AZLPEN SIOEN ITEMS 1
Actuele pensioeninformatie voor klanten van AZL januari 2014
IN HO UD
3 Invoering nieuw FTK in 2015 nog steeds mogelijk?
6 Consultatie over nieuwe wettelijke informatieverplichtingen
8 Meer bevoegdheden voor de Raad van Toezicht
9 Klijnsma informeert Tweede Kamer over waardeoverdracht
10
4 Politiek akkoord over versobering Witteveenkader per 1 januari 2015
DNB maakt de toezichtthema’s voor 2014 bekend
12 Regeling pensioenknip geëvalueerd
13 Kort nieuws
12 Pensioenfederatie reageert op de wijziging Wet bekostiging fi nancieel toezicht 2015
Colofon Uitgever AZL N.V. / Postbus 4471 / 6401 CZ Heerlen T 045 - 57 63 333 / F 045 - 57 41 117 / I www.azl.eu Redactie Mr Rob ten Wolde (hoofdredacteur) en Mr Chi Man Chan. Vormgeving Marion Kramer en Margot Senden Illustratie pagina 3 Margot Senden Oude(re) uitgaven van de Pensioenitems en andere publicaties kunt u raadplegen via: http://www.azl.eu/pensioenkennis/pensioenitems/
2 / AZL Pensioenitems januari 2014 # een
Invoering nieuw FTK in 2015 nog steeds mogelijk? Op 17 januari jl. heeft staats secretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) de reeds voor het kerstreces van de Tweede Kamer toegezegde brief verzonden over de planning van het wetsvoorstel inzake de herziening van het FTK. Ze acht het nog steeds mogelijk dat het nieuwe FTK op 1 januari 2015 ingaat. Hoewel er geen directe pensioen inhoudelijke samenhang is tussen de inperking van het Witteveenkader vanaf 2015 en de herziening van het FTK, verschuilt de staatssecretaris zich achter de langlopende onderhandeling tussen kabinet en oppositiepartijen over de herziening van het fiscale kader. Ze moest –volgens eigen zeggen– daarom ‘pas op de plaats maken’. Nu de voorstellen voor de maximale pensioenopbouw bekend zijn, kan ze de laatste hand leggen aan het financieel toetsingskader. Uit haar brief blijkt dat het wetsvoorstel nog voor advies naar de Raad van State moet worden gestuurd. In de regel heeft dit adviescollege van het kabinet twee à drie maanden nodig om over een ingrijpende wetswijziging advies uit te brengen. Vervolgens moet het kabinet nog op het advies reageren in de vorm van een nader rapport aan de Koning. Pas daarna kan indiening van de voorstellen bij de Tweede Kamer volgen.
Staatssecretaris wacht nog op parameters De wijze waarop het financieel toetsingskader uitwerkt, is mede afhan kelijk van de rekenregels voor de
rendementsparameters. Zoals voor geschreven in de Pensioenwet komt er elke drie jaar een advies over deze regels. De Commissie Parameters verwacht rond 1 maart a.s. zijn advies te kunnen afronden. De staatssecretaris wil haar wetsvoorstel, het advies van de commissie én de kabinetsreactie hierop gelijktijdig naar de Tweede Kamer sturen. ‘Op die manier kunt u een integrale afweging maken over het wetsvoorstel en de uitwerking daarvan in de praktijk’, houdt de bewindsvrouw de parlementariërs voor.
Pensioenfederatie: ‘Ons bereiken signalen dat het FTK aan geen van onze uitgangspunten voldoet’.
Deadline
Uitgangspunten nieuw FTK volgens Pensioenfederatie
Aan het slot van haar brief merkt de staatssecretaris op dat de beoogde inwerkingtreding van de nieuwe wet geving op 1 januari 2015 haalbaar is, mits de Tweede Kamer het wetsvoorstel voor het zomerreces behandelt. Zij ziet dan nog voldoende voorbereidingstijd voor het pensioenveld. De staatssecretaris gaat hiermee voorbij aan de brief die de Pensioenfederatie reeds op 20 december 2013 aan haar heeft geschreven. De koepel maakt zich daarin grote zorgen over zowel de voortgang als de inhoud van het FTKdossier. ‘Nu er zelfs twijfel is of het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2014 de Tweede Kamer zal bereiken (…), is invoering van het FTK per 1 januari 2015 onmogelijk geworden’, valt in de brief te lezen. Invoering, hoewel moeilijk, zou nog hebben gekund indien het wetsvoorstel voor 1 januari jl. bekend zou zijn.
Ten overvloede formuleerde de federatie in zijn brandbrief de eigen zienswijze met betrekking tot een nieuw FTK, te weten: −− binnen het nieuwe FTK moeten alle pensioenambities mogelijk zijn; −− het is noodzakelijk dat fonds besturen, om de lange termijn ambities te kunnen realiseren, de ruimte hebben om zelf afgewogen keuzes over het beleggingsbeleid te maken; −− stabiliteit is absolute voorwaarde om het vertrouwen in het pensioenstelsel te herstellen – deze stabiliteit moet tot uiting komen in de premie, in de verplichtingen en de uitkeringen; en −− pensioenfondsen mogen geen juridische risico’s lopen bij het overhevelen van reeds opgebouwde pensioenrechten naar de nieuwe pensioencontracten (geen invaarrisico’s). ■
Nieuw Pensioen enreg
invaren Orientatie
Principebesluit
eling
waa r
deo
ver
dra
cht
Conceptreglement
Medezeggenschap
Illustratie: Margot Senden | AZL
Concept
Reglement Reglement
Pensi o
Implementatie
AZL Pensioenitems januari 2014 # een
/3
Politiek akkoord over versobering Witteveenkader per 1 januari 2015 Het kabinet heeft pal voor het kerstreces een principeakkoord gesloten met enkele oppositiepar tijen over een versobering van het Witteveenkader per 1 januari 2015. Dit akkoord moet in de plaats komen van het vorig jaar in de Eerste Kamer gestrande wetsvoorstel. Het akkoord heeft staatssecretaris Weekers van Financiën verwerkt in een wetswijziging (‘novelle’) die inmiddels aanhangig is gemaakt bij de Tweede Kamer. Hieronder volgt een opsomming van de maatregelen.
