Caprimulgus tijdschrift van de Vogelwerkgroep Midden Overijssel De werkgroep, opgericht op 17 januari 2001, is een onafhankelijke vereniging die zich bezighoudt met vogelonderzoek en - bescherming. Zij organiseert excursies naar vogelgebieden in en buiten de regio en geeft voorlichting over vogels. Jaargang 1, nummer 3
Redactie: An Rijk Roel Janssen Eef Jansen Adres: Orchidee 8 7443 LG Nijverdal tel.: 0548-618244 e-mail:
[email protected] Losse nummers: € 3.Kopij voor het volgende nummer inleveren voor 15 november 2002, bij voorbaat op floppy of per e-mail.
september 2002
Inhoud Bestuurlijk Geert Koops Vogelportretten Berichten uit het buitenland Vogels van Namibië Vogelen op Aruba Waar gevoerd wordt, zijn mussen Excursie langs de Regge Nachtzwaluwtelling Onze kraaiachtigen – de Vlaamse gaai Je zult maar zwarte veren hebben Korreltje zand Rekel Uit de media Mededelingen Excursies Ingezonden
3 4 5 7 9 13 14 14 16 21 23 24 26 29 30 31
1
Spreeuwen
In één seconde sta ik stil En kijk een uur Een spreeuwenzwerm Die duikt en zwenkt Een zwerm die zwenkt Die draait en rolt en Golft Omhoog, omlaag Naar links, naar rechts Een spreeuwenzwerm Die koprolt op de huif van het Centraal Station Als kleine snippers in de wind Confetti in de zon en Kijk! Een regen spreeuwen Op duizend vleugels in de lucht Als bloesems van een boom geblazen Als donzen vlokken uitgelaten Als stippen van een schilderij op drift En op en op en Neer En nog een keer En nog een keer Waaiend, wuivend Wervend, wervelend En weer Een spreeuwenzwerm Het vuurwerk van een lentedag De acrobaten van april De toverdoos van de natuur In één seconde sta ik stil En kijk een uur.
Ivo de Wijs “ Vroege Vogels Vijf” 2
Bestuurlijk De nachtzwaluwen zijn geteld, de gierzwaluwen vertrokken en de boeren- en huiszwaluwen maken hun laatste rondjes boven Nederland. Voor de meeste van ons is de vakantie voorbij. Hopelijk zijn we verwend met fraai weer en kunnen we ons verkwikt gaan opmaken voor het interessante najaarseizoen wat betreft de vogelwereld. Er is in de afgelopen periode natuurlijk wel het een en ander gebeurd. Namens onze vereniging hebben we op initiatief van Hanneke bij de provincie Overijssel bezwaar aangetekend tegen het verstrekken van vergunningen voor het afschieten van kraaiachtigen. Nog altijd staan de kraaien, zie de artikelen van Eef in deze en vorige edities van Caprimulgus, in een kwaad daglicht. Vooral bij boeren en jagers. Opvallend is het onderzoek dat in de Duitse staat Beieren is uitgevoerd door een jagersorganisatie. Deze onderzoekers verwijzen allerlei negatieve verhalen rond de kraaiachtigen naar het land der fabelen ( De Takkeling blz.179 ). Niet alleen de kraaien waren in het nieuws. In het Markelose ontstond onlangs grote commotie over een agressieve buizerd. De vogel had zijn horst gebouwd in de buurt van een weggetje waar regelmatig trimmers hun opwachting maken, tot verontrusting en ongenoegen van de buizerd: hij viel aan wat menigeen schrammen opleverde. Helaas was de primaire reactie: “doodschieten dat beest”. Gelukkig heeft het gezond verstand gezegevierd en is dit laatste niet gebeurd. Het is toch simpel om een waarschuwingsbordje te plaatsen of om als trimmer een poosje een andere looproute te nemen? Maar ja, kom daar maar eens op! Positief nieuws is er gelukkig ook. Het vorig jaar gestarte plan om in de herfst op één der Waddeneilanden de vogeltrek te gaan volgen is dit jaar enthousiast door de leden opgepakt. De persoonlijke benadering door Petra zal daar zeker debet aan zijn. Maar liefst 18 deelnemers op een ledenbestand van 30 is goed te noemen. De herfst staat voor de deur. De eerste trekvogels zijn alweer waargenomen. In september en oktober komt de grote massa. Ga er naar kijken; naar de schroeven buizerds, de zwermen spreeuwen, de horden hout- en holenduiven en de vele, vele andere gevederde trekkers. Geniet ervan! Arie Langendoen
3
Geert Koops 1939-2002 Vrijdag 4 oktober jongstleden begeleidden we Geert Koops op zijn laatste weg. Twee jaar geleden werd kanker geconstateerd en Geert werd op zijn aandringen met spoed geopereerd. Het zag er aanvankelijk naar uit dat de operatie de kwaal onder controle had gebracht, helaas bleek dat na verloop van tijd niet het geval. Geert overleed op 29 september vredig te midden van zijn gezin. Geert stond aan de wieg van onze vereniging. Hij was lid van de commissie ”Nieuwe Wind“ die de vogelwerkgroep van het Nijverdalse I.V.N. wilde opfrissen. Hoewel de meeste commissieleden hun vogelliefde wensten te beleven in een nieuwe onafhankelijke vereniging bleef Geert ook zijn oude club trouw. Binnen de Vogelwerkgroep Midden Overijssel was Geert, voor zover zijn gezondheid dat toeliet, een belangstellend en actief lid. Alleen als de weersgesteldheid voor een van zijn andere hobby’s gunstig was - hij was ook zendamateur- liet hij een vogelexcursie lopen. Regelmatig mailde hij zijn vooral vroege waarnemingen door. Dit toonde dat zijn blik voortdurend naar buiten gericht bleef. Assertief als Geert was, reageerde hij fel op jagers en boeren als die weer eens klaagden over kraaien en roofvogels. Zijn spontane reacties werden niet altijd door iedereen op prijs gesteld, maar waren vaak van belang om veranderingen in gang te zetten. Specialist was Geert op het terrein van de Drentse Aa. Ik herinner mij een excursie naar dat gebied onder zijn leiding. Voortreffelijk voorbereid met dia’s en bijbehorende informatie.Prachtig baltsende Watersnippen zagen we daar en natuurlijk nog veel meer moois. Als sluitstuk van de excursie troonde hij ons mee naar een exquis pannenkoekenrestaurant waar we de vermoeienissen wegsmulden. Geerts laatste vakantiereis deze zomer ging richting Usedom waar hij met kennersblik, hij was technicus, enige mechanische werken uit de Tweede Wereldoorlog bewonderde. Door lichamelijke klachten op terugreis verbleef hij met Hennie nog korte tijd in het fraaie gebied van de Müritzsee waar hij de vogels vanaf de camping kon bekijken. Een verdere verslechtering van zijn toestand noodzaakte hem naar Daarle terug te keren. Hij was verder aan huis en ziekenhuis gebonden. Een aantal VMO’ers bezocht hem in die periode. Bewonderenswaardig moedig en realistisch droeg hij zijn ziekte. Hij kon er goed over spreken. We hebben in Geert een enthousiast mens en vogelaar verloren. We wensen zijn vrouw Hennie met haar kinderen en kleinkinderen veel kracht toe bij het verwerken van dit grote verlies. Arie Langendoen, voorzitter VMO. 4
Vogelportretten Het steenuiltje (Athene noctua) aangevoerd die in de klei van de uiterwaarden bezinken, komt via de prooidieren - voornamelijk regenwormen- dit vergif in het uilenlichaam. Het vervelende gevolg is dan dat er minder sterke of zelfs onvruchtbare eieren worden geproduceerd. Het voedsel van de steenuil bestaat overigens niet alleen uit regenwormen. Slakken, muizen, insecten en hun larven alsmede onvoorzichtige zangvogeltjes staan op het menu. In deze aflevering van ons verenigingsblad wil ik het een en ander vertellen over het steenuiltje, in het Latijn Athene noctua. De naam is afgeleid van de Griekse godin Pallas Athene, godin van de wijsheid en beschermster van de stad Athene. De steenuil heeft het moeilijk in ons land: het ontbreekt tegenwoordig aan een goed biotoop waarin de vogel kan leven. We zijn te netjes. Rommelige terreinen worden opgeruimd, ruilverkavelingen zijn daar debet aan. Nestgelegenheid voor het uilenpaar wordt steeds schaarser doordat we gebouwen dicht isoleren en de veel gebruikte hoogstamboomgaarden waarin de uil broedde vervangen door laagstam fruitbomen. Waar kunnen we de steenuil toch nog vrij regelmatig waarnemen? Het gebied van de grote rivieren, Twente, de Achterhoek en Zuid Limburg zijn nog redelijke bolwerken. Helaas wordt echter over het rivierengebied een triest geluid gehoord. Doordat met het rivierwater veel zware metalen worden
In de broedtijd zorgen de oude vogels goed voor hun nageslacht. Zodra de eieren uitgekomen zijn zorgt het vrouwtje voor warmte en gaat het mannetje op jacht. Dit doet hij met zoveel energie dat vaak te veel prooien op consumptie liggen te wachten. Na enige tijd kan dit een enorme stank veroorzaken! De vogels zelf lijkt dit echter niet te deren. Wanneer na een tiental weken de jongen uit het nest gejaagd worden , gaan ze niet ver weg. De meeste jonge vogels blijven in een gebied dat hooguit enkele kilometers van het ouderlijk nest verwijderd is. Ook de oude vogels zijn honkvast. Zo zie ik al een zestal jaren een paartje op een van de bijgebouwtjes van het uitgaanscentrum “ Dieka van de Kruusweg ” in Markelo.
