AVANS Hogeschool, Breda Opleiding: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor Croho: 34808 Varianten: voltijd/deeltijd Visitatiedata: 7 en 8 oktober 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2008
2/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 8 8 11 12
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 21 36 40 44 48
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
55 56 61 64 66 69
3/69
4/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
5/69
6/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Leraar basisonderwijs AVANS Hogeschool heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in juli 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 7 en 8 oktober 2008. Het panel bestond uit: De heer drs. J.J.M. Kok MCM (voorzitter, domeinpanellid); Mevrouw C.H.M.M. Dautzenberg (domeinpanellid); Mevrouw A.R.R. Geeraths (studentpanellid); Mevrouw ing. I.J.M. de Jong (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 (brief AP/OKP/2007/46148) en de reactie van de NVAO daarop (brief NVAO/20073488/FV) is bijzondere aandacht besteed aan de kwaliteit van de panels voor de visitaties van de Pabo-opleidingen. In verband daarmee heeft voorafgaand aan de visitaties overleg plaatsgevonden met de NVAO over de samenstelling van de panels voor deze visitaties. Tijdens dat overleg zijn de samenstelling van de panels en de kwaliteit van de panelleden besproken. Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
7/69
1.2
Inleiding
Avans Hogeschool- verder in dit rapport aangeduid als Avans of de hogeschool- heeft verschillende vestigingen in Breda, Den Bosch en Tilburg. Avans is het resultaat van verschillende fusies die hebben plaatsgevonden. De hogeschool heeft negentien domeingerichte academies en heeft ruim 40 opleidingen. In het studiejaar 2006-2007 studeerden er aan Avans Hogeschool ongeveer 18.000 studenten en werd het onderwijs verzorgd door ruim 1800 medewerkers. Daarnaast heeft de hogeschool 18 lectoraten. De Academie Pedagogisch Onderwijs kent slechts een opleiding, de opleiding tot Leraar Basisonderwijs. Deze opleiding wordt verzorgd in voltijd- en deeltijdopleidingen tot Leraar Basisonderwijs. Samen met het Centrum Onderwijsontwikkeling verzorgt de Academie Pedagogisch onderwijs post-hbo en nascholingscursussen en workshops voor leerkrachten. Tot december 2007 kende de Academie het Lectoraat Competentiegericht en vraaggestuurd opleiden onder leiding van dr. Ton Bruining. De Academie Pedagogisch Onderwijs wil zich ontwikkelen tot een kenniscentrum met o.a. een onderwijslaboratorium waarbij zowel docenten, de studenten en het werkveld betrokken zijn. In de periode voor 2004 werd het onderwijs thematisch uitgevoerd. Vanaf 2004 is de opleiding Leraar Basisonderwijs vernieuwd en wordt competentiegericht onderwijs aangeboden. Ten tijde van de visitatie zijn alle vier de jaren van de nieuwe Bacheloropleiding in uitvoering, het vierde studiejaar is dan net van start gegaan. De Academie Pedagogisch Onderwijs heeft in schooljaar 2007-2008 665 studenten, 31,1 FTE aan docenten en 4,6 FTE aan ondersteunend personeel. Pabo Breda onderscheidt de volgende trajecten: - De vierjarige voltijdse opleiding. - De vierjarige deeltijd opleiding. - De driejarige Pabo Praktijkopleiding (PPO), voltijd. - De tweejarige verkorte deeltijdopleiding. Het curriculum van deze trajecten is gebaseerd op het algemene beroeps- en competentieprofiel en de uitwerking van de competenties. Bij de verschillen die gemaakt zijn in de trajecten is rekening gehouden met: - vooropleiding: havo-vwo-hbo/universitair - leerstijl, tempo en motivatie - zelfstandigheid en vraagsturing Het trajecten kennen grote overeenkomsten en zijn vormgegeven volgens de uitgangspunten van Opleiden in de School (Oids). 1.3
Werkwijze
Generieke audit In het kader van de visitatie van de te accrediteren opleidingen van Avans Hogeschool heeft op 14 april 2008 een zogenoemde generieke instellingsaudit plaats gehad. De audit richtte
8/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
zich op de onderwerpen: onderwijsvisie, Kaderstelling onderwijs- en examenregeling, voorzieningen en kwaliteitszorg voor zover die op concernniveau gestalte krijgen. De audit, die plaatsvond op de nieuwe locatie Tilburg, had als uitgangspunt een Zelfevaluatierapport Instellingsaccreditatie met bijlagen en bestond uit een materiaalbestudering en een aantal gesprekken. Gesprek over onderwijsvisie en kader OER Deelnemers vanuit Avans: Drs. M.A.A. van den Heuvel, stafdirecteur onderwijs Drs. M.P. Brouwers, directeur LIC en voorzitter regiegroep OER Drs. A.E.G. Heijltjes, senior adviseur LIC Gesprek met: Ir. G.L.E.M. Koopman en drs. F.J.M. van Kalmthout, respectievelijk voorzitter en lid Raad van Bestuur Gesprek over voorzieningen en Kwaliteitszorg Deelnemers vanuit Avans: Drs. A.W.W. Vogels, directeur DIF MW. P.M.G. Simons, manager LIC Drs. H.M.F. Vossen, RA controller en plv. Voorzitter stuurgroep IKZ Mw. Drs. J.G.P.M. Voets, secretaris stuurgroep IKZ Het panel bestond uit: dr. E. Schalkwijk en drs. J.H. Boerke Visitatie op opleidingsniveau De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode augustus/september 2008 inhoudelijk voor op het bezoek 7 en 8 oktober 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
9/69
De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. De opleiding heeft in het begeleidend schrijven bij het zelfevaluatierapport drie excellente beoordelingen aangevraagd (bijzondere kwaliteit), voor de facetten 1.1, 2.2, en 2.3. In het zelfevaluatierapport is voor elk van deze facetten een argumentatie geleverd op grond waarvan de opleiding een excellente beoordeling gerechtvaardigd acht. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. Specifieke werkwijze PABO-visitaties 2008 Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de NVAO in november 2007 is de visitatie uitgebreid met een extra bezoekdag. Tijdens deze extra dag is dieper ingegaan op het hbo-niveau, door middel van intensieve bestudering en bespreking van door studenten gemaakte werkstukken, toetsen, portfolio’s et cetera. Bovendien zijn er extra afstudeerproducten bestudeerd. Er zijn extra gesprekken gevoerd met (derde- en vierdejaars) studenten, docenten en externe begeleiders/beoordelaars. Tevens is er een extra gesprek gevoerd met docenten en externe begeleiders/beoordelaars over het gerealiseerde afstudeerniveau (zie bijlage 3: bezoekprogramma). Bij de bestudering van het studiemateriaal en tijdens de gevoerde gesprekken op beide dagen is bijzondere aandacht besteed aan de verhouding tussen de vakinhoud (kennisbasis) en de meer algemene didactiek. Tenslotte heeft het panel, zoals gebruikelijk, aandacht besteed aan de docent-studentratio, het aantal contacturen, het aantal door studenten bestede uren, het opleidingsniveau van de docenten en aan de verbeteringen sinds de vorige visitatie. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO.
10/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
De opleiding heeft in oktober 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in november 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
11/69
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
12/69
Opleiding tot leraar basisonderwijs VOLTIJD
Opleiding tot leraar basisonderwijs DEELTIJD
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed Positief
Goed Goed
Goed Goed
Goed Positief
Goed Positief
Goed Voldoende Positief
Goed Voldoende Positief
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Doelstellingen opleiding Alle facetten behorend bij dit onderwerp zijn met ‘goed’ beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor beide varianten van de opleiding tot leraar basisonderwijs derhalve positief. Programma De facetten 2.1 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.7 en 2.8 zijn met ‘goed’ beoordeeld. Aan facet 2.6 is voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor beide varianten van de opleiding tot leraar basisonderwijs derhalve positief. Inzet van personeel Alle facetten behorend bij dit onderwerp zijn met ‘goed’ beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor beide varianten van de opleiding tot leraar basisonderwijs derhalve positief. Voorzieningen Alle facetten behorend bij dit onderwerp zijn met ‘goed’ beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor beide varianten van de opleiding tot leraar basisonderwijs derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Alle facetten behorend bij dit onderwerp zijn met ‘goed’ beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor beide varianten van de opleiding tot leraar basisonderwijs derhalve positief. Resultaten Facet 6.1 is met ‘goed’ beoordeeld en facet 6.2 is met ‘voldoende’ beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor beide varianten van de opleiding tot leraar basisonderwijs derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
13/69
14/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
15/69
16/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Opleiding tot leraar basis onderwijs (Pabo) in Breda is vormgegeven in overeenstemming met de zeven competenties (bekwaamheidseisen) die zijn ontwikkeld door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL), onder invloed van de wet BIO (Wet Beroepen in het onderwijs, 2006). De zeven competenties zijn: 1. Interpersoonlijk competent 2. Pedagogisch competent 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent 4. Competent in organisatorisch handelen 5. Competent in het samenwerken met collega’s 6. Competent in het samenwerken met de omgeving 7. Competent in reflectie en ontwikkeling. • Landelijk zijn de hogescholen overeengekomen dat alle bacheloropleidingen tot leraar basisonderwijs werken met twee gemeenschappelijke uitstroomprofielen: profilering jonge kind en profilering oudere kind. Binnen elk profiel wordt ingezoomd op een van de specifieke leeftijdsgroepen, zowel vanuit ontwikkelingspsychologie, pedagogiek en didactiek als vanuit de specifieke vak- of leergebieden. • Bij het doorontwikkelen van de competenties heeft de opleiding het werkveld betrokken, blijkt uit gesprekken met vertegenwoordigers van het werkveld en het opleidingsmanagement. Dit heeft geresulteerd in een eigen competentieprofiel voor Pabo Avans, Opleidingskader; Beroeps- en competentieprofiel van de Pabo Avans, mei 2005. • In het Beroeps- en competentieprofiel, mei 2005 worden de visie op het beroep van leraar basisonderwijs, de eigenheid van het beroep, de context van de beroepspraktijk en de ontwikkelingen in de beroepspraktijk beschreven. Het beroepsprofiel is vertaald in een competentieprofiel met de zeven SBL-competenties die voor de bacheloropleiding Leraar Basisonderwijs zowel vertrekpunt als eindpunt vormen voor de inrichting van haar onderwijs. Drie daarvan – de competenties pedagogisch competent (2), vakinhoudelijk en didactisch competent (3) en competent in reflectie en ontwikkeling (7) – worden als kerncompetenties beschouwd. Deze krijgen in de opleiding extra aandacht. • Per competentie wordt in het Beroeps- en competentieprofiel, mei 2005 een beschrijving van de beroepssituatie weergegeven, het handelen wordt beschreven en de daarbij behorende handelingscriteria zijn uitgewerkt.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
17/69
•
•
•
•
•
• •
•
18/69
De eindkwalificaties van de opleiding Leraar Basisonderwijs zijn beschreven in termen van competenties waarover de afgestudeerde moet beschikken op het niveau van een startbekwame leraar basisonderwijs. De competenties zijn vertaald naar een viertal niveaus: opleidingsbekwaam, taakbekwaam, lio-bekwaam en startbekwaam. Criteria die het niveau bepalen zijn: de omvang en complexiteit van de situatie, de mate van zelfsturing en de persoonlijke beroepsontwikkeling. “Niveaubeschrijving competenties van de bacheloropleiding Leraar Basisonderwijs” (2005-2008). De opleiding profileert zich door haar visie op de student, het leren en het onderwijs. De opleiding ziet de kern van het beroep van leraar basisonderwijs als: Het op interactieve wijze creëren van leer- en ontwikkelingskansen voor kinderen in een rijke leeromgeving zodat zij zich kunnen ontplooien tot geëmancipeerde deelnemers aan een complexe en steeds veranderende samenleving. De opleiding werkt nauw samen met basisscholen uit de regio, er is daarbij sprake van partnerschap in opleiden. De Pabo-praktijkopleiding is in samenwerking met het werkveld ontwikkeld. De opleiding heeft een Werkveld Adviesraad (WAR), waarin gemiddeld acht besturen vanuit de regio vertegenwoordigd zijn. De WAR komt gemiddeld zes keer per jaar bij elkaar. De vertegenwoordigers van het werkveld geven in het gesprek met het panel aan dat zij daarbuiten ook regelmatig contact met de opleiding hebben. De opleiding werkt samen met andere opleidingen, zo is er bijvoorbeeld op het gebied van EVC en toetsing en regionaal samenwerkingsverband tussen Fontys, Hogeschool Zuyd en Avans. Op het gebied van Wetenschap en Techniek werkt de Pabo samen met het Kenniscentrum Wetenschap en Techniek Zuid. De opleiding participeert in verschillende netwerken en is aangesloten bij beroeps- en branchespecifieke organisaties, als het landelijk pabo-overleg. De opleiding heeft haar beleid ten opzichte van Internationalisering vastgelegd in de ‘Nota Internationalisering, mei 2008’. Daarnaast is de stand van zaken met betrekking tot internationalisering in vergelijking met die van twee andere pabo’s in Nederland beschreven De opleiding heeft een vergelijking van de eigen competenties gemaakt op basis van de QTS (Qualified Teacher Status, Engeland) en SBL-competenties (Stichting Beroepskwaliteit Leraren). Daaruit blijkt dat de Pabo Breda ruimschoots aan de Engelse standaarden voldoet. Uit een verdere analyse van documenten door de opleiding blijkt dat beginnende Engelse leraren niet klaar zijn met het behalen van het QTS. Zij dienen in het eerste jaar van hun aanstelling het NQT (New Qualified Teacher) te behalen. Vergelijkbaar met de Lio-stage is ook de overgang naar de beroepspraktijk in Engeland op deze manier geborgd. Een verder verschil is dat Engeland een nationaal curriculum van de lerarenopleiding kent. Ondanks de algemene instroomeisen kent Engeland ook een taal- en rekentoets en een test op het terrein van ICT.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de Dublin Descriptoren en de hbo-kernkwalificaties als maatstaf voor het hbo-bachelorniveau. De opleiding heeft in een matrix weergegeven hoe de Dublin Descriptoren zich verhouden tot de landelijke kwaliteitseisen en de eigen inkleuring daarvan, Hbo-niveau Pabo, Verantwoording en realisatie hbo-niveau in relatie tot Dublin-descriptoren en hbo-standaarden, mei 2008. • In de tabel Samenhang competenties en Dublin descriptoren wordt de koppeling uitwerkt. Kennis en inzicht komt bijvoorbeeld aan de orde in de competenties Interpersoonlijk competent, Pedagogisch competent en Vakinhoudelijk en vakdidactisch competent. Toepassen Kennis en Inzicht komt onder andere aan de orde in de competenties Organisatorisch competent, Competent in het omgaan met collega’s en Competent in het omgaan met de omgeving. Oordeelsvorming en Leervaardigheden komen met name aan de orde in de competentie Competent in reflectie en ontwikkeling. Communicatie komt onder andere aan de orde in Interpersoonlijk competent, Pedagogisch competent, Competent in het omgaan met de omgeving en Competent in het omgaan met collega’s. • In de verantwoording van het hbo-niveau beschrijft de opleiding per Dublin Descriptor waar de betreffende descriptor in de opleiding aan de orde komt, hoe studenten dit leren en hoe het wordt beoordeeld. • Met een voor de Pabo Breda ontwikkelde “Quick Scan” worden de ontwikkelde onderwijseenheden inhoudelijk, didactisch en organisatorisch gescreend door de projectgroep en onderwijscommissie. Daarin wordt expliciet beoordeeld op het hboniveau in termen van Dublin desciptoren en hbo-standaarden. (Notitie quick-scan Pabo 1-3, januari 2007).
