Caprimulgus tijdschrift van de Vogelwerkgroep Midden Overijssel De werkgroep, opgericht op 17 januari 2001, is een onafhankelijke vereniging die zich bezighoudt met vogelonderzoek en - bescherming. Zij organiseert excursies naar vogelgebieden in en buiten de regio en geeft voorlichting over vogels. Jaargang 4, nummer 2 Redactie: An Rijk Huub ter Haar Eef Jansen Adres: Orchidee 8 7443 LG Nijverdal tel.: 0548-618244 e-mail:
[email protected] Losse nummers: € 3.Kopij voor het volgende nummer inleveren vóór 1 september 2005, bij voorkeur op floppy of per e-mail. Tabellen en grafieken apart, alleen in zwart, aanleveren als Wordof Excel-document.
juni 2005
Inhoud Nachtzwaluw
2
Bestuurlijk
3
Vogelportretten - De Nachtegaal
4
Uit de media
5
Excursieverslagen
10
Vogels verbeeld (5)
12
Aspecten van vogels
13
Vogels rond het huis - de Braamsluiper 21 Big Day
27
Rekel
30
Algemene vergadering (verslag)
33
Mededelingen
35
1
Nachtzwaluw Dit nachtgewaad past de gewraakte vogel die geit en schaap des nachts belaagt en bijt, een schaduw werpt op dromenland en donker; De paduil die zijn ratelende roep te horen geeft op duistervolle paden en scherend langs de kromme vliegden zweeft. De eenzaamheid omgeeft hem als een sluier, als grauwe kransen van een dempend licht dat aan de maan haar zijdeglans ontneemt. De geitenmelker met gesperde bek die gapend warmte zoekt bij speen en uier en stralen melk over het landschap morst; De tovervogel, dwaalheks van het tij dat onder wolken boze kringen tekent en alsmaar cirkelt in een web van lijnen; De torrensnorder, horig aan de maan en leggend in het laatste maankwartier, de jongen voedend in het nieuwste licht; De krodde die zijn hellevegend broed de kost verschaft van de verdoolde vlinder en sierlijk vliegt als de gewijde uil.
Frans Hoppenbrouwers in Kroniek van de Kempen 20 2
Bestuurlijk
Na een vochtig voorjaar klaarde het weer plotseling op. De graslanden met weidevogels zagen er gezond uit. Tot het gras oogstrijp werd: tientallen grote maaiers, bemand door loonwerkers, raasden over de velden. Geen grasspriet ontkwam aan de scherpe messen. Enige dagen later was er geen strijdlustig alarmerende grutto of kievit meer te vinden boven de kale weiden. Eieren en jongen waren ten offer gevallen aan de economie en wij maar klagen dat er steeds minder weidevogels zijn…. Slechts enkele gefrustreerde vogels nemen we nog waar. Zal het ooit nog goed komen? Tot overmaat van ramp blijkt er volgens Sovon, door het natte voorjaar, 90 % van de grutto kuikens verloren te zijn gegaan, tezamen met boven genoemde maairamp ziet het er voor de weidevogels in ons land triest uit. Ja, lezer een wat pessimistisch begin van dit stukje. Ik moest het even kwijt. Toch gaan we verder met het beleven van de vogelwereld. Inventarisaties, excursies en een Big Day lokten ons de natuur in. Veel leuke waarnemingen werden er weer gedaan. Zie het overzicht. Bekijk ook onze website eens. Het bestuur is, nu de zomer aanbreekt en de stille tijd voor de vogels, alweer gestart met voorbereidingen voor het volgende seizoen. Voor het gemak noemen we het seizoen de periode vanaf september tot juni 2006. De overblijvende tijd besteden we vooral aan vakantie. Wat betreft excursies zullen we diverse mensen verzoeken een plannetje te maken. Mogelijk komen we dan in nieuwe gebieden, altijd verfrissend. Een klein gezelschap heeft het plan eind september naar Zweden te trekken om de vogeltrek daar te bekijken. Misschien plannen we bij voldoende belangstelling in het voorjaar van 2006 een weekend. Deze Caprimulgus is zoals bekend de laatste die door Eef Jansen wordt gemaakt. Het is na ruim vier jaar meer dan gepast dat wij hem van harte bedanken voor zijn inspanningen om ons werkgroepblad in deze schitterende opmaak te laten verschijnen. Eef onze welgemeende dank! Helaas zijn we nog niet zover dat opvolging geregeld is. Er wordt echter aan gewerkt. U hoort van ons. Tot slot wens ik u namens het bestuur van de werkgroep een fijne vakantie toe. Arie Langendoen, voorzitter.
3
Vogelportretten De Nachtegaal (Luscinia megarhynchos)
De betekenis van de Latijnse naam is: ‘s nachts zingend. Megarhynchos betekent “grote snavel” wat betrekking heeft op de zang. Het woordje “Gaal” is afgeleid van het Germaanse “galan“ wat staat voor “galmen”. Nu galmen Nachtegalen in onze beleving niet maar zingen juist heel fraai. Vooral in de avonduren en ‘s nachts is die zang heerlijk te beluisteren. Veel storend omgevingslawaai is dan verstomd. Toch zingt de vogel ook overdag enthousiast. In het Fries laat men het eerste deel van de 4
naam van de vogel daarom vermoedelijk gewoon weg. De nachtegaal heet hier “geal”. Nachtegoal en oamndzinger zijn streeknamen die op andere plaatsen gebruikt worden.. Door de bekende bioloog Jac. P.Thijsse werd de nachtegaal vanwege zijn heerlijke zang de “Koning der Europese vogels“ genoemd. De Nachtegaal munt niet uit door zijn fraaie verenpak. Nee de bruinige vogel met zijn ietwat oranje staart en lichtere voorkant is zelfs vrij onopvallend. Bovendien zingt hij van niet gemakkelijk zichtbare posities in het struikgewas. In het bijzonder wat vochtige bosschages met veel ondergroei van bramen en brandnetels zijn geliefd. Daarbij moet de bodem ook wat vochtig zijn en voorzien zijn van een losse strooisellaag. Daarin zoekt hij zijn voedsel: insecten, wormen, torren, kevertjes en pissebedden. Nesten worden bij voorkeur tussen brandnetels gebouwd. De nachtegaal woont bij ons ongeveer aan de noordgrens van zijn leefgebied. Noordelijker ontmoeten we de Noordse nachtegaal. Deze Noordse nachtegaal wordt in Zweden Nåktegal genoemd terwijl zij onze vogel Sydnåktegal noemen! In het najaar trekken de vogels naar Midden-Afrika. Hier overwinteren ze en
medio april verschijnen ze weer bij ons om zich voort te planten.Hoewel er in de duinen van Zeeland, Zuid- en Noord-Holland veel Nachtegalen leven is hij bij ons redelijk zeldzaam. Langs het Twentekanaal bij Stokkum bevindt zich jaarlijks nog circa 3 tot 5 paar. Volgens onze fenologie gegevens verscheen de eerste Nachtegaal hier in de jaren 1998 tot 2004 tussen 21 en 28 april. Dit jaar echter was pas op 2 mei de eersteling te horen. Door verdroging en verzuring van vooral de hogere gronden in Nederland loopt de stand van de Nachtegaal hard achteruit. De toplocaties zijn, zoals
hierboven al is gemeld, de duingebieden van Zeeland en de beide Hollanden ten zuiden van Bergen. Vermoedelijk huizen hier zoveel vogels dat het gebied “vol” raakt. Steeds vaker ontdekt men nu in het westen van ons land nachtegalen in nieuwbouwwijken en in kleinere bosjes rondom boerderijen. Hopelijk blijft deze fraaie zanger voor onze streken toch behouden! Volgens SOVON bedraagt het aantal broedparen in Nederland 6500 tot 7500. Arie Langendoen
Uit de media In deze rubriek vindt u becommentarieerde samenvattingen van berichten die in de media zijn verschenen. Als u iets voor deze rubriek hebt; graag het bericht met samenvatting, eventueel voorzien van commentaar, inleveren bij de redactie. Terug op aarde - NRC 7 mei 2005 De Ivoorsnavelspecht (Campephelius principali) blijkt nog niet uitgestorven. Sinds 1945 is hij niet meer gezien en er werd gedacht dat het met de vogel gebeurd was. In 2003 werden betrouwbare waarnemingen van de vogel gedaan in de moerasbossen van Arkansas. Deze werden ook op video vastgelegd. De Ivoorsnavelspecht heeft een vleugelspanning van bijna 1 meter. De Nederlander Martjan Lammertink, betrokken bij het onderzoek, denkt dat de vogel tot in de jaren 90 heeft gebroed. De kwaliteit van het bos is sindsdien alleen maar vooruitgegaan doordat het ouder geworden is. Ze zijn daarom optimistisch over het bestaan van een kleine populatie.
