Caprimulgus tijdschrift van de Vogelwerkgroep Midden Overijssel De werkgroep, opgericht op 17 januari 2001, is een onafhankelijke vereniging die zich bezighoudt met vogelonderzoek en - bescherming. Zij organiseert excursies naar vogelgebieden in en buiten de regio en geeft voorlichting over vogels. Jaargang 3, nummer 4
december 2004
Inhoud Redactie: An Rijk Huub ter Haar Eef Jansen
Aalscholvers
2
Bestuurlijk
3
Vogelportretten - de aalscholver
4
Adres: Orchidee 8 7443 LG Nijverdal tel.: 0548-618244 e-mail:
[email protected] Losse nummers: € 3.-
Vogelrichtlijn en habitatgebieden
6
Fenologie
8
Uit de media
9
Kopij voor het volgende nummer inleveren vóór 1 maart 2005, bij voorkeur op floppy of per e-mail. Tabellen en grafieken apart, alleen in zwart, aanleveren als Wordof Excel-document.
Excursie Enterveen
15
Vogels rond het huis - de groenling
16
IJsvogel verstoort maaltijd
23
Overijsselse Vogelaarsdag
23
Vogelaarsjargon
25
Waarnemingen en inventarisaties
26
Nationaal Park
28
Aspecten van vogels
29
Rekel
38
Mededelingen
40
Excursies
42
1
Aalscholvers
Aalscholvers denken allemaal: ”Kun je nog scholven, scholf dan aal.” Doch door de golven diep bedolven wil weinig aal zich laten scholven Zo scholft zo’n beest zich uit de naad terwijl het woord niet eens bestaat
Kees Stip 2
Bestuurlijk Op 16 oktober jongstleden opende minister Veerman in een feestelijke ambiance het negentiende nationale park van Nederland: het “Nationaal Park De Sallandse Heuvelrug”. Diverse leden van onze werkgroep waren daarbij aanwezig. Immers, de Sallandse Heuvelrug vormt de kern van ons “werkgebied”. De activiteiten van de vele vrijwilligers die in dit gebied opereren werden geroemd, waaronder de vogelaars die zich verdiepten in de populaties van het korhoen en de nachtzwaluw. Op de vierde Overijsselse Vogelaarsdag, die wij op 6 november mochten organiseren, kwam het tel- en inventarisatie werk eveneens aan de orde. In de voordracht van Herman Reimerink was dat het geval. Het was een geslaagde dag. Boeiende lezingen waren er en een fraai uitgevoerd boekwerk “Vogels in Overijssel 2004”. Het boekje, hoewel boeiend, is geen gemakkelijke lectuur. Het grafiekgehalte is erg hoog. Niet iedereen zal dat aanspreken echter de gevorderde vogelaar is er zeer blij mee. Wat gebeurde er nog meer de laatste tijd? Een zestal leden reisde naar Zweden om de enorme vogeltrek op Falsterbo te bewonderen. Fascinerend! Voorts stonden er twee excursies gepland. De eerste ging niet door wegens geringe belangstelling en de tweede duurde maar een uurtje: het goot van de regen. Geen vogel liet zich zien. In dit nummer van Caprimulgus vindt u het overzicht van de eerste waarnemingen van de zomergasten van 2004. Tevens is een los formulier bijgevoegd zodat eerste waarnemingen door een ieder genoteerd kunnen worden. Hopelijk doen velen van u er aan mee. Het bestuur wil weer een weekend organiseren van de winter. U las er al over in het onlangs verschenen mededelingenblad. Daarnaast toetsen we of er belangstelling is voor een Zwedenreis in het komende najaar. Wanneer u dit blad onder ogen krijgt loopt 2004 op zijn laatste benen. Feestdagen volop, maar ook vrije dagen! Geniet ervan. Bezoek eens een vogelgebied! Veel leesplezier en fijne dagen gewenst! Arie Langendoen, voorzitter
3
Vogelportretten De Aalscholver (Phalacrocorax carbo)
Phalacrocorax carbo: een fraaie Latijnse naam voor deze welbekende viseter. De vertaling van de naam luidt: “houtskoolkleurige kaalkopraaf van de kale heuvels”. Voorwaar een bijzondere beschrijving van de vogel. Verklaringen bij de Nederlandse naam: “Aal” werd en wordt door beroepsvissers aan de vogel gegeven omdat gemeend wordt dat de vogel vooral paling zou eten. De aalscholver gaat ook door het leven onder de naam “Schollevaar”. Het laatste deel van deze naam, “aar” verwijst naar “Arend”. Deze vergelijking is ontstaan doordat de aalscholver wat op een arend lijkt als hij na de jacht op vis zijn veren laat drogen. Andere namen die wel eens gebruikt worden voor de aalscholver zijn: moddergans, zwartjan, palingdief, schrokker, kropgans, kormoraan stinker, kaaptreder, dominee. De vele namen geven aan dat de vogel goed bekend is en tot de verbeelding spreekt. Het leefgebied van de aalscholver wordt gekenmerkt door een waterrijke omgeving: rivieren, meren, zeeën 4
maar ook kleinere sloten en vijvers. We kunnen aalscholvers tegen komen langs alle kusten van West-Europa, Groot-Brittannië, Ierland, Skandinavië en IJsland. Na de broedperiode trekken de vogels naar zuidelijker streken. Ze verlaten echter Europa niet. Een flink aantal overwintert in ons land, zeker bij zachte winters. De aalscholver is een echte kolonievogel. In de broedtijd, die ligt tussen eind februari en de zomerperiode, betrekken de paren bomen in de nabijheid van water. Hier wordt van flinke takken een grof nest gebouwd. De 3 tot 4 eieren worden in ongeveer 26 dagen uitgebroed. Doordat aalscholvers voornamelijk vis consumeren veranderen de bomen waarin gebroed wordt langzamerhand van groen in wit als gevolg van de scherpe uitwerpselen. Die uitwerpselen veroorzaken tevens de dood van de boom. Tegenwoordig omvat de Nederlandse populatie circa 20.000 broedparen, verdeeld over vele grote en kleine kolonies. De dichtstbijzijnde kolonie vinden we in de Duursche Waarden bij Wijhe. De allergrootste kolonie bevindt
zich in de Oostvaardersplassen. Hier broeden enige duizenden paren. Aalscholvers worden gerekend tot de oudste vogelsoorten op aarde. Ze zouden rechtstreekse afstammelingen zijn van de gevleugelde reptielen uit het verre verleden. Ze zijn ook wat primitief: een vetklier die een vettige stof produceert om de vleugels waterdicht te houden ontbreekt. Daarom moeten de vogels nadat ze op visvangst geweest zijn hun vleugels en overig verenpak in zon en wind laten drogen. Ze nemen daartoe de karakteristieke houding met wijd gespreide vleugels aan. Het ontbreken van de vetklier heeft ook zijn voordelen: er bevindt zich nagenoeg geen lucht tussen de veren waardoor het duiken vergemakkelijkt wordt. Zo heeft elk nadeel zijn voordeel. ( Cruyff) Voor het vergaren van vis, vooral kleinere vissen zoals de pos, spiering, baars en voorn, vliegen aalscholvers over grote afstanden. De vogels uit de omgeving van het IJsselmeer leggen wel afstanden van 15 tot 20 kilometer af om hun krop te vullen. Op weg naar
de visgronden vliegen de vogels in lange rijen achterelkaar, dan weer laag over het water dan plotseling weer flink omhooggaand. Ook op de najaarstrek komt dit voor. Bij Falsterbo in Zweden zag ik een sliert van wel 2 kilometer lang oversteken naar Denemarken. Het jagen op vis kan de aalscholver uitstekend alleen. Toch zien we in grotere wateren vaak het groepsgewijze vissen. Dat is een uitgekookt gebeuren. Een groep vogels duikt en jaagt de vis op. Kort daarna duikt de tweede groep en vangt en jaagt de vis verder op. De eerste groep profiteert daar vervolgens weer van. Het is een boeiend gezicht dit gedrag eens te volgen. Doordat aalscholvers echte viseters zijn hebben ze een slechte naam bij de beroepsvisserij. Ze zouden alle vis en dan vooral paling opvreten. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat het de vissers zelf zijn die door overbevissing de palingstand gedecimeerd hebben. Aalscholvers eten vooral vis die in scholen voorkomt en bovendien vaak klein van stuk is. Een enkele keer zien
5
we een vogel een grotere vis, inderdaad ook wel paling, nuttigen. Het onderzoek gaf tevens aan dat de bijvangsten van de vissers, die vaak dood of halfdood overboord worden gezet van grotere omvang zijn dan de door de schollevaars gegeten vis. Geschat wordt dat er in het IJsselmeer 75 miljoen kilo vis zit. Hiervan wordt 6 miljoen kilo gevangen door vissers en 3 miljoen kilo door aalscholvers.
Door de voortplanting van de vis wordt blijkens onderzoek de stand moeiteloos aangevuld. Aalscholvers zijn boeiende vogels. Wie ze nader wil bekijken moet de observatiehut in de Duursche Waarden bezoeken of naar de Knardijk bij de Oostvaardersplassen gaan. Succes verzekerd! Arie Langendoen
Vogelrichtlijn en habitatgebieden Benader Vogelrichtlijn- en habitatgebieden als een geheel 9 november 2004 - Nederland heeft tijdens de conferentie over “5 Years of the Birds Directive: Challenge for 25 Countries” gepleit om de vogelrichtlijnen habitatgebieden als een geheel te benaderen. Een concreet voorstel van Nederland is ook om het beschermingsregime binnen de regelgeving zo flexibel mogelijk toe te passen. Er kan veel, maar niet alles. Het is van belang om tijdig met overleg te beginnen. De actie die hiermee samenhangt, is om te onderzoeken of er een saldering kan plaatsvinden van positieve en negatieve effecten op de natuur als het beschermingregime van de EU-richtlijnen wordt toegepast. Nederland doet dit al voor de Ecologische Hoofd Structuur. De conferentie is op 7 november 2004 begonnen en eindigt vandaag (9 november GD). Tien doelstellingen Martin Lok van de directie Natuur is erg tevreden over de afloop. “Er zijn tien doelstellingen aangenomen om voor vogels de EU-biodiversiteitsdoelstelling voor 2010 nader te concre6
tiseren. In 2010 moet volgens plan het verlies aan biodiversiteit gestopt zijn. Voor iedere doelstelling is een aantal concrete acties uitgewerkt. Hierbij is aangegeven wie deze zullen oppakken. Nederland gaat als voorzitter van de EU de conclusies van deze conferentie presenteren in de Milieuraad van 20 december. Boeken Gisteravond (8 november GD) heeft Bird Life International twee boeken aangeboden: ‘Birds in Europe 2’ en een specifieke analyse van vogels in de EU “Birds in the EU”. Minister Veerman die de boeken kreeg prees Bird Life voor hun hulp aan de lidstaten bij het maken van de analyses. Een ander nieuwtje was volgens Martin Lok dat Hanja May-Weggen, de Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant, heeft aangekondigd dat Noord-Brabant als eerste Europese regio zich committeert aan de IUCN Countdown 2010 initiatief. “Dit is een initiatief om politiek de aandacht vast te houden voor de doelstellingen van
de Europese Unie op het gebied van biodiversiteit. De resultaten van de conferentie worden mede gepromoot in dit licht. Brabant verbindt zich nu om op regionaal niveau aandacht te vragen voor de bredere biodiversiteit doelstelling.” Vogelrichtlijn De Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 betreffende het behoud van de vogelstand) is in 1979 in werking getreden. De Vogelrichtlijn heeft tot doel de bescherming en het beheer van alle vogels die op het grondgebied van de EU (zogeheten communautair grondgebied) in het wild leven en hun habitat (leefomgeving). De lidstaten nemen vooral maatregelen voor de leefgebieden van vogelsoorten die extra zorg nodig hebben. Het gaat dan om soorten die op bijlage 1 van de richtlijn voorkomen omdat zij extra bedreigd zijn. In Nederland zijn er voor 44 van deze soorten gebieden aangewezen. Ook voor trekvogels worden dergelijke maatregelen genomen. Het gaat daarbij vooral om de bescherming van watergebieden van internationale betekenis. De Vogelrichtlijn in de praktijk Strategie De Vogelrichtlijn heeft twee beschermingsstrategieën: - de bescherming van leefgebieden van een aantal specifieke soorten; - algemene bescherming van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de Europese lidstaten. Bescherming van leefgebieden De lidstaten moeten op grond van de Vogelrichtlijn de volgende gebieden
aanwijzen als speciale beschermingszone: Gebieden die van belang zijn voor de in bijlage 1 van de Vogelrichtlijn opgenomen vogels en gebieden die van belang zijn voor regelmatig voorkomende trekvogels. Welke gebieden worden aangewezen en beschermd, wordt alleen bepaald door de vogelkundige waarden. Sociale en economische factoren mogen bij de selectie en begrenzing van gebieden geen rol spelen. De juridische bescherming van de Vogelrichtlijngebieden vindt zijn grondslag in artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Dit artikel wordt op grond van het Europese recht omgezet in nationale wet- en regelgeving, te weten de Natuurbeschermingswet, die ter behandeling ligt bij de Tweede Kamer. Bescherming van soorten De Vogelrichtlijn verplicht de lidstaten een algemene regeling in te voeren voor de bescherming van alle in het wild voorkomende vogelsoorten, zowel binnen als buiten de speciale beschermingszones. Artikel 5 van de Vogelrichtlijn verplicht de lidstaten onder meer om het vangen, het doden en het opzettelijk verstoren van die soorten, de beschadiging of vernieling van nesten en het vernielen, rapen en in bezit hebben van eieren te verbieden. In artikel 9 is aangegeven onder welke voorwaarden hiervan afgeweken mag worden. In de Flora- en Faunawet is de bescherming van soorten zoals aangegeven in de Vogelrichtlijn opgenomen. Bron: “LNV-web” Gerrit Dommerholt 7
Fenologie Overzicht van “Eerste waarnemingen in 2004” Opgenomen zijn de eerste twee waarnemingen, indien aanwezig. Opm.: De waarnemingen van GD vonden plaats in de omgeving van Hulsen of op de Sallandse Heuvelrug. Soort
Dat. Plaats
Wrnr
Soort
Scholekster
14/2 29/2 6/2 5/2 1/3 20/2 6/3 15/3 27/3 20/1 21/1 21/2 1/3 20/2 21/1 21/2 1/1 15/1
AL GD GD RJ GD RJ AL HTtH HR RJ AL GD RJ RJ AL GD AL GD
Roodborst 6/2 Gr. bonte specht 21/3 Koekoek 10/4 11/4 Huiszwaluw 15/4 8/5
Kievit Wulp Grutto Tureluur Veldleeuwerik Boomleeuwerik Graspieper Witte kwikstaart Heggenmus Zwarte roodstaart Roodborsttapuit Merel Zanglijster Grote lijster Tjiftjaf Geelgors Boomklever Boomkruiper Groenling Winterkoning Vink Koolmees
8
Domelaar
Sall. HR IJssel Domelaar Heeten Holterbroek Sall. HR Markelo Sall. HR IJssel IJssel Markelo
19/3 Heeten
HTtH
20/3 12/3 16/3 6/2 10/2 5/2 6/2 12/1 1/2 11/3 12/3 9/3 5/1 15/1 6/1 13/1 20/2 18/1 18/2 8/1
HR RJ AL GD RJ RJ GD RJ GD GD RJ GD AL GD RJ AL RJ GD GD GD
Sall. HR Sall. HR Borkeld Nijverdal Nijverdal Sall. HR
Nijverdal Markelo Hellendoorn Markelo Nijverdal
Dat. Plaats
Sall. HR Sall. HR Hankate Heeten Meertje Boerenzwaluw 25/3 Overmeen 3/4 Regge Rijssen Gierzwaluw 26/4 Rijssen 26/4 Boompieper 31/3 Sall. HR 9/4 Gr. gele kwikst. 21/3 Regge Raaf 28/2 Sall. HR Twentekanaal Nachtegaal 22/4 ‘t Stort Duursche 15/5 waarden Gekr. roodstaart 10/4 11/4 Sall.HR Patrijs 27/3 De Hulpe 27/3 Markelo Kleine karekiet 24/4 Vilsteren Kanaal Heeten8/5 Raalte Grasmus 16/4 19/4 Raalte Tuinfluiter 15/4 24/4 Vilsteren Braamsluiper 19/4 Raalte 22/4 Holten 22/4 Hellendoorn Zwartkop 2/4 Hellendoorn 8/4 kanaal Heeten8/4 Raalte Fluiter 18/4 Sall. HR 10/5 Numendal Fitis 26/3 Raalte 1/4 Borkeld
Wrnr GD GD GD RJ RJ HTtH AL RJ RJ GD RJ GD GD GD ÀL HTtH GD RJ GD AL JvT HTtH GD RJ GD JvT HTtH HR JvT JvT GD HTtH RJ HR RJ AL
Soort
Dat.