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
19/69
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij dit facet worden de argumenten van facet 1.1 en facet 1.2 meegenomen. • De opleiding leidt studenten op tot leraar in het basisonderwijs. In de opleiding profileren studenten zich door te kiezen voor een vak- of vormingsgebied (bijvoorbeeld Nederlands of kunstzinnige oriëntatie), te kiezen voor een leeftijdsgroep (2 tot en met 7 jaar of 7 tot en met 14 jaar), te kiezen voor een minor (bijvoorbeeld zorgverbreding, buitenlandstage of externe minor) en te kiezen voor een levensbeschouwelijke identiteit (algemeen levensbeschouwelijk of katholiek). • De opleiding onderhoudt op verschillende manieren nauw contact met het werkveld. Zo is er een WAR, die zes maal per jaar bij elkaar komt. De PPO-opleiding is samen met het werkveld ontwikkeld en ook bij de ontwikkeling van de kernopgaven wordt het werkveld betrokken. Uit het gesprek met vertegenwoordigers uit het werkveld blijkt dat zij structureel bij de opleiding worden betrokken. • De opleiding neemt deel aan het overleg van het Regionaal Platform waar de werkgevers en werkgeversorganisaties uit de regio West-Brabant zitting in hebben. Uit dit platform is het plan ontwikkeld voor de TOPClass REC3 en REC4 over gedragsproblematiek in het onderwijs (vergelijk facet 2.1). • De opleiding heeft twee relatiebeheerders die contacten onderhouden met de besturen en (bovenschoolse) directies van de stagescholen. Hij/zij informeert besturen en (bovenschoolse) directies over het stagebeleid van de pabo en geeft vorm aan samenwerkingsverbanden. Voor de scholen is de contactdocent het eerste aanspreekpunt. Contactdocenten zijn docenten van de academie of externe stagebegeleiders die via schoolbesturen bij de academie zijn gedetacheerd. Per stageschool wordt één contactdocent aangewezen. Deze heeft onder andere tot taak contact met de basisschool te onderhouden om de bedoelingen van de opleiding en de mogelijkheden van de stageschool zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. • De opleiding wil een kenniscentrum in de regio zijn. Daarop heeft de opleiding vouchers aan alle basisscholen in de regio gestuurd. Met de vouchers kunnen de basisscholen inhoudelijke vragen aan de Pabo stellen, ze krijgen 40 uur gratis. Het management inventariseert de vragen en zet de vragen uit bij docenten (vergelijk facet 3.1). • De opleiding neemt deel aan de HBO-Monitor om zicht te houden op de mate waarin de eindkwalificaties het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar weerspiegelen. Uit de HBO-Monitor blijkt dat afgestudeerden tevreden zijn over de aansluiting van de opleiding op de eerste functie. Zij zijn ook van mening dat het functieniveau past bij het opleidingsniveau. De opleiding biedt voldoende basis om competenties verder te ontwikkelen.
20/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Sinds september 2005 heeft de Pabo een competentiegericht curriculum (voorheen was het onderwijs thematisch ingericht). Het curriculum vloeit voort uit de visie op het beroep, het competentieprofiel van de leraar basisonderwijs, het opleidingsprofiel en de interactieve visie op kennisverwerving. Competenties zijn leidend voor de inhoudelijke inrichting van het onderwijs. (Beroeps- en competentieprofiel leraar basisonderwijs, mei 2005; Opleidingsprofiel Academie voor Pedagogisch Onderwijs, mei 2005). • Per periode staan één of meer kernopgave(n) centraal. Een kernopgave is een kenmerkende en centrale beroepssituatie waarin 1) complexe problemen aangepakt moeten worden en 2) rekening gehouden moet worden met de specificiteit van de situatie. De kernopgaven bevatten zoveel mogelijk of zijn zelfs kritische beroepssituaties (Opleidingsprofiel mei 2005). In het eerste jaar werken studenten bijvoorbeeld aan de kernopgaven Oriëntatie op het beroep, Pedagogisch Klimaat, Educatief ontwerpen en rekenen/wiskunde en Educatief ontwerpen en taal. • Onderwijseenheden (kernopgaven, trainingen, gecijferdheid en geletterdheid, assessments) worden ontwikkeld in samenwerking met het beroepenveld. Er is sprake van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en uitvoering van een substantiële beroepscomponent in de opleiding, blijkt uit de gesprekken met vertegenwoordigers uit het werkveld en docenten. • In de kernopgaven werken studenten ook aan de eigen vakkennis en vakdidactiek. De opleiding sluit aan bij de Kerndoelen primair onderwijs (augustus 2006). Binnen het competentiegericht onderwijs hebben de kerndoelen hun plaats gekregen binnen competentie 3, Vakinhoudelijk en didactisch competent. Gedurende het gehele eerste jaar krijgen studenten, naast de kernopgaven met algemene eigen vaardigheid, trainingen in drama/muziek/bewegingsonderwijs en beeldende vorming, elementaire geletterdheid, elementaire gecijferdheid en wetenschap en techniek. In het tweede jaar werken studenten bijvoorbeeld aan de kernopgaven Oriëntatie op jezelf en de wereld en levensbeschouwing en aan Bewegen en gezondheid, waarbij studenten aan eigen vaardigheid van bijvoorbeeld geschiedenis, aardrijkskunde en biologie werken. In het derde jaar volgen wederom kernopgaven rond Taal en rekenen.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
21/69
•
•
•
•
•
•
22/69
Studenten kiezen voor vak- of vormingsgebieden ter verdieping van de kerndoelen (vergelijk facet 2.2), een minor en godsdienst. In het vierde jaar voeren studenten de kernopgave schoolontwikkeling en werken zij aan bewijsvoering professionele geletterdheid en gecijferdheid. Ontwikkelde onderwijseenheden worden inhoudelijk, didactisch en organisatorisch gescreend door de projectgroep/onderwijscommissie met behulp van de Quick Scan. (Notitie quick-scan Pabo 1-3, januari 2007). Door de ontwikkeling van de kernopgaven door docenten in samenwerking met het werkveld en de scan door de onderwijscommissie borgt de opleiding dat de actuele ontwikkelingen in het vakgebied in het curriculum zijn opgenomen. De opleiding maakt gebruik van vakliteratuur. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen verplichte literatuur en aanbevolen literatuur. De opleiding (onderwijscommissie en kernopgaveteams) controleert het studiemateriaal jaarlijks op actualiteit, relevantie en relatie met de beroepspraktijk (boekenlijst 2007/2008). Het panel stelt vast dat de boekenlijst relevante en actuele werken bevat. Het onderscheid tussen verplichte en aanbevolen literatuur is, aldus het panel, niet altijd duidelijk aangegeven in de boekenlijst. De opleiding heeft in een collectieprofiel vastgelegd welke informatiebronnen studenten kunnen raadplegen. In dit profiel worden verschillende collecties in kaart gebracht, waarbij tevens het niveau wordt aangegeven. Ook de doelgroep en de relatie van de collectie met het toekomstige beroeps- en werkveld van de student worden beschreven. (Collectieprofiel APO, mei 2008). Met ingang van schooljaar 2008/2009 gaat de opleiding Sherpa-Pro gebruiken als digitale leerbron. De opleiding maakt gebruik van contacten met het werkveld en alumni om veranderingen in de beroepspraktijk van de leraar basisonderwijs te signaleren en te vertalen naar het curriculum. Alumni verzorgen ook gastcolleges op de opleiding, zo blijkt uit het gesprek met het panel. De uitgangspunten die de opleiding hanteert voor het buitenschools curriculum (stage) zijn beschreven in de Stagenota 2007-2008. In de opleidingsbekwame fase (1e jaar) staat kennismaking/oriëntatie op de beroepspraktijk centraal. Studenten oriënteren zich op de beroepspraktijk door middel van het werken aan praktijksituaties en problemen uit het basisonderwijs maar ook door middel van stage/werkplekken en/of praktijkdagen. Studenten gaan in principe in leerteams van drie tot zes personen naar een basisschool, waar ze betrokken worden bij activiteiten. In de taakbekwame fase (2e jaar) wordt de praktijkoriëntatie uitgebreid. Studenten doen tijdens de stage ervaringen op in verschillende groepen van de basisschool, voor de vak- en vormingsgebieden zoals deze zijn terug te vinden in de kerndoelen. Vanaf het derde jaar (voor aanvang lio-fase) gaan studenten zich profileren door keuzes te maken (onder andere leeftijdspecialisatie: het jongere of oudere kind). Voor de stage betekent dit dat studenten zich breed oriënteren in de gekozen specialisatie. Tijdens de lio-fase, in het laatste jaar van de opleiding, is het contact met de praktijk het meest intensief. Tijdens de lio-stage vervult de student gedurende twintig aaneengesloten weken de taken van een beginnend leraar.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
Gedurende de voltijdopleiding lopen studenten 60 EC stage, in het eerste jaar 10 EC, in het tweede jaar 20 EC, in het derde jaar 13 EC en in het laatste jaar 27 EC. Voor de deeltijdopleiding geldt dat zij gedurende de opleiding 48 EC stage lopen, in het eerste jaar 9 EC, in het tweede en derde jaar 10 EC en in het vierde jaar 19 EC. Voor de verkorte deeltijdopleiding geldt dat zij in het eerste jaar 18 EC stage lopen en in het tweede jaar 21 EC, in totaal beslaat de stage daarmee 39 EC van het curriculum van 120 EC (120 EC vrijstelling voor hbo/wo-studenten). Het onderwijs op de Pabo is gericht op het basisonderwijs in Nederland, maar studenten kunnen in de minor ook kiezen voor een stage in het buitenland. Enkele studenten lopen bijvoorbeeld stage op de Nederlandse Antillen en twee studenten lopen stage in Ethiopië via Edukans (onderwijsprojecten in ontwikkelingslanden). Studenten kunnen gebruik maken van het International Office van Avans. De opleiding werkt ook met verschillende gastdocenten. Studenten geven aan dat zij de lessen van de gastdocent moeten opnemen in het onderzoek of de kernopgave waar zij op dat moment mee bezig zijn. Deeltijdstudenten geven aan dat zij ook zelf gastdocenten voordragen of uitnodigen voor gastcolleges. De Pabo stelt het doen van praktijkgericht onderzoek centraal in de opleiding tot leraar basisonderwijs. Zij wil dat haar studenten in de loop van de opleiding een onderzoekende houding ontwikkelen, onderzoeksvaardigheden aanleren en kennis opdoen over (methoden van) onderzoek. In het eerste leerjaar ligt het accent op oriënterende activiteiten op het gebied van onderzoek, in het tweede jaar op het voorbereiden van onderzoek. In het derde leerjaar is onderzoek gericht op de ontwikkeling van kinderen. In het laatste leerjaar ligt de nadruk op onderzoek en schoolontwikkeling op basis van een schoolontwikkelingsvraag (Doorgaande Lijn-Onderzoek, februari 2008). Het panel is positief over deze doorgaande onderzoekslijn in alle leerjaren van de opleiding in het nieuwe curriculum. In het vorige curriculum kwam praktijkgericht onderzoek aan de orde in de thema’s 18, 20 en 21. Thema 20 is bijvoorbeeld: De leraar als onderzoeken en ontwerper en werd in het vierde leerjaar aangeboden. Met ingang van 2008-2009 start de opleiding met het aanbieden van een TOPClass REC 3 en REC 4. REC staat voor Regionaal Expertise Centrum gericht op Speciaal Onderwijs. De TOPClass is een traject voor excellente studenten die zich willen specialiseren in kinderen met leer- en gedragsproblemen. REC 3 staat voor zeer moeilijk lerende kinderen en REC 4 voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen. Studenten die willen deelnemen aan de TOPClass moeten de propedeuse behaald hebben. Selectie vindt plaats op basis van een assessment gericht op sociaalcommunicatieve vaardigheden en attitude en wordt door het werkveld en de Pabo samen afgenomen. De specialisatie komt on-top-of het reguliere programma en beslaat 20% (120% in totaal). De specialisatie wordt voor 50% door personeel van de Pabo en voor 50% door personeel van de betrokken schoolbesturen uitgevoerd. Studenten volgen in hun tweede studiejaar 1 dag in de week extra lessen bovenop het reguliere programma. In het derde studiejaar geldt dat voor het eerste semester. In het tweede semester volgen deze studenten de minor zorg, de stage wordt uitgevoerd op een REC3- of REC4-school. Het laatste jaar vindt het onderzoek en de lio-stage plaats op een REC- of REC4-school.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
23/69
•
•
Het panel is positief over de wijze waarop de opleiding deze actuele vraag uit het werkveld combineert met het aanbrengen van differentiatie in de opleiding voor excellente studenten. Studenten tonen zich in het gesprek met het panel positief over de actualiteit in het curriculum. Enkele studenten geven aan in het eerste jaar meer vakinhoud te wensen. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat studenten tevreden zijn met het contact dat zij gedurende de opleiding met de beroepspraktijk hebben. Studenten vinden de opleiding praktijkgericht en vinden dat de opleiding aansluit bij actuele ontwikkelingen.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Pabo kent een gemeenschappelijke fase en een profileringsfase: De gemeenschappelijke fase beslaat het 1e en 2e jaar van de opleiding en een klein deel van het 3e jaar (130 EC). De profileringsfase beslaat 110 EC. In deze studiefase kiest de student één van de volgende minoren (30 EC): Bewegingsonderwijs; zorg; wetenschap en techniek; cultuureducatie; Avans brede minor of een buitenlandstage. Voorts stelt de student een programma samen dat een combinatie is van (samen 80 studiepunten): Een leeftijdspecialisatie (2 t/m 7 jaar of 7 t/m 14 jaar); een levensbeschouwelijke identiteit; drie specifieke vak- en vormingsgebieden of onderdelen daarvan, te weten: - rekenen/wiskunde, wetenschap en techniek en beeldende vorming; - Nederlandse taal, Engels, drama en muziek; - Nederlandse taal - rekenen/wiskunde, tijd en ruimte. • Het Beroeps- en competentieprofiel vormt de basis voor het Opleidingsprofiel. In het Opleidingsprofiel worden de onderwijskundige en didactische uitgangspunten voor de bacheloropleiding Leraar Basisonderwijs beschreven. Het Opleidingsprofiel is gebaseerd op de missie, visie, basiswaarden en beleidskaders van Avans hogeschool en de opvattingen en concepten van de Academie voor Pedagogisch Onderwijs ten aanzien van goed onderwijs (Opleidingsprofiel, mei 2005). Op grond van het Beroeps- en competentieprofiel en het Opleidingsprofiel is een curriculumontwerp gemaakt voor het competentiegerichte curriculum. (Curriculumontwerp, juni 2005). In het Opleidingskader en de Onderwijs- en Examenregelingen zijn overzichten van de programma’s opgenomen.
