AVANS Hogeschool HBO-Bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, locatie Breda
© Netherlands Quality Agency (NQA) 20 december 2011
2/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) een bestaande hbo-bacheloropleiding heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Opleiding Varianten Croho-nummer Locatie Auditdatum Auditteam
AVANS Hogeschool Werktuigbouwkunde Voltijd/deeltijd/duaal 34280 Breda 4 oktober 2011 Ing. E.C.N. Puik (vakdeskundige en voorzitter) Drs. J.A.L.M. van Erp (werkveld) A.A.M. Meijers (studentlid) Drs. ing. A.G.M. Horrevorts (NQA-auditor)
Door AVANS Hogeschool is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-bacheloropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleiding heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Doelstellingen van de opleiding De opleidingskwalificaties van de opleiding Werktuigbouwkunde van Avans Hogeschool Breda sluiten, aldus het auditteam, aan bij de eisen die de beroepspraktijk stelt aan een opleiding in het domein Engineering. De opleiding heeft de eindkwalificaties zodanig beschreven dat deze het bachelorniveau weerspiegelen. De opleiding sluit aan op de eisen die de beroepspraktijk stelt aan een beginnend werktuigbouwkundig ingenieur op bachelorniveau. Programma Het auditteam stelt vast dat de opleiding Werktuigbouwkunde een actueel en beroepsgericht programma aanbiedt dat goed op de praktijk is afgestemd. De internationale oriëntatie van de opleiding sluit aan bij de wensen en behoeften van de huidige studenten. De academie wil echter internationalisering structureler inbedden in de opleiding. Het auditteam beoordeelt dit positief.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
3/61
Het auditteam merkt op dat de onderzoeksvaardigheden in de producten van de studenten nog niet voldoende tot uiting komen en dat het niveau van wiskunde voor een bacheloropleiding wel aangescherpt kan / moet worden. Voor de voltijd en deeltijd is de relatie tussen eindkwalificaties en programma-inhoud overtuigend aangetoond. Voor de duale variant is dit voor een deel het geval. Het auditteam stelt vast dat de opleiding het curriculum op een overzichtelijke wijze heeft ingericht. De opbouw van het onderwijs met leerlijnen en expertiselijnen zorgt voor de inhoudelijke samenhang in het opleidingsprogramma. Het auditteam stelt vast dat de opleiding voldoende waarborgen heeft ingebouwd om een studeerbaar programma aan te bieden. De opleiding slaagt er echter nog niet in om in alle gevallen de studenten tijdig te informeren over lesroosters of toetsroosters of wijzigingen in het programma. Studenten ervaren dit als belastend. Het auditteam stelt vast dat de opleiding leerlingen (vo en mbo) en aspirant studenten voldoende mogelijkheden biedt om zich te oriënteren op de studie. Met het scala aan voorlichtingsactiviteiten, aansluitingstrajecten en cursussen moeten studenten in staat worden geacht om zich goed te oriënteren en voor te bereiden op de studie. Ook na inschrijving is er aandacht voor het zo goed mogelijk laten aansluiten van het programma op de vooropleiding van de student. De werkvormen die de opleiding gebruikt, zijn afwisselend en passen bij de verschillende leerlijnen van de opleiding. De nauwe betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs is motiverend voor de studenten en docenten. Het auditteam stelt vast dat er een toetsbeleid is dat onder revisie is. De toetsen sluiten inhoudelijk aan bij de eindkwalificaties en de leerdoelen van de opleiding. De beoordeling van de praktijkcomponent van de duale variant in het derde en vierde jaar (met uitzondering van de afstudeeropdracht) is onvoldoende inzichtelijk. Inzet van personeel De opleiding heeft een docententeam dat veel vakinhoudelijke expertise bezit en diverse contacten heeft met de beroepspraktijk. De opleiding heeft een goede relatie met het regionale werkveld en zet externe expertise in om de beroepsgerichtheid en actualiteit van het programma te versterken. De bereikbaarheid van studenten is in orde en studenten zijn tevreden over het aantal contacturen. Wel ervaren docenten werkdruk. De hogeschool werkt er aan om de werkdruk te verminderen. De opleiding heeft een docententeam dat gekwalificeerd is om het onderwijsprogramma uit te voeren. Kennis van de werktuigbouwkunde en praktijkervaring zijn ruimschoots aanwezig.
4/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
De onderzoekscapaciteit van het team kan, aldus het panel, nog versterkt worden en/of verder ontwikkeld te worden. Voorzieningen Het auditteam stelt vast dat de voorzieningen van de opleiding werktuigbouwkunde voldoen aan wat van een hbo-opleiding in het technisch domein verwacht mag worden. Studenten tonen zich evaluaties tevreden over de begeleiding die zij krijgen tijdens de studie (bereikbaarheid, studieloopbaanbegeleiding, bruikbare feedback). In het algemeen zijn studenten ook tevreden over de informatievoorziening, maar de tijdigheid van informatie verstrekking en de kwaliteit van de informatie behoeft nog aandacht, aldus de studenten. Interne kwaliteitszorg Het auditteam stelt vast dat de opleiding beschikt over een goed kwaliteitszorgsysteem. Met een goede mix van evaluatie-instrumenten verzamelt de opleiding gegevens waarmee zij de kwaliteit van het onderwijs bewaakt. De opleiding werkt gericht aan een permanente verbetering van de kwaliteit van de opleiding en betrekt daarbij de belanghebbenden. Resultaten Het auditteam stelt vast dat de opleiding afgestudeerden aflevert die voldoen aan de eindkwalificaties van de opleiding werktuigbouwkunde. De technisch inhoudelijke kwaliteit van de opleiding is aan de maat. Op het punt van methodische verantwoording, literatuurgebruik en kwaliteit van de verslaglegging kan de opleiding nog verbeteringen aanbrengen. De opleiding Werktuigbouwkunde heeft een opleidingsrendement dat rond het gemiddelde ligt van het landelijk gemiddelde van alle hbo-opleidingen werktuigbouwkunde. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda van AVANS Hogeschool aan de vereiste basiskwaliteit voldoet. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
5/61
6/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
INHOUDSOPGAVE
1
Basisgegevens
2
Beoordeling
3
9
11
2.1
Doelstellingen van de opleiding
11
2.2
Programma
15
2.3
Inzet van personeel
30
2.4
Voorzieningen
34
2.5
Interne kwaliteitszorg
37
2.6
Resultaten
41
Bijlagen
45
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
47
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
51
Bijlage 3
Bezoekprogramma
55
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
57
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
59
Bijlage 6
Overzicht van afstudeerwerkstukken
61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
7/61
8/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda zijn in onderstaande tabel weergeven. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Naam instelling Status instelling Naam opleiding in CROHO Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting Locatie Code of conduct Varianten
11. Inhoudelijk profiel opleiding
12. Beoogd werkveld alumni
AVANS Hogeschool Bekostigd Werktuigbouwkunde Breda 34280 hbo bachelor 240 ECTS Werktuigbouwkunde Breda Ja Voltijd / deeltijd / duaal De opleiding telt 300 voltijdse studenten, 82 deeltijdstudenten en 10 duale studenten. De opleidingen ‘Bachelor of Engineering’ van ATM: • zijn gericht op behoeftebepaling, ontwerp, realisatie en onderhoud van technische producten en processen; • zijn praktijkgeoriënteerd; • hebben geleerd beroepsmatig te handelen, waaronder maatschappelijk geaccepteerd en economisch verantwoord; • voldoen aan de landelijke hbo-kwalificaties (brede professionalisering, multidisciplinaire integratie, wetenschappelijke toepassing, transfer en brede inzetbaarheid, creativiteit en complexiteit in handelen, probleemgericht werken, methodisch en reflectief denken en handelen, sociaalcommunicatieve bekwaamheid, basiskwalificering voor managementfuncties, besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid); hebben zich mogelijk gespecialiseerd op een van de volgende gebieden: kunststoftechniek, grafisch management, elektrische energietechniek, industriële automatisering, zorgtechniek, duurzaamheid. De werktuigbouwkundig engineer a) ontwerpt industriële producten, machines, installaties, productie- en technologische processen m.b.v. werktuigbouwkundige technieken, b) doet technologische verbetervoorstellen en c) ondersteunt en optimaliseert bedrijfsprocessen (met name primaire). Daarnaast is er aandacht voor kunststoftechnologie. De Engineer ontwerpt, realiseert en onderhoudt een product, een productieproces of een productiemiddel. Hij is vooral werkzaam bij: • Productiebedrijven • Installatiebedrijven • Ingenieursbureaus • machinebouw (bedrijven) • industriële automatiseringsbedrijven • opwekkings- en distributiebedrijven • infrabedrijven
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
9/61
13. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool
14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie
16. Schema opbouw programma
10/61
De ATM is een van de negentien academies binnen Avans. ATM biedt vijf Bachelor of Engineeringopleidingen, één Bachelor of ICT opleiding en één Bachelor of Business Administration aan. De vijf Bachelor of Engineering-opleidingen zijn gesitueerd in Breda en Tilburg. In Breda worden de opleidingen Elektrotechniek (E), Mechatronica (M) en Werktuigbouwkunde (W) verzorgd. Tilburg kent de opleidingen Technische Bedrijfskunde (TB) en Gezondheidszorgtechnologie (GZT). Visitatie: 25 oktober 2005 Besluit: 11 mei 2006 - Eindkwalificaties: Invoering profiel Bachelor of Engineering - Introductie Multidisciplinaire Projecten - Inhoudelijke focusverandering (Overgang naar de speerpunten energietechniek/bedrijfskunde) - Invoering Major/Minor structuur Zie schema
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding: Onderwerp
Oordeel
1 Doelstellingen
P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen / programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving / inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding en informatie 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Oordeel Vt G G G V G G V G Voldaan G V G V V G V G G G V V
Dt G G G V G G V G Voldaan G V G V V G V G G G V V
Du G G G V V G V G Voldaan G O G V V G V G G G V V
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbobacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda van AVANS Hogeschool (voltijd, deeltijd en duaal) aan de vereiste basiskwaliteit voldoet en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleiding. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau.
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
11/61
Bevindingen • De eindkwalificaties van de opleiding zijn beschreven in het document Opleidingskader ATM, 2008. De kwalificaties sluiten aan bij het beroeps- en opleidingsprofiel van Werktuigbouwkunde die landelijk zijn vastgesteld voor het bachelordomein Engineering (Profiel van de Bachelor of Engineering, 2006)1. • De Raad van Advies van het landelijk Cluster Engineering is betrokken geweest bij het opstellen van dit profiel. Bovendien is het model besproken op een door het FME (Ondernemersorganisatie voor de technologische industrie) georganiseerde ledenbijeenkomst. In bijlage 5 van dit rapport zijn de eindkwalificaties van de opleiding opgenomen. • Het eigen Beroeps- en opleidingsprofiel Bachelor of Engineering (2006) is opgesteld op basis van input van het regionale werkveld en heeft de instemming van de Werkveldadviesraad van de Academie voor Technologie en Management (ATM). De Werkveldadviesraad (WAR) bespreekt regelmatig het opleidingsprofiel. Het panel heeft dit kunnen vaststellen in de notulen van de afgelopen jaren. • In 2010 zijn de behoeftes van het werkveld opnieuw geïnventariseerd. Dit leidt tot bijstelling van het opleidingskader. In het studiejaar 2011-2012 zal het nieuwe opleidingskader ingevoerd worden. • ATM streeft er naar dat iedere student kennis heeft genomen van de internationale dimensie van de beroepsuitoefening en de mogelijkheid heeft om stage te lopen of af te studeren in het buitenland (ATM Internationalisering 2010-2011). In de plannen voor 2010-2014 is gesteld dat iedere student van Avans een buitenlandse taal op ERK2 niveau 2 moet beheersen. Dit wordt in het nieuwe opleidingskader opgenomen en opgenomen in het curriculum. • De opleiding meldt een eigen onderscheidend profiel te hebben dat is afgestemd op de vraag van het regionale werkveld. Met het keuzeaanbod van de minoren Produceren en fabriceren en Productontwikkeling en kunststoffen onderscheidt de opleiding zich van andere opleidingen in de regio. Het panel vindt dat profilering, anders dan in de vrije ruimte van stage, minor en afstuderen, niet kan bestaan uit een keuzeprogramma voor studenten. Een profiel moet een vast onderdeel voor alle studenten zijn en een rode draad in de opleiding vormen. Overwegingen De opleidingskwalificaties van de opleiding Werktuigbouwkunde sluiten aan bij de eisen die door de beroepspraktijk worden gesteld aan een opleiding in het domein Engineering en zijn gevalideerd door het landelijke en regionale werkveld. De opleiding heeft de landelijke domeincompetenties vertaald naar de eigen context. Het auditteam stelt vast dat het beroeps- en opleidingsprofiel voldoende is vastgelegd en dat het regionale werkveld daarin een rol speelt. Het auditteam vindt dat de profilering van de opleiding nog nadere uitwerking behoeft. Deze opmerking doet niets af aan het oordeel van het auditteam over de aansluiting van de eindkwalificaties bij eisen die vakgenoten en het werkveld stellen aan de opleiding.
1 2
Het landelijk overleg van werktuigbouwkunde opleidingen is bezig het profiel van 2006 te actualiseren. ERK = Europees referentiekader
12/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Conclusie Het panel komt tot het oordeel goed voor de drie varianten.
Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen • Bij het opstellen van het profiel van de Bachelor of Engineering is rekening gehouden met de Dublin descriptoren en de tien generieke hbo-kwalificaties zoals geformuleerd door de commissie Franssen (Profiel van de Bachelor of Engineering, 2006). • De opleiding hanteert de hbo-kwalificaties, tezamen met de Dublin descriptoren, als maatstaf voor het hbo-niveau (Opleidingskader ATM, 2008). • In het Beroeps- en opleidingsprofiel Bachelor of Engineering (2006, vastgesteld in 2007) van ATM zijn deze eindkwalificaties uitgewerkt in de vorm van kenmerkende beroepscontexten, rollen en taken van de werktuigbouwkundig ingenieur. • De opleiding heeft thema’s, rollen en opdrachten geselecteerd waaraan studenten in een onderwijsperiode werken. Voor elke onderwijsperiode is beschreven aan welke competentie de student werkt en welke kennis en vaardigheden de student moet beheersen. De opleiding heeft in een matrix de opleidingskwalificaties en periodedoelen getoetst aan de Dublin descriptoren en de tien hbo-kwalificaties van de commissie Franssen. De periodematrices vormen de basis om het onderwijs bij de opleidingen van ATM (inhoudelijk) vorm te geven (Opleidingskader ATM, 2008). De opleiding heeft in een conversiematrix aangetoond dat de periodedoelen dekkend zijn voor de landelijke beroepscompetenties. Ook blijkt uit de matrix waar de hbo-kwalificaties in het opleidingsprogramma gerealiseerd worden. • Zo komen ‘toepassen van kennis’, ‘creativiteit en complexiteit in handelen’ en ‘methodisch en reflectief denken’ terug in de onderdelen Machines ontwerpen en Machine Bouwen. In het onderdeel Analyse van bedrijfsprocessen komen ‘probleemgericht werken’ en ‘communicatieve bekwaamheden’ aan bod. In de stage komen de ‘brede professionaliteit en ‘besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid’. In de minoren komen onder andere ‘transfer’ en ‘toepassing van wetenschappelijke kennis’ aan bod. • Het panel stelt vast dat de opleiding het hbo-niveau voor elk curriculumonderdeel nader heeft beschreven in criteria voor de kenniscomponent, vaardigheden en houdingen. (Toetsoverzichten onderwijsperiodes en Periodematrices). De beoordelingscriteria zijn voldoende helder omschreven om richting te kunnen geven aan de inrichting en het niveau van de verschillende curriculumonderdelen. Overwegingen De opleiding heeft de Dublin descriptoren c.q. de tien hbo-kwalificaties goed verwerkt in de eindkwalificaties. Voor elk programmaonderdeel is beschreven aan welke criteria deze moet voldoen. De eindkwalificaties zijn op bachelorniveau vastgelegd.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
13/61
Conclusie Het panel komt tot het oordeel goed voor de drie varianten.
Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen • Het landelijke Profiel van de Bachelor of Engineering (2006) bevat geen geëxpliciteerd beroepsprofiel voor de opleiding Werktuigbouwkunde. Het profiel bevat wel een nietuitputtende verzameling van contexten en rollen waarin de afgestudeerde werktuigbouwkundig ingenieur terechtkomt. ATM heeft op basis hiervan een eigen Beroeps- en opleidingsprofiel Bachelor of Engineering (2006) opgesteld. Dit document bevat onder meer een algemene omschrijving van de opleiding Bachelor of Engineering (BEng) in Breda en een gedetailleerde uitwerking van de opleiding werktuigbouwkunde. Het profiel bevat tevens een uitwerking van de kern van de major werktuigbouwkunde en de bijbehorende contextbeschrijvingen (opgenomen in de periodematrices). • De opleiding levert beginnend werktuigbouwkundig ingenieurs af die werkzaam kunnen zijn in productiebedrijven, machinebouwbedrijven, advies- en ingenieursbureaus, landbouwmechanisatiebedrijven, onderhouds- en installatiebedrijven, gereedschapsmakerijen en bij de overheid. • De opleidingskwalificaties en periodeleerdoelen van de opleiding zijn ontleend aan landelijk gevalideerde beroepsprofielen. Ook het eigen Beroeps- en opleidingsprofiel Bachelor of Engineering (2006) is opgesteld op basis van input van het regionale werkveld en heeft de instemming van de Werkveldadviesraad van ATM. • Bij de beoordeling van de afstudeeropdrachten zijn onafhankelijke externe deskundigen betrokken. Deze deskundigen toetsen of de eindkwalificaties van afstudeerders voldoen aan de eisen van het werkveld. Daarnaast enquêteert de opleiding de bedrijfsbegeleiders over het niveau van de afstuderende studenten. De eerste enquête onder de bedrijfsbegeleiders naar het niveau van de afgestudeerden is in juni 2011 afgenomen. Dit zal worden gecontinueerd. • De HBO-Monitor 2007 tot en met 20103 laat zien dat de alumni de opleiding een goede basis vinden om te starten op de arbeidsmarkt en zijn ze tevreden over de functies waarin ze terecht komen. De alumni zijn kritisch over de diepgang (te weinig diepgang) van de opleiding en de moeilijkheidsgraad (moeilijkheidsgraad te laag). Ook zijn alumni matig tevreden over de voorbereiding op de actuele beroepspraktijk.
3
Dit betreft studenten die in de periode 2005 - 2008 zijn afgestudeerd.
14/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
•
Het auditteam merkt op dat de opleiding in het Beroeps- en opleidingsprofiel (2006/2007) heeft opgenomen (onder het kopje veranderingen): meer aandacht voor software en automatische productiemiddelen, projectmatig en multidisciplinair werken (complexiteit neemt toe) en meer aandacht voor kennis. Hiermee reageert de opleiding op de opmerkingen van de alumni (periode 2005 - 2008) over diepgang en actualiteit.
Overwegingen De opleiding sluit aan bij de eisen van de beroepspraktijk. Uit de bronnen die het panel heeft geraadpleegd, blijkt dat de opleiding het beroepenveld (landelijk en regionaal) bij het opstellen van beroepsprofielen en competenties betrekt. Er is regelmatig overleg met de werkveldadviesraad over ontwikkelingen in het beroep (zie facet 1.1). Tevens zijn bedrijfsbegeleiders bij de stages en onafhankelijke externe deskundigen betrokken bij de beoordeling van afstudeeropdrachten. Hiermee zorgt de opleiding dat de inhoud van het programma en de doelen van de opleiding aansluiten op de eisen die de beroepspraktijk stelt aan een beginnend werktuigbouwkundig ingenieur. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel goed voor de drie varianten. De opmerking over diepgang laat het auditteam hier niet meewegen in het oordeel. Dit komt bij facet 2.8 aan bod. Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstelling opleiding’ positief voor de drie varianten.
2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen Kennisontwikkeling en actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. • De opleiding maakt voor de kennisontwikkeling van de student gebruik van een reeks van informatiebronnen zoals vakliteratuur en –tijdschriften. De Curriculumcommissie controleert ieder jaar het studiemateriaal. Zij let op actualiteit, relevantie en relatie met de beroepspraktijk (ATM Kwaliteitshandboek 2008-2011, 2007). De verplichte literatuur is opgenomen in de Literatuur Werktuigbouwkunde studiejaar 2010/2011.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
15/61
•
Het Collectieprofiel (2010) bevat een overzicht van alle relevante informatiebronnen die in Xplora (het digitale informatiesysteem van Avans) aanwezig zijn. Het auditteam heeft de literatuurlijst en het studiemateriaal van de opleiding ingezien en stelt vast dat de opleiding actueel studiemateriaal gebruikt dat een niveau heeft dat bij een hbo-bacheloropleiding past. Het auditteam maakt daarbij de opmerking dat het niveau van wiskunde in het tweede jaar nog laag is. Dat zou hoger moeten en kunnen zijn, aldus het auditteam.
Interactie met de beroepspraktijk • Eén van de uitgangspunten van de onderwijsvisie van ATM is een nauwe samenwerking met het bedrijfsleven. De academie betrekt het beroepenveld niet alleen bij het opstellen van het Beroeps- en opleidingsprofiel Bachelor of Engineering (2006/2007), maar ook bij de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs (Opleidingskader ATM, 2008). Voorbeelden daarvan zijn de projectopdrachten in de integrale leerlijn. Ten minste 75 procent van de opdrachten komen uit de praktijk en vinden plaats op school of in de praktijk (Groot Curriculum Overzicht, 2008). Voorts zijn alle minoren in samenwerking met bedrijven ontwikkeld. Daartoe heeft ATM convenanten gesloten met elf bedrijven, waaronder CSi Industries BV, Steelweld en Thetford. Deze convenanten betreffen praktische afspraken over de betrokkenheid bij curriculum(her)ontwikkeling en scholing, marketing, het leveren van gastsprekers en het aanbieden van stageplaatsen (Notitie Partnerships ATM, 2008). Tot slot is veertig procent van het onderwijsprogramma in de propedeuse ingevuld met een multidisciplinair project, waarin studenten van verschillende opleidingen met elkaar samenwerken. In het programma zijn diverse gastsprekers en –docenten en excursiebezoeken opgenomen. Het auditteam stelt vast dat het studiemateriaal goed afgestemd is op de beroepspraktijk. • In het curriculum van de drie varianten (voltijd, deeltijd en duaal) is een belangrijke plaats ingeruimd voor leren in de praktijk. In de voltijd is dat een beroepsoriënterende stage (verplicht voor alle studenten met een havo-vooropleiding) in jaar twee, een stage in jaar drie en de afstudeeropdracht in jaar vier. Over de stages zijn de voltijd studenten zeer tevreden. In de deeltijd zijn opdrachten direct gerelateerd aan de werkplek van de student. De duale opleiding is inhoudelijk gelijk aan de voltijdopleiding. De student start met de duale leerroute nadat hij 120 EC heeft behaald in de voltijd. De resterende 120 EC zijn verdeeld in 60 EC voor duaal traject Theorie en 60 EC voor duaal traject Praktijk. Dit duaal traject Praktijk bestaat uit een praktisch traject (met leerwerkopdrachten) en de afstudeerfase. Interactie met (toegepast) onderzoek. • ATM vindt dat toegepast onderzoek een integraal onderdeel van het curriculum van alle opleidingen dient te vormen. Belangrijk argument hiervoor is dat het de kern is van de hbo-kwalificatie ‘wetenschappelijke toepassing’. De implementatie is nog in ontwikkeling. In het werktuigbouwkunde programma komen onderzoeksvaardigheden op verschillende plaatsen aan bod: o in jaar één een module statistiek; o in de minor Productontwikkeling & Kunststoftechniek en de minor Produceren & fabriceren staat ‘design of experiments’ centraal;
16/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
in alle projecten komt ‘logisch redeneren’ en ‘gestructureerd werken’ aan bod (methodisch ontwerpen; projectmatig werken); o studenten kunnen deelnemen aan de doorstroomminor van de TU en excellente studenten kunnen participeren in lectoraten zoals Mechatronica (Uitgangspunten ATM voor Toegepast Onderzoek, 2008); o Onderzoeksvaardigheden worden behandeld binnen het vak ‘methodisch ontwerpen’ (periode 2.3) en in het vak ‘Design of Experiments’ in het vierde jaar. Het auditteam maakt daarbij de opmerking dat in de werkstukken en beroepsproducten van de studenten de onderzoeksvaardigheden beperkt aan bod komen. Daar kan de opleiding nog meer op sturen. De opleiding Werktuigbouwkunde maakt naar het oordeel van het auditteam nog weinig gebruik van het lectoraat Mechantronica dat sinds tweeënhalf jaar aan de ATM verbonden is. De opleiding kan hier meer gebruik van maken. o
•
Beroepsvaardigheden. • In de Periodematrices ATM geeft de opleiding een overzicht van de vaardigheidselementen in elke onderwijsperiode. Zo komen in de beroepsopdrachten communicatieve vaardigheden en samenwerkingsvaardigheden aan bod (geïntegreerd met kennis- en houdingsaspecten). In de vaardighedenleerlijn komen sociaalcommunicatieve vaardigheden en de meer technische vaardigheden aan bod, zoals meetvaardigheden en ontwerpen met een CAD-pakket. • Vaardigheden die nodig zijn om te kunnen werken in een internationale setting komen in het programma aan bod door: o Engelstalige literatuur; o stage lopen en/of afstuderen in het buitenland of bij internationaal georiënteerde bedrijven; o programma-onderdeel Engelse grammatica en spreekvaardigheid; o uitvoeren van projecten in de minor ‘Ontwerpen en Construeren’ bij internationale bedrijven; o afstuderen in het buitenland. • De wensen van de studenten ten aanzien van internationalisering zijn beperkt, aldus de opleiding. Het internationaliseringsbeleid is daarom geen speerpunt binnen ATM. De komende jaren zal dit wel verder worden uitgebouwd. Zo is een Engelstalige opleiding Maintenance in ontwikkeling waarvan onderdelen ook door studenten werktuigbouwkunde gevolgd kunnen gaan worden. • In de STO (2008 en 2009) en NSE (2010) tonen de studenten zich tevreden over het onderwijsprogramma. De items praktijkgerichtheid, actuele ontwikkelingen en voorbereiding op de beroepspraktijk en niveau scoren in 2008 nog matig of onvoldoende. In 2009 en 2010 zijn de studenten hier tevreden over. Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding Werktuigbouwkunde een actueel beroepsgericht programma aanbiedt dat goed op de praktijk is afgestemd. Afgaande op studentenevaluaties heeft de opleiding sinds 2008 een duidelijke verbeterslag gemaakt op het gebied van praktijkgerichtheid en niveau van de opleiding.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
17/61
De internationale oriëntatie van de opleiding sluit aan bij de wensen en behoeften van de huidige studenten. De academie wil echter internationalisering structureler inbedden in de opleiding. Het auditteam beoordeelt dit positief. Het auditteam merkt op dat de onderzoeksvaardigheden in de producten van de studenten nog niet voldoende tot uiting komen en dat het niveau van wiskunde voor een bacheloropleiding wel aangescherpt kan / moet worden. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel voldoende voor de drie varianten.
Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen • Het auditteam heeft op basis van de opleidingsdocumenten Opleidingskader, Beroepsen opleidingsprofiel (2006 / 2007), Toetsoverzichten en periodematrices goed zicht gekregen op de relatie tussen de eindkwalificaties en de inhoud van het programma van de opleiding werktuigbouwkunde. In facet 1.2 is al beschreven dat de opleiding de relatie tussen eindkwalificaties en programma-inhouden heeft aangetoond. Voor elk programmaonderdeel zijn leerdoelen en toetsdoelen (criteria) beschreven. • Het duale programma volgt de voltijd (in jaar 1 en 2). In jaar 3 en 4 bestaat de opleiding uit een praktijkdeel op de werkplek (drie dagen duaal traject Praktijk) en onderwijs / leeractiviteiten (twee dagen duaal traject Theorie) op de hogeschool. In het laatste half jaar van het duaal traject Praktijk voert de student een afstudeerproject uit, waarin hij moet aantonen op hbo-niveau te functioneren. Het bedrijf, de student en de opleiding maken afspraken over het praktijkdeel (Opleidingskader ATM, 2008). De afspraken worden ter goedkeuring voorgelegd aan de examencommissie van de opleiding Werktuigbouwkunde. Voor het auditteam waren deze afspraken over het praktijkdeel niet goed navolgbaar. Daardoor is de relatie tussen eindkwalificaties en het onderwijsprogramma voor het praktijkdeel in de laatste twee jaar van de duale variant niet vast te stellen. De afstudeerfase in het Praktijkdeel van de duale variant is vergelijkbaar met de voltijd- en deeltijdvariant. Overwegingen Voor de voltijd en deeltijd is de relatie tussen eindkwalificaties en programma-inhoud overtuigend aangetoond. Voor de duale variant is dit deels het geval: voor het binnenschools deel en de afstudeerfase in het Praktijkdeel van het duale traject is de relatie aangetoond, voor een deel van het werkplekleren in jaar drie en vier is dit niet navolgbaar.
18/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Het auditteam heeft overigens geen aanwijzingen dat het eindniveau van de duale variant daarmee niet gehaald kan worden. Het auditteam heeft alle eindwerkstukken van duale studenten ingezien die de laatste twee jaar zijn afgestudeerd (vier) en stelt vast dat de kwaliteit daarvan niet afwijkt van de studenten die de deeltijd- en voltijdvariant volgen. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel goed voor de deeltijd- en voltijdvariant en voldoende voor de duale variant.