5
Het stel heeft zijn intrek genomen op de plaats waar vroeger de schoorsteen zich bevond. De steenuil bevindt zich in ons land aan de noordelijke grens van zijn leefgebied. De kern van het leefgebied bevindt zich in de zuidelijke landen van Europa. 6
De uil vindt dan ook onze temperaturen niet altijd even aangenaam. In strenge winters sneuvelen er veel. Het uiltje houdt van warmte. Vandaar dat we het nogal eens midden op de dag op een paal of op een dak kunnen zien zonnen. Arie Langendoen
Berichten uit het buitenland Vogels van Namibië Inleiding Eind 2001 ben ik met een groep reizigers op een drieweekse trip door Namibië gereisd en ben ik, omdat ik verbonden ben met de organisatie, als vogelgids opgetreden. De groep bestond uit mensen die jaarlijks verre vakantiereisjes maken en zij stonden allemaal open voor cultuur, in combinatie met stadse uitstapjes en natuur. Aangezien mijn vriendin deze reis organiseerde leek het mij interessant om mee te gaan. Mijn eigen interesses, tijdens elke reis die ik maak, hebben overigens een andere volgorde dan hierboven omschreven. Eerst komt de plaatselijke avifauna met de plaatselijke natuur, daarna de cultuur en de stedenuitstapjes.
Het land Namibië is ongeveer 22 keer zo groot als Nederland en heeft maar 1.6 miljoen inwoners. De hoofdstad is Windhoek met ongeveer 700.000 inwoners, wat direct iets zegt over de uitgestrektheid en leegte van dit land. Het ligt aan de zuidelijke Atlantische oceaan en grenst
in het Noorden aan Angola, in het Zuiden aan Zuid Afrika en in het Oosten aan Botswana. De nationale taal is Engels, de tweede taal is Afrikaans en daarnaast kun je met Duits ook wel een eind komen. Kortom, je kunt je goed verstaanbaar maken. Wellicht is dit één van de weinige voordelen van de koloniale geschiedenis. Gebiedsbeschrijving Zoals ik al zei is Namibië een groot en uitgestrekt land met weinig inwoners. Toch zijn de meeste provincies goed te bereiken omdat de oude overheersers er een spaarzaam maar relatief goed wegennet hebben aangelegd. Niet alle delen zijn bereikbaar zonder 4x4 vehikel, maar 90% zeker wel. Omdat het land enorm uitgestrekt is en, vanaf de oceaan tot zo’n 800 km landinwaarts met droge steppen, zo divers is, betekent dit dat er voor flora en (avi)fauna een enorme variatie aan biotopen bestaat. De koude en voedselrijke Benguelagolfstroom stroomt vanaf de zuidpool naar het noorden langs de 1280 kilometer lange kustlijn van Namibië en is verantwoordelijk voor de achterliggende NamibDesert, die één van de droogste woestijnen in de wereld wordt genoemd. Daar (over)leven plant en dier van zeemist en ochtenddauw. De lagune van de kustplaats Walvisbaai herbergt tijdens de Austrial winter (jun-sept) één van de grootste concentraties wad- en watervogels van Afrika. In het binnenland achter de Namibdesert en de gravelvlakten ligt het centrale hoogland dat van noord naar 7
zuid loopt met een gemiddelde hoogte van 1000 tot 1700 meter en met enkele toppen tot 2600 meter. Het verdere licht geaccidenteerde land wordt voor een deel gebruikt voor extensieve landbouw en veeteelt. De grootte van een enkele farm is al gauw 10.000 hectare of meer. Dit in cultuur gebrachte deel en grote delen van het niet in cultuur gebrachte land zijn bedekt met doornachtige bomen, struiken en lagere vegetatie. De bomen behoren veelal tot de Acacia familie en zijn goed toegerust op zware omstandigheden zoals droogte, hoge en lage temperaturen. Het uiterste noordoosten van Namibië, de Caprivi Strip, wordt gedomineerd door een aantal rivieren in verbinding met de Okavangorivier. Moeras, water met rietkragen, bepalen daar het beeld. In het uiterste oostzuidoosten ligt de Kalahariwoestijn die naar het oosten en naar het zuidoosten op respectievelijk Botswana en Zuid Afrika’s grondgebied doorloopt. Andere bekende vogelgebieden en nationale parken zijn, van noord naar zuid, Ruacana: dit zijn watervallen in de Kuenerivier die direct de grensrivier met Angola is, Etosha (zo groot als Nederland): is een grote zoutpan en behoort met het Kruger Nationaal Park in Zuid Afrika en Chobe in Botswana en Seringetti in Kenia tot de bekendste grote wildparken van Afrika, Waterberg: een grote plateauberg omringd door een groene oaseachtige begroeiing, NamibNaukluft: een brede, droge en heuvelachtige kuststrook in noordwest Namibië, Erongo Mountain: één van de oudste bergen ter wereld, Daan Viljoen Reserve: relatief klein en compact wildpark dichtbij de hoofdstad Windhoek met veel zoogdieren en vogelsoorten, Hardap Dam: een stuwmeer waaruit de Fish River 8
ontspringt, en Fish River Canyon: een gigantische canyon waar de Fish River doorheen stroomt is na de Grand Canyon in de VS de grootste ter wereld. Avifauna In Afrika zijn in totaal 2313 vogelsoorten geregistreerd. Dit werelddeel komt daarmee, na Zuid Amerika op de tweede plaats van de “Species List of the World’s Avifaunal Regions.” In Namibië zijn 624 vogelsoorten waargenomen, waarvan ongeveer 450 broedvogelsoorten. En ik dacht altijd dat Nederland een vogelrijk land was. Wellicht is dat ook zo naar onze beleving als we naar de Waddeneilanden of een weekend naar het Lauwersmeer gaan. Maar het verschil in biotopen, de schaal van het gebied (grootte) en de temperatuurzone (richting evenaar) bepaalt in grote mate de soortendichtheid. Nu komt Namibië niet voor op de top 10 van Afrikaanse landen met meer dan 750 soorten! Ornithologische toplanden met meer dan 1000 soorten zijn: Zaïre (1094), Kenia (1078) en Tanzania (1038). Er komen een aantal endemische of bijna endemische soorten voor die, als je weet waar, in Namibië goed te traceren zijn. Mijn ervaring, die eerste reis, was dat het leek alsof ik in een vogelaarswalhalla terecht kwam. Ook lijkt het dat je weer van voren af aan moet beginnen omdat zo op het oog elke vogel nieuw is. Nu was ik in Nederland al begonnen met Cd-rom, cd’s en video’s te bekijken en het is erg verfrissend zo’n nieuwe start. Een enkele soort komt ook bij ons voor maar is daar tijdens onze winter aanwezig en dan dus onopvallend en vooral zwijgzaam. Zo is onze eigen nachtzwaluw daar ook in die periode
maar hij laat zich niet horen. Wel de andere zes soorten waarvan een enkele snort als de onze maar de anderen een heel ander geluid produceren. Kennen wij hier twee soorten mussen (passer), in Namibië komen er 5 voor en nog eens 12 aan de passer verwante soorten wevervogels. Maar liefst 7 soorten gieren, 15 soorten arenden waarvan 3 slangenarendsoorten, 3 buteo-, 11 uilen-, 7 bijeneters-, 5 scharrelaars-, 18 leeuweriken- en 4 spechtensoorten. Uit de aantallen van de laatste twee soorten kun je direct aflezen dat Namibië geen land is met veel opgaande bossen maar wel een land met veel openheid en een zanderig karakter. Namibië kent één 100% endemische vogelsoort, de dune lark (Certhilauda erythrochlamys) (niet te verwarren met onze duinleeuwerik). Verder komen er zo’n 50 near-endemics voor. Bijna endemische soorten zijn soorten die op één plek in een land voorkomen en nog op een enkele plaats daarbuiten. Zo komt bijvoorbeeld de Herero Chat (Namibornis herero) alleen in Namibië voor (in het gebied waar de Hererostam leeft, vandaar de naam) en aansluitend in een klein deel van Angola. Deze vogel is familie van de Oenanthe, zeg maar de tapuitachtigen. Nog enkele soorten, die wat zeggen over het karakter van het landschap en hun voorkomen zijn: de trappen (3),
zandhoenders (4), grielen (3), steppenkievit- en vorkstaartplevierachtigen (7), korhanen (3), kwartels (3) en frankolijnen (8). Dit zijn allemaal vogels van zanderig open en halfopen landschap. Een voordeel van Namibië is ,dat het door het open karakter niet moeilijk is, om de vogels op te sporen. Anders dan in een omgeving als een regenwoud, waar je heel veel hoort en maar weinig te zien krijgt. Ik ben nu twee keer in Namibië geweest, in september 2001 en in maart 2002 en ben beide keren het gehele land door getrokken en heb vooral tijdens de laatste trip genoten, gefotografeerd en uitgebreid stilgestaan bij de vogels. Ik heb daar heel veel nieuwe soorten opgedaan, in totaal zo’n 250 soorten geregistreerd. In september van dit jaar ga ik weer naar Namibië en Botswana. Waarom zo vaak naar hetzelfde, hoor ik u denken. Ik ben samen met mijn vriendin bezig om reizen te organiseren naar Namibië en Botswana en deze als reisgidsen zelf te leiden. Cultuurreizen, natuurreizen en vogelreizen en een combinatie hiervan. De naam van de organisatie hebben we al: “Hartebeest Travel”. Roel Janssen
Vogelen op Aruba Tijdens een korte vakantie op Aruba in april 2002 kon het niet uitblijven dat ook daar naar vogels gekeken werd. Aruba, een eiland zo groot als Texel, ligt op 25 km van het Venezolaanse
schiereiland Paraguana en bij helder weer zijn de daar aanwezige bergen te zien. Het is er voor de tropen redelijk koel, 30º C, met een constant waaiende oostelijke passaat. 9