24/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
•
De inhoudelijke en organisatorische kaders voor het competentiegerichte vierde studiejaar (Pabo 4), dat vanaf 2008/2009 wordt aangeboden, worden beschreven in de Notitie Kaderstelling Pabo 4, december 2007. De competenties zijn, met behulp van indicatoren, verdeeld in vier niveaus: opleidingsbekwaam, taakbekwaam, lio-bekwaam en startbekwaam. De niveaus zijn bepaald op grond van de volgende criteria: complexiteit van de situatie, de mate van zelfsturing en de persoonlijke beroepsontwikkeling Niveaubeschrijving SBLcompetenties van Pabo Breda, 15 februari 2005, geactualiseerd in maart 2008. Pabo 1 Fase opleidingsbekwaam (propedeuse) heeft de volgende doelen: Aan het einde van de propedeuse heeft de student zich georiënteerd op de opleiding en het toekomstig beroep. De propedeuse is gericht op het bereiken van de indicatoren opleidingsbekwaam. Per onderwijsperiode lopen studenten 2 weken stage (met uitzondering van periode 1, hierin zitten een kampweek en een stageweek). Studenten oriënteren zich op de basisvaardigheden van het beroep en opleiding. Het behalen van de Cito-toets geletterdheid en gecijferdheid volgens de afgesproken landelijke normen en procedures. Pabo 2 is de fase taakbekwaam en heeft de volgende doelstellingen: De student is gericht op het bereiken van de indicatoren taakbekwaam. De student doorloopt een intensieve periode van 10 stageweken, afgesloten met een performance assessment. In onderwijsperiode 1 en 2, vinden in totaal 4 weken stage plaats. Het jaar wordt afgesloten met een overall taakbekwaam assessment. Pabo 3 en periode 1 van pabo 4 zijn gericht op het behalen van het assessment liobekwaam. De student kiest voor een minor (bewegingsonderwijs, zorgverbreding, cultuureducatie, wetenschap en techniek, buitenlandstage of externe minor). Daarnaast kiest de student voor vak- en vormingsgebieden (dat wil zeggen verdieping ten aanzien van de landelijk vastgestelde kerndoelen). Ook vindt er een leeftijdspecialisatie (jonge of oudere kind) plaats. En kiezen studenten voor een diploma katholiek basisonderwijs of het getuigschrift algemene levensbeschouwing. Pabo 4 is de fase startbekwaam en is gericht op het bereiken van de indicatoren startbekwaam. Studenten doen onderzoek op schoolniveau ten behoeve van schoolontwikkeling. Er vindt een stageperiode van 20 weken plaats. Studenten werken aan een kernopgave rond beroepsidentiteit. De fase wordt afgesloten met een startbekwaam assessment. In de Pabowijzers wordt voor elke opleidingsfase in een tabel/matrix aangegeven welke indicatoren van welke competenties relevant zijn in de betreffende fase. De competenties zijn vertaald in programmaonderdelen (zoals kernopgaven, stages, trainingen en assessments). In deze onderwijseenheden zijn meerdere competenties aan de orde. Per onderwijseenheid worden leerdoelen beschreven. Deze leerdoelen zijn rechtstreeks afgeleid van de indicatoren behorend bij de competenties. Het panel is positief over de Pabowijzers, ze zijn helder van opzet en duidelijk voor studenten. Studenten werken tijdens de opleiding ook aan eigen leerdoelen. Om dit in beeld te brengen wordt gebruik gemaakt van het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Studenten stellen persoonlijke leerdoelen op en verzamelen vervolgens bewijzen (werkstukken, verslagen, tentamenuitslagen, of leerlingmateriaal, reflecties, foto’s, video’s enzovoort) waarmee ze kunnen aantonen dat de doelen bereikt zijn.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
25/69
•
Deze bewijzen worden opgenomen in een portfolio. Het samenstellen van een portfolio en het opstellen van een POP is een cyclisch proces (vergelijk facet 2.8). Uit het gesprek met studenten en uit de presentaties van de portfolio’s door studenten blijkt dat zij een goed overzicht hebben van de competenties en indicatoren. Ook in de portfolio’s is de lijn van competenties naar indicatoren en persoonlijke leerdoelen goed terug te zien. Vertegenwoordigers uit het werkveld geven in het gesprek met het panel aan dat het onderwijs transparanter is geworden ten opzichte van het vorige curriculum. Zij geven in het gesprek ook aan dat extra aandacht voor kleuteronderwijs wenselijk is, bijvoorbeeld in de vorm van een minor.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Verticale samenhang wordt gerealiseerd door het hanteren van de zeven SBLcompetenties als weefdraden van het curriculum. Ze zijn onderverdeeld in vier niveaus: opleidingsbekwaam, taakbekwaam, lio-bekwaam en startbekwaam (de niveaus corresponderen met de opleidingsfasen). De competenties zijn voor elke opleidingsfase vertaald naar indicatoren. In de Pabowijzers wordt voor elke opleidingsfase in een tabel/matrix aangegeven welke indicatoren per competentie relevant zijn in de betreffende fase. Tevens wordt aangegeven in welke studieonderdelen deze indicatoren expliciet aan bod komen. De indicatoren in de studieonderdelen zijn weer uitgewerkt in criteria waarop getoetst wordt. Het panel stelt vast dat competenties, indicatoren en criteria duidelijk samenhangen. • Horizontale samenhang wordt bereikt door de fasedoelen die voor elke opleidingsfase zijn geformuleerd. Alle onderwijseenheden die worden aangeboden binnen een fase dragen bij aan het realiseren van (een deel van) de fasedoelen. Ook het centraal stellen van kernopgaven per onderwijsperiode vergroot de horizontale samenhang. • De inhoudelijke samenhang wordt gekenmerkt door verschillende rode draden door het programma: - Basisschoolvakken (taal, rekenen/wiskunde en vak- en vormingsgebieden); - reflecteren; - onderzoek doen; - stage. • Theorie en praktijk hangen in de opleiding duidelijk samen, aldus het panel. Onderwijseenheden worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met het beroepenveld. Studenten werken in kernopgaven aan interdisciplinaire, authentieke leertaken (leertaken zoals een professional in de praktijk uitvoert). • Tijdens stageperiodes is de interactie met de praktijk het meest intensief. Studenten brengen enerzijds het geleerde in de praktijk en anderzijds brengen zij hun praktijkervaring in tijdens de lessen.
26/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
• •
•
• •
•
Het curriculum bevat een substantiële en in studiebelasting toenemende praktijkcomponent in de verschillende fasen van de opleiding (vergelijk facet 2.1). De onderwijscommissie bewaakt de kaders voor de onderwijsinhoud en de onderwijsvorm van de onderwijseenheden. De programmaleiders (vormen samen de onderwijscommissie) zijn elk verantwoordelijk voor de inhoudelijke programmering en organisatie van een deel van de opleiding. De kernopgaveteams zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en evaluatie het onderwijs binnen een kernopgave. Het panel is positief over deze wijze van de borging van de samenhang in het programma. De samenhang in de opleiding wordt na elke periode geëvalueerd door middel van periode-evaluaties. Er vinden ook periode-overstijgende evaluaties plaats door de commissie kwaliteitszorg. Deze hebben de vorm van panelgesprekken. Het panel is positief over de samenhang in het programma. Bij het ontwikkelen van het nieuwe curriculum heeft samenhang blijkbaar een grote rol gespeeld. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat studenten tevreden zijn over de samenhang in het onderwijsprogramma. Ook vinden studenten dat de stages aansluiten op het overige onderwijs. Uit het gesprek met studenten blijkt ook dat zij tevreden zijn over de samenhang in het programma. Daarnaast laten de vertegenwoordigers uit het werkveld zich positief uit over de samenhang in het competentiegerichte programma ten opzichte van het thematische curriculum.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Ieder studiejaar heeft een omvang van 60 studiepunten en is onderverdeeld in 4 periodes van 10 weken. De laatste twee weken van de periode (week 9 en 10) zijn gereserveerd voor toetsen (schriftelijke toetsen voornamelijk in de eerste toetsweek, presentaties voornamelijk in de tweede toetsweek). • In de Onderwijs- en Examenregeling is per onderwijseenheid het aantal studiebelastingsuren in EC aangegeven. In de Studiehandleidingen en de Pabowijzers zijn de leerdoelen, werkvormen en manier van toetsing aangegeven. • In overeenstemming met het didactisch concept heeft de opleiding ervoor gekozen de studiebelasting van de onderwijseenheden te laten variëren. De kernopgaven beslaan per opgave 8 tot 11 EC. De praktijkcomponent is gemiddeld 60 EC bij de voltijdopleiding. Om assessments te behalen krijgen studenten in de voltijdopleiding 76 EC toegewezen. Daarnaast is er een aantal onderwijseenheden met een kleine omvang zoals trainingen (1 of 2 EC).
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
27/69
•
•
•
•
• •
•
28/69
Jaarlijks worden per onderwijseenheid twee tentamenmogelijkheden aangeboden. De eerste mogelijkheid vindt plaats in de periode waarin het programma wordt aangeboden. De tweede mogelijkheid aan het eind van de volgende periode. Heeft de student de toetsing in één jaar niet gehaald dan wordt in principe het niet gehaalde programma getoetst in periode 1 en 2 van het volgende jaar, zodat de studievertraging beperkt blijft. Voor gecijferdheid en geletterdheid (landelijke Cito-toets) krijgen studenten drie mogelijkheden om de toets binnen de duur van de propedeuse te behalen. Aspirant studenten kunnen voor aanvang van de opleiding een zomercursus taal- en rekenvaardigheid volgen. Studenten kunnen tijdens het eerste jaar extra lessen taalen rekenvaardigheid volgen. Voor de Taaltoets geldt een slagingspercentage van 85% in het afgelopen cohort (2007-2008). Voor de voorgaande cohorten geldt een percentage van 77% in 2005-2006 en 73% in 2006-2007. Voor de Rekentoets geldt een slagingspercentage van 86% in het afgelopen cohort (2007-2008). In 2006-2007 was dat 89%. Voor de cohorten daarvoor geldt dat er nog geen officiële Cito-toets werd afgenomen. Een contactuur wordt door de opleiding omschreven als een klokuur waarin een docent directe les- /begeleidingsactiviteiten heeft met studenten in het kader van de opleiding/studie. De begeleiding door de stagecoach is niet in de berekening meegenomen (minimaal 1 dagdeel per week). Voor de voltijdopleiding geldt dat studenten in het eerste jaar 18 contacturen per week hebben, in het tweede en derde jaar 14 contacturen per week en in het vierde jaar 13 contacturen per week. Voor de deeltijdopleiding geldt dat studenten in het eerste jaar 14 contacturen per week hebben. In het tweede jaar hebben zij 12 contacturen per week en in het derde jaar 13. In het laatste jaar hebben de deeltijdstudenten 12 contacturen per week. Voor de PPO geldt dat studenten het eerste en tweede jaar 24 contacturen per week hebben, in het derde jaar hebben zij 15 contacturen per week en in het laatste jaar 13. Voor de deeltijd verkort-opleiding geldt dat studenten in het eerste jaar 15 contacturen per week hebben en in het tweede jaar hebben zij 12 contacturen per week. Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij gemiddeld 30 uur per week aan de studie besteden. Bij een stageweek loopt dit aantal op tot minimaal 40 uur per week. Zowel deeltijd- als voltijdstudenten klagen niet over een te grote studielast. Deeltijdstudenten geven wel aan dat de combinatie van de opleiding met werken en privé soms druk is. Studenten ervaren geen echte struikelvakken, wel wordt het vak Ontwikkelingspsychologie als moeilijk ervaren. Deeltijdstudenten kunnen bij Avans een cursus time-management volgen. De studielast wordt regelmatig geëvalueerd tijdens panelgesprekken met studenten en docenten. De studievoortgang van studenten wordt regelmatig gepeild. In de propedeuse vinden gesprekken plaats in het kader van het (bindend) studieadvies. Door studiebegeleiding begeleidt de opleiding de student bij keuze- en beslismomenten, en wordt studie-uitval en studievertraging tegengegaan. Groepsindelingen, lesroosters, (her)tentamenroosters zijn tijdig beschikbaar op Blackboard, aldus de studenten.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt ook dat studenten tevreden zijn met de informatie over de roosters.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De vooropleidingseisen waaraan studenten moeten voldoen om te worden toegelaten tot de opleiding zijn beschreven in de WHW en de Onderwijs- en Examenregeling (OER competentiegericht en thematisch 2007/2008). • De grootste groep instromers komt van het havo, met het profiel “Cultuur en Maatschappij”. Daarnaast stromen studenten in vanuit het vwo en vanuit de opleidingen mbo4. De getalsmatige verhoudingen zijn: havo 60%, vwo 10%, mbo 20% en 10% overig. De opleiding kent gedifferentieerde leerroutes voor studenten met havo, vwo en andere vooropleidingen (Opleidingsprofiel mei 2005): Voltijdopleiding: - Havisten volgen het vierjarige standaard (nominale) bachelorprogramma van 240 EC (210 EC major en 30 EC minor); - Vwo’ers kunnen het programma in 3 jaar volgen. In de propedeuse kunnen ze 28 EC vrijstelling krijgen (voor een deel van het vak Oriëntatie op het beroep en pedagogisch klimaat en voor een deel van de vakken Educatief ontwerpen taal en rekenen/wiskunde) en in de postpropedeutische fase 32 EC (voor delen van verschillende vakken als Samenwerken en innoveren, Kunstzinnige oriëntatie en Oriëntatie op jezelf en de wereld). Het totale programma omvat minimaal 180 EC. De korting op het nominale programma van 240 EC is niet vanzelfsprekend. Studenten dienen hiervoor een verzoek in te dienen bij de examencommissie; - De Pabo Praktijkopleiding (PPO) duurt 4 jaar, maar voor vwo’ers 3 jaar. Studenten die voor deze variant kiezen volgen wel de reguliere propedeuse, maar lopen vanaf het tweede jaar 3 dagen per week stage op een basisschool. De vierde dag is een theoriedag en de vijfde een zelfstudie/overlegdag. (OER 2007/2008 competentiegericht) Deeltijdopleiding: - Vierjarige deeltijdopleiding van 240 EC’s (210 EC’s major en 30 EC’s minor). - Studenten met een afgeronde universitaire- of hbo-opleiding kunnen een tweejarige, verkorte, deeltijdopleiding volgen. Studenten krijgen vrijstelling voor een minor en voor een aantal onderdelen van keuzekernopgaven.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
29/69
•
•
•
•
• •
Ook voor de verkorte leerroutes geldt een individueel profileringdeel van 30 EC. Echter, gezien het gegeven dat een majorprogramma een minimale omvang van 180 EC moet hebben (Avans kader), is de vrije keuze van de student beperkt tot onderwijseenheden binnen de domeincompetenties. Studenten die niet voldoen aan de vooropleidingseisen maar 21 jaar of ouder zijn, of studenten die beschikken over een buitenlands diploma kunnen deelnemen aan een toelatingsonderzoek. Het onderzoek wordt uitgevoerd door of namens de examencommissie en omvat de volgende onderdelen: - Nederlandse taal (tekstverklaring, spelling en grammatica); - mondelinge taalvaardigheid; - rekenen/wiskunde (gecijferdheid). De opleiding verzorgt een aantal activiteiten om aspirant studenten een goed beeld te geven van de opleiding Leraar Basisonderwijs, zodat studenten een gemotiveerde keuze kunnen maken voor de opleiding én voor een passend traject. Er worden open dagen en open avonden voor aspirant-studenten en hun ouders georganiseerd. Studenten van de opleiding assisteren hierbij in de uitvoering, zodat de aankomende studenten ook aan hen vragen kunnen stellen over de opleiding en het onderwijs. Aspirant-studenten kunnen ook komen proefstuderen. Instromers kunnen voorafgaand aan de start van de opleiding een zomercursus rekenen- en taalvaardigheid volgen. Studenten tonen zich in het gesprek met het panel positief over de zomercursus. Ook zijn zij tevreden over de begeleiding in het eerste jaar op het gebied van taal en rekenen. Voor de instromers organiseren de opleiding en Avans introductie-activiteiten met als doel de student te laten integreren in de opleiding (oriëntatie op studie en school, kennismaking met studenten en docenten) en om kennis te maken met de stad. Activiteiten die in dit kader worden georganiseerd zijn: de hbo-Intro-dag, het hbointrofestival, introductie kernopgave en studieloopbaanbegeleiding en het Pabokamp. Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij geen problemen hebben ervaren met de aansluiting van de opleiding op hun vooropleiding. Uit het Studenttevredenheidonderzoek 2008 blijkt dat voltijd studenten vinden dat de opleiding voldoende aansluit op hun vooropleiding. Deeltijdstudenten beoordelen de aansluiting als goed.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten.