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen • De opleiding heeft het curriculum gestructureerd op basis van fasedoelen, leerlijnen en expertiselijnen. Fasedoelen • De opleiding Werktuigbouwkunde is een opleiding binnen het domein van de Bachelor of Engineering. Deze bestaat uit een majordeel van 180 EC en een keuze uit een van de twee minoren van elk 30 EC. De major is onderverdeeld in 60 EC propedeuse (veertig procent majorspecifiek, veertig procent multidisciplinair project en twintig procent basisvakken) en een hoofdfase van 120 EC. • In de propedeuse legt de opleiding de basis voor de kennisvakken en vaardigheden van de major, oriënteert de student zich op engineering en vindt (zelf)selectie plaats. In de hoofdfase (vóór de stage) vindt verdieping binnen de major plaats en bereidt de student zich voor op de stage. In de stage vindt verdieping in de beroepspraktijk plaats en verdieping binnen de minoren. Tevens bereidt de student zich dan voor op het afstuderen. In de afstudeerfase specialiseert de student zich in de beroepspraktijk. • Deze indeling in fasedoelen laat een opbouw zien in het curriculum van oriënterend en funderend (propedeuse) naar verdieping binnen de major en verdieping of verbreding in een van de twee minoren. Daarbij is rekening gehouden met de aansluiting van het onderwijsaanbod op de stage en de afstudeeropdracht. Leerlijnen • Een leerlijn legt de nadruk op het aanbieden van kennis of vaardigheden of houdingen of de integratie van een of meer van deze onderdelen. In de integrale leerlijn komt onderwijs aan bod, dat kennis, vaardigheden en houdingen integreert binnen een beroepsopdracht, vaak in de vorm van een multidisciplinair project of praktijkopdracht. Het op te leveren beroepsproduct sluit aan bij het thema dat in een periode centraal staat. • In de gekoppelde leerlijn komen ondersteunende modulen4 aan bod, die de student nodig heeft voor de beroepsopdracht in die periode (gekoppeld aan een thema).
4
Kennis en sociaal-communicatieve vaardigheden en technische vaardigheden.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
19/61
In de niet-gekoppelde leerlijn komt onderwijs aan bod dat de student in meer algemene zin vormt. Ook deze leerlijn kent een kenniscomponent (kennisontwikkeling en toepassing van de opgedane kennis) en een vaardighedencomponent. • In de SLO-leerlijn komt onderwijs aan bod dat gericht is op de studieloopbaanontwikkeling van de studenten (Opleidingskader ATM, 2008). Expertiselijnen • De opleiding heeft in het curriculum vakken benoemd die noodzakelijke voorkennis bevatten voor het volgen van een minor en vakken die gewenste voorkennis bevatten voor het volgen van een minor. Deze vakken noemt de opleiding expertiselijnen. De expertiselijnen zijn gekoppeld aan de minoren. • Het curriculum is, aldus het auditteam, zo opgezet dat naarmate de studie vordert, de integrale leerlijn binnen de opleiding steeds groter wordt en het aandeel van het gekoppelde en niet-gekoppelde onderwijs afneemt. Dit betekent dat in het begin van de opleiding er relatief veel ondersteunend onderwijs wordt aangeboden (naast opdrachten). Naarmate de opleiding vordert, verwacht de opleiding een meer actieve houding van de student om zelf kennis en vaardigheden te verwerven. Het programma kent, aldus het auditteam, een duidelijke opbouw in de mate van zelfstandigheid van de student. • Naarmate de student verder komt in het opleidingsprogramma neemt de complexiteit van opdrachten toe (steeds complexere beroepscontexten). Deze toenemende complexiteit komt tot uiting in grotere en minder strikt omschreven opdrachten (in de integrale leerlijn) en grotere leerstofeenheden die de student krijgt aangeboden. • Bij de opbouw van de leerstof in de propedeuse en de hoofdfase wordt steeds voortgebouwd op eerder verworven kennis of vaardigheden. Deze benodigde voorkennis is beschreven in Periodematrices ATM. • Het programma kent, aldus het auditteam, een goed doordachte opbouw in niveau. • Een expertiseteam bewaakt de koppeling tussen de inhoud van de expertiselijnen en de inhoud van de minoren. • De curriculumcommissie is verantwoordelijk voor de bewaking van de samenhang in het gehele curriculum zoals de opbouw in niveau en de aansluiting van de verschillende programmaonderdelen op elkaar (aansluiting theorie en praktijk, aansluiting theorie en themaopdrachten). • Studenten en alumni tonen zich in diverse evaluaties tevreden over de samenhang in het onderwijsprogramma (Bronnen: STO 2008 en 2009, NSE 2010, HBO-Monitor en Elsevier Keuzegids).
•
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding het curriculum op een overzichtelijke wijze heeft ingericht. De opbouw van het onderwijs met leerlijnen en expertiselijnen zorgt voor de inhoudelijke samenhang in het opleidingsprogramma. Studenten herkennen dit en waarderen de samenhang positief. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel goed voor de drie varianten.
20/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen • ATM heeft principes voor de inrichting van het opleidingsprogramma opgesteld, die ertoe moeten leiden dat er een studeerbaar programma ontstaat (Opleidingskader ATM, (2008, bijlage 8.7). • Voorbeelden van die principes zijn evenwichtige spreiding van de studielast in vier perioden (15 EC) per jaar, een jaarlijkse studiebelasting van 42 onderwijsweken van elk 40 uur per week, publiceren van het jaarrooster op de Avans Portal aan het begin van elk studiejaar, voor elke periode is er een vaste opbouw (lesperiode en toetsperiode) en elk weekrooster heeft een vast patroon (projecten op vaste dagen). • Voor iedere periode is een lessentabel opgesteld, waarin een overzicht is gegeven van de modulen die in een periode aan de orde komen, alsmede per module het aantal EC, het aantal contacturen, de doelen, de leerlijn waarbinnen de module valt, de begeleiding en de toetsvorm. Ook over de stage is relevante informatie beschikbaar (in aparte handleidingen). Deze lessentabellen en specifieke informatie zijn terug te vinden op Blackboard en in de ATM OER 2010-2011 en 2011 - 2012. Voor elke onderwijseenheid binnen een periode is een toetsoverzicht beschikbaar met informatie over de beoogde kennis, vaardigheden en houdingen, de opdracht en verwachte (deel)producten, planning, begeleiding en toetsing en herkansingen (Opleidingskader ATM, 2008). De beoordelingscriteria zijn vooraf bekend. • De gelijkmatige spreiding van het programma over de lesperiodes en de informatievoorziening over het lesprogramma moeten leiden tot een studeerbaar programma met zo min mogelijk piekbelasting. • Gezien de resultaten van studententevredenheidsmetingen slaagt de opleiding er goed in de studielast over het jaar te spreiden voor de voltijd, maar voor de deeltijd in mindere mate. De opleiding heeft dit nader onderzocht en stelt vast dat een aantal studenten niet voldoende op de hoogte was van een verandering in het curriculum waarin het afstuderen gedurende een geheel jaar plaatsvindt, waarbij parallel onderwijs wordt aangeboden. • Wat betreft de informatievoorziening over toetsen en lesroosters zijn de voltijd studenten niet tevreden (niet tijdig). De deeltijdstudenten zijn ontevreden over de beschikbaarheid van de toetsroosters (Bron: NSE 2010 en Elsevier 2010). • In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding een analyse van de evaluatieresultaten over de studielast. Daarin meldt de opleiding dat de academie de laatste jaren veel aandacht heeft besteed aan structurering van de informatievoorziening naar studenten als bijdrage aan een verdere verbetering van de studeerbaarheid. Ondanks de doorgevoerde verbetermaatregelen blijken de studenten in 2010 toch matig tevreden te zijn ten aanzien van de tijdigheid van het bekendmaken van de roosters. Een probleem voor de academie is dat de academie hiervoor afhankelijk is van de andere academies en het centrale roosterorgaan. Het blijft daarom een belangrijk aandachts- en gesprekspunt voor de academie.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
21/61
•
•
•
In de eerste twee leerjaren bedraagt de contacttijd 15 - 20 uur, in de latere jaren varieert het van 9 - 16 uur per week (Overzicht contacturen). De studenten geven aan dat het aantal contacturen goed is (evaluaties studenten werktuigbouwkunde voltijd en deeltijd). De daadwerkelijke studielast van de voltijd is hoger dan 30 uur per week, met uitschieters naar boven in bijvoorbeeld de tweede periode van het eerste jaar (evaluaties studenten werktuigbouwkunde voltijd). Bij de deeltijd geven studenten aan dat zij over het algemeen tegen de 20 uur per week aan daadwerkelijke studiebelasting ervaren (evaluaties studenten werktuigbouwkunde deeltijd). De voltijd- en duale opleidingen hebben een aantal voorwaarden geformuleerd in een voortgangsregeling met het oog op het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van de doorstroom en uitstroom. Deze zijn vermeld in de ATM OER. Het betreft toegang tot de hoofdfase, stage, minoren en afstuderen (Voortgangsregeling ATM). De opleiding hanteert een bindend studieadvies (BSA) van 45 EC (behaald binnen één jaar na inschrijving). De propedeuse moet binnen twee jaar gehaald zijn. Is dit niet het geval dan volgt alsnog een bindend studieadvies. Studenten ervaren de exacte vakken als een moeilijk onderdeel van het programma. Studenten die moeite hebben met exacte vakken kunnen in het eerste jaar de module exact volgen (wis- en natuurkunde).
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding voldoende waarborgen heeft ingebouwd om een studeerbaar programma aan te bieden. De opleiding slaagt er echter nog niet in om in alle gevallen de studenten tijdig te informeren over lesroosters of toetsroosters of wijzigingen in het programma. Studenten ervaren dit als belastend. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel voldoende voor de drie varianten.
Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen • In het instroombeleid (Instroombeleid 2010) maakt de opleiding onderscheid tussen voorlichtings- en aansluitingsactiviteiten. Voorlichtingsactiviteiten zijn gericht op het helpen van de aankomende student om een keuze te maken voor de meest geschikte opleiding. De aansluitingsactiviteiten zijn bedoeld om de student zo goed mogelijk te begeleiden bij de overgang van voortgezet onderwijs (vo) of middelbaar beroepsonderwijs (mbo) naar de hbo-opleiding. • Voorlichtingsactiviteiten zijn bijvoorbeeld open dagen / open avonden (algemene informatie over studeren bij Avans Hogeschool), meeloopdagen en proefstuderen (specifieke informatie over de opleiding), profiel event (havo 3 en vwo 3/4 leerlingen
22/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
•
•
• • •
•
• •
•
•
helpen bij het maken van een profielkeuze), techniekweek (ook gericht op havo en vwo), mbo-middag (over de mbo/hbo-routes) en schriftelijke en digitale informatievoorziening. Avans Hogeschool heeft een team van docenten dat samen met het toeleverend onderwijs activiteiten ontwikkelt die gericht zijn op het verbeteren van de instroom naar bètatechnische en ICT-opleidingen. Deze voorlichtingsactiviteit staat bekend onder de naam Technaplaza. Veel van deze activiteiten organiseert de opleiding samen met scholen (vo en mbo) en netwerken van scholen in het voortgezet onderwijs die een technasium hebben of opstarten (zie www.technasium.nl). Studenten en docenten spelen hierin een belangrijke rol. Naast voorlichting aan de leerlingen richt de voorlichting zich ook op decanen (decanenbulletin, decanendag) in voortgezet onderwijs- en middelbaar beroepsonderwijs. Om de aansluiting tussen mbo en hbo te bevorderen heeft de opleiding met drie ROC’s in de regio afspraken gemaakt over een schakelprogramma voor geïnteresseerde mbo-leerlingen. Leerlingen die de keuze maken om naar het hbo te gaan, kunnen in het laatste semester van hun opleiding een doorstroomprogramma volgen. Dit programma omvat een intensieve wiskundecursus en biedt tevens een specifieke voorbereiding op het projectonderwijs van de opleiding Werktuigbouwkunde (Instroombeleid, 2010; Opleidingskader ATM, 2008). Studenten van andere ROC’s kunnen ook aan de wiskundecursus deelnemen. Het auditteam stelt vast dat de opleiding Werktuigbouwkunde een mix van voorlichtingsen aansluitingsactiviteiten heeft die gericht is op de diversiteit van de instroom (zowel voltijd/duaal als deeltijd). Een leerling / aankomend student kan zich voldoende oriënteren op de studie van zijn keuze. In het maken van die keuze biedt de opleiding voldoende ondersteuning om de overgang van vo / mbo naar hbo te maken. Voor toelating tot de opleiding Bachelor of Engineering / Werktuigbouwkunde gelden de toelatingseisen, zoals die zijn opgenomen in de ATM OER 2010-2011. Studenten die als vooropleiding havo hebben met een technisch instroomprofiel en studenten van relevante opleidingen in het mbo (minimaal niveau 4) en uit het vwo kunnen toegelaten worden tot de opleiding. Vwo’ers met het profiel Cultuur en Maatschappij zijn niet toelaatbaar en voor degenen met het profiel Economie & Maatschappij geldt als aanvullende eis dat zij natuurkunde in het pakket moeten hebben. Naast de reguliere vo- en mbo-instroom kunnen studenten ook toegelaten worden op basis van een toelatingsonderzoek (ATM OER 2010-2011). Dit zijn studenten die 21 jaar of ouder zijn en niet voldoen aan de vooropleidingseisen of studenten die beschikken over een buitenlands diploma. Het onderzoek richt zich op de geschiktheid om het onderwijs met vrucht te kunnen volgen en op de mate van beheersing van de Nederlandse taal (minimaal NT2 niveau 4). Indien in het profiel van de aspirant-student de vereiste wiskunde en/of natuurkunde ontbreekt, biedt ATM een voorbereidende cursus wiskunde of natuurkunde aan. Studenten kunnen op vrijwillige basis hieraan deelnemen. Voor studenten van de deeltijdopleiding is deze verplicht (Opleidingskader ATM, 2008).
