AZLPEN SIOEN ITEMS 5
Actuele pensioeninformatie voor klanten van AZL juli 2015
IN HO UD 8 3
Algemeen Pensioenfonds door Tweede Kamer aangenomen
Hoofdlijnen van een toekomstbestendig pensioenstelsel: veel analyses, nog weinig uitwerking
11
De pensioenknip is terug! Als noodmaatregel en definitieve oplossing…
17
15
15
Inwerkingtreding Wet Verbetering Pensioencommunicatie minutieus in kaart gebracht
DNB mag informatie over individuele pensioenfondsen publiceren
18
DNB-besluit over UFR vergroot instabiliteit
19
Kort nieuws
2 / AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
Hoofdlijnen van een toekomst bestendig pensioenstelsel: veel analyses, nog weinig uitwerking Op 6 juli jl. heeft staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) haar hoofdlijnennota over de toekomst van het pensioenstelsel naar de Tweede Kamer gestuurd. Met de wet ‘Versterking Bestuur Pensioenfondsen’, de wet ‘Verbetering Pensioencommunicatie” en het nieuwe FTK is volgens de bewindsvrouw nog geen antwoord gegeven op de uitdagingen die de veranderende maatschappij met zich meebrengt voor het aanvullend pensioenstelsel. Gebruikmakend van de opbrengst van de Nationale Pensioendialoog, zijn vijf varianten voor de inrichting van het toe komstige stelsel ontwikkeld. De geschetste hoofdlijnen laten de sterke elementen van het huidige stelsel intact, te weten de mogelijkheid om collectief, solidair en tegen relatief lage kosten pensioen op te bouwen, waarbij de ver plichtstelling zorgt voor een brede dekking. Het kabinet laat ruimte voor verdere invulling en overleg. Hervorming van het pensioenstelsel is volgens de staats secretaris een complex en veelomvat tend traject dat jaren in beslag zal nemen. De staatsecretaris wil in de komende periode met alle belangheb bende organisaties in gesprek gaan. Daartoe zal in het najaar een werkpro gramma naar de Tweede Kamer worden gestuurd, waarin een uiteenzetting wordt gegeven van de vervolgstappen.
In elk geval wordt aangegeven naar welke thema’s nader onderzoek nodig is, mede in relatie tot de onderzoeken en verkenningen van onder meer de SER (zie ook de Pensioenitems van maart 2015, nr. 3), het Centraal Planbureau en
Netspar, die in de komende maanden nog worden verwacht. Voorts zal in het werkprogramma de route worden aan gegeven om vanaf 2020 de doorsneepro blematiek gefaseerd af te schaffen en de overstap te maken naar een actuarieel correcte methodiek van pensioenop bouw. In 2020 zal ook de ontwikkeling van een nieuw soort pensioenregeling, inclusief de mogelijkheden voor keuze vrijheid en maatwerk, tot resultaat moeten leiden.
van AZL om een
Als laatste, belangrijk onderdeel noemt de staatssecretaris de aansluiting van de stelselherziening op lopende wetge ving: de introductie van het Algemeen Pensioenfonds, optimalisering van de beschikbare premieregeling en herzie ning van het waardeoverdrachtsysteem.
eerste, voorlopige
Opbrengst Nationale Pensioendialoog
Bezoek de website
reactie van de uitvoer der op de hoofdlijnen te lezen!
De dialoog leverde, aldus de staatssecre taris, de volgende rode draden op voor de versterking van het pensioenstelsel: −− maakt de pensioenen transparant en minder complex; −− speel in op de veranderende arbeids markt en manieren waarop de ouder wordende mens leeft en werkt; −− zorg voor een betere aansluiting van het aanvullend pensioen op indivi duele behoeftes; −− bekijk hoe en met wie solidariteit duurzaam kan worden georgani seerd, en −− overheid, sociale partners en burger zijn samen verantwoordelijk. Zie over de dialoog ook de Pensioenitems van februari 2015, nr. 2.
AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
/3
Waarden voor een toekomstbestendig pensioenstelsel Het kabinet acht de volgende waarden bij de inrichting van het stelsel van belang: −− AOW als basis voor een goede oude dag voor iedereen De staatssecretaris noemt de AOW als basisinkomen een stevig funda ment voor de oude dag, waardoor de armoede onder ouderen tot de laag ste in Europa hoort. −− Grote terugval in levensstandaard na pensionering voorkomen In dit verband noemt het kabinet de volgende overheidsbemoeienissen: de aantrekkelijke, fiscale behande ling van opbouw van aanvullend pensioen en de verplichtstelling. Behoud van de levensstandaard voorkomt een te groot beroep op toeslagen en andere collectieve mid delen. Het gebruik van meerdere pijlers onder de pensioenvoorzie ningen zorgt bovendien voor risico spreiding en maakt het stelsel minder kwetsbaar. −− Samen risico’s delen Risicodeling is volgens de staatsse cretaris een wezenlijk kenmerk van een goede pensioenvoorziening. Samen een collectief pensioen opbouwen levert schaalvoordelen op en een beter pensioenresultaat. Gemiddeld genomen is iedereen beter af als vorm gegeven wordt aan solidariteit. In een bijlage bij de hoofdlijnennota worden verschil lende vormen van risicodeling opgesomd, met alle voors en tegens. −− Transparant en eenvoudig pensioen Deze hartenkreet werd tijdens de pensioendialoog vaak gehoord! Betere communicatie kan volgens het kabinet niet verhullen dat het pensioenstelsel ingewikkeld is. De schuld wordt gegeven aan de collec tieve organisatie: het collectief delen van de risico’s zorgt ervoor dat mensen hun eigen aandeel in het collectief niet goed kunnen zien. Daarom moet de risicodeling op transparante en evenwichtige wijze plaatsvinden. Bepaalde generaties mogen niet structureel worden benadeeld ten opzichte van andere.
4 / AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
−− Op maat gesneden pensioen De behoefte aan een op maat gesneden pensioen neemt toe met de diversiteit en individualisering van de samenleving en met het opleidingsniveau. Zowel maatwerk als het bieden van keuzemogelijk heden kunnen hieraan tegemoet komen. De staatssecretaris erkent dat aan de keuzevrijheid grenzen verbonden zijn: verkeerde keuzes moeten worden voorkomen.
Nieuw FTK is vol gens staatssecretaris Klijnsma een ‘tussen stap’. Komt het reële ambitiecontract bij de stelselherziening weer aan de orde?
−− Gedeelde verantwoordelijkheid Overheid en sociale partners dragen gezamenlijk de verantwoordelijk heid voor het aanvullend pensioen. Dit is een subtiele wijziging ten opzichte van de slogan uit het ver leden dat sociale partners primair verantwoordelijk zijn voor de aan vullende pensioenen. −− Vertrouwen in het pensioenstelsel Vertrouwen in het pensioenstelsel is essentieel. Dit vertrouwen is door de financiële crises geschonden en moet daarom worden hersteld. Maar de tijden van vòòr de crisis keren niet terug, aldus de staatssecretaris. De meeste mensen beseffen volgens haar dat volledige zekerheid over het pensioen niet bestaat. Er moeten risi co’s worden genomen (en gedeeld), anders is het stelsel onbetaalbaar.
Maatschappelijke trends: waarom is verandering nodig? Verschillende maatschappelijke trends en ontwikkelingen leggen de kwets baarheden van het pensioenstelsel bloot en maken aanpassing noodzakelijk, ver volgt Klijnsma. Bij de opsomming van deze trends herhaalt ze min of meer enkele van de hiervoor genoemde waarden. −− Veranderende arbeidsmarkt: steeds meer mensen bouwen geen adequaat pensioen op De arbeidsmarkt is veel dynami scher geworden. Een lang en vast dienstverband bij één werkgever wordt minder gebruikelijk, perio des van werknemerschap en zelf standig werken wisselen elkaar soms af, er is een grote variatie in arbeidscontracten. Het aantal werk nemers met een flexibel contract neemt toe. Ook de levensduur van bedrijven en sectoren neemt af. Aan de andere kant ziet de staats secretaris in de praktijk verplichte opbouw van meer pensioen dan men nodig heeft, omdat bijvoor beeld spaargeld, een eigen huis of andere vermogensbron aanwezig is. Het vorenstaande roept vragen op over de reikwijdte van het stelsel. −− Doorsneesystematiek wringt met de arbeidsmarkt en tast draagvlak pensioen stelsel aan De doorsneesystematiek houdt in dat iedereen binnen eenzelfde pen sioenfonds dezelfde premie betaalt en daarvoor elk jaar dezelfde pen sioenopbouw krijgt. ‘Dit is eerlijk, maar actuarieel niet fair’, zegt de staatssecretaris, omdat de premie die een jongere inlegt meer pen sioen opbrengt dan die van een oudere collega – de premie van de jongere kan immers langer rende ren. Er vindt door de systematiek een herverdeling plaats van jongere naar oudere werknemers. Dit tast het draagvlak voor het stelsel aan.