30/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Duur, omvang en samenstelling van de opleiding (zowel de voltijd als de deeltijdvariant) worden beschreven in het Onderwijs- en Examenregeling en in de Pabowijzers. • De bacheloropleiding Leraar Basisonderwijs omvat vier studiejaren (nominale studieduur) van ieder 60 studiepunten, dus in totaal 240 studiepunten.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In 2004 stonden in de onderwijsvisie van Avans 4 uitgangspunten centraal: - Leren is een actief en constructief proces; - Het onderwijs is competentiegericht; - Het onderwijs is studentgericht; - Er dient sprake te zijn van een ‘rijke’ leeromgeving. • Als gevolg van interne ontwikkelingen (fusie in 2004) en ontwikkelingen in de maatschappij en de beroepspraktijk werd een herijking van de onderwijsvisie noodzakelijk geacht. Daarbij kwam dat de bestaande visie niet als richtinggevend genoeg werd ervaren. Daarom is er in september 2006 een traject gestart dat in april 2007 werd afgerond. Bij de totstandkoming van de vernieuwde visie zijn alle relevante partijen (adviseurs, directeuren, docenten en studenten) betrokken ten einde een zo groot mogelijk draagvlak te creëren. De onderwijsvisie is verbreid door middel van een voordracht door de Raad van Bestuur op een Onderwijsdag en via een flyer, een brochure en een DVD. Via de onderwijsdagen zal ook de voortgang van de implementatie gemonitord worden. • Belangrijkste verandering is dat in de Avansvisie kennis- en competentieontwikkeling de kern van onderwijs en leren vormen. Bij onderwijs en leren gaat het niet om een activiteit van of de student of de docent maar om een interactie tussen docenten, professionals uit het werkveld en de studenten. Samen vormen zij “dynamische netwerken” waarin kennis wordt ontwikkeld. Deze netwerken kunnen verschillen afhankelijk van aard en opdracht van opleidingen en academies. Teneinde dit uitgangspunt vorm te geven, is een ‘rijke’ leeromgeving nodig die vorm krijgt in de wijze waarop curriculum, didactiek en toetsing zijn vormgegeven. • Een ander nieuw element is het bewust apart benoemen van de kennisontwikkeling. Teneinde competent te kunnen handelen, is een solide kennisbasis nodig. Avans maakt daarbij onderscheid in vier soorten kennis: fundamentele kennis, actuele beroepskennis (samen de ‘body of knowledge’ van een beroep) metakennis en ervaringskennis (intuïties, ideeën, ambities).
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
31/69
•
•
• •
•
•
•
•
32/69
Naast deze kernconcepten worden in de visie ook zaken als diversiteit, partnerschap (met het werkveld), en de leeromgeving geëxpliciteerd. Tevens wordt het perspectief wat betreft curriculum, didactiek en toetsing geschetst. In de gesprekken is duidelijk geworden dat het hier om een visie gaat en niet om een voorschrijvend kader. De feitelijke vorm/uitvoering kan verschillend zijn en ook het tempo van implementatie kan per academie verschillen. Het Leer- en Innovatiecenrum (LIC) zal academies begeleiden en via best practices stimuleren. De onderwijsvisie waarop het onderwijsconcept is gebaseerd en de onderwijskundige en didactische uitgangspunten zijn beschreven in het Opleidingsprofiel, mei 2005. In het curriculumontwerp wordt het didactische concept geconcretiseerd in een aantal didactische uitgangspunten voor de inrichting van de opleiding, namelijk: - Studenten werken in leerteams volgens het principe van samenwerkend leren; - studenten werken aan interdisciplinaire authentieke leertaken (leertaken zoals een professional in de praktijk uitvoert); - beroepsproducten zijn uitgangspunt voor de inrichting van het leerproces; - werkvormen moeten uitnodigen tot vragen stellen, onderzoeken, ontwerpen en reflectie; - een projectmatige aanpak wordt aanbevolen, daarnaast kan gebruik gemaakt worden van microdidactisch onderzoek, action research, educatief ontwerpen. Voor het ontwerpen van kernopgaven is een instrument ontwikkeld waarmee docenten kunnen nagaan of de kernopgaven aan alle vereiste inhoudelijke, didactische en vormtechnische criteria voldoen, Notitie Quick-scan Pabo 1-3, januari 2007. Ook de onderwijscommissie beoordeelt de inhoud van de kernopgave aan de hand van de Quick-scan. Uiteindelijk stelt de directie de kernopgave vast. In een kernopgave zoomen studenten vanuit praktijkrelevante situaties in op kernvakken en weer uit naar het geheel. Voor het ontwerp van kernopgaven zijn de principes van het 4C-ID model gebruikt. Dit model bestaat uit integratieve leertaken, ondersteunende informatie/bronnen, trainingen en just-in-time informatie. De leertaken resulteren in een (beroeps)product. De leertaken worden begeleid door leertaakbegeleiders. De ondersteunende informatie betreft de theoretische ondersteuning die onder andere door inhoudsdeskundigen wordt verzorgd. Sommige leertaken vragen specifieke training of just-in-time informatie. De resultaten van de kernopgaven worden zichtbaar in het portfolio waarin ook de bewijzen voor de assessments worden opgenomen. Het panel heeft de kernopgaven bestudeerd en is positief over de inhoud ervan. Het 4CID-model is duidelijk te herleiden in het onderwijs dat de opleiding ontwikkelt en aanbiedt. Het panel is onder de indruk van de wijze waarop de opleiding het onderwijs vormgeeft en daarbij consistent de vastgestelde kaders en borgingsmechanismen hanteert. De opleiding maakt gebruik van een afwisselend palet aan werkvormen, zoals hoorcolleges, werkcolleges, groepswerk, individuele opdrachten, simulaties, praktijkopdrachten en gastcolleges.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
Het panel stelt vast dat didactische werkvormen en studieactiviteiten beredeneerd zijn gekozen en zinvol en geschikt zijn met het oog op de te verwerven competenties. Studenten vinden de lessen en werkvormen afwisselend en aantrekkelijk blijkt uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008. Ook uit het gesprek met studenten blijkt dat zij de werkvormen afwisselend vinden. E-learning maakt deel uit van de leeromgeving. Er wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van Blackboard-community’s en -courses, een learning content system voor archivering en documentatie van bronmateriaal, een digitale portfolio-omgeving, digitale “competentiemeters” (MyCQ en Collector) en beroepsspecifieke digitale applicaties zoals educatieve software. De onderwijscommissie borgt de inhoudelijke en didactische kwaliteit van het onderwijs, zo heeft het panel bevestigd gekregen in gesprekken met docenten en het management.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Een aantal richtlijnen ten aanzien van facetten van het onderwerp Programma is formeel en procedureel vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregelingen van de opleidingen. Om te komen tot conformiteit ten aanzien van wetgeving en Avansbeleid heeft de Raad van Bestuur een zogenoemde kader-OER opgesteld. Dit kader wordt jaarlijks vastgesteld door de Raad van Bestuur en is bedoeld om academies te ondersteunen en te sturen. Het heeft de vorm van een format en geeft voor alle paragrafen van een OER aan of de tekst verplicht is, dat aan de tekst beperkingen worden opgelegd dan wel of deze door de academie vrij geformuleerd kan worden. Er is een regiegroep Onderwijs en Examinering die verantwoordelijk is voor noodzakelijke aanpassingen en actualisering. Sinds twee jaar is er ook een controle op de gemaakte onderwijs- en examenregelingen in de vorm van een verplicht advies door het LIC met betrekking tot de conformiteit van het kader met de wetgeving. Uit de gesprekken is duidelijk geworden dat men over het algemeen tevreden is over de kwaliteit van de regelingen. Een element dat het panel in het OER miste – de EVCprocedure – moet nog nader uitgewekt worden, maar zal dan wel in het kader opgenomen worden. • De opleiding heeft haar toetsbeleid beschreven in het document “Toetsing: beleid en kaders. Werk in uitvoering, juni 2008”. In dit document worden de visie op toetsing, de uitgangspunten en de vertaling daarvan naar de onderwijspraktijk beschreven. Per fase van de opleiding wordt aangegeven op welke wijze toetsing plaatsvindt.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
33/69
•
•
34/69
De Pabo hanteert de volgende uitgangspunten met betrekking tot toetsing: - Competenties zijn zowel beginpunt als eindpunt van het onderwijs. - Competenties worden curriculumonafhankelijk getoetst in de vorm van assessments. Studenten kunnen pas deelnemen aan assessments wanneer zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Er zijn in totaal vier assessments: assessment opleidingsbekwaam assessment taakbekwaam (performance assessment en overall assessment) assessment lio-bekwaam (portfolio assessment) assessment startbekwaam (m.i.v. 2008/2009) - Toetsing vormt een integraal onderdeel van het leerproces. - De toetsing heeft zowel een summatieve als formatieve functie. - Toetsen zijn zoveel mogelijk authentiek en vinden zoveel mogelijk plaats in beroepsrealistische situaties. Beroepsgerichte competenties vormen daarom de inhoudelijke basis voor de op te stellen toetsen (en assessments). - Toetsen zijn integratief. Studenten laten niet alleen zien dat ze een bepaalde handeling kunnen uitvoeren, maar moeten ook het hoe en waarom kunnen verantwoorden, inclusief de context, de achterliggende theorie en persoonlijke standpunten. Tevens dient de student een juiste attitude aan de dag te leggen. Dit betekent voor toetsing geen afzonderlijke taken, niet één voor één, maar een combinatie van planning, uitvoering, probleemoplossing en reflectie. - Studenten verzamelen tijdens de studie op gezette tijden bewijzen, door in authentieke situaties, onder assessmentscondities, taken uit te voeren. De resultaten worden in een digitaal beoordelingsportfolio opgeslagen. - Omdat competenties sterk persoonsgebonden zijn, zal de toetsing en beoordeling gericht moeten zijn op het individu. Indien in het onderwijs sprake is van groepswerk met daaruit voortvloeiend een groepsproduct of – prestatie fungeert dit groepsproduct of – prestatie uitsluitend als middel om tot een beoordeling van (de kwaliteit van) de individuele prestatie te kunnen komen. - De betrouwbaarheid van toetsresultaten wordt vergroot indien er verschillende beoordelaars in het spel zijn: docenten, andere studenten, het werkveld. Ook zal studenten in toenemende mate gevraagd worden naar het eigen resultaat en dat van medestudenten te kijken alsook zelf criteria op te stellen op basis waarvan uitgevoerde opdrachten beoordeeld kunnen worden (self- en peerassessment). Het panel is positief over de wijze waarop de opleiding het toetsbeleid heeft ingericht. In het Toetsbeleid is de wijze van toetsen helder beschreven per fase van de opleiding. Een sterk punt daarbij is dat de competenties met bijbehorende indicatoren steeds het uitgangspunt zijn bij het ontwikkelen van het onderwijs. In de Pabowijzers wordt beschreven wordt op welke manier de toetsing plaatsvindt. Tevens wordt een overzicht gegeven (tabellen) met de toetsvormen die gebruikt worden bij de verschillende studieonderdelen. In de Studiehandleidingen van de kernopgaven staan gedetailleerde beschrijvingen van de gehanteerde toetsvormen. De opleiding hanteert bijvoorbeeld de volgende toetsvormen: een beroepsproduct, een casustoets, een simulatie, een verslag, een advies, een presentatie of verplichte bewijsvoering in het portfolio.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
•
•
De opleiding neemt verschillende maatregelen om validiteit en betrouwbaarheid van toetsen en beoordelingen te borgen. Zo worden toetsen en assessments gezamenlijk ontworpen. In de uitvoering wordt onderscheid gemaakt tussen de begeleidende rol en beoordelende rol van de docent. Daarnaast worden externe deskundigen ingezet in de rol van co-assessor (adviserende rol). De opleiding heeft tot 2006 een toetscommissie gehad. De taken van de toetscommissie zijn sindsdien ondergebracht bij de onderwijscommissie. Tot deze taken behoren onder andere: Het adviseren over de vormgeving van toetsen en het toetsbeleid binnen de opleiding; het realiseren van toetsen of tentamens, het ontwerpen, afnemen en de beoordeling van toetsen; het bewaken van de werkprocessen; het borgen van de kwaliteit van de toetsen en het bijstellen van toetsplannen. Het panel heeft een ruim aantal toetsen, assessments en opdrachten ingezien en extra gesprekken met de docenten en studenten over toetsen gevoerd. Het panel stelt vast dat de toetsen en assessments relevant en passend bij de stof zijn. Studenten worden zowel op kennis als op inzicht getoetst in multiple choicetoetsen, toetsen met open vragen/cases en assessments. Studenten moeten bijvoorbeeld naar aanleiding van realistische casussen integrale vragen beantwoorden. De bijbehorende beoordelingsformats zijn helder van opzet en worden ook consistent door beoordelaars ingevuld. Het panel is positief over het beoordelingssysteem zoals dat voor assessments geldt. Studenten behalen gedurende het onderwijs de bijbehorende toetsen (zoals eigen vaardigheid), maar krijgen de EC pas toegekend wanneer zij ook in het assessment positief zijn beoordeeld. Docenten en studenten geven in het gesprek met het panel ook aan dat de eerder getoetste stof in de assessments nogmaals aan de orde kan komen. Het portfolio wordt door de opleiding als begeleidings- en als beoordelingsinstrument gebruikt. Studenten vullen het portfolio gedurende het leerjaar met bewijslast, volgens vaste criteria, in het assessment wordt het portfolio beoordeeld. Het panel heeft verschillende portfolio’s bestudeerd en stelt vast dat studenten zeer goed op de hoogte zijn van hun eigen leerproces. Studenten gaan effectief om met het reflecteren op het eigen handelen en houden per competentie en per indicator bij waar ze staan in hun ontwikkeling (vergelijk facet 6.1). Uit het gesprek met studenten blijkt dat studenten positief zijn over de wijze waarop toetsing plaatsvindt. Studenten weten vooraf waarop ze beoordeeld worden. Studenten geven ook aan dat de meeliften bij groepswerk bijna niet mogelijk is. Voordat de projectgroep aan het werk gaat wordt een groepscontract opgesteld, waarin de taken en verantwoordelijkheden van elk groepslid vermeld staan. Bij de beoordeling van groepswerk wordt altijd een individuele beoordeling gegeven, aldus de studenten. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat de studenten zijn tevreden over de wijze waarop ze getoetst en beoordeeld worden. Ze zijn van mening dat de toetsing aansluit op het onderwijs. De gehanteerde beoordelingscriteria worden vooraf duidelijk aangegeven.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
35/69
•
Uit de HBO-Monitor 2005-2006 blijkt dat afgestudeerden de opleiding uitdagend qua niveau vonden. Er werd in de opleiding voldoende getoetst op inzicht. De docenten waren naar hun mening streng in de beoordeling. Toch hebben de alumni de tentamens als representatief/realistisch ervaren.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De academie heeft haar personeelsbeleid vastgelegd in het Personeelsplan, april 2008. De opleiding streeft naar: - Een evenwichtige spreiding van de personeelsopbouw zowel naar leeftijd als naar geslacht. - Een evenwichtige verdeling van docent- en hogeschooldocent functies. Komend studiejaar wordt de nieuwe functie “basisdocent” ook bij de Pabo ingevoerd. - Onderwijspersoneel dat didactisch geschoold is, hoger onderwijs genoten heeft en bekend is met de beroepspraktijk. - Een personeelsbestand waarvan 10% tijdelijk is benoemd. - Een personeelsbestand waarvan driekwart een aanstelling met een grote omvang (0,8 of meer) heeft; parttimers hebben een aanstelling van minimaal 0,6 fte. Bij inleen vanuit andere academies kan hiervan worden afgeweken (bijvoorbeeld voor de deeltijd opleiding). Bij parttimers streeft de opleiding naar een gecombineerde betrekking; bijvoorbeeld een Pabo docentschap van 0,6 fte, gecombineerd met een functie in het beroepenveld. Dit laatste kan een leraarschap in het primair onderwijs zijn, maar ook een onderzoeksopdracht, een baan bij een theater of museum enzovoort. - Een docententeam waarvan 70% een academische achtergrond heeft en waarvan 10% werkt aan een promotie of heeft die afgerond. • De CV’s personeel Pabo (2008) geven een overzicht van de recente werkervaring en andere relaties met de beroepspraktijk van alle docenten. Hieruit blijkt onder andere dat een aanzienlijk aantal docenten participeert in netwerkverbanden en samenwerkingsverbanden (landelijke en/of regionaal). Enkele voorbeelden: Taal (Bestuurlid van LOPON2, Netwerk schrijven, Lid van VELON), Natuur en techniek (Duurzame Pabo, Natuuronderwijs voor pabodocenten), Ontwikkeling en gedrag (Landelijk overleg met Pabo logopedisten), Levensbeschouwing (overleg met bisschoppelijk gedelegeerde bisdom Breda), Geschiedenis (Euroclio (organisatie voor geschiedenisdocenten), Lid van Vereniging Geschiedenisleraren Nederland), Bewegingsonderwijs (Landelijk netwerk bewegingsonderwijs Pabo), Begeleiding
36/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
• • •
(Platform Pabo’s Zuid Nederland), Internationalisering (Edukans, onderwijs in ontwikkelingslanden). Het panel heeft de cv’s van de docenten bestudeerd en stelt vast dat de docenten allemaal voldoende bekendheid met de beroepspraktijk hebben. Het merendeel van de docenten heeft een taak in de stagebegeleiding van studenten en komt ook op deze manier met de beroepspraktijk in contact. Parttimers hebben veelal relevante tweede functies. Het panel is positief over de contacten die docenten hebben met netwerkverbanden en samenwerkingsverbanden. Docenten hebben door de gehanteerde onderwijsvorm regelmatig contact met de praktijk. Binnen de kernopgaven wordt gewerkt met authentieke, uit de onderwijspraktijk afkomstige, leertaken. Vertegenwoordigers van het werkveld hebben het panel laten weten dat zij regelmatig meewerken aan leertaken voor het onderwijs. Docenten bezoeken regelmatig congressen en studiedagen om zo op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in de beroepspraktijk blijkt uit het Overzicht Pabo scholings- en studiedagen in het kader van onderwijsontwikkeling tussen 2004-2008. Docenten van de Pabo participeren actief in het kenniscentrum voor het basisonderwijs (sinds 2008). Het kenniscentrum heeft als doel in de driehoek studentdocent-leerkracht kenniscirculatie te intensiveren en alle betrokkenen in gezamenlijke verantwoordelijkheid te professionaliseren en het beroep van leraar te ontwikkelen. Het panel is zeer positief over deze inventieve manier om docenten in contact te houden met de beroepspraktijk, deskundigheidsbevordering van docenten te koppelen aan actuele vragen van het werkveld en daardoor het werkveld bij de Pabo te betrekken (vergelijk facet 1.3). Vertegenwoordigers van het werkveld pleiten in het gesprek met het panel voor meer ‘krijt aan de vingers’ bij de docenten, bijvoorbeeld in de vorm van korte docentstages. Uit het gesprek met studenten blijkt dat zij positief zijn over de praktijkkennis van de docenten. Ook gebruiken docenten veel praktijkvoorbeelden in de lessen. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat studenten vinden dat de docenten voldoende op de hoogte zijn van de beroepspraktijk. Bij de deeltijdstudenten ligt de score iets hoger.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij de inzet van het personeel geldt dat docenten 10% van de jaartaak voor deskundigheidsbevordering kunnen gebruiken. Voor algemene organisatietaken wordt 2% gerekend (medewerkersvergaderingen, mail, invallen voor een zieke collega, surveilleren enzovoort).
