Avans Hogeschool, Breda Opleiding: Variant:
Milieukunde, hbo bachelor; voltijd
Visitatiedatum:
19 september 2006
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2006
2
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
Inhoud Inhoud .................................................................................................................................. 3
Deel A: Onderwerpen ........................................................................................................... 5 1.1 Voorwoord 6 1.2 Inleiding 6 1.3 Werkwijze 7 1.4 Oordeelsvorming 9 1.5 Oordelen per onderwerp 9 1.6 Schematisch overzicht oordelen 10 1.7 Totaaloordeel 10
Deel B: Facetten.................................................................................................................. 11 13 Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding Onderwerp 2 Programma 16 Onderwerp 3 Inzet van Personeel 26 Onderwerp 4 Voorzieningen 29 Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 31 Onderwerp 6 Resultaten 34
Deel C: Bijlagen .................................................................................................................. 37 Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 38 Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 43 Bijlage 3: Bezoekprogramma 43 Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 48
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
3
4
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
5
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Milieukunde van de Avans Hogeschool in Breda heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in juni 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 19 september 2006. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: Dhr. dr. J.T. Lutgerink (voorzitter, domeinpanellid); Dhr. ir. R. Boesten (domeinpanellid); Dhr. L. van der Meulen (studentpanellid); Mw. drs. M.J.J. van Beers (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
Per september 2004 omvat Avans Hogeschool met ruim 50 opleidingen nagenoeg alle segmenten van het Hoger Beroeps Onderwijs en heeft de hogeschool ruim 18.000 bachelorstudenten en 1.700 medewerkers. Avans Hogeschool heeft vestigingen in Tilburg, ’s-Hertogenbosch en Breda. De opleiding Milieukunde valt onder de Academie voor de Technologie van Gezondheid en Milieu (ATGM). De speerpunten van beleid in het Businessplan ATGM (2006-2009) zijn: voortgaande groei en verbreding van het opleidingspalet; innovatie van het onderwijs binnen de B2M2 kaders; de ATGM als kennispartner in de regio i.s.m. lectoraat; hoge klanttevredenheid bij studenten en afnemers; ontwikkeling medewerkers, kwaliteit en organisatie.
6
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
De opleiding Milieukunde is begin jaren 90 gestart in Etten-Leur als afstudeerrichting van opleiding Chemie in de sector Laboratoriumonderwijs (LO) van de Hogeschool WestBrabant. In 1991 is het een zelfstandige opleiding geworden met een eigen crohonummer. In 1998 ging de Hogeschool West-Brabant op in de Hogeschool Brabant en toen is de opleiding Milieukunde ondergebracht bij de Faculteit Techniek & Natuur. In 2004 is door een instellingsfusie Avans Hogeschool ontstaan en is de opleiding Milieukunde geplaatst in de Academie voor de Technologie van Gezondheid en Management. Binnen deze Academie wordt een brede bachelor aangeboden. De term brede bachelor wordt door Avans Hogeschool als volgt gedefinieerd: ‘De term brede bachelor wordt binnen Avans Hogeschool gebruikt in organisatorische en onderwijskundige betekenis voor een curriculum met een deels gemeenschappelijke propedeuse binnen een academie met meerdere CROHO-opleidingen binnen één domein. Vanuit de oriënterende en selecterende doelstelling van de propedeuse maken de studenten in het eerste jaar kennis met de beroepen van alle opleidingen van de academie, met een profilering op het eigen vakgebied. Aan het einde van de propedeuse maken zij een definitieve keuze voor de opleiding waarin zij hun studie willen vervolgen. Postpropedeutisch krijgen de CROHO-opleidingen in opleidingsspecifieke majors hun verdere concretisering. Voor deze majors worden binnen ATGM vanuit onderwijskundige kaders dezelfde inrichtingsprincipes gehanteerd, maar is de inhoud dus opleidingsgebonden.’ De opleiding Milieukunde wordt verzorgd in Breda, in een voltijd variant. Er zijn verkorte trajecten voor studenten met een relevante mbo-vooropleiding, voor Belgische studenten die in het bezit zijn van het diploma van de Vlaamse opleiding Hoger Onderwijs Buiten de Universiteit (HOBU) met een volledig leerplan Graduaat Milieuzorg, Chemie of Landbouw. Ook biedt de opleiding een verkort traject aan voor Engelssprekende studenten die in het bezit zijn van het diploma ‘Diplome universitaire technique’ (DUT) van de IUT-opleidingen Genie Civil, Genie Chimique, Mésure Physiques en genie Industriel et Maintenance of een vergelijkbaar niveau. Deze groep zijn de ETM-studenten. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft de auditor met de opleiding tezamen besproken welke facetten of welke thema’s naar verwachting de meeste aandacht zullen krijgen tijdens het bezoek van het panel aan de opleiding (de agenderende
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
7
audit). Daardoor konden de opleiding en het visitatiepanel zich op adequate wijze voorbereiden op dit bezoek. In diezelfde periode augustus 2006 bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek (19 september 2006). Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in oktober 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in november 2006 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2006. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2006 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
8
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding De drie facetten van het onderwerp doelstellingen zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma De facetten ‘Relatie doelstellingen en inhoud programma’, ‘Instroom’ en ‘Beoordeling en toetsing’ zijn beoordeeld als voldoende, de overige facetten als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel De drie facetten van het onderwerp personeel zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen De beide facetten van het onderwerp voorziening zijn beoordeeld als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Het facet ‘Evaluatie resultaten’ is beoordeeld als goed, de overige facetten als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten De beide facetten van het onderwerp resultaten zijn beoordeeld als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
9
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Opleiding Milieukunde Goed Goed Goed Positief Goed Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Goed Voldoende Positief Goed Goed Goed Positief Voldoende Voldoende Positief Goed Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding POSITIEF is.
10
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
11
12
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De afgestudeerde Milieukundige Ingenieur is in de visie van de opleiding een communicatief vaardige ingenieur met een brede belangstelling voor de omgeving, zowel de natuurlijke als de maatschappelijke. Hij heeft een beeld van de ideale situatie voor ogen, heeft betrokkenheid bij natuur en milieu: de mens vormt een belangrijke drijfveer. • De opleiding hanteert op het moment van visitatie twee curricula: het brede bachelor curriculum (BB-curriculum), dat is gestart vanaf studiejaar 2004-2005, en het oudere CGO-curriculum, dat nu alleen nog draait voor de huidige vierdejaars. • Met het BB-curriculum biedt de academie, waaronder de opleiding valt, een brede bachelor aan. Het eerste jaar volgen studenten Milieukunde het onderwijs gezamenlijk met studenten Chemie en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek, met een profilering op het eigen vakgebied. • De term brede bachelor wordt binnen Avans Hogeschool gebruikt in organisatorische en onderwijskundige betekenis voor een curriculum met een deels gemeenschappelijke propedeuse binnen een academie met meerdere crohoopleidingen binnen één domein. Vanuit de oriënterende en selecterende doelstelling van de propedeuse maken de studenten in het eerste jaar kennis met de beroepen van alle opleidingen van de academie, met een profilering op het eigen vakgebied. Aan het einde van de propedeuse maken zij een definitieve keuze voor de opleiding waarin zij hun studie willen vervolgen. Postpropedeutisch krijgen de crohoopleidingen in opleidingsspecifieke majors hun verdere concretisering. Voor deze majors worden binnen ATGM vanuit onderwijskundige kaders dezelfde inrichtingsprincipes gehanteerd, maar is de inhoud dus opleidingsgebonden. • Het BB-curriculum is gebaseerd op twee landelijke beroepsprofielen, te weten Beroepsprofielen van de laboratoriumopleidingen (2003) en het Beroepsprofiel Milieukundig ingenieur HBO (2002). De beschrijving van de functieprofielen ATGM (Academie voor de Technologie van Gezondheid en Milieu) vormt de schakel tussen de landelijke documenten en de geformuleerde eindkwalificaties. Deze zijn mede tot stand gekomen op basis van interviews met vertegenwoordigers uit het beroepenveld. Het panel stelt vast dat de geformuleerde eindkwalificaties van het BBcurriculum zijn besproken met en onderschreven door de opleidingsadviesraad (OAR), die bestaat uit vertegenwoordigers uit het werkveld. De vertaling naar de kritieke beroepsvaardigheden is gebaseerd op het beroepsprofiel. Binnen de
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
13
•
•
geformuleerde eindkwalificaties maakt de academie een onderscheid naar de verschillende opleidingen. De opleiding baseert zich op tien beroepscompetenties, die geformuleerd zijn op drie niveaus, te weten basisniveau, integraalniveau en innovatief niveau (Opleidingskader, 2005). Daarnaast hanteert de opleiding 37 gedragscompetenties (bijlage 3 van het Opleidingskader), die kunnen worden beschouwd als een nadere concretisering van de algemene en maatschappijrelevante eindtermen. De eindkwalificaties van het CGO curriculum zijn in eerste instantie overgenomen van het thematische curriculum dat verzorgd is van 1995 - 2000. Bij het opstellen van de opleidingseindtermen is uitgegaan van de taken/activiteiten die de milieukundige uitvoert. De eindtermen zijn onderverdeeld in: milieukundige eindtermen en algemene en maatschappijrelevante eindtermen. De milieukundige eindtermen zijn in een werkproces weergegeven. Hierbij is elke stap in het proces als hoofdeindterm geformuleerd, waarna subeindtermen zijn geformuleerd. De subeindtermen geven weer welke kennis en vaardigheden nodig zijn om de taak/activiteit uit te voeren. De algemene en maatschappijrelevante eindtermen bestaan uit gedragskenmerken waarover een student dient te beschikken (Opleidingskader Milieukunde curriculum 2001-2004).