Daarnaast staat de doorsneesystematiek vernieuwing van het stelsel in de weg. Het belemmert de mogelijkheid voor meer eigen keuzes binnen de pensioen regeling. De systematiek staat boven dien op gespannen voet met de veranderende arbeidsmarkt. −− Grotere risico’s voor deelnemers leiden tot behoefte aan transparantie over risico verdeling De deelnemers lopen meer risico’s dan vroeger. Tegenvallers kunnen heden ten dage niet meer door ver hoging van de pensioenpremie worden opgevangen. Er moet eerder worden uitgeweken naar nietindexering en korting van pen sioenaanspraken en –rechten. Daarom kwam uit de pensioen dialoog unaniem de wens naar voren dat er meer duidelijkheid en transparantie moet komen over rechten en risico’s. Deelnemers willen heldere afspraken, anders ontstaan schimmige discussies over de verdeling van de pensioenpot. −− Bestaande pensioencontracten zijn kwets baar voor macro-economische ontwikke lingen De nominale zekerheden van de uit keringsovereenkomsten zijn onder druk komen te staan. Het nieuwe FTK heeft volgens de staatssecreta ris voor rust gezorgd: er behoeft niet direct op schommelingen op finan ciële markten te worden gereageerd. Maar zij ziet het aangepaste FTK als een ‘tussenstap’. Er wordt volgens haar nog steeds teveel zekerheid gesugge reerd dan kan worden waargemaakt. De uitvoeringsovereenkomst biedt boven dien weinig ruimte voor maatwerk in beleggingen. Daarbij komt volgens haar dat schokken op de financiële markten via de pensioenregelingen de economi sche op- en neergang versterken. Het pensioensysteem is –met andere woorden- procyclisch.
Ook de premieovereenkomst is kwets baar. Dit type pensioencontract biedt geen optimaal pensioenresultaat, door dat beperkingen worden gesteld aan de beleggingsmogelijkheden. Het gespaarde kapitaal moet op het moment van pensionering in één keer worden omgezet in een levenslange pensioenuitkering. Er mag niet meer worden doorbelegd. Ook de mogelijk heden van collectieve risicodeling zijn beperkt. −− Toegenomen diversiteit en individualise ring vragen om maatwerk en keuzemoge lijkheden
Er is een toenemende vraag naar pensioen dat beter aansluit bij de persoonlijke situatie.
Nederland is cultureel diverser en individualistischer geworden. De behoefte aan een pensioenopbouw groeit die past bij persoonlijke voor keuren en omstandigheden. De hui dige pensioencontracten hebben echter een ‘one size fits all’ karakter. Maar pensioen is een complex finan cieel product, maatwerk impliceert dus dat mensen ingewikkelde keuzes moeten maken. Een goede keuzearchitectuur, met standaard opties en begeleiding bij het maken van keuzes, is essentieel. Een en ander vraagt derhalve ook om een uitgebreidere zorgplicht voor pensioenuitvoerders.
Vijf varianten Het kabinet heeft vijf mogelijke varian ten samengesteld die deels lijken op de SER-varianten, deels ook anders van aard zijn: −− optimalisering van de bestaande uitkeringsovereenkomst; −− persoonlijk pensioenvermogen met risicodeling; −− keuzes binnen een algemeen ver plichte pensioenopbouw; −− een vrijwillig individueel pensioen, en −− een nationaal pensioen. Het is mogelijk om elementen uit de verschillende varianten met elkaar te combineren. Er is daardoor sprake van een veelvoud van mogelijkheden, waar binnen weer verschillende keuzes mogelijk zijn. Uiteindelijk komt het kabinet vanuit deze exercitie tot de hoofdlijnen van een toekomstig pen sioenstelsel. Daarbij stonden de vol gende opvattingen voorop: Verandering met behoud van sterke elemen ten: extreme varianten vallen af Bij een vrijwillig pensioen wordt zoveel mogelijk aan het individu overgelaten en aan de markt, terwijl bij een natio naal pensioen de overheid alles regelt. Deze beleidsvarianten sluiten onvol doende aan bij de uitkomsten van de Nationale Pensioendialoog, merkt de staatssecretaris in haar notitie op. Vrijwillig individueel pensioen geeft de deel nemer onvoldoende bescherming Vrijwillig individueel pensioen in de tweede pijler vindt de staatssecretaris teveel lijken op de derde pijler voorzie ningen. Keuzevrijheid kent voordelen, zoals grotere betrokkenheid van de belanghebbende en maximale aanslui ting op individuele behoeften, maar heeft ook duidelijke nadelen. Men kan verkeerde keuzes maken of in het geheel niet kiezen. In het laatste geval is het gevaar reëel dat men na pensio nering teveel een beroep moet doen op de collectieve voorzieningen van de overheid Voorts betekenen vrije keuzes niet perse dat het voor de deelnemer transparanter en eenvoudiger wordt. Tenslotte wordt risicoselectie in de hand gewerkt en missen mensen de voordelen van het met elkaar delen van risico’s binnen een collectief.
AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
/5
Nationaal pensioen sluit niet aan bij indivi duele behoeften en past niet bij een gedeelde verantwoordelijkheid De staatssecretaris prijst het drie pijler systeem, met een verdeling van verant woordelijkheden over meerdere par tijen. Een nationaal pensioen legt alle verantwoordelijkheid bij de overheid. Bovendien sluit een dergelijke opzet maatwerk uit. Op basis van het vorenstaande blijven drie varianten over, die ieder elementen hebben die een waardevolle rol kunnen spelen in een toekomstig pensioenstel sel. Aldus komt de staatssecretaris in haar notitie uiteindelijk tot een aantal ‘richtinggevende’ hoofdlijnen.
6 / AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
De hoofdlijnen van een toekomstbestendig pensioenstelsel 1. Een gedifferentieerde aanpak: een toereikend aanvullend pensioen voor alle werkenden De meeste werknemers doen ver plicht mee aan een collectieve pen sioenregeling die sociale partners met elkaar zijn overeengekomen. De staatssecretaris somt enkele cate gorieën op voor wie dit niet geldt. Onder meer de witte vlekken, flex werkers en de heterogene groep van zelfstandigen. Het kabinet wil dat alle werkenden een toereikend aan vullend pensioen opbouwen. Een vorm van verplichtstelling moet daarom worden gehandhaafd. Tegelijkertijd is er behoefte aan meer variatie. Tijdens de pensioen dialoog kwamen ideeën naar voren, zoals automatische pensioenop bouw als standaardoptie (‘default’) met een uitstapmogelijkheid (‘opting out’) en een specifiek pen sioenfonds voor flexwerkers. De staatssecretaris werkt deze ideeën in haar nota verder niet uit.
2. Overgang naar een actuarieel cor recte systematiek van pensioenop bouw Het kabinet ziet de afschaffing van de doorsneesystematiek als een belangrijke stap naar een toekomst bestendig pensioenstelsel. Vanaf 2020 zou gefaseerd de overstap moeten worden gemaakt naar een nieuwe systematiek, die de staats secretaris ‘actuarieel correct’ noemt. Ze bedoelt daarmee dat de relatie tussen premie en opbouw in balans moet zijn en dat op voorhand geen herverdeling tussen leeftijdsgroe pen plaatsvindt. De voorlopige voorkeur van het kabinet gaat uit naar een voor alle werknemers binnen één pensioen regeling zelfde premie, maar met een naar leeftijd afnemende opbouw (‘degressieve opbouw’). Het alternatief is een progressieve premie met een gelijkblijvende opbouw. Het kabinet erkent dat de overgang naar een nieuwe systematiek een majeure en complexe operatie is die gepaard gaat met omvangrijke effec ten op allerlei terreinen. Daarom moet de transitie zorgvuldig en in overleg met sociale partners en de pensioensector plaatsvinden.
De overgang moet voorts geleide lijk, transparant en evenwichtig plaatsvinden. Uitgangspunten zijn: • één uniforme systematiek voor een actuarieel correcte pensioen opbouw; er moet dus worden gekozen uit één van de hierbo ven genoemde opties; • de lasten mogen niet eenzijdig bij een klein groep werknemers terecht komen – daarom zullen de effecten van de afschaffing voor verschillende leeftijdsco horten in kaart worden ge bracht; • er mogen geen juridische belemmeringen in termen van leeftijdsdiscriminatie of eigendomsrechten optreden, ook de verplichtstelling mag niet in gevaar komen; de inter nationale en Europeesrechtelijke dimensies worden er daarom bij betrokken; en • afschaffing leidt tot een nieuw fiscaal kader dat generiek toepasbaar en voor de Belasting dienst handhaafbaar moet zijn.