Beperking van de pensioenopbouw Het opbouwpercentage voor een middelloonregeling wordt verlaagd van 2,15% naar 1,875%. Het pensioengevend loon wordt afgetopt op € 100.000. Fiscale facilitering via de omkeerregel is voor inkomens boven dit bedrag niet meer toegestaan. Wel wordt het mogelijk om fiscaal gunstig bij te sparen voor het inkomen boven € 100.000. De premie-inleg wordt betaald uit het netto-loon (netto lijfrente). De aanspraak vormt dan vrijgesteld vermogen in box 3, terwijl de pensioenuitkering onbelast blijft.
Negen (!) waarborgen voor een lagere premie Er worden negen premiewaarborgen geïntroduceerd die ervoor moeten zorgen dat de hervorming van de pen sioenopbouw leidt tot een daadwerkelijk daling van de premie. DNB gaat toezicht houden op de waarborgen. De negen waarborgen zijn: 1) pensioenfondsen zijn verplicht om transparant te zijn over de premieopbouw in de jaarrekening, 2) pensioenfondsen zijn verplicht de premieopbouw, voorafgaand aan de vaststelling, voor advies voor te leggen aan het verantwoordingsorgaan, 3) DNB krijgt de mogelijkheid om te toetsen of premiebesluiten –in het belang van alle generaties– op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen (de zogenaamde generatie-evenwicht-
4 / AZL Pensioenitems januari 2014 # een
toets), 4) het volle boete-instrumentarium van DNB is van toepassing op de waarborgen, 5) pensioenfondsen mogen alleen nog indexeren als die indexatie voor langere perioden kan worden waargemaakt, 6) DNB voert in 2014 een sector breed onderzoek uit naar het evenwicht tussen generaties bij de vaststelling voor de premie voor 2015, 7) pensioenfondsen moeten hun beheerskosten inzichtelijk en uniform maken, 8) er moet voorkomen worden dat deelnemers door informatie over bijvoorbeeld de generatie-aspecten op het verkeerde been worden gezet, 9) het kabinet neemt ook zijn eigen verantwoordelijkheid door voor 2015 naar beste vermogen in te zetten op het doorwerken van de versoberde opbouw in de Abp-premie.
van een evenwichtige belangenafweging. Die duidelijkheid wordt niet alleen van belang geacht voor besturen van pensioenfondsen, maar ook voor het verantwoordingsorgaan. Daarnaast plaatst de Raad van State een kanttekening bij de doelstelling van het verlagen van de pensioenpremie, te weten het verhogen van de belasting opbrengsten en het stimuleren van de economie. Die doelstelling wordt niet bereikt zonder een verlaging van de premie. Een verlaging van de premie brengt niet perse mee dat daarmee het loon van de werknemer wordt verhoogd. Dit is afhankelijk van de uitkomsten van het cao-overleg. Pas als cao-partijen de voordelen ten goede laten komen aan de werknemers, zullen de beoogde effecten worden bereikt.
Afschaffing btw vrijstelling Er komt een voorstel om de btw koepelvrijstelling voor pensioenuitvoering af te schaffen. De staatssecretarissen van Financiën en van SZW verstaan onder een koepel een samenwerkingsverband van vrijgestelde btw-ondernemers. Door gebruik te maken van de koepelvrijstelling worden de werkzaamheden (pensioenadministratie, premie-inning en uitbetaling van pensioenen) binnen die koepel zonder btw-heffing verricht en is er dus geen prikkel tot uitbesteding. In de praktijk is gebleken, aldus de bewindslieden, dat de vrijstelling marktverstorend werkt.
Aflossing hypotheekschuld Een verkenning wordt gedaan om te zien of werknemers een deel van de pensioenpremie kunnen aanwenden voor de aflossing van de hypotheekschuld.
Kritiek Raad van State De Raad van State heeft in een advies enkele kanttekeningen geplaatst bij de waarborgen voor een premieverlaging. Zo vraagt de Raad van State zich af aan de hand van welke maatstaven DNB beoordeelt of de besluitvorming over de premievaststelling voldoet aan de eis
Tot slot wordt een kanttekening geplaatst bij de vrijstelling in box 3 voor de netto lijfrente. Opgemerkt wordt dat hiermee fiscale regelgeving wordt gebruikt voor niet-fiscale doeleinden, zonder dat van tevoren inzicht bestaat in de mogelijke effecten. Dit komt niet overeen met het in de Fiscale Agenda voorgenomen beleid om de instrumentalisering terug te dringen en de fiscale wetgeving, waar mogelijk, te vereenvoudigen.
Reactie staatssecretaris Weekers De staatssecretaris heeft op de kant tekeningen van de Raad van State gereageerd. Ten aanzien van de evenwichtige belangenafweging bij de premievaststelling geeft hij aan dat DNB vooral zal bekijken of het premiebesluit op de juiste manier tot stand is gekomen. Verder wordt per casus bekeken of de onderbouwing van het premiebesluit acceptabel is. Het is aan het pensioenfonds om te onderbouwen waarom het meer dan de kostendekkende premie in rekening brengt. In een later stadium zal DNB nader aangeven wat van pensioenfondsen in het kader van de generatie-evenwicht-toets wordt gevraagd.
