Avans Hogeschool, Tilburg Opleidingen: Varianten:
Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek voltijd en duaal
Visitatiedata:
4 en 5 november 2004
© NQA (Netherlands Quality Agency) Utrecht, april 2005
2
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 9 10 16 17
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
19 21 24 33 36 39 43
Deel C:
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Bijlagen Bijlage 1 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Bijlage 2 Deskundigheden panelleden Bijlage 3 Bezoekprogramma
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
47 49 51 59
3
4
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
5
6
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Deel A: Onderwerpen
1.1
Voorwoord
In dit rapport doet het panel, dat in opdracht van NQA de bacheloropleidingen Bouwkunde (BK), Bouwtechnische Bedrijfskunde (BB) en Civiele Techniek (CT) van Avans Hogeschool in Tilburg heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats met het oog op accreditatie van de opleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in september 2004, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op donderdag 4 en vrijdag 5 november 2004 en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: De heer ir. O.M. van Strijp (voorzitter, domein/werkveld Bouw, in het bijzonder BK) De heer prof.ir. J. Berenbak (domein/werkveld Bouw, in het bijzonder BB) De heer ir. R.J. Labeur (domein/werkveld Bouw, in het bijzonder CT) De heer drs. L. Koekebakker (onderwijskundige) De heer D.A.G. Griffioen (student-lid) De heer drs. L.S. van der Veen (NQA-auditor) Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (12 mei 2003). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • deel B: een detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan hier uit van de vierpuntsschaal zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek vormen samen de Academie voor Bouw en Management. De drie opleidingen worden als voltijd- en als duale variant verzorgd. De duale programma’s zijn voor de propedeuse en de eerste perioden van de hoofdfase (nagenoeg) gelijk aan die van de voltijdvariant. De theorieonderdelen zijn dezelfde. Het verschil is, dat de duale studenten leerervaringen opdoen in hun praktijksituatie waar de voltijdstudenten binnenschoolse projecten volgen.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
7
In het kalenderjaar 2003 staan bij de Academie 863 studenten ingeschreven: 510 bij Bouwkunde (waarvan 10 duaal), 190 bij Bouwtechnische Bedrijfskunde (waarvan 3 duaal) en 163 bij Civiele Techniek (waarvan 4 duaal). De drie opleidingen worden verzorgd door 76 docenten, verdeeld over 36,8 fte. De student/fte ratio is 24. Het onderwijsprogramma van de Academie is sterk in ontwikkeling. Met ingang van september 2002 is de Academie gestart met het aanbieden van een brede Bachelor of Built Environment, waar de programma’s van de drie opleidingen in opgaan. Op 1 september 2004 lopen er voor de drie opleidingen naast elkaar verschillende curriculum-‘generaties’: • het ‘oude’ programma, dat alleen nog het in het vierde leerjaar wordt aangeboden; • de propedeuse van de brede bachelor, dat voor de derde maal wordt aangeboden; het ontwerp van de hoofdfase van de brede bachelor is op hoofdlijnen afgerond; • het ‘groeimodel’, waarmee de hoofdfase van de brede bachelor stapsgewijs wordt ingevoerd en dat aan zijn tweede jaar begint; • de duale programma’s draaien, na een pilot binnen Civiele Techniek (vanaf september 2000), sinds september 2002 ABM-breed. 1.3
Werkwijze
De visitatie van de opleidingen door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA, die hieronder in concreto wordt beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het zelfevaluatierapport plus de bijlagen een voldoende basis bood voor het visitatiebezoek en dat de visitatie plaats vond op basis van het voor de opleidingen geldende domeinspecifieke referentiekader (zie hieronder). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. De screening gaf aanleiding voor het opvragen van enige nadere informatie voorafgaand aan de visitatie. Op basis van het zelfevaluatierapport zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten, die doorgegeven werden aan de NQA-auditor. Hoewel ieder panellid alle onderwerpen en facetten onder de loep nam, is er sprake geweest van een taakverdeling, waarbij bepaalde onderwerpen en facetten door een bepaald panellid extra grondig bestudeerd zijn. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het visitatiebezoek concreet voorbereid.
8
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
De opleidingen hebben in het zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiezen. Het panel heeft dit getoetst aan de landelijke beroeps- en opleidingsprofielen (zie Detailrapport). Het visitatiebezoek NQA heeft een Raamwerk bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleidingen. Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met (een representatieve) vertegenwoordiging van docenten, studenten, werkveld en afgestudeerden, met het opleidings/academiemanagement en met de kwaliteitscoördinator. Het bezoekprogramma was als volgt: Donderdag 4 november 2004: • voorbereidend overleg van het panel • bestudering van materiaal ter inzage • een gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld Vrijdagochtend 5 november 2004: • een gesprek met afgestudeerden • een gesprek met het opleidingsmanagement • een gesprek met studenten • een gesprek met docenten. Het middagprogramma van de tweede dag had een meer open karakter. In het begin van de middag hebben panelleden in een onderlinge taakverdeling: • nader materiaal bestudeerd en besproken met enkele docenten; • een gesprek gevoerd met de kwaliteitscoördinator; • een gesprek gevoerd met de voorzitter van de onderwijscommissie; • zich een beeld gevormd van de faciliteiten. Het tweede deel van de middag is benut om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. Aan het einde van de middag heeft het panel een tweede gesprek gevoerd met het management van de opleidingen/academie. De fase van rapporteren De NQA-auditor heeft, op basis van de bevindingen van het panel, een conceptrapportage opgesteld en die voorgelegd aan de panelleden. Het panel heeft vervolgens het definitieve concept vastgesteld. Het definitieve conceptrapport is aan de opleidingen voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding daarvan zijn door de NQA-auditor enkele wijzigingen aangebracht en is het definitieve rapport door het panel vastgesteld. Het visitatie- of beoordelingsrapport is uiteindelijk ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In hoofdstuk 1.5 wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken. Het oordeel komt tot stand op basis van een weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels, zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn © NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
9
geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor Oordeelsvorming, een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere opleidingen Bouwkunde, Civiele Techniek en Bouwtechnische Bedrijfskunde op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als er sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overstijgen; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De wegingen zullen in dit rapport niet diepgaand zijn, omdat de opleidingen op alle facetten minimaal een voldoende hebben gehaald. De argumentatie daarvoor is te vinden in het detailrapport. In het detailrapport is, voorzover relevant, gebruik gemaakt van de vergelijkingen van de opleidingen met het landelijk gemiddelde van overeenkomstige opleidingen in de HBOMonitor 2002 en de Keuzegids Hoger Onderwijs 2003/04. De oordelen, zowel in het onderwerprapport als het detailrapport, betreffen de voltijd- en de duale varianten van de opleidingen. Bij de facetten wordt in de argumentatie, daar waar relevant, expliciet ingegaan op beide varianten. Waar dat niet gebeurt komt de argumentatie voor de beide varianten overeen. Afgezien van het facet ‘Gerealiseerd niveau’ wijken de facetoordelen op de duale varianten niet af van die op de voltijdvarianten. Tijdens de visitatie is gebleken dat de duale varianten slechts in beperkte mate afwijken van de voltijdvarianten (vergelijk deel A: 1.2). Zoals hierboven is opgemerkt (vergelijk deel A: 1.2) zijn er voor de drie opleidingen verschillende curricula in uitvoering. Deze zijn bij de betreffende facetten volledig in de beoordeling meegenomen. Daarbij heeft het panel in het bijzonder het nieuwe curriculum zwaar laten wegen, aangezien dat voor de komende jaren van doorslaggevend belang is voor de kwaliteit van de opleiding. Het panel komt tot de beoordeling ‘voldoende’ op een facet als er sprake is van basiskwaliteit, maar er wel kantekeningen zijn. Als daar aanleiding toe is worden deze als expliciet punt genoemd. Ze kunnen echter ook onderdeel zijn van argumenten die op zich genomen het positieve oordeel ondersteunen. Als er geen sprake is van zwaarwegende kanttekeningen is het oordeel ‘goed’ toegekend. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Aan de drie facetten van dit onderwerp is voor de drie opleidingen het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op dit onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. De Academie voor Bouw en Management (ABM) van Avans Hogeschool in Tilburg biedt drie opleidingen aan: Bouwkunde (BK), Bouwtechnische Bedrijfskunde (BB) en Civiele Techniek 10
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
(CT). De academie voegt sinds 2002 de drie opleidingen samen tot een brede bachelor opleiding. De naam van deze opleiding is Built Environment. De ABM ontwikkelt voor de brede bacheloropleiding een nieuw curriculum. Van het nieuwe curriculum is het propedeutisch programma inmiddels volledig ingevoerd. Het inhoudelijk kader voor het nieuwe curriculum bestaat uit algemene competenties en beroepsspecifieke competenties. De beroepsspecifieke competenties ontleent de academie aan drie landelijk overeengekomen documenten: (1) Competenties voor de HBO-opleiding Bouwkunde, (2) Competenties voor de HBO-opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde en (3) Competenties voor de HBO-opleiding Civiele Techniek. De algemene competenties heeft de academie zelf ontwikkeld. Ze zijn onderverdeeld in hbo-competenties en ing-competenties. In de visitatieperiode voerde de academie naast het nieuwe curriculum nog twee andere curricula uit. Het oude curriculum en een overgangscurriculum. Het oude curriculum geldt voor het vierde jaar van de opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek. In het overgangscurriculum zijn het tweede en derde jaar van de drie opleidingen beschreven. De beoogde eindkwalificaties voor deze curricula ontleent de academie aan het Beroeps- en Opleidingsprofiel HBO Ingenieur Bouwkunde (1999), het Beroeps- en Opleidingsprofiel HBO Ingenieur Civiele Techniek (1999) en Doelstellingen en profiel Bouwtechnische Bedrijfskunde (1995). De drie curricula (het oude curriculum, het nieuwe en het overgangscurriculum) worden door de academie in twee varianten uitgevoerd: voltijd en duaal. De beoogde eindkwalificaties gelden voor beide varianten. De ABM in Tilburg gebruikt de tien generieke kernkwalificaties voor de hbobacheloropleidingen voor de verantwoording van het hbo-niveau. De vijf Dublin-descriptoren gebruikt zij voor de verantwoording van het bachelorniveau. 1.5.2 Programma Voor de drie opleidingen zijn de facetten ‘eisen hbo’, ‘relatie doelstellingen en inhoud programma’, ‘samenhang in het opleidingsprogramma’, ‘studielast’, ‘instroom’, ‘duur’ en ‘afstemming tussen vormgeving en inhoud’ gewaardeerd met het oordeel ‘goed’. Aan het facet ‘beoordeling en toetsing’ is het oordeel ‘voldoende’ toegekend. Het oordeel op dit onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. De oordelen van het panel over het programma hebben betrekking op het oude curriculum, het overgangscurriculum en de onderdelen van het nieuwe vierjarige curriculum die tijdens het bezoek waren ingevoerd. De studenten van de Academie voor Bestuur en Management ontwikkelen zich tot bouwingenieur (Bachelor of Built Environment) door de bestudering van literatuur, het volgen van workshops en modulen, door stages (voltijd), werk (duaal) en door het uitvoeren van projecten. Door de literatuur komen de studenten in aanraking met relevante theorieën en nationale en internationale ontwikkelingen op het brede werkterrein van de bouwingenieur. Het programma dat de studenten krijgen aangeboden, is afgestemd op de beoogde competenties, het is samenhangend, studeerbaar, sluit aan bij de vooropleiding van de studenten en voldoet aan de formele eisen over de duur ervan. De opleiding beschikt over een eigen onderwijsvisie. Toetsing en onderwijs zijn voldoende met elkaar verbonden.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
11
1.5.3 Inzet van personeel De drie opleidingen scoren voldoende op alle drie facetten van het onderwerp Personeel. Het oordeel op dit onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. Het onderwijzend personeel is in het algemeen voldoende toegerust voor het onderwijs. Zij leggen in voldoende mate verbanden met de beroepspraktijk. De student/fte ratio is vergelijkbaar met soortgelijke opleidingen. De Academie zelf vindt de ratio weliswaar aan de lage kant, maar voert een duidelijk beleid op het gebied van de inzet van personeel. 1.5.4 Voorzieningen Voor de drie opleidingen zijn de facetten ‘Materiële voorzieningen’ en ‘Studiebegeleiding’ met een voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. De materiële voorzieningen zijn voldoende afgestemd op de gekozen vorm van onderwijs. De studiebegeleiding en de informatievoorziening zijn adequaat. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Voor de drie opleidingen zijn de facetten 5.1: ‘Evaluatie resultaten’ en 5.2: ‘Maatregelen tot verbetering’ met goed beoordeeld. Facet 5.3 is voldoende beoordeeld. Het eindoordeel op dit onderwerp is voor de opleidingen derhalve positief. De Academie voert een goed doordacht evaluatiebeleid uit en hanteert goede meetinstrumenten. De resultaten worden op een systematische manier omgezet in verbeteracties. De verschillende geledingen worden in voldoende mate bij de kwaliteitszorg betrokken. 1.5.6 Resultaten Voor de drie opleidingen is het facet ‘Onderwijsrendement’ met voldoende en het facet ‘Gerealiseerd niveau’ met goed beoordeeld. Het eindoordeel op dit onderwerp is voor de opleidingen daarom positief.
