AVANS Hogeschool, Tilburg Toets Nieuwe Opleiding: Bouwmanagement & Vastgoed, hbo-bachelor Croho: 39232 Variant: voltijd Visitatiedatum:
26 augustus 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, oktober 2008
2/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 9 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 19 26 28 30 32
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Condities voor continuïteit
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
35 36 41 46 47 49
3/49
4/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
5/49
6/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de hbo-bacheloropleiding TNO Bouwmanagement & Vastgoed van AVANS Hogeschool heeft gevisiteerd. Het verslag betreft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van Toets Nieuwe Opleiding in hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek begon begin juli 2008, toen de hogeschool het zelfevaluatierapport bij NQA indiende. Als onderdeel van het onderzoek was er een visitatiebezoek op 26 augustus 2008. Het panel bestond uit: Prof. Ir. W.G. Keeris MRICS (domeindeskundig panellid) Ing. R.E.H. de Gier MRE (domeindeskundig panellid) Mevrouw drs. R. van Empel (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de tweepuntsschaal (onvoldoende, voldoende) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit Facetrapport is de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
Avans Hogeschool heeft drie vestigingsplaatsen, te weten Tilburg, ’s-Hertogenbosch en Breda. Bij de hogeschool zijn in het studiejaar 2008-2009 ruim 19.000 studenten ingeschreven. Het onderwijs voor de 66 opleidingen (master en bachelor), 9 majorprogramma’s en 7 AD-programma’s wordt verzorgd door 1900 medewerkers. De Hogeschool is ontstaan door een fusie van de Hogeschool ’s-Hertogenbosch en de Hogeschool Brabant; deze instellingen waren in 2002 bestuurlijk gefuseerd onder de naam Stichting Brabantse Hogescholen (SBH); vóór die tijd bestonden er diverse samenwerkingsverbanden. De hogeschool draagt sinds januari 2004 de naam Avans Hogeschool.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
7/49
De besturingsstructuur van Avans heeft twee lagen: een hogeschoolbreed opererende Raad van Bestuur en negentien zogeheten academies, elk geleid door een academiedirecteur. Iedere academie heeft een aantal bacheloropleidingen. De Raad van Bestuur wordt ondersteund door een strategische staf die zorg draagt voor de netwerkfunctie tussen academies voor algemene onderwerpen zoals kwaliteitszorg. Naast de academies is er een hogeschoolbreed opererend instituut voor de contractactiviteiten en een (beperkt) aantal masteropleidingen (Avans+). In haar Meerjarenbeleidsplan 2007-2010 heeft de hogeschool haar missie geformuleerd: ‘Wij willen als Avans Hogeschool een topinstituut zijn dat toekomstige beroepsbeoefenaren opleidt tot excellente professionals, die zichzelf en hun beroep voortdurend blijven ontwikkelen. Daarnaast wil zij voor specifieke bedrijven en organisaties een vanzelfsprekende partner zijn in het ontwikkelen en delen van kennis’ (MJB, 2007-2010, p. 3). De opleiding Bouwmanagement & Vastgoed (BM&V) zal deel uitmaken van de Academie voor Bouw & Infra. Deze academie functioneert per september 2008 formeel als opvolger van twee eerdere academies, te weten de Academie voor Bouw en Management in Tilburg en de Academie voor Bouwkunde en Civiele Techniek in Den Bosch. De nieuwe Academie voor Bouw & Infra (ABI) wordt formeel ingesteld per 1 september 2008, dus enkele dagen ná de datum van de visitatie voor deze Toets Nieuwe Opleiding. Formeel golden ten tijde van de visitatie nog de beleidsdocumenten van de beide op te heffen academies, maar bij de visitatie is uitgegaan van de richtlijnen van ABI. ABI biedt op de beide vestigingsplaatsen opleidingen aan in het domein Built Environment: dat zijn de opleidingen Civiele Techniek en Bouwkunde. Op de locatie Tilburg wordt daarnaast Bouwtechnische Bedrijfskunde aangeboden en, na succesvol verlopen procedures, wordt Bouwmanagement & Vastgoed ook aangeboden in Tilburg. De hogeschool wil met deze nieuwe opleiding tegemoet komen aan de door haar gesignaleerde behoefte aan vastgoedmanagers met inzicht in ‘de bouw’. Het beroepsperspectief wordt ook benoemd als projectontwikkelaar. Bij de opleiding Bouwtechnische Bedrijfskunde zijn er in de afgelopen jaren studieonderdelen en een minor ontwikkeld die hebben geleid tot een uitstroomprofiel ‘vastgoed’. Het is denkbaar dat deze studieonderdelen en minor in de toekomst worden aangeboden vanuit BM&V en dat de uitstroom ‘vastgoed’ alleen via BM&V plaatsvindt. De nieuwe opleiding BM&V van Avans zal worden aangeboden in Tilburg, als voltijdse hbobachelor met een studielast van 240 EC. Afronding van de opleiding zal leiden tot de titel Bachelor of Built Environment, met een diplomasupplement waarop Bouwmanagement & Vastgoed is vermeld met daarbij de eventuele nadere specialisaties. Bij de voorbereiding van de aanvraag voor deze nieuwe opleiding heeft de Academie ABI nauw overleg gevoerd met de opleiding Bouwmanagement & Vastgoed van de Hogeschool Inholland: dat is tot nog toe de enige soortgelijke opleiding in Nederland. Avans positioneert haar nieuwe opleiding nadrukkelijk naast die van de Hogeschool Inholland, als uitwerking van de competenties van de Bachelor of Built Environment, met een specifieke focus op juridische en economische aspecten van voorbereiding, ontwikkeling en beheer van de gebouwde omgeving.
8/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding vond plaats conform de werkwijze die is neergelegd in Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader voor de Bachelor of Built Environment (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het visitatiebezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens hebben de panelleden zich in augustus 2008 inhoudelijk voorbereid op het bezoek van 26 augustus 2008. Daartoe hebben zij het zelfevaluatierapport (en bijlagen) bestudeerd en hun vragen en opmerkingen weergegeven in een beoordelingsformat. Zij hebben hun bevindingen doorgegeven aan de NQA-auditor die op basis daarvan kernpunten en prioriteiten heeft vastgesteld voor nader documentonderzoek en voor de gesprekken tijdens het bezoek. Voorafgaande aan het visitatiebezoek was er een voorbereidende vergadering van het panel. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft in samenspraak met de opleiding een bezoekprogramma ontwikkeld voor het visitatiebezoek in Tilburg (bijlage 3). Er waren gesprekken met het management van de School en met het - beoogde - management van de opleiding. Verder waren er gesprekken met het werkveld, met de ontwikkelaars van het curriculum en enkele van de toekomstige docenten. Tijdens het bezoek heeft het panel de documenten bestudeerd die ter inzage lagen. Ook was er een rondleiding door de beoogde onderwijsruimten. Tijdens het bezoek had het panel momenten van overleg waarin de leden van het panel hun bevindingen hebben uitgewisseld, zodat zij konden komen tot gezamenlijke (tussen-)oordelen. Aan het einde van het bezoek was er een korte terugkoppeling van enkele indrukken en ervaringen van het panel. Daarbij zijn er geen expliciete oordelen uitgesproken. De fase van rapporteren De NQA-auditor heeft na het visitatiebezoek een conceptrapportage opgesteld en die voorgelegd aan de panelleden. Het panel heeft daarna het definitieve concept vastgesteld in september 2008. Dit conceptrapport is voorgelegd aan de hogeschool ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding daarvan zijn er enkele wijzigingen aangebracht, waarna het bijgestelde concept opnieuw aan de hogeschool is voorgelegd in oktober 2008.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
9/49
Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in oktober 2008 en ter beschikking gesteld aan de hogeschool, die het met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging hebben de beslisregels die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en die nader zijn uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een centrale rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De uitgebreidere argumentatie is vastgelegd in het facetrapport.
