Triakel
1
Uitgave van het Universitair Medisch Centrum Groningen 8 juni 2010
Life sciences
Lifesciences: op zoek naar de bouwstenen van het leven
Stamceltherapie De kwaliteit van leven van patiënten met kanker in het hoofdhals-gebied kan verbeteren door de speekselklieren te repareren met stamceltherapie.
Naarmate de leeftijd stijgt is er een groter risico op aandoe-
Water in de mond
ningen zoals kanker, diabetes type 2 en aderverkalking. Maar
18
we weten niet hóe veroudering de gevoeligheid voor die ziekten verhoogt. Waaróm krijgt iemand diabetes type 2 op
Zee van data
een bepaalde leeftijd?
gezond ouder worden. De komende tijd staat in Triakel de
Het UMCG heeft een schat aan gegevens uit grootschalige bevolkingsonderzoeken en door LifeLines worden dat er oneindig veel meer. Groningse bio-informatici weten uit die zee van data steeds nieuwe relevante kennis te vissen.
UMCG-focus op Healthy Ageing centraal. In themanummers
Speurders 20
In het UMCG werken wetenschappers aan het geheim van
zal het hele spectrum van Healthy Ageing worden belicht. Daarbij sluiten we aan bij het Healthy Ageing Network
Gelauwerd
Northern Netherlands (HANNN), waarin fundamenteel en toegepast onderzoek, onderwijs, openbaar bestuur én het bedrijfsleven thematisch de krachten bundelen op het gebied
Hoogleraar Medische Oncologie Liesbeth de Vries is benoemd tot Akademiehoogleraar.
van lifesciences, zorg, technologie, voeding en levensstijl. Zo’n
Roadblocks 28
regionaal cluster rondom gezond ouder worden is uniek in Europa.
Meer over lifesciences
Het eerste thema waarbij Triakel aanhaakt is lifesciences, het wetenschapsgebied dat de bouwstenen van het leven
Systeembiologie krijgt forse subsidie
13
onderzoekt. Zo heeft het UMCG state-of-the-art faciliteiten
Portret van KNAW-hoogleraar Dirkje Postma
14
voor fundamenteel onderzoek naar cellen en genen, wat
Regeneratieve geneeskunde
16
inzichten biedt in de kleine deeltjes die de basis vormen van
Talent behouden voor de wetenschap
24
menselijke ziekten en gezondheid. Deze faciliteiten, maar ook enorme hoeveelheden data uit bevolkingsonderzoeken én het topwetenschappelijke European Institute on the Biology of
En verder…
Ageing (ERIBA) maken Groningen tot het Mekka van de life-
Sieckmeesters en Chirurgijnen
sciences als het gaat om verouderingsonderzoek. Dit jaar nog
Eenvoudig beginnen
gaat de eerste paal voor ERIBA de grond in en wordt de eerste internationale toponderzoeker benoemd.
Kort nieuws
22 8 en 27
Wetenschapsagenda 30
Onderzoek naar ziekte en gezondheid begint bij de basis: een versimpeld model van de werkelijkheid. UMCG-onderzoekers leggen uit hoe eenvoudige plantjes en cellen inzicht kunnen geven in complexe processen. Levensfundament 4
Triakel
Drieëntwintigste jaargang nr. 1
8 juni 2010
ISSN 0922-1611
Triakel is een uitgave van het Universitair Medisch Centrum Groningen en verschijnt in een oplage van ongeveer 18.000 exemplaren. Triakel wordt gratis verzonden naar medewerkers en studenten van het UMCG, huisartsen, specialisten en gezondheidszorginstellingen in de noordelijke regio en overige relaties. Redactieadres: UMCG-staf communicatie, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen, tel. 050-3612200. Redactie: Ineke Woldringh (hoofdredactie), Mariëtte Bliekendaal en Helma Erkelens (eindredactie). Met medewerking van: Ralph Aarnout, Margriet Bos, Marjan Brouwers, Maarten Bunt, Rolf ter Sluis, Joost Wessels en Maaike Muller. Fotografie en illustraties: Antoinette Borchert, Bert Barelds Fotografie (voorplaat), Jeroen van Kooten en Henk Veenstra. Vormgeving: Graphique du Nord, Henk Hokse. Druk: Koninklijke Van Gorcum BV, Assen.
Marketing Hoe blijven deelnemers aan bevolkingsonderzoeken gemotiveerd om jarenlang mee te doen? What's in it for me? 10
3
Onderzoek naar ziekte en gezondheid begint bij de basis: een versimpeld model van de werkelijkheid. UMCG-onderzoekers leggen uit hoe eenvoudige plantjes en cellen inzicht kunnen geven in complexe processen.
Het model als basis Wie inzicht wil krijgen in de complexe processen van het leven moet beginnen met een stukje van de puzzel op te lossen. UMCG-wetenschappers ontrafelen complexe proces-
Levensfundament sen in ziekte en gezondheid met verschillende modellen: versimpelde weergaven van de werkelijkheid. En deze modellen brengen vaak ingewikkelde verbanden aan het licht.
Fotografie: Henk Veenstra
“Als iemand ouder wordt, gebeurt er van alles in het lichaam. Alleen al met de cellen zelf. De cellen delen minder snel, en celonderdelen zoals mitochondriën gaan minder goed werken. Ook de reparatie van DNA wordt steeds slechter als iemand ouder wordt”, vertelt hoogleraar Moleculaire Genetica Marten Hofker. Zijn boodschap is duidelijk: het verouderingsproces is behoorlijk complex.“In het lichaam gebeurt zoveel tegelijk, dat je goed moet weten welk aspect van veroudering je wilt onderzoeken.” Ook ziekten die nu veel onderzocht worden, zoals Parkinson, Alzheimer en diabetes type 2 zijn niet eenvoudig, vaak zijn ze combinaties van omgevingsfactoren en een complexe erfelijke aanleg. Bovendien is de leeftijd waarop mensen deze ziekte krijgen ook niet altijd gelijk, vertelt Hofker. “We weten dat oudere mensen vaker ziekten krijgen zoals kanker, diabetes type 2 en aderverkalking. Maar we weten niet hoe veroudering de gevoeligheid voor die ziekten verhoogt. Waaróm krijgt iemand diabetes type 2 op een bepaalde leeftijd? Het is tijd dat dat eens goed wordt uitgezocht.” Wie meer inzicht wil hebben in deze complexe processen, moet –paradoxaal genoeg- beginnen met één aspect ervan. “Het is belangrijk om te bepalen welk stukje van de puzzel je precies wilt oplossen, meent Hofker. “Daarna kun je bepalen welk gereedschap je daarvoor nodig hebt.” Dat gereedschap heeft een onderzoeker in de vorm van modellen: versimpelde systemen die de situatie in mensen nabootsen. Deze systemen zijn ruimschoots voorhanden: cellen, gisten, en plantjes geven elk op hun eigen manier processen rond ziekte en gezondheid in de mens weer.
Van plant naar mens Een van de meest bekende modellen voor complexe ziekten is 4
Triakel
Juni 2010, nr 1
Lifesciences
5
ontstaan. Deze knock-downtechniek simuleert dat heel goed.” Om erachter te komen welk effect het verouderingsproces heeft op verschillende ziekten, kun je modellen ook combineren. Een Groningse promovendus gaat vanaf dit voorjaar bij de Mayo Clinic onderzoeken welk effect veroudering heeft op het ontstaan van aderverkalking. Hofker: “Onze vraag is welke verouderingsprocessen aderverkalking veroorzaken. We kunnen dan precies uitzoeken wat de moleculaire oorzaak is van de hogere gevoeligheid voor ziekten.” Marten Hofker verwacht dat het combineren van een verouderingsmodel en een ziektemodel een ziektebeeld beter kan definiëren. “Een ziektebeeld is een combinatie van een ziekte en de leeftijd van de patiënt. Hier moet je dus ook de therapie op afstemmen. We geven nu een kind met diabetes type 2 dezelfde pil als iemand van 85 met dezelfde ziekte. Maar dat is volgens mij een achterhaald idee.” Mariëtte Bliekendaal
de zandraket, een plantje uit de kruisbloemenfamilie waarvan het hele genoom zo’n tien jaar bekend is. Hoogleraar bio-informatica Ritsert Jansen bracht bijvoorbeeld voor vierhonderd eigenschappen – zoals het aantal blaadjes en de hoogte van de plant – in kaart welke genetische code en welke eiwitten van belang zijn voor die kenmerken. Ook onderzoeker Jingyan Fu begon haar onderzoek bij bio-informatica met de kleine zandraket (Latijnse naam Arabidopsis Thaliana). “Arabidopsis zit een stuk simpeler in elkaar dan een mens. Daardoor ontdek je gemakkelijker hoe DNA en uiterlijke eigenschappen met elkaar in verband staan. Met de opgedane kennis kun je daarna veel doelgerichter onderzoek doen naar complexe systemen zoals bij de mens.” Daarom wil ze zich met een recent toegekende VENI-beurs (250.00 euro voor drie jaar onderzoek) verder verdiepen in haar onderzoek naar Arabidopsis, en hoe complexe ziekten in elkaar zitten, zoals coeliakie (glutenallergie). “Het gaat mij erom te begrijpen hoe DNA-codes worden omgezet in eigenschappen. Dat blijft interessant, of het nu bij de mens is of bij een klein plantje.”
Bakkergist met dochtercellen Wie op zoek gaat naar een goed verouderingsmodel, kan niet om gist heen, meent bioloog Liesbeth Veenhoff. “De simpele bakkergistcellen zijn in hun basisprincipes gelijk aan een cel uit het menselijk lichaam. En ook gistcellen worden oud en sterven. Wil je weten wat het eerste slijt of misgaat in een oude cel, dan kun je dit in gist onderzoeken." “Gist plant zich voort door een dochtercel op de buitenkant te laten groeien, als een soort uitstulping”, vertelt Veenhoff. “Na drie kwartier
6
is de dochtercel groot genoeg en laat ze de moeder los om zelf te delen.” De dochtercel is een kopie van de moedercel, maar dan jonger. Dat zit ‘m in de eiwitten, legt Veenhoff uit. “Wij ontdekten dat alle nieuwe eiwitten in de dochtercel terechtkomen. De moedercel houdt de oude versie van het eiwit, met hier en daar kleine beschadigingen erop.” De sleutel hierin ligt bij het eiwit Kap104, dat zorgt dat de dochtercel jonge eiwitten krijgt. Met deze kennis kijkt Veenhoff in het UMCG verder naar gist als verouderingsmodel. “We willen weten: hoe kun je dochtercellen jong houden of juist oud maken? Dat antwoord hoop ik komende jaren te krijgen.”
Modellen combineren Ook in de Mouse Clinic for Ageing Research werken UMCG-onderzoekers aan verouderingsmodellen. Zo zijn ze nu bezig met een model dat is ontwikkeld in de Mayo Clinic, een toonaangevend non-profit onderzoeksinstituut in de VS. Dit model draait om het BupR1-gen, dat zorgt dat de celdeling netjes verloopt. Bij normale oude muizen staat dit gen al in een lagere versnelling dan bij jonge muizen. In het verouderingsmodel staat het BuPR1-gen al bij jonge muizen op een laag pitje. Hierdoor delen stamcellen in de muis wel, maar stoppen daar sneller mee dan normaal en gaan in rusttoestand. De muis leeft dus korter dan normaal. De techniek waarbij een gen in een lagere versnelling gaat (knockdown) is subtieler dan de veelgebruikte knock-outtechniek, waarbij een gen volledig wordt uitgeschakeld. Deze subtiele aanpak past bij het verouderingsproces, vindt Hofker. “In de loop van een mensenleven worden genen meer of minder actief, waardoor ziekten
Triakel
Juni 2010, nr 1
Ontsteking: eiwitten als sleutels Wie dichterbij een goed verouderingsmodel wil komen, moet meer kennis hebben over de gemeenschappelijke factoren van verouderingsziekten, zoals genen of eiwitten. Ouderdomsziekten komen namelijk nooit alleen, en dat is niet toevallig. Hofker: “We weten dat één gen vaak bij meerdere ziekten betrokken is, en dus fungeert als knooppunt bij meerdere ziekteprocessen. Als je die vindt, kun je dichterbij een breed verouderingsmodel komen.” Een van die gemeenschappelijke delers is ontsteking: veel ziekten als kanker, aderverkalking en diabetes type 2 hebben een duidelijke ontstekingscomponent. Bart van de Sluis onderzoekt daarom het ontstekingseiwit NF-kappaB, een belangrijke speler in ontstekingsprocessen. “Dit eiwit zet meer dan 180 genen aan, die betrokken zijn bij verschillende cellulaire processen zoals celdeling, celdood en ontsteking, en die vervolgens een rol hebben in kanker, maar ook bijvoorbeeld bij aderverkalking. De vraag die wij hebben is: worden al die genen tegelijk aangezet, of verschilt dat per weefsel en hoe wordt dit gereguleerd?” Van de Sluis vervolgt: “Bij hart- en vaatziekten spelen bijvoorbeeld immuuncellen en endotheelcellen een rol. Als je één ontstekingsgen uitschakelt alleen in endotheelcellen, ontstaat de ziekte dan ook? Of moet je het gen dan uitschakelen in alle twee de celtypes? Deze mechanismen wil ik graag ontrafelen.”
