Het beeld van armoede in de media Over de miskenning van de voorwaarden voor respect 1 Bart Pattyn* Armoede moet onder de aandacht worden gebracht, maar niet op om het even welke manier. Armoede in beeld brengen is delicaat. Om te begrijpen waarom dat zo is, moeten we ons rekenschap geven van wat respect betekent en hoe armoede dat kan ondermijnen. Daarom neem ik in deze uiteenzetting twee stappen: ik tracht te omschrijven wat respect veronderstelt en ga na in welke zin het er in de media soms aan ontbreekt. Uit het contrast leid ik dan af hoe het beter kan. In elke samenleving doen er zich misverstanden voor: zaken die verkeerd of eenzijdig worden ingeschat of zaken die stelselmatig op een onjuiste manier worden uitgelegd. Zo wordt in onze actuele verstandhouding de volgende reeks beweringen aaneengeschakeld tot een misleidende vooronderstelling: er wordt gesuggereerd dat mensen streven naar geluk, dat geluk verband houdt met genieten en dat genieten het resultaat is van consumeren. Voor zover we de reclameboodschappen mogen geloven, zouden we ons inderdaad gelukkig moeten prijzen telkens we lekkere dingen eten of drinken. Het geluk zou ons verder ook te beurt vallen wanneer we een mooie film bekijken, uitrusten in een comfortabele designzetel of rondtoeren in een luxe wagen. Het geluk waarvan advertenties ons willen overtuigen, is geluk dat je kan kopen. Er is weinig levenservaring voor nodig om die illusie te doorprikken, wat niet wegneemt dat ook buiten de commerciële sector vaak aangenomen wordt dat geluk iets te maken heeft met behoeftebevrediging. Er wordt bijvoorbeeld gesuggereerd dat mensen werken om koopkracht te verwerven, dat die koopkracht hen in staat stelt om aan hun noden tegemoet te komen en dat wanneer aan hun noden is voldaan, alles in orde is. In dit opzicht wordt alle maatschappelijke dienstverlening, ongeacht of die nu betrekking heeft op gezondheidszorg, vrije tijd of onderwijs, gedacht in termen van vraag en aanbod. Armoede wordt binnen dit kader gedefinieerd als een gebrek aan koopkracht en om die armoede terug te dringen pleiten zelfs de meest geëngageerde sociaaldemo* Bart PATTYN is directeur van het Overlegcentrum voor Ethiek en hoofddocent ethiek aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de K.U.Leuven. E-mail:
[email protected].
Ethische Perspectieven 19 (4), 396-403, doi: 10.2143/EPN.19.4.2045771 © 2009 by Ethische Perspectieven. All rights reserved.
92960_Eth_Persp_2009-4_04.indd 396
24-12-2009 14:11:30
cratische beleidsverantwoordelijken voor een resoluut activeringsbeleid. Iedereen moet zoveel mogelijk aan het werk. Iedereen moet zelfredzaam worden door zich in het economisch systeem in te schakelen. De sociale vangnetten van de welvaartstaat mogen immers in geen geval fungeren als hangmatten. Respect en waardering komen in dit kader nauwelijks in beeld. Wie vanuit dit gangbare uitgangspunt over geldnood nadenkt, zal zich immers niet realiseren wat armoede te maken heeft met een gebrek aan menselijke aandacht of eerbied. In het gangbare door de economische wetenschappen getekende paradigma worden mensen immers beschouwd als geïsoleerde individuen van wie men het gedrag kan voorspellen zonder rekening te houden met de kwaliteit van hun cultuur, met de betrouwbaarheid van hun collectieve overtuigingen of met de authenticiteit van hun idealen. Zodra iemand in staat is zich economisch te handhaven, acht men de feitelijke problemen van de baan. Zolang men dit denkkader niet doorbreekt, blijven eer en respect buiten beschouwing, waardoor men geen begrip vertoont voor een belangrijk aspect van het verhaal. In deze uiteenzetting wil ik een alternatief uitgangspunt aan bod brengen. Om te begrijpen wat eer en respect betekenen, stel ik voor uit te gaan van de volgende stelling: ‘Elk individu – ieder van u dus – leeft bij gratie van de gedachte een min of meer benijdenswaardig leven te leiden.’ Om zich te handhaven is het noodzakelijk dat mensen min of meer ingenomen zijn met zichzelf. Dat blijkt dan ook: over het algemeen zijn mensen redelijk ingenomen met zichzelf. Ze zijn daar in zekere zin toe genoodzaakt. Wie zichzelf niet kan overtuigen van het feit dat het leven dat hij leidt de moeite waard is, zal het immers ontbreken aan de moed om zichzelf te handhaven. De gedachte iemand van betekenis te zijn, iets belangrijks te vertegenwoordigen of iets belangrijks te verwezenlijken, fungeert als een angstremmer. Ze zorgt ervoor dat mensen vreselijke zaken onder ogen durven zien zonder in paniek te raken of er de brui aan te geven. De gedachte iets bijzonders te zijn of te doen draagt ertoe bij zich krachtig, vitaal en monter te voelen. Weten dat je bestaan wordt gewaardeerd omdat je een taak uitvoert waarvan iedereen erkent dat die van maatschappelijk belang is, weten dat je voor bepaalde mensen onmisbaar bent – dit soort zaken zorgt ervoor dat je beschikt over de nodige energie om grote moeilijkheden, ziektes of tegenslag te lijf te gaan. In die zin leven mensen bij gratie van de gedachte een min of meer benijdenswaardig leven te leiden. De weinige mensen die op deze regel een uitzondering vormen zijn depressief, zwaarmoedig of melancholisch. Het zijn mensen die onze hulp nodig hebben. Wat we voor hen kunnen doen, is laten blijken dat we hen waarderen, dat we hen niet kunnen missen, dat ze iets belangrijks doen of dat we hen
Ethische Perspectieven 19 (2009)4, p. 397
92960_Eth_Persp_2009-4_04.indd 397
24-12-2009 14:11:31
graag zien. Als dat lukt, zijn ze geen uitzonderingen meer, maar mensen die leven bij gratie van de gedachte een benijdenswaardig leven te leiden. Merk op dat genot en geluk vanuit dit perspectief een ander karakter hebben dan genot en geluk zoals we die daarnet ter sprake brachten. Genieten is aangenaam, maar mensen voelen zich vooral gelukkig als ze zich erkend weten, als ze worden geëerd of geprezen of als ze werkelijk geliefd worden. In Sartres bewoording: ‘C’est là le fond de la joie d’amour: nous sentir justifier d’exister’.2 Ook armoede verschijnt in dit alternatieve perspectief op een totaal andere manier. Het betreft niet langer een beperking in de mogelijkheid bepaalde behoeften te bevredigen. Het betreft een beperking om binnen de samenleving te kunnen worden beschouwd als iemand die een benijdenswaardig leven leidt. Het alternatieve gezichtspunt stelt ons verder ook in staat om te definiëren wat respect is. Respect lijkt te maken te hebben met begrip opbrengen voor de reden waarom iemand zijn bestaan gerechtvaardigd weet of denkt te zullen kunnen rechtvaardigen. Iemand respecteren berust op de bereidheid je in zijn leefwereld in te leven. Het veronderstelt dat je een ernstige poging doet je te realiseren wat het engagement is of wat het project is dat de ander het gevoel geeft dat zijn bestaan de moeite waard is. Respect veronderstelt met andere woorden de bereidheid te onderzoeken wat het betekent zich over allerlei zaken zorgen te maken vanuit het perspectief van wat de ander lief is. Respect impliceert in die zin niet dat je om precies dezelfde dingen moet geven als de dingen waar de persoon die je wil respecteren om geeft. Het is mogelijk mensen te respecteren die projecten willen realiseren die ingaan tegen je eigen voorkeuren, opvattingen of belangen. Het volstaat dat je inspanningen doet om je te realiseren waarop het engagement van je tegenstander berust, dat je de geschiedenis die tot zijn engagement heeft geleid weet te doorgronden en dat je hem begrijpt. Respect betekent dat je krediet geeft