ACTIVERING VAN VANGNETTERS De zoektocht van de overheid naar de balans tussen inkomensbescherming en activering in de Ziektewet
Naam:
N. M. Legemaate-Grygor’yeva
Studentnummer:
6309070
Afstudeerrichting:
Master Arbeidsrecht
Scriptiebegeleider:
Prof. mr. dr. M. Westerveld
Datum:
3 augustus 2011
Inhoudsopgave 1.
2.
Inleiding ............................................................................................................................. 3 1.1.
Algemeen ..................................................................................................................... 3
1.2.
Structuur van de scriptie .............................................................................................. 5
Vangnet-Ziektewet ............................................................................................................. 7 2.1.
Van de Ziektewet naar het vangnet Ziektewet ............................................................ 7
2.2.
Vangnetwerknemers .................................................................................................... 9
2.3.
Bevordering activering vangnetters ........................................................................... 11
2.3.1.
Verruiming van het ziektebegrip ........................................................................ 12
2.3.2.
Verruiming van het begrip passende arbeid ....................................................... 13
2.4. 3.
Conclusie ................................................................................................................... 15
Ziektewet nog activerender .............................................................................................. 17 3.1.
Modernisering van de ZW ......................................................................................... 17
3.2.
Wet anticumulatie Ziektewet en Werkloosheidswet ................................................. 19
3.2.1.
Het niet-verschuiven van einddatum WW-uitkering na ziekengeld .................. 20
3.2.2.
Loon- en verhaalssanctie .................................................................................... 22
3.2.3.
Verrekening inkomsten ...................................................................................... 23
3.3.
Voortzetting van modernisering ................................................................................ 24
3.3.1.
Arbeidsongeschiktheidsbegrip in de arbeidsongeschiktheidswetgeving ........... 25
3.3.2.
Ander ziektebegrip ............................................................................................. 25
3.4.
Conclusie ................................................................................................................... 26
4.
Conclusie .......................................................................................................................... 28
5.
Literatuurlijst .................................................................................................................... 31
~2~
1. Inleiding 1.1.
Algemeen
Ieder mens krijgt wel eens een ziekte waardoor hij tijdelijk niet in staat is om te werken. In een dergelijk geval valt het vermogen om met eigen arbeid een inkomen te verwerven uit en komt de bestaanszekerheid in gevaar. De sociale zekerheid is ervoor om dit probleem op te vangen. Eén van de functies van de sociale zekerheid betreft een waarborgfunctie: de inkomensbescherming. Bescherming van inkomen is een grondslag van het stelsel van sociaal zekerheidsrecht en van de verzorgingsstaat. Dit vindt zijn oorsprong in het beroemde (Engelse) Beveridge-rapport uit 1942, waarin de grondslagen van een nieuwe welvaartsstaat werden vastgelegd. Dit rapport inspireerde Nederlandse politici en dit resulteerde in het Van Rhijn-rapport uit 1945, waarin stond: ‘De gemeenschap, georganiseerd in de Staat, is aansprakelijk voor de sociale zekerheid en vrijwaring tegen gebrek van al haar leden, op voorwaarde, dat deze leden zelf het redelijke doen om zich die sociale zekerheid en vrijwaring tegen gebrek te verschaffen’.1 Om de zieke weer in de gelegenheid te stellen enige arbeid te verrichten speelt de activeringsgedachte een belangrijke rol. De activerende functie heeft tot doel te voorkomen dat mensen met langdurig ziekteverzuim buiten het arbeidsproces komen te staan. Activering wordt verwezenlijkt door preventie en re-integratie.2 Hoewel de activeringsfunctie van de sociale zekerheid in de laatste jaren sterk is toegenomen, zijn echter nog niet alle prikkels eenduidig gericht op activering in de Ziektewet (ZW), aldus de regering.3 De ZW is een van de socialezekerheidsregelingen die inkomensbescherming bij relatief kortdurende arbeidsongeschiktheid biedt. Deze wet behoort tot de werknemersverzekeringen, waarin werknemers van rechtswege verzekerd zijn.4 De ZW fungeert als een vangnet voor bepaalde categorieën werknemers, zoals zieke werklozen, flexwerkers, zwangere vrouwen en gere-integreerde of oudere werknemers.5 Deze groep van verzekerden wordt ook aangeduid als ‘vangnetters’. De arbeidsmarktpositie van vangnetters is zwakker dan die van reguliere werknemers. Dat heeft te maken met het feit dat bij een bepaald deel van de vangnetters de 1
Commissie Van Rhijn, 1945, p. 10. Klosse 2010, p. 1. 3 Zie hierover Kamerstukken II 2009/10, 32 464, nr. 3, p. 3. 4 Zie art. 20 ZW. 5 Zie daarvoor resp. art. 29 lid 2, art. 29a, 29b en 29d ZW. 2
~3~
werkgever ontbreekt (zie hoofdstuk 2). Hierdoor missen ze de mogelijkheid om het werk te hervatten op het eerste spoor6, wat een hogere drempel tot een terugkeer op de arbeidsmarkt oplevert.7 Over deze groep van vangnetters zonder werkgever gaat deze scriptie. De afgelopen drie jaar is er in de politiek veel belangstelling voor de ZW geweest, omdat in vergelijking met reguliere werknemers het moeilijk blijkt om vangnetters in de ZW gedurende twee jaar te re-integreren.8 Volgens de regering werkt de ZW nu nog te weinig activerend.9 Tijdens de parlementaire behandeling van de Rijksbegroting voor 2010 is de motie Vermeij c.s.10 aangenomen. Hierin werd de regering verzocht te onderzoeken of er meer instrumenten ingezet kunnen worden die erop gericht zijn om meer zieke vangnetters aan het werk te helpen bij een nieuwe werkgever. Naar aanleiding daarvan heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (verder: minister) een ambtelijke werkgroep opdracht gegeven een onderzoek hiernaar uit te voeren. De belangrijkste conclusie van de ambtelijke werkgroep was dat het huidige Ziektebegrip verouderd is en onvoldoende activerend werkt.11 Aan de hand van de uitkomsten van de werkgroep is de minister in zijn brief van 6 september 201012 tot de conclusie gekomen dat een wetswijziging noodzakelijk is. Volgens de minister dient, om een betere balans tussen inkomensbescherming en activering te kunnen bereiken, het huidige ziektebegrip dat gerelateerd is aan ongeschiktheid tot het verrichten van ‘zijn arbeid’, vervangen te worden door een begrip wat toetst aan ongeschiktheid tot het verrichten van ‘passende arbeid’. 13 De minister is het helemaal eens met de bevindingen van de werkgroep dat door hantering van het criterium ‘zijn arbeid’ inkomensbescherming in de ZW centraal staat en activering bij toegang tot de ZW een ondergeschikte rol speelt.14 Het succes bij het re-integreren van vangnetwerknemers blijft uit doordat de ZW te beschermend ingericht is en de regering derhalve de ZW wilt wijzigen. In de brief van 8 maart 2011 15 heeft de minister maatregelen aangekondigd om de activerende werking van de ZW te versterken, waaronder:
6
‘Re-integratie eerste spoor’ betekent de re-integratie op hervatting van het eigen werk in al dan niet aangepaste vorm. Hiervoor zie art. 7:658a lid 1 BW. 7 de Jong 2008, p. 37. 8 de Jong 2009, p. 408. 9 ‘Belangrijkste uitkomsten ambtelijke werkgroep SZW/UWV over vangnet-ZW’ (bijlage bij kamerstukken II 2009/10, 32 123 XV, nr. 67), par. 1. 10 Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XV, nr. 28. 11 Bijlage bij kamerstukken II 2009/10, 32 123 XV, nr. 67. 12 Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XV, nr. 67. 13 Kammerstukken 2009/10, 32 123 XV, nr. 67, p. 3-4. 14 Bijlage bij kamerstukken II 2009/10, 32 123 XV, nr. 67, p. 2. 15 Kammerstukken 20010/11, 32 464, nr. 12.
~4~
-
na één jaar ziekte wordt het ziektebegrip aangescherpt tot passende arbeid;
-
de re-integratie- en sollicitatieverplichtingen in de ZW worden gelijk aan de (strengere) eisen in de WGA;
-
uitzendbureaus moeten zieke uitzendkrachten voor een periode van twee weken het loon doorbetalen;
-
verruiming van de proefplaatsing tot maximaal zes maanden en andere maatregelen.
Het ziektebegrip was eerder in 2007 al gewijzigd door de invoering van de Wet bevordering activering ZW-ers16 (Wbaz), waardoor het ziektebegrip voor vangnetters werd verruimd (zie hoofdstuk 2). Drie jaar later besloot het kabinet het ziektebegrip nog ruimer te maken. Beschermde en activerende functies van de sociale zekerheid staan naast elkaar, aldus Noordam en Klosse.17 Volgens Westerveld suggereert dit dat beide functies elkaar uitsluiten of elkaars tegenhanger zijn.18 De overheid ziet de activerende functie daarentegen als een onderdeel van de beschermende functie. Indien er geen of te weinig activerende functie in de ZW wordt ingebouwd dan is dit ‘een reëel probleem en dat is niet goed voor de betrokkenen, voor de samenleving en voor de premiebetalers.’19 De visie van de overheid is de burger te beschermen door de toetredingsdrempel hoog te zetten, deze heeft er dan geen belang bij om zich ziek te melden en afhankelijk te worden van de ZW-uitkering. Bij de voorgestelde maatregelen wordt het accent sterk gelegd op de activerende functie van de ZW. Hier rijst de vraag of door al die wijzigingen van de ZW waarmee de toetredingsdrempel wordt verhoogd, de beschermende functie van de ZW niet teveel teruggedrongen wordt. De centrale vraag van mijn scriptie in het kader van de ZW en met name wat betreft de populatie van vangnetters luidt: welke maatregelen heeft de overheid genomen om tot een betere balans tussen de inkomensbescherming en de activering te komen en of deze balans bereikt?
