AZLPEN SIOEN ITEMS 9
Actuele pensioeninformatie voor klanten van AZL november 2013
IN HO UD
4 Uitvoeringsbesluit bij wet ‘Versterking’ roept ook in p arlement vragen op
5 Wijziging governance structuur bij pensioenfondsen gaat DNB te langzaam
8 Verlaging pensioenen per 31 december 2013
9 Politiek overleg met oppositiepartijen over ‘Witteveen’-kader Nieuwe UPO-modellen 2014 en handleiding
6 API op de lange baan, multipensioenfonds als alternatief
10 Pensioenfederatie pleit voor h andhaving wettelijk recht op waardeoverdracht
11 Hoge Raad over wijziging p ensioen na pensionering VITP laat met eigen code van zich horen
14 Veel vooruitgang bij kostentransparantie Ook D-principes voor goed pensioenfondsbestuur vervangen
12 Kabinet wil met de Nederlandse Investeringsinstelling bereiken dat ons land aantrekkelijker wordt voor pensioenfondsen
Colofon Uitgever AZL N.V. / Postbus 4471 / 6401 CZ Heerlen T 045 - 57 63 333 / F 045 - 57 41 117 / I www.azl.eu Redactie Mr Rob ten Wolde en Mr Chi Man Chan. Vormgeving Margot Senden. Oude(re) uitgaven van de Pensioenitems en andere publicaties kunt u raadplegen via: http://www.azl.eu/pensioenkennis/pensioenitems/
2 / AZL Pensioenitems november 2013 # negen
Wetsvoorstel over herziening FTK komt later Tijdens een overleg op 6 november jl. met de Vaste Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer heeft staatssecretaris Klijnsma meegedeeld dat het wets voorstel tot herziening van het Financieel Toetsingskader (FTK) later zal worden ingediend dan gepland. De verwachting is nu dat dat eind januari 2014 gaat gebeuren. Voor de bewindsvrouw gaat zorgvuldigheid boven snelheid. Wel stuurt ze vòòr het kerstreces nog een brief naar de Tweede Kamer, waarin de status van het FTK zal worden omschreven en zal worden aangegeven of de invoering per 1 januari 2015 nog haalbaar is. De laatst bedoelde informatie houdt verband met het feit dat de staatssecretaris graag het commitment van de pensioensector wil hebben om de plannen vanaf 2015 in te voeren. Ondertussen gaat ze het Centraal Planbureau vragen om de generatie-effecten van het nieuwe FTK door te rekenen.
DNB vraagt naar transitieplannen
Aparte consultatie over communicatie
De Nederlandsche Bank (DNB) lijkt zich van de politieke besluitvorming en planning niets aan te trekken. Naar aanleiding van de resultaten van de tussentijdse vragenlijst ‘Voorbereiding Transitie Pensioencontract’ aan alle pensioenfondsen heeft de toezicht houder diverse fondsen geschreven dat het zaak is dat op een beheerste manier een tijdige voorbereiding plaatsvindt en dat daarbij een transitieplan past. Het opteren voor één pensioenstelsel in plaats van twee heeft DNB niet op andere gedachten gebracht. Het transitieplan zou vòòr 31 december 2013 moeten zijn opgesteld. Alleen als een fonds overweegt in 2014 te liquideren, kan dat een geldige reden zijn om geen transitieplan te maken. In het eerste kwartaal van 2014 zal DNB, die vindt dat door een deel van de pensioen fondsen de overgang naar een nieuw FTK wordt onderschat, steekproefs gewijs een aantal pensioenfondsen benaderen om de plannen op te vragen en te beoordelen.