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft de eindtermen van het CGO-curriculum en van het BB-curriculum getoetst aan de Dublin descriptoren. Het panel stelt vast dat de opleiding met deze matrix inzichtelijk maakt dat de eindtermen op hbo-niveau liggen. • Per competentie heeft de opleiding drie beheersniveaus benoemd (beginnerniveau, gevorderd niveau en afstudeerniveau). In grote lijnen heeft niveau 1 betrekking op de oriëntatiefase (jaar 1), niveau 2 op de verdiepingsfase, en niveau 3 op de specialisatie- en afstudeerfase (jaar 3 en 4). De niveaus zijn gebaseerd op het Landelijk Beroepsprofiel Milieukunde (2002). • Het panel concludeert dat de nagestreefde eindcompetenties aantoonbaar aansluiten bij de Dublin descriptoren en daarmee bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor.
14
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
Facet 1.3
Oriëntatie HBO Bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Milieu-ingenieurs kunnen werkzaam zijn in de industrie, bij instellingen, bij technische adviesbureaus en bij de overheid. Het werkterrein varieert van procesbewaking, procesontwikkeling, onderzoek, problematiek rond verontreinigingen, voorbereiding en uitvoering van beleid en controle op naleving van beleid. De werkzaamheden variëren van technisch tot organisatorisch en van implementatie tot uitvoering van beleid. • De functies waarin de milieu-ingenieur werkzaam is, zijn onder andere: - projectmedewerker, beleidsmedewerker, adviseur of coördinator bij o.a. rijksprovinciale of gemeentelijke overheden, adviesbureaus, natuurbeschermingsorganisatie; - als specialist op het gebied van afvalstoffen, waterzuivering, (water)bodemsanering, luchtzuivering of energiebesparing bij de industrie, expertisebureaus en leveranciers van milieuapparatuur; - bij bedrijfsmilieudiensten; - als coördinator milieuzorg; - als milieutechnoloog bij waterschappen, Rijk, Provincies en grotere gemeenten; - als vergunningverlener. • Bij de ontwikkeling van het brede bachelor curriculum is het beroepenveld betrokken geweest bij het formuleren van de eindkwalificaties. De eindkwalificaties worden periodiek besproken met de OAR (opleidingsadviesraad), bestaand uit een brede vertegenwoordiging vanuit het werkveld • De opleiding geeft aan dat zij afgestudeerden aflevert die zich op basis van kennis, vaardigheden en houding kunnen profileren als beginnend beroepsbeoefenaar op hbo-niveau in het beroepsdomein van de milieukundigen op basis van de argumenten bij facet 1.1 en 1.2. • Uit de HBO-Monitor (2003 en 2004) en uit de gesprekken die het panel heeft gevoerd met alumni, blijkt dat de respondenten bijna uitsluitend terecht zijn gekomen in functies waarvoor minimaal het hbo-niveau en hun eigen richting een vereiste is. Het werkveld en de alumni geven in gesprek met het panel aan dat de eindkwalificaties van de opleiding relevant zijn voor het werkveld. De Alumni-enquête (2006) bevestigt dit.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
15
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding kent een afwisseling tussen het binnenschools en buitenschools leren (Curriculum Hoofdfase cohort 2001). Het buitenschools leren is gericht op de oriëntatie op de beroepspraktijk en het toepassen en integreren van opgedane kennis en vaardigheden. De opleiding kent een snuffelstage, een stage en een afstudeerproject, passend bij een opbouw in: algemene oriëntatie, de dagelijkse beroepspraktijk en het fungeren als milieukundige. Bij de snuffelstage staat de oriëntatie centraal. De stage is gericht op een verdere kennismaking en op het uitvoeren van de dagelijkse werkzaamheden als milieukundige. Het afstuderen fungeert als meesterproef waarbij de student een omvangrijke, niet routinematige, multidisciplinaire milieukundige opdracht uitvoert (Opleidingskader Mk, hfst. 3; Handleidingen: snuffelstage, stage en afstuderen). Uit de evaluatie bestuurlijke hantering is in november 2005 gebleken dat de opbouw van het buitenschoolse curriculum in het CGO-curriculum nog niet toereikend was. Dit is vastgesteld omdat het onderscheid tussen de leerdoelen van de stage en het afstuderen onduidelijk zouden zijn. Het panel stelt vast dat in de huidige documenten de leerdoelen voor de stage en het afstuderen duidelijk verschillen. Sinds de vorige visitatie zijn tevens nieuwe beschrijvingen van zowel stage als afstuderen van kracht, die duidelijk verschillend zijn van karakter. Het onderscheid is helder bij de studenten en zichtbaar in de eindproducten. De stagehandleiding is besproken met het werkveld (OAR) en zij hebben hiermee ingestemd. • Kennisontwikkeling en kennisconstructie vinden bij de opleiding Milieukunde plaats binnen proftaken en cursussen en trainingen. Met name de cursussen zijn speciaal gericht op de ontwikkeling van denkconcepten die de kern vormen van het beroep (Opleidingskader, 2005). • Het panel constateert dat het werkveld is betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van de proftaken (zie facet 2.7) en cursussen/trainingen. De casuïstiek van de proftaken en ook de cursussen/trainingen is gebaseerd op de beroepspraktijk. • Het panel stelt op basis van het materiaal en de gesprekken vast dat gastdocenten betrokken zijn bij de uitvoerig van het onderwijs.
16
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
•
• •
•
• •
•
•
Een deel van de opleiding vindt plaats binnen het werkveld. In het eerste jaar vindt een beroepsoriëntatie plaats. In het derde jaar lopen de studenten stage (30 EC’s) en wordt binnen de minoren substantiële aandacht besteed aan de praktijkcomponent (startend in 2006), in het vierde jaar doen studenten een afstudeeropdracht in de praktijk (30 EC’s). In de gehele opleiding vinden excursies plaats. In samenspraak met het lectoraat Duurzame Bedrijfsvoering ontwikkelt de opleiding een minor waaraan studenten vanaf studiejaar 3 kunnen gaan deelnemen. Het panel stelt vast dat de opleiding gebruik maakt van relevante en recente vakliteratuur. Naast boeken gebruikt de opleiding aanvullende literatuur in de vorm van readers en worden studenten gestimuleerd zelf literatuur te zoeken in de mediatheek. Het panel stelt vast dat er in de mediatheek voldoende en actueel materiaal aanwezig is. Er is een koppeling met de mediatheken van hogescholen in Tilburg en Den Bosch tot stand gebracht, waardoor de collectie extra breed is. Een betere afstemming wordt nagestreefd door de gerealiseerde aanstelling van een persoon met een intermediaire functie tussen mediatheek en academie. Passend binnen de thema's worden de opdrachten, als de ontwikkelingen hierom vragen, bijgesteld en afgestemd op de actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied. Het panel heeft hier voorbeelden van gezien en het werkveld geeft aan dat de opleiding hen om input vraagt. De ontwikkeling van de beroepsvaardigheden vindt voornamelijk plaats via de trainingen, de proftaken en het buitenschoolsleren (Opleidingskader, 2005). Het programma van (met name de brede bachelor) is gebaseerd op diverse onderzoeken en gesprekken met diverse geledingen binnen het beroepenveld (Verkennende gesprekken in het beroepenveld, onderzoek door Hobéon Management Consult, overleg met OnderwijsAdviesRaad). Uit de onderwijsevaluaties, de werkveldenquête, de alumni-enquête en de gesprekken die het panel heeft gevoerd blijkt dat de studenten positief zijn over het verband tussen theorie en praktijk in de opleiding. In het onderwijs wordt ook internationale casuïstiek gebruikt, de opleiding stimuleert de instroom van buitenlandse studenten, er is interculturele samenwerking binnen de opleiding en er worden Engelstalige onderdelen in de opleiding ontwikkeld en aangeboden. Studenten worden gestimuleerd een studieperiode in het buitenland door te brengen, maar het panel ziet hiervoor weinig animo bij de studenten.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
17
