburg. Omdat het dus zeer slecht ging met de raaf in West Europa werden in verschillende landen maatregelen getroffen ter bescherming en projecten gestart om de raaf te reïntroduceren. Zowel in de voormalige DDR als in West Duitsland
werden jonge raven uitgezet of werd een kweekpro-gramma voor raven opge-start, ook in de Belgische Ardennen werd aan herintroductie gewerkt. Door de getroffen maatregelen ter bescherming kon de raaf zich naar Midden Europa uitbreiden. In 1980 waren de raven de Nederlandse broedgebieden tot op 200 km genaderd (zie kaartje). Herkolonisatie voltrekt zich met een snelheid van 4– 10 km per jaar en het zou in het gunstigste geval nog 20 jaar duren voordat de raaf op eigen kracht weer in ons land terug zou zijn. In ons land werd al in 1936 een poging tot herinvoering gedaan door Mr. Dr. P.G. van Tienhoven, samen met Dr. Jac. P. Thijsse nauw betrokken bij de oprichting van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in 1905. Van Tienhoven liet negen raven
27
uit Litouwen op de Veluwe vrij. Dit experiment mislukte volkomen, een jaar later was er van de raven niet één meer terug te vinden. Het idee van herintroductie werd weer opgepakt door ornitholoog A. Timmerman Sr., werkzaam bij het toenmalige Rijksinstituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten behoeve van Natuurbehoud (RIVON) het latere Rijksinstituut voor Natuurbehoud (RIN) dat via IBN-DLO werd verzelfstandigd als Alterra. In 1960 tijdens een internationaal congres over toegepaste ornithologie, geattendeerd op de benarde positie van de raaf in Sleeswijk Holstein en door bezoeken aan broedplaatsen geïnteresseerd geraakt in de raaf, vatte hij het plan op een poging tot herintroductie van de raaf in Nederland te ondernemen. Na aanvankelijke scepsis ten opzichte van het project duurde het tot 1966 voordat het groene licht gegeven werd. Het project werd nu ondersteund door het Wereld Natuurfonds, Staatsbosbeheer, de directie Faunabeheer en het Rivon. Tot 1980 heeft Timmerman het project geleid, waarna het werd overgenomen door T. A. Renssen (RIN). De bedoeling was een kleine vrij levende broedpopulatie te vormen. Het probleem dat hierbij optrad was dat nergens broedparen te krijgen waren, waarna besloten werd deze broedparen te laten ontstaan in een groep jonge vogels. Nu konden wel jonge vogels uit Duitsland gekregen worden, maar daarbij was het geslacht niet bekend. De raaf is pas in zijn derde jaar geslachtsrijp en zelfs experts op ravengebied bleken niet in staat vóór die leeftijd het geslacht foutloos vast te stellen. 28
Tegenwoordig zou het geslacht met behulp van endoscopie feilloos bepaald kunnen worden. De raven werden gedeeltelijk uitgewend en losgelaten, voor het overige in grote tot 11 m hoge volières op verschillende plaatsen in het land ondergebracht. Al weer zorgden de raven voor een probleem. Hoewel ze uiteraard geringd werden, bleken de raven in staat, zelfs de metalen ringen te verwijderen. Hetzelfde gebeurde met vleugelmerken en zendertjes. Het lukte in de loop der jaren negen broedparen te vormen, die in staat bleken af en toe jongen groot te brengen. De eerste drie vrij levende broedparen kwamen in 1976 op de Utrechtse heuvelrug tot broeden. Uiteindelijk waren er in 1980 10 broedparen in het vrije veld. Er was daarmee een kleine broedpopulatie tot stand gekomen en het project kon als geslaagd worden beschouwd. Over het algemeen gingen herintroductieprogramma’s in andere landen later van start. In Rheinland-Westfalen werden in de periode 1984-1988 300 raven vrijgelaten, waaruit ook een kleine broedpopulatie ontstond, die mogelijk een brugfunctie kan vervullen tussen de raven in Nederland, België en meer Oostelijk gelegen gebieden. Dat uitwisseling plaats vindt, kon uit de schaarse ringgegevens worden geconcludeerd. Voor een succesvol leven in het vrije veld is het leren kennen van de omgeving in steeds wijdere kring om het nest van groot belang. Dat gebeurt normaliter met de ouders. In volières echter beginnen de jonge vogels de verkenning op eigen gelegenheid. Timmerman, die eerder hobby houder en kweker van postduiven was, herkende de situatie zoals die bij jonge postduiven. Je moet die
jonge duiven eerst op het hok zetten, zodat ze de omgeving leren kennen. Bij de raven is een zelfde tactiek toegepast. Ze werden in vrijheid gesteld op de kooi op het moment dat ze nog niet konden vliegen. Ze leerden zo zelf het voedsel zoeken dat in de nabijheid voor ze was neergelegd. De jonge raven fladderden aanvankelijk van de kooi in een boom en langzaamaan gingen ze een groter gebied verkennen. Bij het loslaten van vliegvlugge jongen bleken er veel de sprong in het ongewisse niet te overleven. Het is duidelijk dat er een leerproces moet plaatsvinden om een steeds grotere omgeving van de nestplaats op te nemen. Sla je deze fase over dan vliegen de jonge vogels te ver van de kooi weg en kunnen deze niet meer terugvinden. Van de eerste vijf uit de volière bij Austerlitz vrijgelaten jonge raven die al konden vliegen werden er drie na 3 weken dood teruggevonden. Een ander interessant aspect van de uitwenning wordt eveneens door Timmerman beschreven. Als men jonge en oude vogels tegelijk vrij laat op het moment dat de jongen al kunnen vliegen, dan verlaten de ouders de jongen. Wat is het geval?