Met betrekking tot de instrumentalisering van de fiscaliteit wordt opgemerkt dat gestreefd is naar een uitkomst waarbij voldoende recht wordt gedaan aan de belangen van de verschillende partijen, waarbij ook concessie zijn gedaan. Het kabinet is zich er van bewust dat het introduceren van de netto lijfrente tot een toename van de uitvoeringskosten leidt en minder goed past bij het streven naar vereenvoudiging. Hiertegenover staat dat de maatregelen tot de gewenste verbetering van de financiële houdbaarheid van het pensioenstelsel leiden. Verder is de netto lijfrente makkelijker uit te voeren dan de maatregelen uit het eerder ingediende en thans ingetrokken wetsvoorstel. ■
Belasten bovenmatige deel pensioenaanspraak geen richtsnoer De Rechtbank Gelderland heeft op 5 november 2013 geoordeeld dat een directeur grootaandeelhouder, die zijn pensioenaanspraak in eigen beheer te laat had aan gepast aan het Witteveenkader, alleen loon- en inkomstenbelasting moet betalen over het bovenmatige deel. Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft daarop echter laten weten dat deze uitspraak niet als richtsnoer kan dienen, ook al is er door de Belastingdienst geen hoger beroep ingesteld. Er is afgezien van hoger beroep omdat een materieel belang ontbreekt. Volgens de staatssecretaris zijn in de wet en de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten te vinden, dat bij over schrijding van de wettelijke grenzen slechts het bovenmatige deel van de aan spraak wordt belast. Dit blijkt ook uit eerdere jurisprudentie. Het te laat aanpassen van de pensioenregeling aan het versoberde fiscale kader, waardoor een aanspraak bovenmatig wordt, leidt volgens de staatssecretaris tot belastingheffing over de gehele aanspraak.
AZL Pensioenitems januari 2014 # een
/5
Consultatie over nieuwe wettelijke informatieverplichtingen Zoals aangekondigd, heeft staatsse cretaris Klijnsma op 29 november jl. een voorontwerp van wet openbaar gemaakt in verband met de verbete ring van de pensioencommunicatie. Haar beleidsvoornemens krijgen als titel ‘Wet Pensioencommunicatie’ mee. Ze presenteert haar voorstel len in de vorm van een afzonderlijke wijziging van de Pensioenwet die los staat van het wijziging van die wet in verband met de herziening van het FTK. De pensioensector heeft tot uiterlijk 17 januari 2014 de tijd gehad om op het voorontwerp te reageren. De toelichting bij het voorontwerp opent met de opmerking dat de meeste Nederlanders onvoldoende op de hoogte zijn van hun inkomenspositie na pensionering, terwijl de gegeven informatie onvoldoende begrijpelijk is.
6 / AZL Pensioenitems januari 2014 # een
De huidige wettelijk verplichte informatie geeft bovendien een te roos kleurig beeld van de pensioensituatie en biedt geen inzicht in de risico’s. Daarnaast is het vertrouwen in het pensioenstelsel gedaald. Doel van de pensioencommunicatie is dat de deel nemer weet hoeveel pensioen hij kan verwachten, kan nagaan of dat voldoende is en zich bewust is van de risico’s van de pensioenvoorziening. Effectieve communicatie moet de verwachtingskloof verkleinen. De deel nemer moet op grond van de geleverde informatie in actie kunnen komen om het pensioen aan te vullen dan wel zijn uitgavenpatroon aan te passen; hem moet –met andere woorden– een handelingsperspectief worden geboden. In de pensioencommunicatie moet de deelnemer centraal staan, de informatie moet aansluiten bij zijn behoeften, kenmerken en manier van informatieverwerking.
In de wetgeving moet meer ruimte zijn voor maatwerk door pensioenfondsen, gelaagdheid in informatie, meer mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking en uniforme communicatie over koopkracht en risico’s. Uiteindelijk is een persoonlijk interactief totaaloverzicht voor alle deelnemers gewenst, dat op elk gewenst moment te raadplegen is. Hiervoor wil de staatssecretaris het pensioenregister fasegewijs uitbreiden met functionaliteiten. Dat totaal overzicht noemt ze een ‘pensioendashboard’. Nog wat verder in het verschiet ziet zij de realisatie van een algemene financiële planner, waarvan het interactief pensioenoverzicht een onderdeel is. Vervolgens somt de staatssecretaris de hoofdelementen van het voorontwerp op en licht deze toe. Hieronder worden die elementen kort behandeld.
Algemene eisen aan pensioencommunicatie Meer dan nu zal de algemene infor matie ter beschikking moeten worden gesteld via de website van de pensioenfondsen. Zonder dat wettelijk verplicht te stellen, zullen dus fondsen die nu nog geen website hebben (en bijvoorbeeld communiceren via het intranet van de ondernemingen), deze moeten oprichten. De fondsen kunnen hun deel nemers vervolgens helpen en ondersteunen bij het maken van keuzes binnen de pensioenregeling. Het is niet de bedoeling van de staatssecretaris dat de fondsen verantwoordelijk worden voor de financiële planning voor de oude dag van hun deelnemers. De staatssecretaris stelt voor om enkele aanbevelingen uit onderzoeksrapporten om te zetten in ‘overkoepelende normen’ in de wetgeving. In dit verband noemt ze met name: −− de communicatie moet aansluiten bij de informatiebehoefte en kenmerken van de deelnemer; −− de informatie biedt de deelnemer een handelingsperspectief; −− zorg voor gelaagdheid in informatie en relevantie van de communicatie; −− communiceer op maat: vormvrij waar mogelijk, standaardisering waar nodig; −− de informatie moet correct zijn, duidelijk (in de zin van begrijpelijk, maar ook vindbaar), tijdig en evenwichtig (een nieuw element).