het wateronkruid “Jantje zwemt” (Pestia stratiotes) voor, dat bij ons als watersla of mosselplantje door vijverspecialisten wordt verkocht. In buitenwater, dat door instromend koelwater warm is, kan de plant het hier lang volhouden en zich snel vermeerderen. De gevreesde waterhyacint (Eichhornia crassipes), in Nederland ook als vijverplant verkocht, was door een grappenmaker eveneens in de plas terechtgekomen. Mariniers moesten er aan te pas komen om de enorme velden van dit onkruid de baas te worden. Het eiland bestaat, in de niet bewoonde gebieden, uit een woestijnachtig landschap met veel cactussen en schaarse bomen, die door de wind scheef geblazen worden. Verder zijn er een aantal grote kalkplateaus waar hier en daar druipsteengrotten in voorkomen. Door het landschap loopt een aantal, meestal droge, beddingen van kleine riviertjes (rooien), die op sommige plaatsen door de bewoners zijn afgedamd om het spaarzame water dat er valt vast te houden. Aruba heeft sinds 25 jaar een rioolzuivering bij Bubali aan de westkust, waar het afvalwater van de vele grote hotels wordt gezuiverd en in een plas wordt opgeslagen. Een gedeelte daarvan wordt gebruikt voor het bevloeien van een golfcours en de rest blijft in de zoetwaterplas achter. In het vruchtbare water is, om het aantal muggenlarven binnen de perken te houden, vis uitgezet (vooral witte molly en tilapia). Dit maakt de plas voor watervogels en steltlopers een waar eldorado. De plas is langs de oevers over grote afstanden dichtbegroeid met West-Indische lisdodde (Typha domingensis) en verder komt er 10
Aruba kent aan de westkust een groot strand van koraalzand. Hier vindt men de grote hotels. Door badgasten, maar ook door Arubanen wordt veel van het strand gebruik gemaakt. Er staat bij de rioolzuivering een vogeltoren van c.a. 10 m hoog. Vanaf hier heb je een ruim uitzicht over de plas . In de mangroven, die ook langs de plas groeien, broeden tal van reigersoorten: grote- en kleine zilverreiger (Egretta alba resp. E. thula), driekleurige reiger (Egretta tricolor), kwak (Nycticorax nycticorax), koereiger (Bubulcus ibis), kleine groene reiger (Butorides striatus). De Bigua aalscholver (Phalcrocorax olivaceus) is ook een van de grotere broedvogels bij dit zoetwaterparadijs. Vaste broedvogel is ook de prachtige bahama pijlstaart (Anas bahamensis), een vogel met witte hals en opvallende rode snavel. Verder werden dikbekfuut (Podilymbus podiceps), Caribische meerkoet (Fulica americana caribiaea) en waterhoen, waarschijnlijk een ZuidAmerikaanse variant (Gallinula chloropus galeata) broedend aangetroffen.
De Noordkust is rotsachtig en op diverse plaatsen komen de kalkterrassen tot aan de zee af en toe onderbroken door kleine baaien met zand- of keienstrandjes. Aan de Oostkust zijn grotere baaien met zandstranden waar veel Arubanen komen barbecuen. Langs de Zuidelijkste baai ligt de olieraffinaderij Coastal met voor de kust een paar rifeilanden van koraalzand. Het rif loopt langs de zuidkant als een smalle afscheiding voor de kust langs. Als eiland kent Aruba natuurlijk de nodige zeevogels, sterns en meeuwen. Op de rifeilanden bij de raffinaderij bevindt zich de grootste kolonie geelsnavelsterns (Sterna sandvicensis eurygnatha) (tot 3000 broedparen) in het Caribisch gebied. Deze stern met een grotendeels gele snavel wordt beschouwd als een ondersoort van onze grote stern (Sterna s. sandvicensis) met een kleine gele punt aan de snavel. Door onderlinge kruisingen komen snavels voor met meer of minder geel. In kleine aantallen broeden ook dougalls sterns (Sterna dougallii), visdiefjes (Sterna hirundo) en dwergsterns (Sterna albifrons). De laatste twee soorten broeden ook op de kalkplateaus langs de kust. Al deze sterns zijn trekkers en in april waren zij dus juist weer terug om aan het nieuwe broedseizoen te beginnen.
Ook de donkergekleurde brilstern (Sterna anaethetus) en de bonte stern (Sterna fuscata) komen in kleine aantallen broedend voor. Sporadisch broedt de lachmeeuw (Larus atricilla) die wel wat op onze kokmeeuw (Larus ridibundus) lijkt. Tijdens de trek van Noord Amerikaanse vogels komen er ook een aantal op Aruba terecht om daar langer of korter te verblijven. Langs de waterlijn zijn stelt- en strandlopers in vele soorten, waaronder de geelpootruiter (Tringa melanoleuca) en de steenloper (Arenaria interpres). We kunnen ze ook tegenkomen bij de rioolwaterzuivering. Noord Amerikaanse eenden, zoals blauwvleugeltaling (Anas discors) en Amerikaanse smient (Anas americana) redden zich goed op de plas en blijven hier vaak lange tijd hangen. U zou de indruk kunnen krijgen dat Aruba buiten de rioolzuivering en de kuststreek op vogelgebied niet zo veel
Lachmeeuwen 11
te bieden heeft, maar vogels die de droogte weten te trotseren, komen ook in de drogere gebieden als standvogels voor. Zij leven van insecten en hagedissen of weten gebruik te maken van de na een regenbui uitbundig bloeiende planten en bomen waarvan de vruchten en zaden gegeten worden. Een echt broedseizoen kennen deze vogels niet, ze broeden vooral als er een regenbui in aantocht is. Van de veel voorkomende soorten kun je het suikerdiefje (Coereba flaveola) haast niet missen. Dit fraai gekleurde vogeltje met gele borst en stemmig donkergrijze rug met beetje rood aan de snavelbasis weet aardig de suiker te vinden die op de tafeltjes van de hotelterrassen staat. Ook komen 2 soorten kolibries voor: de rode (Chrysolampis mosquitus) en de groene (Chlorostibon mellisugus). Zij maken van spinrag en zaadpluis een nestje ter grootte van een eierdopje. In de fraai aangelegde hoteltuinen zijn ze zeker aan te treffen. In de droge gebieden komen ook nog een paar duivensoorten voor waarvan de grootste de naaktoogduif (Columba corensis) is, die wat op onze houtduif lijkt en de kleinste het musduifje (Columbigallina passerina).
Op een eiland heb je ook kans op specifieke eilandrassen, endemische soorten. Aruba kent zo zijn eigen holenuil (Athene cunicularia arubensis), die in de droge grond zijn hol graaft en de parkiet (Aratinga pertinax arubensis), een praatzieke licht blauwgroene bewoner van de droge gebieden. Van de weinige roofvogels is de inheemse caracara (Polyborus plancus), een voornamelijk aasetende buizerdgrote vogel. Deze werd veel vervolgd omdat hij ten onrechte werd verdacht van het doden van jonge geiten en schapen. De pendant van onze torenvalk is de kini-kini, de Amerikaanse torenvalk (Falco sparverius), die je echter nooit ziet bidden. Spectaculair was tot 2 maal toe een ontmoeting met de slechtvalk, een Noord Amerikaanse wintergast. Deze keer in volle vlucht naar beneden stuivend. Langs de kust altijd wel een ontmoeting met een vissende visarend (Pandion haeliaetus). Het blijft boeien als je die fraaie vissers bezig ziet. Een vakantie, die naast de ornithologische ook een sociale functie kende en die door het gehele gezelschap zeer gewaardeerd werd. Jammer dat het zo kort was en zo ver weg. Eef Jansen
Ze komen weer, de wintergasten !! Trotseer de elementen en geniet samen met de Vogelwerkgroep Midden Overijssel van deze fraaie Noorderlingen.
12
Waar gevoerd wordt, zijn mussen Onder deze titel wordt in het verenigingsblad “Natura” van de Koninklijke Natuurhistorische Vereniging (KNNV) verslag gedaan van het landelijke mussenproject. De vereniging bestond in 2001 honderd jaar en in het kader van de herdenking van dit feit werd een ieder, die belangstelling had voor de natuur, verzocht zijn of haar aandacht te richten op mussen. Daartoe werden vele meldingskaarten via de “groene” verenigingen verspreid. De ingezonden kaarten (7500) plus e-mail gegevens (1500) leverden een aantal interessante gegevens op. Overigens moeten we de wetenschappelijke waarde ervan niet te hoog inschatten, daarvoor was het onderzoek te veel afhankelijk van leken. Wat waren de resultaten zoal? - Onderzocht werden de huismus (Passer domesticus) en de ringmus (Passer montanus). - 90 % van zowel huis- als ringmus komt voor in bebouwd gebied. - De huismus vertoont zich vooral in de dicht bebouwde gebieden, vooral in laagbouw, in villawijken en in dorpskernen. - De ringmus vinden we daar eveneens, maar die verblijft toch ook meer buiten de bebouwde gebieden. - Huismussen bouwen hun nesten voornamelijk onder dakpannen. Ontbreekt deze mogelijkheid dan verloochenen ze hun weverachtergrond niet en bouwen in bomen en struiken een gevlochten nest. - Ringmussen zijn holenbroeders en bewonen vaak nestkastjes. - Mussen zijn daar te vinden waar gevoerd wordt: wie zijn ontbijtlaken dagelijks buiten uitschudt ontmoet
-
-
-
-
mussen. De voerbak van de kippen en die van volièrevogels zijn ook zeer geliefd. Op boerenerven is de mussenstand geminimaliseerd doordat de erven te netjes geworden zijn en vaak “vertegeld” zijn als gevolg van angst voor bestettelijke dierziekten. Predatie door kauwen en eksters beïnvloedt de mussenstand nauwelijks. Dit mag blijken uit het feit dat merels en mezen, die net zo goed prooivogels zouden kunnen zijn, in aantal juist toenemen. Kauwtjes struinen dakgoten af om daar dode, door de ouders uit het nest geworpen jongen, als prooi te verzamelen. De teruggang van de mussenstand wordt veroorzaakt doordat we te netjes geworden zijn. Tuinen en boerenerven worden betegeld, heggen vervangen door schuttingen, graanculturen vervangen door maïs, daken worden geïsoleerd, gootstroken afgedekt. Zelfs de GFTbak heeft een negatief effect op de mussenstand.