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
23/61
•
•
•
•
•
•
Zowel in de voltijdopleiding als in de duale opleiding zijn er verkorte leerroutes van drie jaar voor studenten die in het bezit zijn van een WEB-diploma werktuigbouwkunde (mbo, niveau 4) of een vwo-diploma, zodat zij hun studie versneld kunnen afronden. Alle vrijstellingen en daaruit voortvloeiende lessentabellen zijn beschreven in de ATM OER 2010-2011. Met ingang van het studiejaar 2011 - 2012 volgen mbo studenten een 3,5jarig traject (was drie jaar). Ook op individueel niveau kunnen studenten op basis van het overleggen van schriftelijk materiaal vrijstellingen aanvragen voor delen van het curriculum. De Examencommissie van de opleiding beslist over deze aanvragen (Instroombeleid, 2010). Voor deeltijdstudenten is er ook een mogelijkheid voor het aanvragen van vrijstellingen. Deeltijdstudenten maken hier echter zelden gebruik van. Aspirant-studenten van de deeltijdopleiding die niet aan de instroomeisen voldoen, wordt gevraagd een intakeformulier in te vullen, waarmee de coördinator deeltijd relevante gegevens verzamelt over vooropleiding en werkervaring (kopieën van diploma’s of certificaten, functieomschrijving en CV). Een docent van de opleiding bepaalt, eventueel na een intakegesprek of de kandidaat een goede kans van slagen heeft om de opleiding met succes af te ronden. Als dat zo is, moet hij eerst als officiële toelatingstoets de voorbereidende cursus wis- en natuurkunde volgen en met ten minste 6,0 afsluiten of de certificaten voor wis- en natuurkunde op het hoogste havo-niveau behalen. De opleiding spant zich, aldus het auditteam, in om leerlingen / aspirant-studenten zo goed mogelijk voor te lichten en voor te bereiden op de studie. Ook na inschrijving besteedt de opleiding aandacht aan het zo goed mogelijk laten aansluiten van het opleidingsprogramma op de vooropleiding. Dit doet zij door studenten te voorzien van een informatiepakket met een intakeformulier. Docenten die betrokken zijn bij het studieloopbaanontwikkelingstraject in het eerste jaar kunnen zich op basis van het ingevulde intakeformulier een beeld vormen van de student en inspelen op eventuele leerproblemen of tekortkomingen (bijvoorbeeld dyslexie, deficiënties in wis- en natuurkunde, taalbeheersing) (zie verder facet 4.2 Studiebegeleiding). Studenten die moeite hebben met exacte vakken kunnen in het eerste jaar de module exact volgen (wis- en natuurkunde). Ook krijgen studenten van het driejarig traject in de eerste periode een speciale module Statistiek. De Curriculumcommissie ziet erop toe dat het aansluitingsbeleid en de daaruit voortvloeiende activiteiten vóór en na inschrijving effectief zijn (ATM Kwaliteitshandboek 2008-2011). Studenten zijn tevreden over de aansluiting van het studieprogramma op hun vooropleiding. Dit blijkt uit de evaluatiegegevens: het STO (2008 en 2009) en NSE (2010)
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding leerlingen (vo en mbo) en aspirant studenten voldoende mogelijkheden biedt om zich te oriënteren op de studie. Met het scala aan voorlichtingsactiviteiten, aansluitingstrajecten en cursussen moeten studenten in staat worden geacht om zich goed te oriënteren en voor te bereiden (met name wat betreft exacte vakken) op de studie. Ook na inschrijving is er aandacht voor het zo goed mogelijk laten aansluiten van het programma op de vooropleiding van de student. De opleiding heeft, aldus het auditteam, adequaat gereageerd op de veranderingen in het mbo door schakelprogramma’s te ontwikkelen en door de mbo-route te verlengen met een half jaar.
24/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel goed voor de drie varianten.
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten/european credit points. Bevindingen • De opleiding Werktuigbouwkunde verzorgt een voltijdse, een deeltijdse en een duale opleidingsvariant. Alle varianten hebben een formele omvang van 240 EC. • In de Onderwijs- en examenregeling (OER) ATM 2010-2011 zijn de duur en omvang van de opleidingsvarianten beschreven. De samenstelling van de opleidingsvarianten, met vermelding van het aantal te verwerven studiepunten per onderwijseenheid, is opgenomen in de opleidingsspecifieke bijlage van de OER. • De voltijd- en de duale opleiding kennen een verkort opleidingstraject van 3,5 jaar voor studenten met een WEB-opleiding in hetzelfde beroepsdomein en voor studenten met een vwo-diploma. Duur, omvang en samenstelling van deze leerroute is beschreven in de opleidingsspecifieke bijlage van de OER. Overwegingen Uit het OER ATM 2010-2011, de periodematrices ATM en de lessentabellen blijkt dat de opleidingsvarianten voldoen aan de gestelde norm van 240 EC. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel voldaan.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen • De onderwijsvisie van Avans Hogeschool (Avans Hogeschool verbindt mensen, creëert kennis, Visie op leren en onderwijs, 2007) is voor de technische academies van Avans uitgewerkt in de notitie Ruimte voor Techniek (2008). Deze notitie bevat een beschrijving van de integrale leer- en werkomgeving voor studenten en docenten van de opleidingen techniek van Avans. • De opleiding Werktuigbouwkunde heeft de leer- en werkomgeving beschreven in het Opleidingskader ATM (2008). De onderwijsvisie bestaat uit drie kernpunten: o het leerproces van de student staat centraal: proces- en studentgerichtheid; o de nauwe samenwerking met het beroepenveld: de beroepspraktijk in de opleiding; o de uitdagende leeromgeving.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
25/61
•
ATM biedt competentiegericht onderwijs dat zich richt op de ontwikkeling van studenten via beroepsrollen en beroepscontexten naar zelfstandige beroepsbeoefenaars. Het auditteam herkent de drie kernpunten van de leer- en werkomgeving in de inrichting van het programma van de opleiding: van gestructureerde begeleiding in de eerste jaren naar zelfstandig werken in de later jaren van de opleiding, en toename van complexiteit van opdrachten en beroepsproducten. De opleiding betrekt het bedrijfsleven bij de competentieontwikkeling via cases, opdrachten, stage en afstuderen. Voorts bestaat de leeromgeving uit een fysieke leeromgeving met hardware (labs en werkplaatsen), waarin studenten werken aan praktijkvraagstukken. • Werkvormen die hier bij passen zijn: projecten/opdrachten en excursies, gastcolleges (praktijklijn van de opleiding), practica en workshops (vaardighedenlijn), hoorcolleges, werkcolleges en zelfstudie (conceptuele leerlijn) en groepsbijeenkomsten en tweegesprekken met docenten, medestudenten en begeleiders (competentieontwikkeling, SLO). • Naast de fysieke leeromgeving is er de digitale leeromgeving (DLO). Blackboard is enerzijds het informatieplatform (lessentabellen, groepsindelingen, studiemateriaal / literatuur in databanken), en anderzijds is het de virtuele samenwerkingsruimte waarin studenten onderling informatie kunnen uitwisselen en discussiëren met elkaar en met de docent. • Het didactische concept is voor alle drie de opleidingsvarianten nagenoeg hetzelfde, met dien verstande dat er in de deeltijdopleiding meer aandacht is voor de conceptuele leerlijn. • De curriculumcommissie rapporteert jaarlijks over de kwaliteit van de gebruikte onderwijsmethoden en didactische werkvormen (ATM Kwaliteitshandboek 2011-2014). • Studenten zijn in algemene zin tevreden over de gebruikte werkvormen (Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda, voltijd (2010) en Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda, deeltijd (2010). Op moduleniveau is er vanzelfsprekend wel enige variatie in waardering. Dit blijkt uit de module-evaluaties (Perioderapportages).
Overwegingen Het didactisch concept sluit, aldus het auditteam, aan bij de doelstellingen van de opleiding. De werkvormen zijn afwisselend en passen bij de verschillende leerlijnen van de opleiding. De nauwe betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs is motiverend voor de studenten en docenten. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel goed voor de drie varianten.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
26/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Bevindingen Beleid • Het toetsbeleid van de academie en de opleiding is uitgewerkt in het document Toetsing van beleid naar uitvoering (2011). Daarin is vastgelegd dat de opleiding drie aspecten van prestaties van studenten beoordeelt: kennis en toepassing van kennis, vaardigheden: beroepsspecifieke vaardigheden en de algemene hbo-kwalificaties, professioneel gedrag. • De opleiding Werktuigbouwkunde toetst vanaf het eerste jaar deze drie aspecten integraal in de vorm van assessments en apart per aspect in de vorm van verschillende toetsvormen. Vooral in het begin van de opleiding kiest ATM er voor de aspecten afzonderlijk te toetsen om studenten gerichte terugkoppeling en sturing te geven op deze onderdelen. In de loop van de opleiding verandert de aard en de frequentie van toetsing: van aspectgericht naar integraal; van “kunstmatig/op school” naar “in de beroepspraktijk/beroepsrol”; van kleinere naar grotere onderwijseenheden; van vaak naar minder frequent. • Voor iedere onderwijseenheid bepaalt de opleiding welk soort toets (formatief of summatief) zij inzet. Dit doet zij aan de hand van: het doel, de fase in de opleiding, de inhoud van het onderwijs, de groepsgrootte, de tijdsinvestering; de afspiegeling van de praktijk, de betrouwbaarheid, de leerlijn waaraan wordt gewerkt. • In het document Toetsing van beleid naar uitvoering (april 2011) heeft Hogeschool Avans/ ATM twaalf criteria beschreven die van belang zijn voor het uitvoeren van een goede praktijk van toetsen en beoordelen. Er zijn richtlijnen voor het ontwikkelen van toetsen, het bewaken van de kwaliteit van toetsen en het afnemen van toetsen (opgenomen in de OER). Tevens is beschreven hoe op curriculumniveau de samenhang tussen de eindkwalificaties, curriculumonderdelen en afzonderlijke toetsen in een toetsplan wordt vastgelegd. Hoe op moduleniveau de verschillende toetsen tot stand komen (goede beoordelingscriteria gerelateerd aan de leerdoelen, intersubjectiviteit van beoordelaars via afstemmingsoverleg). Tot slot beschrijft het document waaraan individuele toetsen dienen te voldoen en hoe feedback plaats dient te vinden. Het auditteam stelt vast dat het document een goede basis biedt voor het ontwikkelen en uitvoeren van toetsen. • Aan het begin van iedere onderwijsperiode is bekend op welke wijze en wanneer toetsing plaatsvindt. Deze informatie is te vinden in de Toetsoverzichten. Voor iedere onderwijseenheid is op Blackboard een toetsoverzicht beschikbaar, met per module praktische informatie over o.a. onderwijswerkvormen, toetsdoelen, toetsvorm (inclusief inhoud, criteria, toetsmoment, en puntenverdeling) en tentamenduur. Studenten melden dat zij voldoende geïnformeerd worden over de aard van toetsen en de beoordelingscriteria. • De wijze van beoordeling en de beoordelingscriteria van de stage en het afstuderen zijn beschreven in respectievelijk de Handleiding oriënterende stage 2010-2011 en de Handleiding Afstuderen 2010-2011. Toetsen en beoordeeld werk van studenten • Het auditteam heeft toetsen en stageverslagen ingezien en stelt vast dat de toetsen overeenkomen met de inhoud van de modulen en van voldoende niveau zijn. Het niveau van de wiskunde vakken is in het eerste jaar laag. Pas in het tweede jaar bouwt het voort
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
27/61
op havo-niveau. De feedback op rapporten is vrij uitgebreid en op de individuele student gericht. Gebruik van (internationale) literatuur in rapporten is beperkt. Bij een enkel vak (wiskunde) vindt het auditteam dat het niveau wel verhoogd kan worden. Gezien de reactie van alumni (HBO-Monitor 2007, 2008, 2009 en 2010) over de moeilijkheidsgraad en diepgang van de opleiding en strengheid van beoordeling is, aldus het auditteam, een nadere analyse van de toetscriteria / niveau-indicatoren voor meer onderdelen aan te bevelen. Bij facet 1.2 schreef het auditteam dat de niveauomschrijvingen helder zijn. Maar in de praktijk geven zij kennelijk nog niet voldoende richting aan het beoordelen van het niveau (diepgang). Nadere discussie over en herijking van de interpretatie van de niveau-indicatoren is aan te bevelen. Kwaliteitsbewaking • Bij de kwaliteitsbewaking van de toetsing zijn de volgende groepen betrokken: o de verantwoordelijke docent: maakt de bij de onderwijseenheid behorende toets en zorgt ervoor dat deze voldoet aan de vooraf gestelde eisen zoals geformuleerd in het toetsoverzicht; o het Fasecoördinatieteam (FCT) accordeert de summatieve toets(en) en bewaakt de afstemming met de andere toetsen in dezelfde periode. Het FCT beoordeelt alle toetsen die voor het eerst worden afgenomen en toetsen waarvan eerder is gebleken dat er problemen waren. Verder beoordeelt het FCT toetsen steekproefsgewijs. Het FCT bespreekt de resultaten van de toets en geeft deze, eventueel voorzien van een reactie, door aan de Curriculumcommissie. Deze is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de toetsing. De CC controleert ieder jaar hoe het toetsbeleid het afgelopen jaar is o De Examencommissie is formeel verantwoordelijk voor de (controle op de) uitvoering van de toetsing volgens de afspraken zoals beschreven in de ATM OER. ATM heeft recent besloten dat er een Toetscommissie wordt benoemd. Taken en bevoegdheden van de toetscommissie moeten nog worden vastgesteld. • Het auditteam heeft met de docenten gesproken over de wijze van toetsen en toetsontwikkeling. Uit het gesprek blijkt dat de docenten (ad random) elkaars toetsen mede beoordelen. Dit gebeurt aldus het auditteam nog op informele basis en nog niet op een structurele wijze. • Het toetsbeleid van ATM is in 2010 opnieuw geformuleerd (mede naar aanleiding van de wijzigingen in het NVAO-accreditatiekader). Dit toetsbeleid is onderdeel van het nieuwe opleidingskader. Belangrijke veranderingen en verbeteractiviteiten die naar aanleiding hiervan worden geïmplementeerd, zijn (Toetsing, van beleid naar uitvoering, 2011): o een nauwere samenhang van de visie op leren en de visie op toetsen van ATM zichtbaar maken; o een eenduidige borging voor alle opleidingen van ATM van de algemene hbocompetenties; o een eenduidige invoering van het toetsplan van 2010, dat zorgt voor nog meer samenhang met het curriculum, de eindkwalificaties, het beroeps- en opleidingsprofiel een vak/module; o het actualiseren van de toetsoverzichten per module.
28/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
•
•
•
•
•
•
Uit het gesprek met docenten en leden van de examencommissie blijkt dat de opleiding dit beleid thans invoert en dat het in ontwikkeling is. De opleiding is bezig om de toetsen te screenen op kwaliteitseisen: vergroten van de eenduidigheid over het niveau, collegiale reviews van toetsen, systematiseren van registratie van toetsen. Het toetsbeleid is van toepassing op de drie opleidingsvarianten. Zowel binnen het deeltijd- als het duale programma is het portfolio-instrument ingezet, waarmee studenten hun buitenschoolse ontwikkeling aan moeten geven en verantwoorden (Opleidingskader ATM, 2008). Het panel maakt een opmerking over de beoordeling van het buitenschoolsprogramma van de duale variant (het praktijkdeel). Daar waar voor de deeltijd en voltijdvariant van praktijkopdrachten en stages beoordeeld materiaal aanwezig was, was dat voor de duale variant niet goed gedocumenteerd. Uit het gesprek met een docent en een student van de duale variant kwam het beeld naar voren dat het praktijkdeel in jaar drie en vier van de duale variant op een informele niet transparante wijze wordt beoordeeld. Het auditteam stelt vast dat het praktijkdeel dat samenhangt met de afstudeeropdracht (in jaar vier) wel transparant is. De eindwerkstukken van de duale studenten zijn op vergelijkbare wijze beoordeeld als die van de voltijd- en deeltijdvariant en wijken qua niveau ook niet af van het niveau van de afstudeerwerkstukken van voltijd en deeltijd. In de minorfase gebruikt de opleiding eenzelfde mix van toetsen als in de majorfase. Aan het einde vindt toetsing van de minor plaats over de gehele eenheid, zoals beoordeling van het verslag (over product en proces) van de beroepsopdracht behorende bij de minor. Ook stages en afstuderen toetst de opleiding op deze manier. Bij minoren, stages en afstuderen vinden tussen projectgroepleden, bedrijfs- en schoolbegeleider regelmatig momenten van terugkoppeling plaats om de ontwikkeling en het (tot dan toe) bereikte niveau vast te stellen en te bespreken. Dit is gedurende de volledige periode mogelijk. Het auditteam stelt vast dat de opleiding gebruik maakt van een mix van toetsvormen die aansluiten bij de gekozen werkvormen en geschikt zijn voor toetsing van de beoogde leerdoelen van de onderwijseenheden. Wat betreft niveaubeoordeling (onder andere wiskunde) en bewaking van kwaliteit van toetsen ziet het auditteam nog mogelijkheden voor verbetering. Dit geldt ook voor het praktijkdeel van de duale variant. Studenten en alumni zijn tevreden over de aansluiting van de toetsen op het onderwijs en de duidelijkheid van de beoordelingscriteria (STO en NSE 2010). Ook zijn ze tevreden over de mogelijkheden om uitslagen van toetsen te bespreken met docenten. Studenten zijn tevreden over de stagebeoordeling en de beoordeling van het afstudeerwerk. Toetsing levert in de meeste periode-evaluaties een score op van boven de 3,0 (op een vijfpuntsschaal).