3. Naar een transparant en een voudiger pensioen De risicodeling ziet het kabinet als een sterke kant van het huidige pen sioenstelsel, maar deze moet trans parant en evenwichtig vorm gegeven worden. Voor de deel nemers moet inzichtelijk zijn welke risico’s zij lopen. Over de verdeling van de risico’s moeten vooraf hel dere afspraken worden gemaakt. Dit verhoogt de legitimiteit van de pen sioenregelingen. Ook moet maat werk in het beleggingsbeleid mogelijk zijn, zodat op individueel niveau onderscheid kan worden gemaakt tussen een risicomijdend en risicovoller beleggingsdeel. De staatssecretaris stuurt daarbij aan op een synthese van de huidige uitkeringsovereenkomst en de beschikbare premieregeling. Hiermee ondersteunt zij de SER in zijn onderzoek naar een pensioen overeenkomst, gebaseerd op per soonlijk pensioenvermogen met risicodeling. Over deze variant is nu nog te weinig bekend. Als randvoorwaarde geldt voor de bewindsvrouw dat de sterke punten van de bestaande pensioenregelin gen niet verloren mogen gaan. Indien dit toch dreigt, is de door ontwikkeling van de bestaande regelingen een terugvaloptie.
4. Meer ruimte voor maatwerk en keuzemogelijkheden Het kabinet gaat verkennen welke mogelijkheden er bij een vorm van persoonlijke pensioenopbouw zijn voor maatwerk op het gebied van beleggingsbeleid, de hoogte van de inleg en de vorm van de uitkering, inclusief ruimte voor het bieden van meerdere keuzemogelijkheden op deze terreinen. Zodoende kan ook een betere koppeling worden gemaakt met wonen en zorg. De staatssecretaris noemt in het onder havige verband ook de mogelijkheid voor werknemers en werkgevers om in gezamenlijkheid een pensioenuitvoer der te kunnen bepalen. Het kabinet is beducht voor de effecten als je ter zake doorschiet in de mogelijk heden. ‘Keuzevrijheid kan vanwege financiële ongeletterdheid of uitstel gedrag ook welvaartsverlies opleveren’, waarschuwt de staatssecretaris. Er moet daarom goed onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende dimen sies van pensioenen: er moeten goede standaardopties geboden worden (‘keuzearchitectuur’). Het kabinet wil gebruik maken van de ervaringen in andere landen, waar in het pensioen stelsel al veel langer met keuzemoge lijkheden wordt gewerkt. Effectieve ondersteuning voor mensen bij het maken van keuzes is onmisbaar.
Pensioenfederatie: Hoofdlijnennota biedt aanknopingspunten De Pensioenfederatie is van oordeel dat de hoofdlijnennota een evenwichtig stuk is dat voldoende aanknopingspunten biedt om de visies van zowel kabinet als federatie te realiseren. De federatie is verheugd dat ook het kabinet vasthoudt aan een collectief pensioen, waarmee schaalvoordelen kunnen worden behaald en risico’s worden gedeeld. Verder vindt de koepel het een goede ontwikkeling dat wordt nagedacht over nieuwe typen pensioenovereenkomsten. Tenslotte deelt de federatie de mening van het kabinet -zonder zich uit te spreken over de afschaffing van de doorsneesystematiek zelf- dat de transitie naar een actuarieel correcte pensioenopbouw een zorgvuldige voorbereiding vergt en dat de lasten transparant en evenwichtig over alle generaties worden gespreid.
AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
/7
Algemeen pensioenfonds door Tweede Kamer aangenomen De Tweede Kamer heeft op 18 juni jl. het wetsvoorstel tot introductie van het algemeen pensioenfonds (APF) aangenomen. Het APF is een nieuw type pensioenfonds dat zich onderscheidt van huidige pensioenfondsen, omdat het pensioenregelingen in de uitvoering kan bundelen met afgescheiden vermogens. Daardoor is het mogelijk een evenwicht te vinden tussen enerzijds het in stand houden van de eigen identiteit en anderzijds het realiseren van schaalvoordelen. Die schaalvoordelen liggen in het beperken van de bestuurlijke lasten en uitvoeringskosten. Het oorspronkelijke wetsvoorstel van eind 2014 is aangepast met een nota van wijziging en een aantal amendementen. De inhoud van het oorspronkelijke voorstel staat omschreven in de Pensioenitems van januari 2015. In het hierna volgende wordt ingegaan op de belangrijkste aanpassingen sindsdien. Daarnaast komt de nadere invulling van de APF-onderdelen aan bod, zoals opge nomen in beoogde lagere regelgeving over de APF.
8 / AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
Nota van wijziging Aan het oorspronkelijke wetsvoorstel is toegevoegd dat er bij een overdracht van een gesloten pensioenfonds naar een APF geen uitvoeringsovereenkomst wordt opgesteld, maar een uitvoerings
De risicohouding kan leiden tot bevestiging van het huidige beleggingsbeleid.
reglement in het geval er bij het fonds geen werkgever meer betrokken is. Het uitvoeringsreglement moet voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een uitvoeringsovereenkomst, met uitzon dering van onderdelen die niet van toe passing zijn op een gesloten pensioenfonds zoals de premiebetaling. Het APF en het gesloten fonds kunnen in de overeenkomst tot waardeover dracht naar het APF afspraken maken over het uitvoeringsreglement. Verder is geregeld dat bij waardeover dracht tussen collectiviteitkringen in een APF en bij beëindiging van een col lectiviteitkring in een APF sprake is van een collectieve waardeoverdracht in de zin van de Pensioenwet. Dit is van belang voor de vraag of instemming van deelnemers nodig is. Instemming van de deelnemers is inderdaad nodig als de waarde wordt overgedragen naar een andere collectiviteitkring binnen het zelfde APF. Wordt de collectiviteitkring beëindigd en de waarde overgedragen naar een andere collectiviteitkring van hetzelfde APF, dan is geen instemming nodig. Instemming van deelnemers is ook niet nodig als een pensioenfonds zich omvormt tot een APF.
Voorts is expliciet bepaald dat een APF ieder afgescheiden vermogen afzonder lijk beschrijft in het jaarverslag en de jaarrekening. Informatie over het pen sioenvermogen moet dus per collec tiviteitkring worden weergeven. Dit geldt ook voor andere informatie zoals de kostendekkende premie en de uitvoeringskosten. De urgentie van de invoering van het APF wordt onderkend. Daarom wordt gestreefd naar een inwerkingtredings datum van 1 januari 2016.
Amendementen Als eerste is een amendement door de Tweede Kamer aangenomen dat ver plicht gestelde bedrijfstakpensioen fondsen in staat stelt om bij fusie ring fencing toe te passen. Dit is een alterna tief voor consolidatie en kostenreductie zolang er nog geen duidelijkheid is over het openstellen van het APF voor bedrijfstakpensioenfondsen. Per fuse rend bedrijfstakpensioenfonds kan een afgescheiden vermogen worden aange houden. Een verschil in dekkings graden is dan geen belemmering voor fusie en op deze wijze kunnen de beno digde voordelen van samenwerking
worden bereikt. Staatssecretaris Klijnsma blijft terughoudend in het toepassen van ring fencing bij verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen, omdat het volgens haar risico’s met zich mee kan brengen voor de houdbaarheid van de verplichtstelling. Daarom laat zij het amendement toetsen door de Raad van State. Zij zal op basis van de uit komst van het oordeel van de Raad van State bepalen wat de mogelijke conse quenties zijn en Tweede en Eerste Kamer hierover informeren. Met een ander amendement wordt het mogelijk gemaakt dat vrijwillige rege lingen in een aparte collectiviteitkring worden ondergebracht. Hier bestond in de praktijk behoefte aan. In het oor spronkelijk wetsvoorstel was aanvanke lijk namelijk geregeld dat een vrijwillige regeling binnen dezelfde col lectiviteitkring als de basisregeling moest worden uitgevoerd. Tot slot is met een tweetal amendemen ten stroomlijning doorgevoerd in de governance. Zo kunnen belanghebben denorganen samengevoegd worden en wordt het voor gesloten pensioenfond sen mogelijk gemaakt om af te zien van een werkgeversvertegenwoordiging in het belanghebbendenorgaan.