Mussen zijn kolonievogels. Het is daarom dat de KNNV een mussenflat heeft ontworpen (zie tekening). Arie Langendoen
13
Excursie langs de Regge en door omliggende terreinen Zaterdag 28 september Om kwart voor zeven is het op de parkeerplaats nabij de Bowlingboerderij nog aardedonker. Gerrit Dommerholt, de gids van deze morgen, arriveert op de fiets, Gerda wat later vanuit Winterswijk per auto. We wandelen door het “Doktersbos” naar de Regge. Links en rechts van ons ontwaken Merel, Roodborst, Winterkoning en Houtduif. De Wilde en Soepeenden zijn al een poosje op aan het gesnater te horen. Het is frisjes. Acht graden geeft de thermometer aan. Bovendien is het bewolkt maar wel windstil. In een rustig tempo kuieren we langs de linker Reggeoever richting de stuw met de vistrap. Een vroege Buizerd vliegt over onze hoofden. Er is ook nogal wat trek in de lucht. Veel Vinken vergezeld van een enkele Keep , Spreeuwen en groepjes Mezen. Alle kraaiachtigen laten zich horen en zien
evenals de Groene en de Grote bonte specht. Een Fuut met een bedelend jong en diverse Waterhoentjes vertonen zich in het rivierwater..Gerrit wijst ons op het nest van de IJsvogel die dit jaar in dit gebied gebroed heeft. De plaats waar de vogel overzicht hield over zijn territorium ziet wit van de uitwerpselen. Eén vogel kunnen we niet thuisbrengen: een schreeuwerd met spitse vleugels en een vrij lange staart kruist ons pad. Mogelijk een uit een voliëre ontsnapte vogel of een verdwaalde Amsterdamse Halsband parkiet? Via een sluippaadje langs het Gagelmansven bereiken we na ongeveer twee en een half uur en 38 waargenomen vogelsoorten de parkeerplaats weer. Een genoeglijke en leerzame ochtend achter ons hebbend. Arie Langendoen
Nachtzwaluwtelling Vrijdagavond, 5 juli 2002, ongeveer 22.30 uur. Arie, Paul en Theo bevinden zich het Heksenheitje in Helhuizen onder aan de Holterberg. Niet koud, zo’n graad of 15, 16. Helder met af en toe een heel klein spatje nat. Het is stil. In de verte start een solex. Verderop nog een. Dat kan dus niet: solexen zijn er bijna niet meer, dat zijn dingen van vroeger. 14
U begrijpt het: we hebben het hier over een nachtzwaluwtelling. Bovenstaande klopt helemaal op die solexen na. Maar het geluid van de nachtzwaluw doet mij denken aan het geluid van zo’n oude solex. Vandaar. Op het Heksenheitje dus hoorden we de eerste: een duidelijke ratel.
Langs het Trappetjespad verder naar de Panoramavlakte. Ook daar het geluid van de nachtzwaluw: het ratelende geluid, dat werkelijk eindeloos aangehouden kan worden en eindigt alsof de benzine op is. Maar ook het roepen en het klappen met de vleugels was duidelijk te horen. En of dat al niet genoeg was, lieten de nachtzwaluwen zich ook zien. De in een V-vorm gehouden vleugels, het klapwieken en zelfs de witte vlekken op vleugels en staarthoeken waren te zien. Op dit gedeelte van de heide telden we drie mannelijke exemplaren van Caprimulgus europaeus.
Toen we tegen twaalven de auto weer opzochten hadden we zes mannetjes, 6 territoria, en dus waarschijnlijk ook 6 actieve paren geteld. Geen slecht resultaat in dit heidegebied. Ook zagen en hoorden we een aantal houtsnippen. Verschillende soorten vleermuizen profiteerden van het goede weer om insecten te vangen.
Op het Aaltinksheitje waren nog eens 2 mannetjes actief.
Theo Aarsen
Je moet wat geluk hebben op zo’n avond. Maar als het meezit is het waarnemen van vogels, in het algemeen en nachtzwaluwen in het bijzonder, steeds weer een enerverende belevenis.
15
Onze kraaiachtigen, overlast, moordenaars of vrolijke opportunisten De kleurrijkste onder de kraaiachtigen is ongetwijfeld de Vlaamse gaai. Daarom toch niet minder vervolgd om zijn vermeende schadelijkheid. Jagers maken vaak goede sier met de blauwwitte vleugeldekveertjes door die op de hoed te steken. Hoe schadelijk of nuttig is deze fraaie kraaiachtige eigenlijk?
Vlaamse Gaai (Garrulus glandarius) De Vlaamse gaai is een nogal luidruchtige vogel, waarnaar ook de wetenschappelijke naam verwijst. De geslachtsnaam Garrulus betekent luidruchtig, krassend; de soortnaam glandarius slaat op zijn gewoonte om eikels te zoeken. Deze vormen een belangrijke voedselbron voor de gaai. Ook de Duitse naam (Eichelhäher) en de Franse (Geai des chênes) slaan op het voedsel. In volksnamen komt vaak een verwijzing naar het eikels zoeken voor: eikelpotter in de Achterhoek en bijvoorbeeld eikelekster of eikelaakster in onze provincie. Het luidruchtige optreden van de gaaien vormt een bron van inspiratie bij het geven van namen: Schreeuwekster in Groningen en Noord Holland hetgeen ook in tal van verbasteringen voorkomt, zijn daar voorbeelden van. Daarnaast zijn ook krietoakster of krijtekster een aanwijzing van luidruchtig gedrag. Het valt op dat de verwantschap met de ekster in veel namen is terug te vinden. De naam maarklauw die in Twente voorkomt en ook wel verbasterd wordt tot meerkol (in navolging van de voor meerkoet bestaande naam) is waarschijnlijk ontstaan uit de naam Marculphus, een praatjesmaker uit een oude sage. Een gaai is ook een dom en onnozel mens. Dit predikaat past zeker niet bij de gaai. Dat er op de gaai als tijdverdrijf geschoten kon worden blijkt uit het z.g. gaaischieten. Hierbij werd met pijl en 16
boog op een houten gaai, bevestigd op een paal, geschoten. Bij dit vertier kon ook in het zogenaamde gaaibollen met ronde bollen geworpen worden. Al bij al een onschuldiger tijdverdrijf dan het met het geweer bestrijden van de gaai. Dat is niet meer toegestaan en kwam gelukkig toch al minder voor. De gaaienveertjes op de jagershoed zullen in de toekomst langzaam maar zeker verbleken. Doordat de Vlaamse gaai net als de andere kraaiachtigen een echte zangvogel is, heeft hij ook een plaatsje gekregen in Thijsses Vogelzang. Hij beschrijft daar hoe de gaai ook in het rijtje vliegzangers behoort, die tijdens de vlucht zingen. Veel van onze zangvogels doen dat trouwens. De veldleeuwerik en de boompieper zullen zeker bekend zijn in dit opzicht. Verder figureert de gaai in het gezelschap van spotvogel, zanglijster en spreeuw als uitstekend imitator. Menige vogelaar en vaak niet de laagst geplaatsten in de vogelaarspikorde hebben al eens gezocht naar buizerd of sperwer die ze meenden te horen om dan tot de ontdekking te komen dat het om een Vlaamse gaai gaat. De Vlaamse gaai is een typische bosbewoner, hoewel we zien dat de laatste jaren de trek naar bewoonde gebieden ook door de gaai is ingezet. Dit vereist wel dat er nestgelegenheid te vinden is.
Van de vele literatuur over het voorkomen van Vlaamse gaaien in bebouwde kommen geeft Maréchal in Het Vogeljaar (1998-147) een overzicht en probeert hij tevens zicht te krijgen op de verspreiding binnen de bebouwde kom in Nederland.