In het consultatiedocument dat de staatssecretaris in juli jl. openbaar maakte, ontbrak een hoofdstuk over de informatieverplichtingen. Het ziet er naar uit dat ze daarover de pensioensector afzonderlijk advies en commentaar vraagt, alvorens het wetsvoorstel in zijn definitieve vorm en inhoud te publiceren. De bewindsvrouw is namelijk voornemens om eind november of begin december via internet de sector te consulteren over beoogde aanpassingen van de Pensioenwet op het terrein van de communicatie. Onderwerpen, zoals meer mogelijkheden voor digitalisering, de startbrief, het UPO, introductie van een pensioendashboard, invoering van kwaliteitsindicatoren e.d. zullen aan de orde komen. ■
AZL Pensioenitems november 2013 # negen
/3
Uitvoeringsbesluit bij wet ‘Versterking’ roept ook in parlement vragen op In de Pensioenitems over oktober 2013 is aandacht besteed aan een concept besluit over het omgekeerd gemengd model, als nadere uitvoering van de wet ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’. De Pensioenfederatie heeft de Tweede Kamer laten weten tegen enkele voor gestelde regels bezwaar te maken. Naar aanleiding hiervan heeft de PvdA-fractie staatssecretaris Klijnsma gevraagd nog eens kritisch te kijken naar haar voorstel om aan de raad van toezicht de bevoegdheid te geven om fondsbestuurders te ontslaan. Deze bevoegdheid bevordert volgens de koepel de bestuurbaarheid van het pensioenfonds niet. Het is nu aan de staatssecretaris om haar voornemen ter zake nader te beargumenteren.
4 / AZL Pensioenitems november 2013 # negen
De VVD-fractie heeft op verzoek van de koepel aandacht gevraagd voor de verplichte instelling van een audit commissie in het omgekeerd gemengd model. De Pensioenfederatie ziet liever geen extra eisen aan de verschillende bestuursmodellen gesteld, voordat uit de geplande evaluatie van de wet ‘Versterking’ zou blijken dat die eisen noodzakelijk zijn. Het ziet er echter naar uit dat de staatssecretaris haar plannen op dit punt niet wijzigt. Tenslotte zal de staatssecretaris de Tweede Kamer informeren over hoe pensioenfondsen in het kader van de bemensing van het verant woordingsorgaan omgaan met verkiezingen. ■
Veel gestelde vragen en antwoorden De Pensioenfederatie wil een overzicht van vragen (‘questions’) en antwoorden (‘answers’) publiceren over de wet ‘Versterking’. Daarnaast is een handreiking bij de Code Pensioenfondsen in de maak. De Q&A’s en de handleiding komen in december beschikbaar.
Wijziging governance structuur bij pensioenfondsen gaat DNB te langzaam Volgens een bericht in Het Financieele Dagblad van 6 november jl. gaat DNB meer druk zetten achter de invoering van de nieuwe governance regels. Volgens de toezichthouder heeft slechts 30% van de pensioenfondsen tot nu toe een keuze uit de verschillende bestuursmodellen gemaakt. De meerderheid van pensioenfondsen opteert voor handhaving van het paritaire bestuursmodel. DNB blijkt niet tevreden over de motivering van de hiervoor bedoelde keuze. Een derde heeft geen sterktezwakteanalyse gemaakt. De toezichthouder vindt een dergelijke SWOT-analyse wel noodzakelijk: “fondsen bevinden zich nu in de unieke situatie om de sterktes en zwaktes van het huidige bestuursmodel in kaart te brengen en een afgewogen oordeel te vormen over het meest aansluitende en toekomstbestendige model”.
Ook is DNB van mening dat de evenwichtige belangenafweging bij die fondsen die al een keuze hebben gemaakt, niet of onvoldoende is vastgelegd. Opmerkelijk vindt DNB het verder dat bijna de helft van die fondsen geen advies heeft gevraagd aan de deelnemersraad.