Lagere regelgeving over de uitvoering In het ontwerpbesluit, waar tot 4 juni jl. op kon worden gereageerd, worden de vergunningprocedure nader uitge werkt, de eisen die aan het weerstands vermogen van een APF worden gesteld, alsmede de eisen met betrekking tot de kosten in de uitvoeringsovereenkomst. Vergunning Voor het uitoefenen van het bedrijf van een APF is een vergunning nodig. De vergunningplicht geldt voor een bestaand pensioenfonds dat zich wil omvormen tot een APF en ook voor een geheel nieuw op te richten APF. Bij een nieuw APF is het mogelijk dat er al par tijen zijn die hun pensioenregelingen willen laten uitvoeren door een APF. Het is ook mogelijk dat er een ‘leeg’ APF wordt opgericht. De vergunningseisen voor een APF hebben onder meer betrekking op de inrichting van het bestuur en toezicht, het weerstandsvermogen, de uitbeste ding van taken en de bedrijfsvoering. Voor het verkrijgen van een vergunning moet informatie aangeleverd worden, waaruit blijkt dat het APF aan de daar aan gestelde eisen voldoet. De aanvraag moet worden ingediend bij DNB. Voor de beschrijving van de beheerste en integere bedrijfsvoering moet -naast het
AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
/9
voorziene beleid aangaande belangen verstrengeling, incidenten en com pliance- ook een eigen risicobeoordeling en een toelichting op het communica tiebeleid worden ingediend. DNB hanteert een termijn van 13 weken voor de vergunningprocedure. De beslistermijn wordt op grond van de Algemene wet bestuursrecht opge schort als er door DNB aanvullende informatie bij de aanvrager wordt opge vraagd. DNB zal het vergunningaan vraagformulier via de website beschikbaar stellen en nadere informa tie en uitleg verstrekken over de infor matie die de aanvrager moet meezenden. AFM krijgt vanuit het gedragstoezicht een adviesbevoegdheid bij de vergun ningverlening. Hiermee wordt getoetst dat een APF de bedrijfsvoering zodanig heeft ingericht, dat wordt voldaan aan de communicatievereisten van de Pensioenwet. Hiervoor moet een omschrijving worden gegeven van de wettelijk te verstrekken en beschikbaar te stellen informatie, uitgesplitst naar medium en per collectiviteitskring. Weerstandsvermogen In de toelichting bij het wetsvoorstel werd nog de term ‘werkkapitaal’ gebruikt ter dekking van risico’s die bij de bedrijfsvoering van het APF horen. Het ontwerpbesluit spreekt thans over een weerstandsvermogen waarover een APF moet beschikken. Het weerstands vermogen dient om bedrijfsrisico’s te dekken met als doel om de continuïteit van het APF te waarborgen. Het weer standsvermogen moet op elk moment aanwezig in het APF zijn. Beleggingsrisico’s en verzekeringstech nische risico’s worden gedragen door de afzonderlijke collectiviteitkring en worden dus niet gedekt door het weerstandsvermogen. Bedrijfsrisico’s komen ten laste van het weerstandsvermogen. Daaronder vallen
10 / AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
onder andere de volgende risico’s: kre diet- en debiteurenrisico’s, operationele risico’s, uitbestedingsrisico’s, bestuur lijke risico’s, juridische risico’s en aan sprakelijkheidsrisico’s. Belangrijk is dat het hierbij gaat om bedrijfsrisico’s op het niveau van het APF als geheel. Het bestuur is verantwoordelijk voor de beheersing van deze risico’s. Deze kunnen niet voor rekening van één of meerdere collectiviteitkringen komen omdat ze voor het gehele APF gelden. Voor het weerstandsvermogen is verder van belang dat het altijd afgestemd moet zijn op de bedrijfsmatige risico’s die een APF loopt met de pensioenuit voering. Dit hangt af van de totale omvang van het beheerd vermogen, de soorten uit te voeren pensioenregelin gen en veranderingen in de grootte van het deelnemersbestand. Het weerstandsvermogen heeft het karakter van ‘eigen vermogen’. Aan het weerstandsvermogen worden de vol gende kapitaaleisen gesteld: −− er geldt een minimum eigen vermo gen van € 500.000, als het beheerd vermogen kleiner of gelijk is aan € 250 miljoen; −− het eigen vermogen is ten minste 0,2% van de waarde van het beheerde vermogen, als dat meer bedraagt dan € 250 miljoen, met een maximum van € 20 miljoen; −− het bestuur moet voorzien in een dekking van de aansprakelijkheids risico’s. Ter dekking van deze risico’s kan een percentage van 0,1% van de waarde van het beheerd vermogen worden aangehouden. Het is ook mogelijk om een beroepsaansprake lijkheidsverzekering af te sluiten of een vergelijkbare voorziening tref fen zoals een bankgarantie. Hiermee moeten risico’s op verlies of schade worden gedekt die worden veroor zaakt door nalatigheid van perso nen bij de uitvoering van werkzaamheden waarvoor het APF verantwoordelijk voor is.
Kosten in de uitvoeringsovereenkomst Het APF kent een weerstandsvermogen en een scheiding van pensioenvermo gens voor afzonderlijke collectiviteit kringen. Dit maakt een sluitende regeling voor kosten die op de afge scheiden pensioenvermogens verhaald kunnen worden, noodzakelijk. Kosten tussen collectiviteitkringen mogen nooit in elkaar overlopen. Voorkomen moet worden dat kosten verhaald worden op het pensioenvermogen van een collectiviteitkring die geen verband houden met de uitvoering van de rege ling van die kring. Daarom is het belangrijk dat in de uitvoeringsovereen komst duidelijk is vastgelegd welke kosten verband houden met de uitvoe ring van een pensioenregeling en ten laste komen van het afgescheiden ver mogen van de betreffende kring. Heeft het APF meerdere collectiviteitkringen, dan moet in de uitvoeringsovereen komst ook de methodiek worden beschreven waarmee het APF kosten toerekent aan de verschillende kringen.
De pensioenknip is terug! Als noodmaatregel en definitieve oplossing… Een deelnemer aan een beschikbare premie- of kapitaalregeling is verplicht om het opgebouwde vermogen uiterlijk op de pensioendatum om te zetten in een periodieke pensioenuitkering. Die uitkering is in beginsel levenslang gegarandeerd. De laatste jaren is die garantie steeds duurder geworden door met name de lage rentestand. Dit gaat ten koste van de pensioenuitkering en valt in veel gevallen (veel) lager uit dan waarop de deelnemer had gerekend. Omdat hiervoor in de maatschappij en de Tweede Kamer dringend aandacht is gevraagd, heeft staatssecretaris Klijnsma middels een ministeriële rege ling de pensioenknip opnieuw tijdelijk ingevoerd. Dit ter overbrugging en in aanloop naar de invoering van de aange kondigde maatregelen tot optimalise ring van beschikbare premieregeling, die een structurele oplossing moeten bieden. Over de inhoud van een defini tieve oplossing heeft het ministerie van SZW een consultatiedocument gepubliceerd.
Evenwichtige voor lichting laat vooral ook de nadelen van de pensioenknip zien.
Tijdelijke pensioenknip De pensioenknip is al een keer inge voerd in 2009 en in 2013 geëvalueerd. Naar aanleiding van de evaluatie is de pensioenknip destijds niet verlengd, omdat slechts een beperkt aantal mensen hier gebruik van heeft gemaakt en als gevolg van de dalende rente geen financieel voordeel te behalen was. Thans wordt in aanloop naar de structu rele oplossing opnieuw de pensioen knip ingevoerd voor een periode van twee jaar.
Met de pensioenknip kan een deelne mer aan een premie- of kapitaalregeling de uitkering op de ingangsdatum ‘knip pen’ in een direct ingaande tijdelijke uitkering en daarna een levenslange uit kering. De tijdelijke uitkering is maxi maal twee jaar. De pensioenknip wordt opengesteld voor deelnemers van wie de pensioendatum ligt vóór 1 januari 2017. Voor degenen die voor 1 januari 2014 van de pensioenknip gebruik hebben gemaakt, blijft de oorspronkelijke rege ling gelden. Die kent een tijdelijke uit kering van vijf jaar. De pensioenuitvoerder dient de deel nemers uiteraard te informeren over de pensioenknip. Dit betekent dat deze informatie ook aan de nieuwe regels voor pensioencommunicatie moet vol doen. Het moet dus tijdig, duidelijk, correct en evenwichtig zijn. De laatste norm houdt in dat er ook geïnformeerd moet worden over de voor- en nadelen van de pensioenknip. Als een deelnemer een beroep doet op de pensioenknip, is de pensioenuitvoerder verplicht hieraan mee te werken, tenzij het kapitaal minder dan € 10.000 bedraagt. Deze grens is gesteld omdat de pensioenknip extra uitvoeringskosten met zich meebrengt; deze kosten zullen een knip minder aantrekkelijk maken als het pensioenkapitaal beperkt is.
AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
/ 11
Verder is jaarlijkse informatie over de waarde van de beleggingen en de daar mee aan te kopen pensioenuitkering van belang. Voor de verstrekking van deze informatie kunnen pensioenuit voerders kosten in rekening brengen.