Het lijkt er op dat Vlaamse gaaien zich steeds meer vestigen in stedelijke gebieden. De broedvogelbevolking wordt in deze omgeving niet vaak geïnventariseerd en daardoor is er slecht zicht op welke soorten wel en welke niet als broedvogel voorkomen. 17
Uit de reacties op een oproep in het Vogeljaar blijkt dat meerdere waarnemers constateren dat Vlaamse gaaien regelmatige gasten in stadstuinen en parken zijn en daar ook als broedvogel voorkomen. De springplank naar de stedelijke omgeving wordt daarbij gevormd door kleine overgangsgebieden, zoals bermen van spoorlijnen en met bomen omzoomde wegen. In de periode 1979-1985 werd het aantal broedparen in ons land geschat op 30.000-60.000. Door een gebrek aan gegevens is over de ontwikkeling op lange termijn weinig te zeggen, wel blijken de gaaien geprofiteerd te hebben van de verminderde jachtdruk en van de uitbreiding van gebieden met geschikte broedgelegenheid, zoals hoog opgaand geboomte op het platteland en aanleg van tuinen en parken in nieuwe woonwijken. Het aantal in ons land verblijvende Vlaamse gaaien kan gedurende het jaar nogal variëren. Onze broedvogels zijn standvogels, maar in sommige jaren doet zich een invasie voor van gaaien uit Noordoost Europa. Het verloop van zo’n invasie werd door Eduard Osieck beschreven in het Vogeljaar (1980-95). In 1972 vond de invasie plaats in de maand oktober met als hoogtepunt de periode tussen 5 en 18 oktober. In 1955, eveneens een jaar met een invasie, viel het hoogtepunt tussen 28 september en 11 oktober. Bijzonder waren de waarnemingen in Noordwijk op 16 oktober 1972 van 3500 in zuidelijke richting trekkende exemplaren en in Hoek van Holland op 8 oktober 1955 met 5000 exemplaren in zuidelijke richting (in 2 ½ uur). In 1972 was de trek in Midden Nederland het meest opvallend met een 18
stuwing langs kustlijnen (ook langs de randmeren van het IJsselmeer) in richting overwegend van West tot Zuid. Ook in andere delen van Europa werd in 1972 een opvallende trek van gaaien geconstateerd. Denemarken meer dan 30.000 exemplaren. Bij Falsterbo In Zweden werd grote trek van gaaien geconstateerd. Juiste aantallen zijn moeilijk te geven, doordat de gaaien, eenmaal bij de kust aangekomen, aarzelen met oversteken en weer gedeeltelijk terugvliegen. Zo zag ik eind september 1999 in Falsterbo dat Vlaamse gaaien geen stevige doordou-wers zijn. Er waren toen dagen dat gaaien op 20 tot 30 m hoogte over de plaatselijke golfbaan kwamen aanvliegen tegen een sterke Zuidoosten wind in. Er werd nauwelijks vooruitgang geboekt en bij de kust aangekomen keerden grote groepen weer terug om het nogmaals te proberen. Naar mijn idee zijn de ongeveer gelijk geproportioneerde notenkrakers betere vliegers. Die zie je niet aarzelen en constant, meestal op grotere hoogte, zij het langzaam, doorvliegen. Invasievogels blijken zowel uit Zweden als Oost Europa afkomstig te zijn. Recent werd in 1997 een trek van 0,5 miljoen gaaien voor Nederland geregistreerd. De voorjaarstrek omvat nog geen 20% van de najaarstrek; veel vogels overleven de trek niet of blijven hangen in de overwinteringgebieden waar ze zich ook blijvend kunnen vestigen. De oorzaak van de invasie is waarschijnlijk gelegen in een gebrek aan voedsel in de woongebieden van de vogels. Vlaamse gaaien zijn in de winter voor een belangrijk deel aangewezen op eikels .Een gebrek aan eikels zou de drijfveer kunnen zijn het
zomergebied te verlaten op zoek naar graziger weiden in zuidelijker streken. Er wordt echter ook gedacht dat overbevolking de doorslaggevende factor is bij een invasie. Er worden bij de gaaien 30-60 ondersoorten (rassen) onderscheiden, die in 6-8 groepen zijn ondergebracht. De verschillen zitten vooral in kleurvariaties, meer of minder gestreept op de kop, langere vleugeldekveren waardoor meer blauwzwart zichtbaar is, bruinere rug of grijzere borst. Dat er zo’n grote variatie voorkomt, hoeft ons niet te verbazen als we bedenken dat Vlaamse gaaien (Engels: Eurasian Jay) in grote delen van Europa, Noord Afrika en in Azië tot in Japan, de Himalaya en Taiwan voorkomen. Echt voer voor gespecialiseerde taxonomen (beoefenaar van de taxonomie: systematiek), voor ons
hoogstens interessant om in de trektijd extra goed te kijken. De berichten over gaaien bij onze Oosterburen vermelden een zelfde trend als bij ons. Oorspronkelijk bewoner van bosgebieden met eik en beuk, breidt de gaai zich ook daar steeds meer uit in de richting van cultuurland met boomgroepen en naar stedelijke gebieden met parken en stadstuinen. De dichtheden zijn in het meest geschikte biotoop het hoogst, in Duitsland tot meer dan 50 broedparen per km2. In onderzochte bosgebieden van 30 tot 350 ha blijkt de dichtheid tussen de 0,08 en 10 broedparen per km2 te liggen. Dichtheden op de Sallandse Heuvelrug liggen met in dezelfde orde van grootte, de laagste dichtheden horen meer open gebieden als de Holterheide. 19
In Duitse publicaties wordt aangegeven dat naast natuurlijke predatoren en extreme winters, die een lokale en een effect voor de korte termijn bewerkstelligen, de rechtstreekse vervolging de belangrijkste regionale verliesoorzaak is. De Vlaamse gaai vormt blijkens onderzoek van Bijlsma een belangrijke voedselbron voor de havik een mede bosbewoner. Van 3682 verzamelde prooiresten bleken er 369 (10%) van Vlaamse gaaien afkomstig. Max. 20 % in de maand juli; min. 2,3% in december. De gaai is daarmee onder de kraaiachtigen het meest voorkomende slachtoffer van de havik. Kraaiachtigen maken met 579 prooiresten 15,7% van de prooiresten uit en worden slechts overtroffen door de duiven met 1229 prooiresten (33,4%). Wij vinden in de gebieden waar de havik voorkomt ook voor het grootste deel plukresten van duiven (meestal houtduiven) en af en toe Vlaamse gaai. Dit zijn meestal jonge vogels, hetgeen aan de nog niet uitgegroeide pennen is te zien. Uit waarnemingen van prooiresten en gegevens over populatieomvang van Vlaamse gaaien, havik en sperwer in Drenthe kon worden berekend dat 80% van de Vlaamse gaaien geconsumeerd zou worden. Dit zal aan de hoge kant zijn, maar het broedsucces van de Vlaamse gaai is beslist niet hoog en wordt in Duits onderzoek op 1-2 jongen per broedpaar gehouden. Er wordt zoals bij alle kraaiachtigen slechts één broedsel grootgebracht. Gaaien zijn voor zover bekend trouw aan hun partner en ze beginnen al half april met eileg (gemiddeld 5.7 eieren). Het uitkomstpercentage is het hoogst 20
in nesten met 4 eieren (64%) en het laagst in nesten met 3 eieren (33%). Eekhoorns en kraaiachtigen vormen bekende nestplunderaars. Nesten bevinden zich in diverse boomsoorten (zowel naald- als loofbomen) en in struiken, gemiddeld 3-5 m hoog, maar ook in klimop en kamperfoelie worden nesten aangetroffen. Door het voedsel staat de Vlaamse gaai er bij een groot publiek niet goed op. Inderdaad weten ze nesten van zangvogels goed te vinden en radicaal te plunderen, zowel eieren als jonge vogels vormen een eiwitrijk dieet voor de jongen. Zelf werd ik eens op een vroege zondagochtend gewekt door het kabaal van een groep huismussen, die te keer gingen tegen een Vlaamse gaai. Deze bleek een huismus te grazen genomen te hebben. Eiwitrijk voedsel wordt ook gevonden in tal van ongewervelden, kevers, spinnen enz. In de zomer en herfst zijn het echter grotendeels planteneters, ze eten dan vruchten en noten en verzamelen eikels. Ze kunnen soms wel 6 eikels tegelijk transporteren door ze in de slokdarm op te slaan en de laatste eikel in de snavel te houden. Eikels worden begraven voor moeilijker tijden, maar worden lang niet altijd teruggehaald en zorgen daardoor voor het ontstaan van zaailingen in het voorjaar. In het voorjaar worden deze, zodra de zaadlobben boven de grond komen, alsnog door de gaai genuttigd. Tijdens de trek in Falsterbo kon ik constateren dat Vlaamse gaaien ook tijdens de trek een eikeltje voor de dorst meenemen door er een in de snavel te houden.
Veel is er aan Vlaamse gaaien nog te onderzoeken en het volgen van het gedrag van deze kleurrijke kraaiachti-
gen is zeker een boeiend tijdverdrijf waar ook binnen onze vogelwerkgroep belangstelling voor zal zijn.