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BB-curriculum • Het programma van de opleiding Milieukunde is gebaseerd op tien beroepscompetenties die zijn afgeleid van landelijke beroepsprofielen (zie facet 1.1). Het panel stelt vast dat de tien beroepscompetenties zijn verwerkt in het onderwijsprogramma (Opleidingskader BB, 2005). • Per competentie zijn drie beheersniveaus benoemd (beginnerniveau, gevorderd niveau en afstudeerniveau). In grote lijnen heeft niveau 1 betrekking op de oriëntatiefase (jaar 1), niveau 2 op de verdiepingsfase, en niveau 3 op de verdiepings- en afstudeerfase (jaar 3 en 4). In de oriëntatiefase staan alle beroepscompetenties centraal. Vanaf de verdiepingsfase wordt meer en meer ingezoomd op de beroepscompetenties binnen de context van de major Milieuadvisering en Duurzame Bedrijfsvoering, namelijk 'adviseren' en 'beheren', ondersteund door 'onderzoeken' en 'zelfsturing' (Opleidingskader BB, bijlage: competentiematrix). • De competenties zijn geoperationaliseerd. Er zijn competentieniveaus gedefinieerd met beroepsproducten en kenmerkende activiteiten (Fasedoelstellingen, 2005). Ditzelfde document vormt een leidraad voor het ontwerpen en bijstellen van de studieonderdelen. • Als context (kennisbasis) voor het oefenen en toepassen van de competenties gelden de volgende thema’s als speerpunten voor de major M&D: 'milieubeleid & wetgeving', industriële producten & processen', 'saneringstechnieken' en 'gezondheid & milieu'. Ondersteunende gebieden zijn 'algemene milieuproblematiek', 'natuurwaarden' en overal 'duurzaamheid' (Opleidingskader BB, 2005). • Per proftaak is in de handleiding opgenomen: de competenties binnen de proftaak, de gevraagde beroepsproducten, en een beschrijving van de bijbehorende criteria (Beoordelingsformulier beroepsproducten in Proftaakhandleiding). • Het panel stelt vast dat in de modulehandleidingen staat aangegeven aan welke competenties in de betreffende periode wordt gewerkt. • De opleiding maakt de 37 gedragscompetenties hanteerbaar door per periode een aantal competenties aan te wijzen waaraan gewerkt zal worden. CGO-curriculum • Inhoudelijke speerpunten voor de opleiding zijn van oudsher milieubeheer en milieutechnologie (Opleidingskader Mk, Onderwijs- en examenregeling). • Het CGO-curriculum is ontwikkeld als pilot binnen de toenmalige Faculteit Techniek en Natuur. Passend bij de toenmalig geldende inzichten over competenties, zijn vijf groepen van zogenaamde gedragscompetenties aan het opleidingsprofiel toegevoegd: ondernemerscompetenties, managerscompetenties, professionele competenties, persoonlijke competenties en cultuurgebonden competenties. In navolging van AXIS zijn deze gedragscompetenties geordend naar relevantie voor een stuurder, een maker of een vertaler. Per gedragscompetentie (ook generieke gedragsankers genoemd) is een definitie gegeven met een opsomming van positief,
18
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
• •
•
• •
neutraal of juist negatief gedrag. De aansturing van de competentiegroei bij de student gebeurt via het portfolio en persoonlijk ontwikkelingsplan. Deze competenties worden alleen diagnostisch getoetst (Portfolio en Persoonlijk Ontwikkelingsplan, mei 2004). Het panel stelt dat de opleiding aangeeft waar in de opleiding welke competenties aan bod komen. Het onderwijs is georganiseerd in modules. Per module is een handleiding voor de studenten opgesteld. Het panel stelt vast dat in deze handleidingen is vermeld welke milieukundige onderwerpen aan de orde komen en welke (gedrags)competenties centraal staan. Het werken aan de onderwerpen en de competenties gebeurt via (project)opdrachten binnen de modules. Voor deze opdrachten leveren de studenten tussendocumenten en eindproducten op. In de handleidingen zijn criteria/specificaties voor deze (beroeps)-producten opgenomen. Uit de evaluaties en uit het gesprek van het panel met de studenten blijkt dat de studenten tevreden zijn over de inhoud van het programma. Het panel concludeert dat de opleiding de eindkwalificaties adequaat heeft geconcretiseerd in het programma. Doordat dit in verschillende documenten is gedaan, is het minder toegankelijk en niet zo gemakkelijk te traceren. Het panel constateert wel dat de docenten goed om kunnen gaan met de gehanteerde concretisering. Hierdoor komt het panel tot het oordeel voldoende.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BB-curriculum • De samenhang in het programma is terug te vinden in de drie fases van de opleiding, te weten de oriëntatiefase, de verdiepingsfase en de specialisatie- en afstudeerfase (Opleidingskader BB, 2005). • De eerste fase heeft een oriënterende, selecterende en verwijzende functie, met competenties op niveau 1. De verdiepingsfase biedt een oriëntatie op de inhoudsgebieden van de gekozen major, met beroepscompetenties op niveau 2. De specialisatiefase is gericht op de ontwikkeling van specifieke beroepsbekwaamheid, via de keuze van één of twee minoren en/of stage (beroepscompetenties op minimaal niveau 2). De afstudeerfase omvat het afstudeerproject (beroepscompetenties minimaal niveau 3). • In het onderwijsprogramma (geëxpliciteerd in de proftaken) komen de competenties steeds terug; per fase op een hoger beheersniveau. Het panel stelt vast dat dit bijdraagt aan een samenhangend programma.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
19
•
•
•
Inhoudsdomeinen (context) vormen de inhoudelijke rode draden door de opleiding. Deze domeinen zijn: milieubeleid & wetgeving, industriële producten & processen, saneringstechnieken, en gezondheid & milieu. Per domein is de opbouw over het totale programma globaal beschreven (Opleidingskader BB, 2005). De opleiding kent een thematische samenhang per onderwijsperiode. Het thema van de onderwijsperiode staat centraal bij de opdrachten en de ondersteunende workshops van de proftaak. Het binnenschools- en het buitenschoolscurriculum vormen een geïntegreerd geheel, de beroepspraktijk/werkveld continu aanwezig in het programma. De studenten die het panel heeft gesproken bevestigen deze samenhang. De curriculumcommissie borgt de samenhang van het programma. Hierbij maakt ze gebruik van de opbouw van de competenties en de inhoudsdomeinen.
CGO-curriculum • De samenhang in het CGO-curriculum is, met terugwerkende kracht, beschreven in Samenhang CGO-programma (2005) en in het Opleidingskader Mk. In een schematische weergave maakt de opleiding de samenhang in het CGO-programma inzichtelijk. • De opleiding kent toename in zelfstandigheid en aansturing van het leren: in het begin van de studie worden kleine onderdelen getoetst, in het vierde jaar is er een 'overall' afronding per module. • Overkoepelend aan zowel de modulen, de basisvakken als het buitenschools leren is de competentieontwikkeling uitgewerkt in de studieloopbaanbegeleiding. Het ontwikkelproces wordt gezien als een continu proces dat begint en eindigt bij reflectie. In hun studieplan werken de studenten zelf uit hoe ze gaan werken aan hun (gedrags)competenties. • Het programma is opgebouwd rond drie inhoudelijke lijnen: milieubeheer, milieutechnologie en de basisvakken. Deze drie lijnen borgen de inhoudelijke samenhang in het opleidingsprogramma. • In zowel het STO van 2000, 2002 als 2004 melden de studenten uit het CGOcurriculum dat ‘het studieprogramma een samenhangend geheel vormt’ (scores tussen 3,3 en 3,6 op een vijfpuntsschaal). In de hoofdfase CGO wordt zowel de inhoudelijke samenhang tussen als in de verschillende onderdelen positief beoordeeld (logische samenhang: 3,3; inhoudelijke samenhang 3,5; voldoende voorkennis 3,5 en 3,9; stage is goede voorbereiding op afstuderen 3,4 en 3,8). • Vanuit het natraject EBH (Evaluatie Bestuurlijke Hantering) (opgestart naar aanleiding van de visitatie in 2000) is geconstateerd dat de samenhang binnen het CGO-programma niet voldoet en door de studenten niet wordt herkend. De opleiding heeft hierop de samenhang beter gevisualiseerd en besproken met de (laatste lichting) studenten. De samenhang is beschreven in Samenhang CGO-programma (2005). Gezien de opmerkingen in het natraject EBH over de samenhang binnen het CGO-programma, heeft de opleiding zowel de beheersniveaus van de competenties als de inhoudelijke lijnen gezamenlijk verder uitgewerkt. Deze zijn besproken met het laatste cohort studenten en met de docenten.
20
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
•
Het panel stelt vast dat de samenhang voor de beide curricula inzichtelijk is gemaakt. Mede door een verbeterde communicatie naar de studenten toe, ervaren zij de samenhang nu als voldoende tot goed en kunnen zij hier ook voorbeelden bij noemen, zoals blijkt uit het gesprek van het panel met studenten van beide curricula.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding biedt de student de mogelijkheid om tijdig zijn studie te plannen. De studenten geven aan dat het studierooster op tijd beschikbaar is. In de Proftaakhandleidingen, de cursus- en trainingsbeschrijvingen en de CGO-handleiding zijn de verschillende activiteiten inclusief de wijze van afronding benoemd. • De ingeschatte, genormeerde studielast wordt na afloop van de onderwijsperioden in de evaluaties vergeleken met de werkelijke tijdsbesteding. Indien noodzakelijk volgt hierop een aanpassing. Naast de informatie uit de periode-evaluaties volgen eventuele studiebelemmeringen uit gesprekken van studenten met de docenten en hun studieloopbaanadviseur. Daarnaast kent de academie het studentenplatform. Een groep studenten bespreekt daar met de één of meerdere teamcoördinatoren en een vertegenwoordiger van de ICT-dienst eventuele problemen of studiebelemmerende factoren op de locatie. Indien relevant wordt de directeur bij het overleg uitgenodigd. • Uit de onderwijsevaluaties (STO en Periode-evaluaties) blijkt dat de studenten tevreden zijn over de haalbaarheid van de opleiding, de tentamenroosters en over de tentamenmogelijkheden. De studenten geven aan dat de opleiding zo is georganiseerd dat de vereiste studievoortgang kan worden gemaakt. In het gesprek met het panel geven de studenten aan dat de laagdrempeligheid van de docenten bijdraagt aan de studeerbaarheid van de opleiding. • Per periode ontvangen de studenten een overzicht met daarop de tot dan toe behaalde resultaten en de toegekende studiepunten, zodat zij op de hoogte zijn van de voortgang in de opleiding.