Pietje met een eigen liedje - NRC 15 mei 2005 Jonge Kanaries die zonder andere zingende Kanaries opgroeien, kunnen liedjes aanleren die ze van nature niet zouden zingen. Ze zingen ook traditionele kanarieliedjes, die dus aangeboren zijn. Een kenmerk van Kanaries is dat ze series van gelijke fluittonen vormen, waardoor een frase ontstaat. Verschillende achter elkaar geplaatste frasen vormen dan een liedje. Kanariefokkers zetten jonge vogels aan tot zingen door ze CD’s met volwassen kanariezang te laten horen. Onderzoekers componeerden twee liedjes zonder frasen, waarbij de klankkleur van de kanariezang zo goed mogelijk werd benaderd. Bij één liedje (30 sec) was iedere 5
fluittoon verschillend, bij een tweede liedje waren drie glissando’s van elk 5 sec. opgenomen. Een glissando is een aangehouden toon waarvan de toonhoogte geleidelijk daalt. In de groep die met het eerste liedje werd geconfronteerd konden 6 van de 10 vogels na 250 dagen de eerste 10 seconden reproduceren. De glissandogroep leerde het kunstmatige liedje aan. Naarmate het broedseizoen vorderde, werden bij beide groepen door de kanaries de aangeleerde liedjes afgewisseld met aangeboren fragmenten. Roeken verjagen lukt niet, maar verhuizen wel - NRC 8 april 2005 Al jaren terroriseren ze begraafplaatsen, pleinen en terrassen, de roeken van Hoogeveen. Ook in Dwingelo was het kommer en kwel. In de bomen bungelt nu een geelzwarte ballon in de wind en het is rustig. Dat te zijn attribuut hoort bij de grote verhuizing van de roekenkolonies die in Zuid Drenthe en Noord Overijssel is ingezet. De kern van het project is dat de Roeken niet alleen worden weggejaagd maar dat ook de nesten tijdig worden verwijderd en de roeken wordt elders een alternatief geboden. Diederik van Liere die het project leidt observeerde met studenten van de Universiteit Utrecht de vogels om te ontdekken waar ze overdag hun eten vandaan haalden. Dat bleken de weilanden langs de autosnelweg A27, even buiten Hoogeveen. In december werden 20 nesten verplaatst van de begraafplaats naar bomen langs de snelweg. Daar werden manden met granen en takken aangeboden. Drie maanden later begonnen de roeken zelf nesten te bouwen. 6
Nu willen tal van andere gemeenten het voorbeeld van dit project volgen. Het simpelweg wegjagen heeft geen zin. Alles om de Roeken heen wordt ingeprent zodra ze uit het ei komen. Je moet dus voordat er gebroed wordt voor een ander acceptabele nestplaats zorgen. Daardoor krijgen de vogels die dan geboren worden andere referenties te. Vogels nestelen steeds vroeger - Tubantia 5 april 2005 Warmere lentes en ontwikkelingen in de landbouw, waardoor het gras eerder en sneller groeit, zorgen ervoor dat de vogels ruim een week eerder broeden dan twintig jaar geleden. Door het warmere weer is vroeger in het jaar voldoende voedsel voor de jongen te vinden. De Bonte Vliegenvanger, die overwintert in West Afrika, keert ondanks de warmere lentes niet eerder terug. De vogel broedt na aankomst wel 7 dagen eerder. Het eerste kievitsei wordt momenteel twaalf dagen eerder gevonden dan rond 1900. Sectie op een haan - Tubantia 16 maart 2005 In Dalfsen werd een dode Korhaan gevonden die zich had doodgevlogen. Sectie en DNA onderzoek moeten uitsluitsel geven of het hier om een Korhaan van de wilde populatie op de Sallandse Heuvelrug betreft. Het onderzoeksbureau zal het onderzoek uitvoeren. Grut in de prut - NRC 19 mei 2005 Landschap Noord Holland luidt de noodklok, want het kwetsbare Balgzand, de grote wadplaat tussen Texel en Den Oever, wordt bedreigd. Kort geleden zag vogelwachter Ben
Schrieken nog een griel. De tweede waarneming in de Noordkop. Tot vlak na de oorlog zag Ben nog grielen broeden in de duinen bij Schoorl. Vanaf de dijk is het Balgzand te zien. Het wemelt er van de wadvogels. Je ziet er Rotganzen, Bergeenden en er broeden duizenden Kokmeeuwen. Er scheren Visdiefjes en andere Sterns rond. Langs de vloedlijn scharrelen Kluten en Scholeksters in de prut. Binnenkort arriveren de Rosse Grutto’s met duizenden. Op hoogtijdagen in augustus kunnen hier wel 500.000 vogels zitten. Aan de andere kant van de dijk ligt de Helderse offshore industrie, een gasverdeelstation, een rioolzuiveringsinstallatie en de marinehaven. Toen de provincie haar eigen baggerslib moest verwerken werd dat hier in de polder opgeslagen. Dat zou voor 10 jaar zijn en die zijn al voorbij. Nadat bij de dijkverzwaring in 1982 een heel stuk verloren ging, hebben vogelaars dammetjes van rijshout gemaakt om weer nieuwe schorren te creëren. Nieuwe stenen muurtjes werden aangelegd om de alikruiken weer een kans te geven. Nu wordt het Balgzand bedreigd doordat de gemeente Den Helder nieuwe economische ontplooiingsmogelijkheden zoekt. Nieuwe industrie, een botenhelling, een ruimere veerhaven voor het veer naar Texel. Een fietspad onderlangs de buitenkant van de dijk naar Wieringen zal de rust in het gebied niet ten goede komen. Het aantal vliegbewegingen van het vliegveld De Kooy is ook steeds verder toegenomen. Goed nieuws is dat de kokkelvisserij is gestaakt. Helaas hebben de kokkelvissers het geld dat ze als uitkoopsom
hebben gekregen gebruikt om grotere schepen te bouwen om daarmee nog intensiever te gaan vissen op de Banc d’Arguin voor de kust van Mauretanië. Daar overwinteren “onze” wadvogels, die raken dus van de regen in de drup. Boer Onnes zaait ook voor vogels - NRC 4 mei 2005 Boeren kunnen helpen de Veldleeuwerik te behouden: zaai stukjes land niet in, leg ze braak. In het Groningse Oldambt gaat het met de akkervogels wat beter. In het open land rond Finsterwolde hebben elf boeren besloten vogelvriendelijker te gaan werken. Eén van hen boer Cors Onnes heeft zich de laatste jaren gerealiseerd dat minder onkruidzaden slecht is voor vogels. Hij heeft gekeken naar de vergoedingen voor het niet ingezaaide graan en dat scheelt niet zo veel. Hij heeft nu 9,5 ha akkerranden ingezaaid met gewassen waar vogels van houden, verschillende soorten gras, rogge en gerst. Vogelbescherming Nederland is een campagne begonnen om de Veldleeuwerik te behouden. Onderzoeker Ruud van Beusekom van Vogelbescherming merkt op dat er vroeger meer plassen op het land stonden en dat zomergraan is vervangen door wintergraan. Dat wordt in de herfst gezaaid en al het onkruid wordt weggespoten. Boer Onnes heeft nu 12 m brede kruidenrijke akkerranden met Gras, Luzerne, Ereprijs en Wolfsmelk. Ook liggen sommige landerijen meer jaren braak. Veel boeren in het Noorden worden tot vogelvrienden bekeerd door Ben Koks. Punt van zorg is wel het systeem van vergoedingen. Boeren krijgen voor het beschermen van vogels ongeveer het 7
bedrag dat zij met hun product hadden verdiend als ze dat niet hadden gedaan. Bij dalende inkomsten daalt ook de vergoeding. Dat zou anders moeten. Niet compenseren wat een boer laat, maar belonen wat hij doet, aldus boer Waalkens. Volgens het ministerie ligt dit gevoelig gezien de Europese regelgeving. Vraagtekens bij toekomst van korhoen - Tubantia 24 mei 2005 Wethouder Bakker van de gemeente Hellendoorn gooit de knuppel in het hoenderhok. Bij de tellingen in april en mei is dit jaar weer één Korhaan minder geteld. De populatie moet niet koste wat kost in stand gehouden worden. Volgens de wethouder wordt er te lang veel geld uitgegeven voor het in stand houden van de soort, misschien wel te veel. Bakker vraagt zich af wanneer het break-evenpoint is bereikt. Herman Reimerink, secretaris van het Overlegorgaan Sallandse Heuvelrug zegt dat bij honderd exemplaren de populatie onbedreigd is, nu zijn het er naar schatting 30. Dat aantal is kritisch maar vitaal. Een werkgroep raadde aan het leefgebied te vergroten door meer bos om te zetten in heide en predatoren te bestrijden. Ook de mogelijkheid exemplaren uit te zetten werd besproken, daarvoor werden de handen niet op elkaar gekregen, hierdoor werd de reactie van Bakker gevoed. Reimerink legt uit dat wanneer je een aantal exemplaren erbij zet, je het risico loopt specifieke eigenschappen van de soort uit te kruisen. Wij hebben een inspanningsverplichting om de soort in stand te houden aldus de heer Reimerink. 8
De ral van Nozeman - NRC 23 mei 2005 Onder het portret van de 18e-eeuwse vogelkenner Cornelis Nozeman in de Remonstrantse Kerk in Rotterdam is een dode Waterral gevonden. Deze werd bezorgd bij het Natuurmuseum in Rotterdam. Conservator Kees Moeliker, bevestigt de determinatie. “Wat doet een schuwe moerasvogel in een kerk?”. Nadere inspectie van de dode vogel maakt een eind aan de twijfels. Tussen de lang tenen zitten sporen van de eigen ontlasting en dikke plakken stof. Dat krijgt een Waterral niet als hij op de modder loopt. De vogel is dus binnenshuis overleden. De vogel woog ook nog maar 35 gram, de helft van zijn normale gewicht. Het blijkt bij het prepareren een mager boutje te zijn. Het is verder een gezond wijfje. De speurtocht wordt verder voortgezet in de kerk die alleen op zondag voor de Remonstrantse gemeente open is. Door de week functioneert het gebouw onder de naam Arminius als podium voor kunst, cultuur en debat. Directrice Anceaux heeft wel wat gescharrel achter het orgel gehoord, maar er verder geen aandacht aan geschonken. Zelfs een aanwezig kortpotig hondje was niet gealarmeerd. Hij moet tijdens een expositie toen de deuren wijd open stonden naar binnen gevlogen zijn. Zo kon het vogeltje onder Gods oog wegkwijnen van honger, dorst en ellende. En dat nog wel onder het toeziend oog van Cornelis Nozeman, schrijver van “Nederlandse Vogelen”. In de gemeentebibliotheek in Rotterdam heeft men het volledige werk van Nozeman. Vijf delen “Nederlandse Vogelen; volgens hunne
huishouding, aert en eigenschappen beschreeven”. Moeliker heeft de 4 pagina’s beschrijving van de waterral nagelezen. “De kop, hals, keel en borst zijn bekleed met graauwe sierlyk wit gesprenkelde pluimen”, dat heeft dus betrekking op het Porseleinhoen (Porzana porzana) en dat blijkt ook uit de bijbehorende platen. Nozeman heeft zich dus schuldig gemaakt aan een slordige naamsverwarring. Feitelijk ontbreekt de waterral dus in de “Nederlandse Vogelen”. Het lijkt er veel op dat de dode waterral dominee Nozeman met zijn neus op de feiten heeft willen drukken. Moeliker voegt daar als deugdzaam heiden aan toe “Dat moet dan wel met een beetje hulp van boven zijn gebeurd.” Een prachtige geschiedenis. Lorre uit de gratie - NRC 26 mei 2005 De Stichting Papegaaienhulp in Haren zit vol en neemt geen afgedankte vogels meer op. “Blauwgele ara Cees zat in een ruim van een Russisch vrachtschip als smokkelzending. Soortgenoot Cuba zat jaren in een restaurant in Den Haag waar klanten hem geregeld aan zijn staart trokken. Hij begon steeds vaker te schreeuwen, waarna hij in de kelder belandde.”, vertelt Michel van der Plas van de stichting. De stichting is aangesloten bij een Europees kweekprogramma van met uitsterven bedreigde dieren en geeft cursussen aan eigenaren. In quarantaine staan nog 20 vogels, waaronder 3 kaketoes, die op een flatje gehouden werden. Nederland telt tussen de 300.000 en één miljoen papegaaien of papegaaiachtigen. Bij de Stichting Nederlandse Opvang
Papegaaien in Veldhoven worden dagelijks twee à drie dieren binnengebracht. Op 80.000 vierkante meter zitten ongeveer 4000 papegaaien en parkieten in honderden groepskooien en volières. Deze opvang, waar de dieren tot hun dood mogen blijven, is de grootste ter wereld. “De toestroom gaat onverminderd voort”, aldus initiatiefnemer Tonnie van Meegen. “De meeste komen uit huiskamers, al zijn er ook illegale zendingen die de douane onderschept.” Van Meegen was ooit zelf handelaar, maar trok zich 15 jaar geleden het lot van de dieren aan. Door slechte huisvesting, slecht voer en vooral het ontbreken van een soortgenoot holt de conditie van een vogel achteruit. Van Meegen: “Een papegaai in een kooi kun je vergelijken met een mens die dertig jaar wordt opgesloten op het toilet” Veel dieren hebben zich uit frustratie kaalgevreten. Van der Plas pleit voor een algeheel importverbod van papegaaien. Jaarlijks worden alleen in ons land 35.000 grijze roodstaarten legaal ingevoerd uit Afrika, terwijl de kwekers van in gevangenschap geboren vogels hun dieren al niet eens kwijt kunnen. Het lezen waard, een pleidooi tegen importvogels in kooien. Zwarte kraai en Vlaamse Gaai zijn de slimste vogels - Tubantia 13 april 2005 Er is door de Canadese ornitholoog Louis Lefebvre een methode ontwikkeld om de intelligentie van vogels te meten. Lefebvre gebruikte ruim 2000 waarnemingen van vogelkenners uit de afgelopen driekwart eeuw, die nieuwe voedingsgewoonten registreerden. Het gaat er om hoe inventief de vogels zijn 9
om aan voedsel te komen. De Zwarte Kraai en de Vlaamse Gaai scoren het hoogst. Volgens Hans Peters van Vogelbescherming Nederland is de uitkomst niet verrassend. Het is bekend dat Kraaien samenwerken om hun honger te stillen. Van een koppel jaagt de een bij voorbeeld een tortel van zijn nest en de ander gaat er met een ei of een jong vandoor. Zo kunnen Zwarte Kraaien ook samenwerken om weidevogels van eieren beroven. Een aantal vogels zit dan in de bomen aan de rand van een weiland, een kraai vliegt over het land en als de weidevogels daarop reageren, worden de eieren gestolen. Zo weten Zwarte Kraaien ook snel dat
bij nestbescherming met stokjes, bij elk stokje een nest ligt. Van Vlaamse Gaaien is bekend dat ze eikels in de grond stoppen als wintervoorraad. Vruchten die ze niet terugvinden zorgen voor bosverjonging. Opvallend is dat vogels die hoog scoren op de intelligentieladder vaak niet populair zijn bij mensen. In de top van de IQtest staan aaseters zoals de aasgier. Bij mijnenvelden in Rhodesië werd geconstateerd dat gieren bij een mijnenveld zaten te wachten totdat een gazelle of ander dier door een mijn was gedood. Er zijn op het gebied van vindingrijkheid in het artikel sterke staaltjes beschreven. Leuk onderwerp.