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
37/69
•
• •
•
•
De opleiding heeft 46 (35,6 fte) werknemers in dienst, waarvan er 37 (31,1 fte) ingezet worden in het primaire proces, 7 (4,6 fte) in het bedrijfsvoeringsproces en 2 (2 fte) in het managementproces. Van de 46 werknemers hebben er 43 een vast dienstverband en 3 een tijdelijk dienstverband. Van de werknemers hebben er 21 een volledig dienstverband en 25 een deeltijddienstverband. Per 2008 realiseert de opleiding een student/docent-ratio van 1:21,4. Er wordt 31,1 fte in het primaire proces ingezet op 665 studenten. Het verzuimpercentage bedraagt 5,8% in 2007. In 2007 heeft een klein aantal docenten (3 van de 53 in 2007) een te hoge werkdruk ervaren, waardoor het ziekteverzuim is gestegen. Het management begeleidt deze docenten persoonlijk. Inmiddels zijn de docenten, onder begeleiding, allemaal weer aan het werk. Het kortdurend verzuim is minimaal. Het verzuimpercentage per september 2008 is 5%. De opleiding streeft naar een ziekteverzuimpercentage van 3%, zo blijkt uit de Avans Kaderbrief 2009. Docenten geven in het gesprek met het panel aan dat er veel werk verzet is en dat het een drukke periode is geweest door alle onderwijsvernieuwingen, maar dat zij een gezonde werkdruk ervaren. Studenten zijn tevreden over de bereikbaarheid van de docenten blijkt uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 en het gesprek met studenten. Ook alumni laten het panel weten dat docenten goed bereikbaar zijn.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het competentieprofiel voor Pabo-docenten wordt onderscheid gemaakt tussen beroepsspecifieke competenties enerzijds en algemene en gedragscompetenties anderzijds. Tot de beroepsspecifieke competenties behoren: onderwijskundig en vakinhoudelijk competent zijn en competent zijn ten aanzien van het verzorgen van onderwijs. Studentgerichtheid, organisatiegerichtheid en het beschikken over communicatieve vaardigheden behoren tot de algemene- en gedragscompetenties. • Nieuw onderwijspersoneel dient didactisch geschoold te zijn, hoger onderwijs te hebben genoten en te weten wat er in de beroepspraktijk speelt. Indien nieuwe docenten geen didactische aantekening hebben, dienen zij een didactische cursus te volgen. • De opleiding heeft de competenties, ervaring en vaardigheden van de docenten vastgelegd in de CV’s personeel Pabo 2008. Uit de cv’s blijkt dat 55% van de docenten WO heeft gevolgd.
38/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
•
Docenten van de Pabo participeren in diverse netwerken en samenwerkingsverbanden (landelijk en/of regionaal) om hun eigen vakkennis op peil te houden (vergelijk facet 3.1). Zoals in het Avansbeleid is vastgelegd, wordt elk jaar een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek gevoerd. In deze gesprekken komen het functioneren, de ontwikkelingsdoelstellingen, loopbaanwensen, werkdruk en inzetwensen van de medewerker aan de orde. Met ingang van dit studiejaar (2007-2008) wordt gewerkt met het ontwerpen en overeenkomen van persoonlijke ontwikkelingsplannen (POP’s). In het gesprek met het panel is bovenstaande werkwijze bevestigd door docenten. Wanneer een individuele docent in de periode-enquêtes beneden de norm scoort van 3,0 wordt dit besproken in het functioneringsgesprek en wordt gezamenlijk naar oorzaken en oplossingen gezocht. Mogelijkheden zijn scholing, coaching, of, in het uiterste geval, beëindiging van het (tijdelijke) dienstverband. Iedere medewerker heeft 0,1 fte beschikbaar voor deskundigheidsbevordering (bij een fulltime aanstelling en naar rato bij een aanstelling in deeltijd) Dat betekent iedere week een dagdeel. De deskundigheidsbevordering bestaat uit groepsgebonden en individuele scholing. De groepsgebonden scholing bestaat uit verschillende vormen: - Avansactiviteiten: de ‘Avans onderwijsdag’ met als thema bijvoorbeeld competentiegericht leren, themadagen door het Leer- en Innovatiecentrum (LIC), lunchbijeenkomsten vanuit de lectoraten. - Pabo-activiteiten: deze activiteiten worden door de directie vastgesteld en georganiseerd, na overleg met de voorzitter van de onderwijscommissie. In het kader van de onderwijsvernieuwing zijn in de periode 2004-2008 een groot aantal scholingsbijeenkomsten, studiedagen et cetera georganiseerd. De individuele deskundigheidsbevordering bestaat enerzijds uit het volgen van scholing of een praktijkstage (waar faciliteiten voor beschikbaar zijn). Anderzijds bestaat het uit het bestuderen van literatuur en/of vakbladen en het volgen van de gastcolleges door vertegenwoordigers uit het werkveld. Ook de stage- en afstudeerbegeleiding dragen bij aan de bevordering van de deskundigheid van de medewerkers. Daarnaast stimuleert het onderzoek- en promotiebeleid deskundigheidsbevordering. Avans hogeschool heeft een high potential pool (management development programma) ingesteld voor medewerkers die binnen twee jaar een schaal 13 functie willen bekleden. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 en uit het gesprek met het panel blijkt dat studenten tevreden zijn over de vakinhoudelijke deskundigheid van de docenten en over hun didactische kwaliteiten. Docenten vervullen een voorbeeldrol voor de studenten.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
39/69
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Avans Hogeschool heeft gebouwen in Breda, ’s-Hertogenbosch en Tilburg. Ten einde qua huisvesting tegemoet te komen aan de door de hogeschool beleden onderwijsvisie (zie 2.7), is er de afgelopen jaren sprake geweest van een ingrijpende vernieuwing van de huisvesting gericht op kwaliteitsverhoging en oppervlaktereductie. Er zijn nu zes locaties met een totaal oppervlak van 112.000 m2. Voor de nabije toekomst is nog een uitbreiding van de vestiging in Den Bosch en een nieuw gebouw voor de kunstacademie voorzien. In Breda wordt het pand Lovensdijkstraat in tegenstelling tot eerdere plannen niet afgestoten, maar gerenoveerd. • Belangrijk resultaat van de vernieuwing moet een ‘rijke leer- en werkomgeving’ zijn. Daartoe is het concept van Xplora uitgedacht. Xplora’s zijn zeer grote studielandschappen. Studenten vinden er verschillende soorten werkplekken: individuele en groepswerkplekken, stilteplekken en vergaderplaatsen. In totaal zijn er 2100 werkplekken gerealiseerd, waarvan 800 met een PC. Door het draadloze netwerk in de gebouwen kunnen studenten en medewerkers ook overal met de eigen laptop werken. Er is ook een grote variatie aan andere voorzieningen, zoals een internetcafé, multimediaondersteuning, boeken, tijdschriften, databanken en zelfs een televisieopnamestudio. Docenten nemen een actieve plaats in binnen Xplora en kunnen ter plekke groepjes studenten begeleiden. Informatie-adviseurs adviseren bij het zoeken naar informatie voor studieopdrachten en multimedia-medewerkers helpen bij het voorbereiden van presentaties en mogelijke andere producties. Alle drie de hoofdlocaties in Breda, Tilburg en ’s-Hertogenbosch hebben zo’n Xplora. De openingstijden zijn ruim: in Breda 8.00 tot 22.00 uur, ’s-Hertogenbosch 8.00 tot 20.30 en Tilburg tot 18.00 uur, één avond tot 21 uur. Breda is ook op zaterdag open. Het is mogelijk dat deze opening na een behoefteonderzoek komt te vervallen. Inmiddels is men bezig het concept verder te ontwikkelen om tegemoet te komen aan de behoeften van bepaalde groepen studenten. Zo werkt men nu aan specifieke faciliteiten voor techniekstudenten in een nieuwe leeromgeving aan de Lovensdijkstraat. • Naast Xplora beschikken alle locaties over onderwijsruimtes van gangbaar formaat en kwaliteit: grotere en kleinere theorieruimten, projectkamers, PC-lokalen en practica. Ze zijn voorzien van conventionele projectieapparatuur en/of digitale (beamers). • Door Avans worden PC-werkplekken voor studenten aangeboden in een verhouding 1 pc op 8,6 studenten (landelijk 1:9,6) Het software-aanbod bestaat uit de algemene kantoor- en internetapplicaties en zo’n 600 onderwijsgerelateerde applicaties. De
40/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
hogeschool beschikt over een Intranet en voor afstandsleren over het Blackboard system. Uit gegevens van het hogeschoolbrede Studententevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat studenten overwegend tevreden zijn met huisvesting, ICT en overige voorzieningen. In het voorjaar van 2007 is de Pabo verhuisd van het Dr. J. Ingenhouszplein in Breda (voormalig klooster) naar de Hogeschoollaan in Breda (nieuwbouw). De Pabo beschikt in haar nieuwe huisvesting over de volgende voorzieningen: - gebouw en lokalen: Algemene klaslokalen ten behoeve van instructie- en werkcolleges (25-30 studenten); lokalen gericht op specifieke activiteiten: schrijflokaal, dramalokaal, muzieklokaal, technieklokaal, lokaal beeldende vorming, gymlokaal; voldoende ruimten voor het werken in groepen; voldoende ruimten voor zelfstandig werken, zowel individueel als in groepen; diverse hoorcollegezalen (50-200 studenten); een leercentrum (Xplora), dat studenten en medewerkers een breed palet aan voorzieningen biedt: voldoende werkplekken om individueel of in groepjes te kunnen studeren; een mediatheek met een uitgebreide collectie informatiedragers, zoals boeken, vakbladen, tijdschriften, kranten, audiovisuele media en databases, en zoekmogelijkheden in externe catalogi; up-to date computerfaciliteiten, kopieermachines, printers, scanners, draadloos netwerk, internetcafé; ruime openingstijden; voor iedere docent is een activiteit-gerelateerde werkplek (AGW) beschikbaar, ingedeeld volgens de norm van 9 m2 per werkplek; een onderwijswerkplaats in Xplora met specifieke leermiddelen voor in de klas. - studieondersteuning: ICT-voorzieningen: computers, software, printen, kopiëren, inschrijven op afstand, raadplegen resultaten, Wifi draadloos netwerk; audiovisuele middelen (via helpdesk). - communicatie en informatie: Informatieblad Punt (voor de gehele hogeschool); goed toegankelijke informatie via Blackboard en Avans Intranet; postvakken voor docenten; nieuwsbrief. - overige voorzieningen: Sportfaciliteiten; kantinefaciliteiten; winkel; Grand Café. De academie heeft een contactpersoon (informatiespecialist) bij het Leercentrum (LIC) om zo optimaal mogelijk in te spelen op de behoeften van de academie ten aanzien van studiemateriaal. De informatiespecialist heeft onder andere het collectieprofiel van de Pabo opgesteld.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
41/69
•
•
•
Het panel heeft tijdens een rondleiding de voorzieningen van de opleiding kunnen bekijken en stelt vast dat de voorzieningen toereikend zijn. Studenten en docenten kunnen putten uit een grote collectie literatuur, vakbladen en basisschoolmethoden die beschikbaar is in Xplora. Studenten laten het panel weten dat er genoeg computers beschikbaar zijn. Studenten kunnen zelf lokalen, werkplekken en zelfs computers reserveren. Ook docenten tonen zich in het gesprek met het panel positief over de werkplekken en voorzieningen. De studenten, met name deeltijdstudenten, zijn zeer tevreden over Xplora blijkt uit gesprekken met studenten en het Studenttevredenheidsonderzoek 2008.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het huidige beleid ten aanzien van studieloopbaanbegeleiding (SLB) wordt beschreven in de notitie “Studieloopbaanbegeleiding” (mei 2008). De volgende uitgangspunten zijn daarin belangrijk: - Het beroepsprofiel, zoals beschreven in het document “Het beroeps- en competentieprofiel van de Pabo Avans hogeschool”, Academie voor Pedagogisch Onderwijs Avans hogeschool Breda (2005) en daarmee samenhangend het Opleidingsprofiel (januari 2006) bepalen de doelen, inhouden en de werkwijze van de studieloopbaanbegeleiding. - Het verwerven van competenties, zoals beschreven in het beroepsprofiel, is sturend. - De student wordt persoonlijk gevolgd met als doel dat hij zich gesteund voelt in de keuzes die hij zal willen en moeten gaan maken. - De persoonlijke relatie in het onderwijs is een belangrijke voorwaarde voor ontwikkeling. - Er wordt gewerkt vanuit een sociaalconstructivistische visie: samen leren en betekenisvol leren staan daarbij centraal. - Groepsdynamische processen zijn van invloed op leren en ontwikkelen. - Studieloopbaanbegeleiding is integraal opgenomen in het onderwijsprogramma. • De opleiding onderscheidt in de studieloopbaanbegeleiding verschillende fasen van betrokkenheid, namelijk: de fase van zelfbetrokkenheid, taakbetrokkenheid, leerlingbetrokkenheid, organisatiebetrokkenheid en integratie. Het accent van de begeleiding verschuift naarmate de student zich in een andere fase van betrokkenheid bevindt. Zo zal een student zich in de propedeuse vooral bezig houden met de vragen: wie ben ik, wat wil ik, wie ben ik in relatie tot de ander en wie ben ik in
42/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
relatie tot het beroep leraar basisonderwijs. Een student in het tweede jaar van de Pabo focust vooral op zijn opdracht en hoe hij zich tot die opdracht verhoudt. Een student in het derde jaar van de Pabo zal zich vooral richten op hoe hij het leren van specifieke leerlingen kan bevorderen. Een student in zijn afstudeerfase ten slotte zal zich ook steeds duidelijker bewust worden van de organisatie op zijn stageschool en zijn eigen rol daarin. Bij het trainen van de vaardigheden ten behoeve van de competentieverwerving ligt in Pabo 1 en 2 het accent op samenwerking, portfoliovorming, leerstijlen, POP en PAP en reflectie, lesvoorbereiding en voorbereiding op assessments. In Pabo 3 en 4 is er aandacht voor begeleiding bij het maken van de juiste individuele keuzes. De startende voltijd- en deeltijdstudenten worden tijdens de propedeusefase in een klassenverband geplaatst en krijgen een studieloopbaanbegeleider toegewezen. Vanaf het moment dat de studenten in de stage gaan functioneren, wordt deze studieloopbaanbegeleider (vanaf studiejaar 2008/2009) tevens contactdocent op de stageschool van de betrokken studenten. Op twee tijdstippen in jaar 1 (voorafgaand aan 1 februari en voorafgaand aan het definitieve studieadvies in juni) vindt een formeel individueel begeleidingsgesprek plaats tussen student en studieloopbaanbegeleider over studiewijze, studievoortgang en studiekeuze van de student. Verdere individuele gesprekken kunnen op aanvraag van de student worden afgesproken op speciaal daarvoor gereserveerde spreekuren. Vanaf 2008-2009 zal gewerkt gaan worden met de dubbelrol studieloopbaanbegeleider/ contactdocent. Tot nu toe was er sprake van een studieloopbaanbegeleider per klas en een andere contactdocent voor de stages en lio-periode. Het aantal formele individuele gesprekken is zowel in voltijd als in deeltijd twee gesprekken per jaar. Studenten worden gedurende een kernopgave begeleid door een leertaakbegeleider. Deze docent begeleidt een groep en leerteams bij de uitvoering van leertaken/opdrachten. Voor persoonlijke en sociale begeleiding tijdens alle fasen van de opleiding kunnen studenten terecht bij een decaan. Het studentenpastoraat en de vertrouwenspersoon kunnen ook een rol spelen bij studiebelemmerende problemen. Voor, tijdens en na de stage zijn er docenten van de Pabo én leerkrachten van de basisschool die de student begeleiden in zijn leerproces: de stagecoach, de mentor en de contactdocent. - De stagecoach is een leraar van de basisschool die speciaal is opgeleid door de Pabo Breda om studenten van het eerste, tweede en derde leerjaar van de Pabo te begeleiden. Hij gaat samen met de student op zoek naar mogelijkheden op de basisschool om te oefenen in de vaardigheden en de doelen waaraan de student gaat werken in de stageperiode op basis van de indicatoren behorende bij de fase van de opleiding waarin de student zich op dat moment bevindt en de persoonlijke leervragen van de student. De praktische uitwerking van die plannen noemen we een PAP (persoonlijk activiteitenplan). De stagecoach zal samen met de groep studenten (leerteam) op de stageschool regelmatig gesprekken voeren. Ook spreekt de stagecoach een aantal gezamenlijke activiteiten af waarbij studenten feedback geven op werk van elkaar.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