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat er een toetsbeleid is dat onder revisie is. Het auditteam neemt waar dat er een overgang plaatsvindt van een praktijk van informeel collegiaal overleg over toetsen en beoordelen naar een formeel vastgelegd en gestructureerd overleg over toetsontwikkeling, beoordeling en bewaking van toetskwaliteit. Scholingsactiviteiten van het team zijn in de periode 2008 - 2011 onder andere gericht op assessments, tutorschap en studieloopbaanbegeleiding.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
29/61
Het auditteam stelt vast dat de toetsen qua inhoud aansluiten bij de eindkwalificaties en de leerdoelen van de onderwijseenheden. Wat niveau betreft kan de opleiding nog eens een nadere analyse maken van indicatoren van beheersingsniveaus en/of handhaving van die niveaus bij beoordelen. De beoordeling van de praktijkcomponent van de duale variant in het derde en vierde jaar (met uitzondering van de afstudeeropdracht) is onvoldoende inzichtelijk. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel voldoende voor de voltijd en deeltijd varianten en onvoldoende voor de duale variant. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten van de voltijd- en deeltijdvariant zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ positief voor de voltijd- en deeltijdvariant. Het auditteam komt bij de duale variant eveneens tot een positief oordeel over het onderwerp Programma (ondanks het oordeel onvoldoende voor facet 2.8). Het auditteam motiveert zijn oordeel als volgt. Ten eerste is niet het totale toetshuis van de duale variant onvoldoende. Immers studenten kunnen een duaal traject volgen na het met succes doorlopen hebben van de eerste twee jaar van de voltijdvariant. Het binnenschools deel van de duale variant (jaar drie en vier) wordt op vergelijkbare wijze getoetst als dat van de voltijden deeltijdvariant. Ook het afstudeerproject toetst de opleiding op vergelijkbare wijze. De beoordeling van het buitenschools deel van de duale variant is onvoldoende transparant. De beoordeling daarvan zou de opleiding op vergelijkbare wijze kunnen inrichten als de stage van de voltijdvariant of het praktijkdeel van de deeltijdvariant. Dit is een verbeteractie die de opleiding snel kan invoeren. Ten tweede heeft het auditteam vastgesteld dat duale studenten wel voldoen aan de eisen die gesteld worden aan een beginnend werktuigbouwkundige (zie facet 6.1).
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen • Het auditteam heeft de CV’s van het personeel ingezien en stelt vast dat de meeste docenten ervaring hebben in het beroepenveld. Er is veel vakinhoudelijke expertise aanwezig. De ervaring is echter wel gedateerd. Dit wordt echter gecompenseerd door de intensieve contacten van de docenten met het bedrijfsleven, uitvoeren van adviesopdrachten, begeleiden van stages. Ook de betrokkenheid van het beroepenveld bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het onderwijs zorgt ervoor dat docenten in contact blijven met recente ontwikkelingen in het werkveld. Zo zijn bij de ontwikkeling en uitvoering van de minoren inhoudelijke experts betrokken, is ten minste driekwart van de opdrachten waaraan de studenten in de opleiding werken aan de praktijk gerelateerd, verzorgen externen uit het bedrijfsleven onderdelen van het programma (in totaal bijna
30/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
•
•
•
•
1 fte binnen ATM), worden gastdocenten ingezet en zijn bedrijfsbegeleiders betrokken bij de beoordeling van afstudeerwerkstukken. In 2011 zijn drie nieuwe docenten aangenomen met recente werkervaring in het beroepenveld. De academie laat op basis van extra gelden van de Raad van Bestuur van Avans Hogeschool in 2010 en 2011 jaarlijks vier docenten een docentstage van 100 -150 uur bij een bedrijf volgen (Businessplan 2010-2011). In de periode 2009-2011 hebben vier docenten van werktuigbouwkunde een docentstage gevolgd. Vanaf 2008 is het lectoraat Mechatronica operationeel. Docenten van Mechatronica, Elektrotechniek, Technische informatica en Werktuigbouwkunde participeren in de kenniskring. Deelname aan dit lectoraat versterkt de praktijkkennis bij docenten over innoveren en onderzoek. Vijf techniekdocenten maken deel uit van de kenniskring, waarvan één van de opleiding werktuigbouwkunde. Tot slot heeft de opleiding een aannamebeleid (Businessplan 2008-2010 ATM, 2007 en Businessplan 2010-2011 ATM, 2010) dat gericht is op versterking van de praktijkcomponent in het docententeam. Studenten en alumni (voltijd, deeltijd en duaal) waarderen de vakinhoudelijke deskundigheid en praktijkkennis van de docenten. Dit blijkt uit de studententevredenheidsonderzoeken (STO), NSE en Elsevier en HBO-Monitor.
Overwegingen De opleiding heeft een docententeam dat veel vakinhoudelijke expertise bezit en diverse contacten heeft met de beroepspraktijk. De opleiding heeft een goede relatie met het regionale werkveld en zet externe expertise in om de beroepsgerichtheid en actualiteit van het programma te versterken. De opleiding stelt docenten in staat ontwikkelingen in het werkveld intensief te volgen en te werken aan verdere ontwikkeling van competenties (onderzoek, interdisciplinair werken) via adviesopdrachten en het lectoraat. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel goed voor de drie varianten.
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen • ATM gaat uit van een medewerker - student ratio van 1: 18 en een docent – student ratio van 1:25. Binnen deze formatie is de ratio voor het onderwijsondersteunend personeel (direct gerelateerd aan laboratoria) 1 op 200 studenten. Op 1 januari 2011 was de docent student ratio 1 : 30 voor werktuigbouwkunde (9,6 fte op 300 studenten). Hierbij is geen rekening gehouden met inleen van en uitleen aan andere opleidingen binnen de engineeringopleidingen. De engineeringopleidingen maken gebruik van elkaars docenten.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
31/61
•
•
•
•
•
Streefcijfers en uitgangspunten voor de meerjarenformatie zijn opgenomen in het ATM Personeelsbeleidsplan 2008-2011 (2007). Jaarlijks rond juni stelt de directie een inzetvoorstel op voor het nieuwe studiejaar. De academie streeft naar een aantrekkelijke variatie in taken en een evenwichtige verdeling over de perioden. Bij de inzet spelen de jaargesprekken een belangrijke rol (mogelijkheden scheppen voor competentieontwikkeling). Hoewel werkdruk binnen ATM niet als negatief is gemeten, wordt binnen de opleiding werktuigbouwkunde individueel wel werkdruk ervaren. In opdracht van het CvB heeft Research voor Beleid in 2009 een Avansbreed onderzoek gedaan naar de oorzaken en mogelijke oplossingen van werkdruk bij Avans. Uit dat onderzoek blijkt dat de taakurenbelasting één van de belangrijkste oorzaken is voor stress en werkdruk. Op basis van dit rapport heeft de directie ATM acties geformuleerd (Businessplan 2010). Deze acties zijn voornamelijk gericht op die indicatoren die door de medewerkers als negatief worden beoordeeld dan wel relatief veel tijd vergen. Voorbeelden zijn nakijken van tentamens, invoeren van tentamencijfers, e-mails beantwoorden van studenten en docenten. In studiedagen zijn deze aandachtspunten besproken. Een van de generieke aandachtspunten is werken aan de vergadercultuur. Binnen de ATM is hier aandacht aan geschonken door workshops met de teams en coaching door trainers tijdens teamvergaderingen. ATM wil (op wat langere termijn) verantwoordelijkheden laag in de organisatie beleggen. Hierdoor kan de professionele ruimte van de medewerkers toenemen wat naar verwachting een positief effect zal hebben op de werkdrukbeleving. Ook is de functiemix ingezet voor verlichting van de werkdruk. Studenten zijn tevreden over de bereikbaarheid van docenten (STO, NSE WTB en Elsevier, 2010). De huidige studenten (2010) beoordelen het aantal contacturen als ’precies goed’ (Evaluaties studenten werktuigbouwkunde voltijd en deeltijd). In 2008 en 2009 waren studenten daar niet tevreden over.
Overwegingen De opleiding voldoet niet aan de eigen norm voor de student docent ratio. De actuele ratio (1 : 30) leidt echter volgens de studenten niet tot problemen. De bereikbaarheid van studenten is in orde en studenten zijn tevreden over het aantal contacturen. Wel ervaren docenten werkdruk. De opleiding / hogeschool werkt er aan om de werkdruk te verminderen. De toekomst zal moeten uitwijzen of dit een positief effect heeft op de werkdruk van docenten. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel voldoende voor de drie varianten.
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
32/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Bevindingen • De academie heeft de eisen die zij stelt aan het personeel vastgelegd in het ATM Personeelsbeleidsplan 2008-2011 (2007). In het ATM Scholingsplan (2008-2009 en 2010-2011) legt de opleiding een koppeling tussen de onderwijsvisie van ATM en scholing van docenten. Daaruit blijkt dat de opleiding aandacht besteedt aan didactische en vakinhoudelijke scholing, onderzoeksvaardigheden en klantgericht werken, ondernemerschap, feedback en reflectie (ATM Scholingsplan 2008-2009 en 2010-2011). De academie reserveert jaarlijks tien procent van de beschikbare capaciteit (uren) voor scholing. • In het ATM Scholingsplan 2008-2009 (2007) kent twee soorten deskundigheidsbevordering: gezamenlijke training van de medewerkers en persoonlijke ontwikkeling van de medewerker / docent. De eerste is gericht op de strategische doelen van de organisatie (didactiek, onderwijskundige aspecten zoals toetsen), de tweede op het verbeteren van het functioneren van de medewerker in de huidige functie, respectievelijk het voorbereiden van de medewerker op mogelijke ontwikkelingen in zijn loopbaan. Een voorbeeld daarvan is het bezoeken van internationale symposia (Cambridge in 2010). • Scholingswensen legt de medewerker vast in een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). Jaarlijks bespreekt de medewerker dit met het opleidingsmanagement. Functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken vinden elk jaar plaats (ATM Personeelsbeleidsplan 2008-2011 en 2011-2014). • Bij de werving en selectie van nieuw personeel houdt de opleiding rekening met de competenties die binnen het team aanwezig zijn en met de competenties die benodigd zijn. Nieuw onderwijspersoneel dient didactisch geschoold te zijn, hoger onderwijs te hebben genoten en goed op de hoogte zijn van ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Indien nieuwe docenten geen didactische aantekening hebben, dienen zij een didactische cursus te volgen. • In 2006 was de gewenste verhouding hbo-universitair geschoolden binnen ATM nog 40 : 60. Dit is bijgesteld naar een verhouding van 30 : 70. De opleiding werktuigbouwkunde realiseert een verhouding van 30 : 70. • Door de onderwijsontwikkeling van de laatste jaren zijn nieuwe docentrollen ontstaan. Het onderwijspersoneel wordt op alle bij hun functie behorende rollen geëvalueerd, hetzij via studentenevaluaties, hetzij via de POP- en functioneringsgesprekken. Als studenten niet tevreden zijn over docenten (norm lager dan 3,0 op vijfpuntsschaal) is dit onderwerp van gesprek in het functioneringsgesprek. • Uit studentenevaluaties blijkt dat studenten tevreden zijn over de kwaliteiten van de docenten. • Het panel heeft de CV’s van de docenten ingezien en stelt vast dat zij relevante opleidingen hebben genoten (zie voor de kwalificaties van docenten ook facet 3.1). • Sinds de instelling van het lectoraat en kenniskringen (2008) is scholing van docenten in het begeleiden en uitvoeren van toegepast onderzoek mogelijk. Het panel stelt vast dat de onderzoekslijn in het programma nog zwak is verankerd in het programma en dat de capaciteit op het gebied van onderzoek versterking behoeft (Zie ook facet 2.1)
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
33/61
Overwegingen De opleiding heeft een docententeam dat gekwalificeerd is om het onderwijsprogramma uit te voeren. Kennis van de werktuigbouwkunde en praktijkervaring zijn ruimschoots aanwezig. Het team houdt de kennis en ervaring bij via gerichte activiteiten, waaronder scholing, docentstages en participatie in projecten. De onderzoekscapaciteit van het team behoeft, aldus het panel, nog versterking en/of verder ontwikkeld te worden. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel voldoende voor de drie varianten. Samenvattend oordeel Inzet van personeel Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ positief.
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen • De academiedirectie van ATM heeft dienstverlenings-overeenkomsten getekend met de directeuren van ondersteunende diensten over operationele zaken en voorzieningen (DVO’s Diensten-ATM 2008, 2009, 2010, 2011). Daarin is vastgelegd wie verantwoordelijk is voor de planning en inroostering van de lokalen voor de komende onderwijsperiode (Huisvestingsplan Avans Hogeschool 2006-2008) en niveau van dienstverlening (ICT, bibliotheek). • Voorzieningen waarover de Academie kan beschikken, zijn docentenwerkplekken, diverse klaslokalen voor instructie- en werkcolleges (25-30 studenten), ruimtes voor zelfstandig werken, zowel individueel als in groepen, diverse hoorcollegezalen (50 – 200 studenten), een multifunctioneel leercentrum (Xplora), een mediatheek met een uitgebreide collectie informatiedragers, zoals boeken, vakbladen, tijdschriften, kranten, audiovisuele media en databases, zoekmogelijkheden in externe catalogi, computerfaciliteiten, kopieermachines, printers, scanners, draadloos netwerk, internetcafé. De hogeschool heeft ruime openingstijden. • De opleiding maakt gebruik van de digitale leeromgeving Blackboard. Voor iedere onderwijseenheid is een Blackboard Course beschikbaar. Hierop kunnen studenten relevant studiemateriaal raadplegen en communiceren met zowel docenten als medestudenten. • Naast de Avansbrede voorzieningen maakt de opleiding Werktuigbouwkunde gebruik van academie- of opleidingsspecifieke voorzieningen, zoals werkplaatsen en laboratoria voor werktuigbouwkunde en ruimten die voorzien zijn van specifieke gereedschappen en apparatuur.