Excursieverslagen
Korhoenderexcursie, 9 april 2005 Om 6.30 verzamelden een twaalftal belangstellenden zich voor een bezoek aan de baltsplaats van de korhoenders. Een fikse wandeling vanaf Dalzicht naar de Duitse bocht leverde al heel wat zangvogels en een enkele roofvogel op. Dit was zeker voor de deelnemers aan de Markelose cursus een kolfje naar hun hand. Er werd genoten. Bij de baltsplaats gekomen lieten de hanen zich van hun goede zijde zien zodat tegen half negen uur voldaan de terugweg naar Dalzicht kon worden aanvaard. Roodborsttapuiten en een paartje Kruisbekken begeleidden de wandelaars. 10
Om half tien huiswaarts.
vertrok
een
ieder
Arie Langendoen
Millingerwaard en Ooypolder, 1 mei 2005 Vier deelnemers. Om 4.30 uut vertrokken we in dichte mist richting Kekerdom. Daar aangekomen ontwaarden we in de mist midden op de weg een drietal Tapuiten. Een leuk begin. In Kekerdom zelf klaarde het langzaam aan op. Te voet gingen we de polder in naar een observatiehut. Fraaie waarnemingen onderweg. In de hut staande ontwaarden we een ijverige
bever die takken naar zijn onderwaterwoning sleepte. Ook zagen we de eerste Zwarte Sterns van dit jaar. Verder wandelend namen we zo’n zestig vogelsoorten waar waarvan de meest bijzondere waren: Zomertaling, Visdiefje, Zomertortel, Paapje, een prachtig zingende Nachtegaal die op enkele meters te benaderen was, Sprinkhaanzanger, Braamsluiper. Tijdens de wandeling die enige uren in beslag nam liep de temperatuur behoorlijk op tot omstreeks 30 graden, zodat menig zweetdruppeltje weggeveegd moest worden. Een verfrissende dronk bij restaurant “Oortjeshekken” deed ons goed. Ondertussen kreeg Miriam genoeg van de roep van de nadrukkelijk aanwezige Koekoeken. Ze hoorde deze vogel voor het eerst en kent hem nu echt wel. Het werd druk met fietsers en wandelaars in de Ooy en op voorstel van Jacob trokken we ons terug uit de Millingerwaard. Vanaf Zutphen volgden we toen de IJssel waar we nog enkele leuke soorten troffen o.a. een Bruine Kiekendief, en in de Wilpse klei een exoot, een mannetje van de Bahama Pijlstart. Deze vogel werd door Eef direkt herkend doordat hij deze vogel vaak op Aruba had waargenomen. In totaal was de score tijdens deze excursie 82 vogelsoorten. Voorwaar geen slecht resultaat. Arie Langendoen
Winterswijk en omgeving, 7 mei 2005 Al weer vroeg op. In de regen die langzaamaan steeds heviger werd
reden Ben, Eef en ondergetekende richting Winterswijk. Hier ontmoetten we Gerda die de excursie verzorgde. Een wandeling door het fraaie Bekendelle langs een sterk meanderende beek leverde weinig vogels maar veel regenwater op. Op voorstel van onze gastvrouw besloten we bij haar thuis een ontbijt te nuttigen. Een aangename verrassing. Tevens bewonderden we haar woning met fraai nieuw aangebouwd atelier. Ondertussen was de regen opgehouden. Een bezoek aan het Zwillbrocker Venn volgde. De aldaar aanwezige Europese en Chileense Flamingo”s lieten zich goed zien. Aalscholvers op de nabije nesten hadden al jongen en een Geoorde Fuut zwom enige keren langs. Bij een van de observatie hutten lieten Kneu, Grasmus, Brandgans en Zomertaling zich goed waarnemen. Toen we de hut verlieten, ontdekten we een zich tussen trap en wand bevindend nest van een witte kwikstaart met jongen. Een gevaarlijke plek, hopelijk wordt het niet verstoord. Ondanks het minder fraaie weer toch een geslaagd uitstapje. Tegen het middaguur waren we weer thuis. Arie Langendoen
Nachtegalen excursie, 13 mei 2005 Een twaalftal liefhebbers verzamelde zich tegen acht uur ‘s avonds op nummer 6 aan de Koemweg. Na een kop thee of koffie reisde het gezelschap af naar Stokkum. Vele vogels lieten zich horen en zien. 11
Maar wat als apotheose gepland was: een zingende Nachtegaal bleef ons onthouden. Nota bene ‘s morgens nog was ik per auto even gaan controleren en terwijl ik de deur opende van de auto floot er een dat het een lieve lust was. Maar ‘s avonds: ho maar. Daar sta je dan een kwartier te kleumen.
Gelukkig namen de deelnemers het sportief op. Toen ik de volgende ochtend, tijdens de Big Day weer ging luisteren in de hoop er een te scoren zongen er maar liefst twee tegelijk volop tegen de wind in! Conclusie: Op vogels kun je niet bouwen. Arie Langendoen
Vogels verbeeld (5) Vogels dienen vaak als inspiratiebron van kunstenaars. Het uitgangspunt van de beeldende kunstenaar is daarbij niet altijd de optimale natuurgetrouwe weergave, zoals we die bij getekende illustraties in bijvoorbeeld vogelgidsen aantreffen. De duif dient zoals we ook in de vorige aflevering konden zien vaak als onderwerp van een schilderij of tekening.
Ook Pablo Picasso geboeid door de Hortensia”, noemde minne (afbeelding naast elkaar op een
Afbeelding 1. “Juan en Hortensia” tekening in blauw en bruin krijt (1960)
12
(1881-1973) werd duif. “Juan en hij de doffer en de 1), die gezellig tak zitten.
Afbeelding 2. “Vredesduif” krijttekening (1962)
De duif wordt wel eens gezien als symbool voor de vruchtbaarheid. De “vredesduif” van Picasso draagt een takje in de bek en zit op een slordige verzameling natuurlijk materiaal, die typerend is voor een duivennest. Achter hem schijnt de zon (gele bol). Op afbeelding 3 zien we een vernuftige tekening van een duif die uit een hoofd voortkomt. “Vredeshoofd” betitelde Picasso zijn tekening. Ook hier wordt de duif als teken voor vrede gebruikt. Afbeelding 3. “Vredeshoofd XI” (1950)
Gerda Bruggeman
Aspecten van vogels In deze rubriek worden min of meer technische details over vogels nader bekeken. We zullen daarbij antwoord proberen te vinden op vragen als: Wat maakt vogels vogels? Hoe kunnen vogels voedsel bemachtigen? Waardoor kunnen vogels onder vaak extreme omstandigheden overleven? Mochten bij u dergelijke vragen opkomen, laat het ons weten. We zullen dan proberen deze te beantwoorden. Er zijn wereldwijd ongeveer 9700 vogelsoorten. Al heel vroeg is er getracht in deze grote verscheidenheid enige ordening aan te brengen. De indeling zoals we die vandaag de dag kennen en waaraan we deze keer aandacht zullen besteden is na lang schikken en herschikken tot stand gekomen. Het is het studieobject van de
taxonomie We zouden ons om te beginnen kunnen afvragen: “Waarom zijn er zo veel vogels?”. Veel is natuurlijk een relatief begrip en dat 9700 soorten niet veel is, realiseren we ons als we bedenken dat er 900.000 soorten insecten bekend zijn die een onderdeel vormen van de meer dan een miljoen geleedpotigen. Bij de insecten vormen de kevers met 250.000 soorten een respectabele groep. We kunnen ons
als vogelaars gelukkig prijzen dat het aantal soorten maar 9700 is, dat moet toch te overzien zijn. In de loop van de evolutie heeft het aantal soorten zich langzaam maar zeker ontwikkeld in onderlinge afhankelijkheid (co-evolutie). Die onderlinge afhankelijkheid is zeer ingewikkeld. Vogels zijn afhankelijk van tal van andere soorten levende wezens: 13
planten, insecten, gewervelde en ongewervelde dieren. Een ding is zeker: al die levende wezens zullen eens tot stof terugkeren en weer als voedsel dienen voor andere levende wezens, waarmee een ingewikkelde kringloop gesloten wordt. De Ekster, die uw jonge merels opvoert aan zijn jongen, hoort daar net zo goed bij als de regenworm die door de Merel wordt opgevreten. Er stelt zich in de natuur door deze onderlinge afhankelijkheid vanzelf een evenwicht in, waarin een mensenhand slechts verstorend kan werken. Tijdens het evolutionaire proces hebben nieuwe soorten zich ontwikkeld door specialisatie op nog ongebruikte voedselbronnen (niches). De grote verscheidenheid aan soorten op onze planeet is duidelijk een kenmerk van al het organische leven. Bij vogelsoorten herkennen we een specialisatie door een steeds verdergaande verfijning in aanpassingen, een iets dunnere of langere snavel bij steltlopers stelt ze in staat een net iets andere voedselbron te exploiteren. Bij de verschillende spechtensoorten zijn de grootte van de snavel en de lengte van de tong bepalend. In het algemeen kan gesteld worden dat de omzetting van materie in energie beter gebeurt wanneer verfijnde specialisten de verschillende voedselniches benutten dan wanneer alleseters of generalisten dat doen. Door individuele afwijkingen kunnen enkele vogels een gunstiger uitgangspositie krijgen bij het bemachtigen van voedsel en dus ook bij het grootbrengen van jongen. Hierdoor worden op den duur voornamelijk de genen van deze individuen doorgegeven, wat aanleiding kan geven tot het ontstaan van een nieuwe soort. De uitvinder van 14
Charles Darwin (1800 - 1882)
de evolutietheorie in eerste aanleg, Charles Darwin (1809-1882), illustreert zijn “On the Origins of Species by means of natural selection or the preservation of favoured races in the struggle for life”, met naar hem genoemde vinken. Op de verschillende eilanden van de Galapagos komen gespecialiseerde vinken voor, die uit een gemeenschappelijke voorouder zijn ontstaan. Warme en tropische gebieden produceren het meeste voedsel. Daardoor zullen daar ook de meeste soorten voorkomen. De tabel op de pagina hiernaast laat zien waar dat voor een aantal groepen op neerkomt. Het moet voor de beginnende vogelaar een ware doolhof zijn. De roodborst, ja die kennen we al gauw, maar al die kleine bruine zangertjes, die zich tussen het gebladerte ophouden en al die verschillende strandlopers. In Noord-Amerika leeft een veel groter aantal kleine zangertjes dan bij ons. Ze zijn vaak bruin, grijs of lichtgeel gekleurd. Minieme verschillen maken het de vogelaar daar behoorlijk lastig. De Amerikanen noemen een dergelijk vogeltje dan ook snel een SBB (Small
Skandinavië Iberië
Tropisch W-Afrika
Reigers, ooievaars, ibissen (Ciconiiformes)
2
12
29
Roofvogels (Acipitriiformes, alconiiformes)
19
25
45
Zwaluwen (Hirundinidae)
3
5
13
Zangertjes (Sylvidae)
17
22
38
Aantal soorten binnen een groep in verschillende klimaatgebieden
Brown Bird). Het was de Zweed Carl von Linné (1707-1778), bekend geworden onder zijn Latijnse naam Carolus Linnaeus, die ordening aanbracht in het planten- en dierenrijk en ook in de veelheid aan mineralen. Zijn vader, dominee en een groot plantenliefhebber, zorgde dat Linnaeus geïnteresseerd raakte in natuurlijke historie. In 1727 ging hij, voornamelijk omdat de botanie onderdeel van de opleiding vormde, medicijnen studeren. Daarbij ontdekte hij problemen in de systematische ordening van het plantenrijk. Hij begon toen in 1730 een eigen classificatiemethode te ontwerpen. Linnaeus verbleef van 1735 tot 1738 in Nederland, waar hij zijn medicijnenstudie voltooide. In
Carolus Linnaeus (1707 - 1778)
1735 publiceerde hij zijn nieuwe classificatiesysteem in “Systema naturae”. Was hij bij de ordening in het plantenrijk nog uitgegaan van uiterlijke kenmerken van de seksuele organen (stamper en meeldraden), in het dierenrijk betrok hij ook veel inwendige karakteristieken bij het systematisch ordenen van de verschillende soorten. Het hele dierenrijk wordt in meerdere trappen onderverdeeld tot we uiteindelijk terechtkomen op het niveau van de soort. De verschillende vertakkingen worden taxa genoemd en de wetenschap, die zich bezighoudt met deze indeling, maar ook met de methode die aan de ordening ten grondslag ligt, staat bekend als taxonomie. De indeling verloopt langs de hoofdtaxa: Rijk (Regnum) Stam (Phylum) Klasse (Classis) Orde (Ordo) Familie (Familia) Geslacht (Genus) Soort (Species) Als behoefte aan een tussenniveau bestaat, worden nog neventaxa gebruikt, aangegeven als sub (lager) of als super (hoger). De door Linnaeus gehanteerde regels 15
zijn beperkt: • Namen van voor Linnaeus vervallen
• Soorten worden op het gevoel ingedeeld in geslachten en geslachten op dezelfde wijze in families. • De soortnaam is vast en wordt bij nieuwe soorten door taxonomen gegeven. • De geslachtsnaam kan veranderen Verder werd een binomenclatuur ingevoerd, wat inhoudt dat een soort wordt aangeduid door de combinatie geslachtsnaam - soortnaam. Voor ondersoorten (rassen) wordt een derde naam toegevoegd (trinomenclatuur). Hoe zit nu de nachtzwaluw in dit systeem: Rijk Dierenrijk (Animalia) Stam Chordata* Onderstam Gewervelde dieren (Vertebrata) Klasse Vogels (Avis) Orde Nachtzwaluwachtigen (Caprimulgiformes) Familie Echte nachtzwaluwen (Caprimulgidae) Geslacht Caprimulgus Soort europaeus De wetenschappelijke naam voor de Nachtzwaluw wordt hiermee: Caprimulgus europeus De Zwarte Kraai en de Bonte Kraai zijn soortgenoten maar van een verschillende ondersoort. Voor deze kraaiachtigen zijn de * Chordata is een stam van het dierenrijk waartoe dieren behoren die in hun ontwikkeling aan de rugzijde een flexibele streng (chorda dorsalis) hebben. Deze kan ook alleen in het embryonale stadium aanwezig zijn.