Meer mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking Krachtens de huidige Pensioenwet reikt het pensioenfonds de wettelijk verplichte informatie schriftelijk aan, tenzij de deelnemer uitdrukkelijk instemt met elektronische verstrekking. In het voorontwerp kan het fonds kiezen uit schriftelijk of elektronisch. Maakt de deelnemer bezwaar tegen informatie langs elektronische weg, dan dient schriftelijke informering plaats te vinden. Deze wijziging kan niet bepaald als een grote stap voorwaarts naar digitalisering worden aangemerkt. Verder legt de wetgever, wat betreft de elektronische informering, nogal wat verplichtingen eenzijdig bij het pen sioenfonds. Het fonds moet namelijk op schriftelijke informatieverstrekking overgaan als hij merkt dat het emailadres van de deelnemer niet meer
bestaat of onjuist is. Voorts moet het fonds de ontvanger in staat stellen om de informatie duurzaam te bewaren (een terechte verplichting), maar bij het fonds wordt ook de plicht gelegd dat de informatie moet kunnen worden afgedrukt. Tenslotte ziet de staatssecretaris het verstrekken van informatie als een brengplicht. Onder ‘brengen’ verstaat ze niet dat het fonds de belanghebbenden verwijst naar de informatie op de website.
Basisinformatie over de pensioenregeling De staatssecretaris maakt een nieuw onderscheid: algemene basisinformatie wordt verschoven naar de website van het fonds en van het pensioenregister, persoonsgebonden informatie staat in de startbrief en het UPO. Deze documenten kunnen daardoor beknopter worden. De termijn voor het verstrekken van de basisinformatie door het pensioenfonds wordt verkort van drie naar twee maanden.
Veel ambities met het pensioenregister De functionaliteiten van het pensioenregister worden gefaseerd uitgebreid. Dit omdat uit onderzoek is gebleken dat men behoefte heeft aan een totaaloverzicht van het pensioeninkomen en vervolgens inzicht in de toereikendheid van het pensioen. Via het register moet derhalve ook informatie beschikbaar worden gesteld over de Algemene nabestaandenwet en wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Alle informatie moet ook in netto bedragen gepresenteerd worden, het pensioeninkomen mogelijk ook op huishoudniveau. Het inzicht moet antwoord geven op de vraag of de bestaande levensstijl na pensionering kan worden voortgezet. Uiteindelijk ziet de staatssecretaris het pensioenregister als een ‘centrale plaats waar de Nederlander financiële gegevens uit alle beschikbare inkomens- en vermogensbronnen’ kan halen. Daartoe zouden ook partijen buiten de pen sioensector moeten meedoen.
dat deelnemer van
Het vorenstaande impliceert dat pen sioenfondsen nog meer informatie aan het pensioenregister dan nu het geval is, moeten doorgeven. De uitvoerings kosten zullen verder omhoog gaan. Gelukkig wordt eerst onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van een en ander, onder voortouw van het ministerie van Financiën.
pensioenregeling kan
Koopkracht en risico’s
AZL: Pensioenvergelijker suggereert ten onrechte
veranderen.
In de basisinformatie moet een verge lijking worden opgenomen van de hoofdonderdelen van de pensioen regeling met die van andere regelingen. Een en ander zonder kwaliteitsoordeel. Eén van die onderdelen moet het risicoprofiel van het beleggingsbeleid betreffen.
Jaarlijks overzicht van opgebouwde pensioenaanspraken
Mensen moeten een realistischer inschatting kunnen maken van hun pensioenaanspraken en de risico’s, met name van wat de inflatie voor de koopkracht van hun toekomstig pensioen betekent. Daartoe wordt een uniforme rekenmethode ontwikkeld waarmee de toekomstige koopkracht wordt teruggerekend naar de huidige reële waarde. De koopkracht en risico’s moeten in het pensioenregister zichtbaar worden gemaakt in een optimistisch, een verwacht en een pessimistisch scenario. Tenslotte moet de koopkracht getoond worden in vergelijking met het loon van de deelnemer. ■
De UPO wordt vereenvoudigd: het toeslagenlabel wordt afgeschaft, de informatie over de toeslagverlening meer ‘principle based’. De voorwaardelijkheidsverklaring als wettelijk voor geschreven tekst vervalt. Verder zal de UPO zich beperken tot informatie over het ouderdoms- en partnerpensioen.
AZL Pensioenitems januari 2014 # een
/7
Meer bevoegdheden voor de Raad van Toezicht Tijdens de Eerste Kamerbehandeling van het wetsvoorstel ‘Versterking Bestuur Pensioenfondsen’ heeft staatssecretaris Klijnsma toegezegd te bezien of het wenselijk is aan de Raad van Toezicht meer bevoegd heden te geven. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een uitvoerings besluit van 18 december 2013 (Staatsblad 581). Tegelijkertijd zijn enkele andere onderwerpen geregeld. Extra waarborgen voor omgekeerd gemengd bestuursmodel Door staatssecretaris Klijnsma wordt gesteld dat aan het omgekeerd gemengd bestuursmodel het risico zit dat het interne toezicht onvoldoende onafhankelijk is van de belangen van de geledingen van deelnemers, slapers en gepensioneerden. Zij acht het voorts van belang dat het niet uitvoerende deel van belanghebbenden voldoende inhoudelijk tegenwicht en weerwoord kan bieden tegen het uitvoerende deel van het bestuur dat uit professionals bestaat. Daarom zijn de volgende regels geïntroduceerd: −− de voorzitter bepaalt de agenda van de overleggen van het bestuur en het niet uitvoerende deel van het bestuur; omdat de voorzitter deel uitmaakt van het niet uitvoerende deel van het bestuur, bevordert dit de onafhankelijke opstelling ten opzichte van de geledingen; −− de voorzitter ziet toe op een goede samenstelling en functioneren van het bestuur en is namens het bestuur het eerste aanspreekpunt voor het verantwoordingsorgaan over het functioneren van het bestuur; −− de niet uitvoerende bestuurders stellen een auditcommissie bedrijfseconomische aspecten en risicobeheer in, belast met toezicht op de risicobeheersing, het beleggings beleid en de financiële informatieverschaffing door het fonds; DNB kan hiervan ontheffing verlenen indien op een andere wijze in
8 / AZL Pensioenitems januari 2014 # een
adequaat toezicht wordt voorzien c.q. de inhoudelijke expertise ruimschoots aanwezig is; en −− de raad van toezicht kan bestuurders schorsen of ontslaan wegens disfunctioneren.