43/69
-
•
•
•
•
• •
•
De mentor is een (klassen)leerkracht op de basisschool. De mentor weet het meest over de klas en de kinderen waarin de student zijn activiteiten uitvoert en kan helpen met praktische informatie. De student bespreekt de activiteiten vooraf met de mentor en evalueert achteraf. De mentor evalueert tussentijds de activiteiten en de attitude van de student. Studenten komen bij meerdere mentoren in de klas. - De contactdocent is de begeleider van de Pabo en vanaf 2008-2009 ook de studieloopbaanbegeleider van de studenten. De contactdocent komt minimaal twee keer per stageperiode langs op de stageschool. Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat studenten met hun studieproblemen goed terecht kunnen bij de docent, studieloopbaanbegeleider en praktijkbegeleiders. De docenten geven bruikbare begeleiding bij de aanpak van de studie. Studenten, zowel voltijd als deeltijd, laten in het gesprek met het panel weten dat zij zeer tevreden zijn met de begeleiding die zij gedurende de opleiding krijgen. Studenten zijn met name positief over de persoonlijke benadering van begeleiders en de frequentie van begeleiding. Het panel is positief over de wijze waarop de opleiding de stage- en studiebegeleiding heeft vormgegeven en ook uitvoert. Vooral de scholing van de stagecoach door de Pabo vindt het panel een positief punt om de kwaliteit van het buitenschools curriculum te borgen. Alle Pabowijzers, kernopgaven, informatie over de stage, organisatorische informatie (zoals college- en tentamenroosters), groepsindelingen, de OER en overige academiebrede informatie zijn online te raadplegen op Blackboard en Intranet. De opleiding hanteert voor publicatie van cijfers van toetsen (sinds oktober 2007) het studievoortgangsregistratiesysteem OSIRIS. De student ontvangt minimaal twee maal per studiejaar een overzicht (hard copy) van de tot dan toe behaalde studieresultaten, maar kan via een internetkoppeling met de studievoortgangadministratie (OSIRIS) op elk gewenst moment de behaalde studieresultaten inzien. Studenten zijn tevreden over de informatievoorziening door middel van de studiegids en het Intranet/Blackboard blijkt uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008. Ook in het gesprek met het panel tonen studenten,zowel voltijd als deeltijd, zich tevreden over informatievoorziening.
Onderwerp 5 Facet 5.1
Kwaliteit Evaluatie resultaten
Goed
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
44/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Avans Hogeschool gaat uit van een integraal kwaliteitszorgsysteem dat garandeert dat de Raad van Bestuur ‘in control’ is waar het gaat om het realiseren van de doelstellingen. Het beleid is neergelegd in twee documenten: de notities Avans Integrale Kwaliteitszorg Raamwerk en als deeldocument daarvan Uitgangspunten kwaliteitssysteem academies en diensten 2007-2010. Er wordt gewerkt met de Balanced Score Card (BSC). De daarin gehanteerde prestatie-indicatoren worden onderverdeeld in een financieel, een innovatie- een klant- en een intern perspectief. De BSC wordt met name gebruikt als rapportagemodel. Het kwaliteitszorgsysteem maakt deel uit van de totale planning- en controlcyclus van de hogeschool, gebaseerd op het meerjarenbeleid, een kaderbrief van de RvB en de daarop gebaseerde businessplannen (managementcontracten) van de academies en diensteenheden. De voortgang in de Academies wordt gemonitord door middel van een kwartaalrapportage (MARAP) en in overleg daarover met de Raad van Bestuur. Bij de aansturing van de Academies speelt de afdeling Beleidsevaluatie en Control (BE&C) een belangrijke ondersteunende rol. De regie op de kwaliteitszorg is in handen van de Stuurgroep Integrale Kwaliteitszorg. Het programma zoals vastgelegd in het Raamwerk dient in 2009 voltooid te zijn met dien verstande dat de RvB dan een zogenoemde “internal contol statement” af kan leggen. • Van elke Academie wordt verwacht dat deze beschikt over een eigen kwaliteitszorgbeleidsplan, een kwaliteitshandboek en een kwaliteitsplan (meerjaren en jaarlijks). Richtlijnen/uitgangspunten daarvoor staan in de notitie Avans Integrale Kwaliteitszorg Raamwerk. Eén daarvan is dat elke Academie het accreditatiekader van de NVAO hanteert voor de inhoudelijke sturing en beoordeling van de opleidingen. Een gemeenschappelijke aanpak wordt gestimuleerd door het optreden van adviseurs van het Leer- en Innovatiecentrum, het beschikbaar stellen van formats en procedures. Zo zijn er formats voor een kwaliteitsplan, een kwaliteitshandboek en een kwaliteitsplanning. Alle relevante documenten zijn via het Platform Kwaliteitszorg op Blackboard voor gebruikers beschikbaar. • Voor de implementatie van de kwaliteitszorgsystematiek is er een Implementatieplan Kwaliteitszorg Academies. Ten behoeve van de interne kwaliteitscontrole is er een audit op accreditatiewaardigheid ontwikkeld die in de tweede helft van 2008 voor het eerst uitgevoerd wordt. • Staande praktijk is dat in elk geval de volgende evaluaties uitgevoerd worden: - Het tweejaarlijkse studententevredenheidsonderzoek (laatste 2008). - De blok- of kwartaalevaluatie (incl. evaluatie van stage- en afstudeerperioden). - Het onderzoek inzake werkgeversaantrekkelijkheid (éénmaal uitgevoerd, besluit inzake periodiciteit nog niet genomen). - Jaarlijks onderzoek onder alumni (HBO-Monitor). - Bespreking van de eindcompetenties met een werkveldadviescommissie. - Docentenevaluaties. - Werkgeversonderzoeken. - Evaluaties van de voorzieningen op het gebied van ICT.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
45/69
•
•
•
• •
Uit deze opsomming is op te maken dat alle door de NVAO genoemde stakeholders in elk geval door middel van evaluaties bij de interne kwaliteitszorg zijn betrokken. De hogeschool heeft in het Meerjarenbeleidsplan 2007-2010 aangegeven dat deze de samenwerking met het beroepenveld gaat versterken. Het systeem van kwaliteitszorg van de opleiding is weergegeven in het Kwaliteitsbeleidsplan 2007-2011, februari 2008. Het kwaliteitsbeleidsplan beschrijft de doelen van de kwaliteitszorg, de inrichting van de kwaliteitszorg, de resultaat verantwoording en het invoeringsplan van de academie. Het kwaliteitsbeleidsplan is verankerd in het hogeschoolbrede kwaliteitsbeleid (Kwaliteit is van iedereen, 2004). De uitwerking van het beleid betreffende kwaliteitszorg is beschreven in het kwaliteitshandboek van de academie. De operationele aansturing en monitoring is belegd bij de commissie kwaliteitszorg van de opleiding. Zij adviseert de directie met betrekking tot het beleid en stuurt de uitvoering van het kwaliteitsbeleid binnen de academie aan door medewerkers en commissies inhoudelijk en procedureel te adviseren en te ondersteunen. Zij houdt het kwaliteitshandboek en kwaliteitszorgsysteem up-to-date (voldoen aan de Avans kaders en de accreditatiekaders). De commissie draagt zorg voor de juiste instrumenten (onder andere het materiaal voor de programma-evaluaties). De opleiding heeft haar bedrijfsprocessen geordend naar de Balanced Score Card. Voor de evaluatie van de kwaliteit van de verschillende processen maakt de opleiding gebruik van methodologisch verantwoorde meetinstrumenten, waaronder enquêtes, docentgesprekken, panelgesprekken en stage-evaluaties. De opleiding heeft als streefdoel geformuleerd dat de scores uit evaluaties hoger moeten zijn dan 3,0 op een vijfpuntsschaal. Het panel is positief over de wijze waarop de opleiding haar kwaliteitszorgbeleid inricht en uitvoert.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert systematische evaluatie- en verbetercycli volgens de PDCAcyclus. De commissie kwaliteitszorg en de onderwijscommissie zien er op toe dat de cyclus gevolgd wordt. • In 2005 is een voortgangsrapportage geschreven waarin is aangegeven welke verbeteringen zijn ingezet naar aanleiding van de visitatie in 2002 en welke resultaten tot dan toe behaald waren. In 2008 is aan dit document de huidige stand van zaken toegevoegd. Zo was er in 2002 kritiek op het gebrek aan een beroepsbeeld van de opleiding, inmiddels heeft de opleiding haar beroepsbeeld vastgelegd in ‘beroeps- en competentieprofiel leraar basisonderwijs’ (mei 2005). Daarnaast was er geen toetsbeleid en de feedback op toetsen was onder de maat. De opleiding heeft haar
46/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
visie op toetsen helder verwoord in het toetsbeleid en ook de uitvoering en beoordeling is adequaat. Het panel is onder de indruk van de verbeteracties die de opleiding heeft uitgevoerd naar aanleiding van de vorige visitatie. Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij zich gehoord voelen door de opleiding. Met evaluatieresultaten wordt daadwerkelijk iets gedaan en studenten zien de verbetering terug bij studenten in het opvolgende jaar. Docenten geven aan dat zij verbeteringen opmerken naar aanleiding van het Medewerkerstevredenheidsonderzoek. Het onderzoek wordt dit jaar opnieuw uitgevoerd. Het panel heeft van verschillende kernopgaven de kwaliteitszorgmap bestudeerd en stelt vast dat de opleiding al vanaf de start met het nieuwe curriculum de kernopgaven evalueert. Alle studenten vullen een enquête in en vervolgens worden de resultaten in een panelgesprek met klassenvertegenwoordigers besproken. De verbeterpunten worden in notulen vastgelegd en ter goedkeuring voorgelegd aan de onderwijscommissie en directie. In de kwaliteitszorgmap per kernopgave is de opvolging van de PDCA-cyclus goed te herleiden. Er wordt vastgelegd welke verbeteracties uitgevoerd gaan worden, wie daar verantwoordelijk voor is en wanneer het gereed moet zijn. Vervolgens wordt de kernopgave het jaar erna opnieuw geëvalueerd. Naar aanleiding van evaluaties en panelgesprekken zijn een aantal concrete verbeteracties uitgevoerd. Zo is voor de Kernopgave Rekenen is spel de toetsbeschrijving extra uitgewerkt wat verplicht en niet verplicht studiemateriaal is. Er is een kennistoets aan de kernopgave toegevoegd en de boekenlijst is bijgesteld. Ook is voor de module Onderwijs Jeugd en Welzijn het beoordelingsformulier explicieter gemaakt naar aanleiding van panelgesprekken en evaluaties van de module.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het werkveld is systematisch betrokken bij kwaliteitszorg door middel van participatie in de Werkveldadviesraad (WAR). De opleiding krijgt daarnaast informatie binnen via de externe deskundigen die betrokken zijn bij het afstuderen en via stageverlenende bedrijven. In het gesprek met het panel geven vertegenwoordigers van het werkveld aan dat zij zich betrokken voelen bij de opleiding en dat er naar hen geluisterd wordt. Zo is de huidige infrastructuur rond de stages in de opleiding in overleg met het werkveld ontwikkeld.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
47/69
•
• •
•
Docenten participeren in kernopgaveteams en zijn op die wijze altijd betrokken bij kwaliteitszorg door middel van periode-evaluaties. Enkele docenten vormen samen de onderwijscommissie of de commissie kwaliteitszorg en zijn op die manier intensief betrokken bij kwaliteitszorg. Er wordt regelmatig een verbinding gelegd tussen docenten, de onderwijscommissie en de commissie kwaliteitszorg. Daarnaast zijn docenten betrokken bij kwaliteitszorg via functioneringsgesprekken, het academieoverleg, de periodieke opleidingsvergaderingen, de studiedagen en het hogeschoolbrede onderzoek naar medewerkerstevredenheid. Docenten en studenten zijn vertegenwoordigd in de Academieraad (Opleidingscommissie). Studenten worden geraadpleegd via periode-evaluaties. Deze evaluaties leveren zowel kwantitatieve als kwalitatieve informatie op. Evaluaties van studieonderdelen worden teruggekoppeld naar studenten via de klassenvertegenwoordiger en via het intranet. Studenten kunnen zich uitspreken over de kwaliteit van het onderwijs in panelgesprekken, die vier maal per jaar plaatsvinden. Het doel van deze gesprekken is het verzamelen van aanvullende informatie van studenten op de uitslag van de schriftelijke enquête (en docenten op basis van hun programma-evaluatie) om te komen tot verbetering op korte c.q. lange termijn van de onderwijsprogramma’s en de organisatie daar omheen. Alumni worden bij de kwaliteitszorg van de opleiding betrokken door de HBO-Monitor. Enkele alumni geven gastlessen op de opleiding. Alumni geven in het gesprek met het panel aan dat zij informeel en via hun huidige baan contacten onderhouden met de opleiding.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Goed
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De wijze waarop de Dublin descriptoren en de generieke kwalificaties van de hbobachelor zijn verankerd wordt beschreven in de nota “Hbo-niveau Pabo, Verantwoording en realisatie hbo-niveau in relatie tot Dublin-descriptoren en hbostandaarden, mei 2008”. Per item (Dublin descriptor en hbo-kwalificatie) wordt aangegeven waar het betreffende aspect concreet in het onderwijs te herkennen is. • Door de gefaseerde opbouw van de opleiding (opleidingsbekwaam, taakbekwaam, lio-bekwaam en startbekwaam), met assessments ter afsluiting van elke fase, wordt gewaarborgd dat het gerealiseerde niveau gedurende de gehele opleiding wordt getoetst.