De binding van de moeder met de jongen is op dat moment gering en ze zou wegvliegen, gevolgd door de vader, wiens band met de moeder dan sterker is dan met de jongen. Als de jongen nog kaal zijn is de binding van de moeder met de jongen het grootst, en kan de moeder worden vrijgelaten. Ze komt terug om de jongen te voeden. De vader heeft een zwakke binding met de jongen, maar hij blijft het vrouwtje, waarmee de binding sterker is roepen. Komen de jongen eenmaal in de veren dan is de situatie omgekeerd en wordt de binding van de vader met de jongen sterker en die van de moeder met de jongen minder. Dit is het moment om het mannetje uit te wennen. Als de jongen kunnen vliegen, worden ze vrijgelaten. De gezinsband is nu sterk genoeg en ze volgen de ouders. Deze in ons land gebruikte methode levert op het aantal vrijgelaten raven meer broedparen op dan in Duitsland en België waar andere methoden werden gebruikt. Door bij de kooivogels uit te gaan van vogels van diverse herkomst werd een gunstige uitgangspositie voor een gezonde populatie gecreëerd. In ons land waren de vogels afkomstig uit Sleeswijk-Holstein, de toenmalige DDR en uit Tsjecho-Slowakije en de uiteindelijk tot broeden komende 29
paren bestonden voor c.a. 50 % uit paren van verschillende herkomst. Wat de nestplaats betreft, bleek zowel een kast als een nest in de kooi gebruikt te worden. Uit onderzoek in verschillende landen blijkt dat de raaf als broedplaats de beste plaats kiest en zich niet laat leiden door de boomsoort. Er wordt ook gewisseld van boomsoort. In Europa bevinden nesten zich o.a. in beuken, dennen, essen, eiken, maar ook op rotsen. Vooral de structuur van de boom schijnt de doorslag te geven, hoogte, zon en bescherming zijn daarbij belangrijk. Raven broeden vroeg in het jaar, al in februari kunnen ze op de eieren zitten. De jongen vliegen eind april begin mei uit. Verstoring bij het nest door mensen is door het lang wegblijven van de oudervogels funest voor het broedsucces. Verstoring kan echter ook optreden door havik, buizend, zwarte kraai of ekster. In één geval werd vastgesteld dat een havik de takkelingen had gegrepen. Volgens de laatste atlastelling in Nederland mag het aantal broedparen
in ons land op 90 – 100 paar geschat worden. Er werden in die periode maximaal 91 territoria vastgesteld. Hoe de ontwikkeling in grote lijnen vanaf 1976, toen de eerste broedparen in het wild jongen grootbrachten is verlopen is in de grafiek te zien. Het eindresultaat is niet moeiteloos bereikt, opvallend is de daling van het aantal broedparen rond 1980. Naast broedparen zijn er ook territorium houdende paren, waarvan het broeden niet kon worden vastgesteld. Ook deze zijn in de tabel en in de grafiek opgenomen. Rondzwervende raven kunnen voor dispersie zorgen en zo nieuwe broedgebieden bevolken. (Verspreidingskaart op pag. 31) Hoe is het geheel verlopen? In de periode 1966-1977 werden in totaal 116 raven geïmporteerd, die in 11 kooien werden ondergebracht. De uitwenning van de jongen uit de kweekkooien vond tussen 1969 en 1992 plaats op de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug, in Groningen, Drente en in de Amsterdamse
Ravenparen in Nederland 1976 - 2000 120
Territoria
100
Broedparen 80 60 40 20 0 1976
30
1980
1984
1988
1992
1996
2000
de loop der jaren wel gestegen tot 2,2 jongen per broedpaar (1992), maar blijft nog achter bij dat in het buitenland (Wales 2,9; Zweden 3,8). De stijging van het broedsucces is echter hoopgevend en uitbreiding van het broedgebied in Duitsland in westelijke richting maakt in de toekomst uitwisseling van vogels mogelijk. De raven in ons land broeden voornamelijk in de grove den in een zelf gebouwd nest. In de zomermaanden zijn raven vaak ’s morgens vroeg te vinden op plaatsen waar voedsel door mensen wordt achtergelaten zoals op picknickplaatsen en Verspreiding raven in Nederland (1998-2000) terrassen van restaurants. Bron: SOVON In de winter moeten ze het waterleidingduinen. Vanaf de eerste hebben van kadavers, het weidsel dat broedgevallen in 1976 (Utrechtse bij de jacht in het veld achterblijft en Heuvelrug) stijgt het aantal alles wat op een of andere manier broedparen tot 10 in 1979. (8 Veluwe; verteerbaar is. In het voorjaar voeden 1 Utrechtse Heuvelrug; 1 Zuid- ze zich met insecten, kadavers en Hollandse duinen). De dip kwam in nageboorten van schapen in het veld, 1980 toen alleen op de Veluwe 7 paren verkeersslachtoffers langs de wegen, broedden. Het volgende jaar daalde maar ze schooieren ook langs het het aantal tot 4, waarbij n.b. slechts strand hun kostje bij elkaar. Met Pasen één paar 3 jongen groot bracht (zie lijken raven ook paaseieren te eten tabel). De teruggang wordt geweten blijkens een beschilderde eischaal aan kap van een nestboom, onder een nest in het Staatsvergiftiging van een adulte vogel van wildreservaat. een broedpaar en bezetting van een Raven blijven in een schaapskudde nest door een havik, maar er moet niet onopgemerkt door de eigenaren gezien het geringe aantal waarne- van de kudden. Ze worden daarbij mingen ook een grote sterfte hebben vaak beticht van de meest plaatsgevonden. Vanaf 1983 gaat het afschuwelijke slachtpartijen. In de de goede kant op en lijkt het er op dat eerste helft van de jaren negentig de raaf zijn plaats in Nederland weer waren er veel klachten van gevonden heeft. Het broedsucces is in veehouders in de staat Brandenburg 31
doodsoorzaak vast te stellen. Van de 391 geënquêteerde 1976 3 1 1 0 1 1 0 0 0 5 1,7 rundveehouders 1977 4 1 2 0 0 2 0 0 0 6 1,5 reageerden er 207, 1978 4 2 3 0 0 1 0 0 0 3 0,8 waarvan er 50 1979 9 1 3 0 1 4 1 0 0 18 2,0 schade door raven 1980 7 1 1 1 3 2 0 0 0 13 1,9 1981 4 1 3 0 0 1 0 0 0 3 0,8 meldden. Van de 1982 4 1 2 0 1 0 0 0 1 8 2,0 100 schapenhouders 1983 4 2 2 0 1 0 0 1 0 7 1,8 reageerden er 51, 1984 5 3 3 0 1 0 0 1 0 7 1,4 waarvan 22 schade 1985 6 4 2 0 0 4 0 0 0 12 2,0 opgaven.15 scha1986 8 5 2 1 2 2 0 1 0 16 2,0 penhouders en 14 1987 12 5 2 3 3 2 0 2 0 25 2,1 rundveehouders wer1988 17 6 2 0 5 7 2 0 0 41 2,3 den bezocht en nader 1989 21 7 8 3 2 3 3 2 0 38 1,8 ondervraagd of om1990 34 12 4 3 13 8 4 2 0 79 2,3 dat de enquêtering 1991 40 20 6 3 13 12 6 0 0 89 2,2 1992 50 31 7 4 21 12 4 2 0 108 2,2 daartoe aanleiding 1993 45 36 6 3 14 15 7 0 0 104 2,3 gaf òf omdat er op 1994 49 38 10 7 11 11 3 0 0 88 1,5 één of ander wijze 1995 53 32 10 7 18 16 6 3 0 116 2,5 een melding van 1996 66 48 10 6 17 25 7 1 0 148 2,2 schade bekend werd. 1997 49 39 16 5 13 11 3 1 0 81 1,7 Bij een deel van de 1998 61 30 12 16 15 15 3 0 0 103 1,7 veehouders werd het 1999 51 38 9 5 16 14 5 1 0 104 2,0 probleem gerelati2000 59 28 16 13 12 12 4 1 0 94 1,6 veerd doordat de ondervraagden wel Broedsucces raven in Nederland 1976 - 2000 moesten toegeven (Duitsland) over de verliezen onder het dat het doden door de raven niet vastvee in de wei ten gevolge van raven. stond, omdat de dode dieren toch al Vooral schapen- en rundveehouders zwaar ziek waren en zonder meer klaagden over massale verliezen doodgegaan zouden zijn. Anderzijds onder jongvee en volwassen dieren. In werden troepen raven als bedreigend 1997 leidde dit tot het opzetten van ervaren. Een groot aantal op het een project aan de universiteit van eerste gezicht concrete schademelPotsdam waarbij een grootschalig dingen bleek volledig uit de lucht geonderzoek werd ingesteld naar de grepen. Een sterk voorbeeld daarvan wisselwerking tussen raven en vee. was een rundveebedrijf dat het verlies Daarvoor werd niet alleen veel van kalveren en koeien meldde. Een veldwerk verricht maar ook werden koe die een dag eerder nog in de stal klagende boeren geënquêteerd en stond, lag de volgende ochtend dood werd gevraagd bij optredende voor de stal en zou door tien raven uit verliezen onder het vee zo snel elkaar getrokken zijn. Bij het bezoek mogelijk contact op te nemen met de aan dit bedrijf was de eerste indruk onderzoekers, zodat op het vee sectie die van een bedrijf waar een ernstig verricht kon worden om de gebrek aan hygiëne heerste. Jaar
32
Broedparen
Territoria
Aantal nesten met -- jongen
0
1
2
3
4
5
6
Tot.
Gem.