10/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Systematische aanpak 5.2 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Condities voor continuïteit 6.1 Afstudeergarantie 6.2 Investeringen 6.3 Financiële voorzieningen Totaaloordeel
TNO BM & V voldoende voldoende voldoende positief voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende voldaan positief voldoende voldoende voldoende positief voldoende voldoende positief voldoende voldoende positief voldoende voldoende voldoende positief
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
11/49
Doelstellingen opleiding Bij alle facetten van dit Onderwerp heeft het panel het oordeel ‘voldoende’ kunnen toekennen. Het oordeel over het onderwerp is dan ook positief. Programma Bij alle facetten van dit Onderwerp heeft het panel het oordeel ‘voldoende’ kunnen toekennen. Het oordeel over het onderwerp is dan ook positief. Inzet van personeel Bij alle facetten van dit Onderwerp heeft het panel het oordeel ‘voldoende’ kunnen toekennen. Het oordeel over het onderwerp is dan ook positief. Voorzieningen Bij alle facetten van dit Onderwerp heeft het panel het oordeel ‘voldoende’ kunnen toekennen. Het oordeel over het onderwerp is dan ook positief. Interne kwaliteitszorg Bij alle facetten van dit Onderwerp heeft het panel het oordeel ‘voldoende’ kunnen toekennen. Het oordeel over het onderwerp is dan ook positief. Condities voor continuïteit Bij alle facetten van dit Onderwerp heeft het panel het oordeel ‘voldoende’ kunnen toekennen. Het oordeel over het onderwerp is dan ook positief. Totaaloordeel Op grond van de oordelen die hierboven zijn weergegeven en in het schema op bladzijde 11, en op grond van de inhoudelijke onderbouwing daarvan bij de behandeling van de facetten, blijkt dat het panel bij de zes onderwerpen tot het oordeel ‘positief’ is gekomen. De conclusie is daarom dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
13/49
14/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
voldoende
Criterium De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding Bouwmanagement&Vastgoed (BM/V) wordt aangeboden binnen het domein van de Bachelor of Built Environment (BBE) en volgt de competenties die zijn vastgelegd in het landelijk vastgestelde document Profielbeschrijving van de Bachelor of Built Environment (hoger onderwijs Groep Bouw & Ruimte, Den Haag, maart 2006). Tot dit domein behoren verder de opleidingen Civiele Techniek, Bouwkunde, Bouwtechnische Bedrijfskunde, Geodesie, Ruimtelijke Ordening&Planologie en Milieukunde. Het was aanvankelijk de gedachte dat de hierboven genoemde opleidingen zouden opgaan in een bredere opleiding BBE, en dat de huidige opleidingen min of meer de vorm zouden krijgen van een uitstroomprofiel. Tot nog toe heeft echter geen van de instellingen die deze opleidingen aanbieden daartoe besloten. Tot nog toe worden bij vrijwel alle instellingen de BBE-competenties uitgewerkt en geconcretiseerd in de inhoudelijke context van de oorspronkelijke CROHO-geregistreerde opleidingen. Anders gezegd: de landelijke profielbeschrijving wordt gehanteerd als basis voor de bacheloropleidingen in het domein; de generiek beschreven competenties krijgen een meer specifieke betekenis in de opleidingscontext waarin zij worden toegepast. • De domeincompetenties BBE zijn gerelateerd aan de kenmerkende activiteiten en beroepsproducten van de vijf fasen in het bouwproces: 1) initiëren/definiëren (programmafase), 2) ontwerpen (ontwerpfase), 3) uitwerken (uitwerkingsfase), 4) uitvoeren (uitvoeringsfase) en 5) beheren (gebruiksfase). De vijf competenties zijn uitgewerkt in deelcompetenties, met onderscheiden competentieniveaus. • Naast deze vijf fasen zijn er drie ‘contexten’ te onderscheiden waarbinnen een BBEprofessional zijn beroep zal uitoefenen. De eerste en deels ook de tweede ‘context’ betreft de opleiding van BM&V: - De context ‘gebouw’: deze BBE’ers werken niet alleen aan het ontwikkelen van ruimten voor wonen, werken, ontspannen en verzorgen, maar ook aan het sturen van de financiële, juridische en organisatorische aspecten van deze processen. - De context ‘gebied/leefomgeving’: gericht op de (her)ontwikkeling van stadsdelen, het bedenken en realiseren van technische oplossingen voor milieuproblemen en ten derde het beschermen van het milieu tegen toekomstige aantastingen; - De context ‘infrastructuur’: gericht op het om het ontwerpen en bouwen van infrastructurele voorzieningen en het exploitatie en beheer daarvan. Deze infrastructurele voorzieningen hebben alle tot doel om transport via de weg, het spoor, de lucht of het water optimaal te laten verlopen.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
15/49
•
•
•
•
•
•
Een algemene doelstelling van Avans bij haar opleidingen is: afgestudeerden zijn ondernemend en vervullen hun beroepstaken duurzaam, ethisch verantwoord en in internationaal perspectief. Dit sluit aan bij de zeven persoonlijke professionele competenties die de studieleiding heeft benoemd voor BM&V, te weten: analytisch vermogen, ambitie, creativiteit, aanpassings- en inlevingsvermogen, overtuigingskracht, daadkracht en besluitvaardigheid. De Academie heeft vastgesteld dat deze zeven vermogens een rol hebben bij het niveau waarop de professional opereert of gaat opereren, zeker ook bij de projectontwikkelaar. Met deze competenties, en met de focus op de contexten gebouw en gebied, leidt de opleiding tot afgestudeerde projectontwikkelaars, ook aan te duiden als vastgoedmanager, gebiedsontwikkelaar, projectmanager of procesmanager (zie ook bij 1.3). De opleiding in Tilburg wil aansluiten bij de wijze waarop de Haarlemse opleiding Bouwmanagement en Vastgoed de BBE-competenties heeft uitgewerkt. De Tilburgse Academie positioneert haar opleiding nadrukkelijk naast die van Haarlem. In het Opleidingsplan Bacheloropleiding Bouwmanagement&Vastgoed wordt dan ook expliciet verwezen naar het Haarlemse opleidingsdocument Opleiding Bouwmanagement en Vastgoed, onderbouwing en Profiel, Hogeschool Inholland, juni 2008). Het verschil tussen deze opleidingen en de andere BBE-opleidingen is de extra focus op financieeleconomische aspecten en op juridische aspecten van ‘de bouw’. Een internationale positionering van deze opleiding is niet relevant, in ieder geval niet op het niveau van een bacheloropleiding, zo hoorde het panel in het gesprek met de leiding van ABI en ook in het gesprek met de vertegenwoordigers uit de bouwwereld. De Nederlandse wet- en regelgeving en de Nederlandse context zijn richtinggevend. Wel zijn er algemene competenties waarover hbo-studenten moeten beschikken, die men ‘internationaal’ kan noemen. Deze liggen besloten in vrijwel alle Dublin Descriptors, bijvoorbeeld wat betreft oordeelsvorming en het doorstuderen. Bouwmanagement wordt in Tilburg vooral opgevat als het organiseren en realiseren van gebieds- en locatieontwikkeling. Het verschil tussen de Tilburgse opleiding en de Haarlemse opleiding is, gelegen in een sterkere focus in Tilburg op management van vastgoedontwikkeling en gebieds- en projectontwikkeling, zo leidt het panel af uit de informatie in het zelfevaluatierapport en uit de gesprekken tijdens het visitatiebezoek. In een verslag van een werkveldoverleg in Tilburg in juli 2008 is vastgelegd hoe het werkveld oordeelt over de Tilburgse opleidingscompetenties. Dat is positief. Het panel heeft hierover tijdens het visitatiebezoek gesproken met werkgevers in de regionale en landelijke bouwwereld en stelt vast dat het werkveld zich ten zeerste betrokken voelt bij het opzetten van deze nieuwe opleiding en dat zij zich bij het formuleren en uitwerken van de opleidingsdoelstellingen actief betoont. Tijdens het bezoek kwam onder meer aan de orde dat er verschillen zijn in projectontwikkeling in een commerciële setting en in meer maatschappelijk georiënteerde projecten, al is er een tendens tot integratie van dergelijke projecten. Het werkveld vindt dat de studieleiding in de uitwerking van de opleidingsdoelstellingen tot een opleidingsprogramma deze verschillende invalshoeken in het oog moet blijven houden (zie ook bij facet 1.3).
16/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
•
•
•
De gesprekspartners van het panel, zowel opleidingsmanagement als werkveld, werken aan het opzetten van een formele werkveldcommissie, volgens de ervaringen met en de richtlijnen voor werkveldcommissies bij de Academie (ABI). Tijdens het visitatiebezoek heeft het panel met het opleidingsmanagement, de beoogde docenten en de vertegenwoordigers van het werkveld gesproken over de internationale aspecten van de opleidingsdoelstellingen. Alle betrokkenen gaven aan dat projectontwikkeling in de bouw een sterke regionale inslag heeft, al zijn er wat betreft managementtechnieken algemeen geldende, ook internationale, regels. Die komen in het programma aan de orde bij de betreffende studieonderdelen (zie bij 2.2). In de body of knowledge mist het panel een onderdeel over Beheer, met onder meer aspecten als commercieel beheer, marketing, inkoop, contractering, prestatiemeting. Er is onvoldoende kennis over ondernemingsvormen, bedrijfsfilosofie, fiscaliteit, beleggingsvormen, OG fondsen. Dit punt is tijdens het visitatiebezoek besproken met de studieleiding, die aangaf dat hierin wordt voorzien in de nadere uitwerking van de body of knowledge, voor de latere studiejaren.