Kengetallen opleidingen: Bouwtechnische Bedrijfskunde, Bouwkunde en Civiele Techniek Avans Voltijd en duaal Tabel 1: Algemene gegevens opleidingen 1999 2000 2001 2002 2003 Totaal aantal ingeschreven 1072 984 951 878 845 studenten cursusjaar Aantal ingeschreven studenten 1037 971 922 865 kalenderjaar Omvang docerend personeel in 43,12 39,30 38,97 36,08 fte kalenderjaar Student/ fte ratio kalenderjaar 24,04 24,70 23,65 23,97 * 1999 betekent het studiejaar 1999/2000. Idem voor de andere jaartallen
12
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Tabel 2: Instroomgegevens opleidingen (instroomcohort eerste keer hogeschool) INSTROOM Totaal ingestroomde studenten
BK CT BB
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 150 143 148 160 141 177 155 151 170 59 40 48 53 34 53 45 62 44 57 48 74 79 78 86 54 61 56
Vergelijking van de kengetallen van de opleidingen met landelijke kengetallen De gegevens van de opleidingen worden hieronder vergeleken met landelijke gegevens, voorzover die via de website van de HBO-raad beschikbaar zijn (CRIHO). In de tabellen 3a en 3b worden rendementsgegevens, uitvalgegevens en gegevens met betrekking tot de gemiddelde studieduur vergeleken. Voltijdopleidingen Tabel 3a: Gegevens opleidingen (instroomcohort eerste keer hogeschool) Percentage diploma behaald na 5 jaar (instroomcohort)*
BK CT BB Gemiddelde studieduur van BK gediplomeerden uitstroomcohort jaar CT x (in maanden) BB Percentage uitval na 1 jaar BK (instroomcohort)* CT BB Percentage uitval na 3 jaar BK (instroomcohort)* CT BB Gemiddelde studieduur studiestakers BK in maanden van het uitstroomcohort CT in jaar x (in jaren) BB
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 48,5 51,9 53,3 54,7 44,0 55,6 69,4 66,7 75,0 64,5 53,6 59,0 65,7 72,5 76,8 54,2 52,9 49,0 42,5 46,7 52,1 47,4 47,3 46,1 48,2 45,1 49,8 46,9 45,1 44,3 24,6 22,9 25,2 19,7 26,1 25,4 30,8 46,0 20,5 29,6 11,1 16,7 12,5 19,4 12,2 17,8 22,5 18,2 16,1 15,4 14,9 15,9 17,4 18,4 17,3 37,9 14,5 40,3 31,3 36,3 29,9 47,0 33,1 39,2 29,6 19,4 16,7 16,7 29,0 18,4 24,4 25,0 25,6 19,4 23,2 21,7 22,4 32,7 20,0 23,4 19,1 17,8 16,3 11,7 12,0 10,8 7,7 10,3 13,3 16,3 19,0 17,2 15,2 15,4 9,6 6,8 20,3 16,8 13,2 12,3 12,0 11,9 16,9 7,6 8,3
Bron: ‘Kwantitatief Onderwijsverslag 2003’ Avans Hogeschool Tabel 3b: Landelijke gegevens (instroomcohort eerste keer hogeschool) Percentage diploma behaald na 5 jaar (instroomcohort)
Bk Ct BB* htno Gemiddelde studieduur van Bk gediplomeerden uitstroomcohort jaar Ct x (in maanden) BB* htno Percentage uitval na 1 jaar Bk (instroomcohort) Ct BB htno Percentage uitval na 3 jaar Bk (instroomcohort) Ct BB* htno Gemiddelde studieduur studiestakers Bk in maanden van het uitstroomcohort Ct in jaar x (in maanden) BB htno
1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 52,9 52,8 51,6 52,1 51,8 61,0 59,1 60,9 60,7 61,7 61,0
59,1
60,9
60,7
34,1 26,9
34,1 28,6
33,5
34,4
2001 2002
61,7 51,7 49,5
51,0 49,3
51,2 48,4
51,1 46,5
50,8 45,4
48,2 25,1 22,4
46,5 28,7 23,9
46,5 28,1 23,5
46,7 32,6 21,3
27,1 35,9 29,5
28,1 39,2 32,9
29,5 38,0 34,4
30,1
47,3 27,9 23,7 19,8 28,9
37,9 20,3 20,6
38,6 19,7 20,7
41,2 19,0 19,8
18,9 24,0
19,5
20,1
19,3
19,4
20,0 21,1 13,6 20,8
* Geen gegevens andere hogescholen Bron: www.kengetallen.hbo.nl © NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
13
Duale opleidingen Tabel 3a: Gegevens opleidingen (instroomcohort eerste keer hogeschool) 1999 2000 2001 Percentage diploma behaald na 5 jaar BK (instroomcohort)* CT BB Gemiddelde studieduur van BK gediplomeerden uitstroomcohort jaar x CT (in maanden) BB Percentage uitval na 1 jaar BK (instroomcohort)* CT BB Percentage uitval na 3 jaar BK (instroomcohort)* 14,3 38,5 CT BB Gemiddelde studieduur studiestakers in BK maanden van het uitstroomcohort in CT jaar x (in jaren) BB Bron: www.kengetallen.hbo.nl
2002
50,0
25,0 100,0 50,0
12,0
12,0 12,0 12,0
Tabel 3b: Landelijke gegevens (instroomcohort eerste keer hogeschool) 1999 2000 2001 2002 Percentage diploma behaald na 5 jaar Bk (instroomcohort) Ct BB htno Gemiddelde studieduur van Bk gediplomeerden uitstroomcohort jaar x Ct (in maanden) BB htno Percentage uitval na 1 jaar 29,0 Bk (instroomcohort) Ct BB htno Percentage uitval na 3 jaar Bk (instroomcohort) 29,4 51,2 Ct BB htno Gemiddelde studieduur studiestakers 16,6 Bk in maanden van het uitstroomcohort in Ct 15,0 18,3 jaar x (in maanden) BB htno Bron: www.kengetallen.hbo.nl
Conclusies naar aanleiding van de vergelijking van de kengetallen Voltijd: • De opleidingsrendementen Bouwkunde na vijf jaar zijn voor de instroomcohorten 1994 tot 1997 ongeveer gelijk aan het landelijk gemiddelde. Voor 1998 is het lager dan het gemiddelde. Civiele Techniek scoort in het algemeen hoger dan het landelijk gemiddelde. Voor Bouwtechnische Bedrijfskunde zijn geen landelijke cijfers bekend. Ten opzichte van het gemiddelde rendement HTNO scoort Bouwkunde lager en Civiele Techniek hoger. 14
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
•
•
•
Dat geldt eveneens in vergelijking met het landelijk gemiddelde hbo-rendement (alle hboopleidingen, 56%). De uitvalpercentages na één jaar (instroomcohort 1998) zijn voor Bouwkunde en Civiele Techniek vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde. De uitvalpercentages na drie jaar zijn voor Bouwkunde voor de cohorten 1996 tot 2000, afgezien van een uitschieter in 1998, ongeveer gelijk aan het landelijk gemiddelde. De cijfers voor Civiele Techniek zijn opvallend gunstig. Voor Bouwtechnische Bedrijfskunde zijn geen landelijke cijfers bekend. De gemiddelde studieduur van gediplomeerden (uitstroomcohort 1998) laat voor Bouwkunde en Civiele Techniek een gunstig beeld zien. Voor Bouwtechnische Bedrijfskunde zijn geen landelijke cijfers bekend. De cijfers voor de gemiddelde studieduur van de studiestakers (uitstroomcohorten 1998 tot 2002) van de opleidingen lijken weinig betrouwbaar te zijn. Een vergelijking met de landelijke gemiddelden is daarom weinig zinvol.
Duaal: Gezien de lage aantallen studenten is een vergelijking van de cijfers voor de duale varianten weinig zinvol.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
15
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht oordelen op facet- en onderwerpniveau Opleidingen : Bouwkunde, Civiele Techniek en Bouwtechnische Bedrijfskunde Onderwerp/Facet •
• •
• •
• •
• •
• •
1
Doelstellingen 1.1 1.2 1.3 Totaaloordeel Programma 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 Totaaloordeel Personeel 3.1 3.2 3.3 Totaaloordeel Voorzieningen 4.1 4.2 Totaaloordeel • Kwaliteitszorg 5.1 5.2 5.3 Totaaloordeel Resultaten 6.1 6.21 Totaaloordeel •
Bouwkunde (voltijd en duaal)
Civiele Techniek (voltijd en duaal)
Bouwtechnische Bedrijfskunde (voltijd en duaal)
G G G Positief
G G G Positief
G G G Positief
G G G G G G G V Positief
G G G G G G G V Positief
G G G G G G G V Positief
V V V Positief
V V V Positief
V V V Positief
V V Positief
V V Positief
V V Positief
G G V Positief
G G V Positief
G G V Positief
V G
V G Positief
V G
Positief
•
•
Positief
Voor duale variant niet van toepassing
16
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
1.7
Totaaloordeel
Op grond van bovenstaand schema en de onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5, waaruit blijkt dat de opleidingen op alle zes onderwerpen positief scoren, is de conclusie dat het totaaloordeel over de drie opleidingen POSITIEF is. De opleidingen voldoen op alle facetten aan de basiskwaliteit en gaan daar op meerdere facetten bovenuit.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
17
18
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
19
20
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Deel B:
Onderwerp 1
Facet 1.1
Facetten
DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING
Niveau bachelor
BK: Goed BB: Goed CT: Goed
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Academie voor Bouw en Management (ABM) van Avans Hogeschool in Tilburg biedt drie opleidingen aan: Bouwkunde (BK), Bouwtechnische Bedrijfskunde (BB) en Civiele Techniek (CT). • De academie voegt sinds 2002 de drie opleidingen samen tot een brede bachelor opleiding. De naam van deze opleiding is Built Environment. De ABM ontwikkelt voor de brede bacheloropleiding een nieuw curriculum, waarbinnen de studenten kunnen kiezen uit tien op het beroepenveld gerichte opleidingstrajecten. Van het nieuwe curriculum is het propedeutisch programma inmiddels volledig ingevoerd. Het inhoudelijk kader voor het nieuwe curriculum bestaat uit algemene competenties en beroepsspecifieke competenties. • De beroepsspecifieke competenties ontleent de academie aan drie landelijk overeengekomen documenten: (1) Competenties voor de HBO-opleiding Bouwkunde, (2) Competenties voor de HBO-opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde en (3) Competenties voor de HBO-opleiding Civiele Techniek. De drie documenten zijn in 2003 officieel vastgesteld door de Hoger Onderwijsgroep Bouw en Ruimte. Deze groep is een gezamenlijk initiatief van alle hogescholen met de opleidingen Bouwkunde, Civiele Techniek, Verkeerskunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde, Ruimtelijke Ordening en Planologie. De academie heeft de drie landelijk vastgestelde competentiesets samengevoegd en vervolgens per opleidingstraject nader uitgewerkt in kenmerkende activiteiten, kritieke situaties en dilemma’s. • De algemene competenties heeft de academie zelf ontwikkeld. Ze zijn onderverdeeld in hbo-competenties en ing-competenties. De hbo- en de ing-competenties beschrijven de operationele vaardigheden waarover alle afgestudeerden van de Academie Bouw en Management moeten beschikken. Voorbeelden hiervan zijn transfer en brede inzetbaarheid, methodisch en reflectief denken en handelen, en besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid. De hbo-competenties gelden voor alle afgestudeerden. De Ing-competenties zijn door de academie aan de opleidingstrajecten gekoppeld en daarna per traject nader gespecificeerd. De academie baseert de hbo- en de ing-competenties op de tien generieke kernkwalificaties voor de hbo bacheloropleidingen (bron: Prikkelen, presteren, © NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
21
•
•
•
profileren: eindrapport van de Commissie Accreditatie Hoger Onderwijs, september 2001). In de visitatieperiode voerde de academie naast het nieuwe curriculum nog twee andere curricula uit. Het oude curriculum en een overgangscurriculum. Het oude curriculum geldt voor het vierde jaar van de opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek. In het overgangscurriculum (de academie spreekt liever van ‘groeimodel’) zijn het tweede en derde jaar van de drie opleidingen beschreven. De beoogde eindkwalificaties voor deze curricula ontleent de academie aan het Beroeps- en Opleidingsprofiel HBO Ingenieur Bouwkunde (1999), het Beroeps- en Opleidingsprofiel HBO Ingenieur Civiele Techniek (1999) en Doelstellingen en profiel Bouwtechnische Bedrijfskunde (1995). De drie curricula (het oude curriculum, het nieuwe en het groeimodel) worden door de academie in twee varianten uitgevoerd: voltijd en duaal. De beoogde eindkwalificaties gelden voor beide varianten. In het zelfevaluatierapport vergelijkt de academie de hbo-competenties en de ingcompetenties met de tien generieke kernkwalificaties voor de hbo bacheloropleidingen en de vijf Dublin-descriptoren. Het panel heeft geconstateerd dat er voldoende verwantschap bestaat.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
BK: Goed BB: Goed CT: Goed
Criteria: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Academie Bouw en Management van Avans Hogeschool in Tilburg heeft voor de drie opleidingen die zij aanbiedt eindkwalificaties vastgesteld. Deze eindkwalificaties dienen als uitgangspunt voor inhoud en vormgeving van de curricula. Voor het nieuwe curriculum beschikt de academie daarnaast over zogenoemde hbo- en ingcompetenties. • De beoogde eindkwalificaties van het oude curriculum en het zogenoemde ‘groeimodel’ zijn door de academie ontleend aan het Beroeps- en Opleidingsprofiel HBO Ingenieur Bouwkunde (1999), het Beroeps- en Opleidingsprofiel HBO Ingenieur Civiele Techniek (1999) en Doelstellingen en profiel Bouwtechnische Bedrijfskunde (1995). De beroepsgerichte eindkwalificaties van het nieuwe curriculum zijn ontleend aan Competenties voor de HBO-opleiding Bouwkunde (2003), Competenties voor de HBO-opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde (2003) en Competenties voor de HBOopleiding Civiele Techniek (2003). De genoemde documenten zijn tijdens speciaal voor dit doel opgezette expertmeetings door het beroepenveld gevalideerd. Het panel constateert dat alle door de academie beoogde eindkwalificaties hierdoor 22
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
•
•