De boerin brak het gesprek af omdat ze in samenwerking geen interesse meer had en zo waren er meer voorbeelden. In totaal werden 37 kadavers onderzocht (21 lammeren en 16 kalveren). Bij 2 lammeren was de doodsoorzaak niet meer te achterhalen, bij 18 wezen de verwondingen op infecties, slechte algemene conditie, zwakte vanaf de geboorte etc. Bij één lam was van een totaal andere doodsoorzaak sprake. Bij de kalveren was het verhaal al niet veel anders, ook zij waren allemaal aan een andere oorzaak overleden. Zo was bij één kalf één oog aangevreten, terwijl het ander oog nog gaaf was, doordat het kalf al dood op een kant lag. In het onderzoek werd ook gekeken naar verjagingmethoden. Deze bleken
niet te helpen, omdat raven zeer snel wennen aan verstoringen. Wat wel helpt is het de raven onmogelijk te maken bij voorraden voer te komen en tijdens de geboorte van lammeren de schapen zo veel mogelijk bij elkaar te houden onder een afdak of windscherm, zodat de raven niet worden aangetrokken door nageboorten. Al bij al een interessant en uitgebreid onderzoek dat duidelijk maakt dat klagers niet altijd gelijk hebben. Zou het in de Nederlandse landbouw anders zijn? In een Amerikaans vogelboek trof ik onderstaande beschrijving aan over de raaf. Het speelt zich af op de Canadese Magdalen Islands in de St. Lawrence baai.
“Toen de dikke mist als een sluier over de Magdelen Islands lag, het omringende water aan het oog onttrok en de nabije steile kegelvormige met gras bedekte heuvels er uit liet zien als zachtgroene wolken opgehangen in de lucht; toen niets anders werd gehoord dan het monotone nooit ophoudende geluid van de golven tegen de voet van de hoge klippen en de oostenwind, die van ijsbergen op de wijde oceaan komt, koud blies als de adem uit een graftombe; als alle voorwerpen zo misvormd en onwezenlijk lijken in het gedimde licht, dat je jezelf in een andere wereld waant; dan klinkt plotseling een scherp gekras, zo luid, dat je er van huivert. Iemand die niet ter plaatse bekend is, staart in verwondering rond, want er is nergens een levend wezen te bespeuren en de schreeuw was zo geheimzinnig en past zo perfect bij de droefgeestige omgeving, dat de suggestie gewekt wordt dat het een bovennatuurlijk geluid is. Opnieuw wordt de vreemde klank herhaald, dichterbij, scherper en echter, en dan ziet het oog geleid door het geluid een zwarte vorm door de mist glijden. Dan verschijnt er nog een en nog een, gevolgd door nog een aantal, terwijl de lucht vervuld is van een naargeestig gekras. Je kunt deze keer vaststellen dat de geheimzinnige klanken worden geproduceerd door raven die terugkeren van een rooftocht naar naburige eilanden, want deze zwarte piraten doen hun voordeel met de allesverhullende mist om de nesten te plunderen van verschillende zeevogels die hier broeden.” Ik hoop dat u er iets in herkent. Het bijzondere geluid van de raven op een stille wat mistige ochtend op onze Sallandse Heuvelrug. Het is er allemaal nog. 33
Literatuur: Rob G. Bijlsma e.a. Avifauna van Nederland 2 Algemene en schaarse vogels van Nederland 2001 ISBN 90-74345-21-2 C.J. Maynard geciteerd in Edward Howe Forbush’s “A Natural history of American Birds of Eastern and Central North America” Bramhall House New York Arend Timmerman Sr. “Herintroductie van de raaf als broedvogel” in Het Vogeljaar jrg.39 pag. 275 Th. A. Renssen “In 1979 hadden de in het wild levende raven een goed broedseizoen” in Het Vogeljaar jrg. 28 pag. 175 T.A. Renssen “Herintroductie van de raaf in Nederland” in Limosa jrg. 61 pag. 137 Arend Timmerman Sr. “Leven van en voor vogels” in Limosa jrg. 64 pag. 115 Thom A. Renssen en Rob L. Vogel “ Recente ontwikkelingen van de raaf in Nederland” in Limosa jrg. 66 pag. 107 Dr. Angelika Brehme, Prof. Dieter Wallschläger (Potsdam) und Dr. Torsten Langemach (Bückow/Nennhausen) “Klokraben und die Freilandhaltung von Weidetieren Untersuchungen aus dem Land Brandenburg” in Die Rabenvögel im Visier ISBN 3-89014174-9 Fred J. Alsop III “Birds of North America” ISBN 0-7894-9373-X
Henk Blok en Herman ter Stege “De Nederlandse Vogelnamen en hun betekenis” 1995 ISBN 90-9008646-3 Prof. Dr. K.H. Voous “Arend Timmerman Sr. en Thomas Anthony Renssen” in In de ban van vogels ISBN 90 5546 013 3 Prof. Dr. K.H. Voous “Atlas van de Europese vogels” Elsevier Amsterdam 1960 SOVON “Atlas van de Nederlandse broedvogels” ISBN 90-5011-161-0 The Complete Birds of the Western Palearctic on CD-Rom
Eef Jansen
Waarnemingen, inventarisaties en tellingen in Midden Overijssel In deze rubriek wordt een selectie van waarnemingen opgenomen die de afgelopen periode zijn gedaan in ons werkgebied. Alle waarnemingen worden ook in het archief van de VMO opgeslagen. Ik verzoek iedereen om alleen waarnemingen van, landelijk en/of voor ons werkgebied, zeldzame of schaarse soorten door te sturen. Daarnaast van kolonievogels en waarnemingen van bijzonder gedrag of aantallen van algemene soorten, overwinterende zomervogels en/of wintergasten. Waarnemingen volgende Caprimulgus vóór 1 augustus 2003 inzenden naar Gerrit Dommerholt: e-mail:
[email protected] tel. 06-48137236 / 0548–618423 Alleen waarnemingen waarbij aantal, evt. geslacht, datum, exacte plaats en naam van de waarnemer zijn vermeld, worden opgenomen. 34
Waarnemingen van 20 maart tot en met 31 mei 2003