Antwoorden op nadere DNB-enquête dient vooral de interne werkplanning van de toezichthouder en reservering van capaciteit. Nadere vragen DNB heeft een aantal pensioenfondsen met nadere vragen benaderd. Gevraagd wordt of de gemaakte keuze bij de ambities en visie van het fonds past en tegemoet komt aan de bestaande knelpunten in de governance. Daarbij moet de evenwichtige
elangenafweging uitdrukkelijk in b beeld gebracht worden en de wijze waarop daarover met de achterbannen is gecommuniceerd. Voorts wordt gevraagd naar de procedure. Zijn adviezen gevraagd aan de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan? Is overleg gevoerd met het intern toezichtorgaan? Het bestuur moet in de nadere vragenlijst ook aangeven of knelpunten bij de implementatie van het bestuursmodel worden verwacht. DNB wil ook precies weten hoeveel bestuursmutaties (aantal nieuwe, door DNB te toetsen personen) en functiewijzigingen het gevolg zijn van de gemaakte keuze. Tenslotte wijst de toezichthouder op het aanbod om de wijzigingen in de governance aan de DNB voor commentaar (nog niet voor formele goedkeuring) voor te leggen. Men wil weten of het fondsbestuur de wijzigingen al in januari 2014 kunnen voorleggen! Het lijkt erop dat DNB wil voorkomen dat in het tweede kwartaal van 2014 een hausse ontstaat van aan de toezichthouder aangeboden, gewijzigde fondsdocumenten. ■
AZL Pensioenitems november 2013 # negen
/5
API op de lange baan, multipensioenfonds als alternatief Het is nu niet opportuun om invulling te geven aan de a lgemene pensioeninstelling (API). Dat schrijft staatssecretaris Klijnsma op 4 november 2013 in een brief aan de Tweede Kamer. Ze biedt de pensioenfondsen een alternatief: het multipensioenfonds. Dit vehikel moet tegemoet komen aan de organisatorische beperkingen die aan een multi-opf kleven. Wachten met de algemene pensioeninstelling op de Europese wetgever De API was primair bedoeld om invulling te geven aan grensoverschrijdende dienstverlening. Pensioenfondsen benutten de mogelijkheden die de Europese Pensioenfondsen- of IORPrichtlijn ter zake biedt, niet of nauwelijks. Ondanks het feit dat Nederland in de ogen van de staatssecretaris een kwalitatief hoogwaardige pensioen sector kent. Ze constateert tegelijkertijd dat de Nederlandse prudentiële regels van het FTK nauw samenhangen met de aard van de Nederlandse pensioencontracten en niet gemakkelijk te verenigen zijn met buitenlandse pensioenregelingen. Het verbreden van die regels vereist de ontwikkeling van complexe wetgeving. De huidige Europese richtlijn geeft daarvoor maar beperkte aanknopingspunten. Daarom wil de staatssecretaris de API niet verder uitwerken en wil ze wachten op herziening van de Europese richtlijn en van de kapitaaleisen die aan pensioeninstellingen worden gesteld. De staatssecretaris schetst vervolgens in haar brief dat er behoefte bestaat aan mogelijkheden om schaalvoordelen en verdere consolidatie voor pensioen regelingen op de Nederlandse markt te bewerkstelligen. Ze verwacht dat de gestage vermindering van het aantal pensioenfondsen zich zal voortzetten. Maar er is volgens haar ook behoefte aan behoud van de verbondenheid met het eigen pensioen en de eigen kring.
6 / AZL Pensioenitems november 2013 # negen
Deze verbondenheid is essentieel voor de duurzaamheid van de pensioen regelingen en het stelsel van aan de arbeid gerelateerd pensioen. Het is de staatssecretaris gebleken dat pensioenfondsen, die zich genoodzaakt voelen om de uitvoering over de dragen aan andere partijen, op dit moment beperkte keuzemogelijkheden hebben indien men toch de eigenheid en solidariteit in eigen kring wil hand haven. In dit verband constateert de staatssecretaris dat de multi-opf vanwege de aanvullende governanceeisen nauwelijks wordt gebruikt. Ze doelt daarbij met name op de vereiste paritaire vertegenwoordiging van alle belanghebbende partijen in het bestuur van een multi-opf.
Ook de ervaringen van de toezichthouders en werkgevers en werknemers, die diensten van PPI’s afnemen, worden bij de evaluatie betrokken.
Een ‘multipensioenfonds’-omgeving Omdat het zelf oprichten van een multi-opf voor kleine pensioenfondsen als een hoge drempel wordt ervaren, zou het voor pensioenuitvoerings bedrijven en verzekeraars mogelijk moeten zijn om een ‘leeg’ multi pensioenfonds op te richten. Fondsen die overwegen te liquideren, kunnen zich bij een dergelijk multipensioenfonds aansluiten. Het multipensioenfonds wordt door onafhankelijke bestuurders bestuurd. De aangesloten belanghebbenden nemen zitting in het belanghebbendenorgaan. Dit orgaan zorgt voor behoud van de zeggenschap over de eigen pensioenregeling.