aan de zorg van een ander om dingen te realiseren waarvan je je kan voorstellen dat ze voor hem belangrijk zijn, zonder ze meteen ook voor jezelf als te realiseren doelstellingen te beschouwen. Zo zullen ouders geven om de projecten van hun kinderen en blij zijn als ze erin slagen die te realiseren, zonder ze daarom zelf te ambiëren. Iemand respect betonen, impliceert dat je zijn eer eerbiedigt. ‘Eer’ wordt in mijn oude uitgave van Van Dale (1970) omschreven als ‘het bezit van achting in en erkenning als gelijkwaardig of volwaardig lid van de maatschappij of een maatschappelijke kring, en al wat daar mee samenhangt’. Naast het ontberen van koopkracht is dat inderdaad iets dat door armoede gedwarsboomd lijkt: achting en erkenning als gelijkwaardig of volwaardig lid van de maatschappij of een maatschappelijke kring, en al
Ethische Perspectieven 19 (2009)4, p. 398
92960_Eth_Persp_2009-4_04.indd 398
24-12-2009 14:11:31
wat daar mee samenhangt. Het lijkt erop dat in de loop van de geschiedenis mensen zich altijd impliciet gerealiseerd hebben hoe belangrijk eer en respect zijn en hoe kwetsbaar mensen op dit vlak zijn. Het grote belang dat in de loop van de geschiedenis aan iemands eer en goede naam werd gehecht, toont ons hoe beducht men was voor het tegendeel. Ook al wordt vandaag soms smalend beweerd dat sociale controle geen invloed mag hebben in ons leven en dat we ons niet al te veel moeten aantrekken van wat andere mensen van ons denken, wat het betekent zijn goede naam of zijn eer te verliezen realiseert men zich gewoonlijk pas als men die effectief ontnomen is. Het was en het is nog steeds vreselijk als het iemand aan eer ontbreekt. Wanneer je mensen niet respecteert, bijvoorbeeld door hen te beschouwen als lucht, hinderlijke figuranten of deel van het decor, kwets je hen in het hart van wat hen moed, vitaliteit en zelfvertrouwen geeft. Wanneer je mensen misprijst, belachelijk maakt, te kijk zet, dan confronteer je hen met de gedachte dat datgene waarvoor ze staan futiel, onbelangrijk, dwaas of gek is en ondermijn je hun moed om te zijn. In zoverre het oordeel van anderen bepalend is voor je zelfbeeld en in zoverre een positief zelfbeeld noodzakelijk is om je in dit leven te handhaven, is er veel aan gelegen dat het beeld dat anderen van je hebben positief is. We hebben ons nu een idee gevormd over wat respect betekent, laat ons dan de tweede stap zetten en onderzoeken hoe media respectvol over armoede kunnen berichten. Ook wanneer we vandaag nadenken over wat media doen, dan laten we ons leiden door het paradigma dat we in het begin van ons betoog hebben beschreven. Ook media worden spontaan gepercipieerd als actoren in een veld dat wordt gestructureerd door de wet van vraag en aanbod. Omroepen, kranten en weekbladen worden spontaan beschouwd als producenten die entertainment en informatie aanbieden in functie van de behoeften van de consument. De koers die grote mediaorganisaties varen, wordt niet langer gekenmerkt door een uitgesproken politiek-ideologisch of publiek doel, maar is marktgedreven. Netverantwoordelijken en redacties trachten zich een beeld te vormen van het ethos van hun doelpubliek en proberen de stijl en de inhoud van wat ze brengen zoveel mogelijk aan dat ethos aan te passen, in de hoop op die manier hun doelpubliek aan hun net, tijdschrift of krant te binden. Zoals u weet, wordt het succes van een dergelijke strategie afgemeten aan marktaandeel en klanttevredenheid. Wanneer het erop aankomt deze strategie te rechtvaardigen, dan argumenteert men dat men met een dergelijke strategie het publiek zelf de kans geeft te beslissen over wat het kan zien, beluisteren of lezen. Op die manier beweert men dat marketing de media dichter bij de gewone mensen heeft gebracht.