Facet 1.2
Niveau bachelor
voldoende
Criterium De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de landelijke profielbeschrijving van de Bachelor of Built Environment (Den Haag, maart 2006) is aangegeven hoe de relatie is tussen de beroepscompetenties en de Dublin descriptors. Ook de relatie met de tien generieke hbo-kwalificaties (Commissie Franssen, Den Haag 2001) is daarin uitgewerkt. Op grond daarvan is de relatie tussen de Tilburgse opleidingsdoelstellingen en algemene, internationaal geaccepteerde kwalificaties afdoende onderbouwd naar het inzicht van het panel. • De Academie heeft in haar zelfevaluatierapport en haar Opleidingsplan Bacheloropleiding Bouwmanagement & Vastgoed daarnaast uitgewerkt hoe die relatie is voor de opleiding BM&V. Twee voorbeelden zijn: o Oordeelsvorming: dit komt aan de orde bij de competenties initiëren, ontwerpen en beheren. o Lerend vermogen: dit vermogen komt aan de orde bij de zeven persoonlijke professionele competenties, bij de body of knowledge en bij onder meer de beroepscompetenties ontwerken, uitwerken, uitvoeren en beheren. • De studenten kunnen de BBE-competenties gedurende hun opleiding op drie niveaus verwerven. Alle competenties worden op de drie niveaus uitgewerkt met indicatoren, waarbij niveau 1 beginnend is, niveau 2 afstudeerbekwaam en niveau 3 startbekwaam in het beroep. De bewaking van de relevantie van de omschrijving en uitwerking van de drie competentieniveaus ligt bij het opleidingsmanagement, in overleg met de docenten en met de opleidingscommissie. Het panel heeft de uitwerking gezien van de
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
17/49
•
competentieniveaus voor de propedeusefase (niveau 1) en voor de kernfase (niveau 2) en vindt die overtuigend. Op basis van de verschillende documenten stelt het panel vast dat de eindkwalificaties aansluiten bij het hbo-bachelorniveau.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
voldoende
Criteria De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor: - mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties - een hbo-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is geïnitieerd op verzoek van ‘de bouwwereld’ in de regio; de eindkwalificaties zijn tot stand gekomen in samenspraak met het relevante beroepenveld (zie ook bij 1.1). De opleiding streeft ernaar om projectontwikkelaars op te leiden met verstand van ‘de bouw’. Het zijn BBE-ingenieurs, met een specifieke focus op juridische aspecten en financieel-economische aspecten van de vastgoed- en gebiedsontwikkeling. Het gaat om de gehele levenscyclus van een project: ontwerp, bouw, beheer, herstructurering. Bij ‘project’ is te denken aan wonen, werken, winkelen, onderwijs, sport, welzijn, zorg en cultuur. • Het doel van de opleiding is om de studenten op te leiden tot zelfstandige bouwmanagers/vastgoedbeheerders; afgestudeerden kunnen op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar werkzaam zijn bij vastgoedbedrijven en in de projectontwikkeling. • Het panel kan zich vinden in de benadering die ABI hanteert voor het beroepspectief en stelt vast dat het accent in deze Tilburgse opleiding ligt op projectontwikkeling, met aandacht voor het daaraan te relateren vastgoedmanagement. • Taken en competenties van afgestudeerde BM&V’ers zijn verbonden met de vier fasen van de levenscyclus van een vastgoedobject: initiatief en ontwikkeling, realisatie, beheer en exploitatie, herontwikkeling. Daarbij hebben ook aspecten als publiek-private samenwerking, duurzaamheid, ondernemersethiek en marktinzicht een belangrijke rol. In het zelfevaluatierapport en in het Opleidingsplan worden ook taken gesignaleerd als bemiddeling, advisering en taxatie. • Het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding voorziet in periodiek overleg met het werkveld ter bewaking van de aansluiting van de opleidingsdoelstellingen en de behoeften van en de ontwikkelingen in het werkveld van de bouw en het vastgoedbeheer (zie ook bij 5.1 en 5.2). Docenten van de opleiding zullen, net als bij de andere opleidingen van de
18/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
•
academie, de stagebiedende instellingen bezoeken, waarbij zij naast de vorderingen van de stagiaires ook de afstemming met het beroepenveld bewaken. Het panel is van oordeel dat er bij de academie een adequaat inzicht is in het beoogde beroepenveld en in de taken en functies waartoe BM&V opleidt. Er is een goed overleg met werkveld over deze nieuwe opleiding.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De kennisontwikkeling in de opleiding vindt plaats binnen leerlijnen (zie ook bij 2.2.), waarbij het onderwijs niet zozeer wordt aangeboden in de vorm van vakken als wel via beroepsopdrachten. Dat gebeurt vooral in projectvorm, conform de werkwijze in de beroepspraktijk van projectontwikkelaars. Deze praktijkgerichte aanpak bij het onderwijs wordt ook gehanteerd bij de andere opleidingen van ABI. • De projecten worden ontwikkeld in samenspraak met het werkveld. Ter versterking van de inbreng van ‘het werkveld’ ligt de begeleiding bij de projecten deels bij hogeschooldocenten en deels bij externen; dat zijn in ‘het veld’ werkzame projectontwikkelaars. Het panel heeft hierover gesproken met de vertegenwoordigers van het werkveld: zij gaven aan dat zij zich bereid hebben verklaard tot inbreng bij de ontwikkeling en de uitvoering van het onderwijsprogramma. Hiermee ziet het panel het verband van de opleidingsprogramma met de actuele beroepspraktijk en met de ontwikkelingen daarin versterkt. • Het panel heeft met het opleidingsmanagement en de docenten besproken hoe, in de onderwijspraktijk, de aansturing van de externe ‘docenten’ gaat. De ervaring van ABI is dat de aard van de externe begeleiding bij de projecten goed is te sturen door deelopdrachten aan de externe begeleiders. • Binnen de Xplora, de leeromgeving van Avans, wordt een literatuurlijst aangereikt met verplichte en aanbevolen literatuur. De literatuur is deels gebonden aan de leerlijnen en deels specifiek aan de projecten. De Academie heeft ervaring met deze werkwijze, bij de overige BBE-opleidingen. De literatuurlijst is afgestemd op de hiervoor vermelde body of knowledge. Het panel heeft de literatuurlijsten ingezien voor zover die intussen gereed
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
19/49
•
•
•
•
• •
zijn voor de opleiding die in vanaf september 2009 zou kunnen beginnen. Het panel stelt vast dat de meest relevante basisliteratuur hierop is vermeld. De inhoud van het opleidingsprogramma is afgestemd op de beroepspraktijk van projectontwikkelaars, zo heeft het panel kunnen vaststellen op grond van de documentatie en op grond van de gesprekken tijdens het visitatiebezoek, met docenten en vertegenwoordigers van het werkveld. Daarbij volgt BM&V de opzet van de andere BBE-opleidingen van ABI. Ook de stageopzet sluit inhoudelijk aan bij het werkveld (zie hiervoor ook bij 2.2 en 2.3). Bij de vaststelling van de stageopdrachten is het beroepenveld van projectontwikkelaars richtinggevend: dit betekent onder meer dat een BM&V- stage meer elementen van economie en recht in zich zal bergen dan andere BBE-stages bij ABI. Het afstuderen gebeurt ‘in de praktijk’ via de afstudeerstage en de daaraan verbonden afstudeeropdracht bij een ‘BM&V-bedrijf’, zoals vastgoedbedrijven en projectontwikkelaars, woningbouwcorporaties, afdeling grondbedrijf van een grote stad of van een provincie. Toegepast onderzoek wordt vanaf het eerste studiejaar geïntroduceerd bij alle BBEopleidingen, met studieonderdelen wiskunde en statistiek, marktonderzoek en analyse/interpretatie van de onderzoeksgegevens. Andere relaties van de opleiding met toegepast onderzoek zijn die via het ABI-lectoraat, Innovatie Bouwprocessen en Techniek; studenten kunnen hun afstudeerproject via het lectoraat richten op toegepast onderzoek. Ook nemen er docenten van de Academie deel aan het Avans-lectoraat Duurzaamheid. Het panel heeft kunnen vaststellen dat het opleidingsprogramma voorziet in relevant onderwijs in de benodigde vaardigheden. Zo worden de studenten bij de projecten vertrouwd gemaakt met projectgebonden vaardigheden, zoals vergaderen, presenteren, schriftelijk en mondeling communiceren schetsen, ‘wervend schrijven’, CAD-tekenen, het maken en lezen van begrotingen en van haalbaarheidsonderzoeken/rapportages De band met het werkveld wordt tijdens de studie versterkt door studieonderdelen zoals excursies, bedrijfsbezoeken, gastlessen door medewerkers van vastgoedbedrijven. Het geheel overziende komt het panel tot de conclusie dat zij er afdoende van overtuigd is dat de inbreng van de praktijk in de opleiding adequaat zal kunnen plaatsvinden.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
voldoende
Criteria - Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. - De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De eindkwalificaties zijn beschreven als competenties (zie ook 1.1 en bijlage 4). Het panel heeft een uitwerking gezien van deze competenties in deelcompetenties, met
20/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
•
•
•
•