Voor verplicht gestelde bedrijfstak pensioenfondsen zal het niet mogelijk zijn zich bij een multipensioenfonds aan te sluiten. Zij dienen altijd één financieel geheel te vormen en blijven verplicht om een doorsneepremie te heffen. Zonder deze voorwaarden is de huidige verplichtstelling als gerechtvaardigde uitzondering op de Europese mededingingsregels niet te handhaven. Het multipensioenfonds is wel toegankelijk voor niet-verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen. De staatssecretaris wil nader bezien of het wenselijk en mogelijk is om verplichte beroepspensioenfondsen de mogelijkheid van een multi pensioenfonds te bieden. Het multipensioenfonds onderscheidt zich op twee belangrijke karakteristieken van bedrijfstakpensioenfondsen die nu reeds werkzaam zijn voor meerdere bedrijfstakken. Ten eerste kan de dienstverlening worden gecombineerd met dienstverlening voor andere domeinen. Ten tweede heeft de dienstverlening plaats op basis van ringfencing, dus zonder de eis van financiële eenheid. De staatssecretaris wil het multi pensioenfonds met ingang van 1 januari 2015 wettelijk faciliteren. Daartoe zal ze nog dit jaar een voorontwerp van wet voor (internet)consultatie openstellen. >> zie verder pagina 8
Klijnsma: ‘Meer keuzemogelijkheden prikkelen tot hogere professionaliteit en lagere uitvoeringskosten.’
AZL Pensioenitems november 2013 # negen
/7
Evaluatie PPI Het kabinet wil gevolg geven aan het verzoek van enkele marktpartijen om de mogelijke reikwijdte van de PPI in de grensoverschrijdende dienstverlening te verduidelijken. Klijnsma heeft het voornemen nog dit jaar een brief naar de Tweede Kamer te sturen, waarin onder meer wordt ingegaan op de voorwaarden waaronder buitenlandse defined contribution (DC) regelingen, waarvoor een werkgever of een verzekeraar zich garant heeft gesteld, grensoverschrijdend kunnen worden uitgevoerd door een PPI. Naast voornoemde brief kondigt de staatssecretaris een evaluatie van de PPI aan die in het eerste kwartaal van 2014 wordt afgerond. De uitkomsten zullen worden betrokken bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel waarbij het multi pensioenfonds wordt geïntroduceerd. De evaluatie zal ingaan op de ervaringen die met de PPI zijn opgedaan, de positie van de Nederlandse PPI binnen
de Europese markt voor pensioen uitvoering en de verhouding tussen het binnenlandse en buitenlandse gebruik van de PPI.
groeimogelijkheden in het buitenland liggen. Op de bovengeschetste en andere ontwikkelingen zal in de evaluatie uitgebreid worden ingegaan.
Vooruitlopend op die evaluatie ziet de staatssecretaris dat de PPI in ieder geval heeft bereikt dat er een betere prijs- kwaliteitverhouding voor de uitvoering van DC-regelingen is ontstaan. De PPI zou de Nederlandse markt van DC-regelingen nieuw leven hebben ingeblazen. De concurrentie tussen de verschillende aanbieders – op dit moment negen partijen – zou groot zijn, waardoor de uitvoeringskosten fors zijn gedaald, de pensioenregelingen zouden transparanter geworden zijn en van een hogere kwaliteit. Ook de communicatie zou zijn verbeterd. De aangeboden diensten zijn niet alleen beschikbaar voor grote klanten, maar in toenemende mate ook voor het midden- en kleinbedrijf. De omvang van de markt voor de uitvoering van Nederlandse DC-regelingen blijft beperkt – de staatssecretaris sluit zelfs consolidatie niet uit – , zodat de echte
Reactie Pensioenfederatie De Pensioenfederatie verwelkomt het voornemen van de staatssecretaris om op korte termijn een multi pensioenfonds mogelijk te maken. Spoed is geboden, want van de bestaande pensioenfondsen zou 20% overwegen om uiterlijk 1 januari 2015 te liquideren. Het multipensioenfonds kan, ter behoud van het fonds, in een behoefte voorzien. De koepel pleit dan ook voor een beperkte consultatie en snelle wetgeving. ■
Verlaging pensioenen per 31 december 2013 Op 31 december 2013 eindigt de herstelperiode van het kortetermijnherstelplan van veel pensioenfondsen. De dekkingsgraad moet dan ten minste gelijk zijn aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Om dit te bereiken moeten mogelijk noodmaatregelen genomen worden, waaronder verlaging van de opgebouwde pensioenen. Begin 2014 zal op basis van de dekkingsgraad eind 2013 blijken of deze noodmaatregel inderdaad doorgevoerd moet worden.