20/3 14/4 Paapje 18/4 Draaihals 24/4 Sprinkh.zanger 17/4 Rietzanger 21/4 Kneu 3/4 IJsvogel 8/2 Grauwe klauwier 18/5 29/5 Bosrietzanger 16/5 21/5 Wielewaal 3/5 7/5 Grauwe 8/5 vliegenvanger Patrijs 27/3 27/3
Plaats
Bonte vliegenvr
Wrnr
Soort
Dat. Plaats
Wrnr
Tapuit
3/5 8/5 8/5 15/5 15/5 13/5
HR JvT HTtH HTtH GD AL
Hellendoorn
GD AL RJ JvT JvT GD GD GD HTtH GD HTtH JvT GD RJ
Heeten
HTtH
Markelo
GD AL
Borkeld Sall.HR Vilsteren Sall.HR
Schoonheeten Heeten Vilsteren
Gele kwikstaart Nachtzwaluw Zomertortel
Sprengenberg Vilsteren Wijhe Sprengenberg
Domelaar Beltmansbos Holten 15/5 Herxen 15/5 26/5
Kwartel
Afk.
Waarnemer(s)
GD RJ HR HTtH Jvt AL
Gerrit Dommerholt Roel Janssen Henk Roelofs Huub en Tim ter Haar Jos van Tongeren Arie Langendoen.
HR H GD
Uit de media In deze rubriek vindt u becommentarieerde samenvattingen van berichten die in de media zijn verschenen. Als u iets voor deze rubriek hebt; graag het bericht met samenvatting, eventueel voorzien van commentaar, inleveren bij de redactie. Sexy vader goed voor jong - Volkskrant 28 augustus 2004 Tobias Limbourg van het Nederlands Instituut voor Ecologie ontdekte dat vrouwtjes pimpelmezen meer hun best doen voor hun jongen als de vader mooi en sexy is. De verwachting is dat kinderen van succesvolle ouders later ook succesvoller zijn. Uit eerder onderzoek was al bekend dat vrouwtjes zich bij hun partnerkeuze laten leiden door het ultraviolette beeld van het mannetje. Pimpelmezen zijn in staat u.v. licht waar te nemen. Een leven lang boos - NRC 28 augustus 2004 Dr. Adriaan Kortlandt schrijft zijn me-
moires. De als bioloog actieve psycholoog heeft zijn tegenstanders overleefd, maar eist nog altijd genoegdoening. Het eerste deel van zijn memoires gaat hoofdzakelijk over zijn ruzie met gedragsbiologen (ethologen). Kortland heeft in de jaren voor de tweede wereldoorlog in de aalscholverkolonie Bakkerswaal bij Lekkerkerk op 8 tot 12 meter hoogte een aantal schuilhutten gebouwd om van daaruit het gedrag van de aalscholvers te bestuderen. Hij werd daarbij geïnspireerd door de Oostenrijkse etholoog Konrad Lorenz, Dr. A.F.J. Portielje, directeur van Artis en de klutenonderzoeker Frits Makkink. Op medisch analytische wijze analyseert Kortlandt het aalscholvergedrag. 9
Ethologen, tijdgenoten van Kortlandt, vonden het niet juist diergedrag te beschrijven in termen van menselijke emoties. Niko Tinbergen schrijft in zijn boek uit 1951, dat hij niet in staat is om al die psychologie ook nog eens bij te houden. Dat slaat volgens Kortlandt als een tang op een varken. Zijn aantekeningen heeft hij in 6 m lange grafieken weergegeven, waarbij hij chronologisch 38 complete en incomplete “gezinsgeschiedenissen” van aalscholverpaartjes optekende. In alle bescheidenheid zegt Kortlandt dat zijn observatietoren vergelijkbaar is met de lenzen die Anthoni van Leeuwenhoek maakte. De werkwijze van Tinbergen, die met zijn Leidse studenten naar de duinen bij Meyendel ging voor het waarnemen van gedrag bij zilvermeeuwen, kan in de ogen van K. niet veel goeds opleveren, veel te ver weg, niet mogelijk de vogels individueel te herkennen, een heuvelachtig terrein, waardoor vogels uit het zicht raken etc. etc. De Britse etholoog Robert Hinde liet in 1957 van een publicatie van K. geen spaan heel. K. had daarin zijn theorie van hiërarchische instincten theoretisch uiteengezet. Wel kreeg hij erkenning voor zijn ontdekking van het overspronggedrag, dat Tinbergen bij meeuwen ook had gevonden. De recensent besluit met de opmerking dat K. in het manuscript van zijn memoires meestal mild voor zichzelf is, maar vaak zeer kritisch naar anderen. Op vossenjacht - NRC 31 augustus 2004 In Rotterdam West lijken de huismussen te zijn verdreven door monsterlijke mantelmeeuwen. Werden nog niet zo lang geleden op een terras 10
de koekjes van je schoteltje gegeten, nu blijven ze onaangeroerd liggen. Rien Vroegindeweij vraagt zich af of Mao Zedong vanuit zijn marxistisch– leninistisch hiernamaals opdracht zou hebben gegeven om de mussen te vangen en te vernietigen? Of zouden die diertjes zijn verdreven door de meeuwen, die de schrik van de buurt zijn. Hij schat de spanwijdte van deze vogels wel op minstens één meter, en dat is gemiddeld toch wel 1,20 m! En dan scheuren ze op woensdagochtend vroeg onder voortdurend gekrijs nog de vuilniszakken open, de straat lijkt wel de Doggersbank, klaagt Rien. Hij dacht van deze nachtmerrie verlost te worden toen er ondergrondse vuilcontainers werden geplaatst. Die zijn echter te klein zodat het vuil zich weer opstapelt en de meeuwen zich weer danig laten horen. Vertwijfeld vraagt Vroegindeweij zich af of men dan maar met de hele buurt op vossenjacht moet gaan. Het artikel laat een foto zien met kleine mantelmeeuwen en zilvermeeuwen die zich te goed doen aan allerlei etensresten. Veilig moeras - NRC 4 september 2004 In het plassen- en veenweidegebied tussen Nieuwkoop, Vinkeveen en Woerden kunnen zeldzame moerasvogels flink toenemen als hun leefgebied groeit. Daar is wel ruim duizend hectare extra moeras voor nodig. Het gaat hier om moerasvogels als woudaap, grote karekiet en zwarte stern die steeds verder in aantal afnemen. De thans aanwezige moerasgebieden zijn te klein om de waterstand ten opzichte van het agrarisch gebruikte aangrenzende land op een voldoende hoog peil te kunnen houden. Het gebied is belangrijk voor
zeldzame moerasvogels als purperreiger, roerdomp, woudaap, grote karekiet, krooneend, lepelaar, blauwborst, snor en zwarte stern. Alleen de krooneend is in aantal toegenomen van 25 tot 76 paar. Vooral overjarig riet vormt de bottleneck in De Venen, daarvan moet de oppervlakte 14 maal zo groot worden. Op dit riet zijn een aantal soorten aangewezen. Rietkragen van minstens 10 m breed zijn schaars en er moet 20 km van komen om 40 paar wouwaapjes en 60 paar grote karekieten te kunnen huisvesten. Bureau Waardenburg heeft de gebiedseisen geformuleerd . Er moet 1200 hectare moeras bijkomen. Er is momenteel 1735 hectare nieuwe natuur gepland, waarvan 1000 voor moeras. De overheid maakt echter geen haast. De woudaap is al bijna geheel verdwenen, waardoor de kans op remigratie erg klein wordt. Eén gen bepaalt snavelvorm Darwinvinken - NRC 4 september 2004 De darwinvinken op de Galapagoseilanden zijn een beroemd voorbeeld van het uitwaaieren van soorten door natuurlijke selectie. Iedere vinkensoort heeft er zijn snavelvorm, waardoor ze optimaal zijn aangepast aan hun gespecialiseerde levensstijl. Genetici van de Harvard Medical School in Boston hebben nu voor het eerst aangetoond dat het gen Bmp4, dat een rol speelt in de embryonale ontwikkeling een belangrijke rol speelt bij de regulering van de snavelvorm. De onderzoekers bestudeerden de embryonale ontwikkeling van verschillende vinkensoorten van het geslacht Geospiza. Ze gingen op zoek naar de verschillen in activiteit van groei-
factoren tijdens de embryonale ontwikkeling en probeerden een relatie te leggen tussen de breedte en de diepte van de snavel en de activiteit van de verschillende groeifactoren. Bij de meeste vinken was er geen verschil tussen groeifactoractiviteiten. De activiteit van de groeifactoren van Bmp2 en Bmp7 hadden wel een relatie met de grootte van de snavel, maar niet met de vorm. Alleen het gen Bmp7 kwam naar voren als bepalende factor voor de snavelvorm. Tortel koert snel - Volkskrant 11 september 2004 De lachduif (palmduif) koert met behulp van supersnelle spieren in zijn syrinx. Dit blijken de snelste spieren die bij gewervelde dieren voorkomen. Bioloog Coen Elemans van de Wageningen Universiteit heeft dit vastgesteld. Het trillen van de membramen in de syrinx moet om een koerend geluid te maken tot 30 keer per seconde trillen. Twee paar spieren in de syrinx maken dit mogelijk. Zangspieren van vogels ontleed - NRC 12 september 2004 Dat papegaaien hun tong bewegen wanneer ze ” Lorre” zeggen is bij vogelliefhebbers wel bekend. Gedragsbioloog Gabriël Beckers (Universiteit van Leiden) heeft samen met twee collega’s van de Indiana University aangetoond dat tongbewegingen het geluid dat papegaaien maken moduleren. Het onderzoek werd uitgevoerd aan 5 monniksparkieten (Myiopsitis monachus), in Florida gevangen in het kader van een plaagbestrijding. De vogels werden gedood met een overdosis slaapmiddel en de syrinx werd vervangen door een luidsprekertje De onder11
zoekers analyseerden het uit de vogel komende geluid op 15 cm van de halfgeopende bek. Onder gecontroleerde omstandigheden werden de akoestische eigenschappen van de vogelbek onderzocht. Vervolgens manipuleerden de biologen de positie van de tong om te zien hoe de opgetekende klankspectra daarop reageerden. Uit het onderzoek bleek dat de positie van de tong grote invloed heeft op het uiteindelijk geproduceerde geluid. Papegaaien kunnen met de tong articuleren. Waarschijnlijk kunnen zangvogels dat ook. Deze kunnen echter ook door andere bek- en keelstructuren de geluiden vervormen. Bij zangvogels zie je aan de buitenkant van alles bewegen, maar dat is wel op een plaats waar het stem orgaan, de syrinx zich niet bevindt. Supersnelle spieren sturen de membramen in de syrinx aan, zo kon Coen Elemans (Universiteit Wageningen) aantonen. De pinguïn moet weer leren vliegen - NRC 18 september 2004 150 pinguïnologen in vergadering bijeen op Vuurland concluderen dat vissers, zeelieden en ecotoeristen de pinguïn steeds meer in de weg zitten. Er moet nog veel onderzoek worden gedaan naar de broedbiologie van de pinguïns. Veel is niet of onvoldoende bekend. Waarom is bijvoorbeeld het tweede ei van de grote kuifpinguïn veel dikker dan het eerste? Eens per 4 jaar worden de resultaten tussen de deskundigen uitgewisseld. Mensen houden misschien wel van de pinguïn, maar de liefde is zeker niet wederzijds. Uit een groot deel van de gehouden lezingen blijkt dat pinguïns ook een gegronde reden hebben om aan de mens een hekel te hebben. Pinguïns 12
zitten net als walvissen vol met gif. Ook de klimaatsverandering vormt een groot probleem. El Niño, de regelmatig terugkerende opwarming van de Stille Oceaan, heeft grote negatieve gevolgen voor het voedsel van de pinguïns. Door het broeikaseffect is in 2000 een driehonderd kilometer lange en 40 kilometer brede ijsschots losgebroken. Hierdoor worden broedgebieden van de keizerpinguïn vernietigd. Ook het bezoek van mensen aan kolonies heeft een negatieve invloed op de pinguïns Uit Zuid Afrikaans onderzoek waarbij de hartslag van pinguins geregistreerd werd, blijkt dat de pinguïns langdurig in een stresstoestand raken. Waarschijnlijk vormt de visserij de allergrootste bedreiging voor de pinguïns. De Peruaanse vissersvloot is inmiddels na die van China de grootste ter wereld. Jaarlijks wordt er minstens tien miljoen ton vis gevangen, voor 95% ansjovis, het voedsel van de daar levende pinguïnsoort Humboldt. Pinguïns raken regelmatig in de netten verstrikt, vissers houden pinguïns vaak als huisdier en ze vormen ook een stevige maaltijd. De Peruaanse biologe Maljuf acht het niet onwaarschijnlijk dat de pinguïn over ongeveer 50 jaar niet meer bestaat. De Nieuw-Zeelandse bioloog Davis is minder pessimistisch en denkt dat de mens er ook voor kan zorgen dat de pinguïn nog vijftig miljoen jaar mee kan. Dat geeft hoop, aldus besluit het artikel. Words of a feather - The San Diego Union Tribune 22 september 2004 In een uitvoerig rijk geïllustreerd artikel wordt het ontstaan van veren uiteengezet. Wetenschappers hebben lang gedacht dat veren eenvoudig geëvolu-
eerd waren uit de schubben van reptielen om het vliegen mogelijk te maken. De fossiele Archeopteryx lithographica had wel veren maar had verder veel kenmerken van reptielen, had geen kam op het borstbeen, had tanden en was daardoor beslist geen echte vlieger. In de jaren 90 van de vorige eeuw begonnen wetenschappers met opgravingen in China van dinosaurussen, tijdgenoten van de Archeopteryx, met veren. De eerste bevederde dinosaurus werd in 1996 in China gevonden. Caudipteryx zoui, een dinosaurus met veren, leefde 120 tot 150 miljoen jaar geleden. Kenmerken van een vogelskelet ontbraken en vliegen was uitgesloten. Veel onderzoekers raken er van overtuigd, dat de vogels afstammen van op de grond levende gevederde dinosaurussen, een afsplitsing van de therapoden. Er wordt door anderen ook wel gedacht aan afstamming van een in bomen levende dinosaurus (Scansoriopterys heilmanni), die in staat was om korte glijvluchten uit te voeren. Geen dode vogels meer door schermen - NRC 24 september 2004 De geluidsschermen langs het tracé van de hogesnelheidstrein in Brabant zijn aangepast door ze met verticale strepen te zandstralen. De sterfte van vogels langs de bewerkte gedeeltes is op die plaatsen tot nul gereduceerd. Rijkswaterstaat zoekt nog vrijwilligers om de sterfte onder vogels bij geluidsschermen ten noorden van de Moerdijk te onderzoeken. De derde man - NRC 9 oktober 2004 Sommige mannetjes van de