16
wetenschappelijke namen respectievelijk Corvus corone corone en Corvus corone cornix. Bij de Zwarte Kraai is de ondersoortnaam gelijk aan de soortnaam (corone), in dat geval spreken van de nominaatvorm. Linnaeus was van mening dat soorten niet konden veranderen. Met Darwin is in die opvatting verandering opgetreden, soorten kunnen tijdens het evolutieproces langzaam veranderen. Bij de hele systematiek speelt het soortbegrip een belangrijke rol. Een soort wordt vaak opgevat als een verzameling individuen die onderling vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen. Ondersoorten (rassen) behoren tot dezelfde soort en kunnen dus met elkaar gekruist worden. Linnaeus was meer botanicus dan vogelaar. Hierdoor zijn er bij de naamgeving van de vogels wel wat onnauwkeurigheden ingeslopen. De Wintertaling gaat als Anas crecca L. door het leven terwijl niet de Wintertaling maar de Zomertaling een “krekkend” geluid maakt. Als een naam door Linnaeus werd gegeven staat achter de naam “L.”. Werd de geslachtsnaam later veranderd dan staat er achter “(L.)”. Bij nieuwe soorten wordt in de naam vaak de ontdekker of één van zijn bevriende relaties vernoemd, onder het motto “Helpt u mij, dan help ik u”. Linnaeus was met sommige indelingen wel wat erg grof te werk gegaan. Zo werden alle dagroofvogels in het geslacht falco ingedeeld. In vogelgidsen waar naar de naamgever van de wetenschappelijke naam wordt verwezen, zien we: Torenvalk Falco tinnunculus L. en Bruine Kiekendief Circus aeruginosus (L.), omdat na Linnaeus de Kiekendieven in het
geslacht circus werden ondergebracht., hetgeen een verwijzing naar de cirkelende vlucht van de kiekendieven is. Alle kleine zangvogeltjes waren ondergebracht in het geslacht Motacilla [Lat. Motare=bewegen en Lat. culus=staart], daardoor zien we nu voor de Witte Kwikstaart Motacilla alba L. en bij veel kleine zangvogels (L.) staan, bij voorbeeld: Graspieper Anthus pratensis (L.). De Gierzwaluw werd door Linnaeus ingedeeld bij de Zwaluwen als Hirundo apus. De Gierzwaluw is echter geen zangvogel zoals de andere (echte) Zwaluwen. De geslachtsnaam werd later veranderd in Apus, zodat de Gierzwaluw nu Apus apus (L.) heet. De Waterspreeuw was bij de Spreeuwen ingedeeld als Sturnus cinclus, tegenwoordig Cinclus cinclus (L.). Volgens sommige ornithologen is de splitsingswoede van taxonomen soms doorgeschoten. Door tenen tellen zijn de drietenige vogels in aparte geslachten gekomen. Kijkt u maar eens in een vogelgids naar de Drieteenspecht, en de Drieteenmeeuw. Voor de Drieteenstrandloper is de geslachtsnaam Crocethia in de meeste gidsen veranderd in Calidris. U kunt ook zien dat Huiszwaluw en Oeverzwaluw die qua bouw veel op elkaar lijken bij verschillende geslachten werden ingedeeld. In de meeste vogelgidsen worden soorten, geslachten, families en orden naar verwantschap geordend. Soorten die in later stadium van de evolutie lijken te zijn ontstaan, staan verder naar achter in de indeling. De “List of recent Holarctic species” door K.H. Voous (1977) vormt vaak de basis voor de indeling bij het
samenstellen van vogelgidsen. Dat geldt voor de veelgebruikte gidsen: “Vogels van Europa” van Lars Jonsson, en de “ANWB Vogelgids van Europa” Lars Svensson en Peter J. Grant. Het aantal vogelorden wisselt naar de inzichten van de taxonomen van 28 tot 38. In Europa komen van onderstaande orden representanten voor (in taxonomische volgorde):
•
Gaviiformes, de Zeeduikers zoals de Roodkeelduiker (Gavia stellata)
•
Podicipediformes, de Futen, met de Dodaars (Tachybaptus ruficollis) als kleinste
•
Procellariiformes, de Stormvogels met hun buisvormig verlengde neusgaten
•
Pelecaniformes, de roeipotigen met 4 tenen verbonden door 3 zwemvliezen zoals Aalscholvers Phalacrocoracidae) en Jan-van-genten (Sulidae)
•
Ciconiiformes, waadvogels als Ooievaars (Ciconiidae) en Reigers (Ardeidae)
• •
Phoenicopteriformes, Flamingo’s
•
Falconiformes, alle Roofvogels van Smelleken (Falco columbarius) tot Monniksgier (Aegypius monachus)
•
Galliformes, de Hoenders waarbij het Korhoen (Tatrao tetrix) en de Fazantenfamilie (Phasanidae) thuis horen
•
Gruiformes, de Kraanvogelachtigen, waarbij ook de Rallen (Rallidae) horen
•
Charadriiformes, een bont gezelschap van: Plevieren (Charadriidae), Snippen, Strand- en Steltlopers (Scolopacidae), Meeuwen (Lariidae), Sterns (Sternidae), Alken (Alcidae) en dergelijke. Hierbij hoort dus zowel de Kleine Strandloper (Calidris minuta) als de Zeekoet (Uria aalge)
Anseriformes, Eendachtigen, waartoe Ganzen, Eenden en Zwanen behoren
17
• • • • • •
Columbiformes, Duifachtigen
• •
Piciformes, de Spechten
Cuculiformes, de Koekoeken Strigiformes, de Uilen Caprimulgiformes, de Nachtzwaluwen Apodiformes, de Gierzwaluwen Coraciiformes, Scharrelaars (Corraciidae), IJsvogels (Alcedinidae), Bijeneters (Meropidae) en Hoppen (Upupidae) Passeriformes, de Zangvogels. Met meer dan 5000 soorten is dit veruit de omvangrijkste orde, van de 5 gram wegende Goudhaan (Regulus regulus) tot de Raaf (Corvus corax) van ruim 1,5 kg.
