ARMOEDE IN BEELD – MAASMECHELEN (Laatste aanpassing van het rapport op 07 mei 2014) (Als je het rapport opent, worden automatisch de meest recente gegevens uit de databank gehaald)
Inleiding
Het rapport 'Armoede in beeld' bundelt alle gegevens rond armoede en bestaansonzekerheid per Limburgse gemeente. Op die manier wil het Steunpunt Sociale Planning lokale actoren cijfermateriaal ter beschikking stellen. Dit rapport is opgebouwd uit verschillende onderdelen. Een eerste hoofdstuk omvat alle cijfergegevens die een beeld geven van het aantal inwoners met een inkomen onder de armoedegrens. We kijken aan de hand van enkele indicatoren naar de financiële draagkracht van de gemeente/stad en naar cijfers die een schatting kunnen geven van het aantal inwoners met een inkomen onder de wettelijke en Europese armoedegrens. Voor groepen met een verhoogd risico op armoede hebben we aandacht in hoofdstuk 2. Niet iedereen in elk van deze groepen leeft in armoede. Wel kunnen ze een verhoogd risico lopen om in armoede terecht te komen en verdienen daarom mogelijks extra aandacht van het beleid. Enkele risicogroepen die we in dit rapport bekijken zijn personen zonder werk, personen met schulden of personen die energie moeilijk kunnen betalen. Ook brengen we het aantal kandidaat-huurders voor een sociale woning in kaart, alsook onder meer het aantal personen op het wachtregister en de ambtshalve geschrapten. Een derde luik van het rapport focust op de kwetsbare positie van jongeren. Starten doen we met een korte demografische schets. Verder brengen we het aantal kinderen geboren in armoede in kaart en de werksituatie van de ouders en jongvolwassenen. Vervolgens bekijken we enkele verschillende gezinstypes waarin jonge kinderen opgroeien. Afronden doen we met gegevens die ons iets kunnen leren over onderwijskansenarmoede in de gemeente/stad. Om te eindigen werpen we een blik op de indicatoren die de Vlaamse kinderarmoedebarometer hanteert om de spreiding van het kinderarmoederisico over de Vlaamse steden en gemeenten in kaart te brengen. Ook de subsidies voor lokale kinderarmoedebestrijding worden op basis van deze indicatoren verdeeld. In dit rapport vergelijken we de telkens de gemeente met Limburg. Dit doen we aan de hand van de standaardscore (zscores). De standaardscore geeft weer in welke mate een gemeente of stad afwijkt van Limburg. De scores worden onderverdeeld in vijf klassen naarmate een gemeente 'veel lager', 'lager',' gemiddeld', 'hoger' of 'veel hoger' scoort in vergelijking met Limburg. De z-scores worden nergens expliciet vermeld, enkel de klasse waartoe een gemeente behoort. Dit rapport focust op de belangrijkste cijfergegevens. Vaak zijn meer gedetailleerde gegevens beschikbaar in de databank 'Limburg in cijfers'. Deze databank is raadpleegbaar via de website van het Steunpunt Sociale Planning (www.limburg.be/socialeplanning – cijfers over bestaansonzekeren). We hopen dat dit rapport voor lokale besturen en welzijnsactoren een bruikbaar instrument kan zijn.
Vragen of suggesties? Foutje gevonden?
[email protected] 011 23 72 43
2
Inhoud Hoofdstuk 01 Inwoners met inkomen onder de armoedegrens Inkomensniveau Wettelijke armoedegrens Europese armoedegrens Hoofdstuk 02 Inwoners met een verhoogd risico op armoede Arbeidsmarkt en werkloosheid Personen in problematische schuldsituaties Personen die energie moeilijk kunnen betalen Sociale huisvesting Personen op het wachtregister en ambtshalve geschrapten Personen van vreemde herkomst Hoofdstuk 03 Kinderen en jongeren met een verhoogd risico op armoede Geboorten en jongeren in de gemeente Kinderen geboren in kansarmoede Kinderen in gezin zonder werk en jongeren zonder werk Kinderen in verschillende gezinnen Jongeren en diversiteit Onderwijskansarmoede Hoofdstuk 04 Indicatorenset Kinderarmoedebarometer
3
Hoofdstuk 01
Inwoners met inkomen onder de armoedegrens
In dit eerste hoofdstuk presenteren we een aantal indicatoren die een schatting kunnen geven van het aantal mensen dat in armoede leeft. Op basis van de fiscale inkomensgegevens schetsen we een beeld van de financiële draagkracht van de inwoners. Deze cijfers zijn vooral interessant om de financiële draagkracht van de eigen gemeente te vergelijken met andere gemeenten. Daarna focussen we op het aantal inwoners dat moet rondkomen met een beperkt inkomen. Het aantal ‘armen’ in een gemeente is afhankelijk van de gehanteerde norm om armoede te bepalen. Dit kan op verschillende manieren. Een eerste manier is om te kijken naar het aantal inwoners met een inkomen ter hoogte van de wettelijke armoedegrens. Om hiervan een idee te krijgen, kijken we naar het aantal leefloners in de gemeente en naar het aantal inwoners met een andere sociale bijstandsuitkering ter hoogte van het leefloon, zoals de inkomensvervangende tegemoetkoming personen met een handicap en de inkomensgarantie ouderen. Een andere manier om armoede in kaart te brengen, gebeurt door gebruik te maken van indicatoren die de Europese armoedegrens1 benaderen. Deze grens ligt hoger dan de wettelijke armoedegrens en sluit beter aan bij wat iemand nodig heeft om op een menswaardige manier deel te nemen aan de maatschappij. Om een idee te krijgen van het aantal inwoners in armoede kijken we naar uitkeringen of tegemoetkomingen die de Europese armoedegrens als inkomensgrens hanteren: het voorkeurtarief in de ziekteverzekering en de Tegemoetkoming voor Hulp aan Bejaarden (THAB).
1
De Europese armoedegrens wordt bepaald als 60% van het mediaan gestandaardiseerd beschikbaar huishoudinkomen van een land.
4
Inkomensniveau Op basis van de fiscale gegevens krijgen we zicht op de financiële draagkracht van de inwoners van Maasmechelen. In het inkomstenjaar 2011 bedraagt het gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner in Maasmechelen € 13.776. Dit is veel lager dan het Limburgse gemiddelde van € 15.957. In het Vlaams Gewest bedraagt het netto belastbaar inkomen gemiddeld € 17.146. Een genuanceerder beeld van het inkomensniveau krijgen we aan de hand van het mediaaninkomen. Dit is de waarde van het middelste inkomen van alle inkomensaangiften: de helft van de gezinnen verdient meer, de andere helft verdient minder dan het mediaaninkomen. In Maasmechelen bedraagt het mediaaninkomen € 20.422. Dit is lager dan het Limburgse mediaaninkomen (€ 22.596). Het mediaaninkomen van het Vlaams Gewest ligt op € 22.999. Een laatste indicator - het aandeel inkomens lager dan € 20.000 – schetst een beeld van de aanwezigheid van gezinnen die beschikken over een beperkt of lager inkomen. In Maasmechelen is 48,7 % van alle inkomensaangiften lager dan € 20.000. Dat is veel hoger dan het Limburgse aandeel van 42,9 %. Het aandeel inkomensaangiften <20.000 euro in het Vlaams Gewest bedraagt 42,3 %. Figuur 01.01 | Fiscale inkomens Gemiddeld inkomen per inwoner [Euro]
% inkomensaangiften < 20.000 EUR [%]
Maasmechelen
13.776
48,7
Limburg
15.957
42,9
Vlaams Gewest
17.146
42,3
De gegevens over fiscale inkomsten hebben echter hun beperkingen. Ze worden opgesteld op basis van de aangiften in de personenbelastingen. Een aangifte kan echter ingevuld worden door één of twee personen. Om zicht te krijgen op het aantal personen die in armoede leven, kijken we beter naar het aantal inwoners met een inkomen onder de wettelijke of Europese armoedegrens. Meer gedetailleerde cijfers over fiscale inkomens nodig? Uitgebreide cijfers voor je gemeente vind je op de website van het Steunpunt Sociale Planning: > klik verder naar cijfers over bestaansonzekeren op http://www.limburg.be/socialeplanning
5
Wettelijke armoedegrens Er zijn verschillende sociale bijstandsuitkeringen die het inkomen opkrikken naar de wettelijke armoedegrens. Naast het leefloon is dit het geval met de inkomensgarantie voor ouderen en de inkomensvervangende tegemoetkoming voor personen met handicap. De som van alle bijstandsuitkeringen geeft een idee van het aantal mensen dat moet rondkomen met een inkomen ter hoogte van het leefloon2. Dit cijfer is echter altijd een onderschatting. Niet iedereen die recht heeft op een uitkering maakt daar effectief gebruik van. Ook zitten alleen de rechthebbenden in de statistieken en niet de eventuele personen ten laste. En tenslotte ligt de wettelijke armoedegrens lager dan het bedrag dat algemeen aanvaard wordt als armoedegrens. Leefloners3 Alleen wanneer men geen eigen toereikend inkomen en/of andere bestaansmiddelen heeft, komt men in aanmerking voor een leefloon. Het leefloon vult dat inkomen aan tot de wettelijke armoedegrens. Een leefloon wordt slechts toegekend na een intensief sociaal onderzoek waarvan een inkomens- en vermogensonderzoek een belangrijk deel van uitmaakt. Maasmechelen telt in januari 2013 177 leefloners of equivalente leefloners. Tussen 2002 en 2013 daalde het aantal leefloners van 192 naar 177 (figuur 01.02). Het aantal leefloners per 100 inwoners op actieve leeftijd (18-64 jaar) ligt in Maasmechelen met 0,74 hoger dan Limburg (0,48). In het Vlaams Gewest is 0,81 % van de inwoners op actieve leeftijd afhankelijk van een leefloon. Het aandeel leefloners in Maasmechelen daalde tussen 2002 en 2013 van 0,82 % naar 0,74 % (figuur 01.03). Figuur 01.02 | Evolutie aantal leefloners in Maasmechelen Figuur 01.03 | Evolutie aantal leefloners per 100 inwoners op actieve leeftijd (%)
In Maasmechelen is in januari 2013 36,2% van de leefloners van het mannelijke geslacht. Figuren 01.04 en 01.05 geven een overzicht van de leeftijdsverdeling4 en de categorieën van de leefloners (alleenwonend, samenwonend, met gezin ten laste) in Maasmechelen. Figuur 01.04 | Leefloners naar leeftijd (%) in Maasmechelen
2 3 4
Het bedrag van het leefloon (op maandbasis) bedraagt sinds 1 september 2013 € 544,91 voor een samenwonende persoon, € 817,36 voor een alleenstaande en € 1.089,82 voor een samenwonende persoon met gezin ten laste. Het recht op leefloon kan voortvloeien uit het ‘recht op maatschappelijke integratie (RMI)' of uit het ‘recht op maatschappelijke hulp (RMH)’ (equivalent leefloon). Als we het in dit rapport over leefloners hebben, is het de som van beiden. Het leefoon wordt pas toegekend aan personen die minstens 18 jaar oud zijn. Alleen in uitzonderlijke gevallen (ontvoogd, tienerzwangerschap, kinderen ten laste, …) kunnen inwoners jonger dan 18 jaar er beroep op doen.