Schorsing en ontslag bestuurders De nadere uitwerking van dit onderwerp werd aanvankelijk over gelaten aan de partijen in het veld die hierover een en ander in de Code Pensioenfondsen hebben opgenomen. Debat met het parlement hebben echter geleid tot een andere keuze, aldus de staatssecretaris. De raad van toezicht zou te weinig doorzettingsmacht hebben. Daarom krijgt deze raad de bevoegdheid om bestuurders te schorsen en te ontslaan wegens disfunc tioneren. Voorts kan de raad een voorgenomen benoeming van een kandidaat-bestuurder beletten, indien deze niet aan de profielschets voldoet. De staatssecretaris spreekt de verwachting uit dat de raden van toezicht “alleen in ernstige situaties van voortdurend disfunctioneren” van de hiervoor genoemde bevoegdheden gebruik maken. De raden kunnen ook andere, minder vergaande middelen gebruiken om disfunctioneren te corrigeren. De toelichting bij het besluit somt in dit verband nog de volgende op: −− ingevolge artikel 104, vijfde lid, van de Pensioenwet meldt de raad van toezicht disfunctioneren van het bestuur aan het verantwoordings orgaan, het belanghebbenden orgaan en aan de benoemende instanties; −− indien de benoemende instanties niet binnen een redelijke termijn naar tevredenheid van de raad van toezicht handelen, meldt de raad het disfunctioneren aan DNB; dit is een minder vergaande procedure, zegt de staatssecretaris, alvorens wordt overgegaan tot schorsing of ontslag; −− er is in ieder geval sprake van disfunctioneren als het bestuur een
besluit heeft genomen, zonder de benodigde goedkeuring door de raad van toezicht en niet aannemelijk is gemaakt dat dit nodig was in het belang van aanspraak- en pen sioengerechtigden of voortvloeit uit een aanwijzing van DNB, een last onder dwangsom of een wettelijke voorschrift; en −− het bestuur moet een voorgenomen benoeming van een kandidaatbestuurder aan de raad van toezicht voorleggen, die vervolgens de benoeming kan tegenhouden als niet wordt voldaan aan de profielschets (de raad had reeds een goedkeuringsrecht met betrekking tot vaststelling van de profielschets). De vorenbedoelde bevoegdheden van de raad van toezicht met betrekking tot benoeming, schorsing en ontslag komen naast de desbetreffende bevoegdheden van de belanghebbenden in het bestuur of in het belang hebbendenorgaan, als genoemd in de Code Pensioenfondsen. De Pensioenfederatie vindt het passend dat de raad van toezicht disfunctio neren meldt bij het verantwoordings orgaan, met een escalatiemogelijkheid naar de externe toezichthouder, DNB. De federatie betreurt echter de extra bevoegdheid om een bestuurder te ontslaan.
Wettelijke verankering Code Pensioenfondsen Bij hetzelfde besluit is de Code Pensioenfondsen, zoals geformuleerd door de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie op 6 september 2013, aangewezen als principes voor goed pensioenfondsbestuur als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Pensioenwet. Een pensioenfonds doet in het jaarverslag mededeling over de naleving van de principes. Indien een fonds de principes niet heeft nageleefd of niet voornemens is deze in het lopende en daarop volgende boekjaar na te leven, doet hij daarvan in het jaarverslag gemotiveerd opgave (‘pas toe of
leg uit [waarom niet]’-principe). De hiervoor aangegeven cursivering geeft impliciet de implementatietermijn aan die de fondsbesturen door de wetgever wordt gegund.
Handelsregister
plicht tot waardeoverdracht. Door de hiervoor bedoelde verlenging wordt tegengegaan dat informatie wordt opgevraagd waarvan vervolgens geen gebruik kan worden gemaakt omdat de plicht tot waardeoverdracht inmiddels weer is opgeschort. ■
In het handelsregister moet een pen sioenfonds dat een gemengd bestuursmodel kent, informatie geven of een bestuurder al dan niet uitvoerend is. De formulering is zodanig algemeen dat de hiervoor bedoelde verplichting ook geldt als een fonds feitelijk de bestuurstaken heeft verdeeld tussen uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders.
Opvragen informatie bij waardeoverdracht Na herleving van de plicht tot waardeoverdracht dient een ontvangende pensioenuitvoerder binnen één maand na die herleving een verzoek tot opgave van informatie te doen bij de over dragende uitvoerder. Deze periode wordt verlengd tot drie maanden. De reden daarvoor zijn de wisselende dekkingsgraden van pensioenfondsen die kunnen leiden tot een zeer kort op elkaar volgen van opschorting, her leving en weer opschorting van de
Staatssecretaris Klijnsma: ‘De Code is minder ambitieus dan gehoopt. Over het beloningsbeleid had de sector een grotere stap kunnen zetten. Ik ga de naleving van de code nauwgezet volgen.’
Klijnsma informeert Tweede Kamer over waardeoverdracht Staatssecretaris Klijnsma heeft de Tweede Kamer een brief gestuurd over waardeoverdracht. Daarin geeft zij aan waarde te hechten aan de individuele keuzevrijheid van werknemers om bij baanwisseling de opgebouwde pensioenaanspra ken over te dragen. Zij gaat daarom een serieuze poging doen om te onderzoeken of het recht op waarde overdracht in stand kan worden gehouden.