daarbij een overzicht van onderdelen van het curriculum waarin de (deel)competenties aan de orde komen. Voor de propedeuse waren de studieonderdelen uitgewerkt in de modulehandleidingen, de zogeheten Blauwdrukken. Het panel heeft tijdens de visitatie besproken met het opleidingsmanagement en de docenten hoe de studenten op de hoogte zijn aan welke competentie zij, in welk studieonderdeel, werken. De modulehandleiding (Blauwdruk) die er voor elk studieonderdeel wordt gemaakt, biedt hierover voldoende informatie, naar het inzicht van het panel. Daarin is afdoende weergegeven aan welke deelcompetentie de studenten werken, in de vorm van leerdoelen, hoe en wanneer de toetsing plaatsvindt, wanneer de herkansing is en wat de instapvoorwaarden zijn. Enkele voorbeelden van de wijze waarop de (deel)competenties in het curriculum kunnen worden verworven: - De deelcompetentie 3a, Financiële Haalbaarheidsanalyse komt aan de orde in drie eerstejaars projecten (P1, 3 en 4), in ondersteunende kennisgerichte cursussen (C4, 6 en 9) en in een vaardigheidstraining (T2). Op grond van de modulebeschrijving, in de Blauwdrukken, stelt het panel vast dat deze deelcompetentie hiermede voldoende tot ontwikkeling komt. - In cursus 6 komen alle deelcompetenties Projectontwikkeling aan de orde; naast het project P3 biedt die kennisgerichte cursus voldoende basis voor de beginnerskwalificatie voor projectontwikkeling. - Als derde voorbeeld: de deelcompetentie 4h, Inzicht in Technische Planning komt aan de orde in twee eerstejaarsprojecten (P3 en 4) en in de kennisgerichte cursus (6). Naar het oordeel van het panel, op grond van de Blauwdrukken voor de propedeuse, moet er in latere studiejaren nog een aanvulling komen op het onderwijs voor deze deelcompetentie. De modulehandleidingen voor de propedeuse worden in het najaar 2008 verder gedetailleerd; voor die van de latere studiejaren wordt een eerste uitwerking gemaakt van de globale studieopzet. Het panel heeft deze opzet kunnen bestuderen. Het panel heeft met het opleidingsmanagement, de docenten en het werkveld gesproken over de breedte van de opleidingsinhoud, gezien de aard en de omvang van de vier kennisdomeinen Ruimtelijke Ordening /Volkhuisvesting/Planologie, Vastgoedmanagement, Bouwtechniek en als vierde Projectmanagement/Communicatie/ Economie/Recht. Enkele gesprekspunten en de conclusie: - Gezien de studieopzet met twee stages van elk een half studiejaar en de duur van het afstudeerproject – ook een half studiejaar – komt het panel tot de conclusie dat er in de stageperioden ruimte moet worden gemaakt voor het verwerven en/of verdiepen van kennis. De binnenschoolse studietijd, met projectwerk en daaraan gerelateerd kennisgericht onderwijs biedt anders te weinig mogelijkheid om de benodigde kennis en inzicht op een afdoende niveau te verwerven. De vertegenwoordigers van het werkveld gaven aan dat zij per stageperiode per bedrijf geen half jaar nodig achten. - In aanvulling daarop heeft het panel vastgesteld dat er bij de stageopzet een uitwerking nodig is met nadere richtlijnen over de aard van het bedrijf en van de stageopdracht. Daarmee kan worden bewerkstelligd dat in de stages recht wordt gedaan aan de volle breedte en het beoogde niveau van de opleiding. Bij de
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
21/49
-
detaillering van de studieopzet in de kernfase en de afstudeerfase kan de opleiding dit verwerken. Met deze reserves over de nadere detaillering van de studieonderdelen in de latere studiejaren, heeft het panel er vertrouwen in dat de studenten de opleidingsdoelstellingen kunnen verwerven binnen vier studiejaren
Over de onderwijsaanpak • De didactische aanpak is gebaseerd op het Leerlijnenmodel (Dick de Bie en Jos de Klein). Essentieel bij deze onderwijsaanpak is de gerichtheid op opdrachten die leiden tot beroepsproducten. Er zijn vier leerlijnen, die, hoewel onafhankelijk, toch verbonden zijn. - de integrale leerlijn, vormgegeven als projectonderwijs; - de conceptuele lijn, projectondersteunend ondersteunend theorieonderwijs in cursussen; - de vaardighedenlijn, met projectondersteunende trainingen; - de studieloopbaanlijn, met bezinning op de mate waarin een student de competenties heeft bereikt en hoe de keuze-onderdelen verder kunnen bijdragen aan competentieverwerving. • Het panel heeft vastgesteld dat er in het eerste studiejaar gemiddeld 14 contacturen per week zijn. In eerste instantie had het panel de indruk dat de studieleiding met dit geringe aantal contacturen de leergierigheid van de studenten overschatte. In het gesprek met de docenten en het opleidingsmanagement bleek echter dat er in aanvulling hierop gedurende circa 8 uren per week meer incidentele, persoonlijke, begeleiding mogelijk is. Dit versterkt het vertrouwen van het panel dat het didactisch concept kan resulteren in adequaat onderwijs. Over toetsen en beoordelen • Het toetsbeleid van de opleiding, waaronder ook de beoordeling van de stage en het afstudeerproject, sluit aan bij dat van de andere opleidingen van ABI. Het toetsbeleid is vastgelegd het Onderwijs- en Examenreglement van de Academie en in het daarop gebaseerde Toetsboek 2008-2009. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de toetsen ligt bij de Examencommissie; de uitvoering van de kwaliteitstoetsing ligt bij de Toetscommissie. • Met name de wijze waarop projectresultaten worden getoetst – het panel zag voorbeelden van een van de andere opleidingen van de Academie – geeft het panel het vertrouwen dat de Academie zorgvuldig borgt of studenten een studieonderdeel goed hebben afgerond. Onderdelen van beoordeling van projectresultaten zijn: - beoordeling van het vormniveau van het geleverde (groeps)product - beoordeling van de inhoud van het groepsproduct - beoordeling van individuele persoonlijke verslagen van de deelnemende studenten - aangeven van bonuspunten of van reparatiepunten.
22/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
voldoende
Criterium Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het opleidingsprogramma is per jaar verdeeld in vier perioden van elk 10 weken. Daarmee heeft de studie een overzichtelijke indeling. De wekelijkse studieonderdelen ‘studieloopbaanbegeleiding’ geven de studenten in het begin van hun opleiding een vast punt voor bezinning op wat zij leren en welke competenties zij verwerven. • Verticale samenhang in het opleidingsprogramma wordt bereikt door een duidelijk verschil in benadering per studiejaar: - De propedeuse is vooral ‘oriëntatie’, verwerving van basiskennis en ontwikkeling van beroepsvermogens op het eerste competentieniveau - De hoofdfase, te weten het tweede en derde studiejaar begint met een stage van 20 weken, waarin de mate waarin de competenties/kennis/vaardigheden van de propedeuse zijn verworven, wordt getoetst aan de praktijk; dit wordt gevolgd door anderhalf jaar met een verdiept en meer complex aanbod van kennis en vaardigheden, gericht op verwerving van hogere competentieniveaus. In de hoofdfase komen alle aspecten van de opleiding aan bod. - In het vierde studiejaar profileren de studenten zich met hun keuze voor de minoren, gevolgd door de afstudeerstage en het afstudeerproject waarin alle competenties aan bod komen. • De horizontale samenhang wordt bewerkstelligd door de integrale leerlijn: in de projecten komen kennis en vaardigheden en de effecten van de studieloopbaanbegeleiding bijeen. In de binnenschoolse studieperioden zijn er per periode een of twee thema’s, met daaraan gelieerde studieonderdelen, zoals projecten, cursussen en trainingen. • De samenhang tussen het binnenschoolse en het buitenschoolse studieprogramma wordt gewaarborgd door de instapdrempels voor de stage. Deze drempels betreffen het afronden van studieonderdelen en het verworven zijn van de benodigde competentie. Bij facet 2.1 is vermeld dat het panel een nadere detaillering nodig vindt voor de criteria bij de keuze voor een stagebedrijf en voor de aard van stageopdrachten, opdat gewaarborgd is dat de stages bijdragen tot het verwerven van de opleidingsdoelstellingen in de volle breedte van de kennisdomeinen. • Het curriculum is grotendeels volgtijdelijk. Dit houdt verband met de opbouw in complexiteit en daarmee de opbouw in het te verwerven competentieniveau. De samenhang van studieprogramma wordt bewaakt in de gesprekken tussen een student en zijn studieloopbaanbegeleider.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
23/49
Facet 2.4
Studielast
voldoende
Criterium Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De indeling van de opleiding in vier jaarlijkse perioden van tien weken, met per periode samenhangende studieonderdelen, draagt bij tot mogelijkheden voor een gelijkmatige spreiding van de studiebelasting. In totaal kunnen de studenten 15 EC behalen per periode. • In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding weergegeven hoe de opbouw is per periode is. In de eerste zeven weken is er onderwijs, met in de propedeuse gemiddeld 14 contacturen per week; in het tweede en derde studiejaar zijn er geleidelijk aan minder contacturen per week. In week 8 en 9 zijn er tentamens en moeten projectverslagen worden ingeleverd. Week 10 is steeds een ‘praktijkweek’, met contacten tussen studenten en het werkveld. In de gehele studie is er naast het aantal ingeroosterde contacturen, ruimte voor ca 8 contacturen per week op incidentele, persoonlijke basis. Daarvoor zijn er docenten van de Academie ingeroosterd. • De zwaarte van de studieonderdelen wordt afgestemd op wat voor een gemiddelde havoinstromer haalbaar is bij een studie-inzet van 420 klokuren per periode. Aan het einde van elke periode wordt aan de studenten gevraagd of de studielast overeen kwam met de raming, zoals ook gebeurt bij de andere BBE-opleidingen van de Academie. • Studenten kunnen weten wat er van hen wordt verwacht bij toetsen, aangezien er via blackboard zogeheten proeftoetsen beschikbaar zijn. Voor iedere toets is er per studiejaar één herkansingsmogelijkheid. De herkansingen zijn steeds aan het einde van de volgende periode. • De studenten worden persoonlijk begeleid door een studieloopbaanbegeleider (zie ook bij 2.2 en 2.3). Daarbij maken de studenten een digitaal portfolio, waarmee zij voor zichzelf en voor anderen inzichtelijk vastleggen hoe zij zich ontwikkelen wat betreft competentieverwerving en persoonlijke profilering, welke hindernissen er zijn bij studievoortgang en hoe zij daarvoor oplossingen kunnen vinden. SLB fungeert daarmee als eerste lijn bij het signaleren en oplossen van stagnatie in de studievoortgang. De begeleider kan een student verwijzen naar andere vormen van begeleiding (counseling, zie ook facet 4.2).