Lifesciences
7
Verouderingsgen bepaalt je echte leeftijd
Celbiologen van UMCG hebben een belangrijke ontdekking gedaan die kan leiden tot een behandeling voor patiënten met de ernstige zenuwziekte PKAN. De onderzoekers onder leiding van hoogleraar Celbiologie Ody Sibon hebben een kunstmatige stof (pantethine) gevonden, die in fruitvliegen zorgt voor extra aanmaak in het lichaam van Coenzyme A. Dit Co-enzyme A zorgt voor een verbetering van de ziekteverschijnselen van PKAN. Het onderzoek is gepubliceerd in het vooraanstaande tijdschrift PNAS.
kortere telomeren te krijgen dan anderen. “Deze genetische variatie zou dus deels kunnen verklaren waarom mensen in sommige families allemaal veel ouder worden dan in andere families.” (MB)
PKAN (voluit: Panthothenate Kinase Associated Neurodegeneration) is een ernstige erfelijke aandoening die zich vaak openbaart op jonge leeftijd. Deze zeer pijnlijke ziekte kenmerkt zich onder andere door snelle achteruitgang van het coördinatievermogen van de ledematen. De patiënten gaan minder goed lopen, ze struikelen veel, hebben last van zeer sterke en pijnlijke samentrekkingen van de spieren in de rug en ledematen, ze
Geen betrokkenheid eerder gevonden genen bij depressie
Op woensdag 3 maart bezocht een delegatie van ScanBalt BioRegion het UMCG. ScanBalt BioRegion is een internationaal netwerk bestaande uit universiteiten, bedrijven en clusters die actief zijn op het gebied van lifesciences, waaronder het UMCG zelf. Ook overheden nemen deel aan dit netwerk. De ScanBalt-partners promoten de Baltische Zee-regio als een internationaal vooraanstaande gezondheidsregio. De regio heeft 1,3 miljard euro van de Europese Commissie gekregen om de Baltic Sea Health Region te ontwikkelen. ‘Active Ageing’ is het speerpunt en dat sluit goed aan bij de focus Healthy Ageing van het UMCG. (HE)
8
Mogelijke verklaringen voor deze tegengestelde uitkomst zijn het complexe karakter en de verschillende verschijningsvormen van een depressie. Ook de mogelijke omgevingsfactoren die bepalen of een gen wel of niet tot expressie komt (de zogenaamde genomgevingsinteractie), kunnen een rol hebben gespeeld. De uitkomst van de studie maakt in ieder geval duidelijk hoe weinig er feitelijk nog maar bekend is over de genen die betrokken zijn bij depressie.
Het gaat om een omvangrijk onderzoek, waarbij in één keer het hele genenprofiel van ongeveer 1800 depressieve patiënten en 1800 gezonde personen met elkaar is vergeleken. Via drie verschillende analysemethoden werd de betrokkenheid bij depressie van slechts vier van de 57 genen min of meer bevestigd. Voor de betrokkenheid bij depressie van de andere 53 genen werd dus geen bewijs gevonden. Dit is opmerkelijk omdat meerdere studies het verband tussen die 53 genen en depressie hadden gevonden. Deze recente studie is aanmerkelijk groter dan alle eerdere onderzoeken, die een gemiddelde grootte hadden van ongeveer 160 patiënten en 250 controles.
Overigens betekent het resultaat van dit nieuwe onderzoek niet dat depressie niet voor een belangrijk deel erfelijk bepaald is. Het is zeker dat vele genen betrokken zijn bij depressie terwijl elk van deze genen apart een heel klein effect heeft. Om welke genen het gaat is echter nog grotendeels onopgehelderd. (HE)
Behandeling boezemfibrilleren kan vaak eenvoudiger Een intensieve behandeling om de hartslag van patiënten met boezemfibrilleren terug te brengen naar onder de 80 slagen per minuut is niet nodig. Een veel mildere behandeling die de hartslag terugbrengt naar onder de 110 slagen per minuut levert even goede resultaten op. Deze behandeling is niet alleen minder belastend voor patiënten, maar kost de behandelaar veel minder tijd en is bovendien vele malen goedkoper. Dit blijkt uit onderzoek in 33 ziekenhuizen onder leiding van hoogleraar Cardiologie Isabelle van Gelder. De resultaten van dit onderzoek zijn gepubliceerd in de New England Journal of Medicine. In Nederland lijden ongeveer 300.000 mensen aan boezemfibrilleren. Dit aantal zal door de vergrijzing explosief toenemen. (HE) Fotografie: Antoinette Borchert
Fotografie: Jeroen van Kooten
UMCG participeert in ScanBalt BioRegion
Meer dan vijftig genen blijken niet betrokken te zijn bij het ontstaan van depressie, in tegenstelling van wat eerdere studies beweerden. Dit blijkt uit een recente studie van de afdelingen Psychiatrie en Epidemiologie in samenwerking met onder andere het VU Medisch Centrum in Amsterdam en het Leids Universitair Medisch Centrum. Dit betekent dat veel onderzoek naar de achtergronden van depressie, jarenlang op een verkeerde veronderstelling is gebaseerd.
Triakel
Juni 2010, nr 1
vertonen problemen met praten en ze slikken moeilijker. Deze symptomen worden steeds erger naarmate de patiënten ouder worden en ze verdwijnen nooit. De patiënten sterven vaak op jonge leeftijd. Tot op heden is er geen enkele behandeling voor deze ziekte. Patiënten die leiden aan de ziekte PKAN zijn drager van een defect in een gen,
Lifesciences
Fotografie: Antoinette Borchert
waarschijnlijk biologisch ouder zijn dan hun kalenderleeftijd”, vertelt Pim van der Harst van de afdeling Cardiologie, die een belangrijk deel van het onderzoek in Leicester en Groningen uitvoerde. “Het effect was behoorlijk, één kopie van de variant zorgt ervoor dat de telomeren gemiddeld 75 basenparen korter zijn, wat normaal gesproken drie levensjaren duurt. Van beide ouders kun je deze variant erven en als je er twee hebt ben je biologisch gezien zeven jaar ouder.” De nu geïdentificeerde genetische variant ligt dicht bij het TERC-gen, waarvan bekend is dat het een belangrijke rol speelt bij de telomeerlengte van stamcellen. De resultaten suggereren dat sommige mensen genetisch voorbestemd zijn om
Fotografie: Antoinette Borchert
Wetenschappers van het UMCG hebben een gen ontdekt dat betrokken is bij biologische veroudering in mensen. Zij deden dat in samenwerking met Engelse collega’s van de Universiteit van Leicester en het King’s College te London. Het onderzoek is gepubliceerd in Nature Genetics. De onderzoekers keken naar de telomeren, de beschermkapjes van het DNA, te vergelijken met de plastic uiteinden van schoenveters. Bij de meeste cellen worden telomeren korter bij elke celdeling. Wetenschappers beschouwen daarom telomeerlengte als een marker voor biologische leeftijd. “In deze studie hebben we ontdekt dat individuen met een bepaalde genetische variant kortere telomeren hebben en dus
Mogelijke behandeling zeldzame zenuwziekte PKAN het panthothenate kinase gen. Als dit gen aangetast is, dan wordt het enzyme pantothenate kinase niet gemaakt. Dit enzyme is nodig om in het lichaam Coenzyme A te maken. En Coenzyme A is weer nodig voor allerlei stofwisselingsprocessen in de cellen van ons lichaam. Sibon toonde in haar onderzoek aan dat een defect in het panthothenate kinase gen daadwerkelijk leidt tot een lage hoeveelheid Coenzyme A. De kunstmatige stof pantethine zorgt ervoor dat de hoeveelheid Coenzyme A weer omhoog gaat. In fruitvliegen blijkt dit een beschermende werking te hebben en te leiden tot een verbetering van de ziekteverschijnselen. Pantethine toevoegen in het voer van de fruitvliegen met PKAN, leidt er toe dat zij langer leven, beter klimmen en dat de hersenen van de zieke vliegen er veel beter uitzien. Bovendien toonde Sibon in haar onderzoek aan dat pantethine werkt in gekweekte menselijke cellen. (HE)
KORT NIEUWS
12 miljoen voor koppeling biobanken Het UMCG heeft 12 miljoen euro subsidie gekregen voor de coördinatie van het BioSHaRE-EU project (Biobank Standardisation and Harmonisation for Research Excellence in the European Union. Dit project moet gegevens uit meerdere grootschalige Europese biobanken combineren en dat is nodig om te weten wat de exacte oorzaken zijn voor het ontstaan voor een chronische ziekte. Onderzoek naar chronische ziekten is een belangrijk onderdeel van de UMCGfocus Healthy Ageing. Immers, het voorkómen van chronische ziekten draagt bij aan gezond ouder worden. De afgelopen decennia zijn al veel factoren gevonden die aandoeningen zoals slagaderverkalking, diabetes en depressie veroorzaken. Het gaat dan zowel om genetische factoren, als persoonlijke factoren zoals hoge bloeddruk, roken, opleiding, stress of juist combinaties hiervan. Als deze combinaties van oorzaken zijn ontrafeld, kan individueel worden bepaald welk risico iemand loopt en welke preventieve behandeling het meeste effect heeft. Onderzoek naar combinaties van risicofactoren vereist grote aantallen deelnemers die langere tijd gevolgd worden. Onderzoekers willen de gegevens uit verschillende onderzoeken samenvoegen, omdat dit meer en sneller wetenschappelijke resultaten oplevert. Om de gegevens uit de verschillende grote Europese projecten goed te kunnen koppelen, gaat het UMCG methoden en technieken ontwikkelen. Verschillende afdelingen van het UMCG zijn hierbij betrokken bij BioSHaRE, met name de afdelingen Epidemiologie en Genetica. (HE) 9
De vraag hoe we gezond ouder kunnen worden, valt alleen maar te beantwoorden wanneer we heel veel weten over de ontwikkeling van de gezondheid van heel veel mensen. Maar hoe houden we hen gemotiveerd om tien, twintig of zelfs dertig jaar mee te doen aan een bevolkingsonderzoek?
Marketingstrategie om mensen in studie te houden Noord-Nederland is ideaal voor het opzetten van biobanken. De inwoners zijn representatief voor Noordwest-Europa, voelen zich verbonden met de regio en zijn redelijk honkvast. De bereidheid om mee te doen aan langlopende bevolkingsonderzoeken is groot, vergeleken met andere gebieden in Nederland en Europa. Geen wonder dat Groningse biobanken zoals
What’s in it for me? Vlagtwedde -Vlaardingen, TRAILS, PREVEND, GIANTT, LifeLines en GECKO zo goed bekend staan bij onderzoekers. Het behoud van deelnemers gaat echter niet vanzelf. Met name
TRAILS (TRacking Adolescents’ Individual Lives Survey) volgt de sociale, psychologische en biologische ontwikkeling van jongeren. Een van de belangrijkste onderzoeksvragen is of een moeilijke puberteit ook op latere leeftijd problemen geeft en welke factoren daarin bepalend zijn. De studie, die in 2001 begon met kinderen uit groep 7 van de basisschool, volgt ruim 2.800 jongeren. Het is de bedoeling om ze te blijven volgen tot hun vijfentwintigste. Inmiddels is de vierde meting bezig. De kinderen van toen zijn 18-19 jaar, werken of studeren en wonen vaak niet meer thuis. “We zien dat de deelname terugloopt”, aldus Heleen Nienhuis. Nienhuis is sinds medio 2009 als communicatieadviseur verbonden aan TRAILS en speciaal aangesteld om strategieën te ontwikkelen om de TRAILSdeelnemers te motiveren. “Voor het onderzoek is het nodig om zoveel mogelijk jongeren binnenboord te houden. Vooral ook omdat blijkt dat vooral de jongeren ‘waar wat mee aan de hand is’ de neiging hebben om af te vallen. Natuurlijk zijn we blij met iedere jongere die meedoet, maar als dat alleen ‘de bravere types’ zijn, is ons onderzoek niet meer representatief en bereiken we ons doel niet. We willen juist heel graag weten hoe het de jongeren met problemen vergaat.”
Laptops Meedoen aan TRAILS vergt tijd. Met de fikse vragenlijst, het interview, het psychologisch onderzoek en de lichamelijke metingen samen zijn deelnemers al snel een halve dag kwijt, gespreid over meerdere sessies. Martine Plantinga, coördinator dataverzameling: “Bij de start van TRAILS gebeurde het allemaal op school, nu moet dit in de eigen tijd. Vader en moeder 10
Fotografie: Antoinette Borchert
jongeren, ouderen en zieken vragen om een extra investering.
kunnen niet meer zeggen: je moet. De jongeren bepalen het helemaal zelf. Wij moeten er dus voor zorgen dat zij de noodzaak daarvan inzien.” Het streven is dat bij de laatste meting in elk geval 75 procent van de deelnemers uit meting 1 meedoet. Daarom wordt het hen zo makkelijk mogelijk gemaakt. “Ze kunnen zelf kiezen waar het onderzoek plaatsvindt. Desnoods reizen we er het hele land voor door”, vertelt Nienhuis. Was bij de eerste meting een folder voldoende om mensen te motiveren mee te doen, bij meting 4 krijgen de deelnemers als eerste aanschrijven een felgekleurde box met prachtig informatiemateriaal en een USB-stick in de brievenbus. Veertien dagen later volgt de vragenlijst online of per brief. Wie niet reageert, krijgt nogmaals post, wordt gebeld en soms wordt er zelfs een huisbezoek aan gewijd. Plantinga:
Triakel
Juni 2010, nr 1
“Als we voor een interview met een deelnemer toch in de buurt moeten zijn, gaan we ook even langs bij een deelnemer die niets van zich laat horen.” Wie voor meting 4 slechts aan drie onderdelen meedoet, doet automatisch mee aan een loterij waar ‘vette prijzen’ mee te winnen zijn. TRAILS heeft reischeques, kledingcheques, i-phones en zelfs laptops in het prijzenpakket. Nienhuis: “Naarmate de deelnemers ouder worden, stijgt ons marketingbudget. Iemand die uitvalt, is onvervangbaar. Alle gegevens van deze persoon zijn nutteloos geworden. Met onze informatie willen we jongeren ervan bewust maken dat ze meedoen aan een uniek onderzoek en als tegenprestatie bieden we leuke dingen. Een panel van deelnemende jongeren denkt hierover mee.”