1.2.
Structuur van de scriptie
Om een antwoord te kunnen geven op de centrale vraag van deze scriptie wordt eerst onderzocht hoe de ZW als vangnet zich ontwikkelde na de invoering van de loondoorbetalingsverplichting gedurende de eerste zes weken voor de werkgever. De 16
Wet van 12 december 2007, Stb. 2007, 533. Klosse 2010, p. 1. 18 Westerveld 2011, p. 25. 19 Handelingen II 2010/11, nr. 62, p. 40. 17
~5~
activerende maatregelen van de overheid ten opzichte van vangnetpopulatie worden in deze scriptie in twee fasen verdeeld. De eerste fase begint vanaf de privatisering van de ZW en eindigt met de invoering van de Wbaz, die specifiek gericht is op de activering van vangnetpopulatie. Deze fase wordt behandeld in hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk wordt tevens nader toegelicht wie onder de vangnetpopulatie valt en welk onderscheid wordt gemaakt tussen vangnetters die relevant zijn voor deze scriptie en de rest. De tweede fase, die bestaat uit de maatregelen die na de Wbaz getroffen zijn inclusief de maatregelen die nog op stapel staan, wordt behandeld in hoofdstuk 3. In dit kader worden eerst de bevindingen beschreven van de ambtelijke werkgroep die ingesteld is door de minister naar aanleiding van de motie Vermeij. Daarna wordt het verloop van het wetsvoorstel Wet anticumulatie Ziektewet en Werkloosheidswet behandeld en vervolgens wordt nagegaan welke plannen de overheid heeft om de ZW verder te moderniseren. De scriptie wordt in hoofdstuk 4 afgesloten met de conclusie.
~6~
2. Vangnet-Ziektewet De centrale vraag van dit hoofdstuk is: welke maatregelen heeft de overheid vanaf de privatisering van de ZW tot en met de invoering van de Wbaz genomen om vangnetters te activeren? Eerst wordt het proces van privatisering van de Ziektewet stap voor stap beschreven (2.1). Daarna wordt aandacht besteed aan een bijzondere groep van werknemers, de vangnetters (2.2). Vervolgens worden de maatregelen behandeld die zijn genomen in het kader van de bevordering van activering vangnetters (2.3). Dit hoofdstuk wordt met een conclusie afgesloten (2.4).
2.1.
Van de Ziektewet naar het vangnet Ziektewet
Vanaf de inwerkintreding20 tot 1993 viel de ZW volledig onder de publieke sociale zekerheid. Dit betekende dat de verzekerde gedurende een korte periode van arbeidsongeschiktheid aanspraak had op een door het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (verder: UWV) te betalen uitkering.21 Na de invoering van de Wet terugdringing ziekteverzuim22 (Wet TZ) begon het proces van verschuiving van de vergoeding voor inkomensschade bij ziekte van het publieke naar het private domein. Dit wordt nog de ‘privatisering’ van de ZW genoemd, hoewel het niet om volledige privatisering gaat.23 Het privatiseringsproces gebeurde in drie stappen. Eerste stap De Wet TZ bepaalde dat een werkgever bij ziekte van een werknemer de eerste twee tot zes weken zelf het loon van de zieke werknemer moest doorbetalen. De ratio van de verantwoordelijkstelling van de werkgever was dat de werkgever geacht werd het ziekteverzuim in zijn onderneming te kunnen beïnvloeden door middel van zijn arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid. Dit was het belangrijkste instrument om het hoge ziekteverzuim terug te dringen.24 De overheid verwachtte hiermee een lastenbesparing te bewerkstelligen.
20
Wet van 5 juni 1913, Stb. 1913, 204. Boot 2003, p. 2-3. 22 Wet van 22 december 1993, Stb. 1993, 750. 23 Klosse 2010, p. 127. 24 van der Heijden 2001, par. 5.3.2. 21
~7~
Tweede stap De eerste stap van de privatisering van de ZW was net in werking getreden en zonder iets te weten over de effecten van die maatregel volgde de tweede stap met veel meer vergaande maatregelen. In de Wet uitbreiding loondoorbetalingsverplichting bij ziekte25 (verder: de Wulbz) werd de doorbetalingsverplichting tot 52 weken verlengd. De werkgevers moesten het loon ten hoogte van 70% van het laatstverdiende loon, met het minimumloon als ondergrens en het maximum dagloon als bovengrens, aan de werknemers doorbetalen. Sinds de invoering van de Wulbz fungeert de ZW als vangnetvoorziening.26 Met de privatisering was de verantwoordelijkheid voor het ziekteverzuim meer bij de werkgever en werknemer zelf gelegd. Als gevolg hiervan nam de nadruk op publiekrechtelijke regelingen af. Wulbz had tot doel om de regelingen op het gebied van ziekte en arbeidsongeschiktheid zodanig vorm te gegeven, dat alle betrokkenen systematisch geprikkeld zouden worden zich actief in te zetten voor preventie en re-integratie.27 Aangezien de werkgever het loon aan de zieke werknemer moet doorbetalen, heeft de werkgever er alle belang bij om de werknemer weer zo snel mogelijk in het arbeidsproces op te nemen. Dit is een financiële prikkel die de regering hanteert om ziekteverzuim terug te dringen. Als gevolg van deze regeling was er in de jaren na 1994 en 1996 sprake van enige vermindering van het ziekteverzuim.28 Daarna is het verzuimpercentage weer gaan oplopen tot bijna weer terug op het niveau van voor de privatisering. Het succes was van korte duur. Derde stap Om re-integratie van uitgevallen werknemers actiever en effectiever te maken en de WAOinstroom te reduceren is in 2002 de Wet verbetering Poortwachter29 (Wvp) in werking getreden.
30
Met deze wet beoogde men om de procesgang in het eerste ziektejaar te
verbeteren door middel van nieuwe regels voor ziekmelding, de re-integratie, de wachttijd van werknemers en de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever. De Wvp is voor deze scriptie relevant omdat er onderzoek is gedaan naar de ‘Werking Wet verbetering poortwachter onder vangnetters’.31
25
Wet van 8 februari 1996, Stb. 1996, 134. Bouwens 2011, p. 73. 27 Hoogendijk 1999, p. 53. 28 van der Heijden 2001, par. 5.3.6. 29 Wet van 29 november 2001, Stb. 2001, 628. 30 Kamerstukken II 2000/01, 27 678, nr. 3 (MvT), p. 3 en 11. 31 TNO-rapport 2006. 26
~8~
De in 2004 in werking getreden Wet verlenging Loondoorbetalingsplicht bij Ziekte32 (Wet VLZ) heeft de loondoorbetalingsperiode tot 104 weken verlengd. Met deze wet zet de regering weer het instrument van financiële prikkels in. De verlenging van de loondoorbetalingsperiode zou de werkgever 'prikkelen' om re-integratie werkelijk serieus te nemen.33 Het kabinet achtte dat het uitzicht op de WAO-uitkering bij beide partijen de prikkel zou verminderen om zich maximaal in te spannen voor herstel en werkhervatting. De verlenging van de periode van loondoorbetaling was een financiële prikkel voor de werkgever, omdat hij belang heeft bij een snellere werkhervatting van zijn zieke werknemer. Ook kreeg de werkgever de mogelijkheid door loonuitsluiting de werknemer te bewegen mee te werken aan diens werkhervatting. 34 Na invoering van deze wet is het aantal zieke werknemers met werkgever dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering deed, gedaald.35 Dezelfde deed zich al voor na de eerste en de tweede stap van de privatisering van de ZW. Dit effect is echter slechts van toepassing op zieke werknemers die op grond van het Burgerlijke Wetboek (BW) het loon doorbetaald krijgen. De Wet VLZ is in 2006 geëvalueerd.36 Uit het evaluatierapport blijkt dat de invoering van de verlengde loondoorbetalingplicht ook een keerzijde had. Om hoge risico’s te vermijden boden werkgevers vaker een tijdelijk contract.37
2.2.
Vangnetwerknemers
Na de privatisering van de ZW komen niet alle werknemers in aanmerking voor ziekengelduitkering. Hoewel elke zieke werknemers op grond van artikel 19 ZW recht heeft op ziekengeld, komt dit niet voor alle werknemers tot uitbetaling. Artikel 29, eerste lid van ZW bepaalt dat geen ziekengeld wordt uitgekeerd, wanneer recht op loon bestaat op grond van artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek (BW). Het ziekengeld wordt slechts uitgekeerd aan in artikel 29, tweede lid en artikel 29a, 29b en 29d van ZW opgesomde categorieën van verzekerden: werknemers wier arbeidsovereenkomst eindigt tijdens de eerste 104 weken van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, zieke werklozen, de verzekerde die wegens
32
Wet van 19 december 2003, Stb. 2003, 555 jo 556. Kamerstukken II 2003/04, 29 231, nr. 3, p. 7-8. 34 Kamerstukken II 2003/04, 29 231, nr. 3, p. 8. 35 IWI 2009-I . 36 Zie Evaluatie Wet VLZ 2006. 37 Evaluatie Wet VLZ 2006, p. 19. 33
~9~
orgaandonatie of zwangerschap en bevalling ongeschikt is tot werken, flexwerkers en werknemers met een no-riskpolis (artikel 29b ZW). Voor de ene categorie van vangnetwerknemers38 draagt de werkgever krachtens artikel 7:658a BW de verantwoordelijkheid, maar hoeft geen loon door te betalen. Voor deze scriptie is de andere categorie van vangnetwerknemers39, waarvoor het UWV verantwoordelijkheid draagt, relevant. Dat zijn zieke werkelozen, die langer dan dertien weken ziek zijn, werknemers met een tijdelijk dienstverband dat eindigt tijdens of door de ziekte of arbeidsongeschiktheid, flexwerkers40 en enkele groepen, die met werknemers zijn gelijkgesteld.41 Ontwikkeling toekenningen o.g.v. Ziektewet (x 1000) Jaar
Uitzendkrachten
Werklozen
2003
129,4
65,2
Overige vangnetgevallen 136,2
Totaal
2004
118,7
76,8
125,5
321,0
2005
162,2
72,8
121,9
356,9
2006
174,9
67,7
147,7
390,3
2007
183,9
32,8
124,0
216,7
2008
170,1
20,6
136,5
327,2
2009
122,3
22,0
148,9
293,2
2010
96,3
28,6
156,3
281,2
330,8
Bron: Jaarverslag UWV 2010 Gemiddelde ziekteduur van de diverse vangnetgroepen (in weken)
Zoals blijkt uit de tabel daalt afgelopen jaren het aantal uitkeringsgerechtigden van
40
de
ZW.