kemphaan (Philomagus pugnax) lijken zo sterk op vrouwtjes dat vogelkenners hen daar voor aanzagen. En ook vogels zelf worden er door misleid. De verklede mannetjes zijn nu door de onderzoekers Joop Jukema en Theunis Piersma ontmaskerd. Het was akkerbouwer Jukema opgevallen dat bij een kemphaan die hij in 1981 ving de vleugellengte 17,7 cm was, terwijl die bij vrouwtjes nooit groter dan 17 cm is en bij kemphanen is die minimaal 18 cm. Kleine mannetjes zonder kraag worden wellicht voor vrouw aangezien en daardoor getolereerd door de dominante honkmannen. Ze kunnen daardoor ongemerkt hun slag slaan op seksueel gebied. Het artikel is geschreven naar aanleiding van een publicatie in Limosa 77 - 2004. Daarvan is een exemplaar in het archief bij de secretaris aanwezig. Op aanvraag te leen. Kokmeeuwzonen komen uit een zwaarder ei - NRC 16 oktober 2004 Een kokmeeuw (Larus ridibundus) legt gewoonlijk 3 eieren die ruim 1 gram in gewicht kunnen verschillen. Bioloog Wendt Müller (Universiteit Groningen) ontdekte dat mannetjes uit gemiddeld zwaardere eieren kruipen. Dit geldt zowel voor meeuwen die 3 eieren leggen met een gemiddeld gewicht van 45 gram als voor vogels die drie eieren leggen met een gemiddeld gewicht van 30 gram. Kennelijk kan een moedermeeuw het ei aanpassen aan het geslacht van het kuiken of andersom. Mannetjes kokmeeuwen worden groter dan vrouwtjes en hebben in het ei al meer energie nodig voor de groei van het skelet. Dat is dus goed geregeld. 13
Oerei - NRC 23 oktober 2004 De Chinese paleontoloog Zhing Zou maakt uit de ovale vorm van een gevonden vogelembryo op dat het om een vogelei gaat. De schaal ontbreekt. De ouderdom wordt geschat op 121 miljoen jaar. Het fossiel werd gevonden in het Noordoosten van China. Uit de aanwezigheid van veertjes en de grote schedel en stevige botten valt op te maken dat het om een nestvlieder gaat. Nestblijvers, die kaal ter wereld komen zijn waarschijnlijk pas later ontstaan. Verkleinde maag noopt de kanoet tot garnalen eten - NRC 23 oktober 2004 Kanoetstrandlopers hebben een zwaar gespierde maag die hen in staat stelt in zijn geheel ingeslikte schelpdieren te kraken. De steltloper bespaart op zijn vlieggewicht door zijn maag voor de trek te verkleinen. Dat is enerzijds voordelig voor langeafstandsvluchten maar anderzijds voor de menukeuze die hierdoor beperkt wordt. Voor de kanoetstrandlopers (Calidris canutus) is de Wadenzee de belangrijkste “pitstop” tijdens hun trek van de Arctische broedgebieden naar de overwinteringsgebieden in West-Afrika. De ondersoort islandica overwintert in de Waddenzee. De Groninger gedragsecoloog Jan van Gils was benieuwd naar de invloed van de snelle maagverkleining (soms tot 50% in 1 tot 3 weken) op het gedrag en de overleving van de vogels. Met echoscopie werd de grootte van de maag vastgesteld. Kanoeten met een grote maag (al langer op het Wad aanwezig) bleken grotere schelpdieren te eten, vogels met een kleine maag hadden juist een voorkeur voor garnalen. Vogels die 14
foerageren op kleinere prooien foerageren ook langer op het wad tot 17 uur per dag tegenover 12 uur per dag voor de vogels die grotere schelpdieren foerageren. De kwaliteit van de prooidieren is t.g.v. de mechanische kokkelvisserij aantoonbaar afgenomen. De kwaliteit van de kleine kokkeltjes is het hardst achteruitgegaan (afname 35%). Zilvermeeuwen vormen geen ringsoort - NRC 20 november 2004 In Europa vormen de zilvermeeuw (Larus argentatus) met roze poten en lichte vleugels en de geelpotige kleine mantelmeeuw (Larus fiscus) met donkere vleugels twee duidelijk te onderscheiden soorten. Ze verschillen in gedrag en ecologie. Zilvermeeuwen trekken niet en eten afval, kleine mantelmeeuwen zijn trekkers en eten vis. Bovendien zijn de geluiden die ze bij het copuleren uitstoten verschillend aldus de Duitse ornitholoog Friedrich Goethe. Kleine mantelmeeuwen broeden ook 3 weken later dan de zilvermeeuwen. Als je van het broedgebied van de kleine mantelmeeuw naar het Oosten gaat, dan kom je een hele serie soorten tegen die langzaam minder op een kleine mantelmeeuw en meer op een zilvermeeuw gaan lijken. De zilvermeeuw en de kleine mantelmeeuw vormen dan de uiteinden van een schakel van in elkaar overgaande weinig van elkaar verschillende vormen. In 1940 werd door de evolutiebioloog Ernst Mayr (inmiddels 100 jaar oud) hiervoor de term ringsoort ingevoerd. Hij ging er van uit dat iedere vorm ontstaan is door opeenvolgende kolonisaties in oostelijke richting. Mayr zag in de meeuwenring een voorbeeld van zijn theorie van “allopatrische soortvor-ming”. Kleine verschillen tussen geografisch
gescheiden populaties kunnen leiden tot aparte soorten. De Nederlandse geneticus Peter de Knijff (Universiteit van Leiden) heeft in samenwerking met de ornithologen Doris Liebers en Andreas Helbig van de Universität von Greifswald, waar n.b. Mayr in 1923 als student medicijnen zijn eerste schreden in de wetenschap zette, nu echter kunnen aantonen dat de ringtheorie volkomen fout is. Door DNA-onderzoek hebben zij kunnen vaststellen hoe de verwantschap tussen de vele meeuwensoorten werkelijk is. In plaats van een verspreiding via een ring-structuur blijken de meeuwensoorten uit een gemeenschappelijke voorouder zich
vanuit twee centra waaiervormig te hebben verspreid. De Amerikaanse zilvermeeuw (Larus smithsonianus) blijkt wel verwant aan de Oost Siberische (Larus vegae), maar is totaal niet verwant aan de Europese zilvermeeuw (Larus argentatus). Deze laatste is dus niet ontstaan uit de Amerikaanse, maar is net als de Amerikaanse zilvermeeuw onafhankelijk ontstaan uit een zelfde Europese oermeeuw. Het artikel vermeldt nog dat Ernst Mayr verheugd was dat uiteindelijk wetenschappers van de Uni von Greifswald de verwantschap in de meeuwengroep genetisch onderzochten. Interessant artikel.
Enterveen, 20 november 2004 Onder leiding van Eenoog, koning in het land der blinden, gingen twee blinden vergezeld van twee lammen in de terreinwagen van een van de blinden op zoek naar vogels in het Enterveen, het Elzenerveld en de Domelaar. De eerste stop werd gemaakt bij het ecoduct over de A1 op de Borkeld en daar werden ook de eerste vogels gezien, o.a. torenvalk, buizerd, winterkoning en grote lijster. Nog voor er bij de ingang van het Enterveen gestopt werd kregen we al een groene specht en een ijsvogel in het vizier. Nadat Eenoog de geleende telescoop in de benen had werden mooi in het heldere licht een aantal smienten, wintertalingen en slobeenden waargenomen. Het volgende doel was het Elzenerveld. De auto werd geparkeerd bij de vijfsprong. Van daar uit ging het lopend (ja, ook de lammen gingen mee) naar
het veen, waar het aantal waargenomen soorten nogal tegenviel. Gelukkig was er op de heen- en terugwandeling behoorlijk wat te zien en te horen. De Domelaar tenslotte liet zich van een heel aardige kant zien: dikke sneeuwvlokken zien vallen door kijker of telescoop is een mooi gezicht, maar ze benamen ons wel een duidelijke kijk op de volop aanwezige vogels. Vogels waren er inderdaad genoeg, maar door de weersomstandigheden was het op dat moment niet mogelijk de soorten te onderscheiden. Samenvattend: 5 personen waarvan een Eenoog en 2 blinden zagen samen 37 vogelsoorten. Voor deze groep, zonder de deskundigheid die bij de meeste excursies wel aanwezig is, toch een mooi resultaat. Theo Aarsen 15
Vogels rond het huis In deze serie besteden we aandacht aan vogels die we gemakkelijk in onze directe omgeving kunnen waarnemen. Mogelijk is het voor u een feest der herkenning. We hopen u te laten zien dat ook aan deze gewone vogels veel bijzonders is te ontdekken. Het hele jaar door kunnen we in onze tuinen het felle geel op groengrijze achtergrond tegenkomen van:
de groenling (Carduelis chloris)
De groenling is met de forse zaadeterssnavel en de gekeepte staart typisch een lid van de vinkenfamilie (fringillidae). De familienaam betekent zoveel als kwetteraar. De term kwetteraar doet de vinken eigenlijk te kort want ze hebben veel noten op hun zang en behoren daarmee tot de orde van de zangvogels (passeriformes). Binnen de vinkenfamilie worden twee onderfamilies onderscheiden: de distelvinkachtigen (carduelinae) en de boekvinken (fringillinae). Bij de fringillinae vinden we slechts 3 16
soorten die allen tot hetzelfde geslacht fringilla behoren. De bekendste is natuurlijk Fringilla coelebs, de vink. Tot de carduelinae horen 122 soorten die in 28 geslachten zijn ondergebracht; hierbij vinden we veel bekende vinkachtigen, zoals putter, sijs en kneu, maar ook de kruisbek en de appel- en goudvink. Onze groenling maakt deel uit van het geslacht carduelis, waartoe ook putter, kneu, frater, sijs en barmsijs behoren. De wetenschappelijke naam voor groenling Carduelis chloris betekent “Op distels voorkomende geelgroene”. In het verleden werd de groenling
gesierd met de naam Chloris chloris, het geelgroen moet toen wel erg zijn opgevallen. P. Maréchal vindt het verstandiger deze naam aan te houden omdat zijns inziens de groenling geen verwantschap heeft met putter, kneu of vink. Hij schrijft bovendien dat de naam chloris te maken heeft met het feit dat de groenling vooral plantaardige kost eet en Chloris is immers de Griekse godin van de bloemen (de Romeinse Flora) en echtgenote van Zephyrus. Etymologisch betekent chloris echter geelgroen en het lijkt er dus op dat de groenling en de godin een gemeenschappelijke etymologische achtergrond hebben. Het verspreidingsgebied bestrijkt heel Europa tot de juli-isotherm van 14º C. Ook in Noord Afrika en in Turkije komt de groenling als broedvogel voor. In Oost Azië wordt de plaats van de groenling ingenomen door de Chinese groenling (Carduelis sinica). Deze laatste verenigt de kenmerken van groenling en putter in snavelbouw, kleur en kleurpatroon. Dit is ook de reden geweest de groenling in hetzelfde geslacht te plaatsen als de putter (Carduelis carduelis). Soms wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende ondersoorten; dit geldt vooral variaties in afmetingen o.a. van vleugels, tarsus en staart. Vogels uit Noordelijker streken in Fenno Scandinavië en Rusland zijn iets groter. De kleinere vogels komen in Noord Afrika voor. De grootste ondersoort Carduelis c. turkestanicus bevindt zich in Centraal Azië en vormt daar een geïsoleerde populatie. Sommige onderzoekers brengen nog een verdere verfijning aan. Zo blijkt de ondersoort C. c. vousi, genoemd naar de Nederlandse prof. K.H. Voous in het
Atlas gebergte in Marokko weer iets groter te zijn dan de vogels in Noordwest Marokko. Variaties in kleur zijn veel moeilijker vast te stellen. Gelukkig wordt in de mij bekende vogelgidsen niet op deze subtiele verschillen ingegaan. Dat de groenling door veel mensen wordt opgemerkt blijkt wel uit het grote aantal lokale namen dat voor de groenling wordt gebruikt.. Veel gebruikt is de toepasselijke naam groenvink; die we ook in het Engelse Greenfinch herkennen. Het groen valt kennelijk ook elders erg op blijkens het Duitse Grünling en het Franse Verdier. Qua postuur is de groenling, op de appelvink na, een flink uit de kluiten gewassen vinkensoort. Dit komt in de benaming groene kluit goed uit. De meeste lokale namen slaan op de kleuren geel of groen en de verwantschap met de vink. groeninger, gruunvink, geelvienke of in onze streken greuntukker. Veel namen slaan ook op het voedsel dat de groenling eet: grasduiker, vlasfink, raapvogel, kersen- of doornenvink om er enkele te noemen. Wie kent de groenling niet uit eigen waarneming? In praktisch alle tuinen moet hij te vinden zijn. De habitat van de groenling is door de aanleg van nieuwe woonwijken met tuinen, waarin heesters voorkomen flink uitgebreid. Hierdoor is de stand van de groenling toegenomen. Werd het aantal broedparen in ons land in de periode 1979’85 nog geschat op 40.000 - 80.000, uit de atlastellingen over 1998 – 2000 wordt een raming opgegeven van 50.000 - 100.000. De groenling komt ook praktisch in heel Nederland voor. In de figuur is te zien dat slechts enkele atlasblokken geen groenlingen herbergen. De dichtheden kunnen nog 17
wel flink variëren. In eenvormige naaldbossen, zal de groenling nauwelijks voorkomen.