Zwarte zwaan 16-4 Enterveen 16-4 (AL,AR) Kolgans 2 Reggearm Podt 30-4 (GD) Rotgans 2 Enterveen 21-3 (AL) Brandgans 1 ‘t Lochter Nijverdal 13-4 (JdV) Casarca 1 Het Goor Raalte 28-3 (NN) 2 SH Jodenbos 18-5 (PtD) Pijlstaart 2 Elsenerveld Borkeld 11-4 +16-4 (AL,AR) Wintertaling 1p Landgoed Vilsteren 13-4 (JvT) 1p Wierdense Veld 20-4 (JvT) 1v broedend Wierdense Veld 04-5 (GD) Zomertaling 1p Landgoed Vilsteren 13-4 (JvT) Blauwe kiekendief 1m SH Eindhovensbos 21-3 (PtD) 1m SH Jodenbos e.o. 28-3 (GD) 1m SH Sprengenberg 29-3 (GD) 1m SH Noetselerveld 02-4 (PtD) 1m SH Kleine Koningsbelt 03-4 (PtD) 1m SH Jodenbos e.o. 04-4 (PtD) 1m Heuversveld SH 12-4 (AL,JvT,GD) 1v? beigegeelbruin SH Noetselerveld 02-5 (RJ, GD) 1v SH Noetselerveld 30-5 laat in de tijd!! (PtD, GD) Bruine kiekendief 1v Wierdense Veld 04-5 (GD) Sperwer 1 Heide Hexel 21-4 (JvT) 1m ’t Reuveld 24-5 (NN) Havik 1 SH Oude Hellendoornse weg 12-4 (HR) 1 SH Helhuizen 12-4 (HR) 1m Borkeld, Grote Wakelveld 24-4 (AL, ThA) 1v SH Wolfsslenk naar Jodenbos 23-5 (RJ, GD) Boomvalk 1 Wierdense Veld 04-5 (GD) 1 SH Noetselerveld 13-5 (GD) Smelleken 1 Noetselerveld 01-5 (GD)
Korhoen 13ha + 8he max. aantal (uitsluitend) SH gehele periode (GD) 6ha + 4he SH 20-3 (JM) 6ha SH 17-4 (RL) Patrijs 1p Wolfsslenk 28-3 (GD) 1 Nijverdal 31-3 (JvT) 1 Regge Hulsen 5-4 (JvT) 1p Wierdense Veld 20-4 (JvT) 1 ’t Stort Twentekanaal 9-5 (AL) 1m ’t Reuveld Broekland 24-5 (NN) Scholekster 32 Regge Groot Lochter Nijverdal 13-4 (JdV) Kleine plevier 1 Het Goor Raalte 20-3 en 30-4 (NN) 1 nabij Regge Hulsen, westoever 20-4 (GD) 2 Domelaar Markelo 9-5 (AL) Wulp Aantal Het Goor Raalte 27-3 (NN) 1p Jodenbos SH 12-4 (AL,JvT,GD) 4p Haarlerberg-Jodenbos-SikkelboschNoetselerveld hele periode (GD) Regenwulp 34 Lemelerveld 18-4 (HH) 14 Boetelerenk Raalte 25-4 (NN) Grutto Aantal Het Goor Raalte 21-3 (NN) 6 ’t Reuveld Broekland 02-4 (NN) Tureluur Aantal Het Goor Raalte 27-3 (NN) 4 ’t Reuveld Broekland 05-4 (NN) 1p Landgoed Vilsteren 13-4 (JvT) 1 Wierdense Veld 20-4 (JvT) 1p nabij Regge Hulsen, westoever 20-4 (GD) Oeverloper 1 nabij Regge Hulsen, westoever 20-4 (GD) 2 Stuw Overwater 30-4 en 05-5 (GD) 1 Domelaar Markelo 9-5 (AL) Witgatje 3 Enterveen 26-3 (JM) 1 Wierdense Veld 27-3 (JdV) 1 Enterveen 29-3 (AL) 1 ‘ Lochter Nijverdal 13-4 (JdV) 1 nabij Regge Hulsen, westoever 20-4 (GD)
35
Waarnemingen van 20 maart tot en met 31 mei 2003
Houtsnip 1 SH Rietslenk 01-5 (GD) Watersnip 1 balts Het Goor Raalte 20-3 en 27-3 (NN) 1 Landgoed Vilsteren 13-4 (JvT) 3 Wierdense Veld 04-5 (GD) Bokje 3 Het Goor Raalte 29-3 (NN) Visdief 2 Het Goor Raalte 16-5 (NN) Zomertortel 2 Borkeld 9-5 (AL) 1 SH Jodenbos 24-5 (GD) Kerkuil 1p met 3 jongen Hulsen Overwater (GD) Ransuil 1p Hulsen hele periode (GD) Bosuil 1 SH 3-5 (EJ) Steenuil 1m Hulsen Overwater 23-3 (GD) 1p Hulsen Jipkesbelt 01-4 (GD) 1p Hulsen N-Hoofddijk 26-4 (GD) Nachtzwaluw 1m SH Rietslenk 03-5 (EJ) IJsvogel 1 Regge Overwater 5-4 (JvT) Kleine bonte specht 1 Hulsen bos voetbalveld 23-3 (GD) 1 SH Pouliesbos Nijverdal 6-4 (JvT) 1 nabij Regge Hulsen westoever 23-4 (JdV) Veldleeuwerik 1 Landgoed Vilsteren 13-4 (JvT) 1 Heide Hexel 21-4 (JvT) ca. 12m/territotia SH Rietslenk-WolfsslenkNoetselerveld west 02-5 (RJ, GD) Boomleeuwerik 1 Wolfsslenk-Holterweg 22-3 (GD) 1 Haarlerberg 12-4 (AL,JvT,GD) 1 Heide Hexel 21-4 (JvT) Gele kwikstaart 1p ’t Reuveld Broekland 24-5 (NN) Pestvogel 42 SH Sprengenberg 20-3 (JM) 25 SH Beltmansbos (29-3) (HR) Aantal SH 17-4 (RL) 52 SH Kleine Koningsbelt 20-4 (GD)
36
Nachtegaal 2 ’t Stort Twentekanaal 4-5 (AL) 1 Schipbeek 4-5 (AL) 5 ’t Stort Twentekanaal 9-5 (AL) Roodborsttapuit 4m SH 12-4 (AL,JvT,GD) 1 Wierdense Veld 20-4 (JvT) 1 Heide Hexel 21-4 (JvT) ca. 23m/territotia SH Rietslenk-WolfsslenkNoetselerveld west 02-5 (RJ, GD) Tapuit 1m Haarlerberg 12-4 (AL,JvT,GD) 1 Enterveen 28-4 (AL) 1m Nijverdal ’t Lochter 7-5 (JdV) 4m SH Noetselerveld 21-5 (GD) 2 m+v SH Noetselerveld 23-5 (GD) Beflijster Aantal SH 17-4 (RL) 2? SH Wolfsslenk 17-4 (HH) 2m+1v nabij Regge Hulsen, westoever 20-4 (GD) 1m SH Jodenbos 23-4 (GD) 2m+1v SH Sikkelbosch 02-5 (RJ, GD) Kramsvogel 100 Regge Kalvenhaar 20-3 (GD) 80 o.t. Regge Hulsen 5-4 (JvT) Koperwiek 8-10 fouragerend Pouliesbos 19-3 (GD) 1 zingend De Hoch Borkeld 27-3 (AL) Klein aantal Regge Hulsen 5-4 (JvT) Spotvogel 1 zingend Hulsen Buizerdweg 05-5 (GD) 1 zingend Hulsen atletiekbaan 13-5 (GD) Braamsluiper 2 zingend Hulsen 25-4 (GD) 1 zingend eigen tuin v.a 04-5 (GD) Fluiter 1 SH Pouliesbos 21-4 (JvT) 1 SH Paltheweg 26-4 (GD) 1 SH Noetselerberg 01-5 (GD) 1 Lemelerberg 4-5 (HH) 1 Herikerberg 12-5 (AL) 1 Borkeld 17-5 (AL) Witkopstaartmees 1 SH Beltmansbos 22-3 (HR)
Waarnemingen van 20 maart tot en met 31 mei 2003
Grauwe klauwier 1m SH Sasbrinkven e.o. 26-5 (EJ) en 28-5 (GD) Klapekster 1 SH Sprengenberg 20-3 (JM) 1v SH Kleine Koningsbelt 26-3 (PtD) 1 SH Heide Hexel 21-4 (JvT) Wielewaal 1 Lemelerberg 4-5 (HH) 2 m+v Wierdense Veld spoordijk 05-5 (GD) 1 Hellendoorn Mekkelinkweg 11-5 (JvT) 1 Hochtweg Markelo 15-5 (AL) 1 Markeloseberg 15-5 (AL) 1 Borkeld 17-5 (AL) 1m zingend SH Jodenbos e.o nieuwe heidesrt? 23-5 (GD)
Afkortingen en omgeving overvliegend overtrekkend juveniel man vrouw paar haan hen territorium Boetelerveld (218;486) de Heerd Raalte DHR (215;487) Elshof (210;491) Eh. ‘t Goor, Raalte (213;487) GR Gravenweg Laag GwLZ Zuthem (208;406) Rendac N35 Nijverdal (226;487) Reuveld (210;487) Rv Sallandse heuvelrug SH Waterzuivering Wz e.o. ov ot juv m v p ha he ter Bv
Raaf 1 Sprengenberg 03-5 (GD) Keep 20 SH Holterheide 12-4 (HR) Appelvink 1 SH Wullenberg 03-5 (GD) 1 Nijverdal 6-5 (JvT) Geelgors 1 Holterenk 22-3 (HR) 1 Duitse Bocht SH 28-3 (GD) 3 Landgoed Vilsteren 13-4 (JvT) 8 territoria fietsend van Haarle-Lettele 16-4 (GD) 1 Heide Hexel 21-4 (JvT)
AL AR EJ ER GD HH HR HV Jd V JM JvT NN PtD RJ RL Th A
Waarnemers Arie Langendoen Arie Rouwhof Eef Jansen Eef Roelofs Gerrit Dommerholt Hanneke Huiskamp Henk Roelofs Herman Veerbeek Jacob de Vries Jan Meijerink Jos van Tongeren Kennis van HH Paul ten Den Roel Janssen Richard Lucas Theo Aarsen
Een goede waarnemer behoeft geen krans
37
Nieuws van de Sprengenberg (Herman Veerbeek) 6 beflijsters nabij Bergweg Haarle 15 april 4 gele kwikstaarten Slingerweide begin mei 3 jonge raven uitgevlogen 26 april Nijlgans met 4 jongen, uitgebroed op Eendenplas 13 mei 2 kuifeenden Eendenplas 7 mei gierzwaluwen, eerste ex. terug rond Palthetoren.