Consultatie over een definitieve, blijvende pensioenknip Zoals gezegd, heeft de staatssecretaris een conceptvoorstel gemaakt voor de definitieve regeling. Een en ander in de vorm van een wetsvoorstel. De pen sioensector krijgt dus de gelegenheid hierop te reageren. Ook AZL overweegt een reactie waarbij met name de uit voeringstechnische aspecten onder de loep zullen worden genomen. Het voorstel moet deelnemers aan een premie- of kapitaalregeling -naast de bestaande inkoop van een vaste uit kering- de keuze bieden van een varia bel risicodragend pensioen. Als hiervoor wordt gekozen, varieert zijn pensioen na de pensioendatum mee met het beleggingsrisico, de ontwikkeling van de levensverwachting en het resultaat op sterfte. De garantie van een levens lange vaste uitkering valt weg, waar door een groter deel van het vermogen in zakelijke waarden kan worden belegd, hetgeen ook na de pensioen datum kan worden voortgezet. Het behalen van een hoger beleggings rendement wordt hierdoor mogelijk gemaakt en daarmee dus ook een hoger
12 / AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
Beschikbare premie regelingen krijgen kenmerken van het reële pensioen contract dat in het kader van het nieuwe FTK nog is afgewezen. pensioenresultaat. Hiertegenover staan hogere risico’s voor de deelnemer. Het pensioen is in ieder geval minder afhan kelijk van de actuele marktrente op de pensioendatum. De deelnemer krijgt dus de mogelijk heid een eigen afweging te maken tussen zekerheid en risico. De regering vindt het echter niet wenselijk dat het pensioen al te grote schommelingen vertoont. Daarom worden er aanvul lende voorwaarden gesteld aan de varia bele uitkering, omdat het aanvullend pensioen -samen met de AOW- immers een belangrijke inkomstenbron voor gepensioneerden blijft. Die maatrege len moeten ervoor zorgen dat de deel
nemer zich bewust is van de risico’s die samenhangen met een variabele uit kering. De omvang van de betreffende risico’s wil de staatssecretaris beperken..
Voorwaarden voor een variabele uitkering Er worden zes voorwaarden genoemd voor een keuzemogelijkheid voor een variabele uitkering. −− risicofactoren die worden toegestaan Voorgeschreven wordt met welke risicofactoren de hoogte van de uit kering kan fluctueren. De toege stane risicofactoren zijn: • beleggingsrisico’s: de uitke ringshoogte wordt naar boven of beneden aangepast wanneer beleggingsrendementen mee- of tegenvallen; • risico’s ten aanzien van aanpas singen aan de macro levensver wachting: bij een opwaartse bijstelling van de levensverwach ting daalt de uitkering en vice versa. Met de term ‘macro’ wordt aangegeven dat het om een prog nose op landelijk niveau gaat. De ontwikkeling van de levens verwachting staat daarmee los van aanpassing op individueel niveau. Het is wel mogelijk om een prognose te hanteren, die is gebaseerd op de groep van deelnemers in de uitkeringsfase, zoals leeftijd en geslacht om er
voor te zorgen dat de algemene prognose op nationaal niveau representatief is voor de groep van deelnemers. • risico’s ten aanzien van het sterfte resultaat: dit is het delen van het micro langlevenri sico (het risico dat een individu ouder wordt dan de gemiddelde levensverwachting) binnen een collectief. Bij een negatief resul taat, waarbij de gerealiseerde sterfte binnen een collectief klei ner is dan verondersteld, daalt de uitkering en vice versa. De veronderstellingen voor de le vensverwachting dienen actueel en representatief te zijn, waarbij de kans op een negatief sterfte resultaat gelijk is aan de kans op een positief sterfteresultaat. −− levenslange uitkering De tweede voorwaarde is dat de variabele uitkering levenslang moet zijn. Hiermee wordt uitgesloten dat een pensioenuitkering uit de tweede pijler zo wordt vormgegeven, dat deze na een aantal jaren stopt terwijl de gepensioneerde nog in leven is. Uit het uitgangspunt van een levenslange uitkering vloeit voort dat het micro langlevenrisico wordt verzekerd in een voldoende groot collectief. Bij overlijden na de pensi oendatum valt er geen pensioenver mogen vrij aan de erfgenamen,
maar valt deze vrij aan de pensioen uitvoerder of het collectief van deel nemers. Hiermee wordt maximaal gebruik gemaakt van de voordelen van collectief delen of verzekeren van het micro langlevenrisico. Het micro langlevenrisico wordt ver zekerd door een verzekeraar of gedeeld binnen een toedelingskring. −− spreiding van schokken Het wetsvoorstel biedt de mogelijk heid om verhogingen en verlagin gen van de uitkering gespreid in de tijd (in stappen) te laten doorwer ken. Door de spreiding wordt een abrupte grote aanpassing van de uit kering voorkomen. Een negatieve of positieve schok kan maximaal over een periode van vijf jaar worden gespreid. Deze periode staat vooraf vast en is symmetrisch voor posi tieve en negatieve schokken. Elke schok heeft een eigen spreidings periode van maximaal vijf jaar. Na die periode moet deze volledig zijn verwerkt in de uitkeringshoogte. In enig jaar kunnen positieve en nega tieve schokken van voorgaande jaren elkaar (gedeeltelijk) compenseren.
−− toedeling van risico’s Voor het beleggingsrisico en het risico ten aanzien van de macro levensverwachting is een individu ele of collectieve toedeling mogelijk. In geval van individuele toedeling draagt iedere deelnemer zijn of haar eigen risico. Bij een collectieve toe deling wordt een toedelingskring gedefinieerd en wordt de aanpas sing aan de uitkeringshoogte op het niveau van de gehele toedelings kring vastgesteld. De toedeling van het risico ten aan zien van het sterfteresultaat is altijd op basis van collectieve toedeling. Individuele toedeling is bij deze risicofactor niet mogelijk omdat het sterfteresultaat per definitie bepaald wordt op het niveau van een collec tief. Verder wordt het collectief toe delingsmechanisme gesloten vormgegeven. Dit houdt in dat de opgetreden risico’s aan het eind van elke periode volledig worden ver rekend met de deelnemers die op dat moment deel uitmaken van de toedelingskring.
AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
/ 13
−− randvoorwaarden aan rendements verwachtingen (projectierente) Als er een individuele toedeling van beleggingsrisico’s wordt gehanteerd, moet de projectierente realistisch zijn. Immers, een te rooskleurige rendementsverwachting leidt tot een hoge initiële uitkering, maar deze zal regelmatig naar beneden moeten worden bijgesteld omdat het veron derstelde rendement niet wordt gehaald. Voor realistische rende mentsverwachtingen wordt de pro jectierente gebaseerd op de betreffende parameters van de Pensioenwet. Wordt gebruik gemaakt van een collectief toede lingsmechanisme voor beleggings risico’s, dan is de projectierente gegeven door de risicovrije voet. In zo’n situatie geldt namelijk dat de projectie een dubbelfunctie heeft. Het bepaalt niet alleen de hoogte van de uitkering, maar ook de toedeling van risico’s over leeftijdsgroepen in de uitkeringsfase. Ter voorkoming van herverdeling tussen verschil lende leeftijdsgroepen, wordt de risi covrije rente als verdeelsleutel gehanteerd. Bij een positief resultaat ten opzichte van de risicovrije rente is er sprake van overrendement dat kan worden toebedeeld en vice versa. Tot slot wordt de voorwaarde gesteld dat de veronderstellingen ten aanzien van de levensverwachting gebaseerd dienen te zijn op een actuele en repre sentatieve prognose op macro niveau.
Prudent person-regel en de zorgplicht worden zwaarder Met het wetsvoorstel wordt de uit kering bij een premieovereenkomst -zoals gezegd- minder afhankelijk van de actuele marktrente op de pensioen datum. Hiertegenover staan hogere risi co’s die effect hebben op de uitkering van de gepensioneerden en over het algemeen niet meer goedgemaakt kunnen worden. Daarom wordt met het wetsvoorstel meer gewicht gegeven aan de prudent-person-regel en de zorgplicht.
14 / AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
De prudent person-regeling houdt in dat een pensioenfonds zich bij het beleggingsbeleid als een goed huisvader gedraagt: er moet worden belegd in het belang van alle aanspraak- en pensioen gerechtigden. Dit geldt al voor pen sioenfondsen en wordt nu met het wetsvoorstel verbreed naar alle pen sioenuitvoerders die een premieover eenkomst uitvoeren. Tevens zal de prudent person-regel van toepassing zijn op de uitkeringsfase als er sprake is van variabele uitkeringen. Verduidelijking en nadere invulling van de prudent person-regeling voor de opbouw- en uitkeringsfase zal plaats vinden in lagere regelgeving.