Bezette atlasblokken (1998-2000)
Dat kunt u hier op de Sallandse Heuvelrug zelf constateren. Vooral de randen van gemengd bos zijn in trek en natuurlijk tuinen en parken, waar heesters en struiken voor de nodige broedgelegenheid en het voedsel zorgen. In de winter kunnen we op de voertafel, maar ook aan vetbollen en pindasnoeren groenlingen zien. Ze hebben de evenwichtskunst kennelijk van mezen afgekeken. Het fraaie geel op vleugel en staart bij de mannetjes is dan goed te zien. Het geel op de staart bestaat uit twee vlekken aan de zijkant terwijl de stuit geelgroen van kleur is. De vrouwtjes en juvenielen zijn minder opvallend gekleurd maar hebben ook de gele vlekken aan de staart. De borst is vooral bij de juvenielen voorzien van donkere streepje die in banen vanaf de kop over de borst lopen. Bij de vrouwtjes zijn deze banen tot vage strepen gereduceerd. Let ook eens op de roze snavel en poten. Als 18
groenlingen zaden eten, die vaak door mezen op de grond gemorst worden, zie je ze daarmee voorzichtig manoeuvreren totdat de vliezen van de zaden zijn losgewerkt. U kunt dit gedrag uitstekend zien als u zonnebloempitten op de voertafel of op de grond strooit. Ook rozenstruiken met bottels, zoals de algemene hondsroos, worden regelmatig door groenlingen bezocht. Ze pikken de vruchten open om de zaden te bemachtigen. In de winter worden onze groenlingen vergezeld door trekkers uit Scandinavië. Tijdens de trek wordt zoals in de figuur is te zien, vooral gedurende de ochtend gevlogen. Dit zijn meestal groepen, waarbij de doortrekkers hoger vliegen dan de lokale zwervende groepen. Het kan voorkomen dat een boom die al een groot deel van zijn bladeren heeft laten vallen wordt opgetuigd met een vlucht groenlingen,
die als blaadjes in de bomen neerstrijken. In de overwinteringsgebieden aangekomen blijven de
1. Broedgebied 2. Broed- en overwinteringsgebied 3. Overwinteringsgebied
groepen vaak bij elkaar. Zo konden we in de Engbertsdijksvenen enkele jaren achtereen een groep groenlingen aantreffen die op een akker naar achtergebleven zaden zocht en daarbij regelmatig vluchtte naar de veiligheid van omringende houtwallen of bosranden. Dat de reis van de groenlingen roofvogels niet ontgaat is te zien aan de plukresten van geslagen groenlingen die in het veld gevonden kunnen worden. Vooral de extra sperwers die de winter bij ons doorbrengen, eisen hierbij hun deel op. In de broedtijd, die loopt van april tot eind juli, zingen groenlingen vanuit de top van een boom hun liedje dat veel rollers bevat en dat eindigt met een hees klinkende uithaal. Dit is ook de enige tijd dat groenlingen insecten eten en aan hun jongen voeren. Groenlingen nestelen bij voorkeur in altijd groen blijvende heesters zoals jeneverbes en coniferen, maar ze gebruiken ook wel bomen, struiken en heesters om hun nest in te bouwen. Het nest bestaat uit dunne takjes en ander plantaardig materiaal en het wordt gevoerd met haren, wol en veertjes. Het ligt op verschillende hoogtes en in bomen meestal dicht tegen de stam of in een vork.
Er worden gemiddeld 5 eieren gelegd die door het vrouwtje in 14 dagen worden uitgebroed. De eieren zijn blauwwit en vertonen aan de stompe kant wat bruinrode spikkels. Het vrouwtje wordt tijdens het broeden door het mannetje gevoerd. Meestal worden twee broedsels per jaar grootgebracht, bij uitzondering drie. De jongen worden door beide ouders verzorgd. Groenlingen broeden afzonderlijk of in kleine groepjes tot vijf paartjes. Hoewel de zang van de groenling wel gewaardeerd werd en ze daardoor ook als kooivogel gehouden werd, bleek dit geen succes te zijn. De groenlingen hielden het in de kooitjes niet lang uit en legden al gauw het loodje. Veel mensen konden zich de aanschaf van een groenling permitteren omdat de prijs, net als die van vinken laag was en rond 1800 op enkele stuivers lag. Als het dan toch niet veel werd met een groenling in een kooitje dan kon je 19
ze nog beter opeten. Bovendien staat niet significant. Hoewel de vogels geen beschreven dat het eten van direct nadeel van het virus groenlingen “uit hoofde van het ondervinden kan de lagere snelheid bij vliegend zout en fijne olie” een remedie het opvliegen als reactie op een zou zijn tegen vallende ziekte predator toch indirect nadelig werken. (epilepsie). Bij onderzoek aan vogels wordt In de universitaire wereld is veel veelvuldig gebruik gemaakt van onderzoek gedaan naar de effecten ringen. Dat zich daarbij de nodige van virusinfecties op zangvogels in het valkuilen kunnen voordoen bleek uit algemeen en op die van groenlingen in Pools onderzoek. Vaak wordt in het bijzonder. Het betreft hierbij vaak ringprojecten gebruik gemaakt van het Sindbis virus, een virus waarvoor kleurringen. Zo werd in West Polen vogels als gastheer fungeren. In het een gedetailleerd onderzoek gedaan wild worden vogels geïnfecteerd door naar de broedecologie van een muggen. In Zweden zijn met het virus stedelijke populatie groenlingen. ook laboratoriumproeven op vogels Volwassen vogels werden in uitgevoerd. Daaruit bleek dat bij mistnetten gevangen en voorzien van kunstmatige besmetting met het virus een unieke ringcombinatie van 3 zangvogels een hogere virusconcen- gekleurde plastic ringen en een metatratie in het bloed krijgen en het virus len ring. In totaal werden 195 vogels ook langer in het bloed houden dan geringd: 122 mannetjes (62,2%) en 73 eendachtigen. Een ander onderzoek, vrouwtjes (37,4%). Als bij terugvangst gepubliceerd in Ardea bestudeerde bij bleek dat de ringcombinatie incombesmette groenlingen de activiteit en pleet was, werd de ontbrekende ring reactie op predatoren. Vraag daarbij vervangen. Bij elk bezoek aan de was of er indirecte negatieve effecten onderzoekslocatie werden waarneminzouden optreden ten gevolge van de gen van geringde vogels geregistreerd. virusinfectie. Bij dit onderzoek werd Men ging uit van de veronderstelling naast een kunstmatig geïnfecteerde dat vogels in staat zijn verschillen in groep gewerkt met een niet geïnfec- helderheid van de verschillende teerde controlegroep. Op de dag van kleuren waar te nemen. De relatieve de hoogste immuunreactie van de helderheid van sommige ringkleuren geïnfecteerde groenlingen vertoonde schijnt gelijk te zijn; zo zijn wit en geel deze een verlaagde activiteit ten even helder en blauw en groen ook. In opzichte van de controlegroep. verband hiermee werden de De geïnfecteerde groenlingen vertoon- kleurringen verdeeld in twee groepen: den ook een lagere snelheid bij het opvliegen Aantal verdwenen Aantal Percentage ringen waarnemingen als reactie op predatoren. 0 33 60 Het lijkt er op dat vooral in de middag als de vogels 1 8 14,5 gefoerageerd hebben en 2 5 9,1 dus zwaarder zijn, het 3 9 16,4 verschil het duidelijkst is. Totaal 55 100 In de ochtend waren de verschillen in ieder geval Tabel 1 20
licht en donkere. Het aantal door de vogels verwijderde ringen werd naar sekse en ringkleur vergeleken. Van de 55 terugvangsten (42 individuen) bleek in 22 gevallen (40%) een ring verloren of verwijderd te zijn. De metalen ring ontbrak nooit. Ringcombinatie intact incompleet
lichte tendens te zijn dat donkere ringen vaker verdwijnen dan lichte, zowel bij vrouwtjes als mannetjes. Significant zijn deze verschillen echter niet. Tussen de seksen blijkt uit de resultaten geen significant verschil in voorkeur voor het verwijderen van
Vrouwtjes Gevangen Waargenomen 12 (48%) 13 (52%)
86 (61%) 55 (39%)
Gevangen
Mannetjes Waargenomen
21 (70%) 9 (30%)
416 (76%) 132 (24%)
Tabel 2
De verdeling van het aantal lichte ten opzichte van donkere ringen. verwijderde/verloren ringen is in tabel 1 Ringen kunnen natuurlijk verloren terug te vinden. gaan door slijtage of doordat de ring Bij het terugvangen en waarnemen van over de poot schuift, maar net zo goed de vogels werden de onderstaande door een actieve ingreep van de resultaten gevonden voor het al of niet ringdrager. Het lijkt er op dat de ringen compleet zijn van de aangebrachte bij de groenlingen actief verwijderd ringcombinaties. (Tabel 2) worden, omdat het verlies soms al De verdeling van de verdwenen ringen binnen 24 uur optreedt. De groenling naar kleurtype en sekse zien we in heeft bovendien een krachtige snavel, tabel 3. waarmee het mogelijk moet zijn de Uit tabel 2 blijkt een tendens aanwezig plastic ring te verwijderen. Ten aanzien dat bij vrouwtjes een ring eerder van het actieve verwijderen rijst de verdwijnt dan bij mannetjes, hoewel vraag waarom groenlingen dit zouden het verschil, als terugvangsten van een doen en of het verwijderen van zelfde vogel worden weggelaten, donkere ringen de vogels een voordeel statistisch niet significant is. Bij de oplevert. Verder onderzoek zal hierin waargenomen vogels blijkt het verschil duidelijkheid moeten brengen. Hoe het tussen vrouwtjes en mannetjes wat ook zij duidelijk is dat ringprojecten betreft verdwijnen van ringen wel terdege rekening moeten houden met significant. het verloren gaan van ringen. Als er geen verschil zou zijn tussen de Uit het vele onderzoek dat aan lichte en de donkere ringen dan zou de groenlingen is en wordt gedaan wil ik verhouding tussen lichte en donkere nog noemen het onderzoek naar de ringen, die zijn aangebracht Vrouwtjes Mannetjes Ringen praktisch geLicht Donker Licht Donker lijk moeten zijn aangebracht 101 (46%) 118 (54%) 180 (49%) 186 (50%) aan die bij de verdwenen 7 (27%) 19 (73%) 5 (26%) 14 (74%) verdwenen ringen (tabel 2). Tabel 3 Er blijkt een 21
correlatie tussen felle, helder gele kleuren bij mannetjes groenlingen en hun weerstand tegen virusinfecties. Al eerder werd aangetoond dat vogels met heldere kleuren genetisch beter bestand zijn tegen parasieten. Vrouwtjes die fel gekleurde mannetjes kiezen geven hun jongen door deze overgeërfde weerstand betere overlevingskansen. Zweeds onderzoek maakte nu weer gebruik van het Sindbis virus om te onderzoeken of felgekleurde mannetjes ook beter
bestand zijn tegen virusinfecties. Uit het onderzoek bleek dat niet het geel op de vleugel van invloed is op het produceren van antilichamen tegen het virus, maar dat de gele staartvlekken bij de mannetjes in deze doorslaggevend zijn. Dus doen vrouwtjes er goed aan een mannetje te kiezen met een fraaie felgekleurde staart. Naast al dit onderzoek is het zeker de moeite waard van groenlingen, die schitterende geelgroenen, in alle jaargetijden te genieten.