beantwoorden aan de eisen die daar door het nationale beroepenveld aan worden gesteld. Een internationaal referentiekader gericht op de domeinen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek heeft het panel niet aangetroffen. De academie beschikt over een eigen werkveldadviescommissie. Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek in het gesprek met leden van de werkveldadviescommissie vastgesteld dat de opleiding de actualiteit van de beoogde eindkwalificaties in nauwe samenwerking met de commissie bewaakt. De leden van de commissie toonden zich positief over de breedte van de eindkwalificaties. De opleiding heeft de eindkwalificaties van de opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde zo geformuleerd dat het getuigschrift van deze opleiding door het ministerie van Economische Zaken is erkend als bewijsdocument in het kader van de vestigingswetgeving. Afgestudeerden van de opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde in Tilburg kunnen zich vestigen als zelfstandig bouwondernemer B&U.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
BK: Goed BB: Goed CT: Goed
Criteria: De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Academie voor Bouw en Management ontleent de eindkwalificaties die zij met het onderwijs beoogt aan het Beroeps- en Opleidingsprofiel HBO Ingenieur Bouwkunde (1999), het Beroeps- en Opleidingsprofiel HBO Ingenieur Civiele Techniek (1999), Doelstellingen en profiel Bouwtechnische Bedrijfskunde (1995), Competenties voor de HBO-opleiding Bouwkunde (2003), Competenties voor de HBO-opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde (2003) en Competenties voor de HBO-opleiding Civiele Techniek (2003). Deze documenten zijn landelijk overeengekomen en door experts gevalideerd. De Tilburgse invulling ervan is besproken en gevalideerd door de werkveldadviescommissie van de academie. Het panel heeft vastgesteld dat de leden van de commissie deskundig zijn op het terrein van de bouwkundige en de civiele beroepspraktijk. Een minpunt is dat niet alle branches van de bouwwereld in de commissie zijn vertegenwoordigd. • De door de academie beoogde eindkwalificaties weerspiegelen volgens de werkveldadviescommissie de eisen die aan een beginnende bouwingenieur mogen worden gesteld. Dit geldt voor de landelijk overeengekomen eindkwalificaties en voor de eindkwalificaties die de academie daarvan heeft afgeleid.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
23
Onderwerp 2
Facet 2.1
PROGRAMMA
Eisen hbo
BK: Goed BB: Goed CT: Goed
Criteria: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Academie voor Bestuur en Management van Avans Hogeschool in Tilburg ontwikkelt een nieuwe brede bachelor opleiding. Deze opleiding die de naam Built Environment meekrijgt, wordt in twee varianten uitgevoerd: voltijd en duaal. De brede bacheloropleiding vervangt de bestaande opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek. Afgestudeerden van de brede bachelor opleiding (voltijd en duaal) mogen zich Bachelor of Built Environment noemen. • Van de nieuwe brede bachelor opleiding is het propedeutisch programma volledig ingevoerd. Het programma van de hoofdfase wordt ontwikkeld en de invoering daarvan gebeurt tussen februari 2005 en september 2007. Tot de invoering volledig is afgerond, voert de academie nog twee andere curricula uit, het zogenoemde groeimodel en het oude curriculum. Het oude curriculum geldt voor de afstudeerfase, het groeimodel voor de rest van de hoofdfase. In het groeimodel zijn elementen van de nieuwe brede bachelor opleiding herkenbaar aanwezig, zoals het leren in leerlijnen en de projecten. • De studenten van de Academie voor Bestuur en Management ontwikkelen zich tot bouwingenieur (Bachelor of Built Environment) door de bestudering van literatuur, het volgen van workshops en modulen, door stages (voltijd), werk (duaal) en door het uitvoeren van projecten. • Het panel heeft vastgesteld dat de voltijdstudenten tijdens hun hele studie in aanraking komen met de beroepspraktijk. Binnenschools gebeurt dat via projecten die in elke onderwijsperiode op het programma staan. In de projecten lossen de studenten in een door hen gekozen beroepsrol beroepsproblemen op en ontwikkelen ze beroepsvaardigheden. Het panel heeft gezien dat de leersituaties in de projecten gelijkenis vertonen met beroepssituaties. Dit betekent dat de beroepswerkelijkheid herkenbaar in het onderwijs aanwezig is en studenten die werkelijkheid naleven. Ze voeren opdrachten uit, die direct gekoppeld zijn aan de kenmerkende activiteiten van de bouwingenieur. Ze overleggen met elkaar, leggen resultaten vast en presenteren en verdedigen die. De voltijdstudenten met wie het panel tijdens het bezoek heeft 24
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
•
•
•
gesproken, oordeelden positief over het projectonderwijs. Zij vertelden dat zij in de projecten in dicht bij de beroepspraktijk staande situaties gaandeweg competenties ontwikkelen. Groei in competentieontwikkeling wordt door de academie gestimuleerd doordat zij de projectopdrachten in de loop van de opleiding complexer maakt en minder specificaties verstrekt. Bovendien moeten de studenten het geleerde toepassen in andere contexten waardoor een steeds groter beroep wordt gedaan op de transfervaardigheden van de studenten. Bij de beoordeling van de projecten zijn soms externe deskundigen aanwezig. Buitenschools komen de voltijdstudenten via stages in het tweede en derde jaar in aanraking met de beroepspraktijk. In het tweede jaar brengen de studenten de stage door in de uitvoerende beroepspraktijk, de stage van het derde jaar doorlopen ze in een beroepsomgeving die past bij het gekozen uitstroomprofiel (nieuwe programma) dan wel de gekozen differentiatie (groeimodel). Bijvoorbeeld: de studenten van het profiel constructief ontwerpen voeren hun tweede stage uit in een constructiebureau, de studenten architectuur gaan naar een architectenkantoor. De duale studenten hebben een formeel dienstverband bij een voor de opleiding relevant bedrijf. Zij werken vier dagen per week en gaan 1 dag per week naar de hogeschool. Eén van de kenmerken van de duale leerroute is de nauwe aansluiting van de leerprocessen van de studenten bij hun werkervaringen in het beroepenveld. Het instrument dat het leerproces van de studenten stuurt is het persoonlijk opleidingsplan (POP), dat elke duale student bijhoudt. Op grond van het POP worden met de duale studenten afspraken gemaakt over de werkzaamheden die zij buitenschools uitvoeren, de competenties die zij op hun werkplek ontwikkelen en de modulen die zij binnenschools volgen. De duale studenten sluiten jaarlijks met het bedrijf waar zij werken een leer-werkovereenkomst. De opleiding toetst het studieprogramma van de duale studenten op volledigheid door het te vergelijken met de set van beoogde eindkwalificaties en op complexiteit door de werkzaamheden van de duale student te vergelijken met de complexiteit van de projecten die de voltijdse studenten uitvoeren. De toetsing wordt uitgevoerd door speciaal hiervoor opgeleide schoolassessoren. De academie wil dat de studenten (voltijd en duaal) hun competenties ontwikkelen vanuit een degelijke vakinhoudelijke basis. Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek de projectopdrachten, de literatuur en enkele door de studenten ontwikkelde projectrapportages ingezien. Zij heeft vastgesteld dat de studenten door projecten en literatuur in aanraking komen met relevante theorieën en nationale en internationale ontwikkelingen op het brede werkterrein van de bouwingenieur. De academie onderscheidt funderende en flankerende literatuur. De funderende literatuur bevat verplichte studiestof en bestaat uit normen, richtlijnen, wet- en regelgeving, publicaties en rapporten van professionele instellingen en vakliteratuur. De flankerende literatuur vormt een aanvulling/verdieping op de funderende literatuur. Het panel heeft voorts vastgesteld dat de aangeboden literatuur voldoende breed, van niveau en actueel is. Uit een in 2003 door de academie gehouden onderzoek onder werkgevers van de afgestudeerden komt naar voren dat zij ruim voldoende tevreden zijn over de
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
25
•
vakinhoudelijke kennis van de alumni (7,4), het niveau van de vakinhoudelijke kennis (7,1) en de actualiteit van de vakinhoudelijke kennis (7,1). In ieder studiejaar voeren de studenten onderzoeksopdrachten uit. Hierdoor ontwikkelen ze de competenties analyseren, modelleren, schematiseren en synthetiseren. De studenten sluiten hun studie bij de ABM af met een afstudeerproject uit. Onderzoek is een van de elementen van dit project.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
BK: Goed BB: Goed CT: Goed
Criteria: Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De curricula van de Academie Bouw en Management zijn gespreid over twee fasen: een propedeutische fase van een jaar en een hoofdfase van drie jaar. Beide fasen zijn onderverdeeld in onderwijsperiodes van tien weken. Binnen elke onderwijsperiode worden door de academie drie leerlijnen onderscheiden: een toepassingslijn, een trainingslijn en een reflectieve lijn. De toepassingslijn helpt de studenten bij het ontwikkelen en aantonen van hun competenties. Centraal in de toepassingslijn staan de projecten. De trainingslijn helpt de studenten bij het trainen van onderdelen van competenties en bij het verwerven van kennis en instrumentele vaardigheden. In de trainingslijn is de studiestof geordend in trajectmodulen en basismodulen. De reflectieve leerlijn helpt de studenten bij de bewustwording van hun persoonlijke kwaliteiten, bij het maken van keuzes en bij het grip krijgen op hun studie. • De functies van het propedeutisch programma zijn oriëntatie op studie en beroep en keuze van een uitstroomtraject. Er zijn tien trajecten: bouwtechnisch ontwerpen, constructief ontwerpen, architectuur, bouwen & wonen, bouwmanagement, vastgoed, civiel management, civieltechnisch ontwerpen, constructief ontwerpen en stedebouwkunde. Aan het eind van de propedeuse kiezen de studenten een traject, dat zij in de hoofdfase doorlopen. De tien trajecten zijn ontstaan doordat de academie de drie beroepscontexten van de brede bacheloropleiding bouwkunde, bouwtechnische bedrijfskunde en civiele techniek heeft gekoppeld aan een van de vier competentieprofielen: planontwikkeling, ruimtelijk ontwerpen, engineering en management. Om een goede keuze voor een van de trajecten mogelijk te maken confronteert de academie de propedeusestudenten in de toepassingslijn met vier projecten, die verwijzen naar de vier competentieprofielen. Het panel heeft 26
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
•
•
•
•
vastgesteld dat de academie de studenten door deze opzet een oriëntatie biedt over de volle breedte van het beroepenveld. Voor de projecten zijn doelen geformuleerd, deze doelen verwijzen naar de beroepsspecifieke competenties en de daarbij behorende kenmerkende activiteiten. In de propedeuse worden behalve projecten ook traject- en basismodulen aangeboden. De trajectmodulen zijn verbonden aan een project en bieden de student de gelegenheid om projectgerelateerde vakinhoud te verwerven en te oefenen in een aantal kenmerkende activiteiten die in het project moeten worden toegepast. Het panel heeft vastgesteld dat de moduledoelen dienovereenkomstig zijn geformuleerd. In de basismodulen wordt algemene leerstof aangeboden, zoals wiskunde, mechanica en constructie. Het panel heeft gezien dat de doelen van deze modulen verwijzen naar kennis en instrumentele vaardigheden uit deze vakken. Voor de hoofdfase (het zogenoemde ‘groeimodel’) zijn per opleiding de eindtermen vastgelegd in de onderwijs- en examenregeling. Ze kennen vakinhoudelijke componenten en algemene vaardigheidscomponenten. Het panel heeft vastgesteld dat de academie de eindtermen heeft verkaveld over de vakken in de trainingslijn en de projecten in de toepassingslijn. De academie heeft de eindtermen vervolgens vertaald in leerdoelen. De leerdoelen van de vakken verwijzen naar kennis en instrumentele vaardigheden. De leerdoelen van de projecten verwijzen naar het integreren en toepassen van kennis en instrumentele vaardigheden die in de vakken zijn verworven. Voor de duale studenten geldt hetzelfde programma als voor de voltijdstudenten. Tijdens het bezoek in gesprek met de duale studenten bleek dat zij in de propedeuse vooral gebruik maken van de basis- en traject modulen. Ook in het begin van de hoofdfase volgen zij de modulen van het voltijdse programma. Gaandeweg echter verwerven de duale studenten hun inhoudelijke bagage in combinatie met de werkzaamheden die zij verrichten. In verband met de invoering van de nieuwe brede bacheloropleiding Built Environment in de hoofdfase beschikt de academie voor elk van de tien trajecten over een zogenoemd leerroute overzicht, waarin de onderwijseenheden zijn gekoppeld aan de beoogde eindkwalificaties en de hbo- en ing-competenties. Het panel heeft aan de hand van deze overzichten vastgesteld dat alle eindkwalificaties in het nieuwe curriculum aan de orde komen en door de studenten kunnen worden behaald.