6
Figuur 01.05 | Leefloners naar categorie (%) in Maasmechelen
7
Ouderen met inkomensgarantie De inkomensgarantie voor ouderen (IGO) is een uitkering voor ouderen vanaf 65 jaar die pensioengerechtigd zijn maar van wie het inkomen onder de wettelijke armoedegrens valt. Via de inkomensgarantie wordt hun pensioen aangevuld tot dat niveau.5 Begin januari 2013 wonen er in Maasmechelen 253 ouderen met een inkomensgarantie (IGO of GIB) (figuur 01.06). Dat is 4,2 % van alle 65-plussers in Maasmechelen. Maasmechelen scoort hiermee gemiddeld in vergelijking met Limburg (4,2 %). In het Vlaams Gewest heeft 4,8 % van alle 65-plussers een inkomensgarantie (figuur 01.07).
Figuur 01.06 | Evolutie aantal ouderen met een inkomensgarantie in Maasmechelen
Figuur 01.07 | Evolutie aantal ouderen met inkomensgarantie per 100 65-plussers (%)
Personen met een handicap met een inkomensvervangende tegemoetkoming De inkomensvervangende tegemoetkoming wordt toegekend aan personen met een handicap (ouder dan 21 jaar) van wie het verdienvermogen serieus is aangetast of van wie de zelfredzaamheid verminderd is. Er wordt rekening gehouden met het inkomen van andere personen in het huishouden. De bedragen leunen aan bij de wettelijke armoedegrens. Eind 2013 telt Maasmechelen 384 inwoners met een inkomenvervangende tegemoetkoming voor personen met een handicap (figuur 01.08). Dat is 1,33 % van de bevolking ouder dan 21 jaar, veel hoger dan Limburg (0,97 %). In het Vlaams Gewest bedraagt dat aandeel (0,94 %) (figuur 01.09).
Figuur 01.08 | Evolutie aantal personen handicap met Figuur 01.09 | Evolutie aantal personen handicap met inkomensvervangende tegemoetkoming in Maasmechelen inkomensvervangende tegemoetkoming t.o.v. het aantal inwoners ouder dan 21 jaar (%)
5
Degenen die genoten van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden (GIB) vóór 01.06.2001 kunnen ervan blijven genieten, indien dit voordeliger is dan de IGO. Als we spreken over 'ouderen met een inkomensgarantie' bedoelen we alle ouderen met een GIB of IGO.
8
Meer gedetailleerde cijfers over het aantal inwoners onder de wettelijke armoedegrens nodig? Uitgebreide cijfers voor je gemeente vind je op de website van het Steunpunt Sociale Planning: > klik verder naar cijfers over bestaansonzekeren op http://www.limburg.be/socialeplanning
9
Europese armoedegrens Om een beeld te krijgen van het aantal inwoners dat moet rondkomen met een inkomen onder de Europese armoedegrens, bekijken we enkele uitkeringen en tegemoetkomingen die deze armoedegrens als inkomensgrens hanteren: het voorkeurtarief in de ziekteverzekering en de Tegemoetkoming voor Hulp aan Bejaarden (THAB). Voorkeurtarief in de ziekteverzekering Het aantal mensen dat recht heeft op het voorkeurtarief in de ziekteverzekering, geeft ons een idee van het aantal inwoners in een gemeente dat over een relatief laag inkomen beschikt. Minstens 17,3 % van de inwoners van Maasmechelen heeft een inkomen onder de Europese armoedegrens 6. In 2013 zijn er in Maasmechelen 6.480 individuen7 die hun recht op voorkeurtarief in de ziekteverzekering opnemen. Maasmechelen scoort hiermee veel hoger dan het Limburgse gemiddelde (14,1 %) (Vlaams Gewest 13,3 %). (figuur 01.11) Het aantal personen met het voorkeurtarief in de ziekteverzekering steeg in Maasmechelen tussen 2008 en 2013 van 5.507 naar 6.480 (figuur 01.10). In diezelfde periode steeg het aandeel van alle inwoners in Maasmechelen van 15,0 % naar 17,3 %. In Limburg steeg het aandeel personen dat moet rondkomen met een inkomen onder de Europese armoedegrens in diezelfde periode van 13,3 % naar 14,1 %.
Figuur 01.10 | Evolutie aantal individuen met recht op voorkeurtarief in ziekteverzekering in Maasmechelen
Figuur 01.11 | Evolutie aantal individuen met recht op voorkeurtarief in ziekteverzekering per 100 inwoners (%)
In Maasmechelen gaat het om 2.696 mannen (41,6 %) en 3.784 vrouwen (58,4 %). Onderstaande figuren geven een overzicht van het aantal individuen dat hun recht op verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering opneemt naar leeftijd. Figuur 01.12 geeft het aandeel per leeftijdsgroep ten opzichte van alle individuen met een voorkeurstarief. Figuur 01.13 geeft het aandeel inwoners met een voorkeurstarief weer ten opzichte van alle individuen met die leeftijd in de gemeente. Figuur 01.12 | Inwoners met een voorkeurtarief in de ziekteverzekering naar leeftijd (% t.o.v. alle inwoners met voorkeurtarief) in Maasmechelen
6 7
Het bedrag van de Europese armoedegrens voor België bedraagt op maandbasis € 1.000 voor een alleenstaande, € 1.300 voor een alleenstaande ouder met kind en € 2.101 euro voor een gezin (2 volwassenen en 2 kinderen ouder dan 14 jaar. Zowel titularissen als personen ten laste.
10
Figuur 01.13 | Aandeel van het aantal inwoners dat een voorkeurtarief in de ziekteverzekering heeft, per leeftijdcategorie (%)
11
Tegemoetkoming Hulp aan Bejaarden (THAB) De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden wordt toegekend aan de persoon met een handicap van 65 jaar of ouder die vanwege een vermindering van de zelfredzaamheid bijkomende kosten te dragen heeft. Bij de berekening van de tegemoetkoming wordt er rekening gehouden met de inkomsten van de persoon met een handicap en de andere personen in het huishouden. Bepaalde vrijstellingen worden evenwel toegepast op die inkomsten. De ouderen aan wie deze tegemoetkoming wordt toegekend, hebben wellicht ook recht op het voorkeurtarief in de ziekteverzekering. Daarom kunnen we de cijfers van beide tegemoetkomingen niet zomaar optellen. In 2013 hadden 812 ouderen van 65-... jaar in Maasmechelen een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden. Dit aantal steeg tussen 2010 en 2013 van 762 naar 812 (figuur 01.14). Dit brengt het aandeel 65-plussers met THAB in 2013 op 13,4 %. Hiermee scoort Maasmechelen hoger dan Limburg (11,9 %). Voor heel Vlaanderen bedraagt dit aandeel (8,9 %).