Literatuur: P. Maréchal “Groenling” Vogelkalender maart 2002 UItg.: Stichting “Het Vogeljaar” Klaas J. Eigenhuis “Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse Vogelnamen” Stichting Dutch Birding Association 2004 ISBN 90808433-1-8 Karin Lindström “Male greenfinches (Carduelis chloris) with brighter ornaments have higher virus infection clearance rate” in Behavioral Ecology and Sociobiology 48 pag. 44-51 2000 Springer Verlag Karin M. Lindström “Activity and predator escape performance of common greenfinches (Carduelis chloris) infected with Sindbis virus” in Ardea 91 pag. 103111 2003. Ziemowit Kosinski “The removal of colour rings by Greenfinches (Carduelis chloris) in Ringing and Migration 22 pag. 4-6 2004 Uitg. British Trust for Ornithology Jan O. Lundström e.a. “Prevalence of Sindbis Virus Neutralizing Antibodies among Swedish Passerines indicates that thrushes are the Main Amplifying Hosts” Dept. of Population Biology, Uppsala University Sweden J.G.Th. van Nes “De eieren en nesten van onze vogels” Uitg. Thieme Zutphen 2e druk 1958 Henk Blok en Herman ter Stege “De Nederlandse Vogelnamen en hun betekenis” 1995 ISBN 90-9008646-3 Rob Lensink e.a. “Vogeltrek over Nederland 1976–1993” Uitg. Schuyt en Co Haarlem ISBN: 90-6097-566-9 Prof. Dr. K.H. Voous “Atlas van de Europese vogels” Elsevier Amsterdam 1960 Ignaz Matthey “Vincken moeten vincken locken” Uitgeverij Verloren Hilversum 2002 ISBN 90-70403-49-8 SOVON “Atlas van de Nederlandse broedvogels” ISBN 90-5011-161-0 The Complete Birds of the Western Palearctic on CD-Rom . Eef Jansen 22
IJsvogel verstoort maaltijd hebben op een uitkijkpost boven een van onze vijvers. Dan moet je kijken of je wilt of niet. De vogel loerde in het water op zoek naar prooi. Kennelijk hadden de aanwezige vissen hem in het oog want de vogel bleef maar kijken. De kop draaide met een knikje omhoog van links naar rechts. Plotseling een duik, maar helaas zonder resultaat (de vissen zullen hier anders over denken). Wel een kwartier lang bleef de schitterende vogel aanwezig. Toen vloog hij verder. Laatst schoven wij na het zes-uurjournaal nog even af richting tuin. Er schoot iets fel blauws voorbij. Zoiets vraagt om meer aandacht. Een ijsvogeltje bleek plaats genomen te
O ja, wat aten we ook alweer die avond? Arie Langendoen
Overijsselse Vogelaarsdag Voor de 4e keer is er een Overijsselse Vogelaarsdag georganiseerd: Deze keer door Vogelwerkgroep Midden Overijssel. De voorbereidingscommissie bestaande uit Hanneke Huiskamp, Gerrit Dommerholt, Eef Jansen en Arie Langendoen heeft er iets goeds van gemaakt. Op 6 november waren ongeveer 80 vogelaars vanuit de hele provincie bij elkaar in Zalencentrum café-restaurant ‘Braakman-Noetsele’ in Nijverdal, waaronder zo’n 15 leden van onze eigen werkgroep. Om 10 uur werden de gasten welkom geheten door de dagvoorzitter, tevens voorzitter van VMO, Arie Langendoen. Daarna werd, traditiegetrouw, de dag begonnen met de presentatie van het boekwerk ‘Vogels in Overijssel 2004’. Een aantal meer of minder bekende vogelaars uit onze provincie levert een
bijdrage aan dat boek. Het jaartal in de titel geeft aan, dat dit niet het eerste boekje in deze reeks is: ook in 2002 en 2003 is er op de vogelaarsdag een exemplaar gepresenteerd. Lof voor de schrijvers is op zijn plaats, al vinden sommige beginnende vogelaars, dat de artikelen soms wat theoretisch zijn. Ook voor beginners moeten de vogelaarsdag en ook het boekje aantrekkelijk zijn. Verschillende sprekers waren bereid gevonden om hun bijdrage aan deze dag te leveren. Zo vertelde Gerrit 23
Gerritsen (KNNV Zwolle) een interessant verhaal over: ‘Watervogelstudie in de IJsseldelta’. Hij vertelde successtory´s over bijvoorbeeld de aalscholver en de grauwe gans, maar ook sombere verhalen over zomertaling en nonnetje. Maar al met al weten de watervogels de IJssel wel te vinden, mede door de verschillende natuurontwikkelingsprojecten langs de IJssel. Herman Reimerink, secretaris van het Nationaal Park ‘De Sallandse heuvelrug’, ging in op het belang van dit Nationaal Park en op het belang van de inbreng van vrijwilligers voor het beheer en uitvoeren van maatregelen, zoals inventarisatie en monitoring van onder andere het korhoen en de nachtzwaluw. Daarna was de beurt aan het ingehuurde komische duo Paul Uijttenboogaart en Jan Legebeke, dat in een geheel eigen stijl een uitstekende lezing gaf over de kerkuilen rondom Raalte. Aan de hand van braakbalonderzoek wordt nagegaan wat de belangrijkste prooidieren van de kerkuilen zijn. Wat betreft de kerkuilen positieve berichten: in de strenge winter van 1963 werd de kerkuilenstand gedecimeerd en herstel bleef uit. Mede door de inzet van kerkuilenwerkgroepen in Nederland is de populatie nu weer aardig hersteld. Een ruime pauze was gepland. In het restaurant was er gelegenheid om te lunchen. Anderen maakten van de gelegenheid gebruik om aan de hand van een kaartje het Noetselerveld op te gaan en nog even een blauwe kiekendief en een klapekster te scoren.
24
‘Zeldzame en karakteristieke broedvogels van de Weerribben’ was de titel van de presentatie van Jeroen Bredenbeek (SBB). Door wat technische problemen was zijn lezing verplaatst naar de middag, maar ondanks die moeilijkheden is er een zeer behoorlijke presentatie gegeven. Hij vertelde over de verschillende terreintypes in de Weerribben met de daarbij behorende begroeiing en de vogels die daar bij passen. Somber is hij over de broedvogels van de natte overjarige rietvegetatie, zoals bruine kiekendief, purperreiger en grote karekiet. Oorzaken: verlanding en het op grote schaal maaien van het riet. Positieve berichten over de bosvogels, waaronder de wespendief, appelvink en boomklever. Peter van de Akker (Twentse Vogelwerkgroep) sloot de rij met ‘Overwinteren van blauwe kiekendieven in de Engbertsdijksvenen’. Peter doet onderzoek naar de gemeenschappelijke slaapplaatsen van blauwe kiekendieven. Ook wordt onderzocht in welke richting de kiekendieven afvliegen naar hun foerageergebieden. Aan de hand van braakballen wordt ook hier nagegaan wat de belangrijkste prooidieren van de kiekendieven zijn. Al met al een geslaagde dag. Wel heb ik in de hoek waar ik zat een aantal keren gehoord, dat het met name voor de beginnende vogelaar wel wat moeilijk was, te theoretisch, wat veel grafieken, niet altijd begrijpelijke grafieken. Sommigen hadden verwacht dat het meer “gewoon over vogels’ zou gaan. Misschien is het mogelijk de lezingen en het boekje wat smeuïger te maken, al begrijp ik dat dat niet ten koste van het niveau mag
gaan. En net zoals het boekje moet de vogelaarsdag ook voor beginners aantrekkelijk zijn. Als de beginners afhaken krijg je nooit gevorderde, laat staan doorgewinterde vogelaars. Theo Aarsen
Vogelaarsjargon In de vakantie las ik in het weekblad Vrij Nederland een artikel over de moderne vogelaar: lieden met snelle auto’s, mobieltjes, lid van de Dutch Birding Association, kortom vogelaars die bij bijzondere waarneming het land doorkruisen om maar zoveel mogelijk vogels te scoren. Uit dit artikel haalde ik de volgende begrippen die een beetje vogelaar toch wel moet beheersen! Vogelen: vogels kijken. Scannen: bijzondere vogels opzoeken met behulp van kijker en telescoop. Een vogel tikken: een nieuwe soort aan je lijst van geziene vogels toevoegen. Een Twitch: een nieuw gescoorde vogelsoort. Een DB’er: een lid van de Dutch Birding Association. Een soortenjager: een vogelaar die zoveel mogelijk vogelsoorten wil scoren. Dat kan zijn in de eigen tuin of vanaf het balkon, per excursie, in Nederland, in Europa, over de gehele wereld, per maand, per jaar of gedurende het gehele vogelende leven. In het laatste geval spreekt men over de Life list. Een goed jaar neerzetten: veel vogelsoorten gezien en/of gehoord hebben in één jaar. Keiharde porno ( !?!) : een zeer goede en bijzondere waarneming doen. Defensief vogelen: altijd klaar staan om er op uit te trekken wanneer ergens iets bijzonders wordt waargenomen. Bijvoorbeeld met de auto heen en weer rijden op de Afsluitdijk zodat men snel ter plekke kan zijn als ergens langs deze dijk een bijzondere vogel wordt gespot. Een G.M.: een gewone man, een niet vogelaar die domme vragen stelt en van het vogelaars-gedrag niets begrijpt. Een Plotje: een gebied dat door een vogelaar vaak wordt bezocht. Ook wel een Local patch. Big Day: in 24 uur in een bepaald gebied zoveel mogelijk vogelsoorten waarnemen. Een soort wedstrijd dus. Remiën: er bewust alleen op uit trekken om vogels te kijken. De term komt van Remi uit Alleen op de Wereld. Leer deze termen uit uw hoofd zodat u geen G.M.er wordt! Arie Langendoen 25
Waarnemingen, inventarisaties en tellingen in Midden Overijssel In deze rubriek wordt een selectie van waarnemingen opgenomen die de afgelopen periode zijn gedaan in ons werkgebied. Alle waarnemingen worden ook in het archief van de VMO opgeslagen. Ik verzoek iedereen om alleen waarnemingen van landelijk en/of voor ons werkgebied, zeldzame of schaarse soorten door te sturen. Daarnaast van kolonievogels en waarnemingen van bijzonder gedrag of aantallen van algemene soorten, overwinterende zomervogels en/of wintergasten. Waarnemingen z.s.m. inzenden naar Gerrit Dommerholt: e-mail:
[email protected] tel. 06-48137236 / 0548–618423 Kilometerhok of Amersfoortcoördinaten Alleen waarnemingen waarbij aantal, evt. geslacht, datum, Kilometerhok (xx-yyzz) of Amersfoortcoördinaten (A xxx,d-yyy,d), plaatsaanduiding en naam van waarnemer(s) zijn vermeld, worden opgenomen. Nieuw systeem van verwerking en publicatie waarnemingen Vanaf 2005 worden waarnemingen, gedaan in het VMO-gebied, opgenomen in de landelijke database die is ondergebracht op de site www.waarneming.nl. Zoals u op pag. 39 in Caprimulgus nummer 2 van dit jaar hebt kunnen lezen is deze site tot stand gekomen door fusie van de openbare waarnemingen-sites www.spotvogel.nl en www.waarneming.nl. De VMO heeft inmiddels haar eigen website aangesloten op www.waarneming.nl. Hierdoor is het voor onze werkgroep mogelijk op onze eigen website in eigen stijl waarnemingen in te voeren en weer te geven. Dit laatste kan als lijst of als kaart met daarop de waarnemingen grafisch weergegeven (“geplot”). Voordelen voor de VMO Waarnemingen worden via een link op onze website bij voorkeur door de waarnemers zelf ingevoerd, of desgewenst via de huidige contactpersoon binnen de VMO (Gerrit Dommerholt). Waarnemingen worden niet meer opgespaard, maar direct ingevoerd. Onze website is dagelijks actueel met de laatste waarnemingen. Gegevens zijn breed toegankelijk en via internet snel te ontsluiten. Waarnemingen worden op landelijk uniforme wijze en gestructureerd vastgelegd. Meer weten? Voor de vaste waarnemers van de VMO, maar ook voor andere nieuwsgierigen, zal ik desgewenst in december/januari een toelichting geven op deze nieuwe werkwijze. Graag wil ik weten welke manier van invoeren jullie voorkeur heeft, waarbij we moeten streven naar zo eenvoudig, maar ook eenduidig mogelijk (dus voorkómen van dubbele vastleggingen). Gerrit Dommerholt 26