Variabele uitkering en fiscaal kader
Voor premieovereenkomsten met varia bele uitkeringen wordt een algemene zorgplicht geïntroduceerd. Dit moet ervoor zorgen dat pensioenuitvoerders bij de uitvoering van deze overeenkom sten in het belang van hun deelnemers en pensioengerechtigden moeten han delen. Dit is nodig omdat met variabele uitkeringen niet alleen een perspectief op een hoger pensioen wordt geboden, maar ook nieuwe risico’s in de uit keringsfase worden geïntroduceerd. Daarom zal maar een beperkt aantal beleggingsprofielen mogen worden aangeboden en zullen de voorgelegde keuzes moeten aansluiten bij het gedrag en de risicohouding van de deel nemers. De algemene zorgplicht die in het wetsvoorstel is opgenomen, wordt eveneens in lagere regelgeving uitgewerkt.
De andere grens heeft betrekking op de hoog-laagconstructie die binnen een voorgeschreven bandbreedte van 100:75 mag variëren. Doordat de uitkering in een premieovereenkomst ook in de uit keringsfase kan worden aangepast, is het niet mogelijk om vooraf vast te stel len of de hoogte van de uitkering binnen de bandbreedte blijft van de hoog-laagconstructie. Daarom wordt geregeld dat in de uitkeringsfase de aan passingen ten gevolge van de ontwikke ling van de levensverwachting, behaalde sterfteresultaten en behaalde beleggingsresultaten buiten beschou wing mogen blijven. Voorwaarde is dat het pensioen bij ingang voldoet aan de begrenzing van 100:75.
Communicatievoorschriften De nieuwe communicatieverplichtin gen van de Wet pensioencommunicatie gaan ook gelden voor de premieover eenkomst met variabele uitkeringen. Dit betekent dat de deelnemer aan een premieovereenkomst weet hoeveel pen sioen hij kan verwachten, kan nagaan of dat voldoende is en zich bewust is van de risico’s. Daarnaast moet de deel nemer weten welke keuzemogelijkhe den hij heeft. Voor dit wetsvoorstel geldt specifiek dat deelnemers aan een premieovereenkomst altijd de moge lijkheid moet worden geboden om op de pensioendatum voor een vaste pen sioenuitkering te kiezen. De keuze voor een vaste uitkering kan immers weer aantrekkelijker worden als de rente op hoger niveau ligt.
Met de komst van variabele uitkeringen kan de situatie zich voordoen dat in uit keringsfase fiscale grenzen worden overschreden door bijvoorbeeld de behaalde beleggingsresultaten. De eerste grens die kan worden overschre den is de 100%-toets. Deze toets houdt in dat het pensioen niet meer mag zijn dan 100% van het pensioengevend loon. Voor premieovereenkomsten met een variabele uitkering wordt een uitzonde ring op de 100%-toets in de uitkerings fase opgenomen. Anders zou iedere keer voor de aanpassing van de uitkering moeten worden getoetst of de grens van 100% wordt overschreden.
Inwerkingtreding zonder overgangsrecht De beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel is 1 juli 2016 zonder overgangsrecht. De nieuwe regels van het wetsvoorstel zijn derhalve vanaf het moment van inwerkingtreding van toe passing, ook op bestaande rechts verhoudingen die vóór de invoeringsdatum zijn ontstaan.
Inwerkingtreding Wet Verbetering Pensioencommunicatie minutieus in kaart gebracht Op 29 juni jl. heeft staatssecretaris Klijnsma de Tweede Kamer geïnformeerd over de gefaseerde inwerkingtreding van de ‘Wet Pensioencommunicatie’. Bij de invulling van deze fases is volgens haar zowel rekening gehouden met het belang van goede pensioencommunicatie voor de deelnemers als met de uitvoerbaarheid voor pensioenuitvoerders. Een en ander is afgestemd met de pensioensector en de toezichthouders. De bijlage van de voornoemde brief bevat, wetsartikel voor wetsartikel, een schematisch overzicht van de inwer kingtreding. Op één onderdeel, Pensioen 1-2-3, biedt de staatssecretaris de mogelijkheid om op de nieuwe wet geving te anticiperen.
Fase 1: 1 juli 2015 De algemene eisen aan pensioencom municatie zijn direct ingegaan, evenals de ruimere mogelijkheden voor digitale communicatie. Voorts is gestart met de uitbreiding van het pensioenregister. Op 1 juli jl. is ook de bevoegdheid inge gaan voor DNB om statistische infor matie over individuele pensioenfondsen te publiceren (zie hierover elders in deze uitgave).
Fase 2: 2016
Fase 3: in de loop van 2017
Vanaf 1 januari 2016 moet het nieuwe (kortere) UPO voor deelnemers worden gebruikt. Halverwege het jaar -vanaf 1 juli 2016- gaat Pensioen 1-2-3 (de nieuwe startbrief) in. Daarnaast moet dan bepaalde informatie op de website van het pensioenfonds beschikbaar worden gesteld.
In 2017 moet het pensioenregister een weergave geven van het te bereiken pen sioen in een optimistisch, pessimistisch en een verwacht scenario. Er wordt dan ook gestart met de invoering van de gegevens van pensioengerechtigden in het register. De hier bedoelde inwer kingtreding zal nog in een apart besluit worden neergelegd.
Pensioenfondsen die daartoe in staat zijn, mogen al eerder dan 1 juli 2016, bij voorbeeld vanaf heden, gebruik maken van de Pensioen 1-2-3. Daarbij geldt als voorwaarde dat wel alle lagen worden getoond. Laag 1 moet actief aan de nieuwe deelnemers bij indiensttreding worden verstrekt, laag 2 en 3 moeten op de website beschikbaar worden gesteld. De AFM staat dus tot 1 juli 2016 toe dat wordt afgeweken van de oude wette lijke bepalingen met betrekking tot de startbrief, te weten artikel 21, eerste lid, van de Pensioenwet. Er zijn nu al pen sioenfondsen die Pensioen 1-2-3 aan bieden, maar dan wel -noodgedwongen- naast de startbrief. Dat hoeft dus niet meer.
Uitvoering moties Bij brief van 13 juli jl. heeft staatssecreta ris Klijnsma de Tweede Kamer voorts geïnformeerd over de stand van zaken bij de uitvoering van een aantal moties en toezeggingen, gedaan tijdens de par lementaire behandeling van de Wet Pensioencommunicatie. - Toezegging over communicatie over pensioenopbouw tijdens WW Een brief van 5 juni jl. aan de Tweede Kamer bevat informatie over deze opbouw, hoe dit in de praktijk werkt en over het nabestaandenpensioen op risicobasis.
AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
/ 15
−− Motie-Van Weyenberg en Vermeij De bezoekers van de website van het pensioenregister zullen ook worden geïnformeerd over hun mogelijke toekomstige AOW-leeftijd op basis van de levensverwachting. Op deze wijze worden derhalve hogere AOW-leeftijden dan 67 jaar zicht baar. Het pensioenregister gaat echter geen berekeningen ter zake uitvoeren dan wel bedragen tonen. −− Motie Van Weyenberg c.s. In deze motie werd gevraagd om een uniforme rekenwijze van uit voeringskosten, zodat deze kosten van pensioenfondsen onderling ver geleken kunnen worden. De staats secretaris heeft aan deze motie uitvoering gegeven door het Besluit uitvoering Pensioenwet te wijzigen (Staatsblad 2015, nr. 259). −− Toezegging over actualisatie van de Pensioenkijker De website www.pensioenkijker.nl is grondig geactualiseerd. Hij ziet er volgens de staatssecretaris aantrek kelijker uit, bevat belangrijke alge mene informatie over pensioen en is tevens toegankelijk via de mobiele telefoon. De website van het pen sioenregister verwijst, waar dit rele vant is, naar de Pensioenkijker. De staatssecretaris wil tegen het einde van dit jaar andere, relevante web sites ‘tegen het licht houden’.
16 / AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
−− Motie Krol c.s. over een voorlichtings campagne De regering wordt in deze motie opgeroepen om zo spoedig mogelijk en in goed overleg met de pensioen sector brede voorlichting over de nieuwe wijze van communiceren te geven. Hieraan wordt uitvoering gegeven door een groot aantal activi teiten. In een bij de brief gevoegde kalender worden die activiteiten opgesomd, met een planning tussen nu en het einde van dit jaar. Het gaat daarbij niet alleen om acties van het ministerie, de AFM en het Pensioenregister, maar ook om die van de Pensioenfederatie, het Verbond van Verzekeraars en de Stichting van de Arbeid.
Tip! Bekijk ook de onze themapagina over de Wet Pensioencommunicatie op www.azl.eu Ook kunt u zich hier gratis aanmelden voor het ontvangen van nieuwsalerts over deze wet.