34/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
•
•
•
•
•
•
•
Hogeschoolbreed bedraagt het aantal computers per aantal studenten 1:8,6. De landelijke norm is 1:9,6. De ratio computers-studenten is bij werktuigbouwkunde momenteel 1 op 10. Voltijdstudenten zijn matig tevreden over de beschikbaarheid van computers. De deeltijdstudenten zijn tevreden. De studenten waarderen de digitale leeromgeving positief. (Bron STO 2009 en NSE 2010) Voltijdstudenten en deeltijdstudenten zijn tevreden over de onderwijsruimtes. Dat blijkt uit een overzicht van tevredenheidsonderzoeken tussen 2009 en 2010. Deeltijdstudenten zijn in 2010 echter matig tevreden over de onderwijsruimtes. Over de mediatheek en Xplora zijn de studenten tevreden (STO 2009 en NSE 2010). Het auditteam heeft de voorzieningen geïnspecteerd (rondleiding). De voorzieningen zijn, aldus het auditteam, geschikt om het onderwijs van de opleiding Werktuigbouwkunde te verzorgen. De beschikbaarheid van computers, is naar de mening van het auditteam vooral een probleem van piekbelasting. De opleiding meldt dat studenten meer en meer gebruik maken van laptops. Avans speelt hierop in door het gebruik van laptops steeds beter te ondersteunen. Er is een draadloos netwerk en er zijn extra stopcontactunits aangelegd. In 2012 vernieuwt Avans de ICT omgeving. Zo zijn er voorbereidingen getroffen voor een technische Xplora: Texplora (Ruimte voor Techniek, 2010). Dit is gericht op gezamenlijke voorzieningen zoals stand-alone computers met vakgerelateerde software en met specifieke technische werkplaatsen. Naast de bestaande voorzieningen zijn er plannen een Brabant Future Lab in te richten: een virtueel en fysiek, multidisciplinair innovatielab voor alle Avans academies in het bèta/technische domein. In 2009 zou nieuwbouw en renovatie plaatsvinden in de Lovensdijkstraat waar de opleiding werktuigbouwkunde is gehuisvest. Dit is echter vanwege de kredietcrisis uitgesteld. Per 1 september 2012 zal de verbouwing van het gebouw aan de Lovensdijkstraat starten.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de voorzieningen van de opleiding werktuigbouwkunde voldoen aan wat van een hbo-opleiding in het technisch domein verwacht mag worden. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel goed voor de drie varianten.
Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
35/61
Bevindingen • Studiebegeleiding is ondergebracht in een aparte leerlijn studieloopbaanbegeleiding (SLB). Het beleid is beschreven in het Opleidingskader ATM 2008. en nader uitgewerkt in de notitie Studieloopbaanontwikkeling (2010). • SLB is bedoeld om de student inzicht te geven in zijn eigen leer- en ontwikkelingsproces tijdens de opleiding en verdere beroepsontwikkeling na de studie. Studieloopbaanbegeleiding is gericht op ondersteuning bij de studiekeuze (stage en afstuderen), volgen van het studieverloop, studiemotivatie en de ontwikkeling van de competenties van de student en eventueel het verhelpen van deficiënties. • De opleiding heeft de studiebegeleiding als volgt in het curriculum verwerkt. Propedeuse: introductie en informatiebijeenkomst over SLB, per periode één individueel gesprek met de studieloopbaanbegeleider. Tweede studiejaar: ten minste twee individuele gesprekken over de keuzes die de student maakt voor zijn invulling van stage, minoren en afstuderen. Na het tweede studiejaar nemen de stage- en afstudeerbegeleiders en de doorstroomcoördinator5 de rol van studiebegeleider op zich. • De rol van de studieloopbaanbegeleider sluit aan bij de ontwikkelingsfase van de student. Deze verschuift van begeleider/coach naar die van adviseur: naarmate de student zelf meer in staat is het proces te sturen neemt de sturing door de studieloopbaanbegeleider af. • Elke student werkt met een portfolio en een POP om zijn eigen studieloopbaanontwikkeling weer te geven. De beoordeling ervan geschiedt door de studieloopbaanbegeleider op algemeen niveau: is op een serieuze wijze gedaan wat gedaan moest worden. Bij een positieve beoordeling worden in de propedeuse 2 EC toegekend. • Begeleiding vindt ook plaats door de tutoren/docenten die studenten feedback geven, door medestudenten in werkgroepen (mede beoordelen en feedback geven op beroepsproducten). • Ook de deeltijdopleiding kent een studieloopbaanbegeleidingstraject. De competentieontwikkeling van de student staat daarin centraal. In het tweede en derde leerjaar houden studenten een portfolio bij voor het buitenschoolse deel van de opleiding. Daarmee tonen zij hun studievoortgang en vakbekwaamheid aan. Iedere student heeft een mentor met wie hij regelmatig, ten minste twee keer per jaar, gesprekken voert. • De studieloopbaanbegeleider beoordeelt bij de start van het duale traject (in het derde jaar) de inhoud van het duale contract. Deze studieloopbaanbegeleider is voor alle studieonderdelen gedurende de opleiding het aanspreekpunt en beoordeelt in onderling overleg met de bedrijfsbegeleider de student twee tot drie keer per jaar. De duale student rondt het duale contract af met de afstudeeropdracht. De beoordelingen, rapporten, afstudeeropdracht en presentatie wegen mee in het eindoordeel voor de 60 EC Praktijk. • In geval van persoonlijke problemen kan de student zich wenden tot de studentendecaan, studentenpastoraat of een vertrouwenspersoon. • De opleiding hanteert het studievoortgangssysteem Osiris voor de bekendmaking en registratie van de behaalde studieresultaten van de student. Via een internet-koppeling met de studievoortgangsadministratie heeft de student inzicht in de behaalde resultaten. 5
36/61
Docent die goed bereikbaar is en aanspreekpunt voor studenten.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
•
•
•
Daarnaast ontvangt de student ten minste twee keer per jaar een overzicht van de tot dan toe behaalde resultaten (OER ATM 2010-2011). In 2007 waren studenten niet tevreden over de begeleiding. Daarop heeft ATM vanaf 2008 een reeks verbeteractiviteiten uitgevoerd. Er zijn scholingsactiviteiten geweest voor docenten, het SLB-traject is herzien (per 1 mei 2008 gestart), herinrichting van Blackboard en productie van een informatiebrochure; Uit de evaluaties 2008, 2009 en 2010 blijkt dat studenten de begeleiding geleidelijk aan beter zijn gaan waarderen: in 2010 zijn voltijd/duaal en deeltijdstudenten over de studieloopbaanbegeleiding tevreden. In 2007 zijn alle binnen Avans gehanteerde studievoortgangssystemen vervangen door Osiris. Dit programma functioneert na een aantal implementatie problemen goed, zo blijkt uit de evaluatiegegevens van 2008 – 2010. Toch zijn deeltijdstudenten nog niet tevreden over het tijdig bekend maken van resultaten, de informatie over de inhoud van het programma en informatie over regels en procedures. Voltijdstudenten vinden het tijdig bekend maken van resultaten en roosterwijzigingen nog niet aan de maat.
Overwegingen Studenten tonen zich evaluaties tevreden over de begeleiding die zij krijgen tijdens de studie (bereikbaarheid, studieloopbaanbegeleiding, bruikbare feedback). In het algemeen zijn studenten ook tevreden over de informatievoorziening, maar de tijdigheid van informatie verstrekking en de kwaliteit van de informatie behoeft nog aandacht, aldus de studenten. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel voldoende voor de drie varianten. Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ positief.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen • Het kwaliteitszorgbeleid van ATM is vastgelegd in ATM Kwaliteitsbeleidsplan 2011-2014. Het kwaliteitsbeleidsplan bevat een beschrijving van de doelstellingen en de inrichting van de kwaliteitszorg en de onderscheiden bedrijfsprocessen. Deze processen zijn geordend naar de Balanced Score Card en gekoppeld aan de facetten van het NVAO-kader. Van alle processen zijn de eigenaren vastgesteld, die verantwoordelijk zijn voor de gerealiseerde kwaliteit van de processen en voor de aanlevering van gegevens voor het kwaliteitssysteem. Een gedetailleerde uitwerking van de activiteiten en procedures die per proces worden uitgevoerd in het kader van de kwaliteitsbeheersing, is opgenomen in het ATM Kwaliteitshandboek 2011-2014 (2010).
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
37/61
•
Tevens is daarin vastgelegd wie betrokken is bij de bespreking van evaluatieresultaten en wie er besluiten neemt. Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van betrokken functionarissen en commissies zijn opgenomen in het kwaliteitshandboek. Voor alle processen zijn concrete doelen geformuleerd, die meetbaar gemaakt zijn door middel van prestatie-indicatoren. In het zelfevaluatierapport is per doelgroep (student, medewerker, alumnus, werkveld) een overzicht gegeven van de gebruikte evaluatieinstrumenten, de frequentie, centrale vraagstelling en het streefdoel. Het auditteam is van mening dat de mix van evaluatie-instrumenten de kwaliteitsaspecten van de opleiding goed afdekken. Voorbeelden zijn studententevredenheidsonderzoeken per periode en per module, panelgesprekken, stage-evaluaties, afstudeerevaluaties, medewerkerstevredenheidsonderzoek, alumnionderzoek en onderzoek onder het werkveld. Kwantitatieve kwaliteitsaspecten worden gemonitord via rendementsmetingen en financiële maandrapportages.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding beschikt over een goed kwaliteitszorgsysteem. Met een goede mix van evaluatie-instrumenten verzamelt de opleiding gegevens waarmee zij de kwaliteit bewaakt van het onderwijs. Het systeem is mede afgestemd op de kwaliteitscriteria van het NVAO-kader. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel goed voor de drie varianten.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen • De perioderapportages vormen de kern van de verbetercyclus, aldus de opleiding. Een fasecoördinatieteam (FCT)6 stelt elke periode aan de hand van evaluaties en besprekingen van de evaluatieresultaten een perioderapportage op. Een perioderapportage bevat het studentenoordeel over de modules, de studieresultaten, het docentoordeel, een terugblik op de vorige perioderapportage en een overzicht van de drie belangrijkste verbeterpunten en sterke punten. Het FCT bespreekt de rapportage met de bachelorcoördinator (deze voert de regie op de organisatie van de bacheloropleiding) en neemt samen met de coördinator een besluit over de te verbeteren onderwerpen. Vervolgens krijgen, afhankelijk van het verbeterpunt, commissies of personen de opdracht de verbetering uit te werken. Dit kunnen zijn het fasecoördinatieteam, de curriculumcommissie (verantwoordelijk voor de onderwijsontwikkeling op bachelor-, major/minor- en periodeniveau en draagt zorg voor de consistentie en kwaliteitsbewaking van het onderwijs) of de directie. 6
Het Fasecoördinatieteam is verantwoordelijk voor een goede organisatie en uitvoering van het onderwijs, inclusief informatievoorziening naar studenten.
38/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
•
•
Het panel heeft voorbeelden ingezien van perioderapportages. Daarin rapporteert de opleiding over uitkometsen van evaluaties en veranderingen die zijn doorgevoerd naar aanleiding van de vorige periode-evaluatie. In het visitatierapport van de opleiding Werktuigbouwkunde (NQA rapport december 2005) zijn diverse verbeterpunten aangegeven voor de opleiding. In het document Overzicht ontwikkel- en verbeteracties sinds de vorige visitatie Werktuigbouwkunde (2008) geeft de opleiding inzicht in de verbeteractiviteiten die de opleiding heeft ondernomen naar aanleiding van de vorige visitatie. Voorbeelden zijn: o Het bedrijfsleven is sinds de vorige visitatie intensiever betrokken bij de opleiding, dat komt onder andere tot uiting in de partnerships met Thetford, Steelweeld en CSi. o Er zijn inmiddels voldoende computers, zo blijkt uit evaluaties. o De studieloopbaanbegeleiding in het eerste jaar is geëvalueerd en heeft een andere inhoud gekregen. Daarbij wordt onder andere meer aandacht gegeven aan de algemene informatie aan het begin van de opleiding. o Aan het kwaliteitshandboek is veel aandacht besteed, dit wordt jaarlijks op basis van een jaarplanning bekeken. o Heroriëntatie communicatieve vaardigheden.
Overwegingen De opleiding schrijft in het zelfevaluatierapport dat zij “serieus werk maakt van het kwaliteitsbeleid: ze werkt gericht aan een permanente verbetering van de kwaliteit van de opleiding aan de hand van de Plan-Do-Check-Act-cyclus. De perioderapportages laten zien tot welke concrete verbeteracties de evaluaties hebben geleid.” Het auditteam onderschrijft dit. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel goed voor de drie varianten.
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen • Onder facet 5.1 is beschreven welke doelgroepen (studenten, medewerkers, werkveld, alumni) zijn betrokken bij de evaluaties en wat de frequentie van de metingen is. • In het kader van de interne kwaliteitszorg peilt de opleiding de mening van de studenten via onderwijsevaluaties en panelgesprekken en het Avans Studententevredenheidsonderzoek. De fasecoördinator bespreekt de uitslagen van de module-evaluaties met de studenten en de daaruit voortvloeiende actiepunten verwerkt de coördinator in de perioderapportage. Daarnaast kunnen studenten invloed uitoefenen via hun participatie in de Opleidingscommissie, de Academieraad, het Studentenplatform (overleg van klassenvertegenwoordigers over operationele zaken binnen de opleiding, acht keer per jaar) en de Avans medezeggenschapsraad.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
39/61
• •
•
• •
•
•
•
Via de Opleidingscommissie vindt ook de terugkoppeling van de doorgevoerde verbetermaatregelen naar studenten plaats. Het werkveld is via de Werkveldadviesraad (WAR) betrokken bij kwaliteitszorg. Ook alumni hebben zitting in deze raad. De raad heeft een adviserende en toetsende rol over ontwikkelingen in het onderwijs. Uit het gesprek met leden van de werkveldadviesraad blijkt dat de raad de opleiding heeft geadviseerd meer aandacht te besteden aan energietechniek. De opleiding heeft dit advies opgevolgd. De opleiding informeert de WAR regelmatig over genomen maatregelen. Daarnaast is het werkveld bij de opleiding betrokken via de stages en afstudeerprojecten en bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van een groot aantal curriculumonderdelen. Via enquêteformulieren kunnen bedrijfsbegeleiders van stages en afstudeeropdrachten hun mening geven over het curriculum, de organisatie en de begeleiding. De resultaten neemt de opleiding mee in de perioderapportages. Terugkoppeling van de evaluatieresultaten naar de medewerkers verloopt, afhankelijk van de onderwerpen, via de reguliere overleggen zoals het faseteamoverleg en de opleidingsvergadering. De opleidingsvergadering heeft een belangrijke adviserende stem richting de directie. Medewerkers hebben ook invloed op het onderwijs via de Opleidingscommissie, Academie- en Avans medezeggenschapsraad. De directie voert elk jaar een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek met elke medewerker. Hier kunnen resultaten van evaluaties aan de orde komen. Alle medewerkers hebben de gelegenheid mee te doen aan het medewerkertevredenheidsonderzoek van Avans Hogeschool dat jaarlijks wordt gehouden. Het auditteam stelt vast dat de belanghebbenden in voldoende mate betrokken zijn bij de bewaking van de kwaliteit van het onderwijs. Dit blijkt uit diverse evaluaties en participatie van belanghebbenden in verschillende overlegvormen. Studenten vinden dat er voldoende geëvalueerd wordt, maar zij zijn matig tevreden over de mate waarin de academie reageert op klachten en problemen en de terugkoppeling van evaluatieresultaten naar studenten (NSE 2010). Uit het gesprek met de studenten blijkt dat studenten die in overlegvormen vertegenwoordigd zijn geïnformeerd worden (waaronder de opleidingscommissie). De directie heeft in 2011 maatregelen genomen die er toe moeten leiden dat studenten adequaat worden geïnformeerd over de resultaten van onderwijsevaluaties. Zoals het publiceren van de uitkomsten van evaluaties op blackboard en de docenten koppelen resultaten van course-evaluaties mondeling terug aan de studenten. De opleiding scoort in de NSE van 2011 hoger op het onderwerp ‘betrokkenheid’ dan in 2010. De genomen maatregelen hebben dus effect gehad. Aandacht voor dit punt blijft geboden, aldus het auditteam.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding de belanghebbenden bij de kwaliteitszorg betrekt. De terugkoppeling van resultaten naar de brede studentenpopulatie is in 2011 door studenten positief beoordeeld.