48/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
•
De inhoudelijke en organisatorische kaders voor het competentiegerichte vierde studiejaar (Pabo 4), dat vanaf 2008/2009 wordt aangeboden, worden beschreven in de Notitie Kaderstelling Pabo 4, december 2007. Toetsing van de eindkwalificaties, het niveau startbekwaam, vindt plaats in Pabo 4. Het accent ligt op verdieping van de competenties pedagogisch competent en vakinhoudelijk en didactisch competent. Belangrijk is de transfer en integratie van het geleerde (met name taal en rekenen) in de praktijk. In het digitale portfolio voor de liostage wordt het leerproces zichtbaar gemaakt naar het niveau startbekwaam. Naast de indicatoren startbekwaam wordt ook de profilering ten aanzien van leeftijdsspecificatie, vak- en vormingsgebieden en identiteit door middel van bewijsvoering opgenomen. Bovendien wordt het niveau van professionele geletterdheid en gecijferdheid door middel van verplichte bewijsvoering opgenomen. Het panel heeft bovenstaand leerproces van de studenten in de nieuwe portfolio’s goed kunnen herleiden. Met ingang van schooljaar 2008-2009 wordt Pabo-4 voor het eerst in vernieuwde vorm aangeboden. In de toetsing van het startbekwaamheidsniveau staan dan twee onderdelen centraal: - Het lio-bekwaamgesprek (als onderdeel van lio-bekwaam-assessment). Het liobekwaamgesprek wordt tegen het einde van periode 1 leerjaar 4 gehouden. De student laat in dit gesprek zien dat hij gereed is om met de lio-stage te beginnen. Het lio-bekwaamgesprek bestaat uit een gesprek van 30 minuten met de contactdocent en de mentor naar aanleiding van het stageportfolio. De student laat door middel van zijn portfolio zijn competentiegroei zien op alle zeven competenties. - Startbekwaamassessment: In periode 4 van leerjaar 4 heeft de student een afsluitend assessmentgesprek over zijn portfolio met twee assessoren en een externe deskundige. De student moet in het gesprek zaken expliciteren, aanvullen en verbindingen leggen. De eerste assessor heeft voorafgaand aan het assessmentgesprek het portfolio van de student beoordeeld. Na afloop van het assessmentgesprek verwerken de assessoren hun beoordeling. Aansluitend vindt het beoordelingsgesprek plaats. In het assessment laat de student met behulp van zijn portfolio zijn competentiegroei zien op alle zeven competenties. In de voorbereiding op de visitatie heeft het panel een twintigtal portfolio’s van studenten (zowel voltijd als deeltijd) bekeken die inmiddels zijn afgestudeerd (juli 2008). Studenten kunnen helder reflecteren en benoemen waar zij zich in de competentieontwikkeling bevinden. Het panel constateert een aantal verschillen met de nieuwe portfolio’s. Met name de onderzoekscomponent komt in de oude portfolio’s minder duidelijk naar voren en bewijsvoering ten aanzien van theoriegebruik is minder inzichtelijk. Het panel heeft van dezelfde lichting studenten een aantal scripties voor het vak Godsdienst bestudeerd (2007-2008). Het panel is positief over deze scripties, er wordt goede feedback gegeven door beoordelaars en de beoordeling klopt met het oordeel van het panel. Studenten kiezen actuele onderwerpen en gebruiken relevante literatuur. Ook is het toepassen van theorie in de praktijk in deze scripties
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
49/69
•
• •
•
•
•
50/69
opgenomen. De combinatie van de scriptie met het porfolio weerspiegelt overtuigend het hbo-bachelorniveau, aldus het panel. Het panel is positief over de opzet en toetsing in het vierde jaar in het competentiegerichte curriculum. Het panel heeft een indruk kunnen krijgen van de nieuwe opzet van het onderwijs door zes extra portfolio’s te bestuderen van studenten (zowel voltijd als deeltijd) die in september 2008 aan het (nieuwe) vierde jaar zijn begonnen. Het panel heeft ook twee portfolio’s bestudeerd van studenten die inmiddels het nieuwe curriculum in de verkorte opleiding hebben doorlopen. Het panel is positief over de onderzoeken die in de portfolio’s zijn opgenomen. Studenten stellen concrete onderzoeksvragen en werken deelvragen uit. De conclusie is helder en goed onderbouwd. De onderwerpen zijn relevant en actueel. Studenten gaan eerst met theorie aan de slag, verwerken dit in het onderzoeksverslag en passen de theorie vervolgens toe in de stage. Na het toepassen volgt een reflectie en de conclusie op de onderzoeksvraag. In de portfolio’s wordt daarnaast door studenten effectief gereflecteerd. Studenten voeren op verschillende momenten gedurende de studie de competentiescan uit en weten feilloos waar zij staan in hun competentieontwikkeling door gebruik te maken van de indicatoren. Het panel is het ook eens met de beoordelingen die studenten voor het portfolio hebben gekregen. De opleiding neemt deel aan de HBO-Monitor om zicht te houden op de mate waarin de eindkwalificaties het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar weerspiegelen. Uit alumni-onderzoek (HBO-Monitor 2005 en 2006) blijkt dat de opleiding goed aansluit op de eisen die de beroepspraktijk stelt aan beginnende beroepsbeoefenaren in het beroepsdomein en een goede voorbereiding biedt op de arbeidsmarkt. Daarnaast blijkt dat de afgestudeerden tevreden zijn over de aansluiting van de opleiding op (de eerste) functie. Zij zijn ook van mening dat het functieniveau past bij het opleidingsniveau. De opleiding biedt voldoende basis om competenties verder te ontwikkelen. De opleiding heeft recent een kwalitatieve evaluatie bij externe deskundigen uitgevoerd (2008).Uit de resultaten blijkt dat de extern deskundigen tevreden zijn met het competentieniveau van de studenten, ook de mate van zelfsturing en het reflectief vermogen van de studenten wordt als positief beoordeeld. De extern deskundigen zijn met name positief over de schriftelijke- en mondelinge communicatieve vaardigheden van studenten. Vertegenwoordigers uit het werkveld geven in het gesprek met het panel aan dat zij tevreden zijn met afgestudeerden van de opleiding. Afgestudeerden kunnen goed reflecteren en handelen vervolgens naar de nieuwe opgestelde doelen. Afgestudeerden zijn zelfverantwoordelijk en kritisch. De werkveldadviescommissie heeft het panel laten weten dat zij studenten die komend jaar afstuderen het eerste jaar van hun loopbaan gaat volgen, om te kijken hoe de aansluiting van nieuwe opleiding op het werkveld verloopt. Afgestudeerden geven in het gesprek met het panel aan dat zij snel aan de slag kunnen als leerkracht op een basisschool. Geen van hen heeft grote aansluitingsproblemen ervaren.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft haar rendementsbeleid vastgelegd in de Notitie Rendementsbeleid Pabo, juni 2008. • Om de rendementen te verbeteren heeft de opleiding de volgende maatregelen getroffen: De Pabo biedt facultatief zomercursussen aan op het gebied van taal en rekenen. Daarnaast heeft de opleiding een intensief studieloopbaanbeleid en beleid ten aanzien van studievertragers, studenten worden een jaar lang persoonlijk begeleid. Met ingang van 2008-2009 zal de rol van studieloopbaanbegeleider en contactdocent gekoppeld zijn aan dezelfde persoon. • De opleiding hanteert de volgende streefcijfers met betrekking tot de rendementen voor de voltijdopleiding: - Propedeuserendement na 1 jaar: 35% - Propedeuserendement na 2 jaar: 60% - Diplomarendement na 3 jaar: 10% - Diplomarendement na 4 jaar (van de totale propedeuse instroom): 55% - Diplomarendement na 5 jaar: 60% - Gemiddelde studieduur studiestakers: 10 maanden - Gemiddelde studieduur gediplomeerden: 48 maanden - Uitval na 1 jaar: maximaal 30% • Het streefcijfer voor propedeuserendement na 1 jaar (35%) wordt in 2006 voor het eerst precies gehaald. Daarvoor lagen de procenten gemiddeld rond de 20%. • Het streefcijfer voor propedeuserendement na 2 jaar (60%) wordt de afgelopen drie jaar niet meer gehaald. Van 2000 tot en met 2003 lagen de percentages hoger dan 60%. Na 2003 is het percentage net onder de 60% gedoken (2004-59% en 200557%), met 2006 als dieptepunt (40%). • Het propedeuserendement van de Pabo wijkt af van de meeste hbo-opleidingen in die zin dat het propedeuserendement na 1 jaar ongekend laag is te noemen. Mogelijke verklaringen voor het behalen van de propedeuse in 12- 24 maanden zijn: - Tot 2006 kende de Pabo Breda een toets eigen vaardigheid elementaire gecijferdheid en eigen vaardigheid elementaire geletterdheid waarvan het niveau hoger lag dan de huidige Cito-toetsen. De studenten hadden in tegenstelling tot de huidige Cito-norm, twee jaar de tijd om deze toetsen te behalen. De praktijk wees uit dat de studenten vaak aan het einde van de propedeuse de focus legden op de te behalen thema’s om zo de benodigde studiepunten voor een positief advies te halen. De toetsen taal en rekenen/wiskunde en daarmee de propedeuse werden behaald in periode 1 of 2 van het tweede jaar;
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
51/69
-
• • • •
•
• •
•
• •
• •
52/69
Met de invoering van de Cito-toetsen voor taal en rekenen dient zich een omgekeerd fenomeen aan: het niveau ligt lager maar de psychologische druk is groot, want zonder het behalen van deze toetsen binnen het jaar moet de opleiding verlaten worden; de student wikt en beschikt: focus op rekenen en/of taal en de rest na de vakantie (zeker ook omdat het opleidingsbekwaamassessment als entreecriteria heeft dat de Cito-toetsen behaald moeten zijn én 3 kernopgaven en een positief advies stage). Het streefcijfer voor diplomarendement na 3 jaar (10%) wordt in de cohorten 20012004 gehaald, gemiddeld met 12%. Voor het diplomarendement na 4 jaar geldt een streefcijfer van 55%. In de cohorten 2000-2003 wordt dit streefcijfer gehaald, gemiddeld met 60%. Het streefcijfer voor het diplomarendement na 5 jaar (60%) wordt in de cohorten 2000-2003 gehaald, gemiddeld met 65%. De gemiddelde studieduur van studiestakers is in 2006 9 maanden en in 2007 6 maanden. Voor 2006 lag de gemiddelde studieduur van studiestakers hoger, gemiddeld 15 maanden. De opleiding voldoet aan het streefcijfer. De gemiddelde studieduur van gediplomeerden is in 2004 gedaald naar 34 maanden. In de jaren daarvoor lag het gemiddelde op 45 maanden. De opleiding voldoet aan het streefcijfer. De uitval van studenten na 1 jaar ligt in 2006 op 39% en in 2007 op 14%. De opleiding voldoet aan het streefcijfer. De opleiding hanteert de volgende streefcijfers met betrekking tot de rendementen voor de deeltijdopleiding: - Propedeuserendement na 1 jaar: 35% - Propedeuserendement na 2 jaar: 60% - Diplomarendement na 2 jaar: 25% - Diplomarendement na 3 jaar: 40% - Diplomarendement na 4 jaar (van de totale propedeuse instroom): 50% - Diplomarendement na 5 jaar: 55% - Gemiddelde studieduur studiestakers: 10 maanden - Gemiddelde studieduur gediplomeerden: 48 maanden - Uitval na 1 jaar: maximaal 30% Het diplomarendement van zowel de voltijd als de deeltijd ligt nominaal of lager (< 48 maanden). Dit valt te verklaren door de VWO stroom die 3-jarig is en het feit dat de verkorte tweejarige deeltijdopleiding gerekend wordt tot de deeltijd regulier. Het streefcijfer voor propedeuserendement na 1 jaar (35%) wordt in 2005 voor het eerst gehaald met 44%. In 2006 daalt het propedeuserendement na 1 jaar naar 27%. Het streefcijfer voor propedeuserendement na 2 jaar (60%) wordt in 204 en 2005 gehaald met respectievelijk 60% en 65%. In 2006 is het propedeuserendement na 2 jaar 31%. Voor het diplomarendement na 2 jaar geldt een streefcijfer van 25%. De afgelopen cohorten wordt dit streefcijfer gehaald met een piek van 38% in cohort 2004. Het streefcijfer voor diplomarendement na 3 jaar (40%) wordt in de cohorten 2002-2004 gehaald, gemiddeld met 43%. In 2005 daalt het percentage naar 27%.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
•
•
•
•
• •
Voor het diplomarendement na 4 jaar geldt een streefcijfer van 50%. In de cohorten 2000, 2002 en 2003 wordt dit streefcijfer gehaald, gemiddeld met 53%. In de cohorten 2001 en 2004 wordt het streefcijfer niet gehaald met respectievelijk de percentages: 46% en 44%. Het streefcijfer voor het diplomarendement na 5 jaar (55%) wordt in cohort 2002 gehaald met 61%. De andere cohorten hebben gemiddeld een rendement na 5 jaar van 51%. De gemiddelde studieduur van studiestakers is in 2006 8 maanden en in 2007 6 maanden. Voor 2006 lag de gemiddelde studieduur van studiestakers hoger, gemiddeld 15 maanden. De opleiding voldoet aan het streefcijfer. De gemiddelde studieduur van gediplomeerden is in 2004 gedaald naar 22 maanden. In de jaren daarvoor lag het gemiddelde op 33 maanden. In 2005 en 2006 is de gemiddelde studieduur van gediplomeerden respectievelijk 21 en 15 maanden. De opleiding voldoet aan het streefcijfer. De uitval van studenten na 1 jaar ligt in 2006 op 41% en in 2007 op 18%. De opleiding voldoet in 2007 aan het streefcijfer. De opleiding behaalt niet in alle gevallen de eigen streefcijfers. Het panel komt tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