8 / AZL Pensioenitems november 2013 # negen
DNB heeft aangegeven dat de verlaging betrekking heeft op pensioenen en aanspraken die bij het einde van de hersteltermijn zijn opgebouwd. Pensioenen en aanspraken die na afloop van de hersteltermijn worden opgebouwd, moeten buiten beschouwing blijven. Dat betekent dat de verlaging ook op de stand van 31 december 2013 dient plaats te vinden en niet, zoals afgelopen jaar bij een aantal fondsen is gebeurd, op de stand van 1 april. Doorvoering van de verlaging vindt wel uiterlijk 1 april 2014 plaats. ■
Politiek overleg met oppositiepartijen over ‘Witteveen’-kader Minister Dijsselbloem van Financiën voert overleg met de regerings fracties en de ‘constructieve’ oppositiepartijen CDA, D66, GroenLinks, ChristenUnie en SGP over de kabinetsplannen om de fiscale facilitering van de aanvullende pensioenopbouw te beperken. De oorspronkelijke plannen strandden in de Eerste Kamer, waardoor een ingeboekte bezuiniging van € 2,8 miljard in 2017 op losse schroeven is komen te staan. Naar verluidt, hebben sociale partners inmiddels hun netto spaarfaciliteit vanwege de complexiteit opgegeven. De oppositiepartijen zijn van mening dat de lagere pensioenopbouw zich moet vertalen in premieverlaging, als uitvloeisel van een soort generatietoets. Besturen van pensioenfondsen betogen evenwel dat de vrijvallende premies (moeten) worden aangewend om, in het kader van lopende en door DNB goedgekeurde herstelplannen,
de buffers te versterken. Ook werkgevers hebben zich inmiddels gemeld: premieverlaging willen zij niet perse vertalen in hogere lonen. Door het kabinet wordt onderzocht of een premieverlaging juridisch kan worden afgedwongen. In de Eerste Kamer had staatssecretaris Klijnsma al aangegeven dat bij wet kan worden geregeld dat de deelnemers meer betrokken moeten worden bij de premievaststelling. Ook viel volgens haar te denken aan een verplichte transparantie over premies en opperde zij de invoering van een generatie- evenwichtstoets door DNB met betrekking tot de premie.
twee keer modaal (€ 67.000) per jaar. De linkse oppositiepartijen voelen wel voor deze nivellerende maatregel. Het heffen van BTW bij pensioenfondsen komt langs. Een gedachte is verder om de beperking van het Witteveenkader te presenteren als een tijdelijke crisismaatregel die later weer zal worden teruggedraaid. De minister van Financiën sprak uit dat niet perse gestreefd behoeft te worden naar concrete resultaten van het overleg nog vòòr 1 januari 2014. ■
Een veelheid aan voorstellen passeert de revue. Zoals beperking van de fiscale facilitering van het nabestaandenpensioen. Dit ligt moeilijk bij de ‘gezinspartijen’ CDA, ChristenUnie en SGP. Ook de aftopping van de pensioenopbouw komt in de plannenmakerij weer terug. Gesproken wordt over een aftopping bij
Nieuwe UPO-modellen 2014 en handleiding De Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars hebben op de website www.uniformpensioenoverzicht.nl de UPO-modellen voor het jaar 2014, alsmede een vernieuwde handleiding gepubliceerd. Tevens is een lijst met Q & A’s toegevoegd. De wijzigingen in de modellen voor actieve deelnemers zijn ten opzichte van 2013 minimaal. Wel zijn er mogelijkheden om in het kader van de wijziging van het Witteveenkader nieuwe e lementen van de pensioen regeling mee te nemen in het te bereiken pensioen.