Vijfjaarlijkse check-ups Voor LifeLines geen laptops en i-phones. Deze studie werd in 2007 gestart en moet een van de grootste biobanken ter wereld worden. Op termijn zullen 165.000 inwoners van Noord-Nederland worden gevolgd: kinderen, ouders en hun grootouders. Deze driegeneratie-aanpak is uniek in de wereld. Als het onderzoek start, zijn de meeste deelnemers nog gezond. Gedurende hun leven ontwikkelen zich mogelijk chronische ziekten. LifeLines volgt mensen minimaal 30 jaar, zodat duidelijk wordt of en op welk moment de eerste symptomen van een chronische ziekte zich manifesteren. De studie verzamelt gegevens over erfelijke aanleg, leefstijl, stofwisseling, voedingsgewoonten, medicijngebruik, bewegingspatroon, infecties, stress, blootstelling aan schadelijke stoffen en dergelijke. Huisartsenpraktijken Lifesciences
Niemand heeft een kind met overgewicht “Het werven van deelnemers is meestal geen probleem. Het moeilijke is om ze in de studie te houden”, zegt hoogleraar Epidemiologie Ronald Stolk. Dat blijkt onder andere uit de ervaringen van TRAILS. Voor een van de onderzoekslijnen binnen het Groningen Expertise Centrum voor Kinderen met Obesitas (GECKO) geldt juist het omgekeerde. Het werven van kinderen in de leeftijd van 3-5 jaar met overgewicht, ten behoeve van onderzoek naar de effectiviteit van een nieuw behandelprogramma, verliep uiterst moeizaam. “Ouders vinden hun kind niet te dik”, zegt Stolk. Samen met andere onderzoekers zocht hij dit verder uit. 1.155 ouders in de provincie Groningen met kinderen van 4-5 jaar oud werden gevraagd een vragenlijst in te vullen, ondermeer over het gewicht van hun kind. Ouders van kinderen met een normaal gewicht vonden hun kind iets te licht, terwijl ouders van kinderen met overgewicht aangaven dat hun kind een normaal gewicht had of zelfs iets te licht was. “Niet alleen bij ouders, maar ook bij consultatiebureau-artsen en –verpleegkundigen blijkt de norm voor een gezond gewicht opgeschoven. In de statussen van de consultatiebureaus vonden we te zware kinderen die niet waren benaderd voor ons behandelproject, terwijl dat wel was afgesproken. Navraag maakte duidelijk dat de perceptie van overgewicht tekort schoot.” Voorlichting aan de beroepsgroep heeft geholpen. De samenwerking met de GGD, waar de consultatiebureaus onder vallen, verloopt gelukkig uitstekend. (HE)
11
Het UMCG en de RUG kregen van de NWO vier miljoen euro om een onderzoekscentrum voor systeembiologie op te zetten. In het centrum zoeken medici, natuurwetenschappers en wiskundigen samen naar de basisprincipes van veroudering.
“Je helpt de wetenschap” Jalte Norder (18) studeert Werktuigbouwkunde aan de Hanzehogeschool Groningen en woont in Assen. In groep 7 van de basisschool deed hij voor het eerst mee aan TRAILS, met de hele klas. Sinds 3 jaar zit hij in het reactieteam. Dat is een klankbordgroep van deelnemers, die onder andere meedenkt over hoe de jongeren gemotiveerd kunnen blijven voor deelname. “Sinds het reactieteam doe ik echt bewust mee aan TRAILS. Ik vind het hartstikke leuk om te horen wat ze allemaal met dit onderzoek doen. Ik vind het fijn om een bijdrage te leveren, je helpt de wetenschap ermee en jongeren uiteindelijk ook. Ik vind het ook leuk om te lezen: waar sta ik nou ten opzichte van de rest.” Jalte vindt het jammer dat er jongeren afhaken. “Je gaat een verplichting aan en je neemt je verantwoordelijkheid, zo zie ik dat. Ik hoef geen cadeautjes als tegenprestatie.”
Tussen wiskundigen en witte jassen We krijgen er steeds meer inzicht in: hoe ingewikkeld veel processen in ons lichaam zijn. Vrijwel alle ziekten ontstaan niet door één kwaadwillend gen, maar door een samenspel van een groot aantal genen en omgevingsfactoren. De systeembiologie is het opkomende specialisme dat onderzoek doet op dat vlak. Het NWO (Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk
13 miljoen euro om drie onderzoekscentra op te zetten. Een van die centra komt in Groningen: een samenwerking tussen het UMCG en de faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen
Fotografie: Henk Veenstra
Onderzoek) verwacht er veel van en verstrekte dit voorjaar
van de Rijksuniversiteit Groningen.
in of rond de plaatsen Sneek, Drachten, Bedum, Groningen, Oude Pekela, Leeuwarden, Terschelling, Emmen en Oosterwolde vormen de spil in de werving van deelnemers. Dit jaar komen Heerenveen, Hoogeveen en Assen daar nog bij. Patiënten uit de praktijk worden aangeschreven op het briefpapier van hun eigen dokter en voor het onderzoek gaan ze naar een locatie daar dicht in de buurt. Stafmedewerker onderzoek Joost Keers heeft voor Sneek, waar LifeLines startte, de motivatie van de deelnemers onderzocht. Informatie over de eigen gezondheid staat met stip op 1. En dat raakt meteen aan het bijzondere van deze studie: meedoen is een vorm van preventie. “Wij koppelen voor iedere deelnemer de uitslagen terug naar de huisarts. Die kan zo nodig een patiënt oproepen voor een preventief consult. Afwijkende uitslagen sturen we direct door naar een medisch specialist in het UMCG en als er iets acuuts levensbedreigends 12
chronische ziekten geen betrouwbare modellen maken. Dat is de taak van wiskundigen: nieuwe statistische hulpmiddelen ontwikkelen, zodat we ingewikkelde processen straks wel kunnen modelleren.”
aan de hand is, wordt er meteen actie ondernomen. Zo heeft een van de deelnemers een nieuwe nier gekregen, terwijl hij tijdens het afstaan van lichaamsmateriaal geen idee had dat hij ziek was.” TRAILS heeft juist geen hulpverlening gekoppeld aan deelname. Nienhuis: “We doen alleen onderzoek maar als we merken dat een jongere problemen heeft, adviseren we om naar de huisarts te gaan.” Van beïnvloeding van het onderzoek door zorg en behandeling te bieden, is bij LifeLines geen sprake. “De man van de niertransplantatie had ook zonder ons een nieuwe nier gekregen. Wij kijken naar de héle levensloop en de invloed die behandelingen hebben op iemands gezondheid, horen daar bij.” Veel moeite om deelnemers te werven, heeft LifeLines vooralsnog niet. Keers: “De huisarts is de afzender van de oproep, en die is vertrouwd. En al maken we er bewust geen reclame voor, deelnemers trekken zelf de conclusie dat zij door iedere vijf jaar vragenlijsten in te vullen en lichaamsmateriaal af te staan in feite een grondige en gratis check-up krijgen. Dat werkt behoorlijk motiverend.” Wel verwacht hij dat het met de jaren lastiger kan worden. “Als het voor oude mensen en chronisch zieken te moeilijk is om naar de LifeLines-locatie te komen, willen we hen kunnen opzoeken. Daar zijn we nu mee bezig. Verder krijgen we – met toestemming van de patiënt – ook rechtstreeks gegevens van de huisartsen. Op die manier kunnen we kwetsbare groepen in de studie houden.”
Opleiding in de maak Waarom zit de een tot zijn tachtigste fluitend op de fiets en loopt de ander al op zijn zestigste hijgend achter een rollator? Om die vraag draait het uiteindelijk allemaal in het Groningse onderzoekscentrum, in lijn met de Healthy Ageing-focus van het UMCG. De onderzoekers concentreren zich daarbij op de rol van de stofwisseling. Hoe langzamer een organisme zijn energie verbrandt, hoe langer het leeft – zo is een algemene natuurwet. Maar wat verklaart die wet? Dat is een van de vragen die de Groningse systeembiologen willen beantwoorden. Het is fundamenteel onderzoek, vertelt Rosalind Franklin Fellow Barbara Bakker van het onderzoekscentrum. “Door gistcellen en muismodellen te bestuderen, hopen we grondregels van veroudering te doorgronden.” Als scheikundige staat Bakker ver af van de patiëntenzorg, net als de medici, biologen en wis- en natuurkundigen die ook in het centrum gaan werken. Juist de inbreng van niet-medici is van groot belang voor de toekomst van de geneeskunde, betoogt Bakker. Om greep te krijgen op een ziekte, moet je hem in een computermodel kunnen nabootsen, legt ze uit, en daar is onder meer geavanceerde statistiek voor nodig. “Met de gebruikelijke statistiek kunnen we van veroudering, of van
Helma Erkelens
Triakel
Juni 2010, nr 1
Lifesciences
Het onderzoekscentrum gaat straks een centrale plaats innemen in ERIBA (European Research Institute on the Biology of Ageing). Ook wordt gewerkt aan een masteropleiding Systeembiologie, voor studenten met uiteenlopende achtergronden. De verwachtingen ten aanzien van het nieuwe specialisme zijn hooggespannen. Maar op wat voor termijn dringen de resultaten van dit onderzoek door in de patiëntenzorg? Bakker durft er geen voorspellingen over te doen. Wellicht levert de geplande samenwerking met onderzoeksproject LifeLines al snel resultaat op, oppert ze. Inzichten uit dit bevolkingsonderzoek kunnen getoetst worden in systeembiologische modellen. En andersom: wanneer het nieuwe onderzoekscentrum theoretische voorspellers van ziekte of veroudering ontdekt, kunnen die wellicht in de praktijk van LifeLines, in de bloed- en urinemonsters van de deelnemers, teruggevonden worden. Ralph Aarnout
13
De genezing van de chronische longziekten astma en COPD komt langzaam maar zeker dichterbij. Genetica en grootschalige bevolkingsonderzoeken gecombineerd met laboratoriumonderzoek moeten de antwoorden gaan geven. Een portret van een gedreven en gelauwerde arts-onderzoeker, Dirkje Postma.
Longziekten ontrafeld COPD en astma zijn steeds beter behandelbaar. Mede dankzij het onderzoek van hoogleraar Longziekten Dirkje Postma, die hiervoor in 2000 de Spinozaprijs kreeg en in 2007 werd benoemd tot Akademiehoogleraar door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. In 2009 deed zij met haar Groningen Research Institute for Asthma and COPD (GRIAC) en Leidse
Lange adem onderzoekers een nieuwe revolutionaire vondst: een dagelijks pufje fluticason stopt niet alleen de achteruitgang van de longfunctie bij COPD-patiënten, maar buigt het ziekteproces zelfs om.
14
Verbanden aan het licht
Fotografie: Antoinette Borchert
Sinds haar aanstelling in het UMCG in 1980 is Postma gefocust op de longziekte COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease), waarbij de luchtwegen chronisch nauwer zijn dan normaal. Meer dan 300.000 Nederlanders lijden er aan. De ziekte wordt veroorzaakt door roken en het inademen van schadelijke deeltjes. “COPD is als een veenbrand”, legt Postma uit. “Bij een veenbrand moet je de grond steeds nathouden anders flakkert het vuur weer op, bij COPD moet je steeds blijven behandelen. Als je stopt met behandelen gaat de longfunctie weer achteruit, steekt de ontsteking weer de kop op en voelt de patiënt zich slechter.” Tot voor kort waren onderzoekers ervan overtuigd dat er aan COPD niets te doen is. “Nu we weten dat behandeling met fluticason verder gaat dan symptoombestrijding, zullen patiënten ook beter te motiveren zijn om hun medicijnen elke dag te gebruiken”, denkt Postma. Therapietrouw is een lastig punt, zeker in periodes dat mensen zich goed voelen. “Dus helpt het als zwart op wit staat dat dit middel ervoor zorgt dat je gezondheid minder achteruitgaat en dat die achteruitgang zelfs gestopt kan worden als je die dagelijkse pufjes blijft nemen. Bovendien hebben we aangetoond dat COPD-patiënten die dagelijks hun medicijn nemen minder last hebben van overgevoelige longen. Op een koude of mistige dag zullen ze minder ademproblemen krijgen.” Deze inzichten hebben een grote impact op het leven van COPD-patiënten. “Je kunt veel meer dan vroeger: een normaal bestaan leiden, de dingen doen die iedereen doet. Mits je dat dagelijkse pufje neemt”, aldus Postma. Astma is een ander thema waar Postma en haar team veel onderzoek naar doen. “Vroeger dachten we dat astma een allergische reactie was van de luchtwegen. Nu weten we dat er
een onbalans is tussen meerdere soorten immuuncellen. Dat betekent dat je astma kunt voorkomen als je die balans kunt beïnvloeden.” Het onderzoek hiernaar is nu nog fundamenteel, maar Postma verwacht dat patiënten hier over een aantal jaren veel aan kunnen hebben. De behandeling van astma is de afgelopen veertig jaar sowieso erg veranderd, stelt ze vast. “In het verleden ging je aan astma dood, of lag je langdurig in het ziekenhuis. Nu komt er nog maar een keer in de vijf jaar iemand aan de beademing op de IC. Ook al kunnen we astma nog niet genezen, we kunnen de ziekte steeds beter onder controle houden met de gebruikelijke en met nieuwe methoden.” Zo werd in Groningen vorig jaar een experimentele techniek uitgevoerd waarbij op een aantal plaatsen de spiertjes rond de luchtpijp weggebrand werden bij mensen die nauwelijks op medicijnen reageren. Het was de eerste keer in Nederland dat deze techniek werd gebruikt en de resultaten waren uitstekend.