Ethische Perspectieven 19 (2009)4, p. 399
92960_Eth_Persp_2009-4_04.indd 399
24-12-2009 14:11:31
De tijd dat zogenaamde intellectuelen beslisten wat er moest worden geprogrammeerd of wat er via documentaires of culturele programma’s moest worden getoond, behoort definitief tot het verleden. Ook voor wat media betreft, gaat men beter uit van een alternatief uitgangspunt om genuanceerd te kunnen inschatten wat ze doen. De stelling is deze keer dat mensen in media geïnteresseerd zijn omdat ze willen participeren aan iets dat hun private behoeften en interesses overstijgt. Mensen willen zich via media op de hoogte stellen van datgene waar andere mensen op betrokken zijn. Media zijn op de eerste plaats instrumenten waarmee mensen aansluiting proberen vinden en zich op de hoogte willen stellen om ‘mee’ te zijn met wat zich afspeelt in de gemeenschap waarop ze zich betrokken voelen. Mensen zijn bijvoorbeeld in nieuws geïnteresseerd om te weten waar de collectiviteit zich vandaag om bekommert. Een krant lezen en ontdekken dat het de krant is van een week geleden, is vervelend. Je dacht immers dat je net vernam wat andere mensen ook net vernamen, tot blijkt dat je oud nieuws leest waar nauwelijks nog iemand op betrokken is. De reden waarom mensen gebrand zijn op actualiteit, is dat ze zich willen laten beroeren door wat andere mensen op hetzelfde moment beroert. Wàt de mensen beroert, is daarbij in zekere zin ondergeschikt aan het feit dàt het hen beroert. Datgene wat niet in de belangstelling staat, datgene waar geen haan over kraait en dat niemand interesseert, is geen nieuws, zelfs als het gaat om zaken die het aanschijn van de wereld zouden kunnen veranderen. Hetzelfde geldt voor shows en series. Mensen zijn erop betrokken omdat ze impliciet veronderstellen dat andere mensen er ook op betrokken zijn. Daarom staat naast elke hit hoeveel keer hij werd aangeklikt, naast elke clip hoe vaak hij werd bekeken, naast elke site hoe vaak hij werd bezocht. Het is waar dat mensen uiteindelijk in media geïnteresseerd zijn omdat media hen individuele voldoening schenken, maar die individuele voldoening heeft niet echt een privaat karakter. Het individu is immers niet op media betrokken om zich op zichzelf terug te plooien, maar om ‘mee’ te zijn en zich met anderen in verbinding te stellen. Niet alle media spelen op dezelfde manier in op die participatiebehoefte. Het maakt een groot verschil of een medium zichzelf beschouwt als een middel waar de gemeenschap en haar burgers samen beter van worden, of als een marktkraam van informatie en entertainment waar vraag naar is. In het eerste geval beschouwt men het medium als een instrument van publiek belang, in het tweede geval als de behartiger van de private belangen van een zo groot mogelijk publiek. In het eerste geval gaat men ervan uit dat men een publieke missie heeft. Die kan er bijvoorbeeld in bestaan de kwaliteit van de publieke opinie te optimaliseren door accurate, kritische,
Ethische Perspectieven 19 (2009)4, p. 400
92960_Eth_Persp_2009-4_04.indd 400
24-12-2009 14:11:31
relevante en waarheidsgetrouwe berichtgeving te verzekeren, of door bij te dragen tot de algemene kennis van de eigen geschiedenis, of door mensen te initiëren in muziek, film en theater waarvan de authenticiteit en de zeggingskracht het bestaan verfraait en verdiept. In het tweede geval laat men wat maatschappelijk relevant zou kunnen zijn of wat goed, mooi of waar zou kunnen zijn buiten beschouwing en biedt men aan wat binnen het ethos van de doelgroep die men wil bereiken aantrekkelijk is of opzien zal baren en daardoor het marktaandeel zal verzekeren. Hoe zal een medium dat vanuit de eerste invalshoek opereert armoede in beeld brengen? Ik vermoed dat men minstens aan twee zaken aandacht zal besteden. Het ligt ten eerste voor de hand dat men er via dit medium zorg voor zal dragen dat de publieke opinie zich over armoede een alert, evenwichtig