Pensioenuitvoerders die een peil datum van 31 december hanteren, nemen een waarschuwingstekst op in verband met de aanstaande wijzigingen van de pensioenregelingen. ■
AZL Pensioenitems november 2013 # negen
/9
Pensioenfederatie pleit voor handhaving wettelijk recht op waardeoverdracht Op verzoek van staatssecretaris Klijnsma heeft de Pensioenfederatie in een brief van 6 november jl. zijn visie gegeven op de waardeoverdracht. De koepel vindt dat het recht op waardeoverdracht één van de belangrijkste keuzes is die een deelnemer met betrekking tot zijn pensioen kan maken. Inperking of afschaffing van dit recht is in het huidige tijdsgewricht onwenselijk. Wel is de federatie van mening dat – met de wijziging van het FTK in het vooruitzicht – de huidige systematiek niet in stand kan blijven. Dat niet altijd de consequenties van een overdracht kunnen worden voorzien, is geen reden om het wettelijke recht dan maar af te schaffen. Het is nog steeds van groot belang voor werknemers dat zij de waarde van hun opgebouwde pensioen kunnen overdragen, aldus de federatie. Waardeoverdracht is een belangrijk aspect voor werknemers die aan financiële planning willen doen. Het is volgens de koepel praktisch onmogelijk om instrumenten zoals deeltijdpensionering en de fiscale hooglaag-constructie te gebruiken, alsmede te schuiven met de pensioenleeftijd, als de oudedagsvoorziening over meerdere pensioenuitvoerders is verspreid.
Belang waardeoverdracht door verdwijnen van eindloon ingeboet, maar dat is niet doorslaggevend.
10 / AZL Pensioenitems november 2013 # negen
Andere methodiek De Pensioenfederatie zoekt naar een andere methodiek die zowel voor de uitvoering als voor de betrokken werkgevers en werknemers snel, eenvoudig en goedkoop inzetbaar is. Daarbij wordt gedacht aan een systematiek waarbij het recht op waardeoverdracht is gebaseerd op de overdracht van de verplichting die het pensioenfonds in de boeken voor die aanspraken heeft opgenomen. Dit voorkomt ongewenste situaties zoals bijbetalingen door de werkgever. Deze benadering heeft voorts als voordeel dat de werkgever vanuit de internationale boekhoudregels minder risico’s loopt dan volgens de huidige systematiek. De overdracht zou ook moeten kunnen worden gerealiseerd door middel van een proces waarbij de deelnemer online de waardeoverdracht aanvraagt, beoordeelt en uiteindelijk accordeert. De huidige beperking dat de overdracht binnen zes maanden na dienstverbandwijziging schriftelijk aangevraagd zou moeten worden, moet losgelaten worden. Voorts is de federatie van oordeel dat het mogelijk moet worden dat kleine pensioenen automatisch verplicht worden overgedragen zodat de doelstelling van minimale kosten behouden blijft. Verder geeft de federatie aan dat collectieve waardeoverdrachten ruimer toegepast moeten kunnen worden. In overleg met sociale partners zouden pensioenfondsen oude regelingen actuarieel neutraal en zonder individuele bezwaarmogelijkheden moeten kunnen overbrengen naar de meest recente pensioenregeling. Dit leidt niet alleen tot lagere uitvoeringskosten, maar is ook voor de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden eenduidiger en eenvoudiger. ■
Hoge Raad over wijziging pensioen na pensionering Op 12 november jl. oordeelde de Hoge Raad dat de pensioenrechten van mensen mogen worden gewijzigd die al met pensioen zijn gegaan. Hiermee werden voorafgaande uitspraken van de rechtbank en het Amsterdamse Hof bevestigd. Gepensioneerden hadden een rechtszaak tegen hun voormalige werkgever, verzekeraar Delta Lloyd, aangespannen en claimden dat zij op grond van het pensioenreglement, waaraan zij tijdens hun actieve dienstbetrekking als deelnemer waren verbonden, recht hadden op onvoorwaardelijke indexatie in de vorm van een gegarandeerde verhoging van de ingegane pensioenen met de inflatie. Bovendien vonden ze dat ze niet goed van de reglementswijziging op de hoogte zijn gebracht.
De Hoge Raad oordeelde al eerder in bovengenoemde zin, in september jl. in de zaak die de oud-medewerkers tegen het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) hadden aange spannen. Ook hier ging het om een inperking van het recht op indexatie. Het lijkt nu vaste jurisprudentie geworden dat pensioenvoorwaarden kunnen worden aangepast na uitdiensttreding. ■
VITP laat met eigen code van zich horen In 2012 is een beroepsvereniging opgericht van interne toezichthouders in de pensioensector. Deze Vereniging Intern Toezichthouders Pensioensector () heeft als doel om een maatschappelijke bijdrage te leveren aan de rol die het intern toezicht speelt bij pensioenfondsen. Daaronder wordt mede verstaan het bevorderen, op peil houden en verbeteren van de kwaliteit van het interne toezicht. De VITP wil zich als onafhankelijk instituut ontwikkelen tot het expertisecentrum voor intern toezicht.