Gaviiformes: Roodkeelduiker
Er zijn na Linnaeus veel vogels van geslachtsnaam veranderd door nieuwe inzichten in verwantschappen tussen verschillende soorten. Door meer geavanceerd statistische analyses uit oude biometrische gegevens werd beter inzicht verkregen in relaties tussen populaties. In groepen Barmsijzen kunnen veel
Podicipediformes: Dodaars
18
Procellariiformes: Noordse Stormvogel
verschillen in verenkleed voorkomen. Barmsijzen ruien één keer per jaar na het broedseizoen. Ze zijn dan lichter van kleur dan voor de rui. Tegen de broedtijd zijn de veren wat gesleten en komt het prachtkleed te voorschijn. Jongen ruien in het najaar gedeeltelijk naar een eerstejaars kleed, dat meer gestreept en donkerder is dan bij volwassen vogels. Vleugelpennen en staart worden daarbij niet geruid. Doordat mannetjes en vrouwtjes, maar ook eerstejaars en volwassen vogels een verschillend kleed hebben bestaan er 4 verschijningsvormen van elk ras. Barmsijzen waren in gedeeld in twee soorten Barmsijs (Eng. Common redpoll) Carduelis flammea en Witstuitbarmsijs (Eng. Arctic redpoll) Cardeulis hornemanni. Bij de Barmsijs Carduelis flammea worden als ondersoorten onderscheiden: De Kleine Barmsijs uit West Europa en de Alpen Carduelis flammea cabaret De Grote Barmsijs uit Noord Skandivië (nominaatvorm): C. f. flammea De Groenlandse Barmsijs: C.f. rostrata
Barmsijs (Carduelis flammea)
Bij de Witstuitbarmsijs Cardeulis hornemanni: De arctische nominaatvorm uit de toendra Carduelis h. hornemanni De Grauwe Barmsijs, de zuidelijke vorm uit Eurazië en Noord Amerika: Carduelis h. exilipes Deze indeling werd echter slecht onderbouwd. De Belgische onderzoeker Marc Herremans komt na statistische analyse van de combinatie vleugellengte, staartlengte, snavellengte en snaveldiepte bij meer dan 1000 Barmsijzen met het voorstel de rassen hornemanni, exilipes, rostrata en flammea de status van soort te geven. Door de ontwikkeling van de microscopie in de 17e eeuw kon Linnaeus zijn taxonomie mede baseren op microscopisch onderzoek van inwendige structuren. Vervolgens hebben onderzoek aan fossielen (paleontologie) en de evolutieleer beter inzicht gegeven in verwantschap tussen soorten. Een volgende ontwikkeling in de taxonomie werd in gang gezet door de erfelijkheidsleer van de Oostenrijker Gregor Johann Mendel (1822 – 1884), waardoor beter begrepen werd hoe overerving van eigenschappen tot stand kwam. Alle indelingen berustten voornamelijk op geografische gegevens over verspreiding van vogels en op,
Gregor Johann Mendel (1822 – 1884)
eventueel microscopisch, zichtbare kenmerken. De fout die hierbij kan ontstaan is dat soorten verwant lijken doordat ze in dezelfde omgeving leven en zich door de omgevingsdruk op het evolutionaire proces, in dezelfde richting hebben ontwikkeld. Daarin kwam verandering met de ontdekking van het DNA in 1953. DNA onderzoek heeft nieuwe verwantschappen aan het licht gebracht en oude bevestigd. Charles Sibley en Ron Ahlquist probeerden via DNA technieken, de genetische afstand tussen soorten vast te leggen. Zij gingen er van uit dat de mate waarin DNA structuren verschillen een maat is voor de tijd die verlopen is sinds het afsplitsen van soorten van een gemeenschappelijke voorouder. Zij kwamen op grond hiervan tot een sterk afwijkende indeling van de vogels. In de “Field Guide to the Birds of Australia” van Simpson en Day die volgens deze taxonomie is opgezet, staat als eerste van de in Europa voorkomende orden Galliformes, gevolgd door de Anseriformes. De Nachtzwaluwen zijn ondergebracht bij de strigiformes (uilen e.d.) en de 19
voorlaatste orde van de Ciconiiformes herbergt naast Reigers, Ooievaars, Snippen, Plevieren e.d. ook de Roofvogels en Pelikanen. Dat is wel even wennen. Ook door Noord Amerikaanse ornithologen en de American Ornithologists Union (AOU) wordt deze taxonomie aanvaard. Het werk van Sibley en Ahlquist lijkt niet te werken voor vergelijking van soorten die tot verschillende geslachten behoren. Taxonomen zijn opnieuw naar de opbouw van hun systeem kritisch gaan kijken. Het laatste woord is hier nog niet over gesproken. Er zal ongetwijfeld nog veel onderzoek moeten volgen om uitsluitsel te geven over de verwantschappen tussen de verschillende vogelsoorten. Ook de adviserende Commissie Systematiek Nederlandse Avifauna (CSNA) heeft voorstellen gedaan wijzigingen aan te brengen in taxonomie en nomenclatuur van op de Nederlandse lijst voorkomende vogels. Eendachtigen en Hoenderachtigen blijken nauwe verwanten van elkaar te zijn. De Anseriformes zullen voortaan voor de Galliformes staan en de lijst van Europese vogelorden aanvoeren. De Taigarietgans en de Toendrarietgans krijgen de status van soort als Anser serrirostris en Anser fabalis. Hetzelfde geldt voor de Rotgans, de Witbuikrotgans en de Zwarte Rotgans, als Branta bernicla, Branta hrota en Branta nigricans. Zo zijn er nog veel meer aanbevelingen die zeker zullen doorwerken in toekomstige vogelgidsen. Een ander belangrijk punt is nog steeds de onduidelijkheid over het soortbegrip. Bij vogelkwekers was het al langer bekend dat verschillende soorten wel in staat zijn vruchtbare nakomelingen te krijgen, maar ook in 20
het wild levende vogels van verschillende soort kunnen vruchtbare hybride nakomelingen krijgen. Bij ganzen en eenden is hybridisatie een bekend verschijnsel. Ook hierover is nog betrekkelijk weinig bekend. Voor ons als vogelaars misschien de moeite waard eens te letten op het voorkomen van deze hybride exemplaren. We kennen niet alleen vogels maar ook vogelaars van diverse pluimage. Als u meer dan 1500 soorten hebt gezien, kunt u lid worden van Club 4500. Deze club, onderdeel van Dutch Birding Association, stelt zich ten doel het stimuleren en bevorderen van het vogels kijken in de wereld en het op systematische wijze bijhouden van wereldlijsten van Nederlandse vogelaars. Bij Club 4500 kunt u onder meer de lijst van Sibley & Monroe in elektronische vorm vinden. Op 1 september 2003 kwamen slechts 10 Nederlanders boven de 4000 soorten, dus 4500 lijkt niet zo eenvoudig te halen. Naast soortenjagers kennen we de stille genieters, die al blij zijn als ze in hun tuin een winterkoning zijn jongen zien voeren. Ieder kan op zijn manier van vogels genieten, al was het maar van de fraaie kleuren van de ijsvogel, het gracieuze vliegbeeld van een sterntje of het moeiteloze zweven van de buizerd. De manier waarop vogels er steeds weer in slagen onder vaak moeilijke omstandigheden te overleven, is het voor elke soort waard je daarin te verdiepen. Of het nu om de sperwer gaat die een koolmees slaat of om de zanglijster die in uw tuin de slakken vreet, allen dragen bij aan de eeuwige kringloop van de materie. Geniet er van en niet met mate.
Literatuur: Simpson and Day “Field guide to the Birds of Australia” ISBN: 0-670-86305-x Marc Herremans “Taxonomy and evolition in redpolls” in Ardea 78 pag. 441 Georg Sangster e.a. “Dutch avifaunal list: species concepts, taxonomic instability, and taxonomic changes 1977 – 1998” in Ardea 87 pag. 139 W.H. van Dobben “De wetenschappelijke namen” in Het Vogeljaar jrg. 42 pag. 162 K.H. Voous “Waarom zijn er zo veel soorten vogels?´ in Het Vogeljaar jrg. 33 pag. 196 G. Ouweneel “Vlerkenstreken 4500” in Het Vogeljaar jrg. 52 pag. 123 Websites: Hybride eenden: http://mypage.direct.ca/w/writer/ducks.html Ross gans x Sneeuwgans: http://www.manitobanature.ca/birdbook2/rogo-text.html Taxonomie site van Rolf A. de By: http://www.ornitaxa.com/SM/TaxChanges.html Discussie over hybriden: http://www.harleysperch.com/hybrids.htm Hybride beringmeeuwen: http://www.dutchbirding.nl/journal/2001-5.html Discussie over hybride ganzen en eenden: http://www.waarneming.nl/forum Sibley-Ahlquist taxonomie: http://lexicon.izynews.be/nl/lexw.aspx?doc=SibleyAhlquist_taxonomie_van_de_vogels Jean Iron “Hoary and Common Redpoll Subspecies ID” op de website: http://listserv.arizona.edu DNA-DNA hybridisation: http://www.explore-biology.com/biology/D/DNA%2DDNA_hybridisation.html Club4500 checklist: www.dutchbirding.nl/misc/4500/club4500DEC04def.pdf Eef Jansen
Vogels rond het huis In deze serie besteden we aandacht aan vogels die we gemakkelijk in onze directe omgeving kunnen waarnemen. Mogelijk is het voor u een feest der herkenning. We hopen u te laten zien dat ook aan deze gewone vogels veel bijzonders is te ontdekken. Als u in de tuin wat dichte struiken hebt staan, zult u vaak van die kleine grijze zangertjes zich kruipend en sluipend tussen de struiken zien voortbewegen. Een vogel die daarbij zijn naam eer aan doet is
De Braamsluiper (Sylvia curruca) De Latijnse geslachtsnaam Sylvia betekent bosvogel. De herkomst van de soortnaam curruca is een dubieuze Latijnse vogelnaam. Het is daarbij wel merkwaardig dat in het Spaans alle
soorten Grasmussen en Zwartkoppen, maar ook de Tuinfluiter als een soort familienaam Curruca hebben. De Nederlandse naam Braamsluiper lijkt voor zich te spreken, sluiper tussen de 21
bramen. Als we dan maar wel bedenken dat met Braam vroeger doornachtige heggen werden aangeduid. Een echte liefhebber van braamstruiken is de Braamsluiper echter niet. Dat is meer iets voor zijn verwant de Grasmus (Sylvia communis). Nu lijkt de Braamsluiper erg veel op de Grasmus en als je het niet zo nauw neemt worden alle Braamsluipers Grasmussen, zelfs in oudere boeken kun je deze fout nog tegenkomen. Ook Linnaeus onderscheidde de soorten niet goed. Hij gaf de Braamsluiper de naam Motacilla curruca, maar beschreef daarbij de bovenzijde als bruinzwart (Grasmus) en de onderzijde als witachtig (Braamsluiper).* De Braamsluiper komt in ons land vrij algemeen voor en daardoor kreeg hij * Zie ook het artikel over taxonomie
22
ook veel streeknamen. De Friezen kennen de Braamsluiper als Toarnhipperke, een naam die ook voor niet-Friezen wel te bevatten is. De voorkeur voor doornachtig struikgewas komt ook tot uiting in namen als: Doornkneuterke in Noord Brabant, Braambijterke in Vlaanderen en Bremspoertserke in de Kempen. In sommige streken wordt een meer algemene habitat omschrijving in de naam verwerkt: Hegekruperke en Haechhipperke. In Groningen eet de Braamsluiper kennelijk wel eens kersen: Kaarsottertje. Ook namen als Kersenpikker, Kersendiefje wijzen in die richting. Braamsluipers zijn natuurlijk in de eerste plaats insecteneters, de spitse snavel verraadt het dieet onmiddellijk. Toch eten ze in het najaar ook wel van bessen die dan aan de struiken zitten. Als we de Braamsluiper niet opgemerkt mochten hebben, dan
valt hij direct door de mand als hij zijn zang laat horen. In tuinen met wat oudere en dichtere struiken zal de Braamsluiper niet gauw ontbreken. Het karakteristieke in de zang wordt omschreven als een kort rateltje dedededededede (Jonsson), een klepperend didldidldidl (König), een ratelend tell-tell-tell-tell-tell-tell (Mullarney/Svensson) of een weinig muzikale ratelslag tjet-tjet-tjet-tjet-tjet (Peterson). Wat u er ook in mag horen, karakteristiek is het wel en eenmaal gehoord, vergeet je dit geluid niet gauw. Thijsse heeft de zang ook getoonzet, voor de muzikale lezers het uitproberen waard.