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
21
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de wettelijke toelatingseisen (Onderwijs- en examenregeling 2006 en de Opleidingskaders, 2001 en 2005). In het reguliere voltijdsprogramma kunnen havisten instromen met de profielen Natuur & Techniek en Natuur & Gezondheid. • Passend bij de nadruk van Avans Hogeschool op maatwerkarrangementen (Meerjaren-beleidsplan) is voor vwo’ers en mbo-instromers een driejarig traject uitgewerkt. • In samenspraak met instellingen uit Frankrijk is een speciaal tweejarig traject opgesteld voor studenten met een Diplome Universitaire Technique (ETMprogramma). De huidige lichting ETM'ers volgen Engelstalige modulen die een rechtstreekse vertaling zijn van het reguliere programma, aangevuld met een enkele extra cursus om de aansluiting te waarborgen. Dit programma is ook toegankelijk voor buitenlandse studenten met een vergelijkbaar diploma. • De ATGM/opleiding blijft op de hoogte van ontwikkelingen in het VO en het mbo via participatie (op ATGM-niveau) in hogeschoolbrede projecten en netwerken zoals het Avans netwerk VO-hbo en het project beroepskolom mbo-hbo en draagt zorg voor een betere aansluiting. De opleiding werkt samen met het Prinsentuincollege (mbo) aan een doorlopende leerroute voor milieukunde. • Met instromende mbo-studenten en vwo’ers wordt een intakegesprek gevoerd door de coördinator van het oriëntatiejaar zodat deze studenten in de juiste instroomgroep worden ingedeeld. • Voor de marketing, communicatie en voorlichting naar aankomende studenten en toeleverende scholen heeft de academie (opleiding) ondersteuning van de Dienst Marketing Communicatie en Studentzaken (DVO ATGM-DMCS). Standaardvoorlichtingsactiviteiten zijn onder andere: schoolbezoeken, opendagen/openavonden, meeloopdagen en hulp bij profielwerkstukken. Vanwege het teruglopende aantal studenten besteedt de opleiding extra aandacht aan voorlichting. • Tijdens de eerste onderwijsperiode staat de kennismaking met het onderwijsmodel centraal. De vormgeving van de periode is afgestemd op de nieuw instromende student, om zo de aansluiting te bevorderen. • De opleiding verstrekt voorlopige en definitieve studieadviezen. Het advies is gebaseerd op de behaalde studieresultaten in relatie tot de normstelling voor de nominale studievoortgang (OER, 2006). Aan het eind van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase ontvangt de student een definitief bindend studieadvies over voortzetting of beëindiging van de studie. • De studenten geven in gesprek met het panel aan tevreden te zijn over de aansluiting op de vooropleiding (beide curricula). Studenten afkomstig van het studiehuis en het mbo die instromen in het BB-curriculum, ervaren duidelijke verschillen in werkvormen, waardoor voor hen de aansluiting moeilijker is. Dit wordt bevestigd door evaluaties. • Landelijk hebben alle Milieukunde-opleidingen te kampen met een teruglopend studentenaantal.
22
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
•
Het panel concludeert dat de mbo-instroom problemen heeft met de wiskunde- en scheikundevakken. De opleiding heeft meerdere verbetermaatregelen genomen om dit te optimaliseren in de toekomst. De aansluiting qua werkvormen en de aansluiting van de bèta-vakken voor de mbo-instroom zijn nog niet optimaal. Daarom komt het panel tot het oordeel voldoende.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De omvang van de opleiding is 240 EC’s (OER). Ieder studiejaar omvat 60 EC’s die worden verdeeld over vier studieperioden van 15 EC’s. • De genormeerde studiebelasting is opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling, in het leerplanschema BB en in de handleidingen. • De opleiding kent verkorte trajecten voor vwo’ers en mbo-instroom. De studieduur per traject is verantwoord in de OER.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BB-curriculum • Avans Hogeschool baseert het onderwijs op het sociaal constructivistische leermodel, op de theorie dat duurzame kennis zich opbouwt tijdens het oefenen en ontwikkelen van de beroepsbekwaamheid. De ATGM bouwt haar onderwijs rond taken die zijn afgeleid van de beroepssituatie. Zij streeft naar herkenbaarheid van het beroep in alle leersituaties. Zij streeft naar kennisontwikkeling door te laten doen en ervaren, te laten reflecteren en de leervraag te laten formuleren. Competentieontwikkeling wordt aangestuurd door de beroepsopdrachten. Competent gedrag wordt zichtbaar in het proces van de uitvoering en in het beroepsproduct dat voldoet aan gestelde criteria (Onderwijsvisie in Opleidingskader, 2005). • Het leren wordt aangestuurd door leeropdrachten. De leeropdrachten kunnen het karakter hebben van: complexe beroepstaken, trainingen, cursussen en opdrachten voor het studieloopbaantraject. De trainingen en cursussen zijn autonoom van karakter: zij staan niet direct in dienst van de proftaken (Opleidingskader;
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
23
•
•
•
•
Leerplanschema). Uit het onderwijsconcept zijn ontwerp- en uitvoeringseisen voor de proftaken/workshops en trainingen en cursussen afgeleid. Proftaken zijn complexe beroepstaken, meestal uitgevoerd in een groep en ondersteund door (vraaggestuurde) workshops en ‘specialist hours’. De proftaken kennen een opbouw in omvang van de opdrachten en in zelfstandigheid van de student. Gedurende de studie neemt de omvang en complexiteit van de opdrachten toe. Binnen de minoren is sprake van project-opdrachten van rond de 18 EC’s met deelopdrachten van 4 à 5 EC’s. Het individuele afstudeerproject kent een omvang van 30 EC’s (Leerplanschema in Aanpassingen curriculum, Kaderregeling minorontwikkeling, Kaderstelling stage/afstuderen). Tijdens de oriëntatiefase en de verdiepingsfase zijn de beroepstaken gebaseerd op casuïstiek afkomstig uit het beroepenveld, of daarop gebaseerd. Tijdens de specialisatiefase (minoren en stage) is het werkveld direct betrokken bij de vormgeving van de taken. De studenten voeren een deel van de werkzaamheden uit bij de betrokken bedrijven/instellingen. Ook de stageopdracht en de afstudeeropdracht worden volledig uitgevoerd in de praktijk. Groepswerk en projectmatig werken zijn kernelementen van het onderwijs. De opleiding (academie) maakt deze werkvormen mogelijk met de fysieke leeromgeving van het Leercentrum en met Blackboard als elektronische leeromgeving. De opleiding (via de academie) profileert zich met haar onderwijsconcept. Binnen Avans Hogeschool loopt de academie voor in de ontwikkeling van competentiegericht onderwijs en bij de implementatie van het major-minor concept binnen een brede bachelor-structuur. De academie neemt binnen Avans deel aan zogenaamde B2M2pilotprojecten.
CGO-curriculum • De didactiek van het CGO-curriculum is beschreven in Curriculum Hoofdfase, cohort 2001 (2002) en het Opleidingskader Mk. De opzet sluit aan bij de toenmalige visie op onderwijs van de Hogeschool Brabant (Meer (ruimte) voor Onderwijs) en de visie op competenties van de FTN (projectplan FTN). • De opleiding kent een afwisseling tussen binnenschools en buitenschools leren. Het binnenschools leren bestaat uit modules en cursussen. Hierbij worden diverse werkvormen gehanteerd afgestemd op de inhoud, zoals instructielessen, colleges, trainingen en workshops. Iedere module bevat opdrachten of een project waarin beroepsproblemen centraal staan. In de eerste studiejaren is sprake van voornamelijk gesloten, vooral kleine opdrachten. Vanaf het derde studiejaar zijn de opdrachten meer open en door de student vrijer in te vullen. In het vierde studiejaar is per module één grote opdracht/project opgenomen. De opdrachten en de gehanteerde werkvormen zijn opgenomen in de handleidingen van de modules. • Via de keuze van de projecten en de rollen die de student op zich neemt binnen de projecten, kan hij werken aan zijn competentiegroei. Het studieplan (onderdeel van het portfolio) vormt de weerslag en de planning van deze ontwikkeling in competenties.
24
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
•
Zowel in het STO als in de periode-evaluaties tonen de studenten een hoge mate van instemming met de vragen en stellingen op het gebied van didactiek en werkvormen. De lessen zijn over het algemeen voldoende afwisselend en aantrekkelijk en de lessen en andere werkvormen stimuleren voldoende tot zelfstandig en actief studeren. Dit wordt bevestigd in gesprekken van het panel met studenten.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: BB-curriculum • De visie op toetsing, het beleid en de uitwerking binnen de brede bachelor is geformuleerd in Toetsing, beleid en uitvoering. Het toetsbeleid van de ATGM is gericht op duurzame ontwikkeling van competenties die er toe doen. • Competentieontwikkeling wordt diagnostisch en certificerend getoetst in de proftaken, tijdens de stage en in het afstudeerproject. • In de proftaken heeft de diagnostische toetsing de vorm van feedback op geleverde (groeps)producten en het proces van de uitvoering. De certificerende toets is een afsluitend assessment in de vorm van een criteriumgericht interview en de beoordeling van de beroepsproducten. Het assessment leidt tot een individuele beoordeling. • Tijdens de stage vindt diagnostische toetsing plaats in de vorm van periodiek herhaalde, schriftelijk vastgelegde terugkoppeling door de begeleider(s). De certificerende eindbeoordeling vindt plaats op basis van de gedocumenteerde competentiegroei en een schriftelijk eindrapport (Stagehandleiding). • Het afstudeerproject is de feitelijke meesterproef van de opleiding. Diagnostische toetsing vindt plaats in de vorm van periodiek herhaalde terugkoppeling door de begeleider(s). De certificerende eindbeoordeling vindt plaats op basis van de gedocumenteerde competentiegroei, een schriftelijk eindrapport en de mondelinge presentatie en verdediging hiervan (Afstudeerhandleiding). • Naast de groei in competenties, wordt ook de elementaire kennisontwikkeling van de student gevolgd. In de oriëntatiefase en verdiepingsfase vindt er periodiek (4x per jaar) kennistoetsing plaats via een niveautoets (multiple choice vragen). Bij de terugkoppeling ontvangt de student een overzicht waaruit volgt welke onderwerpen wel/niet worden beheerst. Omdat de niveautoetsen per periode en per fase inhoudelijk vergelijkbaar zijn, kan individueel en (in de toekomst) per jaargroep een indruk gekregen worden van de kennisontwikkeling.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
25
•
•
•
• •
•