Facet 2.3
Samenhang in het opleidingsprogramma
BK: Goed BB: Goed CT: Goed
Criteria: Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
27
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek vastgesteld dat de Academie voor Bouw en Management voor de propedeuse een nieuw studieprogramma heeft ontwikkeld. Een belangrijk kenmerk van het nieuwe propedeutische programma is dat het thematisch is opgezet. Aan elke onderwijsperiode van tien weken is een thema gekoppeld. De thema’s zijn planontwikkeling, ruimtelijk ontwerpen, engineering en management. De thema’s verwijzen naar de competentiegebieden waarop bouwingenieurs actief zijn. De academie heeft voor de vier competentiegebieden gekozen om de samenhang tussen de projecten en de basis- en de trajectmodulen te bevorderen. Bovendien wil de academie dat de studenten in de propedeuse een goed beeld krijgen van het brede beroepenveld. Het panel vindt dat de opleiding in deze opzet is geslaagd. Er is sprake van een samenhangend studieprogramma. De thema's, de projecten, de modulen, de competenties en de leerdoelen zijn per onderwijsperiode goed op elkaar afgestemd. • De studenten met wie het panel heeft gesproken oordeelden positief over de samenhang in de propedeuse. • In het groeimodel is de samenhang gebaseerd op de principes uit de oude programma’s. Dat wil zeggen samenhang tussen de modulen en op basis van de leerlijnen. De academie stemt de modulen af op de projecten. • Terugkijkend vonden de afgestudeerden die het oude curriculum hadden doorlopen, het programma samenhangend. Zij vertelden er echter bij dat op het moment dat ze het onderwijs volgden de samenhang in hun beleving niet aanwezig was. • In het nieuwe curriculum is in de hoofdfase samenhang aangebracht tussen de opeenvolgende blokken van een studietraject, tussen de drie leerlijnen en binnen de modulen. De modulen van het nieuwe curriculum hebben een studielast van minimaal 6 EC’s. • In de Keuzegids Hoger Onderwijs (2003) beoordelen de studenten de samenhang met de cijfers 6,7 (BK), 6,8 (BB) en 6,7 (CT).
Facet 2.4
Studielast
BK: Goed BB: Goed CT: Goed
Criteria: Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De academie streeft ernaar studenten een studeerbaar programma met een evenwichtige spreiding van studielast aan te bieden. Zij heeft hiertoe in het zelfevaluatierapport een aantal uitgangspunten geformuleerd: evenwichtige spreiding van de studie- en tentamenlast over de jaren en binnen een jaar per blok; aanbieden
28
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
•
•
•
•
•
van voldoende herkansingsmogelijkheden; expliciteren van de ingeschatte studielast per programmaonderdeel; goedlopende onderwijsorganisatie; evaluatieonderzoek naar de studielast en de organisatie van het programma en op basis hiervan de doorstroom verbeteren. Het panel heeft vastgesteld dat bovengenoemde uitgangspunten herkenbaar in het onderwijs van de academie aanwezig zijn. In de modulenwijzers is per onderdeel aangegeven wat de studielast is en hoeveel uren studenten aan de verschillende taken binnen het programmaonderdeel dienen te besteden. In de gesprekken met de studenten tijdens het bezoek bleek dat de studielast evenwichtig is verspreid, met uitzondering van de natuurlijke pieken rond tentamenperiodes, en dat er voldoende herkansingsmogelijkheden zijn. De studenten oordelen ook positief over het winkelhaakmodel. Dit model houdt in dat de academie de colleges in elke periode in lesweek vijf afrondt, waarna de studenten al hun tijd aan het project kunnen besteden. Positief is ook dat de modulen twee maal per jaar worden aangeboden. Navraag aan studenten leert dat zij gemiddeld 30 - 35 uur per week besteden aan hun studie. Studenten krijgen van de academie voldoende inzicht in hun studievoortgang. Zij kunnen via het intranet bijhouden welke resultaten zij hebben behaald. De docenten zijn, volgens de studenten, goed bereikbaar. Positief voor de studeerbaarheid is ook de versnelde route van 3 jaar, die de opleiding aanbiedt aan studenten die een verwante middelbare beroepsopleiding hebben afgerond. Voor de duale studenten, zo bleek tijdens het bezoek, hangt de studeerbaarheid van het programma vooral samen met de aard van het werk dat zij doen, de omvang daarvan en hun privé-omstandigheden. De studenten vertelden het panel dat de programmering zodanig is dat zij wekelijks ten hoogste twee dagen in de hogeschool zijn voor het theoretisch programma en voor studievoortgangsgesprekken. Bij de planning van de buitenschoolse werkzaamheden wordt, volgens de duale studenten, veel aandacht besteed aan het aspect uitvoerbaarheid.
Facet 2.5
Instroom
BK: Goed BB: Goed CT: Goed
Criteria: Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
29
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het studiejaar 2004-2005 stroomden 251 studenten de academie binnen. Van deze studenten waren 89 afkomstig van het havo, 24 van het vwo en 99 van het mbo. Negenendertig instromers hadden een andere vooropleiding. • Voor aspirant-studenten gelden geen bijzondere eisen. Een diploma van havo, vwo met de profielen N&T en N&G en een diploma mbo (beroepsopleidende leerwegniveau 4) geven toelating tot de academie. • De academie onderhoudt via het regioproject “Aansluiting VO-HBO” en deelname aan de bijeenkomsten van de Brabantse decanenkringen contacten met toeleverende instellingen. Door deze contacten wil de academie bestaande aansluitingsproblemen minimaliseren en nieuwe problemen voorkomen. • Mbo-afgestudeerden kunnen hun studie bij de academie in 3,5 jaar afronden. Zij krijgen vrijstelling voor de oriënterende stage in het tweede studiejaar. Alle overige studenten die tijdens de propedeuse aantonen dat zij bepaalde algemene competenties beheersen, kunnen verzoeken om versnelling van hun programma. In het studiejaar 2003-2004 heeft één student een dergelijk verzoek ingediend. Dit verzoek is door de academie gehonoreerd. • De academie heeft voor havo- en vwo-afgestudeerden met het profiel E&M en mbogediplomeerden met een andere vooropleiding dan Bouwkunde of Infrastructuur bijspijkerprogramma’s ontwikkeld. Tijdens aannamegesprekken worden de studenten op deze programma’s gewezen. • Alle studenten worden vanaf het begin van de propedeuse intensief begeleid door een tutor en een assistent tutor (een ouderejaars student). Zij bewaken de studievoortgang, signaleren problemen en ondersteunen de studenten bij het projectmatig werken. • Mbo-afgestudeerden die de duale leerroute willen volgen, kunnen al in het eerste jaar hiermee starten. Voor havo- en vwo-gediplomeeren begint de duale leerroute in het tweede jaar. • Uit onderwijsevaluaties blijkt dat de studenten (voltijd en duaal) tevreden zijn over de aansluiting van het onderwijs van de academie op hun vooropleiding.
Facet 2.6
Duur
BK: Goed BB: Goed CT: Goed
Criteria: De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Academie voor Bouw en Management van Avans Hogeschool in Tilburg heeft de studieduur van haar opleidingen uitgedrukt in studiebelastingsuren en de studielast in European creditpoints (EC’s). Per opleiding is de studielast 240 EC’s. Een EC staat 30
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
voor 28 studie-uren, zodat de studieduur uitkomt op 6720 uur. De academie voldoet hiermee aan de formele eisen over de duur van het curriculum.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
BK: Goed BB: Goed CT: Goed
Criteria: Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Academie voor Bouw en Management beschikt over een eigen onderwijsvisie. Volgens deze visie leidt zij studenten op tot competente, ondernemende bouwingenieurs die in staat zijn tot samenwerken met andere beroepsbeoefenaren, tot reflecteren op hun handelen, tot zelfstandig problemen oplossen en de uitvoering van kenmerkende activiteiten. • De onderwijsvisie is door de academie uitgewerkt in twee didactische kernprincipes. Het eerste is dat het onderwijs de studenten moet faciliteren bij het ontwikkelen van de gewenste competenties. Het tweede didactische principe is dat niet de vakken en hun logische opbouw leidend zijn in het curriculum, maar de kennis en de vaardigheden die de studenten nodig hebben om zich te kunnen ontwikkelen tot competente bouwingenieurs. • Het panel heeft tijdens het visitatiebezoek vastgesteld dat de onderwijsvisie en de twee didactische kernprincipes herkenbaar in het onderwijs aanwezig zijn. • Volgens de academie is leren een actief proces waarin de studenten zelf inzichten en samenhangen construeren. Zij doen dat door heen weer te pendelen tussen wat zij al weten, wat zij leren in de modulen en wat zij leren in de praktijk, tijdens de stage (voltijd) of op hun werkplek (duaal). • Veel onderwijsactiviteiten gebeuren in kleine groepen. De docenten begeleiden de groepen, als coach, tutor of als inhoudelijk deskundige. Zij houden spreekuren en organiseren vragenuren. Daarnaast verzorgen zij colleges, workshops en trainingen. • Tijdens het bezoek vertelden de voltijdstudenten dat zij positief oordelen over de didactische aanpak van de docenten. Ze voelen zich voldoende uitgedaagd en stellen het beroep dat de docenten doen op hun eigen verantwoordelijkheid, zelfstandig informatie zoeken, problemen oplossen en het samenwerken op prijs. De verhouding tussen colleges en workshops aan de ene kant en projecten aan de andere kant vinden zij goed. Uit evaluatieonderzoeken van de opleiding die zij beschrijft in het zelfevaluatierapport komt een zelfde beeld naar voren.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
31
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
BK: Voldoende BB: Voldoende CT: Voldoende
Criteria: Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Aan het eind van elke onderwijsperiode van tien weken worden de daarin geprogrammeerde onderdelen afgerond en getoetst. Iedere toets leidt direct tot een beoordeling op basis waarvan studiepunten worden toegekend. • De academie gebruikt een scala aan toetsvormen. De projecten worden afgesloten met een productbeoordeling en een assessment. In het assessment is aandacht voor kennis en instrumentele vaardigheden en voor algemene competenties zoals communiceren en presenteren. • De modulen in het oude programma en in het zogenoemde ‘groeimodel’ worden afgesloten met een schriftelijk tentamen en/of een werkstuk of een essay. Het panel heeft een aantal van deze toetsen ingezien en kwalificeert ze als ‘ouderwets maar degelijk’. De borging van de kwaliteit van de toetsen is niet goed geregeld. • De toetsing in het nieuwe studieprogramma is gekoppeld aan de leerlijnen. In de toepassingslijn wordt beoordeeld of de studenten in staat zijn om kenmerkende activiteiten uit te voeren. In de trainingslijn moeten de studenten aantonen dat ze de kennis- en/of de vaardigheidsdoelen hebben bereikt. • De belangrijkste toetsvorm in de duale variant is het periodiek assessment. Elke tien weken verschijnen de duale studenten voor een commissie van assessoren om aan de hand van door henzelf ontwikkelde producten hun competentiegroei te bewijzen. • Voor de beoordeling van de stage en de afstudeeropdracht in het oude programma zijn door de academie beoordelingslijsten opgesteld. De bedrijfsbegeleiders zijn bij de beoordeling van stage en afstudeerproject betrokken. De academie informeert de bedrijfsbegeleiders over de wijze van beoordeling (criteria, opleidingscompetenties). • De studenten vertelden het panel desgevraagd dat zij niet altijd goed worden geïnformeerd over de beoordelingscriteria. Uit evaluaties van de academie blijkt dat de studenten tevreden zijn over eerlijkheid en objectiviteit waarmee zij worden beoordeeld.