Triakel
Juni 2010, nr 1
Postma hoopt eraan bij te dragen dat astma en COPD uiteindelijk te genezen zijn. Veel antwoorden zullen van de genetica komen, verwacht ze. “We zien steeds meer verbanden tussen ziekten. Bij totaal verschillende aandoeningen kunnen dezelfde genen in het spel zijn. Genetische screens bij grote groepen mensen kunnen daarvoor het bewijs leveren.” Vorig jaar ontdekte Postma samen met Groningse en IJslandse collega’s bijvoorbeeld dat bepaalde genvarianten voorkomen bij mensen die veel allergiecellen in het bloed hebben. Het interessante is dat een aantal van deze genvarianten ook voorkomt bij astma én bij het optreden van een hartinfarct. Deze schakel bevestigt de link die epidemiologen al eerder hadden gevonden in het Vlagtwedde-Vlaardingencohort, het eerste grootschalige bevolkingsonderzoek naar de longfunctie in Nederland. “Zonder die genetische screeningsmethode hadden we deze varianten nooit gevonden, want ze zijn niet specifiek voor astma. Van een aantal genen hadden we zelfs nog nooit gehoord.” De gevonden links tussen ziekten kunnen ook gevolgen hebben voor behandeling. Postma: “Het zou best eens kunnen dat statines, medicijnen die nu voor hart- en vaatziekten worden voorgeschreven, ook bij COPD een gunstig effect hebben. Statines werken namelijk ontstekingsremmend in de long en in de bloedvaten.”
Uitademingslucht meten Dankzij genetische screeningsmethodes kunnen chronische aandoeningen ook vroegtijdig worden opgespoord. Postma is op zoek naar genen die een gevoeligheid voor COPD voorspellen. “Veel rokers krijgen COPD, maar niet allemaal. Welke Lifesciences
genen bepalen dat? Dan moet je dus de genen van rokende COPD-patiënten vergelijken met rokers zonder COPD. En ook omgevingsfactoren zoals leefstijl en het werk dat je doet, kunnen meespelen.” Er zijn ongelofelijk veel gegevens van heel veel mensen voor nodig om hier helderheid in te krijgen. Het grootschalige bevolkingsonderzoek LifeLines maakt dat mogelijk. Dit onderzoek volgt op termijn 165.000 inwoners van Noord-Nederland en kijkt naar allerlei facetten van de levensloop: biologische, functionele, psychische, sociaal-economische factoren en levensstijl. Veel mensen zijn op het moment dat ze mee gaan doen, nog niet ziek maar ontwikkelen gedurende hun leven een of meer chronische ziekten. “Hierdoor krijgen we dus ook gegevens van rokers zonder COPD, die hiervoor niet bij de dokter komen. En van diabetici die astma en hartproblemen krijgen… noem maar op. Een unieke kans”, vindt Postma. Naast LifeLines maakt ze via de samenwerking met het Europese project COPACETIC ook gebruik van verschillende cohortstudies uit Denemarken, Duitsland, Polen en Zweden. Door de betrokken genen te vinden bij astma en COPD, wil Postma kinderen het perspectief geven op een gezonde levensloop. “Op de jonge leeftijd is het vaak niet duidelijk waarom een kind tijdelijk of langdurig piepend ademhaalt. Dat kan heel goed astma zijn, of een voorbode van COPD, want we denken dat beide ziekten al in aanleg aanwezig zijn op de kinderleeftijd. Hoe vroeger je dat signaleert, des te beter je ziekte kunt voorkomen of in de hand houden. En dat zoeken we op dit moment uit.” Mariëtte Bliekendaal
15
Regeneratieve geneeskunde is hot. Uit stamcellen wil men allerlei typen cellen maken om kapot weefsel te vervangen. Het UMCG werkt onder andere aan nieuwe kraakbeencellen en hartspiercellen.
Nieuw weefsel Stamcellen gebruikt voor weefselherstel
Ons onderhuids vet is een bron van miljoenen stamcellen die nog kunnen uitgroeien tot elk type weefsel. Met een subsidie van 3 miljoen euro onderzoekt het UMCG de mogelijkheden voor nieuw hartspierweefsel en een add-on bioreactor voor nierdialyse. “Regeneratieve geneeskunde is geen science fiction meer”, zegt hoogleraar Medische Biologie Ruud Bank. “Dit onderzoek past heel
Er gaat regelmatig iets kapot in ons lichaam. Meestal wordt de schade door het lichaam zelf hersteld. Maar niet altijd. Soms is de schade te groot. “Het liefst zou je het kapotte weefsel door nieuw weefsel willen vervangen,” zegt Bank. “Door nieuw eigen weefsel.” Het onderzoeksgebied dat zich met het maken van nieuw weefsel bezighoudt, wordt regeneratieve geneeskunde genoemd. Bij regeneratieve geneeskunde probeert men stamcellen zó te veranderen dat ze kapotte cellen kunnen vervangen. Nieuwe kraakbeencellen voor de behandeling van artrose, nieuwe hartspiercellen voor het herstel van schade na een hartinfarct. Deze stamcellen worden voornamelijk uit het eigen onderhuidse vet gehaald. In een aantal gevallen worden geen losse cellen gebruikt, maar worden deze eerst op stukjes in het lichaam afbreekbaar kunstmateriaal aangebracht. Om het nieuwe weefsel alvast in de steigers te zetten. De regeneratieve geneeskunde staat nog in de kinderschoenen. “We weten nog veel te weinig van de manier waarop stamcellen zich specialiseren tot andere celtypen als huidcellen of spiercellen. Voor die specialisatie zijn bepaalde stoffen nodig, zoals groeifactoren. Maar ook het biomateriaal waarop je cellen aanbrengt, is van belang voor de manier waarop een stamcel zich differentieert.” Groningen is één van de centra binnen een groot landelijk samenwerkingsverband, dat de naam Netherlands Initiative for Regenerative Medicine draagt. Het omvat vrijwel alle universiteiten en universitair medische centra, en daarnaast meer dan twintig bedrijven. Bank is één van de twee wetenschappelijke directeuren van dit landelijke netwerk. Onlangs heeft het samenwerkingsver16
Fotografie: Jeroen van Kooten
goed in de ontwikkelingsrichting van gezond ouder worden.” band 42 miljoen euro uit de aardgasbaten gekregen. Groningen krijgt daarvan ruim 3 miljoen euro. “Van dat geld zullen voor een periode van vier jaar bij verschillende projecten in totaal tien tot twaalf jonge onderzoekers worden aangesteld.”
Klinische vraagstelling Bank heeft op het gebied van de regeneratieve geneeskunde zijn sporen verdiend. Als biochemicus heeft hij veel onderzoek gedaan bij TNO in Leiden. Later heeft hij als bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam aan het repareren van tussenwervelschijven gewerkt. Hij deed onderzoek naar een speciale gel die stamcellen en groeifactoren bevat om de stamcellen te laten uitgroeien tot kraakbeencellen. “Zo’n gel zou een oplossing kunnen zijn voor patiënten met lage rugklachten.” In oktober 2009 is Bank in Groningen tot hoogleraar Medische Biologie benoemd. Hij is tevens interim-hoofd van de gelijknamige sectie. Hij voelt zich in het UMCG als een spin in het web. “Geïnteresseerde klinici zoals orthopeden, nefrologen en transplantatie-chirurgen zitten als het ware om de hoek.” In het UMCG doen verschillende afdelingen onderzoek op het gebied van de regeneratieve geneeskunde. “Dat is nog allemaal basaal onderzoek maar de vraagstelling komt uit de kliniek”,
Triakel
Juni 2010, nr 1
benadrukt Bank. “We willen onderzoek doen om patiënten te kunnen helpen.” Zelf is Bank betrokken bij onderzoek naar de reactie van het lichaam op het inbrengen van biomaterialen en het proces van overmatige verbindweefseling en van littekenvorming (fibrose). “Wanneer een stukje biomateriaal in het lichaam wordt gebracht, ontstaat daartegen een soort afweerreactie, de zogenoemde vreemd-lichaamreactie. Deze reactie kan twee kanten op gaan: óf het biomateriaal wordt ingekapseld door bindweefsel óf het wordt door vreetcellen (macrofagen) afgebroken. Van die processen is nog maar weinig bekend. Wel weten we dat de mate van afbraak sterk afhankelijk is van de plek in het lichaam waar het materiaal wordt ingebracht. In de buurt van het hart gaat die afbraak veel sneller dan onder de huid.” Het begrijpen van processen die verbindweefseling veroorzaken is ook op een andere manier van belang voor de regeneratieve geneeskunde, zegt Bank. “Bij het maken van nieuw weefsel wordt er juist veel te weinig bindweefsel gemaakt om de cellen bij elkaar te houden. Welk mechanisme zit daar achter? Daar zijn we naar op zoek.” Zes tot zeven nieuwe onderzoekers gaan aan fibrose en de vreemd-lichaamreactie werken.
Versterking nierdialyse In een ander onderzoek wil Bank via een bioreactor met gekweekte niercellen de grote moleculen van giftige stoffen selectief uit het bloed van nierpatiënten halen. Zo’n bioreactor zou aangesloten kunnen worden op een nierdialyse-apparaat. “De grote giftige stoffen gaan niet door het dialyse-membraan. We hopen deze uit het bloed van nierpatiënten te kunnen halen Lifesciences
door hun bloed langs de niercellen te laten stromen. Lukt dat dan zou dat een aanzienlijke verbetering voor het welzijn van de patiënten betekenen.” Deze niercellen moeten wel een tijd mee kunnen gaan, zeker weken, zegt hij. “Daarvoor moeten we nog een beetje aan die cellen knutselen. Dat is later voor patiënten geen probleem, aangezien deze cellen nooit in hun lichaam terecht zullen komen.” Dit onderzoek krijgt versterking van twee nieuwe onderzoekers. Naast de genoemde projecten wordt er in het UMCG nog meer onderzoek verricht op het gebied van de regeneratieve geneeskunde. Bank is betrokken bij het botherstelonderzoek van Orthopedie. Met de afdeling Plastische Chirurgie werkt hij aan nieuw spierweefsel, vooral bedoeld voor patiënten met een verlamming van een spier in het gezicht. Met Obstetrie doet Bank onderzoek naar het herstel van een huiddefect bij foetussen met een open ruggetje om verder schade aan het ruggemerg te voorkomen. “Dat gebeurt door via een kijkbuisoperatie een stukje biomateriaal, voorzien van stamcellen uit het vruchtwater, op de open plek aan te brengen. De eerste resultaten in modellen zijn veelbelovend.” Zal het ooit mogelijk zijn om via de regeneratieve geneeskunde complete organen te maken? Bank denkt van wel, al zal hij dat in zijn werkzame leven zeker niet meer meemaken. “Maar het is geen science fiction meer.” Henk Hellema
17
Stamceltherapie komt steeds dichterbij. Het UMCG zet in op het repareren van speekselklieren.
Schade voorkomen Van de 2500 patiënten die jaarlijks voor het eerst worden behandeld voor kanker in het hoofd-halsgebied, wordt circa 75 procent bestraald. Hiervan heeft 60 tot 70 procent na afloop last van beschadigde speekselklieren. Recente technieken, zoals de intensiteitsgemoduleerde radiotherapie (IMRT), kunnen dit percentage terugbrengen naar circa 40 procent. Naar verwachting leidt de ontwikkeling van protonenbestraling ertoe dat nog 20 procent van deze patiënten te maken krijgen met beschadigde speekselklieren. Voor die groep blijft regeneratie van de speekselklieren dus van groot belang.
Veelbelovend stamcelonderzoek Voor kankerpatiënten telt er maar één ding: overleven. Helaas laat de kwaliteit van leven na hun genezing soms flink te wensen over. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen die bestraald zijn in het hoofd-halsgebied. Hierdoor is het risico groot dat hun speekselklieren ernstig beschadigd raken, waardoor ze altijd een
Kurkdroog droge mond hebben. Reparatie van de speekselklieren met stamceltherapie lijkt het antwoord op dit probleem.