De vereniging laat nu voor het eerst van zich horen omdat ze een normenkader voor goed toezicht heeft ontwikkeld. Een concept VITP-Toezichtcode is ter consultatie openbaar gemaakt. Tot 15 januari 2014 kan hierop worden gereageerd. Het is de bedoeling dat de toezichtcode in april 2014 definitief wordt vastgesteld. Dan wordt door de VITP ook een monitoringscommissie ingesteld die gaat adviseren over de toepassing van de code en te zijner tijd over een eventuele actualisering. Een en ander lijkt te concurreren met de
Code Pensioenfondsen van de Pensioenfederatie en de STAR, waarin eveneens wordt ingegaan op het intern toezicht, zij het – als onderdeel van een breder gerichte normenset – minder uitgebreid dan de VITP-code. ■
AZL Pensioenitems november 2013 # negen
/ 11
Kabinet wil met de Nederlandse Investeringsinstelling bereiken dat ons land aantrekkelijker wordt voor pensioenfondsen
12 / AZL Pensioenitems november 2013 # negen
Minister Kamp van Economische Zaken is op 7 november jl. in een brief aan de Tweede Kamer ingegaan op investeringen door pensioen fondsen in Nederland. Hij geeft uitleg waarom het kabinet de Nederlandse Investeringsinstelling in het leven wil roepen. Hij schetst dat wereldwijd het beleggingsbeleid van pensioenfondsen op twee manieren wordt gereguleerd: kwantitatieve beleggingsrestricties en regulering op basis van het prudent person-beginsel. Kwantitatieve beleggingsrestricties zijn specifieke regels die de overheid of de toezichthouder formuleert om beleggingen in bepaalde vermogenscategorieën te begrenzen. De prudent person-benadering richt zich met name op het gedrag van de pensioenuitvoerder en het proces van besluitvorming. De nadruk ligt niet op de naleving van externe regels, maar op interne controlemechanismen en de governance van pensioenfondsen. Het Nederlandse FTK is grotendeels gebaseerd op Europese eisen die zijn vastgelegd in de IORP-richtlijn. Zowel het FTK als de richtlijn gaan uit van het prudent person-beginsel, in die zin dat beleggingen in het belang van de pensioengerechtigden dienen te zijn. Dit principe wordt in het FTK verder uitgewerkt in de volgende eisen: −− beleggingen worden op marktwaarde gewaardeerd; −− de veiligheid, kwaliteit, liquiditeit en het rendement van de portefeuille moeten worden gewaarborgd; −− waarden worden belegd op een wijze die strookt met de aard en duur van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen; −− de waarden worden hoofdzakelijk op gereglementeerde markten belegd, de overige beleggingen worden tot een prudent niveau beperkt, en −− risico’s moeten worden gespreid.
Het FTK stelt – zoals gezegd – in principe geen kwantitatieve restricties aan het beleggingsbeleid. Om risicoconcentratie tegen te gaan wordt van pensioenfondsen wel verlangd dat zij hun beleggingen spreiden. Ze mogen niet overmatig in dezelfde beleggingscategorieën beleggen of zich (geografisch) te veel op Nederland concentreren. Als evident blijkt, zo stelt de minister, dat de risico-rendementsverhouding van beleggingen in het buitenland beter is dan die van beleggingen in Nederland, dienen pensioenfondsen voor het b uitenland te kiezen. Dit volgt volgens de minister rechtstreeks uit het prudent person-beginsel. Verder geldt een strikter beheersingskader als wordt belegd buiten de gereglementeerde markten. Dergelijke niet-beursgenoteerde b eleggingen worden als illiquide beschouwd; het is bovendien lastig deze op marktwaarde te waarderen.
door de beleggers als onvoldoende aantrekkelijk beschouwd. Het gebrek aan inzichtelijkheid kan het gevolg zijn van onvoldoende standaardisatie van investeringsproposities of onvoldoende specifieke kennis bij institutionele beleggers.