De zang heeft de Braamsluiper ook een aantal lokale namen bezorgd. In Friesland het kleppermannetje en in Duitsland de officiële naam Klappergrasmücke. Thijsse vermeldt nog de naam Garendiefje, die aan veel kleine zangertjes gegeven werd, omdat ze in spinnerijen en weverijen kwamen stelen dat het een aard had. Daar zullen we niet veel meer van zien. De zang van de Braamsluiper is vooral te horen rond koninginnedag, later in het seizoen zijn ze minder luidruchtig; een tweede zangperiode valt in augustus. Het nest hebben Braamsluipers in een dichte struik op ongeveer anderhalve meter boven de grond. Het wordt gemaakt van plantenstengels en wordt gevoerd met haarwortels, paardenhaar en in Thijsse’s tijd met draden van Nijverdal Ten Cate. Thijsse adviseert overigens om in de broedtijd wollen draden buiten te leggen, met de waarschuwing die niet te lang te
maken omdat de vogels er anders in verstrikt zouden raken. Het mannetje maakt meerdere speelnesten, die niet worden afgemaakt; verder bouwen beide partners aan het nest. Een broedsel bestaat uit 4 of 5 roomkleurige eieren met donkere spikkels vooral bij de stompe kant. Beide ouders broeden en verzorgen de jongen. De broedduur is 12-13 dagen en na ongeveer 10 dagen verlaten de jongen het nest. Ze kunnen dan nog niet vliegen en zijn dan een gemakkelijke prooi voor predatoren, zoals de kat van de buren. De Braamsluiper komt in heel Nederland voor, hij bezet 82% van de atlasblokken, met de grootste dichtheden in het Noordoosten van het land en in de duinstreek. Tijdens de atlastelling 1998-2000 werd het aantal broedparen in ons land geschat op 13.000-20.000. De Braamsluiper heeft sinds de vorige atlastelling (19731977) wel terreinwinst geboekt. Hij is verdwenen in 197 atlasblokken en nieuw in 206 atlasblokken. Dit wordt toegeschreven aan de uitbreiding van het aantal woonwijken. Er komen meer tuinen, bestaande tuinen worden ouder waardoor meer geschikte struikvegetatie ontstaat. Ook de bossen en
Trends voor twee terreintypes
parken zijn ouder geworden en het beheer zeker wat de bossen betreft is zodanig dat veel snoeihout blijft liggen. Zoals aan de trendlijnen te zien is, blijft 23
in het agrarisch gebied het aantal broedparen redelijk stabiel, winst en verlies zullen elkaar daar opheffen, in de duinstreek is een positieve trend te zien. De Braamsluiper is een typische
Verspreiding binnen Europa
het Checklist report 2003 van de American Birding Association Checklist Committee Snoepen Braamsluipers hier op het eind van de zomer al van de vruchten die aan de struiken zitten, tijdens de voorjaarstrek bezoeken ze ook bloemen om nectar, stuifmeel en insecten te eten. Dit laatste is gebleken uit onderzoek naar stuifmeelresten, die als knobbeltjes aan de snavelbasis blijven zitten. Tijdens de voorjaarstrek werden op verschillende locaties in Denemarken mistnetten geplaatst. Ook tijdens de najaarstrek werden zangertjes gevangen. Daarbij werden slechts bij 1 exemplaar stuifmeelknobbeltjes aangetroffen en die waren nog uit het voorjaar. Wat de Braamsluipers betreft kon worden vastgesteld dat deze hadden gefoerageerd in sinaasappelbomen, die zich slechts in het Middellandse
trekvogel die pas in de tweede helft van april bij ons terugkomt en eind augustus weer vertrekt naar Oost Afrika, ten Noorden van de evenaar. Doortrek van Checklist report Noordelijke vogels kan tot ABA Checklist Committee in oktober plaatsvinden. 2003 Annual Report Eind september kon ik tijdens een trekvakantie op Lesser Whitethroat (Sylvia curruca). ABA-CLC Record # Öland in praktisch alle 2003-5; 1 bird. 8–9 September 2002, Gambell, St. Lawrence struiken op het Zuidelijk Island, Alaska; found by Paul Lehman. Details and color deel van het eiland photographs are provided in Lehman (2003). The record was unanimously accepted by the ABA Checklist Committee and Braamsluipers vin-den. by the Alaska Checklist Committee. Tijdens de trek zoeken de The polytypic species (which may include three or four anders nogal op zichzelf species) breeds across the Palearctic east to Lake Baikal, levende vogels elkaar op. and it winters from Africa, south of the Sahara, east to the Dat is ook een overleIndian subcontinent. It has occurred as a vagrant west to vingsstrategie, want met Madeira and Iceland (Cramp 1992) and east to Thailand meer is de kans kleiner dat and Japan (see references in Lehman 2003). The racial een meetrekkende Sperwer identity of the Gambell bird was not determined by the committee. je weet te slaan. Lesser Whitethroat is placed between Lanceolated Warbler Dat er tijdens de trek wel and Wood Warbler on the ABA Checklist. eens iets misgaat, blijkt uit de mededeling hiernaast uit 24
Broedgebieden van de Braamsluiper
Zee gebied bevinden. De later doortrekkende Tuinfluiters had pollen aan de snavel van een groot aantal plantensoorten. Dit onderzoek laat wel zien dat men met deze analyses meer over de trekroutes te weten kan komen. De verspreiding van de Braamsluiper is complex en de grenzen in het Oosten zijn niet volledig bekend. Het westelijk deel van het verspreidingsgebied bestaat groten-deels uit de ons bekende nominaat-vorm: Sylvia c. curruca De Braamsluiper die in Kasjmir voorkomt, is iets groter en heeft een dikkere snavel. Deze broedt in het lage heuvelland tot 2000 m en wordt vaak als aparte soort beschouwd onder de naam Sylvia affinis. Wat in de gids van Mullarney/Svensson nog als ondersoort wordt aangegeven, staat in de checklist van Sibley/Monroe als aparte soort.
In het Oosten zijn nog twee vormen bekend: de kleinere en blekere in de woestijn levende Kleine Braamsluiper (Sylvia minula) en ook de Hume’s Braamsluiper (Sylvia althaea). De Braamsluiper is een klein beetje kleiner dan zijn nauwe verwant de Grasmus (Sylvia communis) en mist de kastanjebruine vleugels van de Grasmus. Waarschijnlijk zijn beide soorten gescheiden tijdens de laatste ijstijd, 10.000 jaar geleden. Hun voorouders leefden toen in twee door het landijs gescheiden gebieden, één in het Zuidoosten, waaruit zich later de Braamsluiper verspreidde en één in het Zuidwesten waar de Grasmus vandaan zou komen. Omdat zangvogels voor de herkenning tijdens de balts afhankelijk zijn van de zang, is de verandering van dit belangrijke signaal voldoende om voor genetische isolatie te zorgen. 25
verschilt sterk van het krasgeluid van de Grasmus. Een soortgelijke situatie doet zich voor bij de Tjiftjaf en de Fitis, waarbij twee uiterlijk gelijke soorten door hun zeer verschillende zang worden geschei-den. Welke verschillen en overeenkomsten er tussen deze vogelsoorten precies bestaan, zal toekomstig onderzoek nog aan het licht brengen. Verspreiding Grasmus en Braamsluiper voor en na de laatste ijstijd
De zang van de Braamsluiper is snel en heeft een karakteristieke ratel en Literatuur: Jac. P. Thijsse “Het Vogeljaar” Uitg. W. Versluys Amsterdam 1904 Jonathan Elphick : “De wereldatlas van De Vogeltrek” Uitg, Schuyt & Co ISBN:901097-399-2 Karsten Laursen e.a.: “Pollen as marker in migratory warblers, sylvidae” in Ardea jrg. 85 pag. 223-231 Jan P. Strijbos “De vogels rondom ons huis” Uitg. L.J. Veen Amsterdam Klaas J. Eigenhuis “Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse Vogelnamen” Stichting Dutch Birding Association 2004 ISBN 90808433-1-8 Henk Blok en Herman ter Stege “De Nederlandse Vogelnamen en hun betekenis” 1995 ISBN 90-9008646-3 J.G.Th. van Nes “De eieren en nesten van onze vogels” Uitg. Thieme Zutphen 2e druk 1958 Prof. Dr. K.H. Voous “Atlas van de Europese vogels” Elsevier Amsterdam 1960 SOVON “Atlas van de Nederlandse broedvogels” ISBN 90-5011-161-0 The Complete Birds of the Western Palearctic on CD-Rom Websites: http://en.wikipedia.org/wiki/Sylvia_curruca http://en.wikipedia.org/wiki/Lesser_Whitethroat “The Nests and Eggs of Indian Birds, Volume 1” op: http://www.blackmask.com/thatway/books162c/nessdex.htm? Eef Jansen 26
Big Day, 14 mei 2005 Onlangs is voor de 2e keer een big day georganiseerd binnen het werkgebied van VMO: dat deel van de provincie Overijssel tussen de Ijssel, de Regge, het Twentekanaal en Zwolle. Vorig jaar deden er 3 teams mee, maar dit jaar was de belangstelling duidelijk gestegen. Er dee 1 team extra mee en de andere teams werden met 1 deelnemer uitgebreid. Na een sportieve strijd is de uitslag: 1e: de Honderdplussers 120 soorten (Een nieuw record. Het oude was 104 soorten.) 2e: de Geitenmelkers 114 soorten 3e: de Vliegen-af-Vangers 112 soorten 4e: de Toppers 108 soorten Hieronder volgen de verslagen die door verschillende teams zijn gemaakt en die hopelijk inspiratie vormen voor andere leden van VMO om volgend jaar ook mee te gaan doen.
Big Day honderdplussers Een jaar wachten op de mogelijkheid van een sportieve revanche is lang, heel erg lang. Wellicht weten de aandachtige lezers nog dat Tim en Huub ter Haar vorig jaar 2e waren met slechts 2 soorten achterstand. Dus dit was niet zo maar de 2e big day van VMO, dit moest dé dag worden. Al ruim een maand van te voren werd de route met een zorgvuldige tijdsplanning uitgeschreven, werden zeker 8 voorstudiebezoeken afgelegd, werd her en der informatie verzameld over waarnemingen binnen het VMOgebied en werd het team versterkt met 1 extra troef: Peter Kip. Niet alleen zijn naam gaf daarbij overigens de doorslag! Wij begonnen om 1.30 met een uitermate gunstig voorteken t.a.v. het verloop van de dag: bij het tanden poetsen riep buiten de eerste vogel reeds, een Steenuil. Wat zou de dag verder gaan brengen? Om 2.45 hadden we afgesproken op de parkeerplaats bij boerderij De Pas
in Haarle waar we op de fiets wilden beginnen. Peter was vanuit Hengelo gekomen met de uitermate gunstige mededeling dat hij op de dag ervoor op Schoonheeten zowel een Wespendief als Grauwe Klauwier had gezien, die zaten te wachten om getikt te worden. Eerst echter de fiets op en in volslagen duisternis de heuvelrug over. Om 4.00 hadden we 3 Ransuilen, 2 Bosuilen, een Houtsnip, 2 Nachtzwaluwen, Roodborsttapuit en Sprinkhaanzanger in de zak, vanaf 4.30 snel gevolgd door vrijwel alle Mezensoorten, Groene Specht, Zwarte Specht, Boomleeuwerikken, Boompiepers, Korhoenders en Veldleeuwerik. Helaas waren de gemelde Tapuiten voor ons in de Wolfslenk niet te vinden en ontbrak deze soort aan het eind van de dag op onze lijst. Min of meer voldaan fietsten we om 6.30 terug om aan de Paltheweg nog even een Fluiter mee te nemen. Op weg naar Heeten om de fietsen weg te brengen reden we nog even langs de Kreilemansweg voor een gegarandeerde Grauwe Vliegenvanger. 27
Daarna hebben we de fietsen thuis neergezet, verse koffie in de thermoskan gedaan en zijn zo snel mogelijk doorgereden naar het Raalter Twieg voor Bosrietzanger, Kleine Karrekiet en Zomertortel: al met al in hooguit 15 minuten. Daarna door naar Wijhe , Herxen en Zwolle want tot plusminus 11.00 heb je de meeste kans nog zingende vogels waar te nemen. Langs de IJssel Zwarte Sterns, Gele Kwikken en Meeuwensoorten zoals Kleine en Grote Mantelmeeuw, Stormmeeuw en Kokmeeuw. Tegenover Herxen richting Lierderholthuis hebben we vervolgens onze 1e troefkaart gespeeld: we wisten dat daar op een doodgespoten weiland meerdere steltlopersoorten te scoren moesten zijn, waar de andere teams redelijkerwijs niet van op de hoogte konden zijn. En ja hoor: Groenpootruiters (6), Bosruiters (6), Tureluurs, Kleine Plevier en Kleine Mantelmeeuwen. We begonnen steeds meer in de richting van ons streefgetal te gaan van 115 á 120 soorten waarvan we dachten dat voldoende moest zijn voor de overwinning. Gelukkig waren er nog geen sporen van vermoeidheid te bekennen t.g.v. het zeer korte nachtrustje (2,5 uur slaap). Doorgereden naar het Nijendal waar echter geen dooie mus was te bekennen en langs Olst waar in de auto door het geopende raam gelukkig een Braamsluiper naar binnen “mitrailleurde”. Vervolgens als laatste onderdeel van het morgenprogramma naar Deventer waar we aan de IJssel een mooie Fazantenhaan en Zwarte Zwaan zagen. Weliswaar zijn dit exoten maar voor de Big Day tellen ze mooi mee. Na een minipauze in Heeten van 20 28