Ernstige gevolgen Die droge mond leidt vaak ook tot ernstige problemen in de mond, zegt Arjan Vissink, hoogleraar Kaakchirurgie: “Speeksel heeft een sterk zelfreinigende functie. Als deze patiënten hun gebit zouden verzorgen zoals gezonde mensen dat doen, kunnen ze binnen een paar maanden al hun tanden en kiezen kwijt zijn. Ook hebben deze patiënten vaak last van ontstekingen in de mond en kunnen ze niet goed slikken en proeven.” “Na genezing weer aan het werk wordt door de droge mond soms bemoeilijkt”, voegt Langendijk toe, “zeker als mensen in hun baan veel moeten praten. Deze patiënten zijn overdag vaak erg moe omdat ze er ‘s nachts een aantal malen uit moeten om water te drinken en daarna te plassen.” Kunstspeeksel kan deze problemen maar ten dele oplossen.
Schade verschilt per patiënt Mondhygiëniste Monique Stokman, die in 2005 promoveerde op slijmvliesontsteking als gevolg van kankerbehandeling, benadrukt dat de gevolgen van de bestraling per patiënt verschillen. 18
Oorspeekselklieren
“De schade is afhankelijk van de dosis die is gebruikt en in hoeverre de klieren in het bestralingsveld hebben gelegen. En wat de ene patiënt nog aanvaardbaar vindt, is voor de ander juist heel erg. Verder vinden wij het heel belangrijk dat patiënten blijvend fluoride gebruiken om achteruitgang van het gebit te voorkomen. Ik zie nogal eens patiënten die op advies van hun arts daar op een gegeven moment mee stoppen en dan gaat het alsnog heel snel mis met hun gebit.”
Tot nu toe richtte het onderzoek zich vooral op de zogeheten grote oorspeekselklieren, die net voor en onder het oor in de mondholte zitten. Vissink: “We willen onder andere kijken of het mogelijk is om met één type stamcellen verschillende speekselklieren te repareren. Oorspeekselklieren moeten namelijk eerst geactiveerd worden door bijvoorbeeld te kauwen, terwijl de onderkaakspeekselklieren juist het meeste bijdragen aan de speekselproductie tijdens slaap en rust. Verder blijkt dat het speeksel uit de oorspeekselklieren wateriger is en minder eiwitten bevat. Ook willen we onderzoeken of de nieuwe speekselklieren op langere termijn genoeg speeksel blijven produceren. Misschien zijn medicamenten nodig om de speekselproductie op gang te brengen.”
Fotografie: Antoinette Borchert
Speekselklieren zijn zeer kwetsbaar en raken vaak ernstig beschadigd als gevolg van bestraling. Patiënten maken daardoor geen of weinig speeksel aan waardoor ze altijd een droge mond hebben, een bijwerking waarvan ze veel last hebben. Hoogleraar Radiotherapie Hans Langendijk benadrukt dat de kwaliteit van leven hierdoor meer te lijden heeft dan mensen vaak denken. “Probeer maar eens twee beschuiten snel achter elkaar op te eten en dan iets te zeggen of iets te eten. Dan weet je hoe deze patiënten zich altijd voelen.”
Volwassen stamcellen Over de hele wereld wordt gewerkt aan oplossingen voor het droge mond-probleem. In Groningen zetten onderzoekers in op het repareren van speekselklieren met zogenoemde adulte stamcellen, cellen die al geprogrammeerd zijn om speekselkliercel te worden. Stralingsbioloog Rob Coppes is vanuit Radiotherapie gedetacheerd bij de sectie Straling en Stress binnen Celbiologie om het onderzoek in het laboratorium te vertalen naar behandelmogelijkheden voor mensen. “Als het ons lukt om mensen nieuwe speekselklieren te geven, dan zou dit de eerste succesvolle stamceltransplantatie zijn sinds de beenmergtransplantatie.”
Kwaliteit van leven Het project is erg belangrijk voor de kwaliteit van leven. Vissink: “Als het werkt, verwachten we dat patiënten binnen enkele weken het resultaat zullen merken.” Voordat het zover is moet nog veel onderzoek plaatsvinden. Langendijk: “We weten nog niets over mogelijke bijwerkingen bijvoorbeeld. Ook weten we niet of het herstellen van een speekselklier voldoende is om een droge mond helemaal te voorkomen. Verder is het natuurlijk van cruciaal belang dat het materiaal dat wordt gebruikt geen kankercellen bevat. Over het algemeen zaait kanker minder snel uit in de speekselklieren, maar je moet zeker weten dat je de patiënt geen cellen teruggeeft die na afloop van de bestraling opnieuw tumoren veroorzaken.”
Twee miljoen subsidie Mede dankzij de subsidie van twee miljoen euro van het Programma Translationeel Adult Stamcelonderzoek (TAS) vordert het onderzoek van Coppes en zijn medewerkers snel. Hierin werken Radiotherapie, Celbiologie en Kaakchirurgie nauw samen. Stokman heeft de afgelopen jaren in het laboratorium van Coppes meegewerkt aan het onderzoek naar menselijke
Triakel
speekselklieren. “Ik zat dicht bij het vuur wat betreft materiaal van patiënten.” Dankzij de TASsubsidie kunnen de komende vier tot zes jaar belangrijke stappen worden gezet. Coppes: “We gaan stamceltherapie nu toepassen op mensen en dat moet zeer zorgvuldig gebeuren. Daarvoor zijn allerlei vergunningen en faciliteiten nodig vergelijkbaar met laboratoria waar medicijnen worden gemaakt.” Het is de bedoeling om patiënten na de bestraling met hun eigen speekselklierstamcellen te transplanteren waardoor er geen afstotingsreacties verwacht worden. Coppes: “Voor de operatie wordt een stukje van de speekselklier verwijderd en in het laboratorium worden de stamcellen geïsoleerd en tijdelijk ingevroren. Na de bestraling krijgt de patiënt die stamcellen terug, waarna ze de speekselklier herstellen. Voordat het zover is moeten we nog een flink aantal zaken onderzoeken. We moeten bijvoorbeeld uitzoeken welke stamcellen het meest geschikt zijn. Over ongeveer zes jaar kunnen we hopelijk de eerste patiënten op deze manier behandelen.”
Juni 2010, nr 1
Marjan Brouwers
Lifesciences
19
Het UMCG heeft een schat aan gegevens uit grootschalige bevolkingsonderzoeken en door LifeLines worden dat er oneindig veel meer. Groningse bio-informatici weten uit die zee van data steeds nieuwe relevante kennis te vissen.
Bio-informatica geeft inzicht in ontstaan ziekten
Speurders
Medicijnen op maat, speciaal voor jou, dus zonder vervelende bijwerkingen. Of een precieze voorspelling of je die vervelende familieziekte krijgt. Zo ver is het nog lang niet, maar bio-informatici in het UMCG zetten een eerste stap. Uit enorme hoeveelheden informatie proberen ze inzicht te krijgen in hoe DNA de
Veel verbanden tussen genen en ziekten zijn al gevonden. Maar enkele genen maken niet alles duidelijk, ook interacties tussen genen spelen een rol. Die interacties vind je alleen als je in enorme hoeveelheden DNA van grote groepen mensen speurt. Dat is precies de taak van een bio-informaticus. “We verzamelen heel lomp alle informatie die we kunnen vinden en bedenken vervolgens trucs om met die informatie om te gaan”, vertelt Lude Franke, bio-informaticus bij de afdeling Genetica van het UMCG.
Codes aflezen Het verzamelen van informatie gebeurt met technieken die ruimschoots voorhanden zijn in Groningen. Zo zijn er chips die de genetische code van een mens kunnen aflezen. En machines die het DNA van heel veel personen op een half miljoen plaatsen vergelijken. “Hoe kun je die nieuwe toffe chips op een goede manier inzetten? Daar bedenken wij bio-informatici allerlei methodes voor”, zegt Franke. Al die inspanningen zijn niet voor niets. Eerder richtte het genetische onderzoek zich vooral op ‘eenvoudige’ ziekten met één ziekmakend gen. Maar nu zijn ook de complexere ziekten aan de beurt, vertelt Ritsert Jansen, hoogleraar Bio-informatica aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en het UMCG. “Door de nieuwe technieken krijgen we nu ook meer inzicht in veelvoorkomende ziekten als kanker en diabetes. Daar spelen, naast omgevingsfactoren, meerdere DNA-variaties een rol.” Artsen en farmaceutische bedrijven volgen het bio-informaticaonderzoek dan ook op de voet. Met zogeheten mammaprints is het nu al mogelijk genexpressie te meten en zo de kans op uit20
zaaiing van borstkanker in te schatten. Artsen kunnen patiënten dan beter adviseren over hun behandeling. Bio-informatica moet in de toekomst ook voor andere ziekten medicijnen op maat mogelijk maken, die precies daar ingrijpen waar het moet.
Glutenvrij
coeliakiepatiënten en vijftienduizend controlepersonen. In deze genoombrede associatiestudie vonden ze de oude bekende coeliakiegebieden, maar ook nieuwe plekken, die inzicht geven in hoe de glutenallergie ontstaat.
Ziekten in kaart
Het bio-informaticaonderzoek geeft nu al steeds meer inzicht in waaróm ziekten ontstaan. Waarom heeft iemand met een bepaalde genetische code meer kans op diabetes dan een ander? Welke variatie doet er echt toe en welke niet? Het antwoord op deze vragen ligt niet alleen in de genen, maar ook in de processen die ze in het lichaam in gang zetten. Die ziektemechanismen probeert de afdeling Genetica van het UMCG te ontrafelen voor coeliakie. Wie aan deze veelvoorkomende glutenintolerantie lijdt – in Nederland naar schatting 160.000 mensen – moet een strikt glutenvrij dieet volgen. Doet de patiënt dat niet, dan beschadigt het slijmvlies in de dunne darm. Hierdoor neemt het lichaam moeilijk voedingsstoffen op en dat kan leiden tot gewichtverlies, groeistoornissen, vermoeidheid en een tekort aan vitamines en ijzer. Het is dus van belang dat de ziekte zo snel mogelijk wordt opgespoord. Dankzij veel onderzoek is coeliakie al een van de best begrepen chronische ziekten ter wereld. Zo is een plek op het DNA bekend waar coeliakiepatiënten een andere code dragen dan mensen die de ziekte niet hebben. Toch richtten Franke en zijn collega’s zich niet op dat gebied toen ze meer wilden weten over het ontstaan van coeliakie. In plaats daarvan bekeken ze op een half miljoen plekken het genoom van tienduizend
Fotografie: Henk Veenstra
processen in het lichaam aanstuurt.