Figuur 01.14 | Evolutie aantal 65-plussers met tegemoetkoming hulp aan bejaarden in Maasmechelen
Figuur 01.15 | Evolutie 65-plussers met tegemoetkoming hulp aan bejaarden t.o.v. alle 65-plussers (%)
Meer gedetailleerde cijfers over het aantal inwoners onder de Europese armoedegrens nodig? Uitgebreide cijfers voor je gemeente vind je op de website van het Steunpunt Sociale Planning: > klik verder naar cijfers over bestaansonzekeren op http://www.limburg.be/socialeplanning
12
Hoofdstuk 02
Inwoners met een verhoogd risico op armoede
In dit tweede hoofdstuk hebben we aandacht voor groepen met een verhoogd risico op armoede. We bekijken het aantal personen zonder werk, met schulden of die energie moeilijk kunnen betalen in de gemeente. Ook brengen we het aantal kandidaat-huurders van een sociale woning, personen op het wachtregister en ambtshalve geschrapten in kaart. Tot slot kijken we naar het aantal personen van vreemde herkomst in de gemeente. Niet iedereen van deze groepen leeft in armoede. Wel lopen ze een verhoogd risico om in armoede terecht te komen. Alle indicatoren die ons iets kunnen leren over de kwetsbare positie van kinderen en jongeren, brengen we in een volgend hoofdstuk samen.
Arbeidsmarkt en werkloosheid Arbeid is een belangrijk instrument in de strijd tegen armoede. Het hebben van een betaalde job werkt als een buffer tegen inkomensarmoede en geeft zin aan het bestaan, verhoogt de eigenwaarde en levert status en identiteit. Arbeidsparticipatie is echter niet altijd en voor iedereen een hefboom om uit armoede te geraken. Niet alle armen zijn immers activeerbaar voor de arbeidsmarkt. Denk maar aan personen die ziek, invalide of gepensioneerd zijn. Een tweede groep is al aan het werk: de 'working poor’. Flexibele jobs, deeltijds en tijdelijk werk of jobs met een loon onder of ter hoogte van de armoedegrens, verkleinen vanzelfsprekend het armoederisico niet. Een derde groep armen zou in principe wel kunnen werken maar staat in de praktijk zeer ver van de arbeidsmarkt af: mensen met ernstige psychische aandoeningen, verslavingen, een complexe armoedeproblematiek, … Alleen een activering die oog heeft voor de totale context waarin ze leven, de materiële problemen waarmee ze hebben af te rekenen en de balans tussen hun draaglast en draagkracht, kan hun situatie verbeteren. Werkzaamheidsgraad, werkloosheidsgraad en werkgelegenheidsgraad Aan de hand van enkele indicatoren schetsen we een beeld van de arbeidsmarkt op vlak van werkloosheid, werkzaamheid en werkgelegenheid. Een eerste indicator is de werkzaamheidsgraad en leert ons in welke mate de bevolking op beroepsactieve leeftijd (1564 jaar) effectief aan het werk is. De werkzaamheidsgraad in Maasmechelen (57,2 %) is in 2012 veel lager dan het Limburgse gemiddelde (64,2 %). In Vlaanderen bedraagt de werkzaamheidsgraad 66,2 %. De werkloosheidsgraad bekijkt het aantal werkzoekenden ten opzichte van de beroepsbevolking (iedereen die zich aanbiedt op de arbeidsmarkt als werkende of als werkzoekende). De werkloosheidsgraad in Maasmechelen is met 12,2 % veel hoger dan het Limburgse gemiddelde (7,4 %). Het Vlaamse aandeel bedraagt 6,9 %. Een laatste indicator die we hier bekijken is de jobratio (of werkgelegenheidsgraad). Deze geeft aan in welke mate er in een gemeente jobs zijn voor de bevolking op beroepsactieve leeftijd. Met 45,3 jobs per 100 inwoners scoort Maasmechelen lager dan Limburg (61,9). In Vlaanderen zijn er 67,4 jobs per 100 inwoners op beroepsactieve leeftijd. Figuur 02.01 | Werkzaamheidsgraad, werkloosheidsgraad en jobratio (%)
Onderstaande figuren geven de evolutie van de werkzaamheidsgraad en werkloosheidsgraad van Maasmechelen weer, vergeleken met Limburg en het Vlaams Gewest.
13
Figuur 02.02 | Evolutie van de werkzaamheidsgraad (%)
Figuur 02.03 | Evolutie van de werkloosheidsgraad (%)
14
Niet-werkende werkzoekenden In 2013 telt Maasmechelen gemiddeld 2.197 niet-werkende werkzoekenden. Dat is 9,1 % van het aantal inwoners op actieve leeftijd (18-64 jaar), veel hoger dan het Limburgse gemiddelde (5,9 %). Het Vlaamse gemiddelde bedraagt 5,6 %. Figuur 02.04 en 02.05 geven de evolutie van het aantal en aandeel werkzoekenden tussen 2000 en 2013 weer.
Figuur 02.04 | Evolutie aantal niet-werkende werkzoekenden in Maasmechelen
Figuur 02.05 | Evolutie aantal niet-werkende werkzoekenden per 100 inwoners op actieve leeftijd (%)
Als we een aantal kenmerken van de niet-werkende werkzoekenden in Maasmechelen vergelijken met Limburg, valt op dat ten opzichte van alle werkzoekenden: • • •
het aandeel jonge werkzoekenden (< 25 jaar) met 23,9 % gemiddeld in vergelijking met het Limburgse gemiddelde is, het aandeel laaggeschoolde werkzoekenden (51,2 %) in Maasmechelen hoger dan Limburg is, en het aandeel langdurig werklozen (langer dan twee jaar) met 22,5 % gemiddeld in vergelijking met Limburg is.
Figuur 02.06 | Aandeel jonge, laaggeschoolde of langdurig niet-werkende werkzoekenden (% t.o.v. alle nwwz)
Meer gedetailleerde cijfers over het aantal niet-werkende werkzoekenden nodig? Uitgebreide cijfers voor je gemeente vind je op de website van het Steunpunt Sociale Planning:
15
> klik verder naar cijfers over bestaansonzekeren op http://www.limburg.be/socialeplanning
16
Personen in problematische schuldsituaties Personen met schulden lopen een verhoogd risico om in armoede terecht te komen. Als het inkomen hoog genoeg is om de gemaakte schulden af te lossen, is er geen probleem. Pas wanneer schulden niet kunnen worden terugbetaald, ontstaan er problemen. Problematische schuldsituaties kunnen een oorzaak zijn van armoede of net het gevolg ervan. Eind 2013 waren er in Maasmechelen 78 kredietnemers met minstens één achterstallig, niet-geregulariseerd krediet (zie figuur 02.07). Dat betekent dat de kredietnemer nog geen regeling getroffen heeft met de bank of de kredietinstelling voor de verdere afbetaling. Ten opzichte van alle uitstaande kredieten in Maasmechelen is dat 4,2 %. Het gaat om consumptiekredieten en hypothecaire kredieten samen. Maasmechelen scoort hiermee hoger dan het Limburgse gemiddelde (3,5 %).
Figuur 02.07 | Evolutie aantal kredietnemers met Figuur 02.08 | Evolutie aantal kredietnemers met minstens één achterstallig, niet-geregulariseerd krediet in minstens één achterstallig, niet-geregulariseerd krediet Maasmechelen t.o.v. het aantal kredietnemers (%)
Inwoners die geconfronteerd worden met een overmatige schuldenlast of ernstige financiële moeilijkheden, kunnen beroep doen op de procedure van collectieve schuldenregeling. Deze cijfers zijn een indicatie voor de meest extreme vorm van schuldenoverlast. In Maasmechelen zijn er 416 dossiers collectieve schuldenregeling in juni 2013. Dit aantal komt van 261 in 2007. Dat zijn er 11,1 per 1.000 inwoners, hoger dan het Limburgse gemiddelde (8,5 dossiers per 1.000 inwoners). Figuur 02.09 | Evolutie aantal dossiers collectieve schuldenregeling in Maasmechelen
Figuur 02.10 | Evolutie aantal dossiers collectieve schuldenregeling (per 1.000 inwoners)
17
Personen die energie moeilijk kunnen betalen Om zicht te krijgen op het aantal personen in de gemeente die moeilijkheden hebben bij het betalen van energie, kijken we naar twee indicatoren: het aantal sociale contracten elektriciteit en het aantal klanten met een budgetmeter. Klanten met een sociaal contract zijn diegene die 'gedropt' werden door een leverancier op de vrije markt. Bij deze klanten heeft de leverancier het leveringscontract opgezegd. Indien de afnemer (ten laatste tien dagen voor het einde van de opzegtermijn) geen nieuwe elektriciteitsleverancier heeft gevonden, wordt de distributienetbeheerder van de klant zijn nieuwe leverancier en krijgt hij dus een sociaal contract. Het gaat hier in tegenstelling tot wat de term zou kunnen doen vermoeden, niet om klanten met een sociale maximumprijs. Sommige inwoners met een laag inkomen betalen minder dan anderen voor hun elektriciteit en gas. Hun leverancier rekent hen de sociale maximumprijs aan. We beschikken echter niet over bruikbare cijfergegevens om zicht te krijgen op het aantal klanten, die een sociale maximumprijs voor elektriciteit betalen. In 2013 telt Maasmechelen 752 sociale contracten voor elektriciteit. Dit is een stijging in vergelijking met 2009, toen Maasmechelen 741 sociale contracten voor elektriciteit telde. De jaarlijkse evolutie stellen we voor in figuur 02.11. Figuur 02.11 | Evolutie aantal sociale contracten elektriciteit in Maasmechelen
Figuur 02.12 | Evolutie aandeel elektriciteitsklanten met een budgetmeter in Maasmechelen (%)
Een sociale leverancier kan bij zijn klanten een budget- of stroombegrenzer plaatsen bij niet-betaling van de elektriciteitskosten. Een budgetmeter laat toe het energieverbruik op te volgen via een systeem van herlaadkaarten die de klant eerst voor een bepaald bedrag moet opladen. Het aantal klanten met een budgetmeter in Maasmechelen bedraagt eind 2009 389. Dit aantal stijgt tot 427 klanten met een budgetmeter in 2013. Dat is 2,9 % van alle elektriciteitsklanten. In Limburg bedraagt dit aandeel 1,6 %.