40/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel goed voor de drie varianten. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn met een goed beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ positief.
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen • De opleiding toetst het eindniveau aan de hand van de afstudeeropdracht, gecombineerd met de verplichte minor (Ontwerpen en Construeren) in het derde jaar. • De doelen en beoordelingscriteria van de afstudeeropdracht zijn gekoppeld aan de Dublin descriptoren en de hbo-kwalificaties van de Commissie Franssen (Handleiding Afstuderen 2010-2011). • Elke student studeert individueel af op een afstudeeropdracht in de praktijk. Een externe bedrijfsbegeleider adviseert de opleiding bij de beoordeling. Deze ontvangt een exemplaar van het afstudeerverslag, woont de mondelinge presentaties bij en neemt deel aan de beoordeling. Alle externe deskundigen hebben specialistische kennis op een van de expertisegebieden van de major. • Het auditteam heeft de afstudeerhandleiding ingezien en stelt vast dat deze voldoende informatie verschaft aan studenten, docenten en afstudeerbegeleiders over het proces en de beoordeling van het afstudeerproduct. Zo zijn er criteria geformuleerd waaraan een opdracht moet voldoen, waaraan een afstudeerorganisatie (en praktijkbegeleider) moet voldoen. Er zijn beoordelingsformulieren beschikbaar voor de docentbegeleider en de praktijkbegeleider. • De begeleiding bij het afstuderen en de controle op de voortgang ervan is, aldus het auditteam, goed vormgegeven. Studenten werven zelf een afstudeeropdracht bij een bedrijf / organisatie. De student formuleert een opdracht of probleemstelling die hij ter beoordeling voorlegt aan de afstudeercoördinator. De student communiceert zelf over de probleemstelling en eventuele bijstelling ervan met de afstudeerorganisatie. Na goedkeuring van de opdracht krijgt de student een docentbegeleider toegewezen en start hij met het schrijven van een Project Management Document (PMD). Zowel de praktijkbegeleider en de docentbegeleider dienen met dit PMD in te stemmen. Voordat de student het eindverslag inlevert, zijn er nog momenten waarop de student de docentbegeleider informeert over het afstuderen (Voortgangsrapportage). Het voortgangsrapport maakt het mogelijk om het proces te bewaken en te beoordelen. Een Tussenverslag bevat de eerste voorlopige resultaten, de uitkomsten van literatuuronderzoek en theoretische beschouwingen. Aan de hand hiervan vindt een begeleidingsgesprek plaats en kan bijsturing ten behoeve van de afronding plaatsvinden.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
41/61
•
• •
•
De student kan bij de praktijkbegeleider en de docentbegeleider een conceptverslag inleveren. Het is dan nog mogelijk aanwijzingen te krijgen en wijzigingen door te voeren. De praktijkbegeleider houdt met de afstudeerder een beoordelingsgesprek. Het verslag daarvan dient als input voor het eindoordeel. De praktijkbegeleider zorgt voor de vakinhoudelijke begeleiding van de afstudeerder. De praktijkbegeleider geeft feedback op zaken als: de aard van het werk, de voortgang, de mate van zelfstandigheid, het omgaan met voorschriften, de omgang met collega’s. Naast de docentbegeleider en praktijkbegeleider is bij de eindbeoordeling ook een externe deskundige betrokken. Deze neemt deel aan het eindgesprek en de beoordeling. Het auditteam heeft 23 afstudeerwerkstukken ingezien verdeeld over voltijd (15), deeltijd (4) en duaal (4). Vier van de 23 waren geselecteerd door de opleiding en negentien door het auditteam. Het team heeft gelet op de kwaliteit van de probleemstelling, gebruik en verantwoording van onderzoeksmethode, kwaliteit van de conclusies, gebruik van literatuur en bachelor niveau. De eindwerkstukken waren door de opleiding gewaardeerd in de range van zes tot negen. Het auditteam vindt dat de werkstukken ten minste voldoen aan de kwaliteit die van een hbo-opleiding verwacht mag worden. De technische oplossingen zijn, aldus het auditteam, in voldoende mate op niveau uitgewerkt. Het auditteam merkt op dat de methodische aanpak in de afstudeerverslagen niet altijd in voldoende mate is terug te vinden. Het gebruik van (internationale) literatuur is bij een deel van de werkstukken beperkt en de kwaliteit van de verslaglegging behoeft aandacht. Op deze aspecten zou, aldus het auditteam, tijdens de begeleiding sterker gestuurd kunnen worden door de afstudeerbegeleider / opleiding (meer nadruk op het beoordelen van de hbo-kwalificaties). De beoordeling leunt, zo is de indruk van het auditteam, voor een deel van de afstudeerwerkstukken die het auditteam heeft ingezien, sterk op het oordeel van de bedrijfsbegeleider (nuttig en functionele oplossing voor een complex bedrijfsvraagstuk). De beoordelingscriteria die betrekking hebben op methodische vaardigheden zouden, aldus het auditteam, explicieter benoemd kunnen worden in de beoordelingsformulieren van het afstuderen. De opleiding toetst of de beoogde eindkwalificaties gerealiseerd zijn en aansluiten bij de eisen die het beroepenveld stelt via deelname aan de HBO-Monitor. Afgestudeerden geven daarin onder andere aan dat het functieniveau van de huidige baan past bij het opleidingsniveau. Ook vertegenwoordigers van het werkveld met wie het auditteam sprak tonen zich tevreden over het niveau van de afgestudeerden.
Overwegingen Het auditteam stelt vast dat de opleiding afgestudeerden aflevert die voldoen aan de eindkwalificaties van de opleiding werktuigbouwkunde. De technisch inhoudelijke kwaliteit van de opleiding is aan de maat. Op het punt van methodische verantwoording, literatuurgebruik en kwaliteit van de verslaglegging kan de opleiding nog verbeteringen aanbrengen. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel voldoende voor de drie varianten.
42/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen • De opleiding hanteert de volgende streefcijfers voor de rendementen (Opleidingskader ATM, 2008): - propedeuserendement na 1 jaar gemiddeld ≥ 60 % - propedeuserendement na 2 jaar gemiddeld ≥ 75 % - examenrendement cohort na 4 jaar gemiddeld ≥ 50 % - examenrendement cohort na 5 jaar gemiddeld ≥ 70 % - gemiddelde verblijfsduur studiestakers zonder diploma < 1,3 jaar (= 16 maanden) - gemiddelde verblijfsduur van gediplomeerden < 4,5 jaar (= 54 maanden) • Uit de kengetallen van de opleiding Werktuigbouwkunde blijkt dat voor de varianten voltijd en duaal7: - De propedeuserendementen ver onder de streefnorm blijven. - Het diplomarendement na vier jaar voldoet aan de streefnorm. Het rendement na vijf jaar blijft ruim tien procent achter bij de norm - De gemiddelde studieduur van studiestakers in 2004 redelijk voldoet aan de norm, in 2005 ruim onder de norm scoort in 2006 boven de norm ligt en in 2007 ruim aan de norm voldoet. - De gemiddelde studieduur van afgestudeerden is voor alle afstudeercohorten in de periode 2004 – 2007 ruim beneden de streefnorm. • Voor de deeltijdvariant geldt dat: - De propedeuserendementen ver onder de streefnorm blijven. - Het diplomarendement na vier en vijf jaar tien tot 25 procent achterblijft bij de norm - De gemiddelde studieduur van studiestakers in 2005 en 2007 voldoet aan de norm, in 2006 scoort de opleiding ruim boven de norm. - De gemiddelde studieduur van afgestudeerden is voor alle afstudeercohorten in de periode 2005 – 2007 één tot twee maanden boven de streefnorm. • De opleiding meldt in het zelfevaluatierapport dat bij studenten vooral een prikkel bestaat om te voldoen aan de eisen voor het bindende studieadvies. Er is geen prikkel om binnen één jaar de propedeuse te halen. Met het instellen van een hogere drempel voor het bindend negatief studieadvies hoopt de opleiding het propedeuserendement te kunnen verbeteren. • Een andere reden voor het lage propedeuserendement is dat de studenten moeite hebben met de aanpassing van de havo naar de hogeschool. De opleiding is zich daar bewust van en heeft afgelopen jaar het studieloopbaanbeleid daarop aangepast. De effecten daarvan zullen de komende jaren moeten blijken (zie facet 4.2).
7
Het rendement van de voltijd- en duale variant is gecombineerd. Slechts een zeer beperkt aantal studenten kiest voor de
duale opleiding. Studenten kunnen vanaf het derde studiejaar voor de duale opleiding kiezen. Daardoor is het rendement van de duale opleiding moeilijk van de voltijdvariant te scheiden.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
43/61
•
•
Sinds 2011 is binnen Avans Hogeschool een nieuwe aanpak voor uitval en binding van studenten geïntroduceerd: Hippocampus. Een van de acties die daaruit voortkomen is het benaderen van alle uitvallers in de opleiding. De opleiding gaat ervan uit dat deze ontwikkeling meer inzicht geeft in de uitval in de propedeuse. Uit de cijfers blijkt dat in de hoofdfase van de voltijd8- en deeltijdvariant weinig tot geen uitval meer plaats vindt.
Overwegingen Het streefcijfer voor het opleidingsrendement na vijf jaar weerspiegelt de ambitie van de opleiding: een totaalrendement van zeventig procent. De opleiding maakt dit echter niet waar. Vergeleken met de landelijke cijfers (rendement na vijf jaar en na acht jaar) scoort de opleiding Werktuigbouwkunde gemiddeld (website HBO-raad, Feiten en Cijfers)9. Studenten (voltijd) die de opleiding afmaken halen hun diploma vrijwel altijd binnen 4,5 jaar. Deeltijd studenten doen er gemiddeld twee maanden langer over dan de norm. Het beeld van de studieduur van studiestakers is wisselend: sommige cohorten vallen gemiddeld snel uit, andere vallen gemiddeld laat uit. De hogeschool en de opleiding hebben maatregelen genomen om de rendementen te verbeteren. Of dit effect heeft, zal de toekomst moeten uitwijzen. Conclusie Het auditteam komt tot het oordeel voldoende voor de drie varianten. Samenvattend oordeel Resultaten Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Resultaten’ positief.
8
Inclusief duaal De door de opleiding verstrekte kengetallen wijken af van de gegevens in de database van de HBO-raad. De HBO-raad bewerkt de gegevens van de opleidingen om vergelijkingen tussen opleidingen mogelijk te maken.