Onder
overige
vangnetgevallen worden verzekerden
35 30
verstaan met een fictief dienstverband,
25
Uitzendkrachten
20
Flexwerkers
de zogenaamde ‘artikel 46-gevallen’,
15
Werklozen
verzekerden met een tijdelijk dienst-
10
Overige groepen
verband, waarvan de dienstbetrekking
5
binnen het tijdvak van 104 weken
0
eindigt,
2007
38
en
vrijwillig
verzekerden
Deze categorie van vangnetwerknemers te vinden is in artt. 29a, 29b, 29d ZW. Deze categorie van vangnetwerknemers te vinden is in artt. 29, tweede lid onder c en d, ZW. 40 Zoals uitzendkrachten en oproepkrachten. 41 Dat zijn kleine aannemers en hun personeel, provisiereizigers, zie art. 4 ZW; diverse groepen thuiswerkers, musici en andere die onder art. 5 ZW en Rariteiten-KB vallen. Onder deze groep ook vallen degenen, die pas kort tevoren arbeid in loondienst hadden beëindigd, zie art. 29 lid 2b jo. art. 46 ZW. 39
~ 10 ~
zonder aanspraak op loon. Deze groep van vangnetgevallen is het grootste in 2010, terwijl het aantal uitzendkrachten dat aanspraak makten op het ziekengeld, aanzienlijk gedaald is. Volgens IWI onderzoek42 zijn zieke uitzendkrachten gemiddeld vier weken ziek (zie grafiek). Zieke werklozen en flexwerkers zijn gemiddeld langdurig ziek en vormen de grootste kostenpost.
2.3.
Bevordering activering vangnetters
Sinds het probleem rond vangnetters onderkend is, is er veel beleid gevoerd om vangnetters te activeren. Naar aanleiding van de Wvp is er een evaluatieonderzoek over de ‘Werking Wet verbetering poortwachter onder vangnetters’ geweest.43 In dit evaluatieonderzoek zijn aanbevelingen gedaan die op vangnetters gericht zijn. Ook is na de invoering van de Wvp het begeleidingsproces van het UWV gewijzigd.44 Het UWV voert het veranderprogramma Werk boven Uitkering uit die uit de wet Structuur Werk en Inkomen (SUWI) voortvloeit.45 Als gevolg van het veranderprogramma zijn bij het UWV afzonderlijke eenheden voor verzuimbegeleiding van vangnetters ingevoerd.46 In 2003 is het arboconvenant in werking getreden. Dit is een overeenkomst die ondertekend is door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vakorganisaties (FNV bondgenoten, CNV Dienstenverbond en de Unie), de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) en het UWV als uitvoerder van de ZW en begeleider van het verzuim van de meeste uitzendkrachten.47 Toch was dit beleid onvoldoende effectief en derhalve was er behoefte aan een aanvullend en samenhangend activeringspakket voor vangnetters om de uitvoering van de activering bij deze groep verder te ondersteunen.48 Het activeringspakket moest aan de volgende maatstaven voldoen: -
helderheid over de verantwoordelijkheidsverdeling van partijen;
-
transparantie over rechten en plichten bij re-integratie;
-
wegnemen van onnodige belemmeringen voor activering;
-
daadwerkelijke toepassing van sancties bij het niet-nakomen van verplichtingen.
Dit activeringspakket werd ingevoerd middels de Wbaz, die in 2008 in werking is getreden. De wijzigingen, die met deze wet waren beoogd, hadden alleen betrekking op vangnetters. 42
IWI 2009-I, p. 16. TNO-rapport 2006. 44 Kamerstukken II 2005/06, 28 719, nr. 33, p. 1. 45 Zie hierover IWI 2005, p. 9. 46 Kamerstukken II 2006-2007, 30 909, nr. 3 (MvT), p. 2. 47 De Jong 2007, p. 2. 48 Kamerstukken II 2006/07, 30 909, nr. 3 (MvT), p. 2. 43
~ 11 ~
Door deze wet zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: -
verruiming van het ziektebegrip;
-
verruiming van het begrip ‘passende arbeid’ (conform het WW‐regime);
-
verplichting voor het UWV om een re‐integratieverslag op te stellen, zodat de door het UWV verrichte inspanningen transparant worden gemaakt.
Nadere uitwerking aan deze wet wordt gegeven in de ‘Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar voor vangnetters zonder werkgever’.49 2.3.1. Verruiming van het ziektebegrip Met de Wbaz is het vijfde lid aan artikel 19 ZW toegevoegd. Dit vijfde lid heeft alleen betrekking op vangnetters die geen werkgever hebben. Aanleiding voor de toevoeging van het vijfde lid aan artikel 19 ZW waren de bevindingen uit het evaluatieonderzoek naar de werking van de Wvp. Ten eerste zou er apart aandacht moeten worden besteed aan deze groep van zieken. Ten tweede werd opgemerkt dat de bestaande redactie van artikel 19 ZW de activering van vangnetters kon belemmeren.50 Het probleem zat in het volgende. Bij de beoordeling van het recht op ziekengeld ging het om de vraag of een vangnetter in staat was tot het verrichten van zijn laatstelijk verrichtte arbeid. Op grond van vaste jurisprudentie betekende dit, dat niet alleen de kenmerkende aspecten van het werk als zodanig bij de beoordeling werden betrokken, maar ook alle specifieke, feitelijke omstandigheden van dat laatstelijk verrichtte werk.51 Onder specifieke omstandigheden wordt verstaan incidentele bijzondere aspecten van dat werk, zoals dat in de feitelijke werksituatie wordt uitgevoerd. Aangezien een vangnetter nu juist geen dienstverband meer heeft, zal hij echter feitelijk niet meer terugkeren naar dat werk met de daarbij behorende specifieke werkomstandigheden. Indien een vangnetter één bijzonder aspect van het laatste werk niet meer kon verrichten, ontving hij toch ziekengeld, terwijl hij wel in staat was om de hoofdwerkzaamheden te verrichten. Daardoor werd de wijziging van ziektebegrip ten opzichte van vangnetters wenselijk geacht. De regering was van mening dat dit leidde tot onnodige inactiviteit van vangnetters en heeft daarom lid vijf aan artikel 19 ZW toegevoegd.
