STUDIEGIDS BACHELOROPLEIDING Sociaal Juridische Dienstverlening Deeltijd 2010 – 2011
1/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Voorwoord Voor je ligt de studiegids van de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening van de Hogeschool Utrecht. In deze gids is alleen informatie opgenomen ten behoeve van deeltijdstudenten. Voor voltijdstudenten is een aparte gids beschikbaar. De studiegids bevat alle relevante regelingen en afspraken die binnen de opleiding gelden. Deze afspraken vormen veelal een nadere uitwerking van facultaire regels, die niet in de studiegids zelf zijn opgenomen, maar te vinden zijn op het intranet van de faculteit. Afgezien van alle regels is de studiegids natuurlijk vooral interessant als informatiebron voor alle lesprogramma’s en studieonderdelen van de opleiding. Ook is in de studiegids het nodige te lezen over sociaal juridische dienstverlening als beroep, over de organisaties waar SJD’ers werkzaam zijn en over de functies die met een SJD-achtergrond te vervullen zijn. Wat je niet in de studiegids kunt lezen heeft betrekking op de sfeer en identiteit van de opleiding. De docenten van de opleiding SJD DT vormen een betrokken team dat gezamenlijk werkt aan het realiseren van het opleidingsprogramma. Het zijn enthousiaste goed opgeleide medewerkers die naast vakinhoudelijke kennis ook de beroepspraktijk kennen. Uiteindelijk gaat het er natuurlijk om dat je op een goede manier wordt voorbereid op de beroepspraktijk. Dat is de kern van de vernieuwingen in het onderwijsprogramma 2009 – 2010 . De opleiding heeft een viertal uitgangspunten: diversiteit en flexibiliteit, onderwijs gericht op volwassenen, leren door werken en leren door onderwijs en tot slot dat voor jou als deeltijdstudent de opleiding ook in organisatorische zin te combineren valt met je werk. De opleiding SJD DT maakt onderdeel uit van het Centrum voor Juridische Beroepspraktijk van de Hogeschool Utrecht waarbinnen ook de andere juridische opleidingen een plaats hebben gekregen. Door de bundeling van de juridische opleidingen binnen het Centrum voor Juridische Beroepspraktijk kunnen we onze deskundigheid verder ontwikkelen en verdiepen. Ook ontstaan er voor studenten meer keuzemogelijkheden waardoor beter tegemoet gekomen kan worden aan eigen interessegebieden. Het Centrum voor Juridische Beroepspraktijk werkt nauw samen met de faculteit rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht en met de juridisch georiënteerde opleidingen in de regio op MBO-niveau. Een hecht team van ondersteunende medewerkers zet zich ervoor in de studenten zo goed mogelijk bij te staan bij alle organisatorische aspecten van de opleiding, zoals de administratieve afhandeling van tentameninschrijving en herkansingen en bij het vinden van de juiste weg in de huisregels. Tenslotte hebben studieloopbaanbegeleiders (SLB’ers) een coachende rol bij studieplanning, persoonlijke problemen en bij belangrijke keuzeprocessen tijdens de studie. Wij hopen en vertrouwen erop dat deze studiegids je nieuwsgierigheid naar het komende studiejaar zal prikkelen en dat je met evenveel enthousiasme als het SJD DT team het nieuwe studiejaar in zult gaan. Pieter Cornelissen Directeur centrum voor juridische beroepspraktijk Marjan Brouwer Opleidingsmanager SJD Deeltijd
2/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Inhoudsopgave Algemene informatie 7 1 1.1 Algemene informatie HU ........................................................................................... 7 1.1.1 Onderwijsprofiel HU ............................................................................................ 7 1.1.2 Bachelor- en Masterstelsel ................................................................................. 8 1.1.3 Hogeschool- en faculteitsregelingen ................................................................... 9 1.1.4 Kwaliteitszorg...................................................................................................... 9 1.1.5 Ordehandhaving (ongewenst gedrag) ................................................................ 10 1.1.6 Organogram HU ................................................................................................. 11 1.1.7 Locaties HU ........................................................................................................ 11 1.2 Algemene informatie faculteit Maatschappij & Recht................................................. 11 1.2.1 Algemeen............................................................................................................ 11 1.2.2 Organogram faculteit .......................................................................................... 12 1.2.3 Contactgegevens ................................................................................................ 12 1.2.4 Plattegrond ......................................................................................................... 13 1.2.5 Praktische voorschriften en aanwijzingen ........................................................... 13 1.2.6 Openingstijden gebouwen .................................................................................. 14 1.2.7 Vakanties en vrije dagen..................................................................................... 15 1.2.8 Faciliteiten........................................................................................................... 15 1.3 Algemene informatie opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening deeltijd............... 16 1.3.1 Algemeen............................................................................................................ 16 1.3.2 Contactgegevens ................................................................................................ 17 1.3.3 In- en uitschrijven voor de opleiding ................................................................... 17 1.3.4 