Facet 2.5
Instroom
voldoende
Criterium Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
24/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Toelaatbaar tot de opleiding zijn studenten met een havo of wvo-diploma E&M, N&T en N&G. Ook mbo’ers Bouwkunde en Economie zijn toelaatbaar. • Daarmee is het instroomniveau wat betreft de noodzakelijke voorkennis en competenties gevarieerd, zoals de Academie heeft kunnen vaststellen op grond van haar contacten met toeleverende scholen in de regio: - De mbo-instroom heeft naar de ervaring van de Academie voor een opleiding als VB/M een tekort wat betreft economie en maatschappij, evenals de havisten met N&T en N&G. - De mbo-economie-instroom en de havisten E&M hebben een tekort wat betreft wiskunde, natuurkunde en statistiek. • Om hiervoor een adequaat deficiëntieprogramma te ontwikkelen, komen er intakegesprekken voor toegang tot de opleiding. Daarbij wordt van iedere instromende student vastgesteld welke deficienties er zijn. In ieder geval zullen er in het begin van het eerste studiejaar BM&V twee cursussen zijn van elk 4 EC, te weten een voor het wegwerken van de deficiëntie economie&maatschappij en een voor het wegwerken van de deficiëntie wiskunde&natuurkunde. • De intakegesprekken kunnen, naast een effectieve aanpak van de deficiënties voor de opleiding BM&V, informatie opleveren voor een advies over de meest geschikte opleiding binnen de Academie. • De hogeschool beschikt over het Avans EVC Centrum, waarmee hbo-startcompetenties kunnen worden getoetst. Deze toetsing kan onderdeel worden van de toelating tot de opleiding. • De opleiding biedt geen generieke vrijstellingsmogelijkheden, ook niet voor de mboinstroom. Bij het overleg tussen studenten en hun SLB-docent over de oriënterende stage (studiejaar 2), wordt er op gelet dat mbo’ers bij een ander bedrijf op stage gaan, met name een vastgoedbedrijf, dan het bedrijf dat zij al kennen uit hun mbo-tijd. • De hogeschool heeft de Code of Conduct getekend. Deze geldt als richtlijn bij de instroom van buitenlandse studenten. Voor de opleiding is dit niet bij uitstek relevant, aangezien men zich niet richt op instroom vanuit het buitenland.
Facet 2.6
Duur
voldaan
Criterium De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Elk studiejaar heeft een omvang van 60 credits, waarbij 1 credit staat voor 28 studiebelastingsuren. De opleiding duurt nominaal 4 jaar, met een totale omvang van 240 credits. • De verdeling van de credits is vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling van de opleiding. In de uitgewerkte opzet voor het eerste studiejaar is per periode aangegeven
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
25/49
hoe de studiepunten kunnen worden verworven; deze beschrijving komt overeen met de regels van de OER.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
voldoende
Criterium Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding sluit met haar personeelsbeleid aan bij dat van de Academie, vastgelegd in het Personeelsbeleidsplan en Scholingsplan van de Academie Bouw en Management (ABM, 2004). Dit plan is ontwikkeld door een voorganger van ABI. Enkele elementen in het personeelsbeleid zijn: - ABI zal zich bij het aannamebeleid voor de opleiding richten op aanstellen van docenten met recente ervaring in de projectontwikkeling en het vastgoed. - Ook een combinatie van doceren en werken in de praktijk is een mogelijkheid. Er zijn binnen de Academie enkele docenten die zullen worden ingezet voor het onderwijs bij BM&V. Het panel heeft cv’s gezien van deze docenten en met hen gesproken tijdens het visitatiebezoek. • Op grond van de gesprekken met de studieleiding en de docenten en op grond van de cv’s, stelt het panel vast dat de praktijkgerichtheid van het docententeam aan de eisen zal voldoen. Dit beeld wordt ondersteund door de positieve mening van de vertegenwoordigers van het werkveld, die met de docenten en met de studieleiding overleggen over de opleidingsdoelstellingen en over de concretisering daarvan in het studieprogramma.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
voldoende
Criteria - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de opleiding te kunnen starten. - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de opleiding te kunnen continueren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het zelfevaluatierapport en in de investerings- en exploitatieplanning is afdoende duidelijk gemaakt dat de intentie van ABI is dat er een docent-student ratio zal zijn van 1:23. In het eerste jaar van de opleiding is een ruimere ratio te verwachten, van 1:20, aangezien de verwachte instroom 40 studenten is, terwijl de kennisinhoud een inzet vraagt van een relatief groot aantal docenten-fte’s.
26/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
•
Het panel heeft er vertrouwen in dat ABI voldoende docenten zal kunnen blijven inzetten voor het onderwijs.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
voldoende
Criterium Inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Op basis van het voorgestelde curriculum en de kennisdomeinen heeft ABI een inventarisatie gemaakt van de docentkwalificaties die nodig zijn voor de uitvoering van het studieprogramma. Deze inventarisatie is de basis voor aanvulling van het docententeam dat nu al bij ABI beschikbaar is voor de opleiding. • Het panel heeft op basis van de cv’s en op basis van het gesprek tijdens het visitatiebezoek vastgesteld dat het kernteam afdoende is gekwalificeerd uitwerking en detaillering van het studieprogramma. Dit betreft de inhoud van het onderwijs en de onderwijskundige en organisatorische aspecten. • De opleiding streeft naar een verhouding wo- hbo-opgeleiden van 70-30%. Woopgeleiden (met een percentage van 70%) om daarmee kennis en onderzoek te borgen, en hbo-opgeleiden (met een percentage van 30%) om de beroepsvaardigheden tijdens de opleiding te trainen door middel van trainingen en projecten. Daarnaast streeft de opleiding naar een aantal gepromoveerde docenten om onderzoek in het academisch onderwijs in te brengen in het hbo-onderwijs en om, bijvoorbeeld mede door deelname aan kenniskringen, zelfstandig onderzoek uit te voeren in het vastgoedwerkveld. • Tijdens het visitatiebezoek hoorde het panel eveneens dat men ernaar streeft om 15% van de docenten aan te trekken vanuit het bedrijfsleven. Het panel stelt daarbij de vraag naar de wijze waarop deze nieuwe docenten worden ingezet met betrekking tot het wohbo-streven dat bij de bullet hierboven is vermeld. • De aanpak van personeelsbeleid bij ABI, met functioneringsgesprekken, POP’s en bijscholingsplannen, vastgelegd in het eerder genoemde Personeelsbeleidsplan en Scholingsplan, versterkt het vertrouwen van het panel dat ook in de toekomst de kwaliteit van het docententeam aan de eisen zal kunnen voldoen.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
27/49
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
voldoende
Criterium De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het faciliteitenbeleid wordt ontwikkeld voor de gehele hogeschool. De directie van ABI neemt hieraan deel hierin via het managementoverleg. • In de afgelopen jaren was er voor vrijwel alle academies een ingrijpende vernieuwing van de huisvesting, met het doel om voor alle academies een rijke leer- en werkomgeving te realiseren. Daartoe hanteert de hogeschool het concept van Xplora’s: dit zijn ruim opgezette studielandschappen, in ieder academiegebouw, met individuele en groepswerkplekken, stilteplekken en vergaderplaatsen. Alle drie de hoofdlocaties in Breda, Tilburg en ’s-Hertogenbosch hebben zo’n Xplora. De Xplora in Tilburg is dagelijks geopende van 8.00 tot 22.00 uur. • In de Tilburgse Xplora is er globaal één pc per vier studenten. Er is een draadloos netwerk, zodat studenten en medewerkers overal kunnen werken met hun eigen laptop. Er zijn daarnaast andere voorzieningen, zoals multimediaondersteuning, een internetcafé, boeken, tijdschriften, databanken. • Naast de Xplora zijn er bij ABI adequate onderwijsruimtes zoals grotere en kleinere theorieruimten, projectkamers, PC-lokalen en practica. Ze zijn voorzien van conventionele projectieapparatuur en/of digitale (beamers) en ‘smartboards’. Het software-aanbod bestaat uit de algemene kantoor- en internetapplicaties en zo’n 600 onderwijsgerelateerde applicaties. Voor BM&V komt er afdoende toegang tot de benodigde software. • Er is bij Avans een Intranet met daarnaast het Blackboard system. Uit gegevens van het hogeschoolbrede Studententevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat studenten overwegend tevreden zijn met huisvesting, ICT en overige voorzieningen: de tevredenheidsscore is voor de gehele hogeschool 6,91; het streefcijfer is minimaal 7.0. • Het panel stelt vast dat de opleiding wat betreft de materiële voorzieningen goed is toegerust. Met name de digitale en de feitelijke toegang tot de collecties van de technische universiteiten stelde het panel gerust over de toegang tot literatuur.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
voldoende
Criterium Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten, die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang.