49
IWI 2009-II. Kamerstukken II 2006/07, 30 909, nr. 3 (MvT). 51 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB 2 juli 2002, RSV 2003, 1. 50
~ 12 ~
Onder ongeschiktheid tot het verrichten van ‘zijn arbeid’ voor de vangnetter wordt verstaan: ‘ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend voor zijn arbeid zijn’. Als gevolg van deze wijziging worden werkzaamheden die weliswaar onderdeel uitmaakten van de laatst verrichte arbeid, maar die daar gewoonlijk niet kenmerkend voor zijn, buiten beschouwing gelaten. Ook de situatieve omstandigheden, zoals de plaats waar het werk werd verricht, worden buiten beschouwing gelaten. Nieuw is ook de bepaling die gaat het over het geval indien de verzekerde de laatstelijk verrichte arbeid gedurende minder dan een week heeft verricht.52 Voor deze verzekerde is de dan verrichte werkzaamheden gedurende die week niet meer relevant. Bepalend zijn in dit geval de werkzaamheden die de verzekerde voorafgaand aan die week gedurende ten minste zes maanden hoofdzakelijk heeft verricht. Deze bepaling is dwingend (er staat immers niet: ‘kan’ worden verstaan, maar ‘wordt’ verstaan) en geeft dus geen ruimte voor toetsing aan de redelijkheid en billijkheid. Dat betekent dat voor de situaties waarin het niet redelijk zou zijn om uit te gaan van het eerder verrichte werk, bijvoorbeeld als een student in zijn eigen vak als uitzendkracht aan de slag is gegaan, het tot onbillijke resultaten kan leiden.53 2.3.2. Verruiming van het begrip passende arbeid Sinds de invoering van de Wet Wulbz heeft artikel 30 ZW een groot deel van zijn betekenis verloren. Het is immers niet meer van toepassing op werknemers, die een werkgever hebben, omdat ze loon van hun werkgever ontvangen. Dit artikel komt slechts aan de orde voor werknemers die bij ziekte recht hebben op ziekengeld en die geen werkgever hebben die bij ziekte het loon doorbetaalt. Voor januari 2008 bevatte artikel 30 ZW geen definitie van het begrip ‘passende arbeid’. Met de Wbaz werd in het vijfde lid van dit artikel de volgende definitie van passende arbeid opgenomen: ‘Als passende arbeid wordt beschouwd alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Niet als passende arbeid wordt beschouwd 52
Eveneens in het nieuwe vijfde lid van art. 19 ZW. Het voorbeeld over de student was tijdens de parlementaire behandeling besproken, zie Kamerstukken I, 2007/08, 30 909, nr. C, blz. 6, 7. Het antwoord op deze casuïstiek van de minister was tamelijk vaag. 53
~ 13 ~
arbeid op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.’ Deze definitie was ontleend aan de definitie in de Werkloosheidswet (verder: de WW). Het idee van de regeling is dat niet alleen van werkloze werknemers, maar ook van zieke werknemers en vangnetters mag worden verwacht dat zij zich met de tijd ruimer opstellen ten aanzien van het accepteren van passende arbeid. In de situatie met een zieke vangnetter zonder werkgever wordt eerst bezien of hij weer zodanig is hersteld dat hij zijn werk weer kan doen. Is dat echter niet het geval, dan bestaat geen mogelijkheid om te zoeken naar ander passend werk bij de eigen werkgever. De zieke vangnetter moet daarom (evenals de werkloze werknemer) op zoek gaan naar ander passend werk bij een andere werkgever. Het UWV moet de vangnetter reactiveren door de inzet van instrumenten en inkoop van re-integratietrajecten. De invulling van het begrip passende arbeid is per geval afhankelijk van de omstandigheden. De rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) vult het begrip 'passende arbeid' nader in: ook factoren als (medische) beperkingen van de werknemer, bijkomende arbeidsvoorwaarden (zoals reiskostenvergoeding) en het werkloosheidsrisico bepalen mede of arbeid passend is.54 Bij de invulling van het begrip passende arbeid ten aanzien van zieke vangnetters moet rekening worden gehouden met het feit dat de betrokkene door ziekte beperkingen heeft. Dit betekent enerzijds dat bij de afweging over de vraag wat passende arbeid is, de factor ‘beperkingen’ een belangrijke rol speelt. Anderzijds is in het kader van de activering van essentieel belang dat de zieke vangnetter zijn resterende mogelijkheden zo snel mogelijk benut. Denk hier bijvoorbeeld aan de situatie wanneer de beperkingen zodanig zijn dat betrokkene naar verwachting het werk op eigen niveau op langere termijn niet meer zal kunnen doen. In dit geval kan het nodig zijn om zich al meteen te richten op arbeid op een lager niveau of arbeid in een ander beroep. Volgens Wit stelt de regering ten onrechte dat zieke vangnetters moeilijk te re-integreren zijn vanwege het verouderde begrip ‘zijn arbeid’ en dat zij vergelijkbaar zijn met werkloze werknemers. Hij denkt dat het re-integratieprobleem afdoende opgelost wordt door het begrip 'passende arbeid' in artikel 30 ZW gelijk te schakelen met bijvoorbeeld artikel 24 WW en
54
Zie onder andere CRvB 9 juli 2008, LJN BD3873; CRvB 25 januari 2006, RSV 2006, 142.
~ 14 ~
artikel 7:658a lid 4 BW en de re-integratieplichten voor de vangnetter en het UWV verder aan te scherpen.55 De inspectie Werk en Inkomen (IWI) heeft in de jaren 2008 en 2009 bij het UWV diverse onderzoeken uitgevoerd naar de begeleiding van zieke werklozen in opdracht van de minister.56 De IWI wijst er op dat de kwaliteit van het activeringsproces in de periode 2008 en 2009 nog niet structureel is verbeterd. De reden daarvoor is dat een goed registratiesysteem nog ontbreekt en de expertise van het Werkbedrijf UWV onvoldoende wordt benut. Daarbij heeft de IWI voor de groep langdurig zieke werklozen uit 2008 niet kunnen vaststellen dat de voorgeschreven tijdige procesgang werkelijk is gevolgd. Verder komen probleemanalyses en plannen van aanpak in veel gevallen enkele maanden te laat tot stand. Kortom, volgens de IWI kan de begeleiding door het UWV ook beter: sneller en meer op maat. Op verzoek van de minister heeft het UWV het ‘Plan van Aanpak verbetering ZW-arborol’ aangekondigd.57 De minister zal de komende tijd op de uitvoering van het plan toezien en heeft verdere maatregelen voor 2011 aangekondigd. Deze maatregelen worden in het volgende hoofdstuk nader toegelicht.
2.4.
Conclusie
Ziekteverzuim is een complex probleem, zowel voor vangnetters als voor werknemers met een werkgever. Het uitvoeringsbeleid van het UWV schiet ten opzichte van vangnetters tekort. Daarom verloopt de re-integratie van vangnetters veel moeilijker in vergelijking met zieke werknemers. Is het beoogde resultaat om ziekteverzuim terug te dringen bereikt met de genomen maatregelen? De eerste en tweede stappen van de privatisering leverden wel de verlangde resultaten op, maar slechts voor een korte periode. Aan de hand van de historie van de privatisering van de ZW is gebleken dat de wetgever te snel heeft aangenomen dat het introduceren van financiële prikkels een blijvend positief effect op ziekteverzuim zou hebben. De Wet VLZ had wel een positieve impact op terugdringing van ziekteverzuim onder werknemers. Deze wet bracht echter ook met zich mee dat de groep vangnetters groter is geworden. Dit is de keerzijde van de privatisering van de eerste twee ziektejaren, bedrijven bieden minder snel vaste contracten aan en willen steeds vaker gebruik maken van flexibele
55
Wit 2008, par. 8. IWI 2010, p. 17. 57 Plan van aanpak verbetering ZW-arborol, Bijlage bij Kamerstukken II 32 123-XV nr. 67. 56
~ 15 ~
arbeid. Naar aanleiding hiervan kan de conclusie worden getrokken dat na en door de privatisering van de ZW er een spanning is ontstaan, aan de ene kant tussen de economische belangen, zowel van de werkgever als de overheid, en aan de andere kant de bestaanszekerheid voor de werknemers en vangnetters. Van het prikkelargument werd uitgebreid gebruik gemaakt. De overheid maakt steeds meer maatregelen om de activerende werking te versterken en steeds blijkt dat genomen maatregelen onvoldoende zijn om het gewenste resultaat, namelijk zo min mogelijk langdurig zieke werklozen te hebben, te bereiken. Na elke ‘activerende maatregel’ komt er een nieuwe bij. Tevens scherpte de wetgever vanaf 2008 het ziektebegrip voor vangnetters aan, zonder een valide reden te noemen.58
58
Wit 2008, par. 8.
~ 16 ~
3. Ziektewet nog activerender De centrale vraag van dit hoofdstuk is: welke maatregelen heeft de overheid na de inwerkingtreding van de Wbaz in 2008 getroffen om de ZW activerender te maken en welke maatregelen staan nog op stapel? In dit hoofdstuk wordt de tweede fase van de activering van vangnetters behandeld. Eerst worden de bevindingen van de ambtelijke werkgroep die is ingesteld door de minister naar aanleiding van de motie Vermeij beschreven (3.1). Daarna wordt het verloop van het wetsvoorstel Wet anticumulatie Ziektewet en Werkloosheidswet behandeld (3.2). Vervolgens wordt nagegaan welke plannen de overheid heeft om de ZW verder te moderniseren (3.3). Tenslotte volgt de conclusie (3.4).
3.1.
Modernisering van de ZW
Na de invoering van de Wbaz komt er in de politiek steeds meer belangstelling voor de ZW. Na de privatisering van de ZW blijkt dat, in vergelijking met reguliere werknemers, het moeilijk is om vangnetters in de ZW gedurende twee jaar te re-integreren.59 Volgens de regering werkt de ZW nu nog te weinig activerend.60 Tijdens de parlementaire behandeling van de Rijksbegroting voor 2010 is de motie Vermeij c.s.61 aangenomen. Hierin werd de regering verzocht te onderzoeken of er meer instrumenten ingezet kunnen worden die erop gericht zijn om meer zieke vangnetters aan het werk te helpen bij een nieuwe werkgever. Naar aanleiding daarvan heeft de minister een ambtelijke werkgroep opdracht gegeven een onderzoek hiernaar uit te voeren. De belangrijkste conclusie van de ambtelijke werkgroep was dat het huidige Ziektebegrip is verouderd en onvoldoende activerend werkt. De minister heeft tijdens de parlementaire behandeling een aantal keren benadrukt dat het ontbreken van prikkels voor vangnetters ertoe leidt dat men ziek wordt, lang ziek blijft en ook in de arbeidsongeschiktheidsregeling komt.62 Modernisering van het Ziektebegrip is derhalve gewenst.63 De ambtelijke werkgroep stelt dat het vangnet nu te weinig activerend werkt, omdat er sprake is van een relatief hoog langdurig verzuim en een relatief hoge instroom in de Wet werk en
59
de Jong 2009, p. 408. ‘Belangrijkste uitkomsten ambtelijke werkgroep SZW/UWV over vangnet-ZW’ (bijlage bij kamerstukken II 2009/10, 32 123 XV, nr. 67), par. 1. 61 Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XV, nr. 28. 62 Handelingen II 2010/11, nr. 62, p. 35. 63 Bijlage bij kamerstukken II 2009/10, 32 123 XV, nr. 67. 60
~ 17 ~
inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) onder vangnetters. De minister is van mening dat de modernisering van de ZW is achtergebleven sinds de hervorming van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) tot de Wet WIA en de invoering van de loondoorbetalingsplicht voor werkgevers bij verzuim van personeel. Ten gevolge van de verlenging van de loondoorbetalingsplicht van 52 naar 104 weken in 2004, doen werkgevers meer om het verzuim van werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zo kort mogelijk te houden. De overheid wil door middel van invoering van prikkels voor vangnetters en werkgevers hetzelfde resultaat boeken als bij zieke werknemers met een werkgever.64 Uit de Wet WIA-evaluatie is gebleken dat er sprake is van een toenemende instroom van uitzendkrachten en werknemers met een tijdelijk dienstverband in de Wet WIA. Daarom is het volgens het kabinet van groot belang om maatregelen in het leven te roepen die deze groep zo snel mogelijk weer aan het werk zullen helpen. In de conclusie van de werkgroep wordt aangegeven dat modernisering van de ZW op vier niveaus plaats dient te vinden. Namelijk op het niveau van: 65 -
wetgeving: een activerend stelsel. De ZW dient zodanig gewijzigd te worden dat het activerende karakter van de ZW wordt vergroot, instroom beperkt, uitstroom gemaximaliseerd en meer accent wordt gelegd op preventie van langdurig ziekteverzuim. Er moet nog een onderzoek volgen, net als het bij de nieuwe Wajong het geval was, naar de vraag in hoeverre langdurig zieke vangnetters wel of niet gereintegreerd kunnen worden en welke interventies hiervoor benodigd zijn;
-
vergroting rol van werkgevers. Op grond van deze beleidsconclusie wil de minister de volgende maatregelen treffen:66 a) wegnemen van administratieve lasten voor werkgevers bij het in dienst nemen van zieke vangnetters middels het benutten van de werkgeversservicepunten; b) het beter benutten van beschikbare expertise, bijvoorbeeld door de inzet van het Werkbedrijf UWV, de werkpleinen of externe arbodiensten bij de reintegratie van zieke vangnetters naar werk; c) beter
benutten
van
de
mogelijkheid
om
zieke
vangnetters
met
arbeidsmogelijkheden te detacheren bij een re-integratiebedrijf; d) verbreden van de afspraken over het bieden van nazorg en het uitwisselen van vacatures, die het UWV met re-integratiebedrijven maakt. 64
Bijlage bij kamerstukken II 2009/10, 32 123 XV, nr. 67. Bijlage bij kamerstukken II 2009/10, 32 123 XV, nr. 67. 66 Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XV, nr. 67. 65
~ 18 ~
-
verbetering van diagnose en uitvoering door het UWV. Er wordt hier met name gedacht
aan
snellere
begeleiding
met
minder
overdrachtsmomenten
en
gedifferentieerd beleid voor de risicogroepen in het vangnet, betere informatie over reintegratie-inspanningen, verbetering van samenwerking met gemeenten op de werkpleinen en met werkgevers; -
invoering van meer instrumenten voor werkgevers om vangnetters te activeren. Tegelijkertijd voegt de werkgroep hier aan toe dat het de vraag is of extra instrumenten toegevoegde waarde hebben.