De meeste rondes zitten er helaas al weer op, waarbij een aantal mensen ondertussen een redelijk slaaptekort hebben opgelopen! Het blijkt een echt fluiterjaar te zijn, gezien het aantal waarnemingen verspreid door het gebied. In het inventarisatieverslag wat na de zomervakantie wordt samengesteld, kunnen jullie uitgebreid lezen welke soorten en aantallen in 2003 in de geïnventariseerde gebieden zijn waargenomen.
Rare vogels………..
Tellingen voorjaar 2003
Een zwemmende scholekster in het Enterveen (AL) Een gekraagde roodstaart nestelend in een kauwen nest in een torenvalkenkast op de Borkeld (EJ) Een boomkruiper nestelend in een, verlaten, buizerdnest op de Borkeld (EJ) Een wielewaal man zingend in een dode den op de Haarlerberg (nieuwe heidesoort??!!) (GD)
Korhoen simultaantellingen Op 23 en 29 april en 7 mei hebben leden van de VMO meegewerkt aan de jaarlijkse korhoentelling. Ondanks een morgen met langdurig mist, een andere morgen met veel regen en een laatste telling met goed weer kon een goed beeld worden verkregen van het aantal korhanen in 2003. Na verwerking van de telformulieren blijken er maximaal 13 hanen geteld te zijn. Een positief beeld ten opzichte van vorig jaar.
23 april
Inventarisaties voorjaar 2003 Dit voorjaar zijn en worden door leden van de VMO de volgende inventarisaties uitgevoerd: BMP-A SH Pouliesbos BMP-A SH Rietslenk Noord en Noetselerberg BMP-A SH Beltmansbos en Plaggenweg BMP-A Borkeld Roofvogels Borkeld Roofvogels SH zuid van N35 BMP-B SH Rietslenk-Wolfsslenk west-Noetselerveld 38
Korhoen lijntransecttelling (IKA-methode) Een nieuwe telling die binnenkort door Paul ten Den en Gerrit Dommerholt wordt opgestart en in ieder geval tot het einde van dit jaar duurt. Om de 14 dagen wordt het gehele heidegebied van de Sallandse Heuvelrug geteld. Hierbij zijn ca. 8 leden van de VMO betrokken.
Nachtzwaluwtelling Op 20 en 27 juni en 4 juli vindt op de Sallandse Heuvelrug de jaarlijkse nachtzwaluwtelling plaats. Deze telling wordt gecoördineerd door de VMO en behalve door VMO-leden wordt ook geteld door mensen van de vogelwerkgroep van het IVN, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. IJsvogel en grote gele kwikstaart telling Voor het derde opeenvolgende jaar wordt in geheel Twente deze telling gehouden.
Wij nemen de Regge vanaf de vistrap tot aan de vistrap Overwa-ter voor onze rekening. Wat de ijsvogel betreft, lijkt 2003 veel minder op te leveren dan de succesvolle jaren 2001 en 2002. Waarschijnlijk heeft de laatste strenge vorstperiode veel slachtoffers geëist. De grote gele kwikstaart is tot op heden niet broedend aangetroffen. Tijdens de voorjaarstrek zijn wel een aantal exemplaren langs de Regge gesignaleerd. Dus wie weet een soort voor de toekomst.
Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug i.o. In deze rubriek wordt actuele informatie gepresenteerd over het Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug i.o. Contactpersoon namens de VMO voor het Overlegorgaan is Gerrit Dommerholt. Dus voor alle vragen en/of opmerkingen graag bellen (06.48137236) of mailen (
[email protected]).
Wat te doen wanneer je een Korhoen of een andere bijzonderheid ziet op de heuvelrug? Het gaat weer wat beter met het korhoen op de Sallandse Heuvelrug. Dit voorjaar zijn er 13 tot 14 hanen geteld. Dat is 5 meer dan vorig jaar. Ongeveer de helft van deze hanen bleek jong te zijn. De voortplanting is dus zeer goed geweest vorig jaar, terwijl de verliezen door o.a. sterfte vrij gering waren. Ook voor dit jaar zijn de vooruitzichten niet ongunstig (koude, droge winter). Voor de korte termijn lijkt er dus nog hoop te zijn. Het blijft echter onduide-
lijk of de populatie het op de wat langere termijn zal redden. Er zijn nog te veel vragen onbeantwoord en het beheer is in de afgelopen 10-15 jaar onvoldoende geëvalueerd. Mede hierom heeft de stuurgroep “Nationaal Park” besloten aanvullend onderzoek te ondersteunen (naast de bestaande tellingen). Dit onderzoek, dat onder leiding van Alterra zal plaatsvinden, is er onder andere op gericht om beter inzicht te krijgen in het terreingebruik van de korhoenders, zonder daarbij de populatie te belasten. Hiertoe zullen regelmatig vaste routes (uitsluitend wegen en paden) in het gebied lopend of per fiets worden afgelegd, waarbij alle waarnemingen 39
van korhoenders en andere karakteristieke heidesoorten nauwkeurig worden vastgelegd. Hierbij is een aantal vrijwilligers van de Vogelwerkgroep Midden Overijssel nauw betrokken. Ook zal getracht worden allerlei andere bijzonderheden van korhoenders te verzamelen. Dit zijn waarnemingen die terloops worden gedaan door terreinbeheerders, vogelaars, vrijwilligers en recreanten, waarmee tot op heden weinig werd gedaan. Daarom deze oproep: Korhoenders of andere bijzonderheden gezien? Meld het ons!!! Het gaat daarbij om alle waarnemingen van korhoenders m.u.v. waarnemingen van baltsende hanen op de bekende baltsplaatsen in de periode maart t/m mei. De waarnemingen kunnen worden gemeld via een hiervoor opgestelde invullijst. Het is wel belangrijk om daarbij zo nauwkeurig mogelijk de waarnemingsplaats vast te leggen. Deze kan, voorzien van volgnummer, worden ingetekend op een kaartje van de heuvelrug of middels coördinaten worden ingevuld op de lijst. Zinvolle gegevens om te vermelden zijn verder: het aantal dieren, de sekse, het gedrag (baltsen, foerageren, rusten, poetsen, waken), het vegetatietype (b.v. bos, heide, grasland) en de positie (in de heide, in een boom, overvliegend, opgejaagd) waarin ze zich bevinden. De lijsten en de kaartjes kunnen worden opgevraagd bij Gerrit Dommerholt:
[email protected] Paul ten Den:
[email protected]. 40
Ze zijn binnenkort mogelijk ook van de website van de VMO te downloaden of interactief in te vullen. Daarnaast zullen deze invullijsten en kaartjes op een aantal plaatsen worden opgehangen (b.v. bezoekerscentrum SBB, werkschuur NM). Het gaat overigens niet alleen om korhoenders. Ook waarnemingen van andere bijzondere soorten zoals b.v. klapekster, blauwe kiekendief, grauwe klauwier, gladde slang, das, aardbeivlinder, kommavlinder, heideblauwtje, blauwvleugelsprinkhaan etc, zijn welkom. Naast het genoemde zal Alterra dit jaar nog ander onderzoek verrichten aan het korhoen. Onder meer modelonderzoek naar de minimale omvang van een duurzame populatie en de minimale omvang van het leefgebied voor zo’n duurzame populatie. Ook zullen veren worden verzameld voor genetisch-onderzoek (DNAfingerprinting). Paul ten Den en Gerrit Dommerholt.