32
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Onderwerp 3
Facet 3.1
INZET VAN PERSONEEL
Eisen hbo
BK: Voldoende CT: Voldoende BB: Voldoende
Criteria: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit een overzicht van de kwalificaties van het onderwijsgevend personeel blijkt dat het merendeel van de docenten met een vaste aanstelling werkervaring heeft in de bouwsector. Van hen heeft bijna de helft nog een relevante werkzaamheden elders. • Een deel van het onderwijs (7,9% van de docentformatie) wordt uitgevoerd door externen (gastdocenten en contractanten). Volgens het bovengenoemde overzicht gaat het om veertien docenten, voornamelijk werkzaam in de bouwsector, naast enkele docenten recht en communicatie en sociologie. De Academie heeft hier bewust voor gekozen. De inzet van externen kan bevorderend werken voor de actualiteit en de flexibiliteit (in verband met het anticiperen op dalende budgetten) en voor het creëren van ontwikkelcapaciteit voor het vaste personeel (door het tijdelijk inzetten van externen). • Full-time docenten onderhouden volgens het zelfevaluatierapport op verschillende manieren banden met de beroepspraktijk: indirect (door lidmaatschappen van beroepsverenigingen, door vakliteratuur, cursussen, symposia, opleidingen) en direct (door de begeleiding van stages, afstudeerprojecten en duale trajecten, door detacheringen, deelname aan docentendagen en excursies. • Uit de gesprekken van het panel met studenten, afgestudeerden en werkveldvertegenwoordigers blijkt dat een belangrijk deel van de docenten in het onderwijs verbanden legt met de beroepspraktijk. Dat verband wordt voornamelijk gelegd in de projecten (vergelijk 2.1). Het zijn vooral de docenten die tevens in de praktijk werkzaam zijn die in de projecten werken. Werkveldvertegenwoordigers zien docenten die zeer goed op de hoogte zijn van ontwikkelingen in de praktijk, niet alleen docenten die in de praktijk werkzaam zijn, maar ook docenten die niet elders werken. Ze vinden wel, met afgestudeerden, dat het goed zou zijn als docenten die niet in de praktijk werkzaam zijn docentstages zouden doen.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
BK: Voldoende CT: Voldoende BB: Voldoende
Criteria: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. © NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
33
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het kalenderjaar 2003 beschikt de Academie voor Bouw en Management voor de drie opleidingen over 62 docenten in een formatieomvang van 36 fte. De docent/student ratio is 1:24. • De opleidingen noemen in hun zelfevaluatierapport de docent/student ratio ‘eigenlijk onvoldoende’ om de programma’s uit te voeren en daarnaast fors in te zetten op onderwijskundige ontwikkelingen. Dat laatste acht men echter van groot belang. Men zoekt de oplossing in de consequente afbouw van de fragmentatie van de programma’s en in de verdere professionalisering van de medewerkers. In de hoofdfase wordt met grotere modulen gewerkt, waardoor de spreiding in werkzaamheden afneemt. • De ABM voert een duidelijk beleid op het gebied van taakdifferentiatie: 50% van het budget is bestemd voor onderwijsuitvoering, 30% voor ontwikkeling en overleg, 10% voor organisatie en 10% voor deskundigheidsbevordering. In 2000 was het aandeel onderwijsuitvoering 70%, in 2003 is dat afgenomen tot 57%. De vrijgekomen tijd is ingezet voor structurele ontwikkelcapaciteit. Voor 2004 is daar 20% voor gereserveerd. • Uit een onderzoek naar de arbeidsmotivatie (Samenvatting vervolgonderzoek arbeidsmotivatie ABM van mei 2004) blijkt een behoorlijke mate van tevredenheid van de medewerkers ten aanzien van het werk, de mate van scholing, de mate van afwisseling, de werkrelatie met collega’s, de sfeer en de informatievoorziening. De werkdruk vindt men hoog, maar de hoeveelheid werk is nog steeds goed te overzien. In het gesprek met het panel geven docenten aan de werkdruk aan te kunnen. Ze zijn positief over de snelle ontwikkelingen waarmee de opleidingen bezig zijn en benadrukken dat ze een belangrijke motivatie ontlenen aan de producten die de studenten afleveren. • Het ziekteverzuim is in de periode van 2000 tot heden gedaald van 5,49% naar 3,68%.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
BK: Voldoende CT: Voldoende BB: Voldoende
Criteria: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit een overzicht van de kwalificaties van het onderwijsgevend personeel blijkt dat alle docenten een opleiding hoger onderwijs hebben. • Op basis van gesprekken met studenten, werkveld en afgestudeerden komt naar voren dat de docenten vakinhoudelijk goed op de hoogte zijn. Het panel onderschrijft dat op grond van de kwaliteit van de dictaten, maar tekent daarbij aan dat de actualiteit ervan in een aantal gevallen te wensen overlaat. Het management wijt dat aan het feit dat de laatste jaren veel tijd is geïnvesteerd in de ontwikkeling van de brede bachelor. • De opleiding zet docenten met goed ontwikkelde didactische bekwaamheden vooral in de propedeuse in. Uit de gesprekken van het panel met studenten, 34
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
werkveldvertegenwoordigers en management komt naar voren dat de didactische kwaliteit van de docenten in het algemeen voldoende is. Studenten signaleren dat de begeleiding van het leerproces volgens competenties (in de propedeuse) nog niet altijd goed uit de verf komt. Ook de studieloopbaanbegeleiding is nog van wisselende kwaliteit. Dat wil overigens niet zeggen dat ze over de begeleiding als zodanig ontevreden zijn. De stage- en afstudeerbegeleiding wordt door hen goed gewaardeerd. Ook werkveldvertegenwoordigers zijn daar tevreden over. • De ABM heeft gekozen voor teamvorming, een propedeuseteam en voor de hoofdfase moduleteams. Deze teams zijn volledig verantwoordelijk voor het onderwijs van betreffende fase/module. De docenten worden daarbij begeleid. De ABM fungeert in dit verband als een proeftuin binnen de hogeschool op het gebied van competentiemanagement. Het project is erop gericht dat docenten meer inzicht krijgen in de competenties voor de verschillende rollen, in de kerncompetenties en in hun eigen competenties. • De ABM voert een goed en systematisch professionaliseringsbeleid. In het kader van de ontwikkeling van competentiegericht onderwijs worden regelmatig studiedagen en andere vormen van scholing en training georganiseerd. Thema’s hadden betrekking op de nieuwe rollen van de docenten in competentiegericht onderwijs (studieloopbaanbegeleider, tutor, assessor) en het ontwikkelen van nieuwe producten (leermateriaal, toetsen, portfolio). Voor het studiejaar 2004-2005 is een scholingsplan opgesteld, waarin onder meer aandacht is voor competenties met betrekking tot kwaliteitszorg, training in organisatorische en procesgerichte vaardigheden, veranderende docentrollen en het ontwikkelen van studiemateriaal. • De academiedirecteur voert jaarlijks functioneringsgesprekken met alle medewerkers. Daarnaast voert hij met een aantal medewerkers coachingsgesprekken. Met ingang van september start men met persoonlijke ontwikkelingsplannen. Ter introductie zijn er studiedagen georganiseerd. Voor het persoonlijk ontwikkelingsplan is een goed format ontwikkeld. • Uit Studenttevredenheidsonderzoek (2000, 2002, 2004) en nader onderzoek voor een aantal modulen blijkt dat de studenten tevreden zijn over de vakinhoudelijke kwaliteit van de docenten (Studenttevredenheidsonderzoek 2000, 2002, 2004: 3.3 tot 3.7 voor de drie opleidingen). Over de didactische kwaliteiten en de bereikbaarheid van de docenten zijn ze minder tevredenheid (Studenttevredenheidsonderzoek 2000, 2002, 2004: 2.7 tot 3.1 voor de drie opleidingen). De bereikbaarheid van de docenten scoort in het Studenttevredenheidsonderzoek 2000, 2002, 2004 voor de drie opleidingen tussen 2.5 en 3.0. Het panel heeft een groep enthousiaste en goede docenten gesproken en is onder de indruk van de energie waarmee de nieuwe onderwijsontwikkelingen van de brede bachelor worden vormgegeven en opgepakt. Een en ander wordt bovendien goed gecoördineerd. Maar in de uitvoering komt een en ander nog niet volledig uit de verf. Het panel heeft echter veel waardering voor en vertrouwen in het gerichte professionaliseringsbeleid dat de ABM voert om de kwaliteit van het nieuwe onderwijs te bevorderen. Op grond van deze afweging komt het panel tot het oordeel ‘voldoende’.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
35
Onderwerp 4
Facet 4.1
VOORZIENINGEN
Materiële voorzieningen
BK: Voldoende CT: Voldoende BB: Voldoende
Criteria: De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het gebouw waarin de ABM is gevestigd dateert uit de zestiger jaren van de vorige eeuw. Naar verwachting wordt in september 2006 een nieuw gebouw opgeleverd. Het huidige gebouw is getransformeerd van een klassiek onderwijsgebouw naar een gebouw dat volgens de ABM is toegerust voor moderne vormen van onderwijs. Een bezichtiging van de voorzieningen door het panel bevestigt dat. • Voor studenten zijn er veel werkplekken (voor groepen en individuen) en projectruimten (grote projectlokalen en kleinere werkruimten), waar ze in grote mate de vrije hand hebben ten aanzien van gebruik en inrichting. Voorts zijn er voldoende lokalen voor werkcolleges en instructies. Voor de studenten is er tevens een winkel en een studentencafé. • Docenten kunnen gebruik maken van goede werkplekken met de benodigde voorzieningen. Er zijn wat weinig ruimten waar docenten ongestoord met individuele studenten kunnen praten. Positief is dat de ruimten van de begeleiders naast de projectruimten zijn gelokaliseerd. Voorts is er een docentenkamer. • De mediatheek ademt een gezellige en rustige sfeer, waar studenten goed kunnen werken. Zij kunnen daarbij beschikken over een actuele verzameling literatuur en vaktijdschriften. • De ruimten zijn in ruime mate voorzien van computerfaciliteiten, inclusief software. Ook Blackboard is prima op orde. Studenten kunnen echter meer gestimuleerd worden daar gebruik van te maken. • De ABM beschikt over goede werkplaatsen voor maquettebouw en grafisch vormgeven en repro. Voor het overige zijn er geen practicumruimten. Praktijksituaties kunnen door middel van computersimulaties worden onderzocht. Fysieke ervaringen met materialen en onderzoek naar de sterkte van materialen doen studenten op tijdens de stages. De ABM voert voor deze werkwijze financiële redenen aan. Het panel heeft daar begrip voor, hoewel het vindt dat hiervoor wellicht mogelijkheden buitenshuis zijn te vinden. • Uit Studenttevredenheidsonderzoek en blokevaluaties blijkt dat de studenten tevreden zijn over de kwaliteit van het gebouw en de voorzieningen. De lesruimten en tentamenruimten scoren in het Studenttevredenheidsonderzoek 2000, 2002, 2004 voldoende. De mediatheek scoort tussen 3.0 en 3.5, de studie- en werkplekken tussen 2.9 en 3.8 (beide uiterste waarden voor CT, respectievelijk 2000 en 2004). De computervoorzieningen scoren laag, van 1.6 tot 2.2. Over de programmatuur zijn ze
36
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
tevreden (3.4 tot 3.8). De studenten die het panel heeft gesproken zijn tevreden over de computervoorzieningen.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
BK: Voldoende CT: Voldoende BB: Voldoende
Criteria: De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de brede bachelor (de huidige P-fase) wordt de begeleiding van de voltijdstudenten vormgegeven in de reflectieve leerlijn. Daarin moet de student in een cyclisch proces van evalueren, reflecteren, oriënteren en plannen antwoord geven op de vragen ‘waar sta ik?’, ‘waar wil ik heen?’ en ‘hoe kom ik daar?’. Hij wordt daarin begeleid door de studieloopbaanbegeleider (tevens tutor), die tijdens de propedeusefase tenminste vier gesprekken met elke student voert. Binnen de projectgroep is veel aandacht aan reflectie op de eigen studiehouding. In de hoofdfase wordt de frequentie van de studieloopbaanbegeleiding gehalveerd, omdat de student dan beter in staat wordt geacht om zijn leerproces zelfstandig te sturen. In de ‘oude’ programma’s (de huidige afstudeerfase) concentreert de begeleiding zich middels speciale programmaonderdelen vrijwel volledig op de voorbereiding van het afstudeerproject. Deze begeleiding wordt verzorgd door de coördinatoren van de verschillende afstudeerrichtingen. In het ‘groeimodel’ (de huidige kernfase) is de begeleiding vergelijkbaar met die van de hoofdfase van de brede bachelor. • De begeleiding van duale studenten vindt in de propedeuse plaats door een docentbegeleider en een bedrijfsbegeleider. De eerste begeleidt het proces en is de studieloopbaanbegeleider (zowel voor het binnenschoolse als het buitenschoolse deel), de tweede begeleidt de inhoud van de werkzaamheden. In de kernfase vindt begeleiding door de docentbegeleider alleen op aanvraag plaats. De procesbegeleiding richt zich op de reflectie door de student op zijn leerproces en zijn werkzaamheden en op het opbouwen van een portfolio, dat uiteenvalt in een productportfolio en een persoonlijk ontwikkelingsplan. De aanpak is in paragraaf 2.1 beschreven. De begeleiding van de afstudeerfase komt overeen met die van de voltijdstudenten. Het panel heeft enkele duale studenten gesproken (in september 2004 studeren er zes duale studenten in de propedeuse en drie in de kernfase). Deze geven aan tevreden te zijn over de opleidingsvorm en over de begeleiding. • De begeleiding van de projecten in de propedeusefase (voltijd) geschiedt door de tutor. Deze begeleiding is gericht op de procescomponent van het project en op de ontwikkeling van competenties. Vakdocenten zijn beschikbaar voor het beantwoorden © NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
37
•
•
•
38