In het onderzoek zal tevens worden meegenomen of het huidige systeem van waardeoverdracht kan worden vereenvoudigd. Daarbij wordt gedacht aan het overdragen van de waarde van de pensioenvoorziening in plaats van de waarde van de pensioenaanspraak. Ook wordt gedacht aan het meer automatiseren van het proces van waardeoverdracht. De uitwerking van het onderzoek zal in nauw overleg met de pensioensector plaatsvinden. Verder zal in het onderzoek de vraag van de Pensioenfederatie worden meege
nomen of de uitvoeringskosten voor pensioenuitvoerders verder kunnen worden verlaagd door het verruimen van de mogelijkheden rondom collectieve waardeoverdracht. De staatssecretaris streeft er naar om dit voorjaar de Tweede Kamer van de uitkomsten van haar onderzoek op de hoogte te stellen. Dan zal tevens worden aangegeven wanneer de beoogde wetswijziging van het systeem van waardeoverdracht bij de Tweede Kamer wordt ingediend. ■
AZL Pensioenitems januari 2014 # een
/9
DNB maakt de toezichtthema’s voor 2014 bekend DNB heeft –net als voor voorgaande jaren– ook voor dit jaar een brochure uitgebracht met toezichtthema’s voor de financiële sector. Hierin staan de thema’s die in 2014 extra aandacht krijgen. De thema’s voor de pensioensector zijn: toekomst bestendigheid, herstel van financiële buffers, beter risicobeheer en het voldoen aan wet- en regelgeving. Toekomstbestendigheid Hieronder verstaat DNB dat Nederlandse financiële instellingen op tijd de bakens verzetten om continuïteit op lange termijn zeker te stellen. Dit heeft niet alleen betrekking op de con tinue veranderingen in de markt en regelgeving, maar ook op de kansen en risico’s van overmorgen. DNB maakt zich zorgen over de houdbaarheid van het bedrijfsmodel van de pensioenfondsen. Zij worden geconfronteerd met een ongunstige kostenstructuur, beperkte premieruimte, ingrijpende ontwikkelingen in de weten regelgeving en een afnemend deel nemersbestand door vergrijzing of ontwikkelingen bij aangesloten werkgevers. DNB wil met een nader onderzoek bewerkstelligen dat besturen voldoende zicht hebben op de risico’s als gevolg van voornoemde ontwikkelingen en op tijd maatregelen nemen om de financiële opzet te versterken. Het kan dan wenselijk zijn om een afwikkelscenario op te stellen en pen sioenfondsen actief te begeleiden naar een exit-strategie. DNB zal ongeveer zestig pensioenfondsen, die in 2013 werden gekwalificeerd als ‘risico fondsen’, vragen naar hun toekomst bestendigheid. De uitkomsten van het onderzoek worden sector breed teruggekoppeld om de algehele bewust wording te vergroten.
10 / AZL Pensioenitems januari 2014 # een
Herstel van financiële buffers Het huidige economische klimaat en de Europese schuldencrisis vormen volgens DNB nog altijd een bedreiging voor de soliditeit van financiële instellingen. Deze moeten daarom voldoende financiële buffers opbouwen om onverwachte tegenslagen te kunnen opvangen. Voor dit thema richt DNB zich op de liquiditeit van pensioenfondsen in een periode van stress. In 2012 heeft DNB al onderzoek gedaan naar de beheersing van het liquiditeitsrisico. DNB wil nu met name in een periode van stress ook op individueel niveau en meer structureel inzicht hebben op hoe materieel het liquiditeitsrisico van de fondsen is en hoe illiquide beleggingen worden beheerst. Daarom gaat DNB de jaar- en kwartaalstaten doorlopen op liquiditeitsrisico, inclusief derivatenposities. Dan zullen ook vijf tot tien pensioenfondsen worden bezocht, met wie DNB verschillende scenario’s zal doorrekenen en in gesprek zal gaan over de inrichting van de beheersing van liquiditeitsrisico’s.