De minister heeft verder opdracht gegeven aan het UWV om een dossieronderzoek te verrichten naar kenmerken en re-integratiemogelijkheden van zieke werklozen.67 Dit onderzoek kan meer inzicht bieden in de mate waarin deze doelgroep nog re-integratiemogelijkheden heeft. Het wetsvoorstel Wet anticumulatie Ziektewet en Werkloosheidswet wordt gezien als een eerste stap in de modernisering van de ZW, met de bedoeling om meer prikkels in de Ziektewet in te bouwen.68
3.2.
Wet anticumulatie Ziektewet en Werkloosheidswet
Op 27 augustus 2010 heeft de regering het wetsvoorstel anticumulatie Ziektewet en Werkloosheidswet aan de Tweede Kamer aangeboden.69 Met dit wetsvoorstel wilde de minister de volgende maatregelen invoeren: a) het niet verschuiven van de einddatum WW-uitkering na ziekengeld; b) loon- en verhaalssanctie voor de werkgever van de vangnetter; c) verrekening van inkomsten uit arbeid tijdens recht op een ZW-uitkering. Van deze maatregelen zijn slechts onderdelen b en c doorgegaan en zijn op 1 juli 2011 in werking getreden. Het onderdeel a is door de minister ingetrokken wegens onvoldoende steun in de Tweede Kamer. Deze maatregelen liggen in het verlengde van eerder beleid dat is ingezet om de re-integratie van vangnetters te bevorderen.70 Ondanks al eerder gevoerd beleid om het verzuim van zieke
67
Dit dossieronderzoek is eind 2010 door AStri gestart in opdracht van UWV. Het onderzoek loopt naar verwachting tot medio 2011. Tot nu toe zijn de resultaten uit dit onderzoek nog niet bekend. 68 Kamerstuk II 2009/10, 32 123 XV, nr. 67, p. 4. 69 Kamerstukken II 2009/10, 32 464, nr. 1. 70 Hiermee wordt bedoeld de Wet van 12 december 2007, Stb. 2007, 553, houdende regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de ZW.
~ 19 ~
vangnetters te verminderen door hen sneller te activeren, blijft de duur van het verzuim nog steeds zeer lang. Ook hun instroom in de Wet WIA is onverminderd hoog. Bovengenoemde maatregelen zal ik achtereenvolgens behandelen. 3.2.1. Het niet-verschuiven van einddatum WW-uitkering na ziekengeld De wezenlijke wijziging die dit wetsvoorstel meebrengt is dat de einddatum van een WWuitkering tijdens een periode van ziekte ongewijzigd blijft. Volgens de huidige regeling ontstaat voor zieke WW-gerechtigden na 13 weken recht op ziekengeld op grond van artikel 29 lid 2 onderdeel d onder 1o ZW. Dat betekent dat de betrokkene de eerste 13 weken van zijn WW-uitkering moet verbruiken en na herstel kan zijn restant aan WW-uitkering herleven. Volgens de regering kan het aantrekkelijk zijn voor een WW-gerechtigde om zich ziek te melden, want de einddatum van het recht op een WW-uitkering wordt verschoven met de periode dat de werkloze ziek is.71 De regering ondersteunt deze stelling op grond van de resultaten uit een TNO-rapport.72 Daaruit blijkt dat 35% van de zieke werklozen als een van de belangrijkste redenen noemt om zich ziek te melden dat men anders geen uitkering meer ontvangt of dat men door ziekmelding de duur van de uitkering verlengt. Dit wetsvoorstel zou consequenties hebben voor uitzendkrachten en personen met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Indien een werknemer aan het einde van de dienstbetrekking ziek is geworden, ontstaat zijn recht op ziekengeld op grond van de ZW en gaat de WW-uitkering nog niet in. Pas na herstel of afloop van het ziekengeld ontstaat het recht op WW-uitkering, indien aan de voorwaarden voor het recht op WW-uitkering is voldaan. Deze regeling is niet van toepassing op werknemers die een ZW-uitkering ontvangen als gevolg van orgaandonatie, zwangerschap of op basis van de no-risk polis. Verder is er ook een uitzondering gemaakt voor vangnetters die het ziekengeld ontvangen uit hoofde van een andere dienstbetrekking dan die waaruit de betrokkene werkloos is geworden. De laatste groep die onder de uitzondering valt, is een groep van vangnetters die ziekengeld ontvangen tijdens de periode van de fictieve opzegtermijn van artikel 16 lid 3 WW.73 Dit betekent dat deze wijziging slechts betrekking heeft op vangnetters zonder werkgever die genoemd zijn in artikel 29 lid 2 onderdelen a-d ZW. Verder zijn er consequenties voor vangnetters die 71
Kamerstukken II 2009/10, 32 464, nr. 3 (MvT), p. 3. TNO-rapport 2007. 73 Deze drie gevallen zouden in nieuw lid 7 bij art. 42 WW worden genoemd. Zie Kamerstukken II 2009/10, 32464, nr. 2, p. 2. 72
~ 20 ~
aanspraak willen maken op de loongerelateerde WGA-uitkering. Deze uitkering wordt namelijk gekort met de duur van het eerder genoten ziekengeld. De regering wil juist deze groep aanpakken omdat deze groep de helft van de instroom in de Wet WIA vormt.74 Dit wetsvoorstel kreeg veel kritiek van vakbonden, politici en wetenschappers. Vakbonden waren het niet eens met het wetsvoorstel om de volgende redenen. Ten eerste, dit probleem kan worden voorkomen met een betere controle van de ziektemelding. Ten tweede brengt deze wetswijziging ongelijke behandeling tussen zieke werknemers en vangnetters met zich mee. Namelijk, het niet verschuiven van de einddatum WW-uitkering na ziekengeld heeft gevolgen voor de duur van de loongerelateerde WGA-uitkering. De gevolgen van deze wijziging treffen slechts zieke vangnetters.75 Vervolgens wijzen vakbonden erop dat hier geen sprake is van ‘stapeling van uitkeringen’, zoals de overheid dat beweert. Er is sprake van een uitkering voor verschillende situaties, namelijk werkloosheid en ziekte.76 Politici77 hadden ook soortgelijke bezwaren als de vakbonden. Lanting deelt de mening van vakbonden dat deze wijziging niet nodig is, omdat het UWV ‘misbruik’ door een striktere controle kan voorkomen.