Snelheidsremmers??? Jullie hebben het vast al gemerkt: de gemeenten Hellendoorn en Holten hebben kosten noch moeite gespaard om op de Toeristenweg snelheidsbeperkende maatregelen te treffen. Alleen is de grote vraag…..wat wordt beoogd? De drempels zijn gemakkelijk met 70 km/u te nemen en de asfaltbaan vanaf de Diepe Hel tot in Holten zou op een formule 1 circuit niet misstaan. De gevolgen laten zich raden: het vele woonwerkverkeer wordt haast gestimuleerd dit snelle circuit te kiezen…..
Overleg Op 16 juni wordt voor genodigden het Beheer- en Inrichtingsplan besproken. Gerrit Dommerholt zal de VMO vertegenwoordigen. Gerrit Dommerholt
Vrijwilligersbijeenkomst, 2 april 2003 Op 2 april 2003 werd in Restaurant De Wielen op de Holterberg door het overlegorgaan Nationaal Park (NP) i.o. de Sallandse Heuvelrug een vrijwilligersbijeenkomst georganiseerd. De eerste spreker gaf een goede samenvatting van studies over het NP zoals over ecologische waarden en van voorstellen voor vervolgonderzoek. Landschappen, vegetatie, flora en fauna kwamen ter sprake. Vooral de vegetatiekaart is daarbij belangrijk om de ontwikkelingen in het gebied te kunnen volgen. Ongeveer 20 % van het NP bestaat uit heide, de helft hiervan met blauwe en/ of rode bosbes ook wel vossebes genoemd. Van de 70 % die bebost is, bestaat het grootste deel uit naaldbos. De bossen zijn over het algemeen vrij arm. De flora is niet erg soortenrijk. De situatie m.b.t. het aantal korhoenders is niet dramatisch, want spreker c.s. verwachten dat de korhoenstand weer omhoog zal gaan. Belangrijkste conclusies waren: - de relaties met omliggende gebieden moeten worden verbeterd. - er moet meer en beter onderzoek worden gedaan.
- het overlegorgaan NP zal bij de ontwikkeling een stimulerende rol kunnen vervullen. De overheid in Brussel heeft een vogelen een habitatrichtlijn uitgegeven. Kort samengevat is de inhoud daarvan: “kwetsbare waarden ontzien”. Nederland moet hierover rapporteren aan Brussel. Fred Roelofs hield vervolgens een mooi verhaal over de bos- en de kerkuil. Er zijn in het NP ongeveer 50 nestkasten opgehangen voor de bosuil. Deze worden 4 maal per broedseizoen gecontroleerd. De bosuilbalts begint al in december, we horen ze dan luid roepen. De meeste bosuilen hebben 15-20 maart eieren, waarna de eerste controle volgt. De moederuil en de jongen worden geringd. Soms vliegen de jongen eind mei uit, soms zitten de moeders in juni nog op de eieren. In de jaren 1998, 1999 en 2000 waren er veel jongen. In 2002 was het aantal kleiner. In 2003 is het even afwachten: van de uilen broeden er 20-60% niet. Het onderzoeksbureau Alterra stelt voor nog eens 500 ha bos te kappen ten gunste van het korhoen. Het Overlegorgaan van het NP heeft daaromtrent een afwachtende houding aangenomen en wil eerst nader onderzoek. Hieraan kunnen vrijwilligers een belangrijke bijdrage leveren. Dit onderzoek zal de volgende vragen moeten beantwoorden. - Hoe is het gebruik van de terreinen nu? - Hoe is het broedsucces? De terreinbeheerders, waaronder Staatsbosbeheer (SBB) als grootste
41
eigenaar in het NP, willen monitoring op kwaliteitswaarden. Zij hebben zitting in het overlegorgaan NP waar de activiteiten van de verschillende belangengroepen worden gebundeld en dat ongeveer november 2003 een beleidsplan zal presenteren. Met elke groep worden dus afspraken gemaakt over wat er moet worden gedaan om de huidige waarden te behouden en verder over wat er jaarlijks moet worden gedaan om de kwaliteit te verbeteren.
De secretaris van het Overlegorgaan van het NP, Herman Reimerink, besloot de avond met de zinsnede: “Wij hebben een mooi park en we hopen dat het nog mooier wordt”. Deze bijeenkomsten zullen elk half jaar worden gehouden, afwisselend aan de Noord- en aan de Zuidzijde van het gebied. Meer gegevens kunt u vinden op www.sallandseheuvelrug.nl Hugo de Vries
Uit de media Het mannetje met de felstgekleurde snavel is het gezondst - NRC 5 april 2003 Brits en Franse onderzoekers ontdekten onafhankelijk van elkaar dat de snavelkleur bij merels en zebravinken een indicatie vormt voor de gezondheid van de vogel. De carotenoïden die de kleur van de snavel bepalen, spelen hierbij een rol. Zij stimuleren de productie van antilichamen en bieden ook nog bescherming tegen agressieve moleculen die ontstaan bij een immuunreactie. Een blekere snavel duidt dus op een minder gezonde vogel. Ook bleek dat de merels met oranje snavel hun territorium feller verdedigen en dat ze op een bleeksnavelige merel veel minder reageren. Brits onderzoek aan zebravinken bevestigt de uitkomsten van dit Franse onderzoek. En nu maar in onze tuin kijken hoe gezond de merelmannen zijn. 42
Een gestoorde fitis - NRC 5 april 2003 Koos van Zomeren gaat in zijn rubriek “De levende have” in op de invloeden van aanleg van wegen op vogels. Op zijn zoektocht naar gegevens kreeg hij van Rijkswaterstaat een 4 kg zware vracht aan brochures en nota’s tot zijn beschikking. Bij verkeerswegen worden 4 soorten effecten op de natuur onderscheiden: vernietiging van de biotoop, vernietiging van leven, versnippering en verstoring. Per kilometer snelweg van twee maal twee rijstroken moet je op 5 ha biotoopvernietiging rekenen. Bij elkaar beslaan verharde wegen buiten de bebouwde kom 3% van het landoppervlak en nemen daarmee meer ruimte in beslag dan de natuurreservaten. Doodgereden dieren (ettelijke miljoenen per jaar) worden via een determinatiegidsje op naam gebracht. Kleiner dan 4-6 cm valt buiten de boot. Wegen vormen
voor dieren vaak een onneembare barrière, waardoor geïsoleerde deelpopulaties ontstaan. In juli 2001 werd in “De levende natuur” een overzicht opgenomen over de minimale oppervlakte heide die bepaalde soorten nodig hebben om te kunnen overleven.. De oppervlaktes van de heidevelden in ons land blijken vrijwel allemaal onder de 10 ha te liggen. Afgezien van de kwaliteit van de heidevelden is hier aan te zien dat alle dieren die op deze heidevelden zijn aangewezen praktisch kansloos zijn en daartoe behoort ook het korhoen. Verstoring door aanleg van wegen is echter ook voor veel vogels een reden het veld te ruimen. Van Zomeren haalt de kraanvogel aan die weidse panorama’s nodig heeft zonder onrust. Een ander effect van verstoring werd vastgesteld bij onderzoek naar de fitis. Jonge mannetjes zoeken voor ze op wintertrek gaan naar een geschikte plek voor het volgende voorjaar. Ze letten daarbij op ruimtelijke spreiding en kennelijk niet op geluidshinder. De territoria langs snelwegen raken zo weer bezet. De mannetjes zitten echter voor niets te zingen, want hun geluid wordt vervormd en overstemd door het voortrazende verkeer. De vrouwtjes laten zich dan niet verleiden. Na het broedseizoen vestigt zo’n mannetje zich ergens anders. Dat zal echter niet vaak gebeuren, want een fitis wordt gemiddeld 1,8 jaar oud. Andere vogels redden zich beter doordat ze een scheller stemgeluid hebben. Interessant artikel, het lezen waard. Van Zomeren besluit met de opmerking dat er voor dieren eigenlijk nooit iets verandert. Zij doen maar, ze leven waar het kan, sterven waar het moet en wij zitten met de problemen.