28/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De centrale vorm van studiebegeleiding heeft de vorm van studieloopbaanbegeleiding, een geïntegreerd onderdeel van het curriculum (zie onder meer bij 2.2 en 2.3). Het beleid voor de studieloopbaanbegeleiding (SLB) is vastgelegd in de nota Handleiding Studieloopbaanbegeleiding bij de Academie Bouw en Infra (juni 2008). • SLB is gericht op het ondersteunen van de studenten bij hun keuzen in hun gehele studieloopbaan. Als werkvormen zijn er bij de SLB het maken van een e-portfolio, reflectieverslagen, met gesprekken daarover tussen docent en (groepen)studenten. In het zelfevaluatierapport heeft de studieleiding de studieloopbaanbegeleiding per fase beschreven: - De begeleiding begint met het intakegesprek, waarbij de Academie informatie verkrijgt voor een advies over studiekeuze en mogelijke deficiënties. - In het studieprogramma is er in het propedeutisch jaar studieloopbaanbegeleiding, gericht op oriëntatie op studie (competenties) en op het werkveld en daarmee op tijdige selectie: geschiktheid van de opleiding en het beroep voor de betreffende student. - In de latere studiejaren ligt de focus op begeleiding van keuzen zoals stageplek, minor en afstudeerproject. - Bij de uitstroom is er op verzoek van een student een advies over een vervolgopleiding. • SLB-docenten krijgen een specifieke training als coach. Er is daarmee bij de overige opleidingen van ABI al een begin gemaakt. • Mocht dat nodig zijn, verwijst de SLB-docent een student naar de decaan van de hogeschool of naar een psycholoog. • Docenten hebben een actieve plaats binnen de Xplora’s van Avans; ook bij ABI. Er zijn bij alle academies docenten ingeroosterd om ter plekke studenten begeleiden als die daarom vragen (zie ook bij 2.2 en bij 2.3). Informatieadviseurs adviseren bij het zoeken naar informatie voor studieopdrachten en multimediamedewerkers helpen bij het voorbereiden van presentaties en mogelijke andere producties. • De Academie heeft diverse media om studenten te informeren. Alle studiehandleidingen, blokboeken, alle organisatorische informatie over het onderwijsprogramma (zoals college- en tentamenroosters, groepsindelingen, ziektemeldingen en inschrijfformulieren voor toetsen en herkansingen) en de OER zijn voor de studenten online te raadplegen via Blackboard en intranet. • Binnen 15 werkdagen bij een eerste ronde van toetsen en binnen 10 werkdagen van een tweede ronde (herkansing) zijn toetsresultaten de studenten beschikbaar via Intranet. Binnen 2 weken na afsluiting van een onderwijsblok worden deze cijfers verwerkt in ProgRESS waarin de studenten kunnen zien hoe hun studievoortgang is wat betreft hun verworden EC. Ook is de studievoortgang inzichtelijk via OSIRIS. • Het panel concludeert dat de opzet van de studieloopbaanbegeleiding en de informatievoorziening in orde zijn.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
29/49
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Systematische aanpak
voldoende
Criterium Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • ABI sluit zich aan bij de aanpak van kwaliteitszorg bij Avans Hogeschool. Deze benadering omvat zowel de bestuurlijke processen, de onderwijsuitvoeringsprocessen als de voorzieningen. Het hogeschoolbeleid is vastgelegd in de nota’s Kwaliteit is van iedereen en Avans Integrale Kwaliteitszorg Raamwerk. Avans hanteert daarbij het INKmanagementmodel met daarnaast de Balanced Score Card (BSC). • Eén van de richtlijnen van de hogeschool is dat elke Academie het accreditatiekader van de NVAO hanteert voor de inhoudelijke sturing en beoordeling van de opleidingen. Adviseurs van het Leer- en Innovatiecentrum van de hogescholen ondersteunen de academies daarbij, onder meer door met formats en bij het vormgeven aan interne procedures. Alle relevante documenten zijn via het Platform Kwaliteitszorg op Blackboard beschikbaar voor de academies. • Voor de uitvoering van het kwaliteitszorgplan is er een Implementatieplan Kwaliteitszorg Academies. Ten behoeve van de interne kwaliteitscontrole is er een audit op accreditatiewaardigheid ontwikkeld die in 2007 jaar voor het eerst werd uitgevoerd. De praktijk in 2007 en 2008 is dat in elk geval de volgende evaluaties uitgevoerd worden: - Het tweejaarlijkse studententevredenheidsonderzoek - De blok- of kwartaalevaluatie - Het onderzoek inzake werkgeversaantrekkelijkheid - Jaarlijks onderzoek onder alumni (zoals via de HBO-Monitor en FAKTA) - Bespreking van de eindcompetenties met een werkveldadviescommissie. - Docentenevaluaties - Werkgeversonderzoeken (FAKTA) Ook de informatie uit de jaarlijkse publicaties van CHOICE en Elsevier worden verwerkt in de analyses. • Zoals de hogeschool verwacht van de academiedirecties, heeft ook de directie van ABI een eigen kwaliteitszorgbeleidsplan opgesteld (juli 2008), met daarbij een kwaliteitshandboek, een meerjarenkwaliteitsplan en jaarplan. Op opleidingsniveau is er geen eigen kwaliteitszorgplan: de opleidingen werken immers binnen de kaders van de Academie waartoe zij behoren. • In het jaarplan voor de kwaliteitszorg binnen ABI is vastgelegd hoe en wanneer de metingen op opleidingsniveau zullen worden uitgevoerd. Voorbeelden daarvan zijn de blokevaluaties en de voorgenomen verbeteractiviteiten. Het panel heeft uit het jaarplan en uit de informatie in het zelfevaluatierapport van de nieuwe opleiding BM/V, kunnen concluderen dat er binnen de evaluatiesystematiek van de Academie ruimte is voor deze nieuwe opleiding. De opleiding hanteert daarbij als streefcijfer een 7 (10 puntsschaal).
30/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
•
•
•
ABI hanteert twee systematische evaluatie- en verbetercycli: - De opzet voorziet in een evaluatie- en verbetercyclus op curriculumniveau waarin het curriculum om de vijf jaar wordt doorgelicht en verbeterd. In deze cyclus worden de hoofdlijnen van het curriculum bepaald: het opleidingsprofiel en de (kern)competenties worden geactualiseerd en er worden nieuwe doelstellingen geformuleerd op fase- en blokniveau. - Daarnaast is er voorzien in een jaarlijkse evaluatie- en verbetercyclus. Na afloop van iedere periode is er een periode-evaluatie (ook wel aangeduid als blokevaluatie) en worden de verbeteringen voor de volgende uitvoering verwerkt. De opleiding krijgt een eigen Opleidingscommissie. Die zal toezien op uitvoering van de blokevaluaties en van de analyse, de verbeteracties en de bewaking daarvan. De blokcoördinatoren zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de blokevaluaties. Op beleidsniveau werkt ABI met verbeter- of ontwikkeldocumenten, volgens Avans-formats, zoals managementrapportages, Businessplan, academiedraaiboek voor de evaluatie van een blok, blokverbeterdocumenten. Het panel is van oordeel dat het interne kwaliteitszorgsysteem goed is vormgegeven in de organisatie van de ABI en dat dit zich uitstrekt tot die van de nieuwe opleiding BM&V.