Waarnemingen van 11 maart 2004 tot en met 15 november 2004 Dodaars 1ex A228-490 Regge-arm 21-03-2004 (GD) 1ex A227-484 Sasbrinksven 03-04-2004 (GD) 1ex A231,1-475,7 Elsenerveld 14-05-2004 (AR,AL) Geoorde fuut 2p, 2 jongen A231,1-477 Elsenerveld 19-052004 (AR,AL) Casarca 2ex A228-484 e.o. Sallandse Heuvelrug ter plaatse 17 t/m 28-04-2004 Nijlgans 136ex A228-474 Domelaar 23-08-2004 (AL) Wintertaling 1m A228-489 Regge Overwater 27-03-2004 (GD) Zomertaling 1p A231,1-475,7 Elsenerveld 14-05-2004 (AR,AL) Grote zaagbek m+v A228-490 stuw Regge 27-03-2004 (GD) Rode wouw 1ex A227-484 Hexel 19-03-2004 (RJ) Blauwe kiekendief 1m A230,6-475,7 Borkeld 09-03-2004 (AR) 1v A225-485 Haarlerberg 20-05-2004 t/m 1106-2004 (GD) Bruine kiekendief 1v A230,7-476,5 Borkeld 18-04-2004 (AL) 1v A231-477 Elsenerveld 07-08-2004 (JM,AL) 1v A231-477 Elsenerveld 24-08-2004 (AL) Boomvalk 1ex A228-487 Atletiekbaan Nijverdal 18-052004 t/m 15-06-2004 (GD) Slechtvalk 1juv A231-487 Wierdenseveld 28-03-2004 (JvT) 1ex A231,2-477 Elsenerveld 02-10-2004 (JM) Porseleinhoen 1ex A231,1-477,3 Elsenerveld 14-06-2004 (AR,AL) Kraanvogel 36ex A232,5-476,5 Apenberg Markelo 05-032004 (AL,fam.Freeve-Zwaan) 7ex A232-489 Scharlebelt e.o. 17-10-2004 (JvT,RR,GD)
Kleine plevier 1ex A228,2 –473,7 Domelaar 13-05-2004 (AL) 1p A232,1-477,3 Ecoduct Borkeld 14-06-2004 (AR,AL) 2ex A228-474 Domelaar 23-08-2004 (AL) Kievit 2000ex A228-474 Domelaar 23-08-2004 (AL) Bonte strandloper 8ex A231-477 Elsenerveld 07-08-2004 (JM,AL) Kemphaan 4ex A231-477 Elsenerveld 07-08-2004 (JM,AL) Wulp 175ex A228-474 Domelaar 23-08-2004 (AL) Grutto 200ex nachtrustplaats A231-476,7 Elsenerveld 14-06-2004 (AR,AL) 63ex ad+juv A224-475 Holterbroek 20-062004 (JD) Bosruiter 3ex A231-477 Elsenerveld 24-08-2004 (AL) Oeverloper 3ex A228-489 Regge Overwater 09-05-2004 (GD) 1ex A2321-477,8 Vijvers ecoduct Borkeld 1405-2004 (AR,AL) Houtsnip 1ex A228-489 Overwater 26-09-2004 (GD) Watersnip div.ex A231-477 Elsenerveld 07-08-2004 (JM,AL) 15ex A231-477 Elsenerveld 24-08-2004 (AL) 3ex A228-489 Overwater 08-10-2004 (GD) Drieteenmeeuw 1ex A231-477 Elsenerveld 25-09-2004 (JM) Kleine mantelmeeuw 1p, broedend A231,1-477 Elsenerveld 14-052004 (AR,AL) 8ex A228-474 Domelaar 23-08-2004 (AL) Zwarte stern 1ex A228,7-474 Domelaar 13-05-2004 (AL) Zomertortel 3ex A228,5-473,7 Domelaar 13-05-2004 (AL)
27
IJsvogel 1ex A231,2-472,7 tuin Koemweg 20/21/25-092004 (AL) 1ex A225,9-472,9 Schipbeek 03-10-2004 (AR) 1p, 3 legsels A228-489 Regge Overwater hele periode (GD) 1ex A229,2-488,6 tuin Leeuwebek 43 10-092004 (GD) Draaihals 1ex A219-503 Landgoed Vilsteren 24-04-2004 (JvT) Kleine bonte specht 1ex A228,5-488,5 Hulsen 12-04-2004 (GD) Grote gele kwikstaart 1m A228-490 stuw Regge 21-03-2004 (GD) Pestvogel 9ex A228,3-488,5 Hulsen 11-03-2004 (GD) Nachtegaal 2ex A233-469,4 ’t Stort/Twentekanaal 22-042004 (AL) Tapuit 1ex A234,5-484,3 Haarlerberg 29-05-2004 (GD) Beflijster 5m3v A228,1-485,1 Rietslenke 16-04-2004 (GD) Sprinkhaanzanger 1ex A228,4-473,7 Domelaar 13-05-2004 (AL) Spotvogel 1ex A228,5-487,7 Atletiekbaan Nijverdal 1405-2004 t/m 12-06-2004 (GD)
Fluiter 1ex A228,2-490,5 Eelerberg 06-05-2004 Grauwe klauwier 1m A234-484 Haarlerberg 29—05-2004 t/m 11-06-2004 (JvT,GD) 1m A225-486 Heuversveld 30-05-2004 t/m 11-06-2004 uitsluitend met ex Haarlerberg (GD) Klapekster 1ex A227,0-484,3 Noetselerveld 03-04-2004 (GD) Spreeuw >10.000ex slaapplaats A232,1-477,3 14-062004 (AR,AL) Wielewaal 1p A231,3-486,8 Wierdenseveld 03-05-2004 (GD) Raaf 1ex jaagt Buizerd het bos uit A227,9-484,2 Sasbrinksven 17-05-2004 (EJ) Appelvink 1ex A227,5-489,5 Hellendoorn 02-04-2004 (JvT) Waarnemers Afkortingen
AL
Arie Langendoen
AR
Arie Rouhof
ov
overvliegend
EJ
Eef Jansen
ot
overtrekkend
GD
Gerrit Dommerholt
JD
Jetty Dorresteijn Jan Meijerink
e.o. en omgeving
juv juveniel m
man
JM
v
vrouw
JvT Jos van Tongeren
p
paar
RJ
Roel Janssen
Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug In deze rubriek wordt actuele informatie gepresenteerd over het Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug. Contactpersoon namens de VMO voor het Overlegorgaan is Gerrit Dommerholt. Dus voor alle vragen en/of opmerkingen graag bellen (06.48137236) of mailen (
[email protected]) Op zaterdag 16 oktober 2004 vond een belangrijke gebeurtenis plaats: Minister Veerman verrichtte de officiële opening van het Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug. Namens de VMO waren Arie Langendoen en Gerrit Dommerholt aanwezig. De gehele dag werden op de zgn. steunpunten voor het publiek verschillende activiteiten georganiseerd. De VMO had een mooie stand ingericht bij De Pas in Haarle, waar Roel Janssen en Gerrit Dommerholt, omringd door heksen en een koor, belangstellenden hebben geïnformeerd over het werk van de VMO. 28
Aspecten van vogels In deze rubriek worden min of meer technische details over vogels nader bekeken. We zullen daarbij antwoord proberen te vinden op vragen als: wat maakt vogels vogels? Hoe kunnen vogels voedsel bemachtigen? Waardoor kunnen vogels onder vaak extreme omstandigheden overleven? Mochten bij u dergelijke vragen opkomen, laat het ons weten. We zullen dan proberen deze te beantwoorden. Uw auto rijdt niet zonder brandstof, een vogel vliegt niet zonder voedsel. Een belangrijke schakel in de energievoorziening vormt
de spijsvertering Omdat vogels een vrij hoge spijsverte- omdat een vogel licht in gewicht moet ringssnelheid hebben moeten ze in blijven om te kunnen vliegen. verhouding tot hun afmetingen meer Het eerste probleem is het voedsel te eten dan de meeste gewervelde dieren. bemachtigen. Vogels gebruiken Zo kan een zangertje per dag wel 80% hiervoor de snavel of de poten. De van zijn eigen gewicht aan voedsel vogelbek is licht en heeft geen tanden. consumeren. Hoewel er onder onze Kauwen is dus uitgesloten en dat heeft soortgenoten de nodige veelvraten consequenties voor het spijsverteringsrondlopen, zie ik die nog niet zo snel systeem. De snavel is heel goed een vergelijkbare hoeveelheid voedsel aangepast om bepaalde voedselbronnaar binnen werken. Vogels weten de nen te exploiteren. aanwezige voedselbronnen goed te We kennen natuurlijk de lange snavels vinden en te benutten. Praktisch alles van steltlopers, zoals de grutto die in wat eetbaar is, wordt wel door een of de punt voorzien zijn van tastzintuigen andere vogel als voedsel gebruikt. om in de bodem te kunnen detecteren Ze zijn daartoe uitgerust met de meest uiteenlopende instrumenten om elke denkbare voedselbron te bemachtigen. Het voedsel varieert van zaden, nectar, knoppen en bladeren van planten en bomen tot slakken, insecten, reptielen en amfibieën, vissen, schelpdieren en kreeftachtigen, maar ook vogels, soms van de eigen soort of familie, staan op het menu. Vliegen kost veel energie en om daarin te voorzien moet de vertering van het opgenomen voedsel zo efficiënt mogelijk Grote grijze snip (Limnodromus scolopaceus) gebeuren. Het systeem mag Let op de geopende snavelpunt! echter ook niet te zwaar zijn 29
snavels kunnen ook aan de top een beetje geopend worden om de prooi te grijpen zonder een bek vol grond te krijgen. Veel zwemeenden zoals de slobeend hebben een gespecialiseerde snavel om uit het water voedsel te filteren.
een vogel met een bijzondere snavel ziet, welk voedsel daarmee bemachtigd wordt. Sommige vogels gebruiken bij het vergaren van voedsel ook de tong, die
Spechtentong, erg lang Slobeend (Anas clypeata)
Een wel heel vreemde snavel heeft de schaarbek, die in Amerika en Afrika voorkomt. De schaarbek vliegt langs het wateroppervlak met de ondersnavel door het water. Zodra hij een visje raakt wordt dat opgepakt. Verder kennen we natuurlijk wel de gespecialiseerde haksnavels van spechten, de gekruiste bek van de kruisbekken om dennen-zaden te bemachtigen. Probeer zelf eens te achterhalen als u
daartoe dan speciaal is aangepast zoals aan de punt van een spechtentong is te zien. De weerhaakjes aan de punt maken
Punt van een spechtentong
het mogelijk m.b.v. de tong insecten uit smalle gangetjes te trekken.
Amerikaanse schaarbek (Rynchops nigra)
30
Letten we eens op vinkachtigen als die zaden aan het eten zijn. In de snavel zitten aan de binnenkant groeven waarin zaden klem gezet kunnen worden, om de buitenkanten eraf te halen. Vinken kunnen daarbij de beide snavelhelften in de lengterichting ten opzichte van elkaar bewegen, waardoor de zaden doorge-
de mond behulpzaam zijn. Eenzelfde voorziening komt voor bij de Amerikaanse familie van tiranvliegenvangers (tyrannidae), tot 18 cm grote agressieve vliegenvangers, die op vliegenvanger manier grote daginsecten vangen. De stijve
Werking vinkensnavel
sneden worden. Door de snavel helften loodrecht op elkaar te bewegen en met de tong tegen de zijkant te drukken wordt de kern van de zaden vrijgemaakt. Nachtzwaluwen vangen rondvliegend insecten en het is mogelijk dat daarbij de stijve borstelachtige veertjes rond
Snavel met tastharen tyranvliegenvanger
borstelveren helpen de insecten te lokaliseren, dat zou dus ook de functie bij de nachtzwaluwen kunnen zijn. Roofvogels grijpen prooien met de poten die daartoe voorzien zijn van geweldige klauwen. Deze zijn vlijmscherp en door deze diep in de prooi te slaan sterft deze meestal een snelle dood. Mocht dat niet zo zijn, verlost een flinke beet met de forse snavel het slachtoffer wel uit zijn lijden. Een speciale aanpassing hebben de poten van een visarend. Die poten zijn aan de onderkant voorzien van ruwe kussentjes die er voor zorgen dat ze meer grip hebben op de glibberige vis, die 99 % van hun voedsel uitmaakt. Bovendien heeft de visarend een keerteen. De vierde teen, normaal naar achter gekeerd kan ook naar voren worden gekeerd, zodat er 3 tenen naar voren en één teen naar achter is gericht. De poten van een visarend ken ik uit 31
Rechter poot visarend
eigen waarneming van gevonden visarend. De klauwen zijn zeer scherp en ook erg lang, tot 4 cm voor de langste teen. Roofvogels moeten hun prooi met de snavel aan stukken trekken en werken vervolgens ook grote brokken naar binnen. Uilen die ook een keerteen hebben, slikken hun prooien in zijn geheel door. Als alles eenmaal naar binnen gewerkt is, kan de verwerking beginnen. Hier komt het spijsverteringssysteem in beeld. In de figuur hiernaast 32
een
dood
kunt u de hele chemische fabriek zien. De uitstulping aan de cloaca, de Bursa van Fabricius, is een klier die witte bloedlichaampjes aanmaakt en die bij net uit het ei gekropen jonge vogels het immuunsysteem versterkt. Later zal deze klier verschrompelen. De omvang van de klier kan gebruikt worden om de leeftijd van een vogel te bepalen. Het voedsel wordt in grotere of kleinere brokken vermengd met speeksel door de peristaltische beweging door de slokdarm getransporteerd. Het speeksel vervult verder geen rol bij de spijsvertering. Watervogels hebben minder speekselklieren omdat voedsel uit het water minder behoefte heeft aan een smering voor de keel.
Spijsverteringssysteem vogels
Er bestaat nu in de verdere verwerking van het voedsel een verschil doordat roofvogels en uilen geen krop hebben. De meeste andere vogels hebben wel een grotere of kleinere krop, waarin het voedsel wordt opgeslagen. Vooral bij zaadeters is de krop goed ontwikkeld. Duiven kunnen zich zo volvreten dat ze moeite krijgen met opvliegen. In hun krop wordt duivenmelk afgescheiden, een substantie rijk aan eiwitten, vetten en vitaminen. Een uitstekend voedsel voor de jongen. In de krop wordt het voedsel voorgeweekt. Vervolgens gaat het voedsel al of niet voorgeweekt naar de maag.