Triakel
Juni 2010, nr 1
In de nabije toekomst willen de bio-informatici ook alle relaties tussen deze genen, hun expressie, eiwitten en uiteindelijk een ziekte in kaart brengen. Het kan nog decennia duren voor de onderzoekers zo ver zijn. Maar bio-informatica brengt kennis over ziekten al steeds dichterbij toepassingen op het gebied van preventie: Franke: “Tot voor kort waren er nauwelijks genmutaties gevonden die complexe ziekten veroorzaken. Met de nieuwe chips vonden wij die wel.” Maaike Muller
Lifesciences
Datalawine toegankelijk maken In het laboratorium van de afdeling Genetica van het UMCG en op andere plekken in Nederland spugen machines in razend tempo genetische informatie uit. Steeds weer andere informatie, want de technologie ontwikkelt bijna met de dag. Om te voorkomen dat iedere bio-informaticus steeds weer moet uitvinden hoe hij de data netjes en veilig opslaat en analyseert, hebben de RUG en het UMCG onlangs het Genomics Coordination Centre opgericht. “Als we duizend programmeurs hadden, zouden we het nog niet redden om voor al het onderzoek passende software te maken”, stelt Morris Swertz vast, coördinator van het nieuwe centrum. Tijdens zijn promotie ontwikkelde hij daarom de ‘applicatiemachine’ Molgenis. Simpel gezegd gooien onderzoekers hun vraag in dit softwarepakket en komt er aan de andere kant een computerprogramma uit waarin ze hun datasets kunnen opslaan en analyseren. Met LifeLines kreeg Swertz er een mooie uitdaging bij. In deze grootschalige bevolkingsstudie worden 165.000 mensen minimaal dertig jaar gevolgd om meer te weten te komen over de ontwikkeling van hun gezondheid. Onder andere hun genetische informatie moet worden opgeslagen. Op zich geen probleem voor Swertz, ware het niet dat de techniek om de DNA-codes te lezen zich sneller ontwikkelt dan de snelheid van de computer. Swertz: “We hebben nu in een week een harde schijf aan informatie vol over één persoon. Waar gaan we de informatie over al die mensen laten?” Samen met astronomen – “zij hebben ook waanzinnig veel data” – is hij betrokken bij Target: een expertisecentrum voor grootschalige dataverwerking. Het UMCG, de RUG, de Hanzehogeschool Groningen en de gemeente Groningen werken hierin samen onder de noemer Akkoord van Groningen. Target moet een optimale ICT-infrastructuur gaan bieden waarin aan de ene kant de privacy van de deelnemers gegarandeerd is, en aan de andere kant al die data op een eenvoudige manier toegankelijk zijn voor onderzoekers. 21
S I EC K M E E S T E R S & C H I R U R G I J N E N
Nederlands eerste grootschalige bevolkingsonderzoek Er is recent veel fundamenteel onderzoek gedaan naar lichaamsprocessen/ziekteprocessen en biochemische mechanismen. Maar er is behoefte aan onderzoek naar de ‘ecology’, de samenhang. Wat zijn de factoren die de ontwikkeling van gezondheid en het ontstaan van ziekten beïnvloeden? Deze woorden zouden zo uit een UMCG-brochure over LifeLines kunnen komen, het bevolkingsonderzoek van het UMCG dat op termijn 165.000 inwoners van Noord-Nederland volgt: volwassenen, hun kinderen en hun ouders. Maar nee. Dit schreef de voorzitter Health Research van TNO in 1969 in zijn voorwoord bij Epidemiology of chronic non-specific lung disease van de Groningse hoogleraar Epidemiologie Roelof van der Lende. Het onderzoek Vlagtwedde-Vlaardingen was toen vier jaar onderweg. In dit onderzoek van de afdeling Epidemiologie werd tussen 1965 en 1990 een cohort van in principe gezonde volwassen inwoners van plattelandsgemeente Vlagtwedde vergeleken met een vergelijkbare groep inwoners van het industriële Vlaardingen. Het onderzoek richtte zich op het vóórkomen en de achterliggende oorzaken van de longaandoening CARA, waaronder astma, bronchitis en emfyseem vallen. De naam CARA heeft inmiddels plaatsgemaakt voor astma/COPD. De industrialisatie had in de omgeving van Rotterdam na de Duitse bezetting een grote vlucht genomen, met als neveneffect een enorme luchtverontreiniging. Het stonk in Vlaardingen. Zou die luchtverontreiniging betekenen dat er daar meer en ernstiger gevallen van CARA waren dan in het landelijke Vlagtwedde? Die vraag hoopte men in de studie Vlagtwedde-Vlaardingen te beantwoorden. Iedere drie jaar werd het cohort in beide gemeenten opgeroepen om allerlei tests te
22
ondergaan: longfunctiemetingen, een luchtweggevoeligheidstest, een allergietest, er werd bloed afgenomen, een röntgenfoto gemaakt en deelnemers kregen tal van vragen over leefstijl zoals roken, beroep en de kwaliteit van de woning. Was die vochtig en schimmelig? En werd er gestookt op kolen, olie of gas? In 1970 en 1973 werden er door de afdeling Cardiologie ook bepalingen gedaan voor hart- en vaatziekten en hun mogelijke voorspellers. Het ‘veldonderzoek’ gebeurde met militaire precisie. In vijf werkdagen moesten in iedere gemeente minstens 1500 deelnemers worden gezien. De gemeente Vlagtwedde stelde het dorpshuis in Sellingen ter beschikking. In Vlaardingen was een school beschikbaar. Ruim een half jaar van tevoren werden zo’n dertig studenten getraind om tests en vragenlijsten af te nemen. Oud-longarts Aafke Meinesz van het UMCG was vanaf het prille begin bij het onderzoek betrokken, eerst als student en later als assistent en staflid. “Voor studenten was dit uniek. Je mocht meedoen als je je kandidaats had. De eerste jaren van je studie had je amper patiënten gezien. Zo’n meting, dat was dan wel bij mensen die meestal niet ziek waren maar je kon toch een beetje doktertje spelen.” Als arts-assistent en staflid bemande ze de centrale post. “Ik controleerde bijvoorbeeld de ingevulde vragenlijsten, checkte of alle onderzoeken waren gedaan en keek naar de uitkomsten. Longfunctieuitslagen waren meteen bekend en laboranten leverden vanuit een provisorisch lab de uitslagen van bloed- en sputumonderzoek. Op de centrale post lagen voorgedrukte brieven voor terugkoppeling naar de huisarts klaar. Daarop vulde je in of een deelnemer CARA had of niet en zo ja, in welke mate. Afwijkingen constateerde je direct.”
Triakel
Juni 2010, nr 1
De meting was een hele gebeurtenis voor de plaatselijke gemeenschap. Meinesz: “De huisartsen kwamen langs, de burgemeester… En de bevolking wilde graag iets voor ons terugdoen. Dan kon het gebeuren dat in de middagpauze een boer met paard en wagen langskwam om ons de natuur in de omgeving te laten zien. En in Vlaardingen hadden we aan het eind van de week altijd een groot diner voor alle medewerkers.” Wat leverden al die data nou op aan nieuwe kennis? De eerste meting liet zien dat CARA meer voorkwam in Vlaardingen dan in Vlagtwedde. Vlaardingers hadden gemiddeld een minder goede longfunctie dan de inwoners van de gemeente Vlagtwedde. “Maar het gekke is dat die verschillen in latere metingen kleiner werden”, aldus methodoloog Jan Schouten. Dat had verschillende oorzaken. In de jaren zeventig kwamen er strengere milieuwetten, waardoor de lucht schoner werd. “En op het platteland heb je ook verontreinigingen die CARA kunnen veroorzaken. Het ozongehalte is er hoger en er zijn meer pollen in de lucht. En als gevolg van het bereiken van een hogere leeftijd nam bij de deelnemers de longfunctie sowieso af.” Was Vlagtwedde-Vlaardingen daarmee mislukt? Bepaald niet. De relatie tussen longaandoeningen en roken werd nogmaals onderstreept. Luchtweggevoeligheid en huidallergie bleken ieder afzonderlijk belangrijke voorspellers te zijn voor later chronisch longlijden. Onderzoekers zagen bovendien een stevige relatie tussen het vóórkomen van CARA en armoede, en ook het beloop van de aandoening bleek samen te hangen met de sociaal-economische status. CARA bleek niet alleen te maken te hebben met factoren van buitenaf maar ook een sterke relatie te hebben met persoonlijke gezondheidskarakteristieken en erfelijke factoren zoals Lifesciences
luchtweggevoeligheid en allergieën. Vlagwedde-Vlaardingen droeg bovendien bij aan het inzicht dat de ziektebeelden astma en COPD met elkaar verband houden. Kenmerken van astma zijn voorspellend voor sterfte aan COPD. Vlagtwedde-Vlaardingen was het eerste grootschalige longitudinale cohortonderzoek in Nederland. Uniek in zijn soort. De ruim dertig jaar verzamelde gegevens en monsters bieden nog steeds mogelijkheden voor onderzoekers en blijven een bron van nieuwe inzichten. De DNAbepalingen van toen worden nog steeds gebruikt voor onderzoek naar erfelijkheid. Vrij recent identificeerden jonge Groningse onderzoekers onder andere ADAM33 als een gen dat samenhangt met versnelde longfunctiedaling en de ontwikkeling van COPD in de algemene bevolking. Preventie, dat was het uiteindelijke doel, vertelde Van der Lende in 1975 in zijn oratie. “…bij een goede planning van de gezondheidszorg behoort een prioriteitenkeuze en deze dient ondermeer te worden gebaseerd op de frequentie van de ziekte in de bevolking, uiteraard samen met de gegevens over de ernst van de ziekte, de betekenis van het menselijk lijden, sterfte, en ook, ik zeg het met schroom, met de kosten voor de maatschappij.” Helma Erkelens Het Vlagtwedde-Vlaardingencohort wordt beheerd door prof. Marike Boezen en dr. Judith Vonk van de afdeling Epidimiologie in het UMCG.
23
Zelfs de beste talenten kunnen verzuipen als ze niet goed worden begeleid, menen Groningse topwetenschappers. “Geef jonge onderzoekers een stevige basis en heel veel ruimte.”
Talent behouden voor de wetenschap
Diamantslijpen
Niet alleen in de zorg neemt de concurrentie toe, ook
Illustratie: Bert Cornelius
het wetenschappelijk onderzoek is aan marktwerking onderhevig. Hoe kunnen we talentvolle onderzoekers binden en stimuleren? Drie toponderzoekers geven hun mening.
“Jonge onderzoekers komen binnen als rookies en je ziet ze groeien. Ik vergelijk ze ook wel met ruwe diamanten, die gaan schitteren als ze goed worden geslepen.” Hoogleraar Cardiologie Dirk Jan van Veldhuisen weet waar hij over praat: twee van de onderzoekers in zijn afdeling sleepten afgelopen najaar een VENI-beurs in de wacht. Deze beurs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO) stelt jonge gepromoveerde toptalenten in staat om drie jaar baanbrekend onderzoek te doen.
Specialiseren Durven specialiseren, daar draait het om, meent Van Veldhuisen. “Onder mijn voorganger professor Lie is de strategische keuze gemaakt om te focussen op hartfalen, op pompproblemen van het hart. Dat is heel verstandig geweest. In de loop der jaren zijn wij een leidend instituut geworden op dit gebied en dat trekt talentvolle onderzoekers aan. Wij hoeven nauwelijks advertenties te zetten.” Hoogleraar genetica Cisca Wijmenga, met twee VENI’s en twee Rosalind Franklin-fellows in haar team eveneens succesvol in het binnenhalen van talent, is het met Van Veldhuisen eens. “Ik kom regelmatig in Boston. Als je ziet hoe een onderzoeksinstituut daar zomaar even een schenking van 600 miljoen dollar incasseert, realiseer je je wat voor kruimeltje je eigen afdeling is. En dat je écht alleen dingen moet doen waar je steengoed in bent. Focussen dus, anders heb je geen enkele kans om internationaal mee te komen.” En dat geldt niet alleen voor een onderzoeksgroep of een heel ziekenhuis maar ook voor individuele medewerkers, meent 24
Wijmenga. Eens per jaar gaat ze met al haar onderzoekers twee dagen in retraite in een klooster in Friesland. Van pas begonnen aio’s tot postdocs en de leiding van de afdeling: iedereen ontvouwt er zijn toekomstplannen, analyseert zijn sterke en zwakke punten en becommentarieert andermans ambities, valkuilen en mogelijkheden. Wijmenga: “Zo krijg je helderder voor ogen wat je moet doen om verder te komen. Soms komen mensen tot het inzicht dat ze niet verder willen als onderzoeker, maar dat bijvoorbeeld onderwijs beter bij ze past. In het klooster worden cruciale beslissingen genomen – voor medewerkers zelf én voor de afdeling als geheel.”
Wees aantrekkelijk VIDI-onderzoeker Jan Jacob Schuringa, die binnen het tenure track-programma een eigen onderzoeksgroep leidt aan de afdeling Hematologie en per 1 april benoemd is als hoogleraar Experimentele Hematologie, kijkt nuchter aan tegen het stimuleren van talent. Echt goede onderzoekers vinden hun weg vanzelf wel, meent hij. “Als instelling moet je er vooral voor zorgen dat je aantrekkelijk bent voor talent. Want wie slim is, kijkt goed om zich heen waar hij zijn onderzoek het beste kan doen.” En waar doet een talent het beste onderzoek? Schuringa: “Bij een instituut dat zijn onderzoeksfaciliteiten goed op orde heeft, waar veel goeie sparring partners zitten en waar je carrièreperspectief geboden wordt.” Zoals in Groningen, dat succesvolle onderzoekers via een tenure track de kans biedt om in vijf jaar door te groeien naar het hoogleraarschap. Dat is uniek in Nederland.
Triakel
Juni 2010, nr 1
Wijmenga benadrukt dat jonge onderzoekers begeleiding nodig hebben. “De wetenschap is een keiharde wereld. Er kunnen écht talenten verzuipen als je ze zomaar in het diepe gooit. Ik had zelf ook kunnen floppen hoor, als ik niet zo uitstekend begeleid was.” En niet alleen de onderzoeker in kwestie kan mislukken. Een ongeleid projectiel kan een onderzoeksgroep ook schade toebrengen. Van Veldhuisen: “Ik vergelijk mijn rol als afdelingshoofd graag met die van een voetbaltrainer. Mijn team moet een paar sterspitsen hebben, geniale onderzoekers van wie je soms wat eigengereid gedrag accepteert, maar ook goeie verdedigers en spelverdelers.”
Publicatienorm Heeft het UMCG talenten voldoende te bieden? Schuringa ziet veel positieve punten. “De onderzoeksfaciliteiten kunnen natuurlijk altijd beter, maar ik vind dat het UMCG ze heel goed op orde heeft. Al moeten we ervoor zorgen dat de faciliteiten meegroeien met het aantal onderzoekers.” Het tenure track-programma dat Schuringa volgt, is een belangrijk instrument om talenten aan het ziekenhuis te binden, meent Wijmenga. “Maar ik begrijp niet waarom nog zo naar het aantal publicaties wordt gekeken. Wat hebben we aan 25 salami-artikelen in B-tijdschriften? Dan zie ik veel liever drie toppublicaties.” Het UMCG denkt er daarom over om een bonus/malus-systeem op te zetten: extra middelen voor afdelingen met toppublicaties, minder middelen voor afdelingen die in laag gewaardeerde tijdschriften publiceren.
maar weer met voetbal. Je moet vertrouwen hebben in je spelers en ze niet meteen op de bank zetten als ze een keer wat minder presteren. Als je ervoor zorgt dat ze aan een deugdelijk opgezet onderzoek werken, komen de resultaten vanzelf. Het klinkt gek misschien, maar volgens mij kun je alleen toponderzoek doen als er ook ruimte is om te falen.” Wie talent wil stimuleren, moet het de ruimte durven geven, concluderen de drie onderzoekers. Wijmenga: “Aan het begin van mijn carrière raakte ik eens in gesprek met een toponderzoeker die toevallig naast me zat in het vliegtuig. ‘Heb de moed om mensen aan te nemen die beter worden dan jijzelf’, zei hij. Die les heb ik goed in mijn oren geknoopt.” Van Veldhuisen: “Als leidinggevende moet je durven delegeren, inderdaad. Als afdelingshoofd zet ik de grote lijn uit. Maar het gebeurt geregeld dat mensen bij me komen met plannen waar ik niet veel van begrijp. Het zou bepaald niet slim zijn daarvoor terug te deinzen.” Ralph Aarnout
Niet opjagen Onderzoekers moeten niet te veel opgejaagd worden, vindt Van Veldhuisen. “Uiteindelijk boek je dan meer succes. Vergelijk het Lifesciences
25
“Pionier, behorende tot de absolute wereldtop.” Met die kwalificatie benoemde president van de Koninklijke Akademie voor Wetenschappen Robbert Dijkgraaf op 29 april medisch oncologe Liesbeth de Vries tot Akademiehoogleraar.