DNB mag informatie over individuele pensioenfondsen publiceren Eén van de speerpunten van het toezicht is transparantie. Dit betekent volgens DNB meer openheid over de wijze waarop toezicht wordt gehouden én meer informatie over de financiële stand van zaken bij onder toezicht staande instellingen. In dit streven past dat DNB de kerncijfers van individuele pensioenfondsen gaat publiceren. Dit staat in een brief aan alle pensioen fondsen van 10 juli jl. Per 1 juli jl. is daar toe de geheimhoudingsplicht van DNB gewijzigd. Dit betekent dat DNB verge lijkbare, niet geaggregeerde statistische gegevens van pensioenfondsen mag publiceren, om inzicht te geven in hun financiële situatie. Meer transparantie over individuele pensioenfonds, zo licht de toezicht houder toe, kan bijdragen aan een beter begrip bij het publiek en zodoende mensen helpen bij het nemen van beslissingen van financiële aard. Bijvoorbeeld ten aanzien van besluiten tot individuele waardeoverdracht. De voornoemde brief vloeit overigens voort uit de Pensioenwet die voor schrijft dat DNB de individuele pen sioenfondsen die in de publicatie worden betrokken, jaarlijks vooraf in kennis stelt van het besluit tot publica tie. Op de website zal ook een kalender worden gezet, waarin de data van de publicaties staan: 17 september a.s. voor de jaarcijfers over 2014 en de kwartaal cijfers over het eerste en tweede kwar taal 2015 en 10 december a.s. de kwartaalcijfers over het derde kwartaal.
Bezwaren?
Om welke gegevens het gaat
Tegen het besluit van DNB kan iedere belanghebbende binnen zes weken bezwaar maken. Het ingediende bezwaarschrift heeft evenwel geen schorsende werking. Als wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, wordt het besluit tot openbaarmaking opgeschort tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Ieder kwartaal worden de gegevens bekend gemaakt, afkomstig uit de Kwartaalstaten Beleggingen, te weten de beleidsdekkingsgraad, de vereiste dekkingsgraad (strategische mix), het belegd vermogen (onder meer uitge splitst naar risico fonds en risico deel nemer) en het kwartaalrendement (met dezelfde onderverdeling).
De gegevens van pensioenfondsen komen voor het eerst in september op DNB-website.
Er worden overigens geen gegevens gepubliceerd van fondsen met minder dan 100 aanspraak- en pensioengerech tigden. De hier bedoelde gegevens kunnen mogelijk worden herleid naar individuele rechthebbenden. In deze situatie weegt voor de toezichthouder hun belang bij privacy zwaarder dan het belang dat met de publicatie is gemoeid. Wellicht ligt in deze afweging door DNB ook de grond om met succes even tueel bezwaar te maken.
Daarnaast worden gegevens uit de Jaarstaten gepubliceerd. Het gaat dan onder meer om de premie, de aantallen deelnemers, slapers en pensioengerech tigden, de toeslagverlening en eventu ele kortingen op pensioenaanspraken en –rechten. Vanaf 2016 worden ook de reële dekkingsgraad en de uitvoerings kosten in de publicatie vermeld. Alle gegevens worden ongewijzigd en dus zoals ze door de fondsen zelf zijn aangeleverd, vermeld. De cijfers worden op een neutrale en objectieve wijze gepresenteerd, aldus DNB, waarbij voor meer informatie altijd zal worden door verwezen naar het betreffende pen sioenfonds. DNB gaat dus zelf geen vragen beantwoorden of een toelichting geven.
AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
/ 17
Pensioenfederatie: DNB-besluit over UFR vergroot instabiliteit DNB heeft bekend gemaakt dat de Ultimate Forward Rate (UFR) met ingang van 15 juli jl. op een andere manier wordt bepaald. De UFR is onderdeel van de rentetermijnstructuur, waarmee pensioenfondsen de waarde van hun toekomstige pensioenverplichtingen en premies berekenen. Volgens de toezichthouder was de rente, waarmee mocht worden gerekend, te hoog. Fondsen zien daardoor hun dekkingsgraden verslechteren en moeten waarschijnlijk volgend jaar hogere premies gaan vragen. De UFR is een kunstmatige rentestand die wordt gehanteerd voor periodes over twintig jaar en verder. Het is name lijk lastig gebleken om voor die periode een rente uit de markt af te leiden. DNB gaat voortaan de UFR berekenen op basis van de lange termijn voorspel lingen uit de markt van de afgelopen tien jaar. Hiermee volgt de toezicht houder het advies van de Commissie UFR. Per eind juni kwam de UFR daar mee op 3,3%.
Eerste Kamer In het kader van de herziening van het FTK wilde DNB de rekenrente al per 1 januari jl. verlagen, maar de Eerste Kamer stak daar een stokje voor. De senatoren wilde niet dat pensioenfond sen een strenger regime zouden krijgen dan verzekeraars en dwongen het kabi net daarom af dat er gewacht zou worden totdat er meer duidelijkheid was over de Europese rekenrente voor verzekeraars. Die duidelijkheid is er nu: de verzekeraars mogen de vaste UFR van 4,2% blijven gebruiken. Maar DNB heeft besloten voor de pensioenfondsen een eigen, andere koers te volgen. Een rekenrente van 4,2% is volgens de toe zichthouder niet realistisch meer.
18 / AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
Eigen regime
Zwaar teleurgesteld
Pensioenfondsen die altijd een zelfstan dige beoordeling van hun solvabiliteit hebben bepleit, afwijkend van Solvency II voor verzekeraars, kijken nu met een scheef oog naar de positie van de ver zekeraars. DNB heeft hierop al gerea geerd: als pensioenfondsen de rekenrente van 4,2% willen hanteren, dan zullen ze ook de overige reserve ringseisen op de koop toe moeten nemen, waaronder het aanhouden van hogere buffers.
De Pensioenfederatie laat weten zwaar teleurgesteld te zijn in het DNB-besluit. Met de nieuwe UFR-methodiek ont staat een grotere rentegevoeligheid, waardoor de instabiliteit in het financi eel toetsingskader toeneemt. De koepel ziet voorts dat het opkoopprogramma van de Europese Centrale Bank en de situatie met Griekenland tot bijzondere uitkomsten op de financiële markten leiden. Dit wordt door DNB erkend. Daarom vindt de federatie het niet logisch dat de toezichthouder uitgere kend op dit moment voor een metho diek kiest die zich meer op deze markten richt.
Introductie nieuwe UFR leidt tot onrust bij deelnemers en gepensioneerden, terwijl juist nu moet worden gezocht naar meer vertrouwen in het pensioenstelsel en stabiliteit.
Voorts wijst de koepel op het feit dat vanuit de politiek de wens bestaat dat de premies niet verder zullen stijgen. In een aantal sectoren zijn de pensioen premies al zo hoog dat het niet verant woord is dat deze nog verder zullen stijgen. Gevreesd wordt dat dan eerder de opbouwpercentages naar beneden moeten worden bijgesteld. Een ver slechtering van de pensioenopbouw is bovendien niet evenwichtig over de generaties. Voor jonge deelnemers is het effect vele malen groter dan voor oudere deelnemers. De introductie van de nieuwe UFR heeft ook gevolgen voor de koopkracht en het economisch herstel. De Pensioenfederatie had vorig jaar al kri tiek op de adviezen van de Commissie UFR. De grotere rentegevoeligheid in de UFR brengt de instabiliteit in het nieuwe FTK volledig terug.
K O RT Aanpassing regels voor waardeoverdracht In februari jl. heeft staatssecretaris Klijnsma de Tweede Kamer een ontwerpbesluit aangeboden, waarbij de regels voor waardeoverdracht worden aangepast. Aanleiding was een door de Tweede Kamer in het kader van het nieuwe FTK aangenomen amendement, waarbij een verzoek om waardeoverdracht niet meer perse binnen zes maanden behoeft te worden gedaan. De staatssecretaris heeft, in afwachting van een principiële herziening van het systeem van waardeoverdracht, de ongewenste effecten van het amendement willen wegnemen door het recht op waardeoverdracht op twee manieren in te perken: afschaffing van de zes maanden termijn alleen voor nieuwe gevallen en uitbreiding van de niet-verplichte medewerking door kleine werkgevers aan waardeoverdracht in geval van forse bijbetalingslasten naar alle werkgevers (zie hierover de Pensioenitems van februari 2015, nr. 2). De betreffende voorstellen waren voor de Tweede Kamer aanleiding om diverse vragen te stellen, die vervolgens hebben geleid tot enkele aanpassingen in het concept besluit. De bewindsvrouw blijft de voorstellen verdedigen. Alleen is ze bereid de overdrachtsdatum bij waardeoverdracht te wijzigen van de aanvangsdatum van deelneming aan de pensioenregeling (datum baanwisseling) in de datum van aanvraag van de waardeoverdracht. Verder zal ze monitoren dat de deelnemers niet onbeperkt offertes voor waardeoverdracht aanvragen; voor wettelijke maximering vindt ze het nog te vroeg. De staatssecretaris heeft het concept nu aan de Raad van State voor advies voorgelegd. Fundamentele herziening van het systeem verwacht ze in het eerste kwartaal van 2016 aan de Tweede Kamer te kunnen aanbieden.