78
Bovendien wijst ze erop dat het
verstandiger om eerst een evaluatie van de maatregelen uit de Wet van 12 december 2007 af te wachten in plaats van met een nieuw wetsvoorstel te komen. Ze betreurt dat het nieuwe wetsvoorstel geen doeltreffende instrumenten introduceert die de zieke werklozen kunnen helpen om weer aan het werk te gaan.79 Naar mening van H. J. van Pelt zou het wetsvoorstel arbeidsmobiliteit beperken. 80 Het wordt voor werknemers minder aantrekkelijk om vanuit een vast dienstverband op een andere plaats te gaan solliciteren en daar te starten met een tijdelijk dienstverband. Dit is ongewenst in tijden waarin de overheid juist arbeidsmobiliteit wil bevorderen. Mogelijk als gevolg van al deze kritiek heeft de gedoogpartner van het kabinet, de partij voor de vrijheid (PVV), zijn steun voor dit onderdeel teruggetrokken. Door het ontbreken van voldoende steun in de Tweede Kamer heeft de minister op 8 maart 2011 het onderdeel anticumulatie uit het wetsvoorstel Wet anticumulatie Ziektewet en Werkloosheidswet laten
74
Kamerstukken II 2009/10, 32 464, nr. 3 (MvT), p. 2. Brief van Landelijke Cliëntenraad van 14 december 2010, nr. LCR/TK10-0136/JL/ER. 76 Brief van FNV van 14 december 2010, nr. 62/307. 77 Politici van fracties SP, PvdA, D66, GroenLinks en PVV, zie Handelingen II 2010/11, 36. 78 Lanting 2011. 79 Lanting 2011. 80 Van Pelt 2010, p. 36-37. 75
~ 21 ~
vervallen.81 Omdat andere onderdelen van dit wetsvoorstel overeind zijn gebleven is het opschrift van het wetsvoorstel gewijzigd naar ‘Wet wijziging verrekening inkomsten met ziekengeld’. 3.2.2. Loon- en verhaalssanctie Dit onderdeel van het wetsvoorstel heeft tot doel om werkgevers tot actievere re-integratieinspanningen te stimuleren.82 Deze regel heeft dus betrekking op vangnetters met een werkgever. Dat zijn werknemers die een ZW-uitkering ontvangen vanwege ziekte voortvloeiend uit zwangerschap of bevalling, wegens orgaandonatie of werknemers met een no-riskpolis. Volgens de huidige regeling heeft een werkgever wel een re-integratieverplichting, maar indien de werkgever dit onvoldoende doet heeft het UWV geen enkele sanctiemogelijkheid, artikel 26 lid 2 WIA juncto artikel 25 lid 6 WIA. Dat is geen lacune in de wet maar de bedoeling van de wetgever, die bij de inwerkingtreding van de Wet verbetering poortwachter in 2002 voor de werkgever van de vangnetter een uitzondering heeft gemaakt. Een werkgever kreeg geen loon- of verhaalssanctie bij het niet nakomen van zijn re-integratieverplichtingen. Destijds bestond de vrees dat werkgevers deze personen niet meer zouden aannemen als een verhaals- of loonsanctie zou gelden. Lanting is van mening dat met de invoering van deze maatregel de overheid de voordelen van de no-riskpolis wegneemt. Daarmee vernietigt de overheid een doeltreffend instrument dat zieke werklozen helpt om weer aan het werk te gaan.83 Ongeacht deze kritiek meent de regering dat activeringspolitiek nu een hogere prioriteit heeft dan de vrees voor risicoselectie van deze groep.84 De regering onderbouwt deze stelling met het feit dat door de Wet op de medische keuringen risicoselectie immers wordt tegengegaan en daarom betwijfelt de regering dat risicoselectie zich daadwerkelijk zal voordoen. 85 Tijdens de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel is aan de minister de vraag gesteld of hij zijn stelling, dat er geen risicoselectie zal voordoen, beter kan onderbouwen. De minister heeft toegezegd dat hij de risicoselectie-effecten zal volgen en zal beoordelen wat de resultaten daarvan in de praktijk zijn; daarover zal hij de Kamer informeren.86 Daarbij voegt
81
Kamerstukken II 2010/11, 32 464, nr. 12-13. Kamerstukken II 2009/10, 32 464, nr. 3 (MvT), p. 5. 83 Lanting 2011. 84 Kamerstukken II 2009/10, 32 464, nr. 3 (MvT), p. 5-6. 85 Kamerstukken II 2009/10, 32 464, nr. 3 (MvT), p. 5-6. 86 Handelingen II 2010/11, nr. 62, p. 36 en 40. 82
~ 22 ~
de minister nog eraan toe dat de wetgever al veel heeft gedaan om risicoselectie tegen te gaan door de invoering van een no-riskpolis en de Wet op de medische keuringen. 3.2.3. Verrekening inkomsten Deze regeling kende een aantal nadelen. Ten eerste vond de verrekening plaats volgens een ingewikkelde regeling van (ex) artikel 31 lid 2 ZW. Dit bracht voor het UWV een zware administratieve belasting met zich mee, want elke dag moeten de inkomsten verantwoord worden. Deze regeling hield in dat een bedrag van maximaal 30% van het dagloon volledig vrijgelaten wordt en het overige deel wordt gekort. De werknemer ontving aan uitkering niet meer dan het bedrag waarmee zijn dagloon het bedrag van het door hem ontvangen loon overtrof. Ten tweede leidde deze verrekensystematiek tot onbillijke resultaten. Werknemer A werkte bijvoorbeeld een volledige werkweek, maar halve dagen (4 uur per dag); werknemer B werkte volledige dagen, maar minder dagen per week (2,5 dag). In dit geval zijn er twee werknemers die eenzelfde dagloon verdienen en beide een arbeidscontract hebben voor 50%. Zij krijgen verschillende ZW-uitkeringen, waarbij werknemer A uiteindelijk meer zal krijgen dan werknemer B. Het derde nadeel van deze verrekensystematiek is relevant voor deze scriptie. Met deze regeling was een vangnetter niet geprikkeld om meer te gaan werken.87 Daarom was voorgesteld om dezelfde verrekensystematiek te hanteren als bij de loongerelateerde uitkering van de WGA-uitkeringen.88 Dat betekent dat niet een bepaald bedrag volledig wordt vrijgelaten en het overige volledig wordt gekort, maar dat van de inkomsten een percentage wordt verrekend dat gelijk is aan het uitkeringspercentage.89 Met de voorgestelde maatregel verdient een zieke werknemer echter minder dan met de oude systematiek. Op grond van het voorbeeld uit de Memorie van Toelichting90 wordt afgeleid dat met de huidige regeling een werknemer met een dagloon van €100 (ZW-uitkering bedraagt 70% van €100) en bijverdiensten van €30, €100 verdient. Met de nieuwe regeling verkrijgt dezelfde werknemer, die zelfs €60 bijverdient, een totaal inkomen van €88. Voor de vangnetters die het uitkeringspercentage van 100% ontvangen, dat zijn werknemers die ziek zijn ten gevolge van een orgaandonatie, zwangerschap en werknemers met een no87
Kamerstukken II 2009/10, 32 464, nr. 3 (MvT), p. 7. Naar analogie van art. 61, eerste lid Wet WIA. 89 Kamerstukken II 2009/10, 32 464, nr. 3 (MvT), p. 8. 90 Kamerstukken II 2009/10, 32 464, nr. 3 (MvT), p. 8. 88
~ 23 ~
risk polis, worden alle inkomens in mindering gebracht. Daarmee heeft de prikkelwerking van deze maatregel geen gevolg voor deze groep van vangnetters. De redenen waarom de regering voor deze methode van verrekeningssystematiek heeft gekozen, is om te voorkomen dat een zieke vangnetter, die een uitkering ontvangt die gelijk is aan zijn dagloon, geen financiële prikkel zou krijgen om zich ziek te melden dan wel ziek te blijven.91
3.3.