18
Sociale huisvesting Kandidaat-huurders sociale woning Voor kandidaat-huurders van een sociale woning komt het recht op betaalbaar wonen in het gedrang. Door het tekort aan sociale huisvesting komen ze op een wachtlijst terecht. Eind 2012 telt Maasmechelen 899 kandidaat-huurders voor een sociale woning. Zij staan ingeschreven op de wachtlijsten van de sociale huisvestingsmaatschappijen om een sociale woning of appartement te huren. Dit aantal evolueert van 788 in 2009 tot 899 eind 2012. Ten opzichte van het aantal private huishoudens stijgt het aandeel in Maasmechelen van 5,5 % naar 6,1 %. In vergelijking met Limburg is het aantal huurders op een wachtlijst van een sociale woning hoger. Figuur 02.13 | Evolutie aantal kandidaat-huurders in Maasmechelen
Figuur 02.14 | Evolutie van het aantal kandidaathuurders t.o.v. het aantal private huishoudens (%)
Sociale woningen en huurders Sociale huurwoningen zorgen ervoor dat sociale huurders hun recht op wonen kunnen realiseren via betaalbare en doorgaans kwaliteitsvolle woningen. Voor mensen die wachten op een sociale woning (kandidaat-huurders) kan het recht op wonen in het gedrang komen. Huren in de sociale sector kan het verschil maken tussen onder of boven de armoedegrens leven. Op 31 december 2007 telt Maasmechelen 1.425 sociale wooneenheden. Dit aantal evolueert tot 1.397 wooneenheden eind 2012 (figuur 02.15). Ten opzichte van alle private huishoudens in de gemeente is dat 9,5 %. Maasmechelen scoort verhoudingsgewijs hoger dan het Limburgse aandeel (5,5 %). In Vlaanderen bedraagt het aandeel 5,5 %. Figuur 02.15 | Evolutie sociale wooneenheden in Maasmechelen
Figuur 02.16 | Evolutie sociale huisvesting
19
Meer gedetailleerde cijfers over kenmerken van kandidaat-huurders sociale woningen nodig? Uitgebreide cijfers voor je gemeente vind je op de website van het Steunpunt Sociale Planning: > klik verder naar cijfers over wonen op http://www.limburg.be/socialeplanning
20
Personen op het wachtregister en ambtshalve geschrapten Door het gebrek aan een duidelijk statuut, lopen sommige personen extra risico om in bestaansonzekerheid terecht te komen. Personen op het wachtregister Kandidaat-vluchtelingen die een asielaanvraag doen, worden ingeschreven op het wachtregister van een gemeente. Pas als een persoon met een asielaanvraag erkend wordt als vluchteling, wordt hij ingeschreven in het bevolkingsregister. Afgewezen asielzoekers blijven ingeschreven in het wachtregister, ook als hun verblijf illegaal geworden is. Pas als vastgesteld wordt dat de persoon niet meer op het aangegeven adres verblijft, wordt men geschrapt van het wachtregister. Maasmechelen telt 59 personen ingeschreven op het wachtregister op 01.01.2013. Per 1.000 inwoners is dat 1,58 en scoort Maasmechelen lager dan Limburg (3,10). Figuur 02.17 | Evolutie aantal personen op het wachtregister in Maasmechelen
Figuur 02.18 | Evolutie aantal personen op het wachtregister (per 1.000 inwoners)
Meer gedetailleerde cijfers over het aantal personen op het wachtregister nodig? Uitgebreide cijfers voor je gemeente vind je op de website van het Steunpunt Sociale Planning: > klik verder naar cijfers over minderheden op http://www.limburg.be/socialeplanning Ambtshalve geschrapten Elke inwoner met een wettig verblijfsstatuut is in principe ingeschreven op het bevolkingsregister van een gemeente. Wanneer iemand niet meer verblijft op het adres waar men is ingeschreven en indien er geen nieuwe verblijfsplaats vastgesteld kan worden, kan een gemeente een persoon ‘ambtshalve schrappen’ uit de bevolkingsregisters. Eénmaal een persoon ambtshalve geschrapt wordt, verliest hij zijn domicilie en hiermee ook het recht op sociale bijstand. Als de ambtshalve schrapping niet het gevolg is van een overlijden maar van een problematische situatie, creëert deze administratieve ingreep een domino-effect van opeenvolgende uitsluitingen. In Maasmechelen werden er in de loop van 2012 134 personen ambtshalve geschrapt. Met 3,59 ambtshalve schrappingen per 1.000 inwoners, scoort Maasmechelen hoger dan Limburg (2,13). Het aantal schrappingen per 1.000 inwoners in Vlaanderen lag op 2,87. Figuur 02.19 | Evolutie aantal ambtshalve geschrapten in Maasmechelen
Figuur 02.20 | Evolutie van het aantal ambtshalve geschrapten (per 1.000 inwoners)
21
22
Personen van vreemde herkomst Personen van vreemde herkomst lopen een hoger armoederisico dan autochtone personen, al zijn er binnen de groep personen van vreemde herkomst grote verschillen. In België ligt het armoederisico het hoogst bij personen van Marokkaanse origine: meer dan de helft (54%) heeft een inkomen onder de armoedegrens. Ook bij Oost-Europeanen (36%), personen van Turkse origine (33%) en Zuid-Europese herkomst (22%) ligt het armoederisico een stuk hoger dan bij de autochtone Belgen (12%). Daarom bekijken we de aanwezigheid van personen van vreemde herkomst in de gemeente. Ook staan we stil bij de werkzaamheidsgraad en werkloosheidsgraad van personen van vreemde herkomst in de gemeente. Personen van vreemde herkomst Maasmechelen telt op 01.01.2013 19.466 inwoners met een andere dan de Belgische herkomst. Het aantal inwoners met vreemde herkomst evolueerde tussen 2007 en 2013 van 17.523 naar 19.466 personen. Op basis van de gegevens uit het Rijksregister definiëren we mensen van vreemde herkomst als volgt: mensen die niet de Belgische nationaliteit hebben; mensen die Belg zijn maar bij hun geboorte geen Belg waren; en mensen die Belg zijn, dat al waren bij hun geboorte maar waarvan minstens één ouder bij geboorte niet-Belg was. Begin 2013 bedraagt in Maasmechelen het aandeel inwoners met niet-Belgische herkomst onder de bevolking 52,1 %, veel hoger dan het Limburgse gemiddelde (24,0 %). Het aandeel personen van vreemde herkomst steeg in Maasmechelen van 48,1 % in 2007 naar 52,1% in 2013. In Limburg steeg het aandeel personen van vreemde herkomst in diezelfde periode van 20,7 % naar 24,0 %. (figuur 02.20)
Figuur 02.21 | Evolutie aantal personen vreemde herkomst in Maasmechelen
Figuur 02.22 | Evolutie aantal personen vreemde herkomst t.o.v. alle inwoners (%)
Figuur 02.21 en figuur 02.22 geven een overzicht van het aantal en aandeel personen met een andere dan de Belgische herkomst, onderverdeeld in herkomstgroepen. Figuur 02.23 | Aantal personen van vreemde herkomst in Maasmechelen naar herkomstgroep Maasmechelen Nederland (EU) Noord- en West-Europa (EU)
3.779 493
Zuid-Europa (EU)
6.569
Oost-Europa (EU)
1.173
Oost-Europa (niet-EU)
508
Maghreblanden
1.284
Turkije
5.115
Andere rijke landen
18
Landen van Centraal- en Zuid-
58
23
Amerika Andere landen van Afrika
123
Andere landen van Azië
245
Onbepaald
101
Totaal
19.466
Figuur 02.24 | Personen vreemde herkomst naar herkomstgroep (%)
Meer gedetailleerde cijfers over het aantal personen van vreemde herkomst nodig? Uitgebreide cijfers voor je gemeente vind je op de website van het Steunpunt Sociale Planning: > klik verder naar cijfers over minderheden op http://www.limburg.be/socialeplanning Werkzaamheidsgraad en werkloosheidsgraad van personen vreemde herkomst Analyses van de Studiedienst van de Vlaamse Regering op de gegevens van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid wijzen op een verschil tussen de werkzaamheids- en werkloosheidsgraad van inwoners met de Belgische herkomst en van inwoners van vreemde herkomst.8
8
Meer achtergrond bij de analyses en meer gedetailleerde gegevens zijn terug te vinden in de 'Lokale inburgerings- en integratiemonitor' van de Studiedienst van de Vlaamse Regering op http://www.lokalestatistieken.be
24
Als eerste indicator bekijken we de werkzaamheidsgraad 9 en maken hierbij een onderscheid tussen inwoners Belgische herkomst, met herkomst van EU-land en met herkomst van niet-EU-land. In 2012 is de werkzaamheidsgraad van personen van Belgische herkomst in Maasmechelen 65,8 %. Bij de inwoners met de herkomst van een andere land van de Europese Unie bedraagt de werkzaamheidsgraad 48,6 %, bij de inwoners van niet-EU-herkomst 41,2 %. In het Vlaams Gewest bedragen de aandelen respectievelijk 75,1 %, 55,6 % en 46,9 % (figuur 02.23).