Liesbeth de Vries tweede Akademiehoogleraar UMCG
Roadblocks
Voor Liesbeth de Vries betekent Healthy Ageing, de focus van het UMCG, het opheffen van de roadblocks die kanker veroorzaken. “Die roadblocks, daar houdt mijn onderzoeksgroep zich mee bezig. Enerzijds
door patiënten te helpen en te behandelen en anderzijds door onderzoek te doen. En dat er voor die combinatie een KNAW-hoogleraarschap komt, dat vind ik geweldig”, sprak De Vries in haar dankwoord op 29 april. Een paar weken later praat Triakel met haar verder.
“Je kunt gezond ouder worden als je je netjes gedraagt. Maar het is goed om ons te realiseren dat er heel veel brave mensen zijn die domme pech hebben tijdens hun levensloop. Omdat die ene cel een beetje fout deelt, waardoor die mensen kanker ontwikkelen. Het is verbazingwekkend dat er niet nog veel meer mensen kanker krijgen want iedere dag breken we biljoenen cellen af en maken we net zo veel nieuwe”, vertelt De Vries. “Een indrukwekkend deel van de mensheid krijgt op den duur kanker. Ik ben op de wereld om daar iets aan te doen.”
Niet vastroesten De Vries koos begin jaren tachtig van de vorige eeuw voor de oncologie omdat het vakgebied nog zo nieuw was. Er viel van alles te ontdekken en te ontwikkelen. Maar ze koos ook voor oncologie omdat de toen kersverse groep in het UMCG haar de kans gaf eerst buitenlandervaring op te doen. “Ik was jong, maar realiseerde me wel hoe moeilijk het is om nog ergens anders te kijken, zodra je ergens in een functie zit. Ik wilde niet vastroesten.” In de VS onderzocht ze de schade die chemotherapie aanricht in tumorcellen. “Hoe kwam dat, welke mechanismen zaten daar achter? Dat onderzoek heb ik later gebruikt om te zien waarom bepaalde cellen niet of juist wel reageren op bepaalde chemotherapie. Dat leidde weer tot onderzoek naar nieuwe behandelmogelijkheden.” En: “Een van de rare dingen van onderzoek is dat je nu niet weet waar je over vijf jaar staat. Beleidsmakers houden daar niet zo van. Die willen dat je van A naar B gaat. Maar in de wetenschap gebeurt het dat je onderweg ergens op stuit dat 26
zo fantastisch en belangrijk is dat je eerst andere wegen gaat verkennen en pas later bij B uitkomt. Of niet. Ik heb bij het inslaan van nieuwe paden vaak profijt gehad van ervaring die ik opgedaan had bij eerder onderzoek.” Die ruimte probeert ze nu zelf aan te geven ‘jonge honden’, gretige jonge onderzoekers die eigenwijs hun eigen spoor volgen. “Juist die nieuwe paden leiden tot belangrijke nieuwe inzichten.” Vastroesten in een functie, het is De Vries ook na haar tijd in de VS niet overkomen. Ze omringt zich met onderzoekers van tal van disciplines en uit alle windstreken. “Een ongekend brede onderzoeksgroep”, sprak Robbert Dijkgraaf bij haar KNAWbenoeming. Met hen werkt ze op het snijvlak van fundamenteel onderzoek en patiëntenzorg, op zoek naar betere behandelingen. De Vries: “Zonder al die vakgebieden kun je mechanismen van kanker in lichaamscellen en behandelmethoden niet begrijpen. Je hebt ze ook hard nodig om nieuwe oplossingsrichtingen in te kunnen slaan. Het zijn wel grote kenniskloven die je moet overbruggen om elkaars perspectief te begrijpen. Dat doe je door elkaar te bevragen, steeds weer. Het is fantastisch om altijd maar bij te leren.” Een van haar projecten is MAMMOTH, een groot internationaal consortium -geleid door De Vries. MAMMOTH ontwikkelt technieken om tumorcellen voor borstkanker te visualiseren door middel van fluorescentie of met radioactiviteit. “Door tumorcellen zichtbaar te maken hopen we dat artsen eerder de diagnose kunnen stellen, dat we de tumoreigenschappen kunnen typeren en de patiënten gerichter kunnen behandelen.”
Triakel
Juni 2010, nr 1
Het heeft zin wat je doet Om ervoor te zorgen dat betere behandelmethoden sneller beschikbaar zijn voor de patiëntenzorg is het nodig om zoveel mogelijk patiënten in studieverband te behandelen. De Vries vindt dat ze het aan haar patiënten verplicht is. “Vanuit de celbiologie zie je een tsunami aan mogelijkheden komen, maar patiënten hebben er pas iets aan als voldoende bewezen is dat een nieuw middel ertoe doet voor het resultaat van hun behandeling. Wat heeft iemand er aan te weten dat een tumorcellijn in een experiment afsterft. Voor de patiënt telt dat hij beter wordt! Een manier om daar achter te komen is stapje voor stapje innovatieve middelen toe te voegen aan huidige behandelingen en keurig te vergelijken of dit het resultaat verbetert en bij wie. Daarvoor moet je patiënten in studies behandelen, de resultaten analyseren en publiceren, zodat het resultaat voor iedereen toegankelijk is.”
iets in het lab interessant lijken maar ze horen van de ervaringen van anderen dat het bij mensen niet altijd zo werkt.” Patiëntenzorg houdt je als wetenschapper met de voeten op de grond, concludeert De Vries. “Het is geweldig om daadwerkelijk bij te dragen aan een toekomstperspectief voor je patiënten. Natuurlijk overlijden er patiënten en dat went nooit. In de laatste fase is het vaak indrukwekkend hoe mensen nog alles uit het leven halen. Als je mensen dan kunt helpen is dat ook erg de moeite waard. Ik ben bevoorrecht dat ik in een vak zit dat jaar in jaar uit vooruitgang boekt en dat ik daar aan kan bijdragen.” Helma Erkelens
Dokter zijn De patiënt is nooit ver weg voor Liesbeth de Vries, die naast haar werk als onderzoeker gewoon op de poli staat en diensten draait. Die combinatie wetenschapper en dokter is belangrijk voor haar. “De patiëntenzorg helpt me om te zien dat er nog veel dingen opgelost moeten worden, en het geeft me een enorme voldoening als ik met eigen ogen zie dat behandelingen beter werken. Ik probeer mijn ‘jonge honden’ ook bij patiëntenzorg te betrekken en als ze geen strikt medische opleiding hebben dan zorg ik dat ze op besprekingen het een en ander meekrijgen. Het is voor hen belangrijk om voor ogen te houden waar ze het voor doen én kennis van de patiëntenzorg helpt hen bij keuzes maken: dan mag Lifesciences
Jaarlijks benoemt de KNAW een aantal excellente oudere onderzoekers tot Akademiehoogleraar voor een periode van vijf jaar. Ze worden vrijgesteld van bestuurlijke verplichtingen zodat ze zich geheel kunnen wijden aan innovatief onderzoek en de begeleiding van jonge onderzoekers. 27
Prijzen voor onderzoekers
Fotografie: Antoinette Borchert
Meer bewegen, minder en gezonder eten, weinig alcohol en niet roken. De gezondheid van bijna één miljoen Nederlanders met type 2 diabetes zou gebaat zijn met deze maatregelen. Maar zulke leefregels worden ervaren als moeilijk haalbaar of moeilijk vol te houden. In plaats daarvan besteden sommige patiënten liever geld aan voedingssupplementen, zoals chroom en kaneel dat de glucoseregulatie zou verbeteren, of aan apparaatjes die de bloedsuikerspiegel controleren. Onderzoeker Nanne Kleefstra onderzocht dergelijke ‘behandelingen’ en concludeert dat geld, tijd en moeite beter
besteed kunnen worden aan actieve vormen van zelfhulp. Kleefstra ontdekte in een aantal klinische studies dat chroom- en kaneelsupplementen geen uitwerking hebben op de bloedsuikerspiegel. Ook een apparaat dat met muzikale tonen de ademhaling probeert rustiger te krijgen om zo de bloeddruk te verlagen, bleek niet te werken. Tot slot concludeert de promovendus dat de gezondheid van patiënten die met een apparaatje hun eigen bloedsuikerwaarden maten zelfs verslechterde. (HE)
Gerard Koppelman
KORT NIEUWS
Eiwit in urine groot gezondheidsrisico Eiwitverlies in de urine en de mate van nierfunctieverlies zijn voor mensen met chronische nierschade even belangrijk als voorspellers voor de kans op hart- en vaatziekten en overlijden. Dit blijkt uit een meta-analyse uitgevoerd door nieronderzoekers van het UMCG/Rijksuniversiteit Groningen en de universiteit van Baltimore. Namens een internationaal consortium van nierspecialisten analyseerden zij
Uitstekende resultaten visitaties onderzoeksscholen
21 bevolkingsstudies waaraan in totaal meer dan 1 miljoen mensen afkomstig uit 14 landen meededen. De uitkomsten van deze studie zijn aanleiding om de internationale richtlijnen voor opsporing en behandeling van mensen met chronische nierschade te herzien. De onderzoekers onder leiding van Paul de Jong en Ron Gansevoort publiceerden hierover in The Lancet. (HE)
Minder complicaties bij nieuwe behandeling alvleesklierontsteking Een nieuwe ‘step-up’-benadering vermindert het aantal ernstige complicaties en sterfgevallen door ernstige alvleesklierontsteking waarbij weefsel afsterft (necrotiserende pancreatitis). Onderzoekers van het UMCG werkten mee aan de studie waar dit uit bleek. Samen met collega’s van het UMCU, UMC St Radboud en andere Nederlandse ziekenhuizen vergeleken zij deze stapsgewijze aanpak met de standaardbehandeling bij necrotiserende pancreatitis. Zij publiceerden over hun bevindingen in het New England Journal of Medicine. Gedurende het onderzoek kregen patiënten met necrotioserende pancreatitis ofwel een buikoperatie (open necrosectomie), ofwel de stapsgewijze behandeling aangeboden. Deze 28
De Klosterfrau Foundation heeft dit jaar de Klosterfrau Research Award for Childhood Asthma uitgereikt aan Gerard Koppelman, kinderlongarts van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Hij kreeg deze prestigieuze Award overhandigd in Berlijn bij de Jahrestagung der Gesellschaft für Pädiatrische Pneumologie, het congres van de Duits sprekende kinderlongartsen. Koppelman kreeg deze Award vanwege zijn onderzoek naar een nieuwe genetische oorzaak voor luchtwegovergevoeligheid (PCDH1). De Klosterfrau Award is een van de grootste internationale prijzen op het gebied van de kinderlongziekten.