53/69
54/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
55/69
Bijlage 1:
56/69
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
57/69
58/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
59/69
60/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA Mevrouw ing. I.J.M. de Jong
Panellid: Mevrouw C.H.M.M. Dautzenberg
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw A.R.R. Geeraths
Panellid: De heer drs. J.J.M. Kok MCM
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; oktober 2007
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer drs. J.J.M. Kok MCM De heer Kok is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid, zijn domeindeskundigheid en zijn auditdeskundigheid. De heer Kok is onderwijskundige; hij was leraar scheikunde en natuurkunde en opleidingsadviseur. Ook is hij Emeritus lector “Nieuwe vormen van leren”. Zijn auditdeskundigheid heeft de heer Kok verkregen door zijn ervaring als voorzitter van de 3e visitatiecommissie pabo’s en projectleider van Q*Primair (kwaliteitszorg primair onderwijs). Voor deze visitatie is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1964 – 1969 1970 – 1976 1984 – 1986 2000 – 2002
Scheikunde en natuurkunde Katholieke Universiteit Nijmegen Onderwijskunde Katholieke Universiteit Nijmegen SIOO Beroepsopleiding Organisatieadviseur Master Change Management
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
61/69
Werkervaring: 1968 – 1975 1974 – 1995 1996 – 2002 2002 – 2006
Leraar Scheikunde en Natuurkunde (Beek-Ubbergen; Vught; Nijmegen) Adviseur en later directeur bij KPC Groep 's-Hertogenbosch Voorzitter Procesmanagement Primair Onderwijs Den Haag Lector aan de Fontys Hogescholen (pabo’s Eindhoven, 's-Hertogenbosch, Tilburg en Limburg) 2002 – 2007 Projectleider Q*Primair Den Haag 2006 – heden Voorzitter Adviesraad P O Platform Kwaliteit en Innovatie Diversen: Lid Programmacommissie NWO-BOPO (Beleidsevaluatie primair onderwijs) Lid Programmaraad NWO-PROO (Onderwijskundig onderzoek) Lid Programmaraad project Vtb-Pro (Bèta-Techniek) Voorzitter Nationale Auditcommissie Vtb Lid Begeleidingscommissie evaluatieonderzoek Actieplan ICT van Kennisnet ICT Lid Adviesraad SLO Voorzitter Steunpunt Zeer Zwakke Scholen Decaan CDA-Masterclass Jong Politiek Talent
Panellid mevrouw C.H.M.M. Dautzenberg Mevrouw Dautzenberg is ingezet als panellid vanwege haar werkvelddeskundigheid op het gebied van didactiek en pedagogiek van het jonge kind. Daarnaast is zij ingezet vanwege haar onderwijsdeskundigheid door haar ervaring als kleuterleidster en in managementfuncties. Mevrouw Dautzenberg beschikt over auditdeskundigheid vanwege haar ervaring als lid van de visitatiecommissie PABO. Momenteel is zij directeur van een nieuw opgezette basisschool in Utrecht Leidsche Rijn. Voor deze visitatie is mevrouw Dautzenberg aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1976 1977 2002
KLOS Hoofdakte Master Degree Bovenschools management
Werkervaring 1977 1985 1990 2000 2004 – heden
Hoofdleidster kleuterschool Adjunct Basisschool Directeur Basisschool Interim directeur Start nieuwe basisschool Leidsche Rijn. Zie website: www.obswaterrijk.nl
Panellid student mevrouw A.R.R. Geeraths Mevrouw Geeraths is ingezet als panellid student. Zij is derdejaars student aan de opleiding tot leerkracht basisonderwijs aan de Hogeschool IPABO. Naast haar studie werkt zij als invalkracht bij kinderdagverblijf Pino te Diemen en is ze inzetbaar als uitzendkracht voor Randstad Horeca. Daarnaast is zij sinds januari 2008 tevens werkzaam voor D-reizen. Mevrouw Geeraths beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij lerarenopleidingen. Qua leeftijd is zij representatief voor de
62/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
primaire doelgroep van de opleiding. Voor deze visitatie is zij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1997 – 2001 2001 – 2005 2005 – heden
Christelijke Scholengemeenschap Buitenveldert (CSB) te Amsterdam, MAVOdiploma. ROC Amsterdam (MTRO), diploma Middenkaderfunctionaris Toeristische Informatie Hogeschool IPABO te Amsterdam
Werkervaring 2001 t/m ‘04 April 2003 Januari 2004 06/04 – 10/04 08/04 – 11/04 11/04 – 04/04 10/05 – 02/ 06 03/ 06 – 07/ 06 10/06 – 02/07 03/ 07 – 07/ 07 10/07 – 12/ 07 2008 – heden
SVSO Diemen, begeleidster Kinder Zomer Spelen (vrijwilligerswerk zomervakantie) (10-weekse stage) Jolly Hotel Carlton te Amsterdam, receptioniste (20-weekse stage) Kuoni Incoming te Amsterdam, reserveringsmedewerker Uniworld, gastvrouw NH Barbizon Palace (parttime) Sundirect Holidays, reserveringsmedewerker (parttime) (20-weekse stage) D-Reizen te Amsterdam, reisadviseuse De Ark te Diemen, stagiaire groep 1 / 2 a De Ark te Diemen, stagiaire groep 6a Het Baken te Zaandam, stagiaire groep 3b De Schalmei te Amsterdam Zuid-Oost, stagiaire groep 4b Dr. H. Bavinckschool te Haarlem, stagiaire groep 8SO D-reizen, reisadviseuse
Panellid mevrouw ing. I.J.M. de Jong Mevrouw De Jong is ingezet als NQA-auditor. Sinds 2005 heeft zij ervaring met visiteren van bestaande en nieuwe opleidingen in verschillende sectoren binnen het hbo. Daarnaast is zij medeverantwoordelijk voor het samenstellen van panels. Mevrouw De Jong heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining Hoger Onderwijs. Opleiding: 2000 – 2004
Educatie- en Kennismanagement in de Groene Sector aan de Stoas Hogeschool te Den Bosch.
Werkervaring: 2000 – 2004 Diverse stages in het Middelbaar Beroepsonderwijs als docent en lesstofontwikkelaar. 2003 – 2004 Afstudeerstages: Onderzoek naar de adviesbehoefte van stagebieders binnen de bloemenbranche. Uitkomsten in een onderzoeksrapport gepresenteerd aan Aequor. Nieuwe structuur aangebracht in avondopleiding voor Dutch Flower Arranger en de daarbij behorende docenten- en studentenhandleidingen geschreven. 2004 – 2005 Essent, dossieranalist, afdeling debiteuren en incasso. Sogeti Nederland B.V., administratief medewerker, afdeling offerteafhandeling. 2005 – 2007 Netherlands Quality Agency, junior-auditor. 2008 – heden Netherlands Quality Agency, auditor.
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
63/69
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Visitatie PABO Breda op 7 en 8 oktober 2008 Dinsdag 7 oktober 09.00-09.15 Ontvangst en welkom 09.15-09.45 Presentatie door Pabo 09.45-10.15 1e vragen aan management plus deelnemers presentatie 10.15-12.30 Materialenstudie door het panel 12.30-13.15 Lunch 13.15-14.30 Gesprek met ± 8 studenten incl. 2 presentaties á 15 min. 14.30-14.45 Uitloop 14.45-15.45 Gesprek met docenten die de vorige 8 studenten hebben beoordeeld 15.45-17.15 Materialenstudie door het panel Dinsdag 7 oktober Management Nicole van Son Jo Timmermans Anita Heijltjes Hans van der Heijden Peter Krebbekx Hans Gruijters
directeur Pabo Adjunct directeur Pabo Projectleider onderwijsvernieuwing Vzt onderwijscommissie Vzt kwaliteitszorg projectleider accreditatie
Studenten Sabrina Kalis Iris Thomassen Daniëlle de Graauw Liesbeth van Damme Sandra de Jonge Sanne Martens Marieke Schuurmans
4e jaars portfolio 4e jaars portfolio 4e jaars portfolio 4e jaars portfolio 3e jaars portfolio 3e jaars portfolio 3e jaars portfolio
Docenten Jos Gubbels Els van de Heijden Peter Krebbekx Theo Hoedjes Hans van der Heijden Willie Hilverda
portfolio-beoordelaar portfolio-beoordelaar portfolio-beoordelaar portfolio-beoordelaar portfolio-beoordelaar portfolio-beoordelaar
64/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Woensdag 8 oktober 08.30-09.00 Start en voorbereiding dag 09.00-09.45 Gesprek met management 09.45-10.30 Gesprek met ± 8 studenten 10.30-10.45 Pauze 10.45-11.30 Gesprek met docenten 11.30-12.00 Rondleiding 12.00-13.00 Lunch 13.00-13.45 Gesprek met werkveld en alumni 13.45-16.15 Intern beraad panel 16.15-17.00 Gesprek met managementteam 17.00-17.15 Terugkoppeling en afsluiting
Sander van der Aa Daniel Alonso Emmerik Mark Boemaars Eveline de Rantiz Daniële Uijtdehaag Annie Rademakers Liesbeth de Witte Robin van Rumund
Woensdag 8 oktober 3e jaar VT 4e jaar VT 3e jaar VT 2e jaar VT 3e jaar VT 3e jaar DT 3e jaar VT 3e jaar VT
Mirella Lam Robin van Rumund Mark Boemaars
docent student student
Ad van der Heijden Els van de Heijden Hans van der Heijden Constance Janssen Peter Krebbekx Mirella Lem Hans van Oosterbosch Theo Pullens Johan Weterings
Docenten programmaleider verkorte opleiding specialist Jonge kind / docent pedagogiek vzt Onderwijscommissie / programmaleider 3-4 /docent programmaleider praktijk vzt kwaliteitszorg / secr. Examencommissie programmaleider 1-2 programmaleider deeltijd programmaleider PPO / docent Nederlands academieraad /docent ICT
Colinda Rijpers Kees Broeren Caren Legius Rauol Bongers Bert Schluter Laura Mos Koen Ballemans Emine Akgöl
Externen/werkveld/alumni project opleiden in de school WAR bovenschools stagecoach / extern deskundige extern deskundige WAR, PPO werkvelddeskundige alumna 2006 alumnus 2007 alumna 2006
Rondleiding
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
65/69
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Alfabetisch documentenoverzicht De cijfers verwijzen naar het onderwerp en het tabblad in de mappen die op 7 en 8 oktober ter inzage staan. Documenten zijn opgenomen bij het onderwerp waarbij ze het eerst in het startdossier zijn vernoemd. Alumni beleid 2008 1.11 Avans jaarverslag 4.7 Beleidskader bacheloropleidingen 2.1 Beleidskader Kwaliteitszorg Avans 5.1 Beroeps en competentieprofiel leraar basisonderwijs mei 2005 1.1 Besturing van de nieuwe organisatie van Avans Hogeschool 4.1 Boekenlijst 07/08 (op visitatiedatum ter inzage, niet digitaal beschikbaar) 2.19 Businessplan PABO 2008 1.4 Collectieprofiel Pabo 2.20 Curriculumontwerp opleiding leraar basisonderwijs juni 2005 1.5 CV's pabo 3.7 Definities kengetallen Pabo 6.3 Dublindescr en HBO standaard irt beroeps en competentieprofiel mei 2005 1.6 DVO DIF (op visitatiedatum ter inzage, niet digitaal beschikbaar) 4.5 DVO LIC (op visitatiedatum ter inzage, niet digitaal beschikbaar) 4.6 Evaluatiecyclus blok2 07/08 (1e, 2e en 3e jaar) 5.12 Evaluatiecyclus Kernopgave 1 (Oriëntatie op beroep) 05/06;06/07;07/08 5.10 Evaluatiecyclus Kernopgave 4 (Rekenen is spel) 05/06;06/07;07/08 5.11 HBO niveau PABO verantwoording en realisatie irt Dublin mei 2008 1.13 Inrichting Leercentrum 4.2 Intrekking LET 21 juni 2005 NVAO 5.5 Kaderbrief 2008 5.3 Kaderstelling huisvesting 2004 4.3 Koers primair onderwijs - ruimte voor de school (OC&W) 1.3 Koersen op meesterschap 1.2 Kwaliteitsbeleidsplan 2007-2011 PABO febr 2008 5.4 Kwaliteitshandboek 5.8 Lio stagegids 2007/208 1.14 Niveaubeschrijving competenties bachelor leraar basisonderwijs 2.16 Niveaubeschrijving SBL competenties 15 febr 2005 2.15 Nota Internationalisering mei 2008 1.7 Notitie Kaderstelling Pabo 4 dec 2007 2.18 Notitie quick scan kernopgaven 2.2 Notitie rendementsbeleid 6.2 Notitie Studieloopbaanbegeleiding PABO AVANS BREDA versie 5 2.14 Notitie Studieloopbaanbegeleiding PABO AVANS BREDA versie 5 4.8 OER 0708 competentiegericht 2.3 OER 0708 thematisch 2.4 Onderzoek doorgaande lijn febr 2008 2.21 Opleidingskader Pabo 1.12 Opleidingsprofiel Academie voor Pedagogisch onderwijs mei 2005 1.8 Overzicht van de verbeteracties sinds de visitatie van november 2002 1.9 Overzicht van verbeteracties sinds visitatie van november 2002 5.6
66/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Pabo 2 wijzer 0708 + cover (2x PDF) Pabo 2 wijzer 0708 Praktijkopleiding Pabo 3 wijzer 07078 + cover (2x PDF) Pabo opleidingskader Pabowijzer 2e deel eerste studiejaar Pabowijzer verkorte opleiding Personeelsplan Pabo Plan van aanpak commissie kwaliteitszorg okt 2007 Plan van aanpak stuurgroep integrale kwaliteitzorg 2006 Portfolio deel 2 Portfolio in Pabo 4 projectplan PABO Project Onderwijsvernieuwing 041008 Propedeusewijzer Pabo + cover (2x PDF) Protocol Avans gesprekken cyclus juni 2006 Rendementsoverzichten uit startdossier Richtlijnen beloning - maart 2006 Scholingsplan Stagenota 2007 - 2008 Studentenstatuut0708 Studievorderingenbeleid propedeuse vt dt en lps 24juni05 Toetsbeleid Pabo 2008 Toetswijzer studenten 0708 Voortgangsrapportage 2005 Wederkerig investeren MJB 2007- 2010 realisatieplan Wederkerig investeren MJB 2007-2010 Wederkerig investeren MJB 2007-2010 achtergrond Werken met een digitaal portfolio. Handleiding voor studenten
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
2.6 2.9 2.7 1.12 2.8 2.10 3.6 5.7 5.2 4.11 4.10 1.10 2.5 3.4 6.1 3.5 3.8 2.17 4.4 2.11 2.13 2.12 5.9 3.3 3.2 3.1 4.9
67/69
68/69
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
© NQA - visitatie AVANS Hogeschool, Breda: Opleiding tot Leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor (vt/dt)
69/69