Literatuur: Dr Jac. P. Thijsse Vogelzang. Koninklijke Verkade Fabrieken N.V. Zaandam 1965 Drukkerij L. van Leer & Co. N.V. Amsterdam Pierre Maréchal in Het Vogeljaar 46 pag. 147 “Koloniseert de Vlaamse Gaai Garrulus glandarius het stedelijk gebied van Nederland?“ Eduard R. Osieck in Het Vogeljaar 28 pag. 95 “De invasie van de Vlaamse Gaai Garrulus glandarius in 1972” Rob G. Bijlsma e.a. Ecologische Atlas van de Nederlandse Roofvogels Schuyt & Co.1993 ISBN 90 6097 3488 Henk Blok en Herman ter Stege De Nederlandse Vogelnamen en hun betekenis 1995 ISBN 90-9008646-3 Tom van Ewijk e.a. Dichter bij de Natuur. Bos, heide en parklandschap Koninklijke Verkade N.V. Zaandam 1990 ISBN 90-72977-05-X Rob Lensink e.a. SOVON “Vogeltrek over Nederland” 1976-1993 2002 ISBN 90 6097 566 9 Rob G. Bijlsma e.a. Avifauna van Nederland 2 Algemene en schaarse vogels van Nederland 2001 ISBN 90-74345-21-2 Mäck, U.; Jürgens, M.-E.; Boye, P. & H. Haupt (1999): Aaskrähe (Corvus corone), Elster (Pica pica) und Eichelhäher (Garrulus glandarius) in Deutschland. Natur und Landschaft 74: 485 - 493. The Complete Birds of the Western Palearctic on CD-Rom Eef Jansen
Je zult maar zwarte veren hebben Een paar weken geleden ontdekte Hanneke Huiskamp in één der dagbladen een bericht over afschot van kraaien op verzoek van een Wildbeheer Eenheid (WBE). In dat bericht werd verwezen naar de Staatscourant voor de correcte tekst van het verzoek en de honorering ervan. Hierin bleek iets merkwaardigs te zijn geschreven. Het verzoek betrof het afschieten van de zwarte kraai en de kauw. De vergunning
werd door de provincie echter verleend voor de zwarte kraai, de kauw en de roek.. Dit was aanleiding om in contact te treden met de Faunabescherming en tot het bestuderen van de nieuwe Floraen Faunawet. Indien de genoemde vogels aantoonbare schade toebrengen aan gewassen -gesproken werd over granen, ijsbergsla en asperges- kan de provincie een afschotvergunning verlenen. 21
Maar niet nadat er verschillende verjaagmethoden zijn geprobeerd zoals het gebruik van voorbehandeld zaaizaad, het plaatsen van onder andere schriklinten en vogelverschrikkers. Daarnaast moet aangetoond worden dat er schade is aangericht. Na bestudering van alle stukken concludeerden wij dat aan verschillende zaken niet was voldaan: - Er was vergunning verleend voor vogels (roeken) waarvoor geen aanvraag was gedaan; - Er was niet aangetoond dat er schade was. Men sprak namelijk over voorkoming van schade; - Er was geen raming van de mogelijke schade toegevoegd. Redenen waarom we in de pen geklommen zijn en schorsing van de vergunning bij de voorzieningenrechter hebben aangevraagd. Vervolgens is er bij Gedeputeerde Staten van Overijssel een bezwaarschrift ingediend tegen de gang van zaken. Op dinsdag 20 augustus j. l. zijn we naar de rechtbank in Zwolle geweest. Onze secretaris Eef Jansen heeft daar op voortreffelijke wijze onze standpunten naar voren gebracht. De advocaat van de WBE en die van de provincie kwamen duidelijk minder helder over. Wat bleek? De vergunningverlenende ambtenaar van de provincie Overijssel had gemakshalve twee afschotaanvragen gecombineerd waardoor de vergunning in plaats van voor twee plotseling voor drie vogelsoorten verstrekt werd. Uit opmerkingen van de rechter bleek al dat dit wat slordig overkwam. De WBEvertegenwoordiger, net terug van vakantie, had de stukken slechts globaal gelezen en was onvoldoende op de hoogte van de nieuwe Flora- en Faunawet. Zo beweerde hij dat het 22
afschot van roeken 10 per geweer per dag was, terwijl de nieuwe wet spreekt van 10 per dag voor de gehele WBE. Kritische vragen stelde de rechter ook over de controle van het aantal afgeschoten vogels. Het blijkt dat elke jager na afloop van zijn jachtdag direct het aantal geschoten vogels moet doorgeven. Maar wie controleert dat in het veld? Na afloop van de zitting hebben we in een restaurant wat geëvalueerd. Onze conclusie en verwachting was dat we vermoedelijk niet in het gelijk zouden worden gesteld maar dat de provincie op de vingers zou worden getikt voor haar wat slordige handelswijze. Aldus geschiedde. Gelukkig was de uitspraak nog zo gunstig dat we de kosten van de schorsingsaanvraag (€ 218) terug kregen. Op 9 september togen we wederom naar Zwolle. Dit keer voor een hoorzitting in het Provinciehuis over het door ons ingediende bezwaarschrift. Enigszins gespannen waren we wel, Petra, Hanneke en ondergetekende. We hadden iets dergelijks nog niet eerder meegemaakt. We werden echter uiterst vriendelijk ontvangen met koffie. Na enige tijd antichambreren werden we tot de hoorzitting toegelaten. Gedeputeerde, mevrouw H.J. Nap-Borger, was hierbij aanwezig evenals een tweetal ambtenaren van de griffie, verantwoordelijk voor het vergunningenbeleid. Een vertegenwoordiger van de betrokken WBE liet verstek gaan. De bijeenkomst werd voorgezeten door mr. dr. A. Postma. De laatste liet duidelijk blijken de stukken grondig te kennen. Onverwachts moest Petra het spits afbijten. Ze deed dit voortreffelijk. Ze gaf een korte duidelijke toelichting op onze bezwaren tegen het afgeven van de betrokken vergunningen. De
provinciale ambtenaren moesten bekennen vooral gehandeld te hebben vanuit een historisch perspectief. Ze moesten beslissen zonder dat er al een provinciaal beleid ten aanzien van de nieuwe Flora- en Faunawet beschikbaar was. Dit laatste was voor ons aanleiding het voorstel te doen om mee te denken over de opstelling van een dergelijk beleid. Immers de jachtlobby staat hierbij zeker vooraan waarom wij dan niet? Het voorstel werd niet getorpedeerd zodat we met belangstelling uitzien naar
een uitnodiging, die overigens niet alleen voor ons hoeft te gelden. Beter zou het zijn als een overkoepelende Overijsselse vogelaarsorganisatie hierin het voortouw zou kunnen nemen. Na nog wat slotvragen en opmerkingen verlieten we na een half uur in een goede stemming de zitting. Over een zestal weken brengt de Gedeputeerde een voorstel in de vergadering van Gedeputeerde Staten. We wachten af. Arie Langendoen
Korreltje zout. Jacob belde: of ik zin had mee te gaan naar het Lauwersmeer. Er zaten daar vogels die hij nog niet op zijn ”lijstje” had. Zo’n uitnodiging sla je niet af! De betrokken vogels bleken een ross’ gans en een roodpootvalk. Wij op zoek. De valk zou zich bevinden op of nabij een ooievaarsnest bij de camping ‘t Suyderoogh. In eerste instantie vonden we zelfs het ooievaarsnest niet. Later op de middag wel. Geen valk. Maar na enig speuren bleek hij op het dak van een vakantiehuis te bivakkeren. Maar dat was beslist geen roodpootvalk. Kijken, denken, veronderstellen, raadplegen van gidsen bracht ons tot een verdwaalde bomvalk. Alle kenmerken hiervan vertoonde het dier.
De speurtocht naar de ross’ gans leverde eveneens een verrassing op: ‘t was een sneeuwgans in de blauwe vorm! Zo zie je maar : wees voorzichtig met de waarnemingen die zo her en der gemeld worden! Toch waren we niet voor niets de verre reis aangegaan: terwijl we de visarend zagen bidden en wegvliegen met een grote vis in de klauwen steeg praktisch naast ons een roerdomp op. De door de vogel geloosde ontlasting miste ons op een haar na. Een torenvalk vrouwtje liet zich op circa 10 meter afstand filmen terwijl zij een muis verscheurde. Daarnaast zagen we nog zeker zeventig soorten vogels. Voorwaar geen slechte oogst al moesten we de twee gezochten missen. Arie Langendoen 23
REKEL Deze rubriek geeft de lezers van Caprimulgus de mogelijkheid om zich te uiten over allerlei onderwerpen die te maken hebben met media-aandacht omtrent vogels en vogelbescherming. Het kan een mening zijn die je wilt ventileren maar ook een artikel uit een krant of weekblad waarvan jij vindt dat het aandacht behoeft.
Mosselkwekers en eidereenden - NRC 20 juni 2002 Hans van Geesbergen van de producentenorganisatie van de Nederlandse mosselcultuur komt ons vertellen dat het vissen van mosselzaad in de Waddenzee ook in het belang van de eidereenden zou zijn omdat de broedval van 2001 door de broedval van 2002 wordt bedolven. Veel kostbaar mosselzaad, n.b. eigendom van de mosselkwekers, gaat verloren, aldus Van Geesbergen. De producentenorganisatie wil met Vogelbescherming Nederland praten over een duurzame schelpdiervisserij.
dolksteek in onze rug” zei Mosselkweker A. Verschuure zaterdag bij de opening van de mosseldag in Yerseke. Hij sprak daar namens het organiserende Comité: Zeeland Presenteert en de Vissersvereniging Yerseke. “Beproef uw geluk, kras de Waddenzee open op zoek naar kokkels”. staat er op het omstreden lot. Wie dat doet, leest: “Helaas! De mechanische kokkelvisserij was u en duizenden waddenvogels voor. Steun daarom deze actie”. De lezer wordt met de kreet ”maak uw onvrede duidelijk” doorverwezen naar een internetsite, die de mogelijkheid biedt wadvogels te adopteren.