Fotografie: Antoinette Borchert
Zelfhulpmiddelen voor diabetes type 2 werken niet
nieuwe benadering (‘step-up approach’) bestaat uit drainage van pus en wondvocht uit de geïnfecteerde alvleesklier, eventueel gevolgd door een kleine operatie om ontstoken en afstervend weefsel te verwijderen. Deze behandeling kan een grote en risicovolle buikoperatie uitstellen of zelfs voorkomen. Het UMCG is in Nederland een voorloper in deze minimaal invasieve behandeling bij acute necrotiserende pancreatitis. De grote en risicovolle buikoperaties (open necrosectomie) die gebruikelijk zijn bij necrotiserende pancreatitis kunnen ernstige en levensbedreigende complicaties veroorzaken, zoals multi-orgaanfalen. Jaarlijks krijgen ruim 3000 Nederlanders een acute alvleesklierontsteking. Ongeveer een vijfde daarvan wordt ernstig ziek. (HE)
De vier onderzoeksinstituten van het UMCG BCN/BRAIN, het W.J. Kolff Institute, SHARE en GUIDE werden tussen november 2009 en half februari 2010 gevisiteerd. Het resultaat mag er zijn: het UMCG en Farmacie samen scoren een dikke vier. Een vijf is het maximum. “Men vond onze onderzoeksfaciliteiten ontzettend goed”, zegt prodecaan Onderzoek Lou de Leij. “De klinisch-wetenschappelijke setting, het cohortonderzoek, de labs, de dierenfaciliteit, de imaging-faciliteiten, bedenk het maar… alles hebben we uitstekend voor elkaar vonden ze. Een ander pluspunt vond men de focus van het UMCG op Healthy Ageing. En wat hen ook opviel was het enthousiasme van de Groningse onderzoekers. Het is fijn om hier te werken.” Het UMCG zet met deze prachtige resultaten de stijgende lijn door. Bij de eerste visitatie in 1998 van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen scoorde het UMCG nog slecht. In 2003 goed en nu zeer goed. Het onderzoeksprogramma Interdisciplinary Center for Psychiatric Epidemiology van SHARE, met Hans Ormel als onderzoeksleider, behaalde op alle criteria al het hoogste aantal punten. (HE)
Triakel
Juni 2010, nr 1
De National Kidney Foundation heeft een van de International Distinguished Medals uitgereikt aan hoogleraar Nefrologie Paul de Jong. Hij kreeg de onderscheiding uitgereikt door de President van de Foundation tijdens het jaarcongres van de National Kidney Foundation in Orlando (USA). De Foundation eert het vele werk dat Paul de Jong en zijn onderzoeksgroep hebben gedaan in de preventie van chronische nierziekten en roemt vooral zijn initiatief voor PREFEND, een langlopend onderzoek onder 8000 Groningers naar eiwit in de urine. (HE)
Paul de Jong
Benoemingen Anthony Absalom is sinds 1 december 2009 hoogleraar in de Anesthesiologie, werkte als onderzoeker bij het Addenbrookes Hospital in Cambridge (GB) en als Senior Research Fellow bij de Universiteit van Cambridge. Zijn onderzoek richt zich op de werkingsmechanismen van anesthetica en kalmerende middelen, waarbij hij visualiseringstechnieken als EEG en fMRI gebruikt. In Groningen zal Absalom zal zijn onderzoek focussen op farmacologie van anesthetica, peri-operatieve geneeskunde en zorg en neurowetenschappen.
tijk in Houten met onderzoekstaken in het UMC Utrecht. In het UMCG zal Cune patiëntgebonden onderzoek verrichten naar de biomateriaalkundige en microbiologische aspecten van reconstructieve en implantologische behandelingen. Marianne Rots is per 1 februari benoemd tot adjunct hoogleraar Medische Biologie, in het bijzonder Moleculaire Epigenetica. Rots is sinds 2007 Rosalind Franklin Fellow in Groningen. In 2007 kreeg Rots een VIDI subsidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO).
Maarten van den Berg werd op 15 januari honorair hoogleraar in de Cardiologie, in het bijzonder de Genetische Cardiologie. Van den Berg was al werkzaam als universitair hoofddocent in het UMCG bij de afdeling Cardiologie. Zijn onderzoek richt zich op de cardiogenetica, waarbij de genetische achtergrond van aangeboren erfelijke hartafwijkingen (cardiomyopathie) wordt onderzocht, om deze afwijkingen in een vroeg stadium op te sporen en te behandelen. Als hoogleraar is Van den Berg ook verantwoordelijk voor de opleiding cardiologie.
Marjolein Berger is per 1 maart benoemd tot hoogleraar Huisartsgeneeskunde. Berger studeerde Geneeskunde in Groningen en specialiseerde zich tot huisarts in 1994. In 2000 promoveerde zij aan de Erasmus Universiteit Rotterdam met een proefschrift getiteld The clinical value of abdominal symptoms and sonography in gallstone disease. Hierna werkte zij als huisarts in diverse plaatsen, een functie die ze combineerde met onderzoek en een docentschap Huisartsengeneeskunde in het Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam.
Marco Cune is per 1 februari benoemd tot hoogleraar Orale Functieleer, in het bijzonder de restauratieve en reconstructieve tandheelkunde. Cune studeerde Tandheelkunde aan de Vrije Universteit en werkte als tandarts-onderzoeker in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Sinds 1997 combineert hij het voeren van een algemene tandartsenprak-
Thomas Scheeren is per 1 maart benoemd tot hoogleraar Anesthesiologie, in het bijzonder de Anesthesiologische en Cardiovasculaire Fysiologie. Hij werkte daarvoor als hoogleraar Anesthesiologie en Intensive Care in de Universiteitskliniek te Rostock, Duitsland. Hij richt zich in zijn onderzoekswerk vooral op microcirculatie van het bloed
Lifesciences
en de uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen met het hart en de long. Jan Jacob Schuringa is per 1 april benoemd tot hoogleraar Experimentele Hematologie bij het Universitair Medisch Centrum Groningen. Sinds 2004 werkt hij als onderzoeker bij de afdeling Hematologie. Schuringa doet onderzoek naar mechanismen die leiden tot leukemische transformatie, mechanismen die betrokken zijn bij de interactie tussen stamcellen en hun micro-omgeving in het beenmerg en de identificatie van nieuwe leukemische stamcel markers. Gerard Rakhorst is per 1 mei benoemd tot bijzonder hoogleraar Biomedical Engineering, in particular Artificial Organs, Diagnostics and Support. Deze bijzondere leerstoel is ingesteld door het bestuur van de Jan Kornelis de Kock Stichting. De benoeming geldt voor een periode van 5 jaar. Rakhorst studeerde Diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht. Vanaf 1988 werkt hij in Groningen, sinds 2004 als hoofd van de afdeling Kunstmatige organen. Daarnaast is hij als gasthoogleraar BioMedische Technologie bij de Faculteit Ingenieurswetenschappen verbonden aan de Universiteit van Gent. Rakhorsts onderzoek richt zich vooral op de werking van mechanische hartondersteuning van acuut hartfalen en machinale perfusie van donororganen. Beide technieken worden aangewend ter ondersteuning van orgaantransplantatie. 29
Wetenschaps agenda 9 juni
16-18 juni
24 juni
2-3 september
13-15 september
27 september
Promotie A.H. Koolman Proefschrift: The role of the endocannabinoid system in the regulation of energy balance Promotor(es): prof. dr. F. Kuipers, prof. dr. G. van Dijk, prof. dr. P.J.J. Sauer 14.45 uur
16th Annual meeting of SESAM ‘Linking high tech to high touch’ Doelgroep: SESAM-members, professionals in health care interested in simulation education Wenckebach Skills Center UMCG
UMCG Seminar Series Molecular Medicine ‘Molecular Pathways to Alzheimer’s and Parkinson’s disease’ Doelgroep: PhD students/post-docs (aio's/oio's), specialists and specialists in training 16.00-17.00 uur
Cursus ‘Teach the Teacher 2 Didactische basisprincipes’ Doelgroep: opleiders vanuit de opleidingsziekenhuizen in de OOR N&O Twenteborg ziekenhuis Almelo
Vierde gevorderdencursus ‘Cytologie van bloed en beenmerg’ Doelgroep: analisten en klinisch chemici i.o
Active learner cursus Doelgroep: aios in de OOR Noord- en OostNederland
14 september - 14 juni 2011
29 september – 1 oktober
Verdiepingscursus ‘Oogheelkunde voor huisartsen Zeven dinsdagavonden
Compagnonscursus UMCG 2010 ‘De dokter en het einde’ Doelgroep: medisch specialisten UMCG, huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde.
Promotie E.T. Liem Proefschrift: Development of overweight in adolescence. Genes, Growth & Mood Promotor(es): prof. dr. R.P. Stolk, prof. dr. P.J.J. Sauer 16.15 uur
15 juni Regioavond MDL ‘Slokdarm potpourri: van achalasie tot reflux’ Doelgroep: maag-, darm-, leverartsen, chirurgen, internisten, kinderartsen, aios vanuit genoemde vakgebieden en andere geïnteresseerde professionals 18.15-21.40 uur
15 en 16 juni Cursus ‘Spoedeisende hulpverlening voor huisartsen: onbekwaam is onbevoegd’ Doelgroep: huisartsen, aangesloten bij de Doktersdiensten Groningen
16 juni Promotie J. Voorham Proefschrift: Assessing cardiometabolic treatment quality in general practice Promotor(es): prof. dr. F.M. Haaijer-Ruskamp, prof. dr. B.H.R. Wolffenbuttel 13.15 uur Promotie T.M. Geel Proefschrift: Pompe disease: towards gene correction using targeted nucleases Promotor: prof. dr. M.G. Rots 14.45 uur
30
17 juni
6 en 23 september
24 en 25 juni
Active learner cursus Doelgroep: aios in de OOR Noord- en OostNederland
Cursus ‘Teach the Teacher 2 Didactische basisprincipes’ Doelgroep: opleiders vanuit de opleidingsziekenhuizen in de OOR N&O
UMCG Seminar Series Molecular Medicine ‘RNA regulation of the epigenome’ Doelgroep: PhD students/post-docs (aio's/oio's), specialists and specialists in training 16.00-17.00 uur
9 en 10 september
1 juli UMCG Seminar Series Molecular Medicine’Defining the chromatin landscape in demyelinating disorders’ Doelgroep: PhD students/post-docs (aio's/oio's), specialists and specialists in training 16.00-17.00 uur
22 juni Oratie prof. dr. A.J.H. Suurmeijer Pathologie, in het bijzonder de diagnostiek van weke delen tumoren en cardiovasculaire aandoeningen
1 en 2 juli Cursus ‘Teach the Teacher 2 Didactische basisprincipes’ Doelgroep: opleiders vanuit de opleidingsziekenhuizen in de OOR N&O Medisch Spectrum Twente
23 juni Promotie H.B. Fiebrich Proefschrift: Tumor imaging and treatment monitoring in patients with neuroendocrine tumors Promotor(es): prof. dr. E.G.E. de Vries, prof. dr. T.P. Links, prof. dr. I.P. Kema 13.15 uur
Cursus ‘Patiëntveiligheid: analyseer (bijna-) incidenten, verbeter de zorg’ Doelgroep: UMCG-medewerkers van alle disciplines die betrokken zijn bij het zorgproces
Discipline Overstijgende Cursus ‘Teach the Teacher: didactische basisprincipes’ Doelgroep: aios in de opleidingsziekenhuizen in de OOR N&O.
13 september – 4 november Cursus ‘Leidinggeven aan (eigenwijze) professionals’ Doelgroep: hoger kader UMCG, leidinggevenden van medici en staf.
14 september Refereeravond eerstelijns plastische chirurgie Doelgroep: huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde, aios en praktijkondersteuners
20 september
30 september Lezing J. Vaupel, directeur van het Max Planck Instituut voor Demografisch Onderzoek in Rostock "Biodemography of human aging" Lokaal 16 UMCG 16.00-17.00 uur.
Nascholingsbijeenkomst consortium Psychiatrie Doelgroep: psychiaters en assistenten in opleiding
23 september Cursus ‘Een incident of een calamiteit in de tandartspraktijk. Wie is verantwoordelijk?’ Doelgroep: tandartsen, mondhygiënisten, tandartsassistenten
5 juli Multidisciplinaire teamtraining ‘Acute obstetrie’ Doelgroep: teams werkzaam in de verloskunde. Bestaand uit: verpleegkundigen, a(n)io’s, verloskundigen en gynaecologen 08.15-16.30 uur
Promotie C. Xu Proefschrift: Tumor cell survival strategies in Hodgkin lymphoma Promotor(es): prof. dr. J.H.M. van den Berg, prof. dr. S. Poppema 16.15 uur
Voor gedetailleerde informatie over de hier genoemde activiteiten van het Wenkebach Instituut, werkgebied Postacademisch Onderwijs, kunt u terecht op www.wenkebachinstituut.nl. Via deze website kunt u zich ook inschrijven voor een bij- of nascholingstraject. Bellen of mailen kan ook: 050-3613558 of
[email protected]
17 augustus en 2 september Discipline Overstijgende Cursus ‘Systematische benadering van medische spoedsituaties (SBMS)’ Doelgroep: artsen werkzaam op de SEH, haios, anios en specialisten actief betrokken bij patiëntenzorg op de SEH Wenckebach Skills Center UMCG
Triakel
Juni 2010, nr 1
De oraties vinden plaats in de aula van het Academiegebouw, Broerstraat 5 en beginnen in de regel om 16.15 uur. U vindt de aankondigingen en samenvattingen van alle medische promoties vanaf twee weken voor de promotiedatum op de UMCG-website, www.umcg.nl. Daar zijn na het uitspreken meestal ook de teksten van oraties te vinden. Lifesciences
31
Hoofdelijk onderzoek Grootschalig bevolkingsonderzoek zoals dat tegenwoordig wordt uitgevoerd, bestond 200 jaar geleden nog niet. Dat wil niet zeggen dat wetenschappers rond 1800 geen onderzoek deden naar groepen mensen. Alleen waren de onderzoeksvragen anders en werden gegevens verzameld van hooguit één of enkele representanten van die groep. De Groningse anatoom Petrus Camper onderzocht rond 1770 het gegeven dat mensen uit andere werelddelen naast een andere huidskleur vaak ook een iets andere schedelstructuur kennen. De Haagse arts Pieter de Riemer, wiens collectie na zijn dood in 1832 in Groningen werd ondergebracht, wilde naast dat antropologisch onderzoek, ook onderzoeken in hoeverre schedelvormen bepalend waren voor karakter of kennis van die personen. De afgebeelde schedel uit de 18e eeuw is afkomstig uit Nederland en is onderdeel van dat onderzoek naar verschillen in rassen. Het ingestanste nummer zorgt ervoor dat de onderzoeker weet welke schedel hij in zijn handen heeft. Maar dat het hier om een ouder iemand ging (in dit geval een hoogbejaarde vrouw) is bijvoorbeeld goed te zien aan de kaak. Het gebit is volledig verdwenen en de kaak is in omvang sterk afgenomen. Rolf ter Sluis, Universiteitsmuseum