van vragen op hun terrein. Daarnaast is er de studieloopbaanbegeleider die de student begeleidt bij het beschrijven van zijn studievoortgang en bij het formuleren van zijn persoonlijk ontwikkelingsplan. In de hoofdfase is de begeleiding anders geregeld. Daar worden de projecten uitsluitend begeleid door de vakdocenten die bij het project betrokken zijn. Op een meer impliciete wijze nemen zij daarbij ook de tutorrol voor hun rekening. In specifieke gevallen (bijvoorbeeld bij een haperende ontwikkeling van het zelfsturend vermogen) wordt een extra begeleider toegevoegd die expliciet als tutor optreedt. Uit studentenpanelgesprekken die de ABM voert komt naar voren dat er vrij grote kwaliteitsverschillen bestaan tussen studieloopbaanbegeleiders. De ABM treft maatregelen in de vorm van het voortzetten van scholingstrajecten op dit terrein door het Leer- en Innovatiecentrum (LIC). Uit blokevaluaties blijkt dat de propedeusestudenten zeer tevreden zijn over de begeleiding van de projecten door de tutor. Dat beeld komt ook naar voren in de gesprekken van het panel met studenten en afgestudeerden. Dat geldt zowel voor de voltijd- als de duale variant. Op de algemene vraag in het Studenttevredenheidsonderzoek over de begeleiding scoren de opleidingen voldoende (3.2 tot 3.6, BBK 2002: 2.7). De voltijdstudenten worden tijdens de stages begeleid door een stagedocent van de opleiding en een bedrijfsbegeleider. De stagedocent bezoekt de student tenminste twee maal tijdens zijn stageperiode: één gesprek met de stagiair en de bedrijfsbegeleider en een excursie, waarbij de stagiairs uit een groep met de stagebegeleider bij elkaar op bezoek gaan. Daarnaast zijn er tenminste twee momenten (terugkomdagen) waarop de voortgang met de student wordt besproken. Uit een evaluatie onder studenten, docenten en bedrijfsbegeleiders komt naar voren dat zij in het algemeen tevreden zijn over de oriënterende stages, zij het dat er enige kanttekeningen worden geplaatst bij de doelen, bij het contact tussen bedrijf en opleiding en bij de kwaliteit van de stagegidsen van Bouwkunde en Bouwtechnische Bedrijfskunde. Uit gesprekken van het panel met studenten, afgestudeerden en werkveldvertegenwoordigers blijkt tevredenheid over de stagebegeleiding, hoewel de kwaliteit soms wisselend is. In het algemeen is de stagebegeleiding voldoende intensief en worden de voortgangsgesprekken als zinvol ervaren. Bovendien is er voldoende overleg tussen de opleiding en het bedrijf vóór en tijdens de stage. De academie voert een duidelijk beleid ten aanzien van de kwaliteit van de stagebegeleiding en heeft recent een goede nieuwe stagehandleiding opgesteld. De afstudeerprojecten voltijd worden voornamelijk op de opleiding uitgevoerd. In een beperkt aantal gevallen vindt het project in een bedrijf plaats. Vanuit de Academie wordt de afstudeerder begeleid door minimaal twee docenten (de schoolbegeleiders). Binnen het bedrijf is tenminste één bedrijfsbegeleider actief. Het overleg tussen de afstudeerder en zijn bedrijfsbegeleider is doorgaans wekelijks. Het overleg tussen de afstudeerder en zijn schoolbegeleiders vindt in de regel op school plaats en varieert in frequentie (minimaal acht maal per semester). Het contact tussen de bedrijfsbegeleider en de schoolbegeleiders is maatwerk: er is alleen sprake van direct contact als de studievoortgang daarom vraagt en schriftelijke communicatie niet toereikend is (via het portfolio van de student; deze is immers zelf verantwoordelijk). Voorts is er altijd spraken van een evaluatie (de bedrijfsbegeleider wordt gehoord bij de eindbeoordeling). De
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
•
•
begeleiding wordt blijkens de gesprekken van het panel met studenten, afgestudeerden en werkveldvertegenwoordigers als goed en intensief ervaren. De academie maakt gebruik van het studievoortgangsregistratiesysteem CATS-CAAS. Dat functioneert op het moment van visitatie niet naar tevredenheid van studenten. Met name de bereikbaarheid van buiten de school is niet altijd storingsvrij. De academie gaat met ingang van 1 september 2005 over op OSIRIS. Dat systeem wordt hogeschoolbreed ingevoerd en is meer toegesneden op de competentiegerichte vormen van leren en biedt betere mogelijkheden om studietrajecten van studenten in te voeren en te volgen. Een goed studievolgsysteem is met name vanaf de kernfase van groot belang voor de gekozen vorm van onderwijs, waarin studenten veel keuzemogelijkheden worden geboden ten aanzien van hun studietraject (uitstroomprofiel, trajectmodulen etc.). Inhoudelijke informatie over de onderwijsprogramma’s wordt via Blackboard verstrekt in blokboeken, modulewijzers en projectboeken. Via intranet kunnen het jaarlijkse handboek, diverse handleidingen en roosters en jaaragenda’s worden geraadpleegd. Zowel Blackboard als intranet zijn via internet te benaderen. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van mededelingen- en prikborden. Uit Studenttevredenheidsonderzoek en blokevaluaties blijkt tevredenheid over deze informatievoorziening. De informatievoorziening via de publicatieborden scoort voor de opleidingen tussen 3.1 en 3.5. De tevredenheid over de informatievoorziening via het intranet is in 2004 verbeterd ten opzichte van 2002: voor 2002 was de scores van de opleidingen 2.8-2.9, voor 2004 was dat 3.0 tot 3.6. Over (de structuur van) de blokboeken en projectboeken en over de tijdige beschikbaarheid van dictaten zijn studenten minder tevreden. Het panel is echter van oordeel dat de blokboeken en projectboeken voor de propedeuse adequate informatie bevatten, voor de kernfase minder.
Onderwerp 5
Facet 5.1
INTERNE KWALITEITSZORG
Evaluatie resultaten
BK: Goed CT: Goed BB: Goed
Criteria: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Binnen de ABM is een systeem van kwaliteitszorg in ontwikkeling dat inmiddels heeft geresulteerd in een gedegen Kwaliteitszorgplan ABM (september 2004). Het plan beschrijft op heldere wijze het kwaliteitszorgbeleid, de kwaliteitsdoelen, de kwaliteitscyclus, de kwaliteitsaspecten en de kwaliteitsagenda. Het kwaliteitszorgplan formaliseert de tot 2003 bestaande vrij informele kwaliteitszorgpraktijk en voorziet in een structuur van de kwaliteitszorg voor de komende jaren.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
39
•
•
•
•
In het Kwaliteitszorgplan worden per kwaliteitsaspect het doel of de norm en de indicatoren vermeld. De kwaliteitsaspecten hebben betrekking op de visie op beroep en onderwijs, op het inhoudelijk kader, het programma, de leeromgeving, de studieloopbaanbegeleiding en studeerbaarheid, de externe relaties, het personeelsmanagement en de kwantitatieve resultaten. De doelen en indicatoren zijn duidelijk geformuleerd. De ABM hanteert een aantal instrumenten om de mening van studenten over de kwaliteit van het onderwijs te meten. Allereerst wordt er tweejaarlijks door de hogeschool een Studenttevredenheidsonderzoek gedaan. Aangezien dat instrument vrij grofmazig is (veel van de uitkomsten hebben betrekking op faculteitsniveau en niet op opleidingsniveau), voert de ABM na elke onderwijsperiode een blokevaluatie uit. Voor deze evaluaties is een protocol ontwikkeld en wordt een goede vragenlijst gebruikt. De volgende ‘generatie’ studenten wordt middels een speciale doorvraag-enquête bevraagd over de verbeteringen die naar aanleiding van de blokevaluatie zijn doorgevoerd. Aan die vragen kunnen de studentgeleding van de Gemeenschappelijke Opleidingscommissie en het management nog vragen toevoegen. Zij bepalen tevens of de blokevaluaties nog aanleiding geven voor nader onderzoek middels een studentenpanel, dat - voor de duur van één jaar - wordt samengesteld door de Studentenraad (zie 5.3). Uit Studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat de tevredenheid van studenten over de mate waarin de opleiding zorg besteedt aan de kwaliteit van het onderwijs van 2002 naar 2004 is toegenomen, van ongeveer 2.8 naar 3.2. De ABM maakt tenminste elke twee jaar gebruik van het onderzoek door de HBOMonitor. Daarnaast heeft de ABM recent eigen onderzoek uitgevoerd onder afgestudeerden en onder het werkveld. De ABM evalueert tevens de stages en het afstuderen onder studenten, docenten en bedrijfsbegeleiders.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
BK: Goed CT: Goed BB: Goed
Criteria: De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het Kwaliteitszorg Plan biedt een goede basis voor een cyclisch proces van kwaliteitszorg. Het plan schetst een PDCA-cyclus en werkt de onderdelen daarvan nader uit: het ontwerpdomein (plan), het uitvoeringsdomein (do), het toetsdomein (check) en het analysedomein (act). Aan het eind van elke onderwijsperiode formuleert en publiceert het management zijn bevindingen op basis van de evaluaties en de verbeterplannen c.q. de motivatie waarom niet tot actie wordt overgegaan.
40
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
•
•
•
•
De beschreven cyclus wordt goed uitgevoerd. Het management van de ABM overlegt met de studentengeleding van de Gemeenschappelijke Opleidingscommissie over de resultaten van de blokevaluaties. Beide kunnen besluiten de resultaten voor te leggen aan een studentenpanel. Dat gebeurt in de meeste gevallen. Een studentenpanel wordt voor de duur van één jaar - samengesteld door de Studentenraad (zie 5.3) en heeft als technisch voorzitter een docent die niet betrokken is bij het onderwijs aan de betreffende studentengroep. Het studentenpanel vergadert enkele keren per jaar over de punten die uit de evaluaties naar voren komen. Het kan tevens andere punten aan de orde stellen. Van de vergaderingen worden verslagen gemaakt, die (geanonimiseerd) worden gepubliceerd op intranet. Het management betrekt de adviezen van de studentenpanels bij zijn besluit om al of niet verbeteracties in gang te zetten. De te ondernemen verbeteracties worden via de docententeams (propedeuseteam, moduleteams, projectteams) en individuele docenten geïmplementeerd. Uit het gesprek van het visitatiepanel met studenten blijkt dat zij tevreden zijn met de aanpak met betrekking tot de blokevaluaties. Verbeterplannen worden door het management aan de studentenraad voorgelegd en de uitkomsten van de evaluaties worden daadwerkelijk omgezet in verbeteringen. De doorvraag-enquêtes (vergelijk 5.1) vormen naar de mening van het panel een goed middel om te controleren of er inderdaad maatregelen worden getroffen naar aanleiding van de blokevaluaties. De Avans Hogeschool hanteert een jaarplancyclus die met ingang van september 2004 is afgestemd op de nieuwe organisatiestructuur van de hogeschool (academievorming). De ABM heeft in dit kader een helder Ontwikkelingsplan + jaarplan 2004-2005 (oktober 2004) opgesteld waarin de missie en doelstellingen voor de periode 2004-2008 worden geformuleerd. Deze worden uitgewerkt naar een aantal gebieden: onderwijs, personeel, organisatie, kwaliteitszorg, marketing en communicatie en financiën. Per gebied wordt ingegaan op de situatie, de speerpunten voor beleid en de beoogde resultaten voor 2004-2005. De opleidingen hebben zich in hun zelfevaluatierapport aan een kritisch zelfonderzoek onderworpen. Uit het rapport komt sterk naar voren, dat de Academie zich bewust is van de grote veranderingsslag die men in het onderwijs maakt. Daarop wordt kritisch gereflecteerd en per facet wordt consequent ingegaan op verbeteractiviteiten. Tot slot worden de belangrijkste voorgenomen en vigerende verbeteracties samengevat.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
BK: Voldoende CT: Voldoende BB: Voldoende
Criteria: Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studenten worden door diverse evaluaties en vormen van overleg bij de kwaliteitszorg betrokken. De ABM onderzoekt de kwaliteit van het onderwijs schriftelijk door middel van © NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
41
•
•
•
•
42
het tweejaarlijkse Studenttevredenheidsonderzoek en door de periodieke blokevaluaties. Overleg vindt plaats via de studentenraad, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de studentengroepen (klassen). Uit deze studentenraad worden de studentenpanels gevormd (vergelijk 5.1 en 5.2). Het dagelijks bestuur van de studentenraad vormt de studentgeleding van de Gemeenschappelijke Opleidingscommissie. Het panel heeft waardering voor deze aanpak. De opleidingen merken in hun zelfevaluatierapport op dat de communicatie over verbeteractiviteiten via de studentenraad nog niet voldoende adequaat functioneert. In het bijzonder is de samenstelling wat te eenzijdig, waardoor de samenstelling van evenwichtige studentenpanels soms teveel tijd vergt. Een verbetering daarvan staat op de agenda van de raad voor 2004-2005. Alumni worden betrokken middels het onderzoek van de HBO-Monitor en sinds kort eigen onderzoek van de ABM onder afgestudeerden. In dit verband is een belangrijke rol weggelegd voor het accountbureau, dat is ingesteld als expertisebureau om de externe relaties verder uit te bouwen en verder te structureren. Een van de acties van het bureau in de nabije toekomst is het oprichten van alumnipanels. Dat sluit aan bij opmerkingen van de kant van afgestudeerden die het panel heeft gesproken. Zij vinden het gewenst dat er een alumnibeleid wordt ontwikkeld. Het werkveld wordt bij de opleiding betrokken via de werkveldadviescommissie. Deze bestaat uit vijf externe leden, onder andere afkomstig uit de sfeer van de opdrachtgevers, de adviseurs en het procesmanagement. Zij zijn vooral geselecteerd op basis van hun vermogen om de ontwikkelingen binnen het beroepenveld binnen een ruim kader te plaatsen. De commissie komt ongeveer vijf keer per jaar bijeen en spreekt over relevante zaken, zoals het nieuwe curriculum van de brede bachelor, toekomstige ontwikkelingen in het beroepenveld, de eindkwalificaties en de integratie van disciplines. De leden van de commissie bekleden vooral strategische posities in het werkveld. Het accountbureau werkt aan het opzetten van expertcircles, waarbij externe deskundigen worden betrokken bij de moduleteams. Op die manier wil men de inbreng realiseren van vertegenwoordigers uit het werkveld die met name op het operationele vlak werkzaam zijn. Deze expertcircles moeten een validerende, ontwikkelende en toetsende rol gaan vervullen. Vertegenwoordigers van het werkveld vertelden het panel dat ze dit een goede aanpak vinden. Het panel onderschrijft die mening en vindt dat de ABM het werkveld goed bij de opleidingen betrekt. Het panel merkt daarbij wel op dat het de samenstelling van de werkveldadviescommissie wat smal vindt. De medewerkers worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de personeelsgeleding in de Gemeenschappelijke Opleidingscommissie. Studiedagen vervullen naast een informerende functie tevens een consulterende functie, waarbij gebruik wordt gemaakt van docentenenquêtes. De betrokkenheid van de docenten bij de ontwikkeling van het onderwijs wordt gerealiseerd via het propedeuseteam (tutoren, studieloopbaanbegeleiders, vakdocenten) en de moduleteams. De ABM en de hogeschool voeren geen periodiek personeelsonderzoek uit. In het Kwaliteitszorgplan ABM is een kwaliteitsagenda opgenomen, waarin voor alle kwaliteitsaspecten en de daarbij behorende indicatoren in een overzicht precies wordt aangegeven wie er bij de meting en de verbetering worden betrokken. Tevens wordt aangegeven op welke wijze de meting wordt uitgevoerd en met welke frequentie.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
•
Het panel heeft veel waardering voor het feit dat de ABM een accountbureau heeft ingericht dat stelselmatig de externe relaties onderhoudt en dat een expertsysteem ontwikkelt om de kwaliteit en de actualiteit van de opleidingen te bevorderen.