Een plompe pechvogel - NRC 10 april 2003 Bespreking van het recent verschenen boek “De dodo, portret van een pechvogel”. De auteur Jan den Hengst reconstrueert in zijn boek de geheimzinnige geschiedenis van deze vogel. Nederlanders lieten zich niet onbetuigd in het uitroeien van deze soort. Eigenlijk weet men weinig van deze vogel. Hij is uitgestorven in 1681, maar hoe hij er precies uitzag is niet bekend. De dodo was zo groot als een gans en met een gewicht van 23 kg niet in staat te vliegen. De haaksnavel schijnt wel tot de gereedschappen van de vogel te hebben behoord, over het verenkleed is niet veel bekend. De tekenaars die de vogel naar een opgezet exemplaar tekenden, realiseerden zich niet dat vaak deze opgezette vogels met extra kleurige veren van andere vogels werden opgesierd. Op Mauritius in de Indische Oceaan, het enige eiland waar de dodo leefde, had de soort geen natuurlijke vijanden en hij werd dus een gemakkelijke prooi voor de mensen. De dodo, ook wel dodaars of dronte genoemd, werd door zeelieden massaal afgeslacht en dat alleen als spel. De vogel was niet goed eetbaar op borst en maag na. De dodo wordt niet voor niets walgvogel genoemd. Op oude schilderijen figureert de dodo soms, tegenwoordig siert hij T-shirts en stropdassen. De fantastische verhalen over de dodo ontstonden doordat zeelieden bij thuiskomst over deze vogel vertelden. De schrijver heeft veel onderzoek gedaan in oude scheepsjournalen en in een paar musea die iets van de dodo bewaren. Dat is overigens niet veel: een schedel, een stuk snavel en 43
een poot, alles met elkaar gemakkelijk op de bagagedrager van een fiets te vervoeren aldus schrijver Jan Wolkers, die het boek “De Walgvogel” aan de ondergang van de dodo wijdde. Lawaaipapegaai -Tubantia 8 april 2003 Kolonies krijsende roeken verstoren de rust in de woonwijken in Twente en de Achterhoek. Jos Oude Nijhuis luidt de noodklok. De roek rukt op, het aantal in Nederland groeit. In onze regio werden vorig jaar 71 kolonies met 3260 broedparen geteld. Het gaat hier echter steeds om kleine kolonies. De grootste kolonie in Gramsbergen (1410 broedparen) komt in het verhaal niet voor. In het artikel wordt goed aangegeven dat het aantal roeken in de jaren zeventig door het gebruik van pesticiden in de landbouw was teruggelopen tot 20.000 paar, nu is dat weer 70.000. De roek is een typische vogel van graslanden met boomgroepen waarin de kolonie nestelt. Veel boeren hebben een hekel aan roeken, grotendeels ten onrechte aldus de schrijver, want de roeken eten ontzettend veel emelten, die voor grasland bijzonder schadelijk zijn. Het stukmaken van plasticafdekking over maïshopen is meestal niet het werk van de roek maar van de zwarte kraai. Veranderingen van de stedelijke omgeving, oudere bomen in de parken, sportvelden die als foerageergebied worden gebruikt, zijn er de oorzaak van dat de roek steeds dichter bij de menselijke bewoning komt. Oude Nijhuis citeert ook de roekenspecialist Arend van Dijk, die opmerkt dat het verstoren van broedpogingen niet helpt omdat daar44
door de kolonie zich opsplitst in een aantal kleinere. Dat blijkt ook uit de in het artikel opgenomen gegevens van de 71 kolonies. Door het publiek wordt de roek vaak verward met de zwarte kraai, aldus de schrijver. Jammer dat hij bij het artikel drie foto’s plaatst, waarbij één met het onderschrift “De kraai” een opname blijkt te zijn van een in een trui gehulde kauw. Wel een aardig artikel, maar de schrijver zou toch eens met de VMO op excursie moeten gaan. Seychellenzangers herkennen broers en zussen aan de moeder - NRC 12 april 2003 Vrouwelijke kuikens van de Seychellenzanger (Acrocephalus sechellensis) blijven bij ruimtegebrek in de buurt van het ouderlijk nest rondhangen. Ze zoeken voedsel voor het nieuwe broedsel in het ouderlijk nest, waardoor meer zussen en broers uitvliegen. Het aantal uitgevlogen jongen stijgt daardoor met 17 %. De gezinshulpen treden alleen op bij het nest van de moeder, de eventuele vreemde vader heeft op het gedrag geen invloed. Er wordt dus ook gezorgd voor halfbroers en zussen. Uit DNA analyse bleek dat ongeveer de helft van de jongen van een andere vader zijn. Het onderzoek werd uitgevoerd door studenten van de universiteiten van Sheffield (GB) en Groningen De koe blijft op stal om de grutto te sparen -NRC 22 april 2003 Een positief bericht over een actie van een aantal boeren die proberen de gruttostand weer op peil te brengen. Boer Lambalk uit Nes aan de Amstel vertelt hoe hij de bedrijfsvoering
aanpast aan de broedcyclus van de grutto. Later maaien en minder snel vee in de wei komen de grutto ten goede. De actie die onder meer wordt ondersteund door de Nationale postcode loterij is geïnitieerd door Vogelbescherming Nederland, Landschapbeheer Nederland en de organisatie Boerennatuur. Deelnemende boeren worden schadeloos gesteld voor de verminderde opbrengst door aangepaste bedrijfsvoering. Onderzoeksinstituut Alterra zorgt voor de wetenschappelijke begeleiding van het project. Vogelbescherming Nederland hoopt dat het project Nederland-Gruttoland een pilotfunctie zal vervullen voor een ander plattelandsbeleid. Men denkt daarbij ook over de grenzen en hoopt dat binnen de nieuwe lidstaten van de Europese Unie niet dezelfde fouten gemaakt worden als in ons land. Willen we alleen parken of natuur? -NRC 23 april 2003 In een interview geeft Pieter van Vollenhoven in zijn functie van voorzitter van het Nationaal Groenfonds zijn visie over het aankoopbeleid van de regering inzake gronden voor natuurbeleid. De voorzitter twijfelt sterk aan de haalbaarheid van het beleid dat het demissionaire kabinet Balkenende heeft ingezet. Minder aankopen, uitstellen van het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur, meer boeren en particulieren inschakelen: het zijn allemaal tekenen die in een verkeerde richting wijzen. Als belangrijkste probleem signaleert hij de versnippering van de natuur. Als verbindingen tussen natuurgebieden ontbreken zullen flora en fauna bij het
minste of geringste verdwijnen omdat ze geen kant meer op kunnen. Een jaar niet aankopen kan zeer slecht uitpakken omdat in die jaren andere kopers zich kunnen aandienen. Het landbouwareaal is de afgelopen eeuw in Nederland niet veel veranderd en bedraagt nog steeds zo’n 69 %. De bebouwing is echter van 5% in 1900 gestegen tot 15% in 2000. Hiertegenover daalde het aandeel bos en natuur van 28% in 1900 tot 16% in 2000. Van Vollenhoven signaleert dat natuurgebieden wel begrensd zijn, maar dat een garantie tegen bebouwing ontbreekt. Een visie die toekomstige kabinetten beter ter harte zouden kunnen nemen. De toekomst zal leren of dat ook gebeurt. Weidevogel hoeft niet in biowei -NRC 5 april 2003 Op Zeeuws boerenland, waar niet wordt gemest en waar subsidie wordt gegeven voor aangepast maaien zitten meer weidevogels dan op intensief beheerde percelen. Dit positieve onderscheid ontstaat niet door het aanpaste beheer maar in de eerste plaats door de hogere grondwaterstand op de betreffende percelen. Onderzoek naar de effectiviteit van 7 jaar agrarisch natuurbeheer in Zeeland werd uitgevoerd door medewerkers van de Universiteit van Wageningen. Een heranalyse van eerdere uitkomsten waaruit bleek dat agrarisch natuurbeheer minder effectief is dan gehoopt liet zien dat percelen met z.g. weidevogelpakketten meer weidevogels herbergden dan percelen zonder die pakketten. 45