Het opbouwen van een volledige kennisbasis voor het toekomstige beroep gebeurt zowel binnen de proftaken als binnen de cursussen en trainingen. De opleiding ziet de cursussen en trainingen als ondersteunend. De toetsing gebeurt passend bij de gekozen werkvorm. In het geformuleerde toetsbeleid is zowel de huidige als de uiteindelijk gewenste toetssituatie beschreven (Toetsing, beleid en uitvoering). Voor de curriculumcommissie is de verdere uitwerking en implementatie van de toetsing dan ook één van de kerntaken. Zowel de verdere vormgeving van het assessment, het éénduidig formuleren van de (gedrags/product)-criteria en het stimuleren van een verdere verdieping van de kennisbasis staat centraal. Uit de evaluaties blijkt dat studenten binnen het BB-programma vinden dat ze bij het mondeling assessment een redelijke kans krijgen om te tonen wat ze hebben gedaan en geleerd. De studenten geven in gesprek met het panel aan dat er bij aanvang veel onduidelijkheid is geweest over de niveautoets. Veel studenten geven aan dit erg moeilijk te vinden. Het panel stelt vast dat de slagingspercentages hiervan naar beneden zijn bijgesteld (er hoeven dus minder vragen goed beantwoord te worden om de toets te behalen). Op basis van notulen en het gesprek met het management stelt het panel dat er verbetermaatregelen zijn opgezet. De gedragscompetenties die de opleiding heeft geformuleerd worden diagnostisch getoetst via het portfolio. Voor het CGO-programma is de toetsing beschreven in Toetsing in het CGO. De module vormt hier de eenheid van toetsing. Bij modulen uit de beginfase van de opleiding zijn er enkele tentamens, terwijl modulen in de eindfase van de studie een overall-toetsing kennen. Uit het Studententevredenheidsonderzoek blijkt dat de CGO-studenten vinden dat de inhoud van de toetsing goed aansluit op de aangereikte stof, het is hen duidelijk waarop zij beoordeeld worden. Dit bevestigen zij in het gesprek met het panel. Het panel heeft toetsen ingezien en stelt vast dat deze aansluiten op de leerstof en van voldoende niveau zijn.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen HBO
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Alle docenten zijn stage- en afstudeerdocent en hebben daardoor frequent contact met de begeleiders uit het beroepenveld. Deze contacten worden ook gebruikt om signalen op te vangen over veranderingen en vernieuwingen in het beroepenveld en
26
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
•
•
•
•
•
•
•
tevens voor het bevorderen van een goede aansluiting tussen opleiding en de beroepspraktijk. Deze informatie wordt besproken bij de stage- en afstudeerevaluatie in het Opleidingsoverleg (OOMk). Onderwijs wordt ontwikkeld samen met het beroepenveld. Vier van de negen docenten van de opleiding Milieukunde hebben voorafgaand aan hun aanstelling bij de opleiding ervaring in functies in het milieukundig beroepenveld. Vijf docenten hebben recente ervaring op hun eigen vakgebied. Het panel stelt vast dat het docententeam een evenwichtige samenstelling kent. Eén docent is lid van verschillende professionele organisaties die het werkveld betreffen (SID: society for International development; NEDWORK Netherlands Experts for Development Work and consultancies) en één docent is lid van Platform Duurzaam Breda. Twee docenten hebben recent artikelen gepubliceerd in tijdschriften en bijdragen geleverd aan boeken. Eén docent neemt als onderzoeker deel aan het Lectoraat Duurzame bedrijfsvoering en heeft daardoor veel contact met het werkveld. Het panel stelt vast dat de opleiding in beide curricula en in alle studiejaren regelmatig gastdocenten inzet die werkzaam zijn in het werkveld. Op basis van een overzicht stelt het panel vast dat de gastdocenten uit verschillende vakgebieden binnen Milieukunde komen. Het is het beleid van ATGM om docenten die belangstelling hebben, bedrijfservaring op te laten doen door middel van een bedrijfsstage. Het panel stelt vast dat dit ook gebeurt. In het takenpakket van de docenten is 6% van de tijd voor individuele scholing en 4% voor teamscholing gereserveerd. Gedurende de gesprekken met de docenten blijkt dat docenten hun vakliteratuur bijhouden. Ook door het ontwikkelen van casusmateriaal voor proftaken en onderwijs, blijven docenten op de hoogte van actuele ontwikkelingen. Docenten participeren in de excursiedagen van het eerste en tweede jaar. Uit de verschillende evaluaties (Studententevredenheidsonderzoek, Keuzegids Hoger Onderwijs, Werkveldenquête) en de gesprekken die het panel heeft gevoerd, blijkt dat de studenten tevreden zijn over de vakinhoudelijke deskundigheid van docenten.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij de opleiding Milieukunde werken 9 docenten, zij hebben een totale aanstellingsomvang van 7,25 fte, waarvan 4,1 fte beschikbaar is voor Milieukunde. De opleiding heeft 113 studenten en realiseert hier mee een ratio van 1:27,6.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
27
•
•
In de brede bachelor die in het eerste jaar wordt aangeboden, geven ook de docenten van andere opleidingen binnen de Academie les. De opleiding wordt ondersteund door administratief en ondersteunend personeel (2,5 fte) en zij kunnen gebruik maken van het LIC, practicum onderwijsassistenten en de centrale diensten. Uit de evaluaties en de gesprekken blijkt dat de docenten goed bereikbaar zijn. De docenten geven in het gesprek met het panel aan dat zij voldoende tijd hebben voor scholing en onderwijsinnovaties.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Er wordt gestreefd naar een evenwichtige samenstelling van het personeelsbestand qua vakinhoudelijke deskundigheid. Het panel stelt vast dat in het huidige personeelsbestand verschillende werkvelden zijn vertegenwoordigd, te weten milieutechnologie, biologie, juridisch, chemie, milieumanagement en communicatie en milieukunde en beoordeelt dit positief. • De opleiding kan ook een beroep doen op onderwijskundigen van het LIC, die samen voor 0,5 fte werkzaam zijn binnen ATGM. • Alle docenten voldoen aan de eis dat men didactisch bekwaam is. Tevens hebben alle docenten de Engelse cursus Cambridge Proficiency gevolgd, voor het lesgeven aan de ETM-studenten. • Eén docent is gepromoveerd en één docent is bezig met promotie onderzoek. Het panel stelt vast dat hierdoor de onderzoekscompetenties goed vertegenwoordigd zijn onder de docenten. • Jaarlijks wordt een scholingsbudget bepaald in de begroting. Vanuit het toegekende vernieuwingsbudget 2003-2006 zijn ook scholingsactiviteiten georganiseerd. De docenten van de opleiding hebben in de afgelopen jaren regelmatig deelgenomen aan scholingsprogramma's al dan niet in teamverband (Scholingsoverzicht Milieukunde 2003-2006). Docenten worden gefaciliteerd om deel te nemen aan symposia, congressen e.d. en om vakliteratuur te lezen. • In 2005 zijn met alle medewerkers van de ATGM functioneringsgesprekken gevoerd. Vanaf 2006 wordt afwisselend per jaar een functioneringsgesprek en een beoordelingsgesprek gevoerd volgens Avansbeleid (Procedure POP-gesprekken, 2004). In deze gesprekken komen het functioneren, de ontwikkelingsdoelstellingen, loopbaanwensen, werkdruk en inzetwensen van de medewerker aan de orde en dit heeft gevolgen voor de taakverdeling. Met ingang van 2005-2006 is als pilot een persoonlijk ontwikkelingsplan besproken in het functioneringsgesprek en daar wordt op dit moment invulling aan gegeven.
28
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
•
Uit de evaluaties en de gesprekken die het panel heeft gevoerd met zowel de reguliere als de ETM-studenten blijkt dat zij tevreden zijn over de didactische kwaliteiten van de docenten.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding Milieukunde is gehuisvest aan de Hogeschoollaan te Breda. In het gebouw zijn collegezalen, projectruimtes en bespreekruimtes aanwezig. De opleiding heeft hier de beschikking over drie laboratoria, te weten een biomedisch laboratorium, een biochemie laboratorium en een analytisch laboratorium. Tevens is er veldwerkapparatuur aanwezig. Het panel stelt vast dat de groepswerkruimten in sommige gevallen zijn gevormd door het plaatsen van schotten in grotere ruimten, waardoor het minder rustig is. • In het gebouw zijn computers aanwezig die door de studenten gebruikt kunnen worden. Hierop is ook professionele software beschikbaar (Simapro, TRIWACO, IDRISI (wordt up to date gemaakt door vervanging door ARC-GIS), Geonoise, Risc Human, SPSS). Het panel stelt vast dat een aantal computerruimten slecht geventileerd zijn, de ruimten zijn rommelig en niet echt rustig. • De opleiding heeft de beschikking over een Leer- en Innovatie Centrum (LIC). Dit centrum ondersteunt het onderwijs in onderwijskundige en materiële zin. De mediatheek is een onderdeel hiervan. Het panel stelt vast dat in de mediatheek voldoende literatuur aanwezig is. • Het panel komt tot het oordeel voldoende vanwege de slecht geventileerde computerruimten en de groepswerkruimten waar het niet echt rustig is. De opleiding zal in 2007 gaan verhuizen naar een nieuw gebouw, waardoor deze problemen verholpen zullen zijn. In de gesprekken en de evaluaties zijn de studenten en docenten redelijk tevreden over de voorzieningen, de studenten zijn minder tevreden over het aantal beschikbare computers. Het opleidingsmanagement heeft hierbij geconstateerd dat er sprake is van piekbelasting, de bezettingsgraad blijkt 50% te zijn.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
29
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding stimuleert door middel van persoonlijke studiebegeleiding de persoonlijke ontwikkeling van individuele studenten. De begeleiding vindt plaats door een persoonlijke studieloopbaanadviseur (in het BB-curriculum studieloopbaanadviseur) en in voorkomende gevallen kan de student gebruik maken van het decanaat (Opleidingskader, 2005). • De studieloopbaanadviseur geeft per periode studie-advies op basis van cijferlijst, studieloopbaan adviestraject en de beroepsoriëntatie uit jaar 1. Iedere student krijgt bij aanvang van de studie een persoonlijke studieloopbaanadviseur toegewezen. Aan het begin van het tweede studiejaar gebeurt dat opnieuw. Deze adviseur blijft in principe gedurende de gehele opleiding verbonden met de student. Tijdens de stage en het afstudeerproject wordt de rol van de studieloopbaanadviseur overgenomen door de begeleidende docent. • Studenten stellen een portfolio samen dat dient onder andere als input voor de gesprekken met de studieloopbaanadviseur. In het oriëntatiejaar bestaat dit uit tenminste vier verplichte, voorgestructureerde gesprekken tussen student en studieloopbaanadviseur. In de hoofdfase zijn vier gesprekken per jaar gepland. • Het decanaat heeft als hoofdtaken het adviseren, informeren, begeleiden, verlenen van hulp en het behartigen van belangen van studenten, met inbegrip van gerichte verwijzingen naar interne- en externe specialisten; het signaleren en (mede)adviseren van interne organen en functionarissen betreffende het beleid voor de studieloopbaanbegeleiding, alsmede de organisatie van het onderwijs. • Het panel stelt vast dat in de evaluaties de studenten niet positief oordelen over het nut van een studiebegeleider. De opleiding werkt aan verbeteringen en de studenten die het panel heeft gesproken waren positiever. De studenten geven in gesprek met het panel aan dat de laagdrempeligheid van de docenten een positieve invloed heeft op de begeleiding. • De informatievoorziening is vastgelegd op academieniveau (Informatieplan ATGM, 2005). De belangrijkste communicatiekanalen voor de opleiding zijn Blackboard en intranet. Inhoudelijke informatie wordt voornamelijk via de Studiegids, modulewijzers en stage- en afstudeerhandleidingen gegeven. • De ATGM brengt tweewekelijks een nieuwsbrief uit en er is voor de gehele hogeschool een tweewekelijks informatieblad ‘Punt’. De docenten en studenten zijn bereikbaar via postvakken. Alle organisatorische informatie betreffende de