minuten zijn we doorgegaan naar Schoonheeten voor onze 2e troef. Zowel een Grauwe Klauwier, een biddende!! Wespendief als een Wielewaal zagen we. Op de terugweg ontmoetten we een van de teams van VWG Zwolle die op dezelfde dag als wij een Big Day Overijssel deden. We hebben hen blij gemaakt met nog een aantal van onze waarnemingen en zijn doorgegaan naar de Domelaar (o.a. Oeverloper, Brandgans, weer een Gekraagde Roodstaart) en de Borkeld. Daar werden Zwartkopmeeuwen, Wintertaling, Tafeleend, Bruine Kiekendief en Graspiepers gezien. Tussenstand op dat moment: 118. Maar zal het wel genoeg zijn? Zullen we weer 2 soorten te weinig hebben? We beginnen toch steeds meer te gapen en de scherpte wordt minder. We vermannen ons nog 1 keer. Op de terugweg willen we langs de Koningsbelt nog even een Boomvalk tikken die ik op donderdagavond vlak voor de big day nog had gezien. We parkeren de auto vlak bij de Haarler Bergweg en lopen vermoeid richting Haarle. De goden zijn nog steeds met ons: al na 100 meter zit links boven op de Grote Koningsbelt op een kale tak een mooie Boomvalk. Even de telescoop erop zetten: 119 soorten. Het zou toch genoeg moeten zijn? We gaan eerst maar eens naar huis, het is 17.30. ’s Avonds om 20.30 bekruipt ons een unheimliches Gefühl. Stel je nou eens voor… We proberen in de achtertuin nog een Patrijs te scoren, maar het beest doet geen snavel open. Mis. Dan maar naar het Boeteler veld bij Raalte. Yes! We scoren onze laatste vogel: een Kerkuil die zich vanuit de nestkast
prachtig laat zien. 120 soorten is in ieder geval een mooi rond getal en we hebben een heerlijke dag achter de rug: goed weer, veel soorten en veel spanning. Volgend jaar verwacht ik dat 120 niet genoeg zal zijn voor de overwinning. We zijn allemaal weer wijzer van elkaar geworden, de geheime plekken zijn niet meer onbekend. 125 tot 130 soorten zullen mogelijk blijken en wellicht is het goed al vast met de voorbereidingen daarop te beginnen. De Honderdplussers en Huub ter Haar)
(Peter Kip, Tim
Big Day Toppers De Toppers waren niet zo vroeg uit de veren en startten hun dag om 5 uur met een gang naar de korhoenders, die mochten we toch zeker niet missen. Dat gebeurde dan ook niet. Wat we wel misten was de veldleeuwerik en dat zou de hele dag zo blijven. Waren we te vroeg voor de heideleeuwerik of was die zelf langer blijven slapen? Wel de nodige roodborsttapuiten, dat kon ook haast
Pauzerende Toppers
Ooievaar Duursche Waarden
niet missen op de heide. Jos, die in Vilsteren inventariseert, was onze gids naar dat gebied en hier werden de nodige soorten gescoord. Heel fraai was de ruzie tussen twee Koekoeken, die minutenlang tegen elkaar opvlogen. Ook een door Zwarte Kraaien op de huid gezeten Sperwer was de moeite waard. Boomleeuwerik en Grote Zilverreiger kregen we ook nog te zien hier in Vilsteren, een gebied waar het goed vogelen was. Vervolgens naar de IJssel. Vanaf Het Engelse Werk bij Zwolle, waar Gele Kwikstaart, Nachtegaal, Putter en Oeverloper werden gescoord trokken we zuidwaarts tot Fortmond. Rick wist dat ten noorden van de IJsselcentrale bij Zwolle vlotjes voor Zwarte Sterns waren uitgelegd. We konden deze gracieuze vliegers snel arresteren. Ook de Slechtvalk en de Blauwe Kiekendief werden hier gezien. Bij het veer over de IJssel ontmoetten we een stel concurrenten, waarvan één lid de strijd al had opgegeven. Het water in de IJssel stond vrij hoog, waardoor er weinig slikplaten te zien waren. Het aantal steltlopers viel daardoor tegen. Vervolgens naar De Borkeld, waar we nog een aantal soorten aan de lijst konden toevoegen. Vooral de Zwartkopmeeuw, waar we door een coöperatieve vogelaar op 29
attent gemaakt werden, was voor ons althans, een bijzondere waarneming. Bovendien zagen we hier Bruine Kiekendief, Wespendief en Kleine Bonte Specht. Het werd wel tijd de inwendige mens te versterken en we besloten een korte eetpauze in te lassen om daarna nog naar de Haarlerberg te gaan voor wat nachtvogels. Die hadden we snel te pakken, zowel Bosuil als Ransuil, maar ook de Sprinkhaanzanger liet zich nog horen en de Houtsnip kon zowel gezien als gehoord worden. De jonge Ransuilen
leverden nog wat discussie op doordat ze een tweetonig geluid produceerden en niet de bekende klagende uithaal. Wat speurwerk achteraf leverde een opname waarop dit tweetonige geluid hoorbaar was. Hoewel met 108 soorten meer floppers dan toppers, hebben we zeer plezierig gevogeld. Het meedoen bleek weer eens belangrijker dan het winnen. Volgend jaar gaan we er weer voor. De Toppers (Eef Jansen, Rick Ruis, Jos van Tongeren)
Rekel Deze rubriek geeft de lezers van Caprimulgus de mogelijkheid om zich te uiten over allerlei onderwerpen die te maken hebben met media-aandacht omtrent vogels en vogelbescherming. Het kan een mening zijn die je wilt ventileren maar ook een artikel uit een krant of weekblad waarvan jij vindt dat het aandacht behoeft. Aalscholvers roven Hengelose vijvers leeg - Tubantia 25 maart 2005 Hengelsportvereniging Ons Genoegen ontdekte dat Aalscholvers een van de grote Hengelose visvijvers zo goed als leeggevreten hebben. De weinige dieren die aan de Aalscholvers zijn ontsnapt, vertonen verwondingen. Het onder de sportvissers geliefde kleigat bij de Haaksbergerstraat blijkt dramatisch leeg, een paar karpers en palingen zijn er over. Ons Genoegen weet niet zo snel wat te doen. Vis uitzetten? We gaan de aalscholvers niet voeren. De lol gaat er af. Het gaat veel hengelaars om de rust van 30
naar het water turen, maar je wilt natuurlijk wel iets kunnen vangen. Dit is voetballen zonder bal. Commentaar Ja, dat is wel triest als een vogel je te slim af is. Nu is het wel zo dat een Aalscholver een dagvisser is en een paling een vis die ’s nachts actief is. Over het algemeen zullen die elkaar niet zien, tenzij de paling zo stom is om zijn kop uit de modder omhoog te steken. Rekel vraagt zich trouwens af wat de aardigheid ervan is om een vis met een haak door zijn bovenlip aan die haak uit het water te trekken en hem vervolgens weer terug te gooien. De
leden van de hengelsportvereniging zijn eigenlijk waterjagers, die zich nog nooit hebben afgevraagd wat die vis daar nu wel van vindt. Heeft een vis geen gevoel? Waarom spartelt hij dan zo? Als het die hengelaars voornamelijk om de rust gaat, laat ze dan een hengeltje zonder haak in het water leggen en dan maar uren turen naar die dobber. Hebben ze ook nog tijd om eens naar die vissende Aalscholver te kijken. Vlamingen willen weer Vinken vangen - Tubantia 14 april 2005 Vlaanderen zal het vangen van Vinken waarschijnlijk weer toestaan. Argument daarbij is dat Vinken in volières anders aan inteelt en bloedarmoede gaan lijden. Vlaanderen beschouwt het laten zingen van Vinken als een eeuwenoude volkssport. Ongeveer 20.000 gezinnen beleven daar dagelijks plezier aan. Dat moeten we redden zegt parlementariër Carl Decluwé. Vinkeniers menen dat gevangen vinken beter zingen dan gekweekte soortgenoten. Ze willen om te beginnen 3200 broedparen laten vangen. Daarna moet het aantal vangsten per jaar afnemen tot 400 in 2012. Voorzitter Rodts van de Vlaamse Vogelbescherming is tegen en bestrijdt de bewering van Decluwé dat er 500.000 tot 750.000 broedparen in Vlaanderen zouden zijn. Bovendien toont een studie van de universiteit van Antwerpen aan dat inteelt onder volièrevogels niet nodig is. Commentaar Het is van de zotte, om het maar even op zijn Vlaams te zeggen.
Een eeuwenoude volkssport heet zoiets. Wat heeft dit met sport te maken? Een vogel in een kooitje zetten en laten zingen. Wie presteert daarbij iets? Zo kent Rekel er nog wel een paar: gansknuppelen, ganstrekken, palingtrekken allemaal oude volkssporten. Zijn de Middeleeuwen in België nog niet voorbij? 20.000 gezinnen genieten van de vinkenzang. Het zou een mooi educatief project zijn als die sinjeur Decluwè er eens met die gezinnen ’s morgens vroeg opuit trok om vinken in de natuur te horen zingen. Willen die mensen per se een vinkenzang in hun huiskamer horen, dan de CD in de speler, surroundsound op volle sterkte, even de ogen sluiten en je waant jezelf in een van vinken vergeven bos. Rekel begrijpt ook het verweer van de heer Rodts niet, alsof het er iets toe doet, of er meer of minder broedparen in Vlaanderen aanwezig zijn. Of inteelt bij volièrevogels wel of niet voorkomen kan worden, zal Rekel een zorg zijn. Vogels moeten blijven daar waar ze thuishoren, in de vrije natuur en verder geen gezeur. “Aaisikers” ondanks rechterlijk verbod het veld in - NRC 26 maart 2005 Ruim 60 verontruste aaisikers kwamen in Jirnsum bijeen. Ondanks een verbod gaan ze de weilanden in om hun hobby uit te oefenen. Taxichauffeur Breeuwsma legt uit wat “aaisykjen” is: Eén zijn met de natuur, het gedrag van de Kievit onderzoeken, je vrij voelen. Als ik kievitseieren zie word ik lyrisch. Ja, dan krijg ik kippenvel. Een van zijn kompanen merkt op; “Zielig als ik een eitje meeneem? Nee, 31
in elk mens schuilt een jager. Hollanders hebben geen idee wat het voor de Friezen betekent als ze geen kievitseieren meer mogen zoeken. Het is net zoiets als wanneer de elfstedentocht niet doorgaat:” De rechtbank oordeelde het Nederlandse wetsartikel dat in Friesland het rapen van kievitseieren tot 9 april toestaat in strijd met de Europese vogelrichtlijn. Harm Niesen van de Faunabescherming, die het proces aanspande, ontving van een boze Fries een kogelbrief met de opmerking “Friezen waarschuwen niet, maar schieten direct.” Voorzitter A. Osinga van de Bond van Friese Vogelwachters voorspelt dat meer dan de helft van de 6500 vrijwilligers er de brui aan geeft en niet meer aan nestbescherming doet. Commentaar Aansluitend op het vorige commentaar, nog zo’n folkloristisch volksvermaak. Het is Rekel nooit duidelijk geworden, waarom Friezen wat betreft het rapen van kievitseieren boven de wet zouden staan. Van het verhaal van die taxichauffeur zou je toch tranen in je ogen krijgen. Eén zijn met de natuur, kan dat niet zonder die eieren te rapen? Wat een enorme flauwe kul. Van het allooi van de Friese vogelliefhebbers moeten we ons dus ook niets voorstellen. Van de opmerking van de voorzitter van de Bond van Friese Vogelwachters kijkt Rekel al niet meer op, de liefde voor de Kievit zit kennelijk niet zo diep. Wat leveren die naar schatting 25.000 eieren, die in Friesland naar een wel heel voorzichtige schatting geraapt worden, eigenlijk op? 32
Dossier doodgemaaide Grutto’s gaat naar minister van landbouw - Noord-Hollands Dagblad 19 april 2005 Officier van Justitie Groenhuis stuurt het strafdossier tegen veehouder C.H. uit De Woude door naar minister Veerman van Landbouw en Natuurbeheer. H. zou vorig jaar honderden jonge Grutto’s hebben gedood toen hij op 18 mei zijn weilanden maaide. Tegen H. werd vervolgens aangifte gedaan door natuurfotograaf Danny Ellinger. De politierechter Van der Perk heeft de veehouder vrijgesproken bij gebrek aan bewijs. De veehouder heeft wel nesten beschermd en daarvoor subsidie ontvangen. Maar na het uitkomen van de jongen heeft hij niet aan nazorg gedaan door er niet voor te zorgen dat de jonge weidevogels volwassen konden worden. H. had moeten begrijpen dat het verkrijgen van subsidie verplichtingen schept. De natuurfotograaf heeft verklaard dat de boer zich van de regels over de nazorg niets heeft aangetrokken. Geen vlaggen geplaatst voordat hij ging maaien, veel te snel gereden en hij maaide foutief van buiten naar binnen en er zijn geen vluchtstroken gras blijven staan voor de jonge weidevogels. Conclusie van rechter Van der Perk: “Er is maar één getuige die zegt dat H. fout gehandeld heeft. En het is nu eenmaal zo in de echtspraak dat één getuige geen getuige is”. Daarna volgde vrijspraak. Commentaar Hoe is het mogelijk dat zo’n veehouder daarmee wegkomt? Eerst subsidie opstrijken en vervolgens niets doen om de weidvogels te helpen. Zou de veehouder het gek vinden als de
boeren overal de schuld van krijgen? Rekel denkt dat de officier van Justitie er goed aan gedaan heeft de minister van deze praktijken op de hoogte te stellen. Het is te hopen dat ook boerenorganisaties zich van deze praktijken distantiëren. Het zou het vertrouwen in de boerenstand wel ten
goede komen. Gelukkig kent Rekel uit eigen omgeving ook boeren die zelf nesten markeren als ze op de trekker over het land rijden en die vervolgens deze nesten ook bij verdere werkzaamheden ontzien. Zo hoort het en zo kan het dus ook.