Onderwerp 6
Facet 6.1
RESULTATEN
Onderwijsrendement
BK: Voldoende CT: Voldoende BB: Voldoende
Criteria: Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De ABM leidt haar streefcijfers af van de onderwijsvraagfactor. Die moet groter zijn dan 1. Met betrekking tot het propedeuserendement heeft de ABM bewust geen streefcijfers geformuleerd. De belangrijkste reden die daarvoor wordt aangevoerd is dat men een ‘terughoudend wegzendbeleid’ voert. De ABM verstrekt een bindend studieadvies wanneer de student na het eerste jaar minder dan 40 EC’s of 28 geoormerkte EC’s heeft behaald. De propedeuse moet na twee jaar zijn behaald. Niet kwantitatieve argumenten spelen bij het al of niet verstrekken van een dergelijk advies echter evenzeer een rol, vanuit een gevoel van maatschappelijke verantwoordelijkheid. De P-commissie verstrekt alleen een bindend negatief advies als zij nadrukkelijk heeft vastgesteld dat er geen ‘overige redenen’ zijn om de student een extra kans te gunnen. Het panel heeft begrip voor deze redenering, maar merkt wel op dat deze opstelling veel vraagt van de bewaking van de voortgang tijdens het vervolg van de studie. • De onderwijsvraagfactor komt voor de drie opleidingen ongeveer overeen met de nagestreefde waarde: voor Bouwkunde 1,032; voor Civiele Techniek 0,994; en voor Bouwtechnische Bedrijfskunde 0,985. • De gemiddelde studieduur van geslaagden is voor de drie voltijd opleidingen gelijk of lager dan 4,5 jaar, de streefduur uitgaande van een onderwijsvraagfactor van 1. Van de duale varianten zijn er nog geen afgestudeerden. • De gemiddelde studieduur van studiestakers is voor de voltijd opleiding Bouwkunde hoger dan de nagestreefde waarde van 1,35 jaar, de streefduur uitgaande van een onderwijsvraagfactor van 1. Voor de voltijd opleiding Civiele Techniek is de studieduur lager of gelijk aan het streven. Voor de voltijd opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde varieert de studieduur van 1,1 tot 1,7 jaar. Voor de duale varianten is de gemiddelde studieduur van de uitvallers ongeveer 0,7. Het betreft hier slechts enkele studenten.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
43
•
•
Het diplomarendement na vijf jaar van de opleiding Bouwkunde fluctueert voor de instroomcohorten 1994 tot 1997 rond het landelijk gemiddelde van ongeveer 52%. Voor 1998 is het lager, namelijk 44%. Voor de opleiding Civiele Techniek varieert het rendement voor dezelfde cohorten van 55,6% tot 75%. Voor 1995 tot 1998 is het hoger dan het landelijke gemiddelde van ongeveer 61%. Het diplomarendement van de opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde varieert voor de cohorten 1994 tot 1998 van 53,6% tot 76,8%. Over die periode kan nog geen vergelijking worden gemaakt met andere opleidingen. De cijfers hebben betrekking op de voltijd varianten. Van de duale varianten zijn nog geen studenten afgestudeerd. Het management merkt bij de rendementen op dat deze voor de opleiding Civiele Techniek vertekend zijn door de deelname van Poolse studenten, die slechts een deel van het programma volgen. Het management verklaart de lagere rendementen van Bouwkunde doordat studenten Architectuur veelal streven naar excellente prestaties (zij kennen meer dan andere studenten het belang van een indrukwekkend portfolio) en daarom zelf besluiten om langer te doen over het afstudeerproduct. De opleiding vindt dat acceptabel. Zij hecht meer aan een goed eindproduct dan aan een hoog rendement. De ABM beschikt in het Kwantitatieve Onderwijsverslag 2003 van Avans Hogeschool over behoorlijk veel sturingsinformatie, maar geeft in het zelfevaluatierapport aan dat ze over betere throughput-informatie wil beschikken. Het studentvolgsysteem CATS-CAAS kan die informatie in onvoldoende mate genereren. Het systeem OSIRIS, dat hogeschoolbreed met ingang van 1 september 2005 zal worden ingevoerd, biedt daarvoor meer mogelijkheden.
Facet 6.2
Gerealiseerd niveau
BK vt: du: CT vt: du: BB vt: du:
goed nvt goed nvt goed nvt
Criteria: De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Ter afsluiting van de studie voeren studenten in tweetallen een afstudeerproject uit. Daarin moeten ze laten zien dat ze onder reële praktijkomstandigheden een aan de praktijk ontleende opdracht kunnen uitvoeren. De afstudeerprojecten vinden voor Bouwkunde en Civiele Techniek meestal binnen school plaats, voor Bouwtechnische Bedrijfskunde altijd buitenschools. Het management heeft de onderwijscommissie advies gevraagd omtrent het binnenschools dan wel buitenschools afstuderen. Het resultaat daarvan is dat men weliswaar ernaar streeft het afstuderen meer buitenschools te laten 44
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
•
•
•
plaatsvinden, maar dat het niet verplicht wordt gesteld. Aangezien de situaties per uitstroomprofiel verschillend kunnen zijn, wordt de beslissing aan de betreffende teams overgelaten. De projectopdracht wordt vooraf getoetst door de coördinator van de afstudeerperiode op relevantie, moeilijkheidsgraad en omvang. Op basis van inzage van afstudeerproducten stelt het panel vast dat de opdrachten voor de drie opleidingen voldoen aan de eisen die gesteld mogen worden aan de relevantie en het niveau. Ze zijn van dien aard dat studenten ermee kunnen aantonen dat ze als beginnend hbo-ingenieur aan de slag kunnen. De kwaliteit van de afstudeerproducten die het panel heeft ingezien is in het algemeen van goed niveau. Voor Bouwkunde zijn de presentaties zeer goed, het tekenwerk en de detaillering zijn van redelijk tot hoog niveau, het literatuuronderzoek is voldoende en de analyse is overwegend van hoog niveau. De producten voor de richting Architectuur zijn in het algemeen actueel en hedendaags. De afstudeerproducten voor Bouwconstructie zijn van een goed tot hoog niveau, zowel naar inhoud als naar presentatie. Hetzelfde geldt voor de afstudeerwerken op het gebied van Bouwtechnisch Ontwerpen, Volkshuisvesting, Stedebouwkunde en Bouwtechnische Bedrijfskunde. De verrichte achtergrondstudies zijn veelal van een goed niveau. De beoordeling van de afstudeerproducten in het algemeen adequaat, soms zelfs aan de lage kant. Het afstudeerproject wordt beoordeeld door de afstudeerbegeleiders (minimaal twee) en de afstudeercoördinator. Bij elke afstudeersessie is een extern deskundige betrokken, afkomstig uit het beroepenveld. Voor de beoordeling van de afstudeerproducten worden uitgebreide formulieren gebruikt. Het panel heeft vastgesteld dat de individuele bijdrage van de student aan het project duidelijk wordt beoordeeld. Het panel is goed te spreken over de wijze waarop de afstudeerprojecten worden beoordeeld. De kwaliteit van de afgestudeerden is blijkens de HBO-Monitor en eigen onderzoek onder afgestudeerden en werkgevers goed. Volgens de HBO-Monitor is de aansluiting met de beroepspraktijk, de basis om te starten op de arbeidsmarkt en om zich verder te ontwikkelen voor de drie opleidingen voldoende tot goed. De opleidingen kunnen zich meten met (het gemiddelde van) de andere overeenkomstige opleidingen in het land. Het eigen onderzoek onder afgestudeerden wijst uit dat de opleidingen alle drie voldoende presteren wat betreft de relevantie voor de functie, de algemene kwaliteit van de opleiding en het niveau van de leerstof. Het eigen onderzoek onder werkgevers levert positieve resultaten op ten aanzien van de hoeveelheid, het niveau, de actualiteit en de bruikbaarheid van de vakinhoudelijke kennis waarover de afgestudeerden beschikken. Ook de gesprekken van het panel met afgestudeerden en werkveldvertegenwoordigers geven een positief beeld. De afgestudeerden hebben volgens de werkgevers een brede opleiding genoten, die maakt dat ze goed inzetbaar zijn. Het analytisch vermogen is goed en ze zijn in staat om zich in de werksituatie nieuwe kennis en vaardigheden eigen te maken. Een van de gesprekspartners, die als gecommitteerde optreedt bij de examens Civiele Techniek, merkt op dat het niveau sterk uiteen kan lopen. Dat moet volgens hem een punt van aandacht zijn voor de opleiding. Afgestudeerden Bouwkunde spreken van een goede opleiding die goed aansluit op hun beroepspraktijk. Ze hebben onder meer veel geleerd van het projectgerichte onderwijs. Aandacht voor het ontwikkelen van kosteninzicht hebben ze gemist. Ook de afgestudeerde civiele ingenieurs zijn tevreden en zeggen veel baat te hebben gehad van het projectonderwijs. Weliswaar is dat
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
45
•
46
enigszins ten koste gegaan van de technische kennis, maar voor de uitoefening van de functie bleek dat niet onoverkomelijk te zijn. De afgestudeerden Bouwtechnische Bedrijfskunde vinden dat ze voldoende gereedschappen hebben meegekregen. Ze voelen zich bijvoorbeeld goed in staat marktanalyses uit te voeren. Studenten die zijn afgestudeerd in een duaal traject zijn zeer positief. Zij zijn in het bijzonder te spreken over de competentiegerichte aanpak. Dat heeft sterk bijgedragen aan hun sociale en communicatieve kwaliteiten. Die zijn voor hun functioneren in de werksituatie van groot belang. Van de duale varianten zijn nog geen studenten afgestudeerd, zodat het panel nog geen uitspraak kan doen over het gerealiseerd niveau. De duale opleiding Civiele Techniek is gestart in september 2001, de duale varianten van de beide andere opleidingen in september 2002.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
47
48
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Bijlage 1:
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
49
50
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
51
52
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Voorzitter, domein/werkvelddeskundige Bouw, in het bijzonder Bouwkunde Naam Strijp Initialen O.M. Tussenvoegsel(s) van Titulatuur ir. M/V M Geboortedatum 27 oktober 1961 Auditdeskundigheid Nee. (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie Nee. (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?)
Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1973-1980 1980-1988 Werkervaring 1987-1991 1989-1991 1991-heden 1999 -2001 1996 -2001 1990 -2001
Als docent werkzaam geweest bij TU-Delft Faculteit Bouwkunde. Als architect werkzaam. Regelmatig begeleiding van stagiaires (HBO en Universiteit) die werkzaam zijn binnen architectenbureau Van den Broek en Bakema. Als docent werkzaam geweest bij TU-Delft. Geen internationale deskundigheid.
Bouwkunde, Kunst en Techniek :opleidingen tot Interieurarchitect.