Figuur 02.25 | Werkzaamheidsgraad naar herkomst (%)
Figuur 02.26 | Werkloosheidsgraad naar herkomst (%)
De werkloosheidsgraad bedraagt in Maasmechelen 5,9 % (Vlaams Gewest: 3,5 %). Bij de inwoners van EU-herkomst is dat 11,8 %, bij degenen van buiten de EU 18,6 %. In Vlaanderen is dat 6,9 % en 14,4 %.
9
Werkenden zijn personen die door de Sociale Zekerheid gekend zijn als werkend in loondienst, als zelfstandige of als helper van een zelfstandige. Belangrijke opmerking hierbij is dat er werkenden zijn die geen band hebben met de Belgische sociale zekerheid en daardoor ook niet gekend zijn als werkend. Het gaat bijvoorbeeld om uitgaande grensarbeiders, werknemers die werken bij een organisatie of onderneming die geen bijdragen verschuldigd zijn aan de Belgische sociale zekerheid en internationale ambtenaren en diplomaten.
25
Hoofdstuk 03
Kinderen en jongeren met een verhoogd risico op armoede
In dit hoofdstuk verleggen we onze focus naar kinderen en jongeren. Kinderarmoede is echter geen fenomeen dat op zichzelf staat. Het is een som van alle sociale uitsluitingsmechanismen, die we in de eerste twee hoofdstukken in kaart brachten. Ook hier proberen we op basis van de beschikbare gegevens op gemeentelijk niveau kinderen in armoede of met een verhoogd risico op armoede in kaart te brengen. Starten doen we met een korte demografische schets van het aantal jongeren in de gemeente. Verder brengen we het aantal kinderen geboren in armoede in kaart en kijken we naar de werksituatie van de ouders en jongeren. Vervolgens bekijken we enkele gegevens die erop kunnen wijzen dat het recht op een gezin in gevaar kan komen. Ook staan we stil bij de diversiteit onder de kinderen in de gemeente. Tot slot bekijken we gegevens die ons iets leren over het risico op onderwijskansarmoede.
Geboorten en jongeren in de gemeente Vooraleer we focussen op kinderen met verhoogd risico op armoede, staan we stil bij enkele demografische gegevens. Geboortes In de loop van 2012 zijn er in Maasmechelen 406 geboortes, 35 minder dan een jaar eerder (figuur 03.01). Per 1.000 inwoners in de gemeente geeft dat 10,86 geboortes. Dit geboortecijfer ligt voor Maasmechelen hoger dan het Limburgse gemiddelde (10,35) (figuur 03.02). In het Vlaams Gewest zijn er 10,79 kinderen geboren per 1.000 inwoners in de loop van 2012. Figuur 03.01 | Evolutie aantal geboorten in Maasmechelen
Figuur 03.02 | Evolutie van het aantal geboorten (per 1.000 inwoners)
Evolutie en prognoses van het aantal jongeren Op 01.01.2013 telt Maasmechelen 10.601 inwoners jonger dan 25 jaar. Het aantal jongeren daalt van 11.503 in 2000 naar 10.601 in 2013, een afname van 902 jongeren (<25 jaar) (figuur 03.03). Figuur 03.03 | Evolutie van het aantal jongeren naar leeftijdscategorie (absolute cijfers)
26
Figuur 03.04 | Prognose van het aantal jongeren naar leeftijdscategorie (absolute cijfers)
De bevolkingsprojecties van de Studiedienst van de Vlaamse Regering voorspellen hoe het aantal jongeren de komende jaren zal evolueren. De projecties lopen tot en met 2030. Het voorspelde aantal jongeren (< 25 jaar) in Maasmechelen daalt van 10.654 in 2013 naar 10.608 in 2020. Tien jaar later bedraagt het aantal min-25-jarigen 10.293 (figuur 03.04). Meer gedetailleerde demografische cijfers over het aantal jongeren nodig? Uitgebreide cijfers voor je gemeente vind je op de website van het Steunpunt Sociale Planning: > klik verder naar cijfers over jeugd op http://www.limburg.be/socialeplanning
27
Kinderen geboren in kansarmoede Kinderen die opgroeien in armoede vertrekken al van bij de geboorte vanuit een ongelijke startpositie. We bekijken achtereenvolgens het aandeel kinderen dat geboren wordt in een kansarm gezin, het aantal kinderen dat recht heeft op een voorkeurstarief in ziekteverzekering en het aantal leefloners met kinderen ten laste. Geboorten in kansarme gezinnen Via Kind & Gezin krijgen we een beeld van het aantal geboorten in kansarme gezinnen. De regioteamleden van Kind & Gezin toetsen elke geboorte10 op zes criteria11 (laag inkomen, lage opleiding ouders, zwakke arbeidssituatie ouders, vertraagde ontwikkeling van de kinderen, slechte huisvesting en zwakke gezondheid). Wanneer een gezin op drie of meer criteria scoort, wordt het als kansarm beschouwd. In Maasmechelen vond in 201212 16,63 % van alle geboorten plaats in een kansarm gezin. Maasmechelen scoort hoger in vergelijking met het Limburgse aandeel (11,04 %). Limburg scoort op haar beurt hoger dan het Vlaams Gewest (10,45 %) (figuur 03.05). Figuur 03.05 | Evolutie geboorten in kansarme gezinnen (%)
Figuur 03.06 geeft een overzicht van de afzonderlijke indicatoren die gebruikt worden om te bepalen of een gezin kansarm is. De percentages in de figuur zijn het aandeel van alle kansarme geboortes die scoren op de afzonderlijke indicatoren. De samengestelde indicator arbeid-inkomen-opleiding is het aandeel van alle kansarme geboortes die op alle drie deze socio-economische factoren tegelijk scoren. Figuur 03.06 | Aandeel van alle kansarme geboortes die scoren op volgende indicatoren (%)
10 11 12
Het geboortecijfer van Kind & Gezin ligt hoger dan het officiële geboortecijfer. Kind & Gezin registreert immers alle geboorten, ook de geboorten van kinderen bij ouders zonder een legaal verblijfsstatuut. Meer info over de kansarmoederegistratie van Kind & Gezin: http://www.kindengezin.be/brochures-enrapporten/rapporten/diversiteit-en-kinderrechten De cijfers over het aandeel geboorten in kansarme gezinnen zijn voortschrijdende gemiddeldes over drie jaar.