PPG-arrest laat weer ander BTWaspect zien Het Gerechtshof van Arnhem-Leeuwarden heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of uitvoeringskosten van een pensioenregeling in aanmerking komen voor aftrek bij de werkgever. Die aftrek is mogelijk als er een onmiddellijk en rechtstreeks verband is tussen de geleverde dienst en de economische activiteit van de werkgever. Het Hof vond dat dit verband aanwezig was, omdat de kosten van de pen sioenregeling zijn verwerkt in de kostenprijs van producten. In de PPG-casus bleek de werkgever overigens daadwerkelijk de afnemer van de (pensioen)diensten te zijn, omdat het uitvoeringscontract op zijn naam stond. De zaak ligt nu voor bij de (belastingkamer van de) Hoge Raad. Het kan nog geruime tijd duren voordat in laatste resort uitspraak wordt gedaan. Er zijn daarnaast nog andere instanties die bezwaren kunnen maken tegen de aftrek. In eerste instantie de Belastingdienst. Verder zou DNB kunnen oordelen dat een pensioenfonds te allen tijde onafhankelijk dient te zijn van de werkgever en zelfstandig moet kunnen beslissen over de dienstverlening. AZL heeft naar aanleiding van de Hofuitspraak enige Q & A’s ontwikkeld die aan belangstellende klantenfondsen (alleen ondernemingspensioenfondsen) kunnen worden aangeboden.
Nog te weinig jongeren en vrouwen in de fondsbesturen Uit onderzoek van de Erasmus Universiteit , in opdracht van het Nationaal Register, is gebleken dat de diversiteit bij de pensioenfondsen nog te wensen over laat. Eén vijfde deel van de fondsen heeft geen vrouw in het bestuur en raad van toezicht, twee derde geen jongeren. Van het totaal aantal bestuurders is 14% vrouw; dat is 1% meer dan in 2012. Bij het interne toezicht is het aandeel vrouwelijke toezichthouders 29%. In 65% van de besturen zit –zoals gezegd- geen enkele jongere; in 95% van de raden van toezicht zijn geen jongeren vertegenwoordigd. De onder zoekers geven als waarschuwing af dat, als de fondsen niet meer hun best doen, zij wettelijke maatregelen riskeren. De huidige diversiteit is nog gebaseerd op de Code Pensioenfondsen die minder dwingendrechtelijk van aard is.
AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
/ 19
Vragen over uiteenlopende eisen voor recht op nabestaandenpensioen
EIOPA-rapport over ontwikkelingen bij IORP’s EIOPA, de Europese toezichthouder op pensioenfondsen en verzekeraars, heeft op 9 juli jl. een rapport uitgebracht over de ontwikkelingen bij de IORP’s (Institutions for Occupational Retirement Provisions). Het rapport laat onder meer zien dat er sinds vorig jaar één grensoverschrijdend pensioenfonds bij gekomen is. In het Verenigd Koninkrijk werden 4 IORP’s met grensoverschrijdende operaties geliquideerd, terwijl in België, Duitsland, Ierland, Luxemburg en Malta nieuwe grensoverschrijdende activiteiten werden gemeld. In totaal zijn er nu 76 van dergelijke fondsen ofwel minder dan 1,5% van het Europese pensioenvermogen. Er zijn 8 home member states met grensoverschrijdende activiteiten in 17 host lidstaten. Aangenomen wordt dat de bedoelde activiteiten het pensioenbeheer betreffen, niet het vermogensbeheer. Voor EIOPA toont dit aan dat een interne Europese markt voor pensioenen -waarschijnlijk wordt bedoeld: pensioen instellingen- nog ver weg is. Overigens is de ontwikkeling bij de verzekeraars die al decennialang grensoverschrijdend kunnen opereren, niet veel beter.
Het Tweede Kamerlid Van Weyenberg (D66) heeft geconstateerd dat pensioenfondsen verschillend omgaan met het formuleren van het recht op nabestaandenpensioen. Niet alle fondsen erkennen andere samenlevingsvormen dan huwelijk en geregistreerd partnerschap. Als niet-geregistreerde deelnemers recht op nabestaandenpensioen hebben, wordt wel een samenwonen op basis van een notariële akte verlangd en mogelijk ook specifieke eisen wat betreft de duur van het samenwonen. De fiscale wetgeving vereist, dat sprake is van een duurzame, gezamenlijke huishouding en dat er geen bloed- of aanverwantschap in de eerste graad tussen de samenwonenden bestaat. De parlementariër vindt dat de besturen van de pensioenfondsen in deze veel te sturend zijn, zich teveel bemoeien met hoe mensen hun relatie vormgeven. Hij vindt de huidige verschillen tussen pensioenregelingen een ongewenste vorm van ongelijkheid. Staatssecretaris Klijnsma neemt het in haar antwoorden voor de fondsbesturen op. Het is noodzakelijk dat bepaalde eisen aan het begrip partner worden gesteld, vanwege de consequenties zoals een pensioenaanspraak (partner pensioen en bijzonder partnerpensioen). Het is daarvoor nodig om het begin en einde van een relatie te kunnen vaststellen. De verschillen tussen de pensioenregelingen zijn verder onvermijdelijk omdat de regelingen onderdeel uitmaken van de arbeidsvoorwaarden die per werkgever of sector kunnen verschillen. Uit contacten van de staatssecretaris met de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid is gebleken dat deze organisaties bereid zijn deze kwestie onder de aandacht van de (decentrale) cao-partijen te brengen
20 / AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
Gepensioneerden in besturen van beroepspensioenfondsen Conform toezegging, heeft staatssecretaris Klijnsma de Tweede Kamer informatie verstrekt over de governance ontwikkelingen bij beroepspensioenfondsen. Gevraagd was of en zo ja hoe deze fondsen zich aangepast hebben aan de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen. Bij voornoemde wet zijn geen nieuwe wettelijke eisen aan de bestuurssamenstelling gesteld. De enige, bestaande eis is dat het bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de beroepsvereniging en dat de bestuurders geschikt en betrouwbaar zijn. Er zijn volgens de staatssecretaris aanwijzingen dat het aantal beroepspensioenfondsen zal afnemen, hetzij door fusie, hetzij door beëindiging van de verplichtstelling. Steeds meer beroepsgenoten gaan namelijk een loondienstverhouding aan. De onderzochte fondsen staan positief tegenover deelname van gepensioneerden in het bestuur. Niettemin heeft dit niet altijd geleid tot een concrete invulling. Alle fondsen hebben aangegeven dat de vertegenwoordigers van de beroepsvereniging een goede afspiegeling vormen van alle betrokken belanghebbenden. De staatssecretaris concludeert dat er op vrijwillige basis veel gebeurt ten aanzien van het betrekken van gepensioneerden in de fondsbesturen. Ze ziet vooralsnog geen reden om wettelijk in te grijpen. Over twee jaar wil zij opnieuw onderzoek doen.
Effecten van geschiktheidstoetsingen Minister Dijsselbloem van Financiën heeft de Tweede Kamer op 3 juli jl. geïnformeerd over een terugkoppeling die hij heeft gekregen van DNB en AFM van de effecten van de geschiktheidstoetsingen die zij uitgevoerd hebben bij beleidsbepalers (bestuurders) en commissarissen van financiële ondernemingen, waaronder pensioenfondsen. De effecten hebben betrekking op de jaren 2013 (367 toetsingen) en 2014 (672). De Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen heeft in 2014 geleid tot een aanzienlijke toename van toetsingen. Het percentage aftoetsingen bedraagt ruim 13. De toezichthouders signaleerden een hogere kwaliteit bij de kandidaten dan voorheen! Overige conclusies of trends durven de toezichthouders nog niet te noemen, omdat de huidige toetsingspraktijk relatief jong is. De terugkoppeling laat zien op welke aspecten DNB en AFM bij de toetsingen hebben gelet. Zij kondigen verder aan dat ze in 2016 een evaluatie van het toetsingsproces door een externe partij laten uitvoeren. Daarbij zal in het bijzonder ook rekenschap van best practices bij andere toezichthouders worden gegeven en rekening worden gehouden met verdere convergentie van de toetsingspraktijk in Europees verband.
Colofon Uitgever AZL N.V. / Postbus 4471 / 6401 CZ Heerlen T 088 - 116 2000 / I www.azl.eu Redactie Mr Rob ten Wolde (hoofdredacteur) en Mr Chi Man Chan. Vormgeving/opmaak Stephan Lambij. Fotografie Shutterstock.com. Oude(re) uitgaven van de Pensioenitems en overige publicaties kunt u raadplegen via: http://www.azl.eu/pensioenkennis/pensioenitems/
AZL Pensioenitems juli 2015 # vijf
/ 21