Beter risicobeheer DNB verwacht van financiële instellingen dat zij hun risico’s goed in beeld hebben en de nodige maatregelen treffen om deze risico’s binnen aanvaardbare grenzen te brengen en te houden. DNB legt voor dit thema de nadruk op de risico’s die samenhangen met de beleggingen van het fonds. In het belang van de deelnemer moeten die risico’s adequaat worden beheerst. Dit bleek niet het geval uit het onderzoek van DNB in 2013. Met name de beheersing van het renterisico was volgens de toezichthouder niet voldoende. DNB verwacht van fondsen consistentie tussen het mandaat, het vastgelegd
beleid en de implementatie en monitoring van de renteafdekking. Daarom zal DNB in 2014 tijdens één of meer seminars aandacht besteden aan een sector brede verbetering van de beheersing van het renterisico. Verder zal een steekproef onder fondsen worden gehouden om te toetsen of de aandachtspunten worden overgenomen. Naast het renterisico zal DNB ook onderzoek doen naar de beheersing van het marktrisico. Daarvoor zullen acht fondsen worden geselecteerd. Ieder kwartaal worden twee fondsen onder de loep genomen. DNB gaat in dit verband bestuurders, leden van beleggings commissies en vermogensbeheerders interviewen en documenten over het vermogensbeheer opvragen. Naast een individuele terugkoppeling zal DNB ook de belangrijkste generieke bevindingen met de sector delen en zo nodig guidance geven in de vorm van best practices. Voldoen aan wet- en regelgeving De financiële crisis heeft aanleiding gegeven tot ingrijpende hervormingen in de financiële sector. Wet- en regel geving wordt herzien, aangescherpt en geïmplementeerd. DNB verwacht van financiële instellingen dat zij tijdig aan alle eisen voldoen. Voor pensioenfondsen betekent dit met name het invoeren van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen (Wvbp) en het voldoen aan het nieuwe FTK. De invoering van de Wvbp ziet DNB als een uitgesproken kans voor pensioen fondsen om hun governance op orde te brengen. Dit proces begint met de onderbouwde keuze voor een bepaald bestuursmodel. Daarna moeten de fondsdocumenten worden aangepast en zullen geschikte bestuurders moeten worden aangetrokken. Op 1 juli 2014
moeten alle fondsen het bestuursmodel operationeel hebben. Om de implementatie goed te laten verlopen, werkt DNB tot 1 juli 2014 op drie sporen tegelijkertijd. Ten aanzien van het nieuwe FTK geeft DNB aan dat het van belang is dat alle pensioenfondsen inzicht hebben in de eisen en impact van dit kader op hun financiële opzet en bedrijfsvoering. Het is daarbij zaak om op tijd maatregelen te treffen. Gedurende 2014 zal DNB, in nauwe samenwerking met de AFM, duidelijk maken wat van de fondsen wordt verwacht en waar het toezicht zich op zal richten. De sector zal veelvuldig worden geïnformeerd over de voortgang van dit project middels seminars, (nieuws)brieven en Open Boek Toezicht op de website van DNB. ■
Drie sporen Ten eerste wordt in januari de analyse afgerond van de enquête die eind 2013 is gehouden. De resultaten worden bekend gemaakt in de nieuwsbrief van DNB. Daarnaast wordt gezorgd voor extra guidance in de vorm van Q&A’s. Ten tweede worden de aangepaste statuten getoetst, alsook de meldingen voor nieuwe benoemingen voor bijvoorbeeld de raad van toezicht of het belanghebbenden orgaan. Als de statuten en aanmeldingen vóór 1 april 2014 worden ingestuurd, zal DNB vóór 1 juli 2014 uitsluitsel geven of de ingestuurde stukken in overeenstem ming zijn met wet- en regelgeving. Ten derde zal DNB individuele aandacht geven aan fondsen die hebben aangegeven pas in of ná januari 2014 de keuze voor een bepaald bestuursmodel te kunnen maken.
AZL Pensioenitems januari 2014 # een
/ 11
Pensioenfederatie reageert op de wijziging Wet bekostiging financieel toezicht 2015 De Pensioenfederatie heeft gereageerd op het voorstel tot wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht 2015. De wijziging betreft de afschaffing van de overheidsbijdrage voor het door AFM en DNB uit te oefenen toezicht en de verdeling van extra toezichtkosten onder de onder toezicht gestelde instellingen. De kosten voor pensioen fondsen lopen per 2015 op met een bedrag van € 3,9 miljoen. Dit betekent in de praktijk een stijging van maar liefst 13%. In haar reactie geeft de Pensioenfederatie aan voorstander te zijn van goed toezicht en voldoende budget voor de kerntaak, het toezien op het nakomen van wettelijke verplichtingen. De koepel ziet echter een verhoging van de toezichtkosten bij de
toezichthouders, met name ten behoeve van de ontwikkeling van beleid en het invullen van open normen. Die verhogingen staan haaks op het terugdringen van de kosten door pen sioenfondsen, hetgeen ook door de toezichthouders is benadrukt. Omdat de overheid zich terugtrekt, is het belangrijk dat er een betere controle en verantwoording van toezichthouders komt. De huidige procedures zijn niet toereikend om dit te bereiken. Tot slot vindt de Pensioenfederatie het belangrijk dat vertegenwoordigers van onder toezicht staande instellingen als countervailing power kunnen fungeren. Dit aspect komt in het wetsvoorstel niet terug. ■
Regeling pensioenknip geëvalueerd Staatssecretaris Klijnsma heeft de uitkomsten van de evaluatie van de tijdelijke regeling inzake de pen sioenknip naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze regeling maakt het mogelijk om bij premie- en kapitaal overeenkomsten de uitkering op de ingangsdatum te splitsen (“knippen”) in een tijdelijke uitke ring, die direct ingaat voor de duur van maximaal vijf jaar, en een daarop aansluitend levenslange uitkering. Doel hiervan is het voorkomen dat de pensioenuitkering op één moment moet
12 / AZL Pensioenitems januari 2014 # een
worden ingekocht tegen lage renteen beurskoersen van dat moment. Uit de evaluatie blijkt dat het gebruik van de regeling zeer beperkt is geweest. Minder dan 1% van de mensen die hiervan gebruik hadden kunnen maken, heeft hiervoor gekozen. Verder blijkt dat deelnemers geen voordeel van de regeling hebben gehad. Binnenkort bereiken de gebruikers de maximale termijn van vijf jaar en dient het resterende kapitaal te worden gebruikt voor de aankoop van een levenslang pensioen. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit leiden tot een lager pensioen dan wanneer er direct een levenslang pen
sioen was aangekocht. Daarnaast is de uitvoering complex, adviesgevoelig en leidt het gesplitst aankopen tot hogere kosten. Het behalen van een hoger pensioen wordt hierdoor bemoeilijkt. Klijnsma concludeert derhalve dat het beoogde doel van de regeling niet is gerealiseerd Zij ziet daarom geen reden om de regeling te verlengen of aan te passen. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2014 geen gebruik meer kan worden gemaakt van de regeling. Deze blijft wel tot 1 januari 2019 in stand voor de huidige gebruikers. Tot slot heeft de staatssecretaris aangegeven in overleg te treden met marktpartijen om te bezien of de overgang naar de uitkeringsfase langs andere weg kan worden vormgegeven. ■
K O RT
Wijzigen pensioeningangsdatum zonder instemming is toegestaan Volgens een Q&A van DNB mag een pensioenfonds bij het verhogen van de pensioenleeftijd onder voorwaarden de bestaande aanspraken zonder instemming van de deel nemer verhogen naar de nieuwe pensioenleeftijd. De voorwaarden zijn dat bij de verhoging sprake moet zijn van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en dat de deel nemer het recht heeft de pensioeningangsdatum weer te vervroegen naar de oorspronkelijke pensioenleeftijd.