28
Aantal jonge kinderen met recht op voorkeursregeling in ziekteverzekering Als kinderen in een gezin leven met een inkomen onder de Europese armoedegrens, hebben zij recht op verhoogde tussenkomst in de terugbetaling van hun medische kosten 13. Daarom gebruiken we het aantal 0 tot en met 4 jarigen met recht op voorkeursregeling in de ziekteverzekering als indicator voor kinderarmoede. We bekijken de cijfers ten opzichte van alle 0-4-jarigen in de gemeente. Maasmechelen telt in 2013 236 0-4-jarigen met recht op voorkeursregeling in de ziekteverzekering. Ten opzicht van alle kinderen (0-4 jaar) in de gemeente is dat 10,9 %, hoger dan het Limburgse aandeel (7,7 %). In het Vlaams Gewest heeft 9,4 % van alle 0-4-jarigen recht op de voorkeursregeling. Figuur 03.07 | Evolutie aantal kinderen (0-4 jaar) met recht op voorkeursregeling in ziekteverzekering in Maasmechelen
13
Figuur 03.08 | Evolutie aantal kinderen (0-4 jaar) met recht op voorkeursregeling in ziekteverzekering t.o.v. alle kinderen (0-4 jaar) (%)
Voor sommige personen en hun personen ten laste wordt de verhoogde tegemoetkoming automatisch toegekend. Bijvoorbeeld voor iedereen die een sociale uitkering geniet, zoals een leefloon, een inkomensgarantie voor ouderen, een toelage voor persoon met handicap, … Anderen krijgen de tegemoetkoming pas na aanvraag, bijvoorbeeld WIGW's, personen met handicap, al meer dan een jaar volledig werklozen of arbeidsongeschikten, eenoudergezinnen, …. Deze categorieën komen in aanmerking als het gezinsinkomen onder een jaarlijks grensbedrag ligt. Maar ook alle andere gezinnen met een inkomen onder dit bedrag kunnen in aanmerking komen na aanvraag. Meer info over de verhoogde tegemoetkoming en wie in aanmerking komt: http://www.riziv.fgov.be/citizen/nl/medical-cost/santh_4_4.htm
29
Kijken we niet enkel naar de kinderen jonger dan vijf jaar, maar naar alle jongeren (0-19 jaar), zien we dat Maasmechelen 1.259 jongeren met een voorkeurtarief in ziekteverzekering telt, 15,4 % van alle min-20-jarigen in de gemeente. Maasmechelen scoort hiermee hoger dan Limburg. In het Vlaams Gewest bedraagt het aandeel jongeren met recht op voorkeurtarief in de ziekteverzekering 11,2 %. Figuur 03.09 | Evolutie kinderen (0-19 jaar) met recht op Figuur 03.10 | Evolutie van het kinderen (0-19 jaar) met voorkeursregeling in ziekteverzekering (absolute cijfers) recht op voorkeursregeling in ziekteverzekering (%) in Maasmechelen
30
Kinderen in gezin zonder werk en jongeren zonder werk Kinderen en jongeren in een gezin zonder werk Kinderen waarvan geen van beide ouders werken, lopen een zeer hoog risico om in armoede op te groeien. Via gegevens uit de Kruispuntbank Sociale Zekerheid kunnen we een zicht krijgen op de werksituatie van de ouders van minderjarige kinderen. Enige voorzichtigheid bij het interpreteren van deze gegevens is op zijn plaats! De Kruispuntbank Sociale Zekerheid deelt elke persoon in in één van volgende categorieën: ‘werkend’, ‘werkzoekend’, ‘niet beroepsactief’ of ‘andere’. Onder de niet-beroepsactieven vallen onder meer personen met uitkeringen (volledige loopbaanonderbrekers, voltijdse bruggepensioneerden, vrijgestelde werkzoekenden, …). De categorie ‘andere’ is een restcategorie waaronder onder meer niet-werkenden vallen (huismannen, - vrouwen, geschorste werkzoekenden, …). Maar ook personen voor wie het niet mogelijk is de arbeidsmarktpositie te bepalen omdat ze bijvoorbeeld niet aangesloten zijn bij de Belgische zekerheid. Voor gemeenten met veel grensarbeiders kunnen de resultaten daardoor erg vertekend zijn. Figuur 03.11 | Kinderen (0-17 jaar) naar werksituatie ouders (%)
In Maasmechelen leeft 25,3 % van alle minderjarigen in een gezin zonder werk. Dit wil zeggen dat geen van beide ouders werkt of wanneer het gaat om een alleenstaande ouder, deze geen werk heeft. Maasmechelen scoort hiermee veel hoger dan Limburg (15,3 %). In het Vlaams Gewest leeft 11,2 % van alle minderjarigen in een gezin zonder werk. Figuur 03.12 bekijkt het aandeel kinderen in een gezin zonder werk per leeftijdscategorie. Figuur 03.12 | Kinderen in een gezin zonder werk naar leeftijdscategorie (%)
31
Jongeren bedreigd in hun recht op werk Voor bepaalde groepen die de schoolbanken verlaten hebben en zich op de arbeidsmarkt begeven, komt het recht op werk in het gedrang. Naast de jeugdwerkloosheidsgraad, kijken we naar twee risicofactoren voor het vinden van werk bij jonge werkzoekenden: laaggeschoold zijn (zonder diploma hoger secundair onderwijs) en langdurig werkloos zijn (langer dan één jaar). De jeugdwerkloosheidsgraad zet het aantal niet-werkende werkzoekenden van 15-24 jaar af ten opzicht van de beroepsbevolking (15-24 jaar). In Maasmechelen bedraagt de jeugdwerkloosheidsgraad in 2012 25,4 %, veel hoger dan het Limburgse gemiddelde van 18,4 % (figuur 03.01). In het Vlaams Gewest bedroeg de werkloosheidsgraad 16,3 %. Tussen 2003 en 2012 daalde de jeugdwerkloosheidsgraad van 28,1 % naar 25,4 % (figuur 03.13). Figuur 03.13 | Evolutie van de jeugdwerkloosheidsgraad (%)
Figuur 03.14 | Evolutie aantal niet-werkende werkzoekende jongeren (15-24 jaar) in Maasmechelen
Gegevens van de VDAB schetsen een beeld van het aantal jonge werkzoekenden in de gemeente. In Maasmechelen bedraagt het aantal jonge niet-werkende werkzoekenden (15-24 jaar) in 2013 gemiddeld 525 jongeren (figuur 03.14). Het niet hebben van een diploma hoger secundair onderwijs kan de aansluiting van jongeren op de arbeidsmarkt bemoeilijken. In 2013 telt Maasmechelen 222 laaggeschoolde, niet-werkende werkzoekende jongeren. Ten opzichte van alle jongeren (18-24 jaar) in de gemeente is dat 6,8 %. Hiermee scoort de gemeente veel hoger dan het Limburgse gemiddelde (4,2 %). In Vlaanderen bedraagt dat aandeel 4,0 %.
Figuur 03.15 | Evolutie aantal laaggeschoolde, nietwerkende werkzoekenden (18-24 jaar) in Maasmechelen
Figuur 03.16 | Evolutie van het aandeel laaggeschoolde, niet-werkende werkzoekenden (18-24 jaar) t.o.v. alle jongeren 18-24 jaar (%)
32
Een andere risicofactor die het vinden van werk voor jongeren bemoeilijkt, is de langdurige werkloosheid. Wie langdurig werkloos blijft, ziet zijn kansen op werk immers afnemen. In 2013 is 4,8 % van de jongeren in Maasmechelen langer dan één jaar werkzoekend. In absolute cijfers gaat het om 156 niet-werkende werkzoekenden (18-24 jaar) die langer dan een jaar op zoek zijn naar werk. In vergelijking met Limburg scoort de gemeente veel hoger dan Limburg (2,5 %). In Vlaanderen is het aandeel langdurig niet-werkende werkzoekenden onder de jongeren 2,1 %.
Figuur 03.17 | Evolutie aantal langdurig niet-werkende werkzoekenden (18-24 jaar) in Maasmechelen
Figuur 03.18 | Evolutie van het aandeel laaggeschoolde, niet-werkende werkzoekenden (18-24 jaar) t.o.v. alle jongeren 18-24 jaar (%)
33
Kinderen in verschillende gezinnen In dit hoofdstuk bekijken we de verschillende gezinstypes waarin kinderen opgroeien. We besteden bijzondere aandacht aan kinderen die opgroeien in een éénoudergezin. Onder meer door de moeilijke combinatie van ouderschap en inschakeling op de arbeidsmarkt lopen zowel de ouders als de kinderen meer risico op armoede. We staan ook stil bij het aantal jongeren in de bijzondere jeugdbijstand. Ook voor hen kunnen de functies van het gezin in gevaar komen. Gezinstypes in kaart Op 1 januari 2013 telt Maasmechelen 14.737 private huishoudens. Als we de private huishoudens in Maasmechelen verder onderverdelen in een aantal types, zien we dat 31,3 % van alle huishoudens bestaat uit een gehuwd paar met thuiswonende kinderen. Daarnaast zijn 4,8 % van alle huishoudens een ongehuwd paar met thuiswonende kinderen. Eenoudergezinnen maken 9,7 % van alle private huishoudens in Maasmechelen uit. Figuur 03.19 | Aantal huishoudens naar type in Maasmechelen Maasmechelen Alleenwonend
3.830
Gehuwd paar zonder thuiswonend(e) kind(eren)
3.301
Gehuwd paar met thuiswonend(e) kind(eren)
4.610
Niet gehuwd samenwonend paar zonder thuiswonend(e) kind(eren)
612
Niet gehuwd samenwonend paar met thuiswonend(e) kind(eren)
704
Eenoudergezin Ander type huishouden Totaal
1.431 249 14.737
Figuur 03.20 | Huishoudens naar type (%) in Maasmechelen
34
Kinderen en jongeren naar positie in het huishouden In Maasmechelen is 67,7 % van alle inwoners (jonger dan 18 jaar) een kind bij een gehuwd paar en 13,2 % is een kind bij een niet-gehuwd, samenwonend paar. 13,0 % van alle minderjarigen groeit op bij een alleenstaande ouder. Figuur 03.21 | Aantal jongeren (0-17 jaar) naar positie in het huishouden in Maasmechelen Maasmechelen Alleenwonend (0-17 jaar)
x
Gehuwd met partner - zonder thuiswonend(e) kind(eren) (017)
x
Gehuwd met partner - met thuiswonend(e) kind(eren) (017)
x
Kind bij een gehuwd paar (0-1 jaar7)
4.956
Niet-gehuwd - samenwonend met partner - zonder thuiswonend(e) kind(eren) (017)
x
Niet-gehuwd - samenwonend met partner - met thuiswonend(e) kind(eren) (017)
x
Alleenstaande ouder (0-17 jaar)
x
Kind bij niet-gehuwd, samenwonend paar (0-17 jaar)
967
35
Kind bij een alleenstaande ouder (0-17 jaar)
954
Overige persoon (in ander type huishouden) (0-17 jaar)
23
Inwonende andere persoon (017 jaar)
416
Lid van collectief huishouden (0-17 jaar) Totaal 0-17 jaar
6 7.322
Figuur 03.22 | Jongeren (0-17 jaar) naar positie in het huishouden (%) in Maasmechelen
Kijken we enkel naar de jongste leeftijdsgroep (0-2 jaar) zien we dat 58,5 % van de kinderen woont bij een gehuwd paar en 24,2 % bij een niet-gehuwd paar. 5,8 % van alle 0-2-jarigen woont bij een alleenstaande ouder. Figuur 03.23 | Aantal jongeren (0-2 jaar) naar positie in het huishouden in Maasmechelen Maasmechelen Alleenwonend (0-2)
x
Gehuwd met partner - zonder thuiswonend(e) kind(eren) (02)
x
Gehuwd met partner - met thuiswonend(e) kind(eren) (02)
x
kind bij een gehuwd paar (0-2) niet-gehuwd - samenwonend
740 x
36
met partner - zonder thuiswonend(e) kind(eren) (02) niet-gehuwd - samenwonend met partner - met thuiswonend(e) kind(eren) (02) kind bij niet-gehuwd, samenwonend paar (0-2)
x
306
Alleenstaande ouder (0-2)
x
kind bij een alleenstaande ouder (0-2)
74
Inwonende andere persoon (02)
138
overige persoon (in ander type huishouden) (0-2)
7
lid van collectief huishouden (0-2)
x
totaal 0-2
1.266
Figuur 03.24 | Jongeren (0-2 jaar) naar positie in het huishouden (%) in Maasmechelen
Kinderen met een alleenstaande ouder Kinderen met een alleenstaande ouder lopen een hoger risico op maatschappelijke kwetsbaarheid. Maasmechelen telt begin 2013 954 minderjarige kinderen met een alleenstaande ouder, in 2007 waren er dit 962. Hiermee leeft 13,0 % van alle minderjarigen in een gezin met een alleenstaande ouder. Dit aandeel is gemiddeld in vergelijking met het Limburgse gemiddelde (12,3 %).