30
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
•
•
onderwijseenheden, zoals (wijzigingen in) college- en tentamenroosters, groepsindelingen, ziektemeldingen wordt gepubliceerd op Blackboard. De opleiding hanteert het studievoortgangssysteem CatsCaas, zodat de studenten te allen tijde hun studieresultaten kunnen opvragen via Intranet. Toetsresultaten worden als regel binnen 10 werkdagen op Blackboard gepubliceerd. Aan het eind van elke periode in het eerste studiejaar krijgen studenten op basis van hun behaalde cijfers een (voorlopig) studieadvies op basis van behaalde studiepunten. Het panel stelt vast dat de studenten steeds meer tevreden worden over de informatievoorziening en de studiebegeleiding. Op dit moment is dit voldoende.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Binnen de Avans Hogeschool wordt regie gevoerd ten aanzien van kwaliteitszorg (Beleidskader kwaliteitszorg Avans Hogeschool, 2005-2006, Kwaliteit is van iedereen, 2005). Hierin worden onder andere het verbetermanagement via de PDCA en de streefdoelen beschreven. Binnen deze kaders heeft de Academie voor de Technologie van Gezondheid en Milieu het Kwaliteitsbeleidsplan ATGM 2005 opgesteld. • De opleiding heeft streefdoelen geformuleerd vanuit een set van basisdoelstellingen en prestatie-indicatoren waarover de Raad van Bestuur de eerstverantwoordelijke directeuren verantwoording laat afleggen en die in het managementcontract worden opgenomen en het kwaliteitsjaarplan ATGM. • Naast het kwaliteitsbeleidsplan stelt de academie jaarlijks een kwaliteitsjaarplan op, waarin activiteiten op jaarbasis worden beschreven. De meetinstrumenten en de planning van de metingen zijn eveneens in het jaarplan opgenomen. In het kwaliteitsjaarplan worden ook de speerpunten van de kwaliteitszorgcommissie voor dat jaar aangegeven (Kwaliteitsjaarplan 2005 en 2006 ATGM). Aan het einde van elk jaar stelt de opleiding ook een kwaliteitsjaarverslag op. Er is binnen de academie een academiebrede Kwaliteitszorgcommissie. • De opleiding hanteert de volgende streefdoelen: in de evaluaties bij een 5puntsschaal: minimaal 3,0 en in de evaluaties bij een 4-puntsschaal minimaal 60% van de respondenten positief.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
31
•
•
De opleiding peilt de mening van de studenten via de periode-evaluaties, het Studenttevredenheidsonderzoek en de Keuzegids Hoger Onderwijs. De mening van alumni wordt gepeild via de alumnivragenlijst en de HBO-Monitor. Het werkveld wordt bevraagd via gesprekken met OpleidingsAdviesRaad (OAR). De mening van docenten wordt bevraagd via functioneringsgesprekken, via medewerkerstevredenheidsonderzoek en er is een pilot docentenevaluatie. Het panel concludeert dat de opleiding periodiek wordt geëvalueerd. Echter, door de lage aantallen studenten in de opleiding Milieukunde is de respons op enquêtes qua aantallen ook laag. Om dit te valideren worden panelgesprekken gevoerd.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Voldoende
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De uitkomsten van de evaluaties worden vergeleken met de geformuleerde kwalitatieve en kwantitatieve streefdoelen. De opleiding formuleert verbeteracties wanneer de scores onder de streefnormen zijn. De verantwoordelijke personen hiervoor staan in het activiteitenschema in het Kwaliteitsjaarplan-2005 en 2006 ATGM genoemd. • Het monitoren van de uitvoering van de kwaliteitszorg wordt uitgevoerd door de academiebrede commissie Kwaliteitszorg (Kwaliteitsbeleidsplan ATGM). Wat gerealiseerd is voor wat betreft de curriculumvernieuwing, wordt ook ieder half jaar gedocumenteerd door de Curriculum Commissie. • De opleiding heeft vanuit de visitatie van 2000 een bestuurlijk natraject gehad. In het afrondend gesprek van dit natraject is door de NVAO geconcludeerd dat 10 van de 12 aandachtspunten adequaat en ter zake doende verbeterd zijn. De resterende twee aandachtspunten - samenhang in het curriculum en buitenschools leren - zijn verbeterd in het Brede Bachelor curriculum. Voor het laatste jaar CGO onderwijs is met betrekking tot deze twee punten eveneens een verbeterplan opgesteld. Het panel stelt vast dat op het moment van het visitatiebezoek de laatste twee aandachtspunten ook verbeterd zijn. • Zowel de gewenste bijstellingen vanuit de opbouw en samenhang als vanuit de periode- en semesterevaluaties wordt door de curriculum-commissie weergegeven in een verbeterplan. Dit verbeterplan levert de input voor de teams die het onderwijsmateriaal opstellen en het onderwijsuitvoeren en evalueren. • Het panel concludeert dat de opleiding veel verbetermaatregelen heeft doorgevoerd, maar dat de traceerbaarheid van de verschillende verbeteracties niet altijd even duidelijk is, waardoor de link tussen verbeterplannen en resultaten niet altijd direct zichtbaar is. De verbetermaatregelen zijn zichtbaar voor de verschillende betrokkenen. Hierdoor komt het panel tot het oordeel voldoende.
32
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studenten, medewerkers, alumni en het werkveld worden betrokken bij de kwaliteitszorg via de verschillende onderzoeken die de opleiding uitvoert (zie facet 5.1). • Docenten en studenten participeren in de Opleidingscommissie en Medezeggenschapsraad. De opleidingscommissie komt maximaal zes keer per jaar bij elkaar. Een ander orgaan waarin studenten hun mening kenbaar kunnen maken aan de opleiding is het studentenplatform. • Docenten ontvangen naar aanleiding van evaluaties de verschillende evaluatieresultaten en verbeteracties. Deze worden ook besproken in de teamoverleggen. • Terugkoppeling van de evaluatieresultaten en verbeteracties gebeurt via blackboard/intranet naar studenten. Uit de cijfers van het Studententevredenheidsonderzoek blijkt dat studenten tevreden zijn over de zorg die besteed wordt aan de kwaliteit van het onderwijs, de invloed die ze kunnen uitoefenen en de mate waarin ze serieus genomen worden. Via studentenplatforms wordt studenten gevraagd een toelichting te geven op evaluatieresultaten. • De opleiding geeft alumni een rol bij voorlichtingsdagen en stageterugkomdagen. De alumni die het panel heeft gesproken, geven aan geen contact meer te hebben met de opleiding. • Het beroepenveld is vertegenwoordigd in het kwaliteitszorgsysteem via de opleidingsadviesraad, als stage- en afstudeerbegeleiders, externe beoordelaar bij het afstuderen en als gastdocenten. Zij worden geïnformeerd over de ontwikkelingen binnen de opleiding en hun mening hierover wordt gevraagd en verwerkt. De opleiding heeft regelmatig overleg met de Opleidingsadviesraad, waarin het werkveld wordt vertegenwoordigd. • Terugkoppeling van de evaluatieresultaten en verbeteracties gebeurt in de vergadering naar Opleidingsadviesraad (OAR), waarin het werkveld is vertegenwoordigd. De OAR komt vier keer per jaar bij elkaar. Op basis van het gesprek met de werkveldvertegenwoordigers stelt het panel dat de terugkoppeling naar het werkveld nog niet altijd goed verloopt. • Doordat de terugkoppeling naar het werkveld nog niet optimaal verloopt en de alumni nauwelijks worden betrokken, komt het panel tot het oordeel voldoende.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
33
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding toetst of de beoogde eindkwalificaties gerealiseerd zijn en aansluiten bij de eisen die vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan afgestudeerden op hboniveau, via een jaarlijks onderzoek onder alumni (Alumni-enquête 2006), een Werkveldenquête (2005) onder afstudeerbegeleiders en gecommitteerden, deelname aan de HBO-Monitor (2004) en via de afstudeerscripties. • Bij het beoordelen van het afstudeerwerk wordt naast de bedrijfsbegeleider en de afstudeerdocent, ook een gecommitteerde betrokken. • Het werkveld oordeelt zonder meer positief over de competenties van bijna afgestudeerde studenten. Dit betreffen de breedte, de diepte en het kunnen toepassen van vakinhoudelijke kennis; praktisch inzicht; vermogen zichzelf kennis eigen te maken; plannen van werkzaamheden; zelfstandigheid; mondelinge communicatieve vaardigheden (Werkveldenquête, 2005). In het gesprek met het panel geven de werkveldvertegenwoordigers aan dat de studenten goed aan de slag kunnen als beginnend beroepsbeoefenaren. • Uit de Alumni-enquête (2006) blijkt dat afgestudeerden door de opleiding goed zijn voorbereid op de eerste baan. De in de opleiding geleerde vakinhoudelijke competenties, de beroepscompetenties, de gedragscompetenties en de juiste beroepshouding sluiten goed aan. De eindkwalificaties van de opleiding voldoen goed aan de eisen van een beginnende milieukundige. De afgestudeerden die het panel heeft gesproken geven aan allemaal binnen zeer korte termijn een relevante werkplek te hebben gevonden. Zij geven aan voldoende te hebben geleerd om goed te functioneren in het werkveld. • In 2005 is de Cirrusprijs (een prijs voor duurzaamheid in afstudeeropdrachten) uitgereikt aan één student van de opleiding Milieukunde. Daarnaast heeft een andere Milieukunde student de tweede/derde prijs ontvangen. • Het panel heeft tien scripties bekeken en stelt op basis hiervan vast dat deze allen op adequate wijze zijn beoordeeld. De scripties zijn allen van hbo-niveau. De scripties zijn in veel gevallen volumineus, wat de kwaliteit niet altijd ten goede komt. In de meeste scripties wordt weinig gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur.