Code Pensioenfondsen en verslaglegging Op 1 januari 2014 is als een vorm van zelfregulering de Code Pensioenfondsen in werking getreden. De code krijgt per 1 juli a.s. een wettelijke grondslag. Dit betekent volgens de Pensioenfederatie dat de fondsbesturen vanaf het jaar verslag over 2014 wettelijke verplicht zijn om aan de naleving van de code in hun jaarverslag aandacht te besteden. De koepel geeft wel aan -ook al betreft het dan geen wettelijke verplichting- dat in de jaarverslagen over 2013 over de inspanningen met betrekking tot de imple mentatie van de code ook reeds opmerkingen kunnen worden gemaakt.
Klijnsma vraagt advies over het ‘algemeen pensioenfonds’ Vlak voor het verschijnen van deze Pensioenitems maakte staatssecretaris Klijnsma een voorontwerp van wet open baar over de invoering van een algemeen pensioenfonds (APF). Doel van deze nieuwe uitvoeringsvorm, zo licht de bewindsvrouw toe, is het verbeteren van de keuzemogelijk heden voor werkgevers en werknemers om een kwalitatief hoogstaande en veilige pensioenuitvoering tegen een scherpe prijs te realiseren. Het APF is een nieuwe vorm van bundeling in de uitvoering van pensioenregelingen. Ze biedt de pensioensector de gelegenheid om uiterlijk eind februari op haar voorstellen te reageren. In de volgende Pensioenitems wordt nader op het voorontwerp ingegaan en de gevolgen hiervan. Verrassend is de onderhavige publicatie wel. De pensioensector is nog steeds in afwach ting van het definitieve wetsvoorstel over de herziening van het FTK – aanvankelijk toegezegd rondom het kerst van 2013. Daaraan zou toch de hoogste prioriteit moeten worden gegeven.
Afkoopgrens kleine pensioenaanspraken opgetrokken Jaarlijks wordt door het ministerie van Sociale Zaken de grens voor de afkoop van pensioenaanspraken ‘wegens gering bedrag’ herzien. Voor 2014 is deze afkoopgrens vastgesteld op € 458,06. Eveneens is het percentage rente vergoeding voor waardeoverdrachten vastgesteld. Voor waardeoverdrachten, waarvan de overdrachtsdatum (berekeningsdatum) is gelegen in 2014, is de rente vergoeding op basis van het U-rendement van januari 2014 1,75%.
AZL Pensioenitems januari 2014 # een
/ 13
Berekening factor A in 2014 De ruimte voor premieaftrek voor een fiscaal gefaciliteerd lijfrenteproduct om een pensioentekort aan te vullen wordt mede bepaald door de pensioenaangroei in het vooraf gaande jaar. Die pensioenaangroei wordt ook wel “factor A” genoemd. Met ingang van 1 januari 2014 is de fiscale ruimte voor oudedagsvoorzieningen aangepast. Die aan passing leidt tot een hogere factor A over 2013 en daarmee tot een inperking van de ruimte voor premieaftrek in 2014 om een pensioentekort aan te vullen. Daarom is alleen voor 2014 toegestaan om de factor A vast te stellen volgens de gebruikelijk regels en die vervolgens te vermenigvuldigen met 35/37. Voor de bij AZL in administratie zijnde pensioen fondsen zal de aangepaste berekening van de factor A worden doorgevoerd in de systemen.
Vragen en antwoorden over convenant arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling In de Pensioenitems nr. 1 van 2013 staat informatie over het convenant van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie over de dekking van het arbeidsonge schiktheidspensioen en de premievrijstelling bij arbeids ongeschikt in pensioenregelingen. Als pensioenuitvoerders het convenant volgen, worden de arbeidsongeschiktheids dekkingen op dezelfde wijze uitgevoerd en lopen werk nemers zo min mogelijk risico als ze van werkgever wisselen. De pensioenuitvoerders dragen dan bij aan het bevorderen van de baanmobiliteit in Nederland. Gebleken is dat op onderdelen van het convenant nadere toelichting en uitleg nodig was over de wijze waarop ze uitwerken in de praktijk. De voornoemde koepels hebben dit gedaan in de vorm van vragen en antwoorden bij de ver schillende onderdelen van het convenant en bijbehorende aspecten. Deze zijn te vinden op de website van de Pensioenfederatie: www.pensioenfederatie.nl.
14 / AZL Pensioenitems januari 2014 # een
Nieuwe trend zichtbaar in belastingheffing over pensioen met andere verdragslanden In de belastingverdragen die Nederland met andere landen heeft gesloten, gold als hoofdregel dat het woonland gerechtigd is tot heffing over pensioenen en lijfrentes. Dit omdat de uit andere landen afkomstige ingezetenen ook profiteren van de lokale, algemene voorzieningen. Inmiddels is echter met Duitsland een nieuw belasting verdrag gesloten, op grond waarvan Nederland vanaf 2015 belasting gaat heffen over pensioenen, voor zover die althans hoger zijn dan € 15.000. Nederland is daarnaast met Spanje in onderhandeling. In dit land is de belasting druk op pensioenen en lijfrentes aanzienlijk lager dan in Nederland, zodat pensioengerechtigden er netto mogelijk fors op achteruit gaan. De Vereniging van Nederlandse Gepensioneerden in Spanje (VNGS) heeft onlangs zijn zorgen over deze ontwikkeling bij het ministerie van Financiën aangekaart.