Voortzetting van modernisering
De minister heeft in een brief aan de Tweede Kamer van 8 maart 2011 een pakket aan maatregelen geïntroduceerd.92 Volgens planning zal het wetsvoorstel ‘Modernisering Ziektewet’ eind 2011 bij de Tweede Kamer ingediend worden. De beoogde invoeringsdatum van deze maatregelen is 1 januari 2013. Dit wetsvoorstel is een voortzetting van het beleid van de regering dat was gevormd naar aanleiding van de resultaten van de ambtelijke werkgroep in 2010. In de brief aan de Tweede Kamer stelt de minister een voorlopig overzicht van de voornemens voor, die hij voor ogen houdt. Deze maatregelen voorzien onder andere in een prikkel voor vangnetters, namelijk het aanscherpen van het begrip ‘passende arbeid’ en de re-integratieverplichtingen conform de WGA. Een andere maatregel voorziet in een loondoorbetalingsverplichting van twee weken voor uitzendbureaus. Als laatste zijn er ook een aantal maatregelen voor het UWV, zoals het sluiten van convenanten met werkgevers en sectoren gericht op werkhervatting van vangnetters en verruiming van de proefplaatsing tot maximaal zes maanden. De minister is nu van plan om met werkgevers, de vakbeweging en de uitzendbranche te praten over hoe de ZW ‘activerender’ gemaakt kan worden. De bedoeling is dat oude werkgevers van de zieke tijdelijke krachten en WW’ers mee zouden moeten helpen om mensen sneller uit de ZW te krijgen. Hoewel deze maatregel nog uitonderhandeld moet worden, zijn er al reacties van de ABU en de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) bekend.93 Deze maatregel zal volgens de uitzendbonden ertoe leiden dat uitzendbureaus gaan ‘selecteren aan de poort’ en dat kleine en middelgrote uitzendbureaus hun zaak zullen moeten sluiten doordat zij de laatstenverzwaring niet meer aankunnen. Verder in dit hoofdstuk zal ik dieper ingaan over toekomstige wijzigingen van het begrip ziekte. Eerst zal ik echter uitleg geven aan het arbeidsongeschiktheidsbegrip in de 91
Kamerstukken II 2010/11, 32 464, nr. 5-6. Kamerstuk II 2010/2011, 32 464, nr. 12, p. 2-3. 93 Zie Derks 2011 en Broekhuizen 2011. 92
~ 24 ~
arbeidsongeschiktheidswetgeving. Dit is van belang, want de minister wil de ZW en onder andere het ziektebegrip zoveel mogelijk analoog maken aan het arbeidsongeschiktheidsbegrip dat in de Wet WIA wordt gehanteerd.94 3.3.1. Arbeidsongeschiktheidsbegrip in de arbeidsongeschiktheidswetgeving Op dit moment verschilt het arbeidsongeschiktheidsbegrip in de Wet WIA (de WAO, de WAZ, de Wajong) van het arbeidsongeschiktheidsbegrip in de zin van de ZW op drie punten. Ten eerste, in de ZW is voor de vraag of iemand arbeidsongeschikt is beslissend of men medisch gezien ongeschikt is voor het verrichten van de eigen arbeid. Volgens de Wet WIA moet, om in aanmerking te komen voor de uitkering, het gaan om iemand die door een medische oorzaak minder vermogen heeft om met arbeid een inkomen te kunnen verdienen. Ten tweede, de vraag of iemand arbeidsongeschikt is in de ZW heeft betrekking op de eigen arbeid van de vangnetter, terwijl voor de Wet WIA de in aanmerking te nemen arbeid zich ook uitstrekt tot andere werkzaamheden. Ten derde kent de ZW het begrip gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid niet.95 Volgens vaste jurisprudentie kan het arbeidsongeschiktheidsbegrip van de ZW slechts in bijzondere omstandigheden op dezelfde lijn gezet worden met het arbeidsongeschiktheidsbegrip van de Wet WIA.96 Dit wil de minister wijzigen, namelijk na één jaar ziekte het arbeidsongeschiktheidsbegrip van de Wet WIA van toepassing maken op de vangnetters in de ZW. Waarom na één jaar ziekte en niet gelijk, is onduidelijk. Uit de brief van 8 maart 2011 aan de Tweede Kamer blijkt dat de minister ook een toets wil introduceren naar de vraag of er sprake is van een loonverlies van meer dan 35%.97 Definitieve voorstellen van de minister moeten echter nog worden afgewacht. Duidelijk is wel dat indien ‘geschiktheid voor passende arbeid’ voor de toegang tot de ZW een rol gaat spelen de instroom in deze wet flink wordt verminderd. 3.3.2. Ander ziektebegrip De minister wil het huidige ziektebegrip wijzigen omdat het huidige ziektebegrip re-integratie van zieke vangnetters kan belemmeren. Dit is een ‘déjà vu’ uit 2006. In de MvT van de Wbaz was dezelfde redenering als nu gebruikt om het ziektebegrip te wijzigen (zie 2.3.1).98 Waarom 94
Handelingen II 2010/11, nr. 62, p. 39. Klosse 2010, p. 187. 96 Dit standpunt heeft de CRvB bevestigd in zijn uitspraak van 3 februari 2010, USZ 2010, 71. 97 Kamerstukken II 2010/11, 32 464, nr. 12, p. 2. 98 Kammerstukken II 2006/07, 30 909, nr. 3 (MvT). 95
~ 25 ~
zijn de wijzigingen die door de Wbaz ingevoerd in 2007 onvoldoende en waarom moet het ziektebegrip na vier jaar opnieuw worden gewijzigd? Als gevolg van de wijziging van het ziektebegrip op grond van de Wbaz werden werkzaamheden, die weliswaar onderdeel uitmaakten van de laatst verrichte arbeid, maar die daar gewoonlijk niet kenmerkend voor zijn, buiten beschouwing gelaten. Volgens de minister houdt het huidige ziektebegrip de volgende situatie in: ‘Als iemand onder het vangnet ZW valt en niet in staat is om precies het werk te doen dat hij deed op het moment dat hij ziek werd, maar wel in staat is om ander werk te doen, dan hoeft hij dat andere werk niet te doen. (…)Het is dus veel logischer om dan te kijken naar vergelijkbare, passende arbeid die hij kan verrichten en die in lijn ligt met dat wat hij eerder heeft gedaan.’99 De minister wil het ziektebegrip nog ruimer maken voor vangnetters, het woord ‘zijn arbeid’ wordt vervangen door ‘passende arbeid’. Dergelijke methode wordt gebruik in de Wet WIA voor WGA-gerechtigden.
3.4.
Conclusie
In dit hoofdstuk is nagegaan welke maatregelen de overheid heeft getroffen na de inwerkingtreding van de Wbaz in 2008 om de ZW activerender te maken en welke maatregelen nog op stapel staan. Dit is dus de tweede fase van het activerende beleid van de overheid, welke nadrukkelijk van toepassing is op vangnetters. De regering had er een groot belang bij om de ZW activerender te maken. Het wetsvoorstel Wet anticumulatie ZW en WW was al een eerste stap in de modernisering van de ZW. Dit wetsvoorstel heeft veel kritiek gekregen en mogelijk daarom heeft gedoogpartner PVV er een stokje voor gestoken. Het wezenlijke onderdeel van het wetsvoorstel is komen te vervallen. De overige onderdelen die een loon- en verhaalssanctie, en wijziging van de verrekensystematiek betreffen zijn op 1 juli 2011 in werking getreden. De minister heeft nog een aantal maatregelen om vangnetters te activeren aangekondigd. Hij zet zijn beleid voort door het wetsvoorstel ‘Modernisering van de ZW’ te introduceren. Dit wetsvoorstel bevat drie categorieën van maatregelen. De eerste categorie bevat maatregelen die specifiek gericht zijn op vangnetters. De bedoeling is dat het ziektebegrip en de reintegratieverplichtingen van vangnetters zoveel mogelijk analoog worden gemaakt aan het
99
Handelingen II 2010/11, 62, p. 39.
~ 26 ~
arbeidsongeschiktheidsbegrip die in de Wet WIA wordt gehanteerd. De andere twee categorieën van maatregelen zijn gericht op werkgevers en op het UWV.
~ 27 ~
4. Conclusie In dit hoofdstuk wordt de centrale vraag van deze scriptie beantwoord. De centrale vraag luidt: welke maatregelen heeft de overheid genomen om tot een betere balans tussen de inkomensbescherming en de activering te komen en of deze balans bereikt? De eerste fase van het activerende beleid van de overheid ten opzichte van de vangnetpopulatie wordt gekenmerkt als een fase waarin de overheid succes heeft geboekt bij het terugdringen van het ziekteverzuim onder werknemers en het tegenvallen van de activering van vangnetters. Het uitvoeringsbeleid van het UWV schoot ten opzichte van vangnetters tekort. Daarom verloopt de re-integratie van vangnetters veel moeilijker in vergelijking met de zieke werknemers. De belangrijkste maatregelen ten opzichte van vangnetters die in deze fase zijn genomen zijn gericht op de verruiming van het ziektebegrip en het begrip ‘passende arbeid’. Als gevolg hiervan wordt de toetredingsdrempel voor vangnetters zonder werkgever in de ZW verhoogd. De tweede fase van het activerende beleid wordt gekarakteriseerd als modernisering van de ZW. De eerste stap in modernisering was de poging om maatregelen in te voeren waarmee het verschuiven van de einddatum WW-uitkering na ziekengeld werd voorkomen. Deze poging is mislukt omdat, vanwege de kritiek van vakbonden, de PVV zijn steun voor dit onderdeel heeft teruggetrokken. Door het ontbreken van voldoende steun in de Tweede Kamer moest de minister het onderdeel anticumulatie uit het wetsvoorstel laten vervallen. Overige onderdelen van dit wetsvoorstel, namelijk loon- en verhaalsanctie en wijziging van verrekensystematiek, zijn ondanks alle bezwaren, op 1 juli 2011 in werking getreden. Met de invoering van de loon- en verhaalsanctie ontstaat het gevaar dat een bepaalde groep van vangnetters (ziekte voortvloeiend uit zwangerschap, bevalling, wegens orgaandonatie of werknemers die onder een no-riskpolis vallen) aan de poort wordt geselecteerd. De regering meent dat activeringspolitiek nu een hogere prioriteit heeft dan de vrees voor risicoselectie van deze groep. Het argument van de regering, dat door de Wet op de medische keuringen risicoselectie immers wordt tegengegaan, lijkt mij een zwak argument. Er is namelijk geen garantie dat de Wet op de medische keuringen risicoselectie daadwerkelijk voorkomt. De belofte van de minister om onderzoek naar risicoselectie na de inwerkingtreding van deze maatregel te verrichten is mosterd na de maaltijd voor mensen die wegens deze maatregel aan risicoselectie blootgesteld zijn. Verder neemt de overheid met de invoering van deze maatregel de voordelen van de no-riskpolis af.