en kritisch oordelen zal vormen. Onder publieke opinie verstaan we het beeld van de manier waarop de veralgemeende ander (the generalized other) een gebeurtenis inschat, een beeld dat mensen zich vormen op basis van de informatie die hen via media wordt geboden. Voor mensen is informatie over wat geldt als de publieke opinie geen informatie die van dezelfde orde is als de informatie van een particulier persoon of een particuliere organisatie. Wat ‘men’ denkt, geldt immers als een referentieperspectief. Wat ‘men’ denkt, heeft het statuut van het voorlopige oordeel dat op basis van de beschikbare informatie binnen een gegeven publieke verstandhouding het meest plausibel lijkt. Mensen gaan er spontaan van uit dat op het moment dat er cruciale informatie publiek gemaakt zal worden die de oorspronkelijke publieke opinie doorkruist, die publieke opinie zich automatisch zal corrigeren. Er zal zich echter alleen een betrouwbare publieke opinie ontwikkelen als de informatie op basis waarvan die opinie tot stand is gekomen genuanceerd, evenwichtig en waarheidsgetrouw is. Daar wringt het schoentje. Is de informatie die vandaag in de media over armoede de ronde doet adequaat, genuanceerd en evenwichtig? Ten tweede zal men, als men het algemeen belang van de eigen gemeenschap voorop stelt, de noden van elk individu dat tot die gemeenschap behoort ernstig nemen en diens eer respecteren. Dat impliceert dat men armoede onder de publieke aandacht zal brengen om er structurele oplossingen voor te vinden en met voldoende respect voor de mensen die er het slachtoffer van zijn. Men zal bijvoorbeeld aandacht besteden aan de oorzaken die sommige mensen in de armoede drijven, zoals echtscheiding, ziekte of culturele deprivatie, zonder de slachtoffers van armoede voor te stellen als voorwerp van misprijzen of medelijden, maar door hen voor te stellen als evenwaardige mensen in ‘het bezit van achting in en erkenning als gelijkwaardig of volwaardig lid van de maatschappij of een maatschappelijke kring, en al wat daar mee samenhangt’.
Ethische Perspectieven 19 (2009)4, p. 401
92960_Eth_Persp_2009-4_04.indd 401
24-12-2009 14:11:31
Vanuit de tweede benadering liggen de kaarten enigszins anders. Voor zover het de bedoeling is berichten op te stellen en entertainment te bieden in functie van de vraag, hoeft de journalist, radio- of televisiemaker alleen loyaal te zijn aan zijn doelgroep. Het is mogelijk dat die doelgroep zich loyaal opstelt tegenover de brede gemeenschap, maar het is net zo goed mogelijk dat het tot het ethos van die doelgroep behoort zich tegen de officiële gemeenschap af te zetten, zoals dat het geval is in sommige subculturen van kunstenaars, van arbeiders of van jongeren die zich van tradities willen afkeren. Journalisten en redactieverantwoordelijken van informatieve weekbladen en audiovisuele berichtgeving gaan er vandaag prat op dat de tijd van politieke bevoogding tot het verleden behoort en dat de berichtgeving van vandaag werkelijk pluralistisch is geworden. Ze vertellen er echter niet bij dat toen men op basis van marketingstudies doelgroepen ging aflijnen en de journalisten en programmamakers ertoe ging aanzetten hun artikelen, fotoreportages of producties af te stemmen op het ethos van die doelgroepen, het fel bevochten pluralisme ongemerkt werd ingeruild voor een aan de doelgroep gespiegelde nieuwe conformiteit. In plaats van de brede gemeenschap met al zijn schakeringen, richt men zich uiteindelijk opnieuw op een specifiek segment van de samenleving waarop niet alleen berichten en reportages zijn toegesneden maar ook het soort reclamecampagnes dat wordt gevoerd. Het risico bestaat dat vanuit dit paradigma armoede niet zal worden belicht als een probleem van de eigen groep, maar als een probleem dat zich voordoet buiten de groep waar de lezers, kijkers of luisteraars aansluiting bij zoeken. Mensen in armoede riskeren te worden voorgesteld als