Facet 5.2
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criterium Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij facet 5.1 is aangegeven dat de belanghebbenden (studenten, docenten, alumni, werkveld) in ieder geval via evaluaties (blokevaluaties, tevredenheidsonderzoek, werkveldenquête) worden betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Daarnaast zijn er aanvullende vormen van betrokkenheid: - De docenten en de externe medewerkers zullen participeren in blokteams en zijn daardoor ook betrokken bij ontwerpen en invoeren van verbeteringen. - Als de opleiding van start is gegaan, zullen enkele docenten zitting nemen in de Curriculum commissie en in de Opleidingscommissie. Daarnaast zijn de docenten betrokken bij kwaliteitszorg via hun jaarlijkse functioneringsgesprekken, de Academieraad, periodieke opleidingsvergaderingen, studiedagen, en het medewerkerstevredenheidsonderzoek. - Studenten van de opleiding hebben zitting in de Opleidingscommissie. - Het werkveld is via de werkveldcommissie betrokken bij de ontwikkelingen in de opleidingsdoelstellingen en bij de concretisering daarvan in het curriculum; via taken als externe begeleider bij het binnenschoolse onderwijs en bij de stages is het werkveld betrokken bij de uitvoering en evaluatie van het onderwijs. - Nadat in 2013 de eerste afgestudeerden aan het werk gaan, wordt er om het jaar een alumni-onderzoek gehouden.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
31/49
•
•
De studieleiding zal exitonderzoek doen, via gesprekken met studiestakers, om vast te stellen of er generieke uitvalmotieven zijn en of er daarvoor maatregelen kunnen worden genomen. Het panel concludeert dat in de opzet van de opleiding, alle belanghebbenden afdoende betrokken zijn bij de opzet van het interne kwaliteitszorgsysteem van de opleiding.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Condities voor continuïteit
Afstudeergarantie
voldoende
Criterium De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Aan alle instromende studenten wordt een schriftelijke afstudeergarantie gegeven. Het panel heeft de desbetreffende brief gezien en heeft het vertrouwen dat de hogeschool deze afspraak zal honoreren.
Facet 6.2
Investeringen
voldoende
Criterium De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de begroting van de hogeschool zijn reserves voor het ontwikkelen van nieuwe opleidingen. Uit die post kan ABI putten voor de ontwikkeling van BM&V. • Het panel heeft de zogeheten Business Case van BM&V kunnen bestuderen. Dit is een document waarin op basis van beargumenteerde aannamen een raming wordt gemaakt van lasten en inkomsten tot 2015. • Het panel had vragen over de omvang van de investeringen en heeft dit besproken tijdens het visitatiebezoek. Op grond van de stukken en op grond van de uitkomsten heeft het panel het vertrouwen dat de Academie voldoende inzicht heeft in de te verwachten kosten en inkomsten en dat de hogeschool voldoende investeringsruimte beschikbaar stelt.
32/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
Facet 6.3
Financiële voorzieningen
voldoende
Criterium De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De nieuwe opleiding zal gedurende de opbouw van het volledige curriculum aanloopverliezen kennen. Het panel heeft zich er van overtuigd dat de aanloopverliezen worden gedekt vanuit de begroting van de hogeschool.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
33/49
34/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
35/49
Bijlage 1:
36/49
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
37/49
38/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
39/49
40/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
TNO Bouwmanagement & Vastgoed, Academie voor Bouw & Infra, AVANS Hogeschool, Tilburg
Panellid: de heer ing. R.E.H. de Gier MRE
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
Panellid NQA: Mevrouw drs. R. van Empel
Panellid: De heer prof.ir. W.G. Keeris MRICS
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s, oktober 2007
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
De heer prof. ir. W.G. Keeris MRICS Professor Keeris is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid en zijn onderwijsdeskundigheid. Hij is hoogleraar in (deelterreinen van) de vakgebieden bouwkunde, bouwmanagement en vastgoed en daarnaast redelijk breed ingevoerd in de aanverwante gebieden binnen het geheel van de bouw- en vastgoedsector. Door zijn functie als hoogleraar en door diverse docentschappen beschikt de heer Keeris over onderwijsdeskundigheid. Ook was hij lid van een groot aantal promotiecommissies. Hij heeft zo'n 160 bijdragen geleverd aan publicaties als auteur, medeauteur of als verantwoordelijke redacteur/uitgever, met name op het gebied van energiebesparing, bouwkundige- en installatietechnische systemen en consumentengedrag. Gedurende de periode van 1994 tot 2004 verschenen er in diverse tijdschriften circa 50 publicaties van professor Keeris als hoogleraar met als aandachtsgebied het beleggen in vastgoed, waarvan twee in boekvorm. Gedurende de periode dat de heer Keeris verantwoordelijk was voor de vastgoedportefeuille van de Pensioenverzekeringsmaatschappij van DSM was hij verantwoordelijk voor de beleggingen, afgezien van Nederland in de volgende markten: België, Duitsland, Verenigde Staten van Amerika en Canada.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
41/49
Behalve actieve betrokkenheid in de markten van genoemde landen presenteerde de heer Keeris zijn gedachtegoed op internationale congressen, waarvan publicaties beschikbaar zijn. Tot slot gaat hij met zijn studenten één keer per jaar een week op studiereis naar het buitenland. Hierbij zijn Duitsland, Spanje, Singapore, Hong Kong, China, de UK en Canada aangedaan, de Verenigde Staten meerdere malen. De heer Keeris heeft uit werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek, voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 1973
TH-Delft/ Bouwkunde-Architectuur: ir./MSc. Architectural Engineering MSc. thesis: Integratie van gehandicapten in de gemeenschap via het onderwijs
Cursussen: - Diverse, zowel in de breedte als in de diepte, in directe relatie tot het vakgebied en management. - Assessment of Professional Competence of the Royal Institution of Chartered Surveyors: MRICS. Werkervaring: 1974 – 1974
Gemeente Roermond/Afdeling Bouw- en Woningtoezicht, bouwkundig tekenaar klasse A 1974 – 1979 BV Aannemersbedrijf Straus van Mierlo, Roermond, chef afdeling projectontwikkeling 1979 – 1982 BV Munsterpoort, Buro voor Bouwcoördinatie, Roermond, (adjunct)-directeur 1982 – 1988 Nederlandse Energie Ontwikkelingsmaatschappij BV, Sittard (NEOM/NOVEM), projectmedewerker/programmaleider/Marktsector-manager Gebouwde Omgeving en Marktsectormanager Verkeer en Vervoer 1988 – 1991 NV Pensioenverzekeringsmaatschappij DSM, Heerlen, hoofd Beleggingen Onroerend Goed 1991 – 2000 ABP/Beleggingen, Heerlen, portefeuillemanager regio Zuid-West, beleidsmedewerker directie ABP-Woningfonds (3 dagen/week), Vesteda Management B.V. (3 dagen/week) 1994 – 2004 Technische Universiteit Eindhoven/Faculteit Bouwkunde - Capaciteitsgroep Stedebouw - leerstoelgroep Vastgoedbeheer, Hoogleraar Vastgoedbeheer (2 dagen/week, vanaf 10/2000 voltijds) 1997 – heden Leider/kerndocent postacademiale opleiding Master of Real Estate 2000 – 2002 Voorzitter Capaciteitsgroep Stedebouw 1997 – 2000 KVC, Keeris & Keeris Vastgoed Consultants, Algemeen Directeur 2007 – heden KVC, Keeris Vastgoed-Consultancy (2001 - heden), Directeur 2004 – heden Technische Universiteit Delft/Faculteit Bouwkunde - Real Estate & Housing, Visiting professor 2004 – heden TiasNimbas Business School Eindhoven BV, Academic Director Real Estate executive Master-opleiding Master of Real Estate 2008 – sept 2008 Fontys Hogeschool/MER - Vastgoed & Makelaardij, Lector Nevenactiviteiten beëindigd: 1958 – 1960 Jeugdleider bijzondere sociale zorg Weert 1965 – 1973 Actief studentenverenigingsleven/ 15 bestuurs- en beheerfuncties K.S.V. Sanctus Vergilius/ K.S.S. Alcuin, Delft 1974 – 1978 Vereniging voor Technisch Onderwijs, docent hout- en steenconstructies 1975 – 1980 Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap/Sectie Monumenten, secretaris Sectiebestuur
42/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
1990 – 1995