~ 28 ~
Bij de invoering van de maatregel waarmee de verrekensystematiek wordt gewijzigd rijst de vraag of de bezuiniging niet het belangrijkste argument is geweest om vangnetters in hun rechten te snijden. Met de voorgestelde maatregel verdient een zieke vangnetwerknemer minder dan met de oude systematiek, ook indien die werknemer zijn arbeidsvermogen maximaal benut om bij te verdienen. Met deze maatregel heeft de wetgever weliswaar een sterke prikkel om meer te gaan werken gecreëerd, maar qua inkomen gaat de zieke vangnetwerknemer er nu flink op achteruit. Met het wetsvoorstel ‘Modernisering Ziektewet’ dat beoogd is op 1 januari 2013 in werking te treden wordt activeringspolitiek ten opzichte van de vangnetpopulatie voortgezet. Dit wetsvoorstel voorziet weer in de aanpassing van het ziektebegrip door het criterium van passende arbeid na één jaar ziekte te introduceren. Met deze maatregel zou de vangnetter niet alleen minder lang een ZW-uitkering ontvangen, terwijl voor werknemers twee jaar ZWuitkering blijft bestaan, maar ook eindigt hiermee de hulp bij re-integratie. Een ander maatregel van de minister om uitzendbureaus een loondoorbetalingsverplichting van twee weken op te leggen, lijkt niet goed doordacht. Volgens het onderzoek (zie par. 2.2) zijn zieke uitzendkrachten gemiddeld slechts vier weken ziek, terwijl langdurig zieken, waaronder zieke werklozen en flexwerkers, de grootste kostenpost vormen. Uit de analyse van ontwikkelingen in de sociale zekerheid blijkt dat de activerende functie onevenredig groter wordt ten opzichte van de beschermde functie. Door verdere aanscherping van het ziektebegrip voor vangnetters speelt de beschermde functie nauwelijks nog een rol. Voor zieke vangnetters die geen beroep kunnen doen op de ZW, en welke als regel een korte WW-uitkering (doorgangs drie maanden) hebben, blijft de enige beschermde optie: het beroep op de Wet werk en bijstand. Hierbij moet worden opgemerkt dat om in aanmerking te komen voor bijstand, ook aan de toetredingsvoorwaarden voldaan moet zijn. Zoals in de inleiding is aangegeven heeft de overheid een eigen visie op de bescherming van een vangnetter. De activerende functie van de ZW wordt gezien als een aanvulling op de beschermende functie. Naar mening van de regering wordt de vangnetter beschermd door de toetredingsdrempel hoog te zetten, zodat hij er geen belang bij heeft om zich ziek te melden en afhankelijk te worden van de ZW-uitkering. Ik betwijfel of deze visie van de beschermde functie van de overheid ten opzichte van vangnetters zonder werkgever juist is. Voor een zieke werknemer zou het kunnen zijn dat de activerende en beschermende functies elkaar aanvullen. Ze hebben een werkgever die hun aan het werk kan helpen, wat bescherming oplevert. Voor de vangnetters sluiten de beschermende en activerende functies elkaar eerder ~ 29 ~
uit dan dat ze elkaar aanvullen, omdat vangnetters geen werkgever (meer) hebben; hulp die het UWV biedt is niet effectief en daardoor dreigen ze uit het systeem van werknemersverzekeringen te vallen. De zoektocht van de overheid naar de balans tussen inkomensbescherming en activering in de ZW lijkt er niet op gericht om vangnetters effectief te ondersteunen zodat ze snel de mogelijkheid krijgen om weer zelfstandig in eigen bestaan te voorzien, maar erop gericht om vangnetters in hun rechten te snijden. Voor vangnetters die al geen werkgever hebben wordt terugkeer naar de arbeidsmarkt nog moeilijker als gevolg van een verdere verhoging van de toetredingsdrempel. De opmerking van de minister dat ‘het ontbreken van prikkels voor vangnetters ertoe leidt dat men ziek wordt, lang ziek blijft en ook in de arbeidsongeschiktheidsregeling komt’ (zie par. 3.1) is opmerkelijk. Het feit dat er meer beroep wordt gedaan op de ZW-uitkering bij het ontbreken van prikkels wijst erop dat het UWV zijn werk niet goed doet. Het is de taak van het UWV om misbruik te voorkomen door een betere controle van de ziektemelding. Ook wat betreft het feit dat vangnetters langer ziek blijven en in de arbeidsongeschiktheidsregelingen terecht komen is op grond van het onderzoek van IWI vastgesteld dat het aan de werkwijze van het UWV te wijten is (zie par. 2.3.2). Het UWV voldoet niet aan de voorgeschreven tijdige procesgang en komen probleemanalyses en plannen van aanpak in veel gevallen enkele maanden te laat tot stand. Hopelijk worden de planen van het kabinet om de ZW te moderniseren onder de loep genomen. Een brede aanpak van de ZW is zeker nodig, maar dan meer in de zin die de motie van Vermeij suggereert. Namelijk, door in de ZW meer instrumenten in te bouwen gericht op het weer aan het werk helpen van zieke vangnetters bij een nieuwe werkgever. Bij wijziging van de ZW mag niet uit het oog verloren worden dat, door een te indringend activeringsbeleid te voeren, vangnetters die hulp bij re-integratie nodig hebben de bescherming die ze nu aan de ZW ontlenen, kunnen kwijtraken.
~ 30 ~
5. Literatuurlijst Asscher-Vonk 2005 I.P. Asscher-Vonk, ‘Kwaliteit of kwantiteit, de voorstellen met betrekking tot de WW’, SMA 2005, p. 426-435. Asscher-Vonk 2006 I. Asscher-Vonk en W. Bouwens (2006). ‘Naar een dienstbare sociale zekerheid?’, in: M. Herweijer, G.J. Vonk en W.A. Zondag (red.), Sociale zekerheid voor het oog van de meester: opstellen voor prof. mr. F.M. Noordam, Deventer: Kluwer 2006. Boot 2003 G.C. Boot, De loonvordering tijdens het eerste ziektejaar, ArbeidsRecht 2003, 39. Bouwens 2011 W.H.A.C.M. Bouwens, ‘Een gat in het vangnet’, in: Een trip langs de hagen van het socialezekerheidsrecht: liber amicorum voor prof. mr. J. Riphagen / onder red. van: B.B.B. Lanting, S.S.M. Peters, M. Westerveld (pp. 73-83), Den Haag: BJU. Broekhuizen 2011 K. Broekhuizen, Uitzenders laken hervorming Ziektewet, FD Selections, 11 maart 2011. Derks 2011 M. Derks, Opinie: Pak ziekte uitzendkracht anders aan, FD Selections, 31 maart 2011. Evaluatie Wet VLZ 2006 J.B. Tappèl e.a., Evaluatie Wet VLZ. Deelonderzoek "Expertmeeting" (Uitgevoerd in het kader van de evaluatie van de Wet Verlenging Loondoorbetaling bij Ziekte 2003), Leiden, 27 november 2006. Gestel 2009 N. Gestel, Het hervormingsmoeras van de verzorgingsstaat: veranderingen in de organisatie van de sociale zekerheid, Amsterdam University Press, Amsterdam 2009. Van der Heijden 2001 P. F. van der Heijden, ‘De waarde(n) van het sociaal recht. Over beginselen van sociale rechtsvorming en hun werking’, in: Handelingen 2001 der Nederlandse Juristen-Vereniging, eerste druk, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink, 2001, p. 80. Hoogendijk 1999 B. Hoogendijk, De loondoorbetalingsverplichting gedurende het eerste ziektejaar, Deventer: Gouda Quint 1999. Houwing 2010 H. Houwing, A Dutch Approach to Flexicurity? Negotiated change in the organization of temporary work (diss. Amsterdam UvA), Amsterdam: H. Houwing, 2010.
~ 31 ~
IWI 2005 Inspectie Werk en Inkomen, Vangnet of springplank? De reïntegratie van zieke werknemers zonder dienstverband door UWV, IWI R05/20, Den Haag: december 2005. IWI 2009-I Inspectie Werk en Inkomen, Verbetering re-integratie tweede spoor: rol UWV belicht, Verkennende studie, IWI, Den Haag, januari 2009. IWI 2009-II Inspectie Werk en Inkomen, Tussenstand verbetering Arborol UWV (Nota van bevindingen), Den Haag: IWI, september 2009. IWI 2010 Inspectie Werk en Inkomen, Dienstverlening op maat: Het voorkomen van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid in tijden van crisis, Den Haag: IWI, 2010. De Jong 2007 P. de Jong, e.a., Eindevaluatie rapport: Arboconvenant Uitzendbranche (opgesteld in opdracht van de BBC Arboconvenant Uitzendbranche door ECORYS Nederland BV en APE), Den Haag: Uitgave in de arboconvenantenreeks, 2007. De Jong 2008 P. de Jong, e.a., Deel II – Vangnetters en Profil: Vergelijking tussen vangnetgroepen en werknemers, tien maanden na ziekmelding, AStri, september 2008. De Jong 2009 P. de Jong, Langdurig verzuim van vangnetters, ESB, 94(4563), 26 juni 2009, p. 407-409. De Jong 2010 P. de Jong, T. Veerman, e.a., Nederland is niet ziek meer: van WAO‐debakel naar WIA‐ mirakel (onderzoek in opdracht van Stichting Instituut GAK), Den Haag: Ape, 2010. Kennisagenda 2011 Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, Kennisagenda 2011, UWV: december 2010. Klosse 2010 S. Klosse, Socialezekerheidsrecht, Deventer: Kluwer 2010. Lanting 2011 B. Lanting, Wet anticumulatie ZW en WW: barre tijden voor zieke werklozen, TRA 2011-1, 8. Mannoury en Asscher-Vonk 1987 Mannoury en Asscher-Vonk, Hoofdtrekken van de sociale verzekering, Alphen a/d Rijn, 1987. Noordam 2000 F. Noordam, Socialezekerheidsrecht, Deventer: Kluwer, 2000.
~ 32 ~
Van Pelt 2010 H. van Pelt, Nieuwe wetsvoorstel beperkt arbeidsmobiliteit, Het verzekeringsblad 2010-18, p. 36-37. Schrijvershof e.a. 2008 C. Schrijvershof, Deel II – Vangnetters en Profil: Vergelijking tussen vangnetgroepen en werknemers, tien maanden na ziekmelding, AStri, september 2008. TNO-rapport 2006 J. Ybema, M. Evers e.a., Werking Wet verbetering poortwachter onder vangnetters, Hoofddort: TNO Kwaliteit van Leven, 2006. TNO-rapport 2007 R. Steenbeek, Gezondheidsherstel en werkhervatting van zieke en niet-zieke werklozen, Hoofddorp: TNO Kwaliteit van Leven, 2007. Westerveld 2011 M. Westerveld ‘Activerend sociaal recht, een rechtsgebied op het snijvlak’, in: Een trip langs de hagen van het socialezekerheidsrecht: liber amicorum voor prof. mr. J. Riphagen / onder red. van: B.B.B. Lanting, S.S.M. Peters, M. Westerveld (pp. 73-83), Den Haag: BJU. Wit 2008 A. Wit, Vangnet of vrije (inkomens)val? SR 2008, 18, par. 8.
~ 33 ~