37
Figuur 03.25 | Evolutie aantal minderjarige kinderen bij een alleenstaande ouder in Maasmechelen
Figuur 03.26 |Evolutie van het aantal kinderen bij een alleenstaande ouder t.o.v. alle minderjarigen (%)
Bekijken we enkel de 0-2-jarigen, dan daalt het aantal kinderen met een alleenstaande ouder van 77 in 2007 naar 74 in 2013. Het aandeel daalt in diezelfde periode van 6,5 % naar 5,8 %. Jongeren onder maatregel bijzondere jeugdbijstand Voor jongeren onder een maatregel in de bijzondere jeugdbijstand kunnen de functies van het gezin in gevaar komen. Voorzieningen van de bijzondere jeugdzorg zijn private organisaties die minderjarigen begeleiden of opvangen. Er worden diverse begeleidingsvormen aangeboden. Jongeren komen er terecht via de intersectorale toegangspoort (en dan is het vrijwillig) of via een jeugdrechter. In dat laatste geval is de maatregel opgelegd door de jeugdrechter ter ‘bescherming tegen een problematische opvoedingssituatie’ of in het kader van een ‘als misdrijf omstreden feit’. Omdat een jongere gedurende een jaar in meerdere soorten voorzieningen begeleiding kan hebben, zijn dubbeltellingen in de cijfers onvermijdelijk. In de loop van 2012 waren er in Maasmechelen 299 begeleidingen door een voorziening van de bijzondere jeugdbijstand voor jongeren gedomicilieerd in de gemeente. Ten opzichte van alle minderjarigen in Maasmechelen is dat 4,1 %. Dat is hoger dan het Limburgse aandeel van 3,5 %.
Figuur 03.27 | Evolutie aantal begeleidingen bijzondere jeugdbijstand in Maasmechelen
Figuur 03.28 | Evolutie van het aantal begeleidingen bijzondere jeugdbijstand t.o.v. het aantal minderjarigen (%)
38
Jongeren en diversiteit In dit onderdeel staan we stil bij de herkomst van kinderen en jongeren in de gemeente. Niet alle kinderen van vreemde herkomst leven in armoede, wel lopen ze meer risico om in armoede terecht te komen. Kinderen en jongeren naar herkomst op 01.01.2013 telt Maasmechelen 6.850 jongeren (0-24 jaar) met een andere dan de Belgische herkomst, 357 meer dan in 2007. Het aandeel jongeren met niet-Belgische herkomst bedraagt hiermee 64,7 %, veel hoger dan het Limburgse gemiddelde (34,3 %). Om de herkomst van de jongere te bepalen, kijken we naar de nationaliteit bij de geboorte van de jongere én naar de nationaliteit bij geboorte van de vader en/of de moeder. Is één van die nationaliteiten een andere dan de Belgische, dan beschouwen we de jongere als 'van niet-Belgische herkomst'. Figuur 03.29 | Evolutie aantal 0-24-jarigen niet-Belgische Figuur 03.30 | Evolutie aandeel jongeren (0-24 jaar) herkomst in Maasmechelen niet-Belgische herkomst (%)
Figuur 03.31 geeft een overzicht van jongeren niet-Belgische herkomst naar herkomstgroep. Figuur 03.31 | Jongeren niet-Belgische herkomst naar herkomstgroep (%)
39
Als we binnen de groep jongeren enkel kijken naar de kinderen jonger dan drie jaar, zien we dat in Maasmechelen dit aantal stijgt van 807 naar 858 (figuur 03.32). Het aandeel kinderen met een vreemde herkomst onder de mindriejarigen bedraagt 67,8 %. Dit aandeel is in Maasmechelen veel hoger dan het Limburgse gemiddelde (37,2 %).
Figuur 03.32 | Evolutie het aantal 0-2-jarigen nietBelgische herkomst in Maasmechelen
Figuur 03.33 | Evolutie van het aandeel jongeren (0-2 jaar) niet-Belgische herkomst (%)
Figuur 03.34 geeft een overzicht van het aantal 0 tot 3 jarigen naar herkomstgroep. Figuur 03.34 | Kinderen (0-2 jaar) niet-Belgische herkomst naar herkomstgroep (%)
40
41
Taal binnen het gezin Eén van de kenmerken die Kind & Gezin bij de geboorte van kinderen registreert, is de taal die de moeder met het kind spreekt. Zo krijgen we zicht op de taal die binnen de gezinnen gesproken wordt, waar in een bepaald jaar een kind geboren werd. Dit is de opvoedingstaal waarin het kind overwegend wordt grootgebracht. Wanneer er meerdere talen worden gesproken, kiest Kind & Gezin voor de taal die overheerst tussen het kind en de ouder. Van alle moeders die in 201214 een kind kregen, spreekt in Maasmechelen 42,8 % overwegend een andere taal dan het Nederlands met hun kind. Voor heel Limburg is dit 21,0 %. Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de meest voorkomende talen bij geboorten in 2012 voor de gemeente Maasmechelen. Figuur 03.35 | Geboorten naar taal die moeder met het kind spreekt (%)
Het aantal leerlingen in het kleuter-, lager en secundair onderwijs met een andere thuistaal, komen in het volgend onderdeel aan bod.
14
De cijfers over het aandeel geboorten in kansarme gezinnen zijn voortschrijdende gemiddeldes over drie jaar.
42
Onderwijskansarmoede Maasmechelen telt in 2012 1.488 leerlingen in het kleuteronderwijs, 2.224 leerlingen in het lager onderwijs en 2.466 leerlingen in het secundair onderwijs. Het gaat om leerlingen die in de gemeente wonen, ongeacht van in welke gemeente ze naar school gaan. Om de onderwijskansen van alle leerlingen te garanderen, schuift het Vlaamse financieringsdecreet voor het basis- en secundair onderwijs enkele indicatoren naar voren, op basis waarvan scholen extra middelen ter beschikking krijgen. Het gaat om volgende vier kenmerken van de leerling: • laag opleidingsniveau van de moeder; • de gezinstaal is niet het Nederlands; • leerling woont in een buurt met hoge mate van schoolse vertraging; • leerling heeft een schooltoelage. Deze vier kenmerken vormen samen de onderwijskansarmoede-indicator (OKI). De onderwijskansarmoede-indicator geeft – afhankelijk van het aantal kenmerken waarop een leerling scoort, een score tussen 0 en maximum vier. De gemiddelde onderwijskansarmoede-indicator van alle leerlingen in gemeente laat ons toe, om de gemeente te positioneren ten opzichte van de provincie en Vlaanderen. In Maasmechelen bedraagt de gemiddelde score op de onderwijskansarmoede-indicator van de leerlingen in het kleuteronderwijs 1,40. In het lager onderwijs bedraagt die 1,44 en in het het secundair onderwijs 1,43. Onderstaande figuur vergelijkt de gemiddelde score van Maasmechelen met die van Limburg. Figuur 03.36 | Onderwijskansenarmoede-indicator voor kleuter-, lager en secundair onderwijs
Een eerste indicator die gebruikt wordt om de onderwijsarmoede-indicator op te bouwen, is het aandeel leerlingen met een moeder met een laag opleidingsniveau15. In Maasmechelen heeft 34,0 % van de kleuters een moeder met maximaal een diploma lager secundair onderwijs. Bij de leerlingen van het lager onderwijs is dat 39,3 %, in het secundair 43,5 %. Figuur 03.37 vergelijkt Maasmechelen met Limburg.