marginalen, mensen in de marge, van wie de problemen exotisch zijn of veroorzaakt werden door factoren die buiten de verantwoordelijkheid vallen van de ‘in’-groep. In een blad voor de happy few, waarin reclame gemaakt wordt voor polshorloges van Philippe Patek en voor de nieuwste golfclubs, zal in een artikel over armoede de verantwoordelijkheid van die armoede niet toegedicht worden aan die happy few. De kans is groot dat armoede er ter sprake zal komen naar aanleiding van de royale liefdadigheidsinitiatieven van een Rotary of Lions Club. Het voorbeeld is extreem, maar het doet zich ook in veel subtielere vormen voor telkens wanneer de doelgroep van het medium slechts een segment en niet het geheel van de samenleving erkent als ‘wij’. Er is met betrekking tot de stellingen die ik in deze uiteenzetting naar voor heb gebracht heel wat te bespreken. Omdat het stellingen zijn die onze gangbare kijk enigszins in beroering brengen, roepen ze wellicht veel vragen en twijfels op. De ruimte om daar zorgvuldig op in te gaan ontbreekt, maar er zijn twee gevolgtrekkingen waar ik
Ethische Perspectieven 19 (2009)4, p. 402
92960_Eth_Persp_2009-4_04.indd 402
24-12-2009 14:11:31
toch graag mee wou besluiten. Vooreerst lijkt het noodzakelijk dat er naast de zuiver economische benadering, waarin activering het ordewoord lijkt te zijn, andere initiatieven zijn waarin men aandacht besteedt aan de niet-materiële aspecten van armoede. Onze samenleving is extreem eenzijdig meritocratisch en biedt weinig ruimte voor projecten waarin zaken zoals cultuur, geschiedenis, poëzie, gemeenschapszorg of vakmanschap eer en respect afdwingen. Armoede is geen schande zolang er voldoende levensdomeinen zijn waarin men de eigen morele en culturele of sportieve kwaliteit kan manifesteren buiten de sfeer van de economie om. Dit probleem geldt niet alleen in verband met mensen die over weinig koopkracht beschikken, het vormt een veel breder probleem. Het gebrek aan waardering, het gevoel geen leven te leiden dat de moeite waard is, het gebrek aan aandacht voor het engagement buiten de sfeer van de economie geldt als een veel breder maatschappelijk probleem, dat naar ik vermoed aanleiding geeft tot teveel zwaarmoedigheid en teveel zelfmoord in onze moderne samenleving. De tweede gevolgtrekking die ik aan de oppervlakte wil brengen, heeft te maken met de eenzijdigheid van het economisch discours waarin maatschappelijke problemen aan de orde worden gesteld. Het wordt stilaan tijd dat we over media en over wat media met ons doen op een alternatieve manier nadenken. Mediamakers realiseren zich vandaag onvoldoende hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de kwaliteit van de publieke opinie. Hetzelfde geldt in belangrijke mate voor het publiek. Het lijkt zowel media als publiek te ontbreken aan een gevoel van lotsverbondenheid met de brede gemeenschap, er lijkt een tekort te zijn aan positieve identificatie met de eigen gemeenschap en met de symbolen die deze gemeenschap representeren. In een gesegmenteerde gemeenschap, waar elke subcultuur zich op zichzelf terugplooit, lijkt het me niet eenvoudig om het probleem van het gebrek aan respect voor mensen die met armoede worden geconfronteerd uit te sluiten. Maar initiatieven zoals deze prijsuitreiking illustreren dat geen enkele omschrijving sluitend is, er zijn altijd mensen die zich voor andere mensen en voor hun brede gemeenschap blijven inzetten. Hun hoop is de onze. Noten 1. Toespraak gehouden op 27 mei 2009 in het Paleis der Natie ter gelegenheid van de 10de jaarlijkse ‘Prijs Armoede Uitsluiten’. De prijs gaat naar een organisatie die actief de armoede en de sociale uitsluiting in Vlaanderen en in Brussel bestrijdt of voorkomt. 2. Jean-Paul SARTRE. L’être et le néant: Essai d’ontologie phénoménologique. Parijs: Gallimard, 1943, p. 420.
Ethische Perspectieven 19 (2009)4, p. 403
92960_Eth_Persp_2009-4_04.indd 403
24-12-2009 14:11:31