Behoefte aan een investeringsinstelling Mede in het licht van deze knelpunten zijn de deelnemers aan het kabinetsoverleg met institutionele beleggers tot de conclusie gekomen dat er behoefte bestaat aan een Nederlandse Investeringsinstelling die projecten opschaalt, standaardiseert en bundelt tot goed te beoordelen investerings proposities en zo de beleggings mogelijkheden van institutionele beleggers sterker verbindt met de financieringsbehoefte van Nederland. ■
Geen wijziging beleggingsregels De gesprekken tussen vertegenwoordigers van het kabinet en institutionele beleggers hebben geen aanleiding gegeven om de bovenstaande regels te heroverwegen. Het staat Nederlandse pensioenfondsen vrij om te investeren waar en waarin ze willen. Er zijn geen wettelijke barrières om in Nederland te investeren. Er zijn wel redenen denkbaar, waaronder de risicospreiding, waarom pensioenfondsen in andere landen beleggen en niet enkel in Nederland. Daarnaast zijn pensioenfondsen passieve beleggers die, vanuit het oogpunt van kostenbeheersing en het voorkomen van reputatieschade, vooral in fondsen en indexen beleggen. Voor dit soort beleggingen is volgens de minister een grote omvang nood zakelijk die in Nederland niet altijd beschikbaar is. Ook kan er sprake zijn van een mismatch tussen vraag en aanbod: de geboden rendementen en onderliggende risico’s van Nederlandse investeringen zijn voor de beleggers onvoldoende inzichtelijk of worden
AZL Pensioenitems november 2013 # negen
/ 13
Veel vooruitgang bij kostentransparantie Goed ingerichte governance
Pensioenfondsen hebben in hoge mate gehoor gegeven aan de uit eind 2011 daterende Aanbevelingen Uitvoeringskosten van de Pensioenfederatie, schrijft staats secretaris Klijnsma aan de Tweede Kamer naar aanleiding van vragen van meerdere fracties. Het overgrote deel van de fondsen rapporteert op inzichtelijke wijze in het jaarverslag over de uitvoeringskosten en de kosten van het vermogensbeheer. Met name met betrekking tot de laatst bedoelde kosten en transactiekosten laten de fondsen veel vooruitgang zien. Deze ontwikkeling wekt het vertrouwen dat fondsen die de aanbevelingen nog niet (volledig) hebben nagevolgd, dit alsnog in het jaarverslag over 2013 zullen doen.
Iedere organisatie kan in beginsel haar beheerskosten verlagen, vervolgt de staatssecretaris, maar zal dit moeten afwegen tegen het gewenste serviceniveau en de beoogde risicorendementsverhouding. Kostenbeheersing is volgens haar daarmee primair een zaak van de pensioenfondsen zelf en zijn belanghebbenden. De beste manier om tot kostenbeheersing te komen, is een goed ingerichte governance.
Geen gezamenlijke, sectorbrede aanpak Pensioenfondsen maken eigen keuzes met betrekking tot het beleggings beleid en de uitvoering daarvan. Deze keuzes zijn van invloed op de kosten en de opbrengsten van het vermogensbeheer. Met als oogmerk een betere k ostenbeheersing worden volgens de staatssecretaris thans eerder gemaakte keuzes bij het vermogens beheer heroverwogen.
Onder meer met betrekking tot actief of passief beleggingsbeleid; −− wel of niet beleggen in verhoudingsgewijs dure beleggingscategorieën; −− uitbesteding of zelf uitvoeren van het vermogensbeheer, en −− de contracten met externe vermogensbeheerders (bijvoorbeeld de aard en omvang van prestatievergoedingen). Ook in de toekomst zullen pensioenfondsen verschillende keuzes maken. Een gezamenlijk sectorbreed plan van aanpak acht de staatssecretaris weinig vruchtbaar. Ze blijft vanzelfsprekend de ontwikkelingen ter zake met belangstelling volgen. ■
Ook D-principes voor goed pensioenfondsbestuur vervangen De Stichting van de Arbeid en het Verbond van Verzekeraars zijn een code overeengekomen, waarin wordt vastgelegd hoe de medezeggenschap van deelnemers en gepensioneerden is geregeld in rechtstreeks verzekerde regelingen. Ook is uitgewerkt op welke manier de werkgever aan belang-
14 / AZL Pensioenitems november 2013 # negen
hebbenden verantwoording aflegt. De code komt in de plaats van de uit 2005 daterende ‘D-principes’ uit de STAR-principes voor goed pensioenfondsbestuur. De code treedt in werking op 1 juli 2014 en wordt twee jaar na invoering geëvalueerd. ■