Ministerie van CRM/Monumentenbescherming, Inspecteur voor de regio MiddenLimburg 1990 – 1997 Verzorgingstehuis Roncalli, Roermond, bestuurslid 1992 – 1997 SHA (corporatie) te Heerlen, lid Algemeen Bestuur 1995 – 1998 Penta Scope b.v., Advies Organisatie Implementatie, lid Raad van Advies unit Vastgoed, Corporaties en Bouw 1995 – 1999 SBR/ISSO, lid redactie "Praktijkhandboek Gezonde Gebouwen", docent van diverse postacademiale/-HBO opleidingen Vastgoedmanagement: 1995 – 1999 Stichting Opleiding Makelaardij, Commercieel vastgoed 1995 – 1998 Universiteit van Amsterdam/Stichting Beleggings- en Vastgoedkunde (nu ASRE): Opleiding Master of Real Estate 1996 – 1998 Hogeschool van Utrecht/PTA: Opleiding Commercieel Vastgoed 2001 – 2004 Universiteit Antwerpen Management School: Opleiding Master in Real Estate 1995 – 2007 HanzeConnect (Hanzehogeschool Groningen, aanvankelijk samen met Fontys), Opleiding Commercieel Vastgoed - Asset- en Property-management 1997 – 2002 Nationale Stichting Koophuur, lid Raad van Advies 2002 – 2005 AZL Vastgoed Duitsland N.V. -in liquidatie; commissaris 1997 – 2007 Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, CFV: bestuurslid 2008 – sept 2008 Fontys Hogeschool Eindhoven/MER - Vastgoed & Makelaardij
Actuele activiteiten (o.m. via eigen bedrijf KVC) : 1997 TiasNimbas Business School Eindhoven B.V., Academic Director Master of Real Estate-opleiding, MRE 2004 Technische Universiteit Delft/Faculteit Bouwkunde - Real Estate & Housing, Visiting Hoogleraar 2000 Nederlandse Vereniging van Chartered Surveyors, Lid (Member of the Royal Institution of Chartered Surveyors) 2000 Vastgoedmanagement Platform, Lid 2003 Nederlands Vastgoedmanagement platform, NeVaP, Lid / lid jury innovatieprijs 2005 Kadans Vastgoed B.V., Commissaris 2006 Accel Real Estate, Member of the Advisory Board Diversen: Auteur, publicist, spreker symposia, e.d. Ad hoc adviseur Samenvatting onderzoeksactiviteiten Beleggen in vastgoed Managen van vastgoedbeleggingen Sociale huursector Bezoeker van congressen en symposia in de branche, nationaal en internationaal
Panellid de heer ing. R.E.H. de Gier MRE De heer De Gier is ingezet als panellid vanwege zijn expertise op het gebied van bouwkunde, bouwmanagement en vastgoed en bouwtechnische bedrijfskunde. Hij is vertrouwd met de meest recente ontwikkelingen in deze vakgebieden en beschikt tevens over relevante werkvelddeskundigheid. Daarnaast is de heer De Gier vak- en werkvelddeskundig op het gebied van bedrijfskunde en facility management. In zijn huidige functie heeft de heer De Gier contacten met vertegenwoordigers van soortgelijke organisaties uit het buitenland. Als voorbeeld kunnen worden genoemd de Regie der Gebouwen en de Vlaamse Bouwmeester alsmede andere Europese
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
43/49
zusterdiensten. Voor deze visitatie is de heer De Gier individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1963 – 1969 1969 – 1974 1975 – 1977 1985 – 1986 1991 – 1992 1994 – 1996 2000 – 2001
Middelbare School H.T.S. Weg- en Waterbouwkunde Nijenrode Bedrijfskunde Makelaardij N.F.M. Leergang Beheersmanagement Postdoctorale Opleiding Vastgoedkunde Leiderschap Ontwikkelingstraject
Werkervaring: 1977 – 1979 Bouwbedrijf Hazenberg, productiebewaking en acquisitie 1979 – 1985 Korteweg Bouw en Aannemingsmaatschappij, achtereenvolgens: calculatie, projectleiding, acquisitie 1985 – 1987 Nijssen Bouw, rayonmanager 1987 – 1989 Nevanco Woningbouw, commercieel rayonmanager, acquisitie en projectontwikkeling 1989 – 1993 Rijksgebouwendienst, Adviescentrum, bureauhoofd scholen, later gezondheidszorg: zorg dragen voor integrale functionele, technische en kostenadvisering tbv projecten 1993 – 1998 Rijksgebouwendienst, Directie Huisvestingsbeleid, achtereenvolgens: hoofd kostenprojectgroep, ontwikkelaar kostennormering, ontwikkelaar huurprijsmethode 1999 – 2001 Rijksgebouwendienst Directie Zuid, achtereenvolgens hoofd technische advisering en hoofd vastgoedmanagement en -beheer 2001 – 2002 Rijksgebouwendienst IV, projectleider automatisering administratie 2003 – 2008 Rijksgebouwendienst, Directie Vastgoed, hoofd vastgoedmanagement specifiek (Paleizen, Musea, Gevangenissen et cetera). Diversen: Voor Nederland vertegenwoordiger schoolaccommodaties voor de Unesco 1989-1993, diverse bestuursfuncties met vastgoed als portefeuille
Panellid NQA mevrouw drs. R. van Empel Mevrouw van Empel is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft sinds 1997 ervaring met visiteren in vrijwel alle sectoren van het HBO en heeft auditdeskundigheid op grond van deze werkervaring en op grond van auditcursussen gevolgd bij Lloyd’s Register. Mevrouw van Empel heeft onder meer ervaring in het visiteren van opleidingen architectuur, bouwkunde, bouwtechnische bedrijfskunde, bouwmanagement en vastgoed. Opleiding: 1969 – 1975
Doctoraalstudie Sociologie/Planologie Universiteit Utrecht (Thoenes, Van Paassen, Masser, Kreukels)
Cursussen: 1975 en 1978 Postdocs bestuurskunde Erasmus Universiteit (Rosenthal en Van Schendelen), Rotterdam 1975 – 1980 diverse bedrijfscursussen Gemeente Utrecht, o.m. Inspraak en Voorlichting, projectmanagement, beleidsadvisering 1990 Gebouwde omgeving, Informeel Toezicht en Kleine Criminaliteit, Geoplan 1985 – 1996 diverse bijscholingen op het gebied van sociale volkshuisvesting, NCIV, NWR, Aedes
44/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
1998 2001/2002 2003
Starterscursus eigen onderneming, KvK Utrecht 1998 ‘Persoonlijke Effectiviteit’, De Baak Competentiegericht toetsen, SBO NQA/Lloyd’s training auditor opleidingen hoger onderwijs Maart 2003 Thymos verzakelijkingstraject Dec. 2003 Thymos Adviesvaardigheden Sept. 2004 Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Mei 2006 Bureau Zuidema, Inzicht in Invloed Februari 2007 Siena, Italiaans Werkervaring: 1972 – 1974 Studentassistent bij hoogleraar Sociologie, Rijksuniversiteit Utrecht 1975 – 1976 Gemeentesecretarie Utrecht: notuliste Bureau Stadsvernieuwing; rapporteur bij het Gemeentelijk Bureau voor Statistiek over onderzoeksresultaten in de stadsvernieuwingswijk Ondiep 1976 – 1980 Gemeentesecretarie Utrecht: Beleidsmedewerker/stafmedewerker Bureau Openbare Werken en Stadsontwikkeling 1980 – 1992 Landelijk consulent/extern adviseur Stichting Ruimte/LANS (Rotterdam/Utrecht): gemeentelijk en regionaal beleid bij jeugdwelzijn en –voorzieningen 1993 – 1998 Diverse privé-opdrachten van kleine gemeenten en (welzijns)instellingen, o.a.adviezen over locatiekeuze, planning en beheer van welzijnsaccommodaties, organisatie van studiedagen/congressen, post-HBO-cursussen 1997 Ondersteuning Afdeling Scheikunde Universiteit Utrecht bij beoordeling onderwijskwaliteit wetenschappelijk personeel (BKO, SKO, WP-flow ’97) 1997 – 1999 Panelsecretary Dutch Validation Council: hbo-masters 2001 – 2004 Secretaris visitatiecommissies HBO-raad (onder meer de Academies van Bouwkunst en de opleiding Landbouw) 2004 – heden Beleidsmedewerker en auditor NQA (visitaties tbv accreditatie, onder meer Informatica, Bedrijfsinformatica, Technische Informatica, Werktuigbouwkunde, AOT, Architectuur, Stedenbouwkunde, Bouwkunde, Bouwmanagement en Vastgoed, Bouwtechnische Bedrijfskunde, Technische Bedrijfskunde, Bedrijfseconomie, Biotechnologie).
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
45/49
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Visitatiedatum: 26 augustus 2008 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30 – 10.00 uur
Ontvangst Materiaalstudie
panel
10.00 – 10.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement
10.45 – 11.15 uur
materiaalstudie
panel
11.15 – 12.00 uur
Gesprek met docenten
beoogde docenten
12.00 – 12.45 uur
Gesprek met werkveld
- leden werkveldcie/afnemend werkveld - stagebieders
12.45 – 14.00 uur
werklunch en paneloverleg
panel
13.45 – 16.00 uur
Rondleiding Materiaalstudie paneloverleg
panel
16.00 – 16.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding bezoek
Opleidingsmanagement *
16.30 – 17.00
Afsluitend paneloverleg
panel
* dit gesprek vindt mogelijk eerder plaats indien het panel er eerder aan toe is
46/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Materiaal Beleidsdocumenten (op opleidings- en hogeschoolniveau) kwaliteitszorg organisatie personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren) onderwijsbeleid en toetsbeleid rendementsbeleid Evaluatierapporten/ -resultaten (zowel intern als extern onderzoek) Inclusief de meetinstrumenten Onderwijs- en examenregeling Beoogde eindkwalificaties Beroepsprofiel of vergelijkbaar document Studiegids Overzicht van het programma (voor elke variant en locatie) inclusief studiepunten Overzicht van personeel (kwalificaties van docenten) Curriculummateriaal: modulehandleidingen stage/afstudeerhandleidingen boekenlijst projectopdrachten deficiëntieprogramma’s studieboeken readers
Onderwerp/facet 5
3 2 5, 6 2, 3.3, 4, 5, 6.2 1 1 2, 4.2 2 3.1 2
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
47/49
48/49
© NQA - AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader van de Bachelor of Engineering is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool: TNO hbo-bachelor Bouwmanagement & Vastgoed (vt)
49/49