9
44/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
3
Bijlagen
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
45/61
46/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam
Relevante werkvelddeskundigheid
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
Studentpanellid: De heer A.A.M. Meijers
Panellid: De heer drs. J.A.L.M. van Erp
Panellid: De heer ing. E.C.N. Puik
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
Auditor NQA: De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts
Avans Hogeschool, Bacheloropleiding Werktuigbouwkunde, locatie Breda
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de leden van het auditteam: De heer ing. E.C.N. Puik De heer Puik is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van werktuigbouwkunde en vanwege zijn inzicht in de internationale ontwikkelingen in dit werkveld. Hij heeft onder meer internationale exposure aan bedrijven en instellingen gegeven van de vaardigheden van TNO op het gebied van de microsysteemtechnologie, waardoor TNO een herkenbare plaats heeft verworven als industrialisatiespecialist op het gebied van microtechnologie in Europa. Daarnaast heeft de heer Puik onderwijservaring als lector Embedded Micro Systems bij Hogeschool Utrecht, waar hij zich onder meer bezig houdt met de ontwikkeling en industrialisatie van draadloze sensorsystemen. In deze rol begeleidt hij AOT studenten tijdens praktijkgerelateerde opdrachten. Naast zijn rol als lector is hij directeur van de DotDotFactoryBV, een bedrijf dat zich bezig houdt met de operationele inzet van draadloze sensorsystemen.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
47/61
De sensorsystemen worden toegepast voor het bemeten van gebouwen of industriële werken ter verbetering van de veiligheid of ter verhoging van de efficiëntie bij onderhoudstoepassingen. Voor deze visitatie heeft de heer Puik onze handleiding voor panelleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1988-1990 1987 1982-1987
HTS Elektrotechniek (deelopleiding) - Eindhoven Post HBO Cursus Microcontrollers - Eindhoven HTS Werktuigbouwkunde - Eindhoven
Werkervaring: 01/10-heden: 06/06-heden: 02/00-01/10: 09/89-01/00: 05/88-09/89:
Managing Director – DotDotFactory BV Lector Embedded MicroSystems - HU Faculteit Natuur & Techniek Programma Manager MST/MEMS - TNO Industrie & Techniek in Eindhoven Coach (groepsleider/projectleider) - Océ Technologies BV in Venlo Officier der Genie - 1e legerkorps van de Nederlandse Landmacht
Overig: Onderstaande octrooien zijn op naam geregistreerd in de octrooidatabase: • Premier depot; Assembly by wire • Premier depot; Fluid deposition by freezing • WO2005022282; Method and means for manufacturing products • NL1023427C; Machine base • US6318844; Print head for an inkjet printer • US5715100; Optical adjustment arrangement and method for a scanning system Onderstaande documenten werden gepubliceerd / presentaties vonden plaats (sinds 2008) • Agile Multi-Parallel Micro Manufacturing Using a Grid of Equiplets, Chamonix, France, Feb 2010 • Worden computers ons de baas? Volkskrant, 8 augustus 2009 • Nauwkeurig en flexibel positioneren”, dagvoorzitter symposium Mikrocentrum,11 juni 2009 • We gaan weer zaken inbesteden, Debat Industrial Maintenance Congress, 23/04 2008 • HU-lectoren geven openbare les over slimme producte, Link Magazine 03/04 2008 • Techniek van Venus – Humanoid of smart product….?,Openbare les HU, 4 april 2008 • Impact forces reduction for high speed micro-production, IPAS 2008, Chamonix, France, February 2008 • Statically Determined Gripper Construction, IPAS 2008, Chamonix, France, February 2008
De heer drs. J.A.L.M. van Erp De heer Van Erp is ingezet vanwege zijn domeindeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid en zijn auditdeskundigheid. Hij is deskundig in het domein van industriële marketing, technologische industrie, groepsdynamica en industriële verkoop. De heer Van Erp is veelvuldig projectleider geweest op duale opleidingstrajecten vanuit Stork Mobiel B.V en HiTecs B.V waarbij werd samengewerkt met ROC’s en hogescholen op technisch inhoudelijke gebieden en Technische Bedrijfskunde. Hij is sinds 2007 voorzitter van de Commissie Opleidingen & Arbeidsmarkt van de Dutch Gas Turbine Association (DGTA), voorheen de Vereniging Gasturbines Nederland (VGT). De heer Van Erp is medeoprichter van een onderneming gericht op het detacheren en verder ontwikkelen van technisch opgeleid personeel. Bovendien heeft de heer Van Erp onderwijservaring als docent aan een hogeschool in
48/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Kortrijk (België) en Douai Business School in Lille (Frankrijk). Tevens is hij mede-initiator van de masteropleiding Management of Learning aan de Universiteit van Maastricht. De heer Van Erp was bij de opleidingsactiviteiten van Stork Screens International Group verantwoordelijk voor de kwaliteitscontrole. Voor deze visitatie heeft de heer Van Erp onze handleiding voor panelleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1985 – 1988 Economische Geografie, Radboud Universiteit Nijmegen 1980 – 1985 Lerarenopleiding Aardrijkskunde en Frans Werkervaring: 2011 – heden Docent Industriële Marketing en Groepsdynamica in het Erasmusporgramma van Hogeschool Katho, Kortrijk België. 2008 – heden Werkveldsecretaris Bachelor of Engineering in dienst van werkgeversvereniging FMECWM. Tevens regiosecretaris Rijndelta a.i. en regiosecretaris Zuid Nederland (sinds januari 2011). Branchemanager HTSP. 1992 – heden Docent Industriële Marketing, Groepsdynamica en Industriële Verkoop aan de Douai Business School te Lille. 2004 – 2008 Mede initiatiefnemer transformatie Stork Mobiel naar HiTecs BV met een extern business model. Adviserend optreden naar opleidingsfondsen, kenniscentra en professionele opleiders. 1997 – 2004 Mede oprichter Stork Mobiel BV. Een onderneming gericht op het detacheren en verder ontwikkelen van technisch opgeleid personeel. 1992 – 1997 Ontwikkelen opleidingsinfrastructuur voor gebruikers van hoogwaardige CAD en CAM systemen in de textieldrukvoorbereiding wereldwijd. 1988 – 1997 Opbouw arbeidsmarktcommunicatie onder hbo’ers en academici in de techniek vanuit Stork. 1988 Afstudeeropdracht: beeldvorming functie en werkgevers in de techniek onder HTS ingenieurs. Overig: • voorzitter projectgroep Maintenance College Deltalinqs • Voorzitter Commissie Onderwijs & Arbeidsmarkt DGTA • Ambassadeur techniek opleidingsfonds A+O • Spreker en dagvoorzitter bij Teeuwengroep
De heer A.A.M. Meijers De heer Meijers is ingezet als studentlid. Hij volgt de bacheloropleiding Werktuigbouwkunde bij Hogeschool Zuyd, waar hij lid van de opleidingscommissie is. De heer Meijers is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is de heer Meijers aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
49/61
Opleiding: 2009 – heden Werktuigbouwkunde Hogeschool Zuyd 2008 – 2009 Werktuigbouwkunde, TU Eindhoven 2002 – 2008 vwo, Sintermeerten College, Heerlen Werkervaring: 2004 – heden Medewerker Hesi verhuur Limburg BV, Heerlen
De heer drs. ing. A.G.M. Horrevorts De heer Horrevorts is ingezet als panellid NQA. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij INK en Lloyd’s Register. Door zijn ervaring heeft de heer Horrevorts tevens deskundigheid in de beoordeling van afstandsonderwijs. In 2000 volgde hij de postgraduate course ‘Institutional Management and Change in Higher Education’ aan het Centre for Higher Education Policy Studies (CHEPS), Universiteit Twente en Open University, Engeland. De heer Horrevorts heeft in het najaar van 2010 deelgenomen aan de training van de NVAO en is gecertificeerd secretaris. Opleiding: De heer Horrevorts studeerde Metaalkunde aan de HTS te Utrecht en Sociale Geografie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Werkervaring: Na de studie HTS werkzaam als ontwikkelingswerker / leraar in het technisch beroepsonderwijs op de Filippijnen. Van 1985 tot 1992 werkzaam als projectleider ‘ontwikkelingseducatie’ in een project van de stichting Tool, HBO-raad en Nuffic. Ontwikkelen van educatief materiaal in samenwerking met HTS-en. Thema: Techniek en samenleving / internationalisering / ontwikkelingssamenwerking. Van 1993 tot 2000 was de heer Horrevorts werkzaam bij de Nuffic als programmamedewerker hoger (beroeps)onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Hij beheerde onderwijsprojecten aan universiteiten in de Filippijnen, India en Bangladesh. Van 2000 tot 2003 was hij werkzaam bij de HBO-raad, afdeling Kwaliteitszorg. Hij was secretaris van diverse visitatiecommissies: CMV, SJD, Technische Natuurkunde, Voortgezette opleiding Theater, Tuinbouw en Akkerbouw en de visitatiecommissie Landelijke Publieke Omroep. De heer Horrevorts is sinds januari 2004 auditor bij de Netherlands Quality Agency (de verzelfstandigde afdeling Kwaliteitszorg van de HBO-raad).
50/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
51/61
52/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
53/61
54/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
9.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
Auditteam
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Harrie de Werd, directeur Han van Osch, projectleider
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met studenten
Steven Sulkers, 1 jaars Menno van der Kar, 2e jaars Teun Doggen, 3e jaars Dennis Kusters, 4e jaars Juul-Floris van den Berg, 4e jaars, duaal Chris Hoogenberg, 2e jaars, deeltijd e Frank Reijrink, 4 jaars deeltijd
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
13.15 – 14.00 uur
Gesprek met docenten
Jan Barendregt Anton den Boer Martijn Bogers Wil van den Broek Jo Jacobs Hendrine Kalkman Paul Knook Wim Maas Michael Meijers Niek van Nuijs Lieske van Riel Geneviève Smid
14.00 – 14.45 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
Willem Maas, Steelweld Henk Meeuwissen, CSi Hien Kieu, Kieu John Bom, Bom Engineering Robbert Konings, Thetford Ronald van Luijk, Rienks Engineering Marco Gremmen, alumnus 2010 Hans Slieker, alumnus 2011 Harry de Vos, alumnus deeltijd
14.45 – 17.00 uur
Gesprek met lector Rondleiding Intern overleg auditteam en materiaal bestuderen
Jos Gunsing
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Harrie de Werd, directeur Han van Osch, projectleider
e
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
55/61
56/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
Hst.1: Doelstellingen ATM Internationalisering 2010-2011, 2010 Beroeps- en opleidingsprofiel Bachelor of Engineering, 2006 Businessplan 2008-2010 ATM, 2007 Businessplan 2011-2014, 2010 H Competent HTNO, 2003 H Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda, voltijd, 2010 H Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda, deeltijd, 2010 H HBO-Monitor 2006 t/m 2010 H Landelijke kwalificaties hbo-opleiding werktuigbouwkunde, 2002 H Notulen WAR 13-4-2010, 11-11-2010, 3-6-2009 en 3-10-2007 H Opleidingskader ATM, 2008 Hst. 2: Programma H Avans Hogescholen Instellingsaudit, 2008 Avans Hogeschool verbindt mensen, creëert kennis, Visie op leren en onderwijs, 2007 H Advies voorlichtingsevenementen 2006-2007, 2006 H ATM OER 2010-2011 H ATM Kwaliteitshandboek 2011-2014, 2010 H Buitenschools leerprogramma deeltijd 2e en 3e leerjaar, 2007 H Bijdrage DMCS aan accreditatie, 2005 H Collectieprofiel, 2010 H Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda, voltijd, 2010 H Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda, deeltijd, 2010 H Evaluaties studenten werktuigbouwkunde voltijd en deeltijd, 2010-2011 H Evenementenkalender 2010-2011 H Groot Curriculum Overzicht, 2008 H Handleiding Afstuderen 2010-2011 H Handleiding Beroepsoriënterende stage 2010-2011, 2010 H Handleiding Stage 2010-2011, 2010 H Instroombeleid, 2010 H Kaderplan Techniek en ICT 2009-2012, 2009 H Literatuur Werktuigbouwkunde studiejaar 2010-2011 HMap Informatie Duale Leerroute H Map Perioderapportages H Meerjarenbeleid van Avans 2006-2010 H Menukaart Technaplaza ter inzage H Notulen Curriculumcommissie Periodematrices ATM H Overzicht contacturen 2010-2011 H Ruimte voor Techniek, 2008 H Toetsing van beleid naar uitvoering, 2011 HUitgangspunten ATM voor Toegepast Onderzoek, 2008 HZelfevaluatierapport Instellingsaccreditatie, 2008 Hst. 3: Personeel H ATM Personeelsbeleidsplan 2008–2011 H ATM Personeelsbeleidsplan 2011-2014 H ATM Personeelsplan 2011-2014 H ATM Scholingsplan 2008-2009 H ATM Scholingsplan 2010-2011 H Businessplan 2008-2010 ATM, 2007
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
57/61
H H H H H H H H H H
Businessplan 2010-2011 ATM, 2010 Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda,voltijd, 2010 Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda, deeltijd, 2010 Evaluaties studenten werktuigbouwkunde voltijd en deeltijd, 2010-2011 HMechatronica in Midden Brabant, Plan realisatie lectoraat mbo/hbo, 2008 Meting Aantrekkelijke werkgever, 2010 Opleidingskader ATM, 2008 Opleidingskader ATM, 2011 Overzicht contacturen, 2010-2011 Professionaliseren van organisatie en medewerkers (2010) Protocol Avans gesprekken cyclus, 2006, Richtlijnen beloning,
Hst. 4: Voorzieningen H Avans Hogescholen Instellingsaudit, 2008 H Buitenschools leerprogramma deeltijd – 2e en 3e leerjaar, 2007; Toelichting portfolio, 2007, map Deeltijd H De besturing van de nieuwe organisatie van Avans Hogeschool, 2004 H DVO DIF-ATM 2008; DVO DIF-ATM 2009; DVO LIC-ATM 2010, DVO LIC-ATM 2011 H Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda,voltijd, 2010 H Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda, deeltijd, 2010 H Huisvestingsplan Avans Hogeschool, 2006-2008 H Informatie Duale Leerroute HNotitie kaders onderwijsontwikkeling, 2006 H Notitie Studieloopbaanontwikkeling, 2010 H OER ATM 2010-2011 H Opleidingskader ATM, 2008 H Opleidingskader ATM, 2011 H Ruimte voor Techniek, 2010 H Studentenstatuut 2007-2008 H Voorop in vernieuwing, Gezamenlijk Strategisch Plan 2007-2010 Academies Bèta/Techniek Avans Hogeschool, 2007 Hst. 5: Kwaliteitszorg H ATM Kwaliteitsbeleidsplan 2011-2014, 2010 H ATM Kwaliteitshandboek 2011-2014, 2010 H Avans Hogescholen Instellingsaudit, 2008 H De besturing van de nieuwe organisatie van Avans Hogeschool, 2004 H Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda, voltijd, 2010 H Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda, deeltijd, 2010 H Notulen Curriculumcommissie Breda en Tilburg 16 juni, 2008 H Overzicht Ontwikkel- en Verbeteracties sinds de vorige Visitatie, 2008 H Zelfevaluatierapport Instellingsaccreditatie, 2008 Hst. 6: Resultaten H Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda, voltijd, 2010 H Evaluatieresultaten Werktuigbouwkunde Breda, deeltijd, 2010 H Handleiding Afstuderen 2010-2011 H Lijst gecommitteerden W H Opleidingskader ATM, 2008
58/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader Bachelor of Engineering is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl: Profiel van de Bachelor of Engineering (2006). Het Profiel van de Bachelor of Engineering (2006) is gebaseerd op de vier fasen van bewust handelen en is opgebouwd rondom de volgende vier generieke handelingen: 1. inzicht krijgen in de opdracht of probleemsituatie; 2. ontwerpen van stappen om te komen tot realisatie van een product, dienst of sturing; 3. plannen van deze stappen om een product, dienst of sturing te realiseren; 4. uitvoeren van het plan van aanpak om te komen tot realisatie van een product, dienst of sturing. Deze handelingen zijn contextloos. De veronderstelling is dat de vier generieke handelingen aangewend kunnen worden in alle denkbare contexten binnen de Bachelor of Engineering. Volgens het Profiel van de Bachelor of Engineering (2006) wordt het aan de opleidingen die deel uitmaken van het bachelordomein Engineering overgelaten om zelf de contexten te kiezen en daarmee de handelingen verder uit te werken tot competenties die afgestemd zijn op de context van de opleiding werktuigbouwkunde en het regionale (en/of internationale) werkveld. De opleiding heeft het Profiel van de Bachelor of Engineering nader uitgewerkt in een eigen competentieset Opleidingskader ATM, juni 2008 en het Beroeps- en opleidingsprofiel Bachelor of Engineering, Academie voor technologie en management (vastgesteld maart 2007). Daarin zijn de Dublin descriptoren en de tien generieke hbo-kwalificaties verwerkt en taken en rollen van de werktuigbouwkundig ingenieur beschreven. Een student kan na zijn studie Werktuigbouwkunde in Breda: 1. de wensen van belanghebbenden vertalen in ontwerpeisen voor complexe constructies en/of energie-installaties in de machinebouw en/of apparatenbouw gebaseerd op state-of-the-art kennis/ inzichten/ technieken; 2. een ontwerpproces plannen, bewaken en (bij)sturen voor zichzelf en voor anderen; 3. zelfstandig in een multidisciplinair team het programma van eisen voor complexe constructies en/of energie-installaties in de machinebouw en/of apparatenbouw op gestructureerde wijze vertalen in een creatief ontwerp; 4. Een complex ontwerp voor constructies en/of energie-installaties in de machinebouw en/of apparatenbouw uitwerken tot een product; 5. Verificatie en validatie van complexe constructies en/of energie-installaties in de machinebouw en/of apparatenbouw;
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
59/61
60/61
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
Bijlage 6
Overzicht van afstudeerwerkstukken beoordeeld door het auditteam
Het auditteam heeft 23 afstudeerwerkstukken beoordeeld: vijftien voltijd, vier duaal en vier deeltijd. Van de duale variant heeft het auditteam alle eindwerkstukken gezien van studenten die in 2010 en 2011 zijn afgestudeerd (tot september 2011). 2010 Studentnummer en variant 2010978 voltijd
2011 Studentnummer en variant 1120747 voltijd
2012652 duaal
2016897 voltijd
2010573 duaal
2013388 deeltijd
1122056 deeltijd
2024961 voltijd
2002070 duaal
2017093 voltijd
2013323 duaal
2007839 voltijd
1117693 voltijd
2022295 voltijd
2012907 voltijd
2012321 deeltijd 2019637 voltijd 2026916 voltijd 2009488 voltijd 2007847 voltijd 2009677 voltijd 2009232 voltijd 2010403 deeltijd
© NQA – Avans Hogeschool: hbo-bacheloropleiding Werktuigbouwkunde Breda
61/61