Algemene ledenvergadering, 13 april 2005 Even na half acht opent de voorzitter de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Van 5 leden werd bericht van verhindering ontvangen. Behalve 4 bestuursleden waren 9 leden aanwezig. Mededelingen. Kort wordt stilgestaan bij het overlijden van donatrice Lena Blom. Er zijn volop activiteiten t.w.: inventarisaties zijn in volle gang; in Markelo draaide een beginnerscursus met 16 deelnemers. De organisatie hiervan berustte bij het IVN Markelo/Diepenheim. Opbrengst € 295. Op 20/4, 27/4 en 4/5 worden de jaarlijkse korhoendertellingen gehouden. Oproep om bijzondere waarnemingen te melden bij Gerrit Dommerholt. Eerste waarnemingen van uit de overwinteringsgebieden terugkerende vogels graag melden op de fenologielijst. De excursie naar de Ooypolder vindt plaats op zondag 1 mei a.s. Er zijn enkele CD’s met vogelgeluiden te koop evenals enkele boekjes. De Big Day wordt dit jaar gehouden op zaterdag 14 mei. Opgave bij Roel Janssen of Gerrit Dommerholt. Nieuwe leden: Gerard ten Have en
André van Olst. Nieuwe donateur: Joël van der Ree. Afgemeld als lid: Jacquelien Heuvink, Henk Bouwhuis, Jacques Dijkman, Marc van der Poel. Voor een bezoek aan Zweden eind september hebben zich 4 personen aangemeld, 2 aarzelen nog. Notulen van de ledenvergadering van 28 april 2004: worden onder dankzegging zonder opmerkingen goedgekeurd. Jaarverslag 2004: kan eveneens de goedkeuring wegdragen. (Slotdatum moet zijn februari 2005). Financieel jaarverslag 2004, begroting 2005: De penningmeester geeft uitvoerig toelichting op het financieel verslag van 2004 en op de begroting voor 2005. Verslag en begroting liggen ter inzage tijdens de vergadering. 33
De kascontrole is verricht door Hugo de Vries en Jan Roele. De stukken zijn in orde bevonden en de penningmeester wordt onder dankzegging decharge verleend. De kascommissie voor 2005 zal bestaan uit Jan Roele en Jan Krooshof. Er staat veel geld op de bank. Overwogen wordt of een deel van deze gelden besteed kan worden aan apparatuur die gebruikt kan worden bij cursussen.
Het zou jammer zijn als we t.a.v. de kwaliteit een stap terug moeten doen. De vergadering wordt verzocht mee te denken over een oplossing
Vaststelling contributie: Het voorstel de contributies niet de veranderen wordt geaccepteerd door de vergadering.
Rondvraag. Er wordt van de gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Bestuursverkiezing: Hanneke Huiskamp is aftredend en herkiesbaar. Bij het ontbreken van tegenkandidaten wordt zij herkozen. Caprimulgus We kunnen nog steeds trots zijn op ons verenigingsblad. Wel hangen er donkere wolken boven: Eef Jansen stopt met het samenstellen en redigeren van Caprimulgus. Het vinden van een opvolger is nog niet gelukt.
W.v.t.t.k. en rondvraag: Hanneke stelt voor meer mensen te betrekken bij het organiseren van excursies. Mogelijk komen we dan in nieuwe, onbekende gebieden. Het voorstel wordt door het bestuur nader uitgewerkt.
Om 20.20 uur sluit de voorzitter dit deel van de vergadering af. Ondertussen is de inleider van deze avond Jan van Dijk uit Zwolle binnengekomen alsmede een zevental extra belangstellenden. De lezing gaat over roofvogels rondom Zwolle geïllustreerd met fraaie foto’s en bewegende beelden. Een boeiende lezing die eindigt om 22.15 uur. Theo Aarsen
Wie kan deze klapekster thuisbrengen? Internet helpt u op weg. Oplossingen voor 1 september inzenden naar de redactie.
34
Mededelingen Wie waagt zich aan deze strandloper?
Niemand dus. Jammer want met enig zoekwerk had u hem kunnen vinden. Opvallend aan deze strandloper is de betrekkelijk lange en dunne snavel die
aan de punt iets naar beneden is gebogen. Verder is de onderzijde erg wit. Zowel in “Vogels van Europa” van Lars Jonsson als in de ANWB gids van Lars Svensson komt deze dwaalgast uit Noord Amerika voor. De Alaska Strandloper (Calidris minutilla), want daar gaat het hier over, broedt zeer Noordelijk in de arctische toendra’s van Noord Amerika en in Siberië. Het overwinteringsgebied ligt in het Caraïbisch gebied en langs de kusten van het Noordelijk deel van Zuid Amerika. Hij wordt sporadisch als dwaalgast in Europa gezien.
Enquête Caprimulgus Bij de enquête die bij de vorige Caprimulgus werd ingesloten, stond geen einddatum voor terugzending. Drie maanden zouden toch genoeg moeten zijn. Van de 45 meegezonden formulieren werden er 5 terugontvangen. Een respons van 11% dus. Niet om enthousiast van te worden. De leden/donateurs die geen respons gaven, hebben geen interesse in Caprimulgus of ze vinden Caprimulgus wel goed. We houden het maar op het laatste. De respondenten willen we bedanken voor hun bijdrage en speciaal voor hen hierbij een korte samenvatting van de reacties. 1. Inhoud en stijl van artikelen in Caprimulgus “Het gedicht” wordt niet bijzonder leuk gevonden, maar het kan er mee door. Eén respondent vindt het gedicht zonder meer erg flauw. “Bestuurlijk” wordt gemiddeld informatief en vlot leesbaar gevonden. “Uit de Media” beoordeelt men overwegend als informatief en men vindt het gemakkelijk te lezen, hoewel het ook waardeloos en droog wordt gevonden. “Rekel” wordt goed leesbaar gevon-
den, maar de inhoud wordt niet altijd gewaardeerd. “Vogelportretten” scoren goed: gemakkelijk leesbaar en interessant tot zeer interessant. “Vogelaar in beeld” blijkt gemiddeld tot zeer informatief en leesbaar tot zeer goed leesbaar. “Vogels verbeeld” is een interessante reeks die goed tot zeer goed leesbaar is. De reeks wordt echter ook oninteressant en minder goed leesbaar gevonden. “Onze kraaiachtigen” scoort goed informatief tot zeer informatief en 35
goed tot zeer goed leesbaar. “Vogels rond het huis” scoort even goed als de vorige serie. “Aspecten van vogels” wordt tot zeer informatief gevonden, de leesbaarheid is bovengemiddeld. “Excursieverslagen” weet men wel te waarderen: zeer informatief en zeer goed leesbaar. “Waarnemingen en inventarisaties” worden gelijk beoordeeld als informatief tot zeer informatief. “Nationaal Park” wordt als redelijk beoordeeld: gemiddeld tot zeer informatief en leesbaar tot zeer goed leesbaar, hoewel ook beoordeeld als niet goed leesbaar. “Mededelingen” blijken in een behoefte te voorzien, zijn in ieder geval bovengemiddeld tot zeer informatief. 2. Opmaak van Caprimulgus Zowel de lay-out als het gebruikte lettertype worden positief gevonden. Het ziet er gestructureerd en goed tot zeer goed uit. 3. Illustraties Deze worden overwegend zeer fraai gevonden, een compliment voor de tekenaars dus.
4. Voortbestaan van Caprimulgus Het tijdschrift moet absoluut blijven bestaan. 5. Eigen bijdrage Het merendeel van de respondenten laat in het midden of ze al of niet een eigen bijdrage willen leveren. Toch hebben een drietal leden aangegeven wel bereid te zijn enige activiteit te willen ontplooien ten behoeve van Caprimulgus. Na contact met deze leden blijkt er één de nodige reserves te hebben i.v.m. drukte op het werk. 6. Vrije meningsuiting Het blad wordt met veel plezier gelezen en wordt gezien als het visitekaartje van de Vogelwerkgroep. Er is ook een verzoek niet alleen losse waarnemingen te publiceren, maar ook seizoenoverzichten van bepaalde gebieden. Follow-up Op 6 juli zal de huidige redactie, samen met de geïnteresseerde leden en onze voorzitter bijeenkomen om over de toekomst van Caprimulgus van gedachte te wisselen.
Nachtzwaluwtelling 2005 Op het moment dat we dit schrijven zijn de Nachtzwaluwen op 17 en 24 juni al geteld, op 1 juli volgt nog een laatste telling. Op 17 juni was het volledig bewolkt en er dreigde een buitje te vallen. Dat gebeurde overigens niet en tegen half twaalf begon de bewolking zelfs weg trekken. 24 juni was een heldere warme avond. 36
Veel van de tellers zullen Nachtzwaluwen gehoord en meestal ook wel gezien hebben. Verder was het geknor van de Houtsnip te horen. Op sommige plaatsen werd ook het klaaglijke geluid van jonge Ransuilen waargenomen. Alles altijd weer de moeite waard. Resultaten: 17 juni: 50 territoria 24 juni: 49 territoria
Vogelwerkgroep Midden Overijssel Bankrekening: 59.11.60.706 t.n.v. Vogelwerkgroep Midden Overijssel te Wierden Secretariaat: Ab Jansenstraat 26 7451 EB Holten Telefoon: 0548-366726 E-mail:
[email protected] Website: www.vogelwg-mo.nl
De VMO rekent het gebied tussen Ommen, Wierden, Markelo en Raalte als haar werkgebied. Activiteiten van de vogelwerkgroep zijn o.a.: - het uitvoeren van broedvogelinventarisaties - het houden van excursies voor leden - het op aanvraag organiseren van vogelexcursies in de regio - het uitgeven van dit verenigingsblad De werkgroep doet mee aan landelijke tellingen van het SOVON en Vogelbescherming Nederland.
Het bestuur van de VMO bestaat uit: Arie Langendoen voorzitter Theo Aarsen secretaris Petra Fransen penningmeester Hanneke Huiskamp lid excursies Gerrit Dommerholt
lid inventarisaties
Markelo Holten Wierden Raalte
(0547-364055) (0548-366726) (0546-576382) (0572-353036 of 06-244.724.78) Nijverdal (0548-618423 of 06-481.372.36)
Lidmaatschap € 20,- per jaar. De vereniging kent ook donateurs, die de vereniging financieel ondersteunen. Donateurs krijgen een abonnement op Caprimulgus en kunnen deelnemen aan de excursies. Meer weten over de Vogelwerkgroep Midden Overijssel of lid of donateur worden, neem dan contact op met een van de bestuursleden of verzend een e-mail. Tekeningen: pag. pag. pag. Foto’s: pag. pag. pag.
4, 22: Arie Langendoen 18, 19: Compilatie BWP 2, 14, 15, 19: WWW 29: Rick Ruis 34: Roel Janssen 35: Eef Jansen
Vogelwerkgroep Midden Overijssel Secr.: Ab Jansenstraat 26 7451 EB Holten Telefoon: 0548-366726 E-mail:
[email protected] Website: www.vogelwg-mo.nl