Vogels hebben twee magen: in de eerste, de kliermaag, begint de vertering. Hier komt het voedsel in aanraking met een mengsel van spijsverteringsenzymen en zoutzuur, dat de spijsverteringsenzymen activeert. De vertering van eiwitten wordt hiermee in gang gezet. De wand van de kliermaag is overigens tegen deze spijsverteringsmix beschermd door mucus, een slijmerige substantie, die voornamelijk uit suikers en eiwitten bestaat.. Was dit niet het geval dan zou de maag zelf ook verteerd worden. Het voedsel wordt hierna doorgesluisd naar de tweede maag, de spiermaag. Deze maag wordt wel gezien als het gebit van een vogel. Zeer gespierd, maar minder bij vogels die zacht voedsel tot zich nemen, zoals vlees, insecten en nectar. De maag kan bij zaadeters kleine steentjes bevatten die vogels eten om te helpen bij het vermalen van zaden. De maagwand
Spijsverteringsorganen bij duif en roofvogel 1. Slokdarm 2. Krop 3. Kliermaag 4. Spiermaag 5. Lever 6. Alvleesklier 7. Darmen
33
is bekleed met een stugge ruwe laag. Eidereenden zijn in staat mosselen in de spiermaag te kraken, dat is ook te horen. Het is te verwachten dat de maagwand daarvan slijt en van tijd tot tijd vervangen moet worden. Dat gebeurt doordat de versleten wand wordt afgescheiden. Mocht u op het wad, waar regel-matig eidereenden komen een versleten leren lapje vinden dan hebt u een afgescheiden maagwand in handen. Soms wordt het voedsel met een antiperistaltische beweging weer teruggebracht naar de kliermaag om nogmaals goed met spijsverterings-sappen in aanraking gebracht te worden. Onverteerbare delen worden als braakballen in tegengestelde richting via de bek weer uitgespuugd. Het voorbewerkte voedsel gaat nu via een klep, die elke keer een bepaalde hoeveelheid doorlaat naar de dunne darm, voor de spijsvertering een belangrijk orgaan. Hier wordt gal uit de lever toegevoegd voor de afbraak van vetten. Verteringssappen en insuline uit de alvleesklier breken vetten, eiwitten en koolhydraten verder af. De insuline reguleert het bloedsuikergehalte in het bloed. Via vingerachtige structuren in de darm worden voedingsstoffen in het bloed opgenomen. Op de plaats waar de dunne darm in de dikke darm overgaat bevinden zich de blinde darmen, bij vogels twee stuks. In deze blinde darmen wordt ruwe celstof verder afgebroken. De lever is de grote regulator voor de brandstofvoorziening van de lichaamscellen. Bijna alle soorten brandstoffen worden in de lever geproduceerd uit de spijsverteringsstoffen die via het bloed binnenkomen. De lever verwijdert vetzuren en glucose uit het bloed, 34
behoudt wat voor de eigen cellen nodig is en slaat de rest op voor later gebruik. Koolhydraten die zijn afgebroken tot glucose worden door de lever uit het bloed gehaald en omgezet naar grote moleculen met meerdere suikercomponenten (glycogeen). Deze worden opgeslagen en weer omgezet in glucose als het lichaam daaraan behoefte heeft. Als er geen koolhydraten aanwezig zijn kan de lever ook vetten of eiwitten gebruiken om er glucose van te maken. De onverteerbare delen die tenslotte nog overgebleven zijn worden via de cloaca uitgescheiden. Vooral de herbivore vogels moeten alle zeilen bijzetten om voldoende voedsel binnen te krijgen. Ze beschikken niet zoals hun tegenhangers onder de zoogdieren over 7 magen. Koeien kunnen met al die magen en het herkauwen grassen veel efficiënter veteren. Als we ganzen bezig zien zal het opvallen dat die constant lopen te vreten en ook regelmatig keutels laten vallen. Ze halen weinig uit het gras, omdat ze maar twee magen hebben. Bovendien zou een gans die veel gras tegelijk zou inslaan niet meer van de grond komen. Vogels moeten kunnen vliegen om aan vijanden te ontkomen. Daarvoor is een laag gewicht van groot belang, het zal dus niet verbazen dat ze hun voedsel zo snel mogelijk verwerken. Tijdens de vogeltrek moeten vogels de nodige brandstof en een niet te hoog gewicht hebben om de tocht te kunnen volbrengen. Vogels blijken in staat hun spijsverteringssysteem aan te passen om daarmee de veranderde energiebehoefte tijdens de trek te
kunnen voldoen. De darmen van een trekvogel blijken een dynamisch systeem te zijn. Als voorbereiding op de trek groeit de darm in enkele dagen enorm. Er worden nieuwe cellen aangemaakt, de darm wordt langer, waardoor de vogel de voedselopname en de opslag van energie voor de lange reis drastisch kan verhogen. Omdat het spijsverteringsysteem zelf een energie vretende machine is, wordt dit systeem tijdens de vlucht stilgelegd. Bij het bijtanken tijdens de reis kan het even duren voordat het spijsverteringssysteem weer op gang komt en efficiënt zijn werk kan doen. Het was al jaren opgevallen dat vogels
er na de trek niet onmiddellijk in slagen hun lichaam weer op gewicht krijgen. Deze vertraging vindt zijn oorzaak in het feit dat het spijsverteringssysteem een tijd uitgeschakeld is geweest. Het is nu ook duidelijk dat vogels voor het herstel ook eiwitrijk voedsel nodig hebben. Als vogels alleen vruchten eten, waarin veel vet en weinig eiwit zit, zullen ze de trek moeten uitstellen. Het zal duidelijk zijn dat een vogel net als andere gewervelde dieren een ingewikkelde chemische fabriek is. We kunnen ons er over verbazen dat deze fabriekjes tot in kleine vogeltjes als goudhanen en winterkoningen feilloos werken.
Literatuur: Chr. Perrins, tekeningen Ad Cameron “De Wereld van de Vogels” Uitg. Agon Elsevier ISBN 9010016706 Reader’s Digest “Het Beste Vogelboek” ISBN 9064074038 Ornithology/Digest System op www.biology.eku.edu Sherri Carpenter “Avian Digestive System” in “ Holistic Bird Newsletter” winter 2003 Atin Das “Migration takes guts” in “Science Daily” University of Rhode Island, Kingston R.I. 8 July 2003 Biologie interactief op http://www.rtq.nl Eef Jansen
In de redactie van Caprimulgus komt binnenkort een vacature. Bent u die vlotte schrijver of hebt u een scherpe pen, aarzel dan niet en praat eens met de redactie. Ook hulp van minder getalenteerde leden is welkom. Laat ons tijdschrift niet in rook opgaan en bel 0548-618244 of mail naar
[email protected] Zie ook de mededeling op pagina 41.
35
Rekel Deze rubriek geeft de lezers van Caprimulgus de mogelijkheid om zich te uiten over allerlei onderwerpen die te maken hebben met media-aandacht omtrent vogels en vogelbescherming. Het kan een mening zijn die je wilt ventileren maar ook een artikel uit een krant of weekblad waarvan jij vindt dat het aandacht behoeft. Kokkelvisserij onder strenge restricties - NRC 7 september 2004 De overheid mag alleen vergunning voor de mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee verlenen indien het bewijs wordt geleverd dat er geen significante schade is aan het natuurgebied. Dat heeft het Europees Hof van Justitie bepaald. Het Hof beoordeelt de kokkelvisserij als een “plan” of “project” zonder beheersdoeleinden. Volgens de Europese Habitatrichtlijn, die bedoeld is om biologische diversiteit in beschermde natuurgebieden te waarborgen, is daarvoor een “passende “ beoordeling nodig. Het wetenschappelijk bewijs hierbij dat er geen schade is, moet aldus het Hof “zeer streng” zijn. De uitspraak biedt houvast voor natuurorganisaties om alle activiteiten in natuurreservaten die onder de Habitatrichtlijn vallen, aan te vechten. Nederland heeft in 1997 62 gebieden aangewezen die vallen onder de Habitatrichtlijn, voor het merendeel kust- en duingebieden. De Raad van State had om de uitspraak gevraagd omdat zij zich afvroeg of de jaarlijkse vergunning betrekking heeft op activiteiten die in de Habitatrichtlijn als “plan” of “project” worden omschreven. Het ministerie was van mening dat kokkelvisserij als bestaand gebruik beschouwd mocht worden. Het Hof heeft deze opvatting nu verworpen. 36
Kokkelvissers krijgen nu nee van Raad van State - NRC 15 september 2004 De mechanische kokkelvisserij mag niet meer uitvaren. De Raad van State wees het verzoek af om de schorsende werking op te heffen van het bezwaar dat natuurorganisaties tegen de afgegeven vergunning maakten. De Raad verwijst daarbij naar een recent arrest van het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. Mechanische kokkelvisserij moet volgens dit arrest niet worden beschouwd als bestaand gebruik, maar als jaarlijks terugkerend project waarvan moet worden vastgesteld dat het geen schadelijke effecten heeft op de natuur. Die schadelijke effecten kunnen niet worden uitgesloten aldus de Raad van State. Minister Veerman moet nu een nieuwe beslissing nemen over de vergunning. Mocht alsnog een vergunning worden afgegeven, dan zal door de schorsingsverzoeken en bezwaarschriften pas in december gevist kunnen worden en de vergunning loopt 15 december af. Uitvaren heeft dan geen zin meer. De natuurbeschermers juichen, de kokkelvissers zijn teleurgesteld. De Nederlandse kokkelvisserij gaat er van uit dat het verlies van het niet kunnen opvissen van acht miljoen kokkels volledig gecompenseerd wordt, inclusief de kosten die gepaard gaan
met de voorbereiding van het seizoen en de personele kosten. Een commissie van drie zal de hoogte van de schadevergoeding onderzoeken. Commentaar Het heeft lang geduurd, maar eindelijk is het zover dat de kokkelvisserij een halt wordt toegeroepen. Daarvoor moest de Raad van State te rade gaan bij het Europese Hof. Rekel vraagt zich af of de Raad van State zelf niet kan afwegen of kokkelvisserij wel of niet onder de termen “plan” of “project” met beheersdoeleinden valt. De bewijslast voor het onschadelijk zijn van die kokkelvisserij ligt nu op de plaats waar die thuis hoort, bij de kokkelvissers zelf. “Kokkelvisserij alleen toestaan als onomstotelijk kan worden aangetoond dat die geen schade toebrengt aan de Waddenzee” en niet zoals in het verleden “Kokkelvisserij zolang de schadelijkheid niet is bewezen”. Dit heeft wel tot veel wetenschappelijk onderzoek geleid, waaruit keer op keer de schandelijkheid van de kokkelvisserij voor vogels en milieu werd aangetoond. En nu maar hopen dat het voor veel vogels niet te laat is. De mosselzaadvisserij kan nu dus ook aan banden worden gelegd. Zelfs huismus nu op de rode lijst - NRC 4 november 2004 “Landbouw is belangrijkste oorzaak van achteruitgang broedvogels”, luidt de ondertitel bij dit artikel. Naar aanleiding van het vaststellen van een nieuwe rode lijst voor de Nederlandse broedvogels bespreekt Arjen Schreuder met Hans Peeters van Vogelbescherming Nederland deze lijst. Een landschap met knotwilgen, hagen en een extensief beheerd,
kruidenrijk land, zoals dat op landgoederen nog voorkomt zit vol muizen en zaden. Uitstekend voor vogels als geelgors, patrijs, grauwe vliegenvanger, kerkuil en steenuil. De meeste gronden op het platteland zijn verdroogd en staan vol met vogelonvriendelijke maïs en raaigras dat vaak wordt gemaaid. Dat is desastreus voor weideen akkervogels, aldus Peeters. De sterke achteruitgang van de akker en weidevogels is ook het meest opvallende aan de nieuw rode lijst. Er zijn geen broedvogels die van het landbouwbeleid profiteren. De rode lijst vormt het fundament onder beschermingsprogramma’s voor vogels. In 1985 bevatte de lijst 85 vogels, in 1994 57 en 67 soorten gecorrigeerd naar de huidige methoden. Voor de huidige lijst werden 182 soorten onderzocht, vogels die in Nederland in 10 achtereenvolgende jaren hebben gebroed. Er werden 78 soorten op de rode lijst geplaatst, daarvan zijn er 8 als broedvogel uit Nederland “verdwenen”, 12 soorten zijn “ernstig bedreigd” en 12 andere soorten vallen in de categorie “bedreigd”, 20 soorten zijn “kwetsbaar” en 26 soorten “gevoelig”. Verdwenen zijn kwak, kleinst waterhoen, griel, bonte strandloper, goudplevier, lachstern, hop en roodkopklauwier. Voor een soort als de grutto draagt Nederland een speciale verantwoordelijkheid omdat hier een groot deel van de wereldpopulatie voorkomt. Hoe dramatisch de situatie is, blijkt als we de getallen laten doordringen. Bij de patrijs werd evenals bij de kuifleeuwerik een achteruitgang van 95% vastgesteld; in de afgelopen 20 jaar is de populatie vogels van het boerenland met 40% afgenomen. Wat 37