Vogelbescherming en de Waddenvereniging lijken even uitgepraat en gaan over tot andere maatregelen. Rekel kon een glimlach niet onderdrukken toen hij in verband hiermee onderstaand bericht in de Zwolsche Courant van maandag 19 augustus j.l. las:
Eric Wanders steekt zijn nek uit In het blad “De Nederlandse Jager“ van 9 juli j.l. is een interview opgenomen met Eric Wanders, directeur van Vogelbescherming Nederland. Hij doet in dit interview een aantal opmerkelijke uitspraken. Een kleine samenvatting: KNJV en Vogelbescherming waren tot nu toe geen vrienden van elkaar. Na WO II waren veel jagers lid van Vogelbescherming. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw ging de zaak polariseren: jagen en beschermen konden niet goed samengaan. Men kreeg kritiek op elkaar. Wanders is voorstander van een gesprek tussen beide partijen. “Want”,
Mosselsector boos over krasspel Yerseke- De Vogelbescherming en de Waddenvereniging hebben zich met een “Oud-Hollands Kokkelkrasspel” de woede op de hals gehaald van de mosselsector. Die vindt dat de schelpdiersector op een ‘kraslot’ in het jongste Waddenbulletin ten onrechte in een kwaad daglicht wordt gesteld. “Een 24
zegt hij, “we zijn allebei voorstanders van het verbeteren van de natuur. Laten we zoeken naar gemeenschappelijke elementen. Wat is nuttig aan de jacht, wat is nodig voor het beschermen van vogels?” De dit jaar in werking getreden Floraen Faunawet is een stap in de goede richting. Het is echter jammer dat de wet zo gecompliceerd is en daardoor beslist niet de schoonheidsprijs verdient. Wat hij wel goed vindt in de wet is: geen jacht, tenzij de noodzaak daarvan wordt aangetoond. - Over weidevogelbescherming en de vos: wil men de weidevogels beschermen, dan moet men eerst aangeven waar dat prioriteit heeft en of dan afschot van vossen nodig is. Dit afschot moet “maatwerk” (wat een naar woord hier) zijn. Er moet geen situatie ontstaan dat de vos overal in Nederland vogelvrij wordt. Er bestaat al samenwerking tussen jagers en vogelaars op het gebied van de weidevogel- en kerkuilenbescherming. Ook wordt hier en daar door jagers geïnventariseerd en worden nestkasten opgehangen. - Jagers komen gemakkelijker op het boerenland dan vogelaars. Dit is een historisch gegeven want de jager steunt de boer bij schadebestrijding. - Wanders stelt in het interview duidelijk dat ingrijpen in de natuur door jagers pas kan na onderzoek. Getallen moeten er zijn. Niet afgaan op opmerkingen als: “Er zijn te veel kraaien”, maar doorvragen: ”Hoeveel zijn er dan?” Niet tevreden zijn met: ” Tja, er zijn er teveel…” Onder de 125.000 leden van Vogelbescherming zijn er veel die principieel tegen de jacht zijn in welke vorm dan ook, maar dat er tevens op bepaalde plaatsen samengewerkt wordt met jagers. Hij refereert aan een
voorbeeld: de bescherming van weidevogels en kerkuilen. Eric Wanders is voorstander van samenwerking met de jagers van de KNJV. Hij is positief over Faunabeheereenheden. Hij vindt ze goed voor het natuurbeheer. Tot zover de korte samenvatting van enige uitspraken uit het interview. Wanneer ik de geluiden hoor over de jacht binnen onze vereniging, zal er verbazing zijn over het initiatief en het standpunt van de voorzitter van Vogelbescherming Nederland. Toch denk ik dat contact tussen beide groepen op den duur meer oplevert dan polariseren. Uw mening? Arie Langendoen
Er moeten toch meer rekels binnen of buiten onze vereniging zijn. Laat van je horen, actief of reactief !!
25
Uit de media In deze rubriek vindt u becommentarieerde samenvattingen van berichten die in de media zijn verschenen. Als u iets voor deze rubriek hebt; graag het bericht met samenvatting, eventueel voorzien van commentaar, inleveren bij de redactie. De berichten gaan verder in de leesmap.
Crex crex, de kwartelkoning - NRC 28 juli 2002 Koos van Zomeren doet in zijn rubriek De levende Have verslag van een bezoek aan de Meinerswijk in Arnhem waar hij samen met de 81 jarige Jan Knupker (heeft Thijsse en Van Tienhoven nog meegemaakt) geniet van de kwartelkoning. Poëtisch verslag. De grutto verdwijnt van het Friese boerenland - NRC 23 juli 2002 Resultaten van het Weidevogel Meetnet Friesland bevestigen wat al langer bekend was: Het gaat slecht met de grutto. Het WMF onderzoek registreert pas broedsucces als op het land vogels met jongen worden gesignaleerd.. Bescherming van nesten is nog geen garantie voor broedsucces. Een gedegen onderzoek over een kleine 17.000 ha. De voor instandhouding van de soort noodzakelijke score van 60 à 70 jongen per 100 broedparen wordt alleen in reservaten gehaald. De tureluur staat er beter voor met 86 jongen per 100 broedparen op gewoon boerenland. Zeldzame kwartelkoning krijgt nieuwe kans - NRC 25 juni 2002 Beschrijving van maatregelen die de terugkeer van de kwartelkoning naar daarvoor geschikte gebieden kan stimu26
leren. Er komt meer aandacht voor de kwartelkoning via een soortbeschermingsplan waaraan bij het ministerie van LNV wordt gewerkt. Niet alle vogels voelen zich thuis in de stad - NRC 25 juni 2002 Relaas over het voornemen van B en W van Rotterdam om de stad leefbaar te maken. Manuel Kneepkens (stadspartij Rotterdam) pleitte er in een motie, ingediend bij de bespreking van het gemeentelijke bomenstructuurplan, voor zo veel mogelijk vogelvriendelijke beplanting aan te brengen B en W moesten de motie ontraden want lang niet alle vogels voelen zich thuis in de stad, bomen in het centrum moeten ook tegen de slechte ecologische omstandigheden kunnen. B. en W. houden het bij “Het beperken van de overlast van duiven” als enig beleid op vogelgebied:. Kraanvogel voelt zich thuis in hoogveen - NRC 5 juli 2002 Bericht over het voor de tweede keer succesvol broeden van de kraanvogel in het Fochteloërveen. De trots van Natuurmonumenten, welke vereniging er aanleiding in ziet te pleiten de Ecologische Hoofdstructuur met voortvarendheid te realiseren.
De grutto voorbij - NRC 30 juni 2002 Koos van Zomeren met Niko Groen in de Wormer, waar ze aan het gedrag van de grutto’s kunnen zien of ze nog jongen hebben of dat die al zijn omgekomen. De wolk van krijsende grutto’s met jongen heeft Van Zomeren in de loop der jaren zien oplossen en dat stemt hem somber. De loonwerkers hebben geen enkele binding met het terrein. De jonge grutto’s worden tot veevoer vermalen. Gerrit Gerritsen signaleert andermaal een heel slecht jaar. Rampzalig! De ondergang van de grutto ligt niet in de toekomst maar vond gisteren plaats. Noordse Stormvogels hebben hun buik vol met plastic zwerfvuil - NRC 30 juni 2002 Onderzoek door het bureau Alterra naar de maaginhoud van op het strand dood aangetroffen Noordse stormvogels toont aan dat deze vol plasticafval zitten dat op zee gedumpt wordt. De stormvogels vreten het plastic op zee op en spugen dit niet uit zoals andere zeevogels wel doen. Het verteert of wordt uitgescheiden. Met een volle maag wordt echter minder of niet gegeten en gaat de conditie van de vogels achteruit, waardoor ze bijzonder kwetsbaar worden. Onderzoeker Van Franeker ziet nog een lichtpuntje in de in 2003 van kracht wordende EU-havenrichtlijn. De kosten van afvalafgifte worden in de haven verrekend en het heeft dus geen financieel voordeel afval op zee te dumpen.
Kustvogels vluchten als een “tapijt”voor belagende roofvogels - NRC 16 juni 2002 Noors onderzoek (universiteit van Bergen) laat zien dat door roofvogels belaagde plevieren trachten te ontkomen door als een tapijt dicht boven het water van de kust af te vliegen en niet zoals eerder gedacht werd door allerlei gecoördineerde draaiingen. Mogelijk wordt door de compacte manier van vliegen het geheel als één organisme gezien. Voor slechtvalken is het gevaar van verdrinking niet denkbeeldig als ze stoten op de in een dicht tapijt (gemiddeld 80 cm dik) vlak boven het wateroppervlak (c.a. 50 cm) vliegende vogels Pelgrim met lange tenen - NRC 8 juni 2002 Koos Dijksterhuis bezoekt met Peter van Geneijgen (Werkgroep Slechtvalk Nederland) de broedende slechtvalken op de Eemscentrale. Ook op andere centrales heeft de werkgroep nestkasten hangen om de normaliter op rotsrichels broedende slechtvalken te helpen. Leuke gegevens over de prestaties die slechtvalken kunnen leveren. Koeloeloe, prrrrrr, klik - NRC 30 juni 2002 Verslag van een Nederlandse expeditie naar Irian Jaya onder leiding van de Rotterdamse bioloog Kees Heij. Van het uitgestorven gewaande grootpoothoen “Bruijns boshoen” werd een restant van een door de lokale bevolking geconsumeerd exemplaar gevonden. Nu nog op zoek naar een levend exemplaar.