Dit resultaat komt echter niet op het conto van het andere beheer, maar doordat deze graslanden zonder de extra maatregelen al geschikter zijn voor weidevogels. Ontsnippering en compensatie -NRC 13 april 2003 In zijn rubriek “De levende have” besteedt Koos van Zomeren aandacht aan de vele maatregelen die genomen moeten worden om het verlies van natuurgebieden door wegenaanleg e.d. te compenseren. 600 Dassentunnels moeten inmiddels in ons land de das een veilige overtocht garanderen. Toch blijkt er net als voorheen nog steeds 20% van de populatie te worden doodgereden, zij het nu niet meer op de snelwegen maar vooral op landweggetjes. Het verkeer blijft daarmee voor de inmiddels tot 3500 exemplaren gegroeide dassenpopulatie doodsoorzaak nummer 1. De vraag om maatregelen is vooral ontstaan na de plannen voor de A37 en de vereniging “Das en Boom”. Bij de aanleg van de A37 via het zeer omstreden tracé langs de oostelijke oever van de Maas in Limburg is een bedrag van 80 miljoen euro (10% van de totale bouwsom) nodig voor natuurcompenserende maatregelen. Rijkswaterstaat heeft een bedrag van 5 à 7 miljoen euro per jaar beschikbaar voor ontsnippering en compensatie, het soort maatregelen zoals hiervoor beschreven. Kleinere projecten proberen dieren verder van de weg te houden. Zo werden in Flevoland langs de A6 wegbermen minder gemaaid om muizenvangst door kerkuilen te bemoeilijken. De uilen zouden dan wel verder van de weg in veiliger gebieden 46
gaan jagen. Een maatregel zonder resultaat, niet de rijkdom van de berm maar de ecologische armoede van het achterland geeft de doorslag. In de gemeente Brummen probeert men dit probleem op te lossen door in de berm meidoorns te plaatsen. Dan worden er dus zangvogeltjes doodgereden. Wat is Nederland toch dol op dieren verzucht Van Zomeren tenslotte. Winterharde zwiepstaarten -NRC 24 april 2003 Successtory over de halsbandparkieten. In Nederland leven inmiddels 2000 stuks, die zich vooral in de grote steden ophouden in stadsparken. De hoofdmoot zit in Amsterdam en Den Haag, maar ook Delft en Haarlem hebben inmiddels broedende halsbandparkieten. Rob Vogel van SOVON is er niet blij mee. Hij rekent de parkieten onder de geïntroduceerde exoten, waartoe ook rotsduif, fazant, mandarijneend, zwarte zwaan en nijlgans behoren. Zij broeden inmiddels ook in ons land. Andere nieuwkomers zijn nog de Chileense flamingo, de rosse stekelstaart, de heilige ibis en de Indische gans. Het gevaar is niet denkbeeldig dat de exoten de plaats gaan innemen van inheemse broedvogels. Al te dramatisch wil Vogel er ook niet over doen, omdat de omvang van de populaties relatief gering is. Zo zullen halsbandparkieten als holenbroeders spechtenholen gebruiken, die anders door spechten of ander holenbroeders gebruikt konden worden. In stadsparken zijn die echter sporadisch aanwezig en buiten de stadskernen overleeft de opvallend
gekleurde parkiet niet door predatie en het gemis aan het bijvoederen door het publiek. Voedselvoorkeur bepaalt sekseverschil in kolibrie-snavels NRC 26 april 2003 De verschillen in snavelvorm en afmeting bij mannetjes en vrouwtjes van de granaatkolibrie (Eulampis jugularis) worden bepaald door de vorm van de Heliconia-bloemen, die het voedsel voor de kolibries bevatten. De mannetjes gebruiken ondiepe bloemen, de vrouwtjes met hun langere snavel diepe bloemen. De afhankelijkheid van kolibrie en bloem is wederzijds, voor de bestuiving van de planten zijn deze afhankelijk van de kolibries. De mannetjes zijn zwaarder doordat ze foerageren op een Heliconiasoort met meer aren op een steel, waardoor ze meer voedsel in kortere tijd kunnen opnemen. Op het Caribische eiland St. Lucia foerageren de mannetjes op Heliconia caribaea en de vrouwtjes op de langgerekte bloem van Heliconia bihai. Op plaatsen waar de korte vorm ontbreekt, foerageren de mannetjes op een variant van Heliconia bihai met dekbladen van gemiddelde lengte. Het onderzoek werd verricht door evolutiebioloog Ethan Temeles van het Amsherst college en botanicus John Kress van het Smithonian Institution (Washington). Zij zien hierin een late bevestiging van de theorie van Darwin die verschillen in grootte bij vinken toeschreef aan omgevingsinvloeden op verschillende eilanden.
Gruttoboeren maaien minder - Trouw 24 april 2003 Marjan Agerbeek beschrijft hoe in Nes aan de Amstel een aantal melkveehouders met collega-boeren samenwerken om de dramatische achteruitgang van de gruttostand een halt toe te roepen en de gruttostand weer te laten stijgen. Zij vinden de oplossing in het in fasen maaien. Niet alle weilanden tegelijk maaien, maar stroken hoog gras laten staan waar de jonge gruttofamilies kunnen verblijven. Er zijn landerijen die extra vroeg gemaaid worden en ook landerijen die juist erg laat worden gemaaid. Omdat het uitstellen van het maaien de boeren geld kost, worden ze daarvoor gecompenseerd. Er is ook geld voor opsporen en beschermen van nesten. Het geld wordt gesponsord door de Nationale Postcode Loterij. Om het project te kunnen voortzetten heeft de voorzitter van Vogelbescherming Nederland de minister gevraagd de financiering over te nemen. De minister heeft daarover nog geen toezegging gedaan. Zou die er nog komen?
Vogelwerkgroep Midden Overijssel. Altijd goed voor een excursie met verrassingen.
47
48
Vogelwerkgroep Midden Overijssel Bankrekening: 59.11.60.706 t.n.v. Vogelwerkgroep midden Overijssel te Wierden Secretariaat: Ab Jansenstraat 26 7451 EB Holten Telefoon: 0548-366726 E-mail:
[email protected] Website: www.vogelwg-mo.nl
De VMO rekent het gebied tussen Ommen, Wierden, Markelo en Raalte als haar werkgebied. Activiteiten van de vogelwerkgroep zijn o.a.: - het uitvoeren van broedvogelinventarisaties - het houden van excursies voor leden - het op aanvraag organiseren van vogelexcursies in de regio - het uitgeven van dit verenigingsblad De werkgroep doet mee aan landelijke tellingen van het SOVON en Vogelbescherming Nederland. Het bestuur van de VMO bestaat uit: Arie Langendoen voorzitter Theo Aarsen secretaris Petra Fransen penningmeester Hanneke Huiskamp lid excursies Gerrit Dommerholt
lid inventarisaties
Markelo Nijverdal Wierden Raalte
(0547-364055) (0548-366726) (0546-576382) (0572-353036 of 06-244.724.78) Nijverdal (0548-618423of 06-478.182.20)
Lidmaatschap € 20,- per jaar. De vereniging kent ook donateurs, die de vereniging financieel ondersteunen. Donateurs krijgen een abonnement op Caprimulgus en kunnen deelnemen aan de excursies. Meer weten over de Vogelwerkgroep Midden Overijssel of lid of donateur worden, neem dan contact op met een van de bestuursleden of verzend een e-mail. Tekeningen:
pag. 2, 16, 17, 20: Arie Langendoen pag. 26, 29: Wouter van Gils
Vogelwerkgroep Midden Overijssel Secr.: Ab Jansenstraat 26 7451 EB Holten Telefoon: 0548-366726 E-mail:
[email protected] Website: www.vogelwg-mo.nl