VWO, Fioretticollege te Lisse TU- Delft Faculteit Bouwkunde
Gemeente Den Haag Werkzaam als architect Commissie straatmeubilair Den Haag Commissielid Architectenbureau van den Broek en Bakema Werkzaam als architect TU-Delft -Faculteit Bouwkunde Docent Bureau discriminatiezaken Delft Onbezoldigd bestuurslid Zitting gehad in diverse besturen en stichtingen
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
53
Domein/werkveld-deskundige Bouw, in het bijzonder Bouwtechnische Bedrijfskunde Naam Berenbak Initialen J. Tussenvoegsel(s) Titulatuur prof. ir. M/V M Geboortedatum 20-05 1939 Auditdeskundigheid Neen. (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie Neen. (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?)
Opleiding(en) 1952 -1958 1960 -1966 Werkervaring 1966 - 1969
1969 - 2002
1974 - 2004
54
Neen. Ja.
Vanaf 1974 Hoogleraar ontwerpen draagconstructies TU Delft-Bouwkunde 0,5 fte. Vanaf 1969 Senior Engineer Hollandia B.V. Staalconstructies. Woordvoerder NEN Euronormen. Vele buitenlandse ontwerpen en opdrachten. London Eye-Maaslandkering. Bouwkunde, vanuit praktijk en TU Delft / Civiele Techniek, vanuit praktijk en CT TU Delft / Industrieel produkt ontwerpen, ontwerptechnieken Bouwkunde en praktijk / Werktuigbouwkunde, beperkt vanuit praktijk. HBS-B Dienstplicht TU Delft Civiele Techniek Werkspoor Utrecht N.V. Ontwerp en uitvoering zware staalconstructies Chef tekenaar Hollandia B.V., ontwerp en uitvoering werktuigbouwkundige staalconstructies, bruggen o.a. Maaslandkering volg buitenlandse projecten, Normalisatie. TU Delft Bouwkunde, Leerstoel ontwerpen van draagconstructies. Lid/voorzitter vele NEN- en vakcommissies, woordvoerder voor NEN in Europese Commissies, Onderzoekscommissies Bouwen met Staal en COB.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Domein/werkveld-deskundige Bouw, in het bijzonder Civiele Techniek Naam Labeur Initialen R.J. Tussenvoegsel(s) Titulatuur ir. M/V M Geboortedatum 25-07-1964 Auditdeskundigheid Nee. (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie Nee. (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1976-1982 1982-1989 Werkervaring 1989 1990-2002 2002-heden
Ja, werkzaam in het onderwijs (TU Delft) sinds 2002. Projectingenieur gedurende ruim 12 jaar bij waterbouwkundig adviesbureau (tevens R&D activiteiten). Ja, voor mijn eigen specifieke deskundigheid (waterloopkunde). Nee, voor wat betreft de volledige breedte van het werkveld. Civiele techniek (waterbouw- en waterloopkunde), Hydrografie (zijdelings), Informatica en informatiekunde (zijdelings), Ruimtelijke ordening en planologie (zijdelings). Atheneum TU Delft, Civiele Techniek TU Delft, Civiele Techniek, Sectie Vloeistofmechanica Ingenieursbureau Svasek (waterloopkundige adviezen) TU Delft, Civiele Techniek, Sectie Vloeistofmechanica, Universitair Docent.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
55
Onderwijskundige Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?)
Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?)
Opleiding(en) Mulo-A met wiskunde Akte van bekwaamheid als onderwijzer Akte van bekwaamheid als volledig bevoegd onderwijzer Pedagogiek MO-A Pedagogiek MO-B Doctoraal examen in de Onderwijskunde Werkervaring lager onderwijs lager beroepsonderwijs middelbaar beroepsonderwijs SLO (Instituut voor Leerplanontwikkeling) Saxion Hogeschool Enschede HBO-raad NQA
56
Koekebakker L. drs. M 27-06-1944 ja, bij Saxion Hogeschool Enschede en bij de HBO-raad
nee 27 jaar gewerkt in het onderwijs, 10 jaar bij SLO (Instituut voor Leerplanontwikkeling in Enschede) werkterreinen: lagere school, lbo, mbo, hbo en onderwijsverzorging (SLO) onderwijzer lagere school leraar lbo en mbo leerplanontwikkelaar (SLO) onderwijskundige en beleidsmedewerker kwaliteitszorg bij Saxion Hogeschool Enschede beleidsmedewerker kwaliteitszorg bij HBO-raad
Biologie en medisch laboratoriumonderzoek, Bouwkunde, Chemische technologie, Facilitaire dienstverlening/facility management, Hoger hotelonderwijs, Hoger toeristisch en recreatief onderwijs, Personeel en arbeid, Sociaal pedagogische hulpverlening, Voedingsmiddelentechnologie. diploma behaald in 1961 diploma behaald in 1965 diploma behaald in 1966 diploma behaald in 1977 diploma behaald in 1984 diploma behaald in 1990 1967-1970 1970-1973 1973-1981 1981-1991 1991-heden 2001-2002 sinds 2004
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Studentlid Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Opleiding Welke opleidingen volgt u thans? Wat is de naam van het opleidingsinstituut? In welk studiejaar studeert u? Volgt u een voltijd, deeltijd, duale of afstandsstudie of wellicht anderszins? Bij welke activiteiten bent u binnen de opleiding betrokken? Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Bent u eerder lid geweest van een visitatiecommissie? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?) Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 2003- heden 2001-heden: 1995-1999:
1994-1995: Werkervaring 2002-heden
2001-2002:
Griffioen D.A.G
M 22-08-1981 Facility management(1), HBO Bouwkunde(2) Hogeschool INHOLLAND(1), Hogeschool van Amsterdam(2) Het derde jaar(1), Het eerste jaar(2) Voltijd(1), deeltijd(2) Ik ben vice-voorzitter van de Hogeschool medezeggenschapsraad van INHOLLAND. Nee. Ja, Facility Management - Hanzehogeschool maart 2004 en Bouwkunde Avans Hogeschool Den Bosch september 2004. Nee.
Nee.
Nee.
Bouwkunde, Facilitaire dienstverlening, facility management.
Hogeschool van Amsterdam. Opleiding: Bouwkunde deeltijd. Hogeschool INHOLLAND Diemen. Opleiding: Facillity management. Havo, Willem de Zwijger college te Bussum, volbracht en afgerond met diploma. Vakken: Nederlands, Engels, Wiskunde A, Economie, Natuurkunde, Scheikunde. Mavo, Fontein Mavo te Bussum. Afdeling Facilitaire zaken Hogeschool INHOLLAND Diemen, projectmedewerker/ projectleider van verschillende projecten. Bestuursfunctie: Beheerder van Café de Kooi, Verantwoordelijk voor onder andere inkoop, onderhoud, externe contacten, te voeren (personeels)beleid en het portefeuillehouderschap van diverse evenementen.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
57
NQA-auditor Naam Initialen Tussenvoegsel(s) Titulatuur M/V Geboortedatum Auditdeskundigheid (Heeft u ervaring als INK- of ISO-auditor?) Oud voorzitter/lid visitatiecommissie (Wilt u aangeven of de hiernaast opgenomen informatie correct is en eventueel aanvullen?) Heeft u gefunctioneerd als dagvoorzitter? Onderwijsdeskundigheid (Bent u onderwijskundige of werkzaam geweest in de onderwijssector?) Werkvelddeskundigheid (Wilt u hierbij aangeven welke relevante werkervaring u heeft?)
Veen L.S. van der drs. M 14 mei 1950 Ja, 4 jaar auditervaring bij HBO-raad en NQA - Secretaris visitatiecommissies 2000 - 2003 - NQA-auditor visitatiepanels 2004 Nee Ja , zie onder ‘werkervaring’
- advies over onderwijskundige, organisatie- en beleidsvraagstukken - projectmanagement - zie onder ‘werkervaring’
Internationale deskundigheid (Wilt u hierbij aangeven of u deskundigheid over de internationale ontwikkeling van het vakgebied heeft?) Domeindeskundigheid (Wilt u hiernaast aangeven voor welk domein u deskundigheid heeft?) Opleiding(en) 1963 - 1969 1969 - 1970 1970 - 1971 1971 - 1980 1993 – 1996, 1998 - 1999 1987 - 1989 1988 1990 - 1992 1997 - 1998 2003 2003 Werkervaring 1976 - 1977 1978 - 1979 1979 - 1980 1980 - 1983
1983 - 1985 1986 - 1990 1991 - 1994 1995 - 1997 2000 - 2003 2004 -
58
Gymnasium B Technische Universiteit Delft: civiele techniek Rijksuniversiteit Groningen: wis- en natuurkunde Rijksuniversiteit Groningen: sociale wetenschappen, doctoraalexamen andragogie Rijksuniversiteit Utrecht: deeltijdstudie filosofie Informatica Ambi I1+HE1 Cursus Welzijnsmarketing ISW: Hoger Management Non-profit Organisaties Open Universiteit: Statistiek + Methoden & Technieken van Onderzoek Thymos cursussen Verzakelijking en Adviesvaardigheden Training Auditor Hoger Onderwijs NQA i.s.m. Lloyds Register RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker Provincie Zeeland: projectleider AKU-project (kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening) Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie Regionaal Educatief Centrum Zeeuwsch-Vlaanderen: adviseur educatie en organisatie Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg NQA: adviseur/auditor
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
59
Bezoekprogramma visitatie Bouw, Avans Hogeschool
Donderdag 4 november 2004 eerste visitatiedag Tijdstip 12.30-13.00 uur
Programmaonderdeel Ontvangst
13.00-13.30 uur 13.30-17.00 uur
Lunch Voorbereidend overleg panel; bestudering materiaal ter inzage Gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld
17.00-18.00 uur
18.00-19.00 uur 19.30 -
60
Overleg panel (eventueel) Diner/hotel
Deelnemers Peter Hollants Ted de Keijzer Visitatiepanel Visitatiepanel Leden werkveldadviescommissie Mw. ir. E.S.M. Nelissen (directeur Nelissen ingenieursbureau bv) Dhr. S. Vermeulen (Hevo Bouwmanagement) Gecommitteerden Dhr. ir. W.A. de Bruijn (Rijkswaterstaat Bouwdienst afd. bruggenbouw) CiT Dhr. C. Smits (KDV-architecten) BO Dhr. ing. H.M.G. Christianen BB Bedrijfsbegeleiders Dhr. ing. D.P. Koster (MT-lid, bedrijfsleider Van Wijnen West BV) Dhr. ing. H.J.C. Pleging (Pepping Bouw BV) Dhr. ir. W.A.J. van Boxsel (Adviesbureau Van Boxsel) Dhr. C.M. Jongeneelen (Ballast Nedam Bouw B.V. Zuid) Visitatiepanel Visitatiepanel
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
Vrijdag 5 november 2004 tweede visitatiedag Tijdstip 08.30-09.30
Programmaonderdeel Afgestudeerden
Deelnemers Naam Opleiding Erik Dekkers Civiele Techniek Marcel Vaartjes Civiele Techniek Daan Quaars Civiele Techniek (du) Raymond de Jager Bouwkunde Rob Damen Bouwkunde Jan Geurts Bouwkunde Julian de Sande Bouwkunde Nienke van Gogh Bouwkunde Jetske Thielen Bouwkunde Ivo van Straten Bouwtechn.Bedrijfsk. Peter Hollants (directeur) Ted de Keijzer (kwaliteitscoördinator) Adrie van Kessel (voorzitter onderwijscommissie) Naam Opleiding Sandra Bijnen Bouwkunde Constantijn de Cocker Bouwkunde Bas Hamers Civiele Techniek Simone Kraaimaat Bouwkunde Thomas de Laat Bouwkunde Roel van der Vossen Bouwtech.Bedrijfsk. Joris Wiers Civiele Techniek Annelies Wijnen Bouwtech.Bedrijfsk. Bas Seesink Bouwkunde Mathijs Roks Bouwkunde Propedeuseteam Hoofdfaseteam Ella Braat-Eggen Cees Bal Guus van Schaik Leo van Beek Noud van Woerkom Marc van Dun Jan Roskam Cees van Rulo Gie Steenput Joop de Zwart
09.30-10.30
Opleidingsmanagement
10.30-11.30
Studenten
11.30-12.30
Docenten
12.30-13.30
Lunchpauze Programmaonderdeel nader in te vullen - rondleiding - eventueel nadere gesprekken met studenten en/of docenten - eventueel nader materiaal bestuderen - intern overleg panel
13.30-17.00
17.00-18.00
Tweede gesprek met opleidingsmanagement
18.00 uur
Beknopte rapportage aan opleidingsmanagement
Afst. jaar 2002 2002 2004 2002 2001 2002 2002 2002 2001 2001
Vooropl. havo mbo havo/mbo mbo havo havo havo vwo+P-TU mbo mbo
Deelnemers Peter Hollants (rondleiding) Ted de Keijzer (gesprek kwaliteitszorg) Adrie van Kessel (gesprek curriculum) Diverse docenten (toelichting op beoordeling van toetsen, stages en afstudeerproducten) Peter Hollants Ted de Keijzer Adrie van Kessel Peter Hollants Ted de Keijzer Adrie van Kessel
© NQA - visitatie Avans Hogeschool, Tilburg, opleidingen Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde en Civiele Techniek
61