34
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De streefnormen van de opleiding zijn vastgelegd in de Notitie streefnormen ATGM, 2006. De opleiding rapporteert jaarlijks een kwantitatief onderwijsjaarverslag (Kwantitatief onderwijsjaarverslag 2005). • Voor het propedeuserendement hanteert de voltijdopleiding de streefnorm aantal geslaagden uit propedeuse na twee jaar > 75%. Het rendement na 2 jaar varieert tussen de 70% en 80%. De grote variatie komt door het kleine aantal studenten bij de opleiding Milieukunde. • Het slagingspercentage na 1 jaar is laag, dit schommelt rond de 30% met als dieptepunt in 2004 0%. De belangrijkste struikelblokken zijn de wiskunde, scheikunde en CAA in het CGO curriculum en de niveautoets en CAA in het BB curriculum. De opleiding heeft inmiddels verbetermaatregelen genomen, zoals het geven van extra les in wiskunde en scheikunde en het geven van extra begeleiding om vakken af te ronden en voor de niveautoets is extra begeleiding gekomen. • De instroom in de opleiding is de afgelopen jaren erg laag geweest. De opleiding denkt dat dit mogelijk te maken heeft met het imago van de milieu-opleidingen. Dit is een landelijk probleem. Het panel is van mening dat geïnvesteerd zal moeten worden in de instroom om de opleiding te behouden. Het opleidingsmanagement geeft aan op verschillende manieren hiermee bezig te zijn. Voorbeelden zijn de contacten met gerelateerde mbo-opleidingen en acties vanuit het landelijk overleg. De instroom in de ETM-variant is duidelijk groter. In 2005 stroomden 13 studenten in de propedeuse in en 33 in de hoofdfase (de ETM-studenten). • Voor de bepaling van het doorstroom- en uitstroomrendement van de hoofdfase heeft de opleiding streefcijfers geformuleerd in de nota Beleid inzake Streefrendementopleidingen ATGM. De vastgestelde norm voor het hoofdfaserendement is 95%. Het aantal geslaagden uit de postpropedeuse bedraagt 95-100%. De opleiding voldoet hiermee aan de streefnorm. • De opleiding heeft als norm voor de studieduur voor de havo-instroom maximaal 5 jaar (60 maanden). Deze norm wordt niet overschreden, in 2003 en 2004 is het zelfs onder de 50 maanden. In vergelijking met de landelijke trends schommelt de opleiding rondom het gemiddelde. De norm voor de studieduur van de mbo-instroom is maximaal 4 jaar (48 maanden). Deze norm wordt alleen overschreden in 2001. In vergelijking met de landelijke gemiddelden ligt de gemiddelde studieduur van de mbo’ers bij Avans lager dan gemiddeld.
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
35
•
•
36
De norm voor de maximale verblijfsduur voor studiestakers is 1,5 jaar (18 maanden). De gemiddelde studieduur voor studiestakers is aanzienlijk afgenomen als gevolg van intensieve studieloopbaanbegeleiding in het eerste jaar. In 2004 is dit nog 6 maanden. De norm voor de studieduur van de studiestakers binnen ETM is 12 maanden. De gemiddelde studieduur van de studiestakers varieert sterk. Met name in het cohort 2002 is de studieduur zeer hoog (22 maanden). Dit is veroorzaakt doordat administratief de studenten later uitgeschreven zijn dan dat ze gestopt waren. Strakkere monitoring de jaren daarop volgens heeft alweer tot een daling van de studieduur geleid. In 2004 is dit weer 10 maanden. Het opleidingsrendement van ETM is 68% bij cohort 2002 en 62% bij cohort 2003.
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
37
Bijlage 1:
38
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
39
40
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
41
42
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Relevante werkvelddeskundigheid Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding Onderwijsdeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw drs. M.J.J. van Beers
X X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid student: De heer L. van der Meulen
Panellid: De heer ir. R. Boesten
Panellid,: de heer dr. J.T. Lutgerink
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X X
X
X
Panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Specifieke aanvullingen vanuit bestand panelleden in willekeurige volgorde:
Panellid domein de heer dr. J.T. Lutgerink De heer Lutgerink is voornamelijk ingezet vanwege zijn expertise op het gebied van onderwijs in de biologie en biotechnologie, alsmede in de chemie en chemische technologie. Ook heeft de heer Lutgerink uitgebreide ervaring in het ontwikkelen van uiteenlopende onderwijsmodules. Tevens heeft hij ervaring in het begeleiden van studenten, stagiairs, AIO’s en postdocs. Daarnaast heeft de heer Lutgerink ervaing als lid van de beoordelingscommissies voor academische promoties. De heer Lutgerink heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Opleiding(en): 1973 – 1980 1998 – 1998 1998 – 1999 1980 – 1997 1997 – heden
Biologie, Rijksuniversiteit Leiden Wetenschapsjournalistiek, Utrecht Opleiding eerstegraads bevoegd docent scheikunde, TULO, TU Eindhoven Uiteenlopende cursussen t.b.v. bevordering werkvelddeskundigheid Cursussen op het gebied van ICT, bioinformatica, onderwijsvernieuwing, competentieontwikkeling, schrijven (opiniërend, schrijven voor het web), meerdere managementcursussen (onderwijsmanagement, > 5 dagen)
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
43
Werkervaring: 1971 – 1972 1972 – 1973 1980 – 1984 1984 – 1989 1987 2/89 – 9/90 1990 – 1995 6/95 – 11/97 9/98 – 3/00 3/00 – 5/03 6/03 – 2/04 2/04 - heden
Diverse werkgevers via uitzendbureau Militaire dienst Promotieonderzoek VU Amsterdam Wetenschappelijk medewerker, NKI Amsterdam Wetenschappelijk medewerker, Baylor College of Medicine, Houston, Texas (2 mnd.) Wetenschappelijk medewerker faculteit Geneeskunde, VU Amsterdam Universitair Docent binnen de faculteit Gezondheidswetenschappen, Universiteit Maastricht Wetenschappelijk medewerker faculteit Geneeskunde, Universiteit Maastricht Docent biologie en scheikunde (vo), scholen in Maastricht en Boxtel (havo, vwo, gym) Coördinator opleidingsteam, coördinator internationale opleiding en docent (opleiding Biologie en medisch laboratoriumonderzoek, Saxion HS, Deventer) Universitair Docent binnen de faculteit Natuurwetenschappen, OUNL, Heerlen UHD binnen het Ruud de Moor Centrum voor professionalisering van onderwijsgevenden, Open Universiteit Nederland, Heerlen
Overig: Advieswerk voor advocaten m.b.t. forensisch DNA onderzoek in strafzaken Voormalig lid Commissie Stralenveiligheid (voert het beheer over de bestralingsfaciliteiten en/of de radionucliden-laboratoria van de universiteit, het Academisch Ziekenhuis Maastricht en het Centrum voor Prenatale Diagnostiek, Maastricht). Expertise met contentmanagementsystemen (als beheerder en auteur) voor het genereren van webpublicaties (kennisbanken of onderdelen hiervan). Expertise met elektronische leeromgevingen. Expertise op het gebied van e-didactiek.
Panellid de heer ir. R. Boesten De heer Boesten is ingezet vanwege zijn nationale en internationale ervaring als voorzitter op congressen en in vergaderingen. Hij is domeindeskundig op het gebied van milieu, ontwikkeling en implementatie van EU wet- en regelgeving op milieugebied, procesanalyses, institutionele en organisatorische analyses en management assessments. De heer Boesten geeft gastcolleges in binnen- en buitenland. Vanuit opleiding en werkervaring heeft hij ruime (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en onderwijsprocessen. Tevens heeft hij meerdere jaren relevante kennis van en ervaring binnen het werkveld milieukunde. Hij heeft vanuit eerdere visitaties kennis van de accreditatiesystematiek. Opleiding: Opleiding(en) 1980 – 1988 1997
Universiteit Wageningen, milieukunde ISO 14000 auditor training
Werkervaring: 2003 – heden 2000 – 2003 1995 – 2000 1993 – 1995 1989 – 1993
Algemeen directeur Povvik-mec BV Freelance milieuconsultant Sectormanager/senior milieuconsultant Tebodin Senior onderzoeker UvA-IVAM Projectmanager NOVEM
44
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
Panellid student de heer L. van der Meulen De heer Van der Meulen is ingezet als student panellid. De heer Van der Meulen studeert Milieumaatschappijwetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is bestuurslid bij de Vereniging voor Milieukundigen. De heer Van der Meulen heeft deelgenomen aan de NQAauditortraining hoger onderwijs. Opleiding: 1999 – 2000 Propedeuse Toegepaste Psychologie, Saxion Hogeschool Deventer 2001 – 2002 Psychologie, Radboud Universiteit Nijmegen 2002 – heden Milieu-maatschappijwetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen Werkervaring: 1998 – 2004 Verkoper Free Record Shop 2003 – heden Nachtportier, Hotel Belvoir, Nijmegen
Panellid NQA mevrouw drs. M.J.J. van Beers Mevrouw Van Beers is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ervaring als NQA-auditor en als studentpanellid bij meerdere visitaties. Zij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Opleiding: 1997 – 1998 1998 – 2004
Bio-farmaceutische wetenschappen, Rijksuniversiteit Leiden Psychologie, Universiteit Utrecht
Werkervaring: 2004 Gezondheidspsycholoog bij Emotional Brain, Almere 2005 – heden Auditor NQA Relevante ervaring: 1998 – 2004 Actief in studenteninspraak, onder andere faculteitsraad en helpdesk medezeggenschap. Lid Advies Commissie Kwaliteit Onderwijs, UU 2000 – 2001 Bestuurslid Stichting Onderwijs Evaluatie Rapport
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
45
46
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Milieukunde 19 september 2006 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
08.30 – 10.30 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
10.30 – 11.15 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement + kwaliteitszorgcoördinator
11.15 – 12.00 uur
Gesprek met studenten
representatieve groep studenten, verspreid over opleidingen (in geval van cluster), studiejaren, varianten, vooropleiding
12.00 – 12.20 uur
Gesprek met Engelstalige studenten
12.20 -13.15 uur
Lunchpauze en rondleiding
13.15 – 14.15
Gesprek met docenten
representatieve groep docenten: verspreid over opleidingen (in geval van cluster), vakken, specifieke taken (bijv. begeleiding / stagebegeleiding), varianten etc.
14.15 – 15.00 uur
Gesprek met werkveld
- leden werkveldcie. - Stagebegeleiders - Werkgevers afgestudeerden
15.00 – 15.45 uur
Gesprek met afgestudeerden
- Recent afgestudeerden (max. 3 jaar)
15.45 – 17.30 uur
Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.30 – 18.00 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
47
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Onderwerp 1 Beroepsprofiel Milieukundig ingenieur HBO. Intersectoraal Overleg Milieukunde (2002) Verkenningscommissie Milieuopleidingen (2002) Van Milieu tot duurzaamheid. Beroepsprofielen van de laboratoriumopleidingen (2003) Meerjarenbeleidsplan (2003) (Meer) ruimte voor onderwijs?, 1999 Bestuurlijk kader huisvesting ‘De dialoog als fundament’ (1999). Ontwikkelingsplan ATGM 2004-2007 Businessplan 2006 – 2009 ATGM Breda Centrale Werkgroep Brede Bachelor (2004) Het beroep van de ATGM bachelor. Functieprofielen ATGM Fasedoelstellingen ATGM 2005 Opleidingskader Bachelor of Aplied Science, Academie voor Technologie, Gezondheid en Milieu Notulen 12 mei 2004 van Opleidingsadviesraad Opleidingskader Milieukunde curriculum cohort 2001- 2004 OER van 2005- 2006 Beroepsprofiel voor de opleiding Milieukunde (2004) De relatie van de beoogde eindkwalificaties uit het CGO curriculum met de Dublin descriptoren en de generieke kwalificaties De relatie van de beoogde eindkwalificaties major ''Milieuadvisering en duurzame bedrijfsvoering'' van het curriculum van de Bachelor of Applied Science met de Dublin descriptoren en de generieke kwalificaties. Uitkomsten Werkveldenquête 2005. Opleiding Milieukunde Academie voor de Technologie van Gezondheid en milieu Resultaat enquête afstudeerders terugkomdag 03-04-2006 Analyse HBO monitor 2004 ATGM Onderwerp 2 Verkenning herontwerp technische opleidingen HBO, AXIS Onderwijsvisie (2003) Notitie Beleidskader Bachelor-opleidingen, 2004 Meerjarenbeleidsplan Meer (ruimte) voor onderwijs Opleidingsmodel ATGM Opleidingskader BB Formats DVO-LIC Verkennende gesprekken in het beroepenveld (Hobéon) Notulen OnderwijsAdviesRaad Aanpassing curriculum Fasedoelstellingen Kadernotitie stage/afstuderen ATGM FTN: projectplan CGO Portfolio en Persoonlijk Ontwikkelingsplan Kaders minorontwikkeling ATGM
48
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
Organisatie ATGM Businessplan ATGM DCO-DIF Plan van aanpak samenwerking ATGM Prinsentuincollege DVO-DMCS Onderwijsvisie ATGM Leerplanschema Projectplan virtualisering Beleid t.a.v. eLearning Externe presentaties onderwijsmodel Toetsing, beleid en uitvoering Notulen curriculumcommissie Bijlage 6: overzicht gastdocenten/externe opdrachtgevers Milieukunde Literatuurlijst / materiaal mediatheek Ontwikkelmateriaal minor, lectoraat Duurzame Bedrijfsvoering Inhoudelijke verantwoording van het curriculum M&D (bijlage bij Opleidingskader BB) Opleidingskader Mk Onderwijs- en examenregeling (OER) Onderwijsmateriaal Samenhang CGO-programma Poster CGO-programma Document Curriculum Hoofdfase, cohort 2001 Voorbeelden studieplannen / portfolio van studenten Voorbeeld periode-evaluatie Voorbeeld cijferoverzicht Toetsing in het CGO Onderwerp 3 HBO-Monitor 2003 en 2004 Procedure POP-gesprekken, 2004, map Functionerings- en beoordelingsgesprekken Scholingsplan ATGM april 2006 Meerjarenbeleidsplan 2003-2006 (2003). nota De HWB beweegt! ‘Eenheid in verscheidenheid’ Strategisch meerjarenplan P&O 2000-2004 (2000) Businessplan periode 2006 – 2009; Academie voor de Technologie van Gezondheid en Milieu Breda Scholingsplan ATGM 2006 Meerjarenformatieplan 2005 – 2008 Scholingsplan afdeling life science 2003 Digitale taakbelasting Curricula vitae docenten Gastdocenten Scholingsoverzicht Milieukunde 2003 – 2006
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
49
Onderwerp 4 DVO’s DPAO – DMCS – DIF - LIC (Meer) ruimte voor onderwijs? (1999) Bestuurlijk kader huisvesting ‘De dialoog als fundament’ (1999) Notitie van de portefeuillehouder Huisvesting, 2000 Notitie Mediatheekcommissie nieuwe stijl (1999). Benchmark ICT 2004 – Instellingsrapportage Meerjarenbeleidsplan 2003-2006 (2003) Onderwijsvisie (2003) Beleidskader Bacheloropleidingen, 2004 De HWB beweegt! (1996) (Meer) ruimte voor onderwijs? (1999), Studentbegeleiding in de Stichting Brabantse Hogescholen (2003) Opleidingskader Bachelor of Aplied Science, Academie voor Gezondheid, technologie en Milieu (2005) Informatieplan ATGM (2005) OER ATGM Studiegids: Academie voor de Technologie van Gezondheid en Milieu 2005 - 2006 Opleidingskader Bachelor of Aplied Science, Academie voor Gezondheid, technologie en Milieu (2005) Studiehandleiding 2005 Definitief studieadvies Onderwerp 5 Beleidskader kwaliteitszorg Avans Hogeschool 2005-2006, Kwaliteit is van iedereen (2005) Besturingsmodel, 2004 Beleidskaders kwaliteitszorg Avans Hogeschool 2005- 2006 Notitie; invoeringsplan 2005 Beleidskader Kwaliteitszorg Onderzoek ‘Aantrekkelijke werkgever; Meting 2005 Tussenrapportage 5 versie 1 ATGM Kwaliteitsbeleidsplan ATGM 2005 Kwaliteitsjaarplan ATGM 2005 en 2006 Organisatie- en overlegstructuur Academie voor de Technologie van Gezondheid en Milieu Studiejaar 2005-2006 Kwaliteitsjaarverslag 2005 ATGM Aanpassingen curriculum 2006- 2007 Bijlage 4: Bewijslast Opleidingskader Brede Bachelor Handleiding stage/afstuderen Analyse EBH hbo mk Avans Breda Notulen opleidingsoverleg Mk 20 feb. 2006 Notitie aanpassingen EBH punt 1 en 2
50
© NQA – visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
Onderwerp 6 Analyse HBO-Monitor 2004 ATGM Procedure studieresultaten ATGM; opleidingen B&M, Chemie en Mk Studierendement van Environmental Technology and Management (ETM) Beleid inzake Streefrendement opleidingen ATGM Notitie streefnormen ATGM, 2006 Uitkomsten Werkveldenquête 2005. Opleiding Milieukunde Academie voor de Technologie van Gezondheid en milieu Uitslag alumni-enquête terugkomdag 03 -04- 2006 Alumni enquête 2006 Kwantitatief onderwijsjaarverslag 2005 Afstudeerscripties - Professionalisering van de handhaving binnen de gemeente Halderberge, rapport en bijlagen – Ralf Verbraak - Nulsituatie milieubewust gedrag particulieren – Edwin Kivits - Implementatie van GmisXP bij de gemeente Veere – Mark Minderhoud - Geurcontouren in relatie tot klachten in Rijnmond – Nilse van der Sanden - Naleven van regels, dit is onze strategie! Deel I en II – Mirella van Broeck - Environmental Management system ISO 14001 Scholle Europe bv – Barbara Kroeke - Implementation of renewable energy in rural area, report en appendix – Benjamin Dubuis - De Flora- en faunawet, een geordende beestenboel en plantenbende – M.E. Noorland - Kan Tan Land project, Water ResourceManagementfor the ecological development, Boruca in Costa Rica, report en appendixes – Hamza el Abida - Ecologische verbindingszone ten noorden van steenbergen – Hanneke Warmoeskerken
© NQA - visitatie Avans Hogeschool Breda, opleiding Milieukunde hbo bachelor
51