27
Mosselkwekers en eidereenden - NRC 20 juni 2002 Hans van Geesbergen van de Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur komt ons vertellen dat het vissen van mosselzaad in de Waddenzee ook in het belang van de eidereenden zou zijn omdat de broedval van 2001 door de broedval van 2002 wordt bedolven. Veel kostbaar mosselzaad n.b. eigendom van de mosselkwekers gaat verloren aldus Van Geesbergen. D producentenorganisatie wil met Vogelbescherming Nederland praten over een duurzame schelpdiervisserij. Kraai vervaardigt eigen gereedschap om voedsel op te pikken - NRC 11 augustus 2002 Aan de universiteit van Oxford hebben biologen experimenteel aangetoond dat Corvus moneduloides, een op Nieuw Caledonië (Stille Oceaan) voorkomende kraaiachtige in staat is uit een recht ijzerdraadje een haakje te buigen om dat vervolgens te gebruiken om voedsel uit een buisje op te hijsen. Daarmee zijn ze slimmer dan primaten, die niet verder komen dan aanwezige werktuigen te gebruiken. Purperreiger reist het liefst alleen - NRC 10 augustus 2002 Marion de Boo bezoekt met Hans Peeters van Vogelbescherming Nederland het gebied van de Zouwe Boezem, uitgestrekte grienden langs de Zouwe ten Z. van de Lek bij Ameide. Sinds de eigenaar Het Zuid-Hollands Landschap de langlopende overeenkomst met de rietmaaiers heeft kunnen beëindigen en er niet elke winter meer gemaaid kan worden is de populatie purperreigers gestegen naar 133 broedpaar, waarmee dit gebied meer dan 1/3 van alle in 28
Nederland broedende purperreigers herbergt ook voor tal van andere aan uitgestrekte rietvelden gebonden vogels is het gebied van belang. Klapekster als broedvogel uit Nederland verdwenen - NRC 3 augustus 2002 Het laatste paartje broedende klapeksters (Lanius excubitor) werd in 1999 op de Noordwest Veluwe vastgesteld. Klapeksters met hun gewoonte prooidieren op scherpe doorns te prikken komen in de winter nog wel naar ons land. In het begin van de 20 e eeuw broedden er nog honderden klapeksters in ons land. SOVON luidt ook de noodklok voor de velduil (30 broedparen in 2002). De bij het artikel geplaatste foto is overigens niet van een klapekster maar van een kleine klapekster (Lanius minor), die in ons land niet of sporadisch voorkomt Zie zie, gierzwaluw - NRC 3 augustus 2002 Wat te doen met een nestgelegenheid voor gierzwaluwen die bij een verhuizing door de nieuwe bewoner dreigt te worden gesloopt. Nestgelegenheid voor gierzwaluwen neemt af door vervanging van oude huizen door nieuwe. Hoe meer gierzwaluwen we zien hoe slechter het met ze gaat, denkt Marjos Mourmans van SOVON. Als gierzwaluwen rondvliegen broeden ze niet. De Floraen fauna-wet en de Europese Vogelrichtlijn verbieden het verstoren van gierzwaluwnesten. Het beste is bij verbouwingen te adviseren een gierzwaluw pan of kast te plaatsen.
Mededelingen Rondzendmap De mappen 11 en 14 zijn al meer dan een half jaar onderweg, die moeten nu toch echt helemaal uitgespeld zijn. Als deze terug zijn, proberen we nog eens een paar mappen rond te zenden. Alemene ledenvegadering Reserveert u al vast 27 november 2002? Naast huishoudelijk zaken zal Ton Klomphaar (SBB) spreken over inventariseren en het nut daarvan. Belangrijke data Overijselse Vogelaarsdag in Zwolle 20 november Nadere mededelingen volgen. Landelijke Vogelaarsdag in Nijmegen 27 november (zie ingezonden mededeling elders)
Oplossingen vóór 15 november opsturen of mailen naar de redactie van dit blad.
Nieuwe leden Bennie B. Ezendam Athanasiastraat 6 7468 EA Enter tel.: 0547-381068 Jan E.J. Krooshof Beusebergerweg 17 7451 NG Holten tel.: 0548-363608 Mevr. G.Berteler Grovestins 82 7608 HN Almelo tel.:0546-868764 We hopen tijdens de algemene ledenvergadering of bij een excursie nader kennis te maken. Hartelijk welkom bij onze vogelwerkgroep. Gegevens incompleet of onjuist even bellen met of mailen naar het secretariaat (0548-618244)
Wie past deze kop?
29
Excursies Als u wilt deelnemen aan een excursie neem dan een aantal dagen voor de excursie even contact op met Hanneke (0572-35.30.36 of 06-24.47.24.78). Zij coördineert de excursies. Reisdoel Wierdense Veld Engbertdijksvenen Enterveen De Domelaar Lauwersmeer Rottige Meente Boetelerveld Boswachterij Staphorst
Datum 2 nov. 2002 16 nov. 2002 14 dec. 2002 11 jan. 2003 25 jan. 2003 5 april 2003 3 mei 2003 7 juni 2003
Vertrek 7.30 uur 7.00 uur 8.00 uur 8.00 uur 7.00 uur 6.00 uur 6.00 uur 4.30 uur
Terug 9.30 uur 10.30 uur 10.00 uur 10.00 uur 18.00 uur 13.00 uur 8.00 uur 12.00 uur
Verzamelplaats Schaapskooi Dalzicht Nijverdal Carpool Holten Carpool Holten Carpool Ommen Carpool Ommen Carpool Raalte Carpool Ommen
Over ingelaste excursies krijgt u bericht Verzamelpunten: Carpoolplaats Raalte: Noordzijde N35 (Zwolle – Almelo) bij de kruising met de N48 (Raalte – Deventer) Carpool Enter: N347 afslag naar het dorp, schuin tegenover De Klomp Carpool Ommen: Noordzijde van N34 (Ommen - Zwolle) bij de kruising met de N48 (Raalte - Ommen) Carpool Holten: Noordzijde A1 afslag 27 (Holten; Rijssen - West) Dalzicht: Parkeerplaats bij hotel-restaurant “Dalzicht” aan de Nijverdalse Bergweg bij de N35 (Zwolle - Almelo) te Nijverdal Schaapskooi Wierdense Veld: Aan het Dalkruid (vroeger Zuidelijke Hoofddijk) in Nijverdal door de Kruidenwijk. Bowling Boerderij Nijverdal: Parkeerplaats bij de kruising Oranjelaan / Duivencatelaan in Nijverdal
Hebt u altijd al meer willen weten over vogels? Dan is dit uw kans! Op excursie met de Vogelwerkgroep Midden Overijssel
30
Ingezonden mededeling Aankondiging
Zaterdag 30 november te Nijmegen Landelijke Dag voor vogelaars De Landelijke Dag van SOVON Vogelonderzoek Nederland komt er weer aan! Het evenement, georganiseerd in samenwerking met Vogelbescherming Nederland en de NOU, vindt dit jaar plaats op zaterdag 30 november in Concertgebouw de Vereniging te Nijmegen (5 minuten lopen van het station). Dit jaar draagt de Landelijke Dag een bijzonder feestelijk tintje: de nieuwe Atlas van de Nederlandse Broedvogels zal worden gepresenteerd en ter verkoop worden aangeboden. Het prachtige resultaat van een grootschalig project waar jarenlang door duizenden vrijwilligers aan is meegewerkt. De dag is gratis te bezoeken voor iedereen met hart voor vogels (tellen). Naast de uitgebreide info- en boekenmarkt en kunstenaarsgalerij zijn er lezingen van gerenommeerde vogelonderzoekers. Voor de jeugd van 6 t/m 11 jaar is er de hele dag een speciaal jeugdprogramma. De kosten hiervan bedragen 10 euro per kind (van te voren aanmelden is noodzakelijk). De sprekers op de Landelijke Dag zijn (onder voorbehoud): Ray Teixeira en Jan-Willem Vergeer Van de eerste naar de tweede Atlas Eric Wanders De macht en de magie van kaarten Kees Woutersen Vogelatlas van Ordesa (Spanje), zweten in de hoge Pyreneeën Johan Bekhuis Wat leren ons de kaarten in de Gelderse Poort Robert Ketelaar Schone maagd en drakenvlieg ineen: de paradox van de libel Ruud Foppen en Henk Sierdsema Van tellingen naar verspreidingsbeelden, wat hebben we in de trukendoos? Glenn Vermeersch Het atlasverhaal in Vlaanderen: organisatie en voorlopige resultaten bij de zuiderburen Het jeugdprogramma bestaat in ieder geval een vogelexcursie door de Ooijpolder bij Nijmegen. De deelname is echter wel beperkt, dus geef uw kind(eren) ruim van te voren op, om teleurstelling te voorkomen. SOVON-tellers ontvangen begin november een uitnodiging met het definitieve programma. Deze staat ook vermeldt op de SOVON-homepage, www.sovon.nl en is bovendien aan te vragen bij SOVON:
[email protected] of tel. 024-6848111. 31
Hier had dus ook uw advertentie kunnen staan. Daarmee steunt u het werk van de Vogelwerkgroep Midden Overijssel, de vereniging die opkomt voor vogels in de regio
Vraag de advertentietarieven op bij de redactie. Een telefoontje of een mailtje is voldoende.
32
Vogelwerkgroep Midden Overijssel Bankrekening: 59.11.60.706 t.n.v. Vogelwerkgroep Midden Overijssel te Wierden Secr.: Orchidee 8 7443 LG Nijverdal Tel.: 0548-618244 E-mail:
[email protected]
De VMO rekent het gebied tussen Ommen, Wierden, Markelo en Raalte als haar werkgebied. Activiteiten van de vogelwerkgroep zijn o.a. - het uitvoeren van broedvogelinventarisaties - het houden van excursies voor leden - het op aanvraag organiseren van vogelexcursies in de regio - het uitgeven van dit verenigingsblad De werkgroep doet mee aan landelijke tellingen van het SOVON en Vogelbescherming Nederland. Het bestuur van de VMO bestaat uit: Arie Langendoen voorzitter Eef Jansen secretaris Petra Fransen penningmeester Hanneke Huiskamp lid excursies
Markelo Nijverdal Wierden Raalte
Roel Janssen
Hattem
lid p.r. activiteiten
(0547-364055) (0548-618244) (0546-576382) (0572-353036 of 06-244.724.78) (038-4445419 of 06-154.284.76)
De vereniging kent ook donateurs, die de vereniging financieel ondersteunen. Donateurs krijgen een abonnement op Caprimulgus en kunnen deelnemen aan de excursies. Lidmaatschap: € 20,- per jaar Meer weten over de Vogelwerkgroep Midden Overijssel of lid of donateur worden, neem dan contact op met een van de bestuursleden of verzend een e-mail. Tekeningen: pag. 5, 6, 29: pag. 17,19: Foto pag. 11::
Arie Langendoen Wouter van Gils Eef Jansen