mensen wel aanspreekt is de achteruitgang van de huismus met 40% in de periode 1990-2002. De huismus is daarmee net als de ringmus een “gevoelige” soort geworden. Het is niet allemaal kommer en kwel. Er hebben zich door het gevoerde natuurbeleid ook nieuwe soorten gevestigd, als kleine en grote zilverreiger, roodhalsfuut. Er zijn ook soorten van de rode lijst verdwenen; de ooievaar en de ijsvogel. Het belangrijkste criterium dat bij het vaststellen van de rode lijst wordt gehanteerd zijn de aantallen broedparen en de ontwikkeling sinds 1960. Als er minder dan 125 broedparen zijn waargenomen is de soort zonder meer het beschermen waard en soorten die sinds 1960 met meer dan 50% zijn gedaald. Commentaar Die rode lijst is er niet voor niets. Het blijkt nogmaals dat voor veel broedvogels ons land niet meer zo paradijselijk is als het vroeger geweest moet zijn. Nogmaals wordt duidelijk gesteld dat de hoofdoorzaak van de achteruitgang van de Nederlandse weidevogels is te vinden in het agrarisch bedrijf zoals dat tegenwoordig gerund wordt. Eenvormig raaigras, lage waterstanden om vroeg op het land te kunnen etc. etc. De Nederlandse boeren zijn in deze uitvoerders van een beleid dat door achtereenvolgende regeringen in gang is gezet. Als de consumenten bereid zouden zijn om voor landbouwproducten een redelijke prijs te betalen, zouden de boeren niet alles uit de kast hoeven halen om een redelijk inkomen te krijgen. Kippen, varkens en boeren kan het dan weer goed gaan. Rekel zou het toejuichen. 38
Gevecht over moordlustige kraaien - Dagblad van het Noorden 18 augustus 2004 Schapenhouder Martijn Dekker uit Ruinerwold is een gevecht aangegaan met het Faunafonds in Dordrecht, dat hem een aangevraagde schadevergoeding weigert voor de naar zijn inzichten door kraaien doodgepikte lammeren. De lammeren waren volgens waarneming door een jager, politie en AID door agressieve kraaien aangevallen. Het Faunafonds heeft de kadavers laten onderzoeken door het Centraal Instituut voor Dierziekte Controle (CIDC) in Lelystad. Uit het onderzoek bleek dat een deel van de lammeren ernstig ziek was. De rechter stelde de schapenhouder, die een rechtszaak aanspande tegen het Faunafonds in het gelijk. Het CIDCrapport zou niet betrouwbaar zijn. Het CIDC zou op geen enkele wijze uitsluitsel kunnen geven over de doodsoorzaak van de lammeren. Het Faunafonds is tegen de uitspraak in hoger beroep gegaan bij de Raad van State. Commentaar Het is jammer dat die rechter de Duitse publicatie “Die Rabenvögel im Visier” niet gelezen heeft. Daarin kun je meer van dit soort Indianenverhalen lezen. Hetzelfde verhaal, ook hier bleek uit diergeneeskundig onderzoek dat de lammeren in kwestie al ernstig ziek waren. In de onderhavige publicatie, n.b. een uitgave van de “Ökologischer Jagd Verein”, komt men tot de conclusie dat bejaging van kraaiachtigen ter bestrijding van schade aan vee en gewassen, volkomen zinloos is. In het geval van schade aan vee waar kraaiachtigen bij
betrokken zijn bleek het in alle gevallen te gaan om zieke dieren. Zou in Nederland dat inzicht ook nog eens doorbreken? Veerman verbiedt konijnenjacht niet - Noord-Hollands Dagblad 13 augustus 2004 De minister van LNV zal voor het duinkonijn geen jachtverbod afkondigen. Hij negeert daarmee de oproep van de Stichting Duinbehoud, die pleit voor een jachtverbod. Het aantal konijnen in het Noord-Hollands duinreservaat en de Boswachterij Schoorl van SBB is drastisch teruggelopen als gevolg van de dodelijke ziekten myxomatose en het viraal haemorrhagisch syndroom (VHS). Duinkonijnen spelen een belangrijke rol in de natuur doordat zonder deze kleine grazers het duinterrein dreigt te verruigen. De Provinciale Waterleiding Noord Holland (PWN) heeft de jacht in eigen beheer. Noodzaak om te jagen is er momenteel niet. Provincie laat duinvossen leven - Noord-Hollands Dagblad 2 september 2004 Gedeputeerde Staten is niet van plan de vossenstand in de Noord-Hollandse duinen te decimeren om het konijn meer overlevingskansen te geven. Duinliefhebbers dringen aan op vossenafschot, nu de konijnenstand door het uitbreken van dodelijke virusziektes sterk is afgenomen. VVDstatenlid W. Holthuizen ondersteunt het initiatief. In de duinen is het streven er op gericht de natuur zo veel mogelijk haar gang te laten gaan. Daarin past vossenafschot niet, aldus de gedeputeerden Poelmann en Moens. Hoewel het slecht gesteld is met de
konijnen in de duinen worden ze nog niet in hun voortbestaan bedreigd. Bovendien zijn er meer predatoren die een konijnenboutje niet versmaden. Moeten die dan ook maar afgeschoten worden? Wat de konijnen wel helpt is het inzetten van grote grazers om de vegetatie kort te houden. Er zijn dan als de virusziektes zijn uitgewoed voldoende plekken met jong mals gras voor de konijnen te vinden. VVD-statenlid Holthuizen beraadt zich op actie. Commentaar Het is weer van de gekke, konijnen verdwijnen door een virusziekte, dan moet de vos het maar ontgelden. Waarom? Wil men daarmee die zieke konijnen in stand houden? De natuur lost dat zelf wel op. Konijnen die immuun zijn blijven over en die zullen zich als de konijnen voortplanten, zodat de populatie zich weer hersteld. In dit kader begrijpt Rekel er niets van dat als er ergens wat meer van die gezellige konijntjes rondlopen er onmiddellijk wordt geroepen: “Afschieten”. Gelukkig zijn er ook terreinbeheerders die daarin niet meegaan. Het was overigens verstandiger van minister Veerman geweest als hij het verzoek van de Stichting Duinbehoud had gehonoreerd om tot een verbod op het afschieten van konijnen te komen. Zou de vrees voor schadeclaims daarbij een rol gespeeld hebben? Het publiek is het toch wel wat waard. Laten we blij zijn dat we weer wat konijntjes zien.
39
Mededelingen Opzeggen lidmaatschap Wie geen prijs meer stelt op het lidmaatschap van onze vereniging in 2005 moet wel voor 1 januari 2005 hebben opgezegd. Contributie 2005 De contributie voor 2005 is vastgesteld op € 20,- en is daarmee dus gelijk gebleven aan die van vorig jaar. Maak het de penningmeester gemakkelijk en maak het bedrag vandaag nog over op bankrekening 59.11.60.706 t.n.v. Vogelwerkgroep Midden Overijssel te Wierden. Weekend in Zeeland Op het mededelingenblad van oktober 2004 heb je kunnen lezen over de plannen die bestaan om een vogelweekend te organiseren ergens in Zeeland. De periode die daarvoor gekozen is, is het weekend van vrijdag 28 januari t/m maandag 31 januari 2005, de tijd dat de meeste vogels nog in Zeeland aanwezig zijn. Natuurlijk is het ook mogelijk een deel van het weekend mee te maken. Wie maar een deel meemaakt betaalt naar rato. Intussen hebben al veel leden en donateurs gereageerd en het ziet er naar uit, dat dit weekend door zal kunnen gaan. Voor de mensen die nog niets van zich hebben laten horen: Schrijf, bel of mail, zodat we kunnen beginnen met de voorbereiding. Als we een week na het uitkomen van deze Caprimulgus nog niks van je gehoord hebben gaan we er van uit, dat je niet meegaat naar Zeeland.
40
Reis naar Zweden Op datzelfde mededelingenblad werd ook een reis naar Zweden aangekondigd. Een aantal mensen van onze vogelwerkgroep heeft afgelopen oktober deze reis gemaakt: het is werkelijk de moeite waard. Enorme aantallen vogels wagen de oversteek van Falsterbo (Zuid-Zweden) naar Denemarken om van daar uit verder te trekken naar hun winterbestemming. Ganzen, eenden, aalscholvers, zangvogels zoals vinken, kepen, kruisbekken, maar ook mezen, sperwers, zeearenden, buizerds trekken in massa’s over. Het voorstel is vrijdag 23 september t/ m woensdag 28 september 2005 of vrijdag 30 september t/m woensdag 5 oktober 2005 Natuurlijk is het ook bij deze reis mogelijk een gedeelte mee te maken. Voor deze Zweden-reis geldt ook: Veel mensen hebben al gereageerd, maar nog niet iedereen. Zo’n reis vraagt voorbereiding, ruim van tevoren. Dus ook hier: Laat iets van je horen! Als we een week na het uitkomen van deze Caprimulgus nog niks van je gehoord hebben gaan we er van uit, dat je niet meegaat naar Zweden. Je weet niet wat je mist. Secr. VMO Theo Aarsen Ab Jansenstraat 26 7451 EB Holten Telefoon: 0548 – 366726 e-mail:
[email protected] of
[email protected]
Wie determineerde deze duif?
Venezuela en Colombia en van de eilanden Margarita, Aruba, Bonaire en Curaçao. Leeft in woestijnachtige gebieden met orgelpijpcactus en acacia’s. Komt de laatste jaren ook in buitenwijken van steden voor om daar in de tuinen te profiteren van vruchten en zaden. Heeft wel iets van onze houtduif. Op de ABC eilanden bekend als Ala blanca. Op Bonaire ook bekend als paloma di mondi (Duif van niet bewerkte gronden)
De enige inzender en onbetwiste winnaar is Roel Janssen. Hij wist de duif op naam te brengen. Wetenschappelijke naam: Columba corensis Ned.: Naaktoogduif Eng.: Bar-eyed pigeon Spaans: Paloma ala blanca (Duif met witte vleugel) Bewoner van droge kustgebieden van
Redactie Caprimulgus Eef zal de redactie per 1 juli verlaten. Er wordt dus gezocht naar een vervanging. Als u enige interesse in vogels hebt, is dat al voldoende om de redactie te ondersteunen. Iedereen kan lezen en schrijven dus waarom nog geaarzeld? Wacht niet op het andere lid, dat het wel zal doen, want dat lid denkt precies hetzelfde als u.
Belangrijke data Datum
Activiteit
20 januari 2005
Bestuursvergadering
16 maart 2005
Bestuursvergadering
13 april 2005
Algemene ledenvergadering
24 mei 2005
Bestuursvergadering
27 juni 2005
Bestuursvergadering
Ganzen en andere wintergasten zijn weer in grote getale aanwezig, tijd dus om er op uit te trekken met Vogelwerkgroep Midden Overijssel. Scoor die ene zeldzame soort of lees die vreemde halsband af. Het excursieprogramma vindt u op de volgende pagina.
41
Excursies seizoen 2004-2005 Als u wilt deelnemen aan een excursie neem dan een aantal dagen voor de excursie even contact op met de leider van de excursie. De telefoonnummers vindt u hieronder. Over ingelaste excursies krijgt u bericht Dag
Datum
Vertrek
Terug
Doel
18.00 uur
Vertr.plaats
Leider
Zo.
9 jan. 2005
7.00 uur
Lauwersmeer
Ommen
Eef
Vr.
4 feb. 2005
20.00 uur 23.00 uur
Bosuilen
Dalzicht
Gerrit
Za.
12 mrt 2005
5.30 uur
17.00 uur
Oostv. plassen Raalte
Eef
Za.
9 apr. 2005
6.30 uur
11.00 uur
Korhoen
Dalzicht
Arie
Zo.
29 apr. 2005
4.30 uur
17.00 uur
Ooypolder
Holten
Eef
Za
7 mei 2005
5.00 uur
13.00 uur
Winterswijk
Holten
Gerda
Vr.
13 mei 2005
20.00 uur 23.30 uur
Nachtegalen
Markelo
Arie
Za
11 juni 2005
21.30 uur 23.30 uur
Nachtzwaluw
Braakman
Gerrit
Telefoonnummers Leider
Telefoon
Arie Langendoen
0547-364055
Eef Jansen
0548-618244
Gerrit Dommerholt
0548-618423
Gerda Bruggeman
0543-520474
Verzamelpunten Raalte (carpool)
42
Noordzijde N35 (Zwolle – Almelo) bij kruising met N48 (Raalte – Deventer)
Enter (carpool)
N347 afslag naar het dorp, schuin tegenover De Klomp
Ommen (carpool)
Noordzijde van N34 (Ommen - Zwolle) bij kruising met N48 (Raalte - Ommen)
Holten (carpool)
Noordzijde A1 afslag 27 (Holten; Rijssen - West)
Dalzicht
Parkeerplaats hotel-rest. “Dalzicht”, Nijverdal Nijverdalse Bergweg bij de N35 (Zwolle - Almelo)
Markelo
Huize Langendoen, Koemweg 6
De redactie van Caprimulgus wenst u een vogelrijk en gezond 2005
43
Wie determineert deze reiger?
Inzendingen moeten voor 1 maart 2005 bij de redactie zijn.
44
Vogelwerkgroep Midden Overijssel Bankrekening: 59.11.60.706 t.n.v. Vogelwerkgroep midden Overijssel te Wierden Secretariaat: Ab Jansenstraat 26 7451 EB Holten Telefoon: 0548-366726 E-mail:
[email protected] Website: www.vogelwg-mo.nl
De VMO rekent het gebied tussen Ommen, Wierden, Markelo en Raalte als haar werkgebied. Activiteiten van de vogelwerkgroep zijn o.a.: - het uitvoeren van broedvogelinventarisaties - het houden van excursies voor leden - het op aanvraag organiseren van vogelexcursies in de regio - het uitgeven van dit verenigingsblad De werkgroep doet mee aan landelijke tellingen van het SOVON en Vogelbescherming Nederland. Het bestuur van de VMO bestaat uit: Arie Langendoen voorzitter Theo Aarsen secretaris Petra Fransen penningmeester Hanneke Huiskamp lid excursies Gerrit Dommerholt
lid inventarisaties
Markelo Holten Wierden Raalte
(0547-364055) (0548-366726) (0546-576382) (0572-353036 of 06-244.724.78) Nijverdal (0548-618423 of 06-481.372.36)
Lidmaatschap € 20,- per jaar. De vereniging kent ook donateurs, die de vereniging financieel ondersteunen. Donateurs krijgen een abonnement op Caprimulgus en kunnen deelnemen aan de excursies. Meer weten over de Vogelwerkgroep Midden Overijssel of lid of donateur worden, neem dan contact op met een van de bestuursleden of verzend een e-mail. Tekeningen: pag. 2, 4, 5,23: Arie Langendoen pag. 16,19: Wouter van Gils pag. 30, 31,32: www.biology.edu pag. 31: uit biologie interactief op www.trq.nl Foto’s: Eef Jansen
Vogelwerkgroep Midden Overijssel Secr.: Ab Jansenstraat 26 7451 EB Holten Telefoon: 0548-366726 E-mail:
[email protected] Website: www.vogelwg-mo.nl