Figuur 03.37 | Aandeel leerlingen met laag opgeleide moeder (%)
15
Figuur 03.38 | Aandeel leerlingen met andere thuistaal (%)
We spreken van een moeder met een laag opleidingsniveau als de moeder maximaal het lager secundair onderwijs heeft afgewerkt. Is het opleidingsniveau van de moeder onbekend, scoort de leerling niet op dit kenmerk.
43
De gezinstaal16 verschilt van de onderwijstaal voor 29,8 % van de kleuters in Maasmechelen. In het lager onderwijs is de thuistaal voor 23,8 % van de leerlingen in de gemeente niet het Nederlands. In het secundair is dat aandeel 16,4 % (figuur 03.38). 45,6 % van de kleuters, 43,9 % van de leerlingen lager onderwijs en 43,1 % van de leerlingen secundair in Maasmechelen, woont in een buurt met hoge mate van schoolse vertraging 17 (figuur 03.39). Een laatste leerlingenkenmerk is het aandeel leerlingen met een schooltoelage (figuur 03.40). In het kleuteronderwijs ontvangt 31,0 % een schooltoelage, in het lager 36,5 % en in secundair 40,2 %.
Figuur 03.39 | Aandeel leerlingen in buurt met hoge mate Figuur 03.40 | Aandeel leerlingen met schooltoelage (%) van schoolse vertraging (%)
16
17
De taal die de leerling in het gezin spreekt is niet het Nederlands als de leerling in het gezin met niemand Nederlands spreekt. Telt het gezin meer dan drie gezinsleden (de leerling niet meegerekend) is de thuistaal niet-Nederlands als er met maximum één gezinslid Nederlands gesproken wordt. Broers en zussen worden hierbij als één gezinslid beschouwd. Op basis van de woonplaats wordt bij elke leerling gekeken naar het percentage 15-jarigen met minstens 2 jaar schoolse vertraging in de buurt waar de leerling woont. Na rangschikking van alle leerlingen uit het basis- en het secundair onderwijs op basis van dit kenmerk, worden enkel die leerlingen in het hoogste kwartiel beschouwd als leerlingen die in een buurt met hoge mate van schoolse vertraging wonen. Dit betekent dat 25 % van alle leerlingen zal scoren op dit kenmerk. De bepaling gebeurt apart voor basis- en secundair onderwijs
44
Hoofdstuk 04
Indicatorenset Kinderarmoedebarometer
In dit rapport brachten we heel wat gegevens over armoede (hoofdstuk 01 en 02) en kinderarmoede (hoofdstuk 03) in de gemeente samen. Een extra bron voor gegevens over kinderarmoede is de kinderarmoedebarometer 18 van de Vlaamse Regering. De Vlaamse kinderarmoedebarometer geeft aan de hand van zeven indicatoren een beeld van hoe het kinderarmoederisico verspreid is over de Vlaamse gemeenten. Omdat deze gegevens gebruikt worden voor de verdeling van de subsidies voor lokale kinderarmoedebestrijding, nemen we deze gegevens integraal over in dit rapport. Sommige van deze indicatoren overlappen met indicatoren die al eerder in dit rapport aan bod kwamen. Sommige indicatoren kunnen echter afwijken. Dit doordat we bijvoorbeeld kozen voor een andere bron, een andere manier om de indicator te bereken of voor recentere gegevens 19. Figuur 03.41 geeft een overzicht van de score van Maasmechelen op elk van de zeven indicatoren van de kinderarmoedebarometer. Figuur 03.41 Indicatorenset kinderarmoedebarometer Maasmech percentiel elen Voorkeursregeling in de ziekteverzekering kinderen (0-4 jaar) Eenoudergezinnen met kinderen (0-3 jaar)
10,0 8,5
94,7 76,5
8,0 8,6
Kansarmoede-index Kind & Gezin
16,6
Onderwijskansarmoede-indicator
139,9
97,3
77,5
Leefloners met gezinslast
1,33
84,3
1,40
Aantal huishoudens met kinderen (0-2 jaar) zonder werk
27,7
97,7
11,9
Aantal huishoudens met kinderen (0-3 jaar) één of beide ouders nationaliteit nietEU
11,9
92,5
9,5
Score Vlaamse kinderarmoedebarometer
18 19
95,4
Vlaams Gewest
10,5
7
De kinderarmoedebarometer werd ontwikkeld door de Studiedienst van de Vlaamse Regering. Meer info op http://aps.vlaanderen.be/lokaal/kinderarmoede/kinderarmoede.html Voor de berekening van de Vlaamse kinderarmoedebarometer wordt gewerkt met de gegevens zoals die beschikbaar zijn bij de Studiedienst van de Vlaamse Regering op 15 oktober van het jaar volgend op het jaar waarin de lokale verkiezingen plaatsvinden. Bij de lancering van het initiatief wordt gewerkt met gegevens beschikbaar op 15 januari 2014. Om de evolutie goed te kunnen opvolgen, wordt de kinderarmoedebarometer jaarlijks op 15 oktober geactualiseerd. Let wel: de verdeling van de subsidies lokale kinderarmoedebestrijding wijzigt pas bij aanvang van een nieuwe gemeentelijke legislatuur.
45
Een eerste indicator die de Vlaamse kinderarmoedebarometer hanteert om kinderarmoede in kaart te brengen, is het aantal kinderen jonger dan vijf jaar met recht op de voorkeursregeling in de ziekteverzekering. Als kinderen in een gezin leven met een inkomen onder de Europese armoedegrens, hebben ze recht op verhoogde tussenkomst in de terugbetaling van hun medische kosten. In Maasmechelen heeft 10,0 % van alle kinderen (0-4 jaar) recht op het voorkeurtarief in de ziekteverzekering. Ter vergelijking: In het Vlaams Gewest bedraagt dit percentage 8,0 %. (zie ook pagina 29) Kinderen met een alleenstaande ouder lopen een hoger risico op maatschappelijke kwetsbaarheid. Een tweede indicator is daarom het aantal eenoudergezinnen met kinderen 0 tot en met 3 jaar ten opzichte van alle huishoudens met kinderen van die leeftijd. Voor Maasmechelen bedraagt dit aandeel 8,5 %. In Vlaanderen is 8,6 % van alle gezinnen met jonge kinderen (0-3 jaar) een eenoudergezin. (zie ook pagina 38). Een indicator die ook al eerder aan bod kwam in dit rapport is de kansarmoede-index van Kind & Gezin. In Maasmechelen is 16,6 % van alle geboortes er één in een kansarm gezin. Het aandeel in het Vlaams Gewest bedraagt 10,5 %. (zie ook pagina 28) Ook de onderwijskansarmoede-indicator voor het kleuteronderwijs maakt deel uit van de Vlaamse Kinderarmoedebarometer. In Maasmechelen bedraagt deze 139,9 (Vlaams Gewest: 77,5 ). (meer info zie pagina 44) Door het aantal leefloners met gezinslast af te zetten ten opzichte van alle huishoudens met kinderen (0-17 jaar), krijgen we een beeld van hoeveel gezinnen met minderjarige kinderen moeten rondkomen met een leefloon. Maasmechelen scoort op deze indicator een percentage van 1,33 % (t.o.v. 1,40 % in het Vlaams Gewest). Om zicht te krijgen op de werksituatie van de ouders van jonge kinderen, kijkt de Vlaamse Kinderarmoedebarometer binnen het aantal huishoudens met jonge kinderen (0-2 jaar) naar het aantal gezinnen waarvan de referentiepersoon van het gezin (én de partner als die er is) niet werken. In Maasmechelen in dit aandeel 27,7 % (Vlaams Gewest: 11,9 %). (zie ook pagina 32) Zicht op de diversiteit binnen de huishoudens met jonge kinderen (0-3 jaar) krijgen we op basis van een laatste indicator in de kinderarmoedebarometer. We kijken naar het aantal gezinnen waar één of beide ouders niet de nationaliteit hebben van een EU-land hebben. In Maasmechelen bedraagt dat aandeel 11,9 % en in Vlaanderen 9,5 %. (zie ook pagina 40) Om de score van een gemeente op de kinderarmoedebarometer te bepalen, maakt de Vlaamse Regering gebruik van percentielen. Gemeenten die voor een indicator een score halen boven het 75e percentiel, krijgen een risicoscore op die indicator. De andere gemeenten krijgen een risicoscore 0 op de indicator. Door de risicoscores op te tellen, krijgen we de score van een gemeente op de kinderarmoedebarometer. Maasmechelen scoort op 7 van de zeven indicatoren boven het 75ste percentiel. Enkel gemeenten met een score van vier of meer komen in aanmerking voor een subsidie voor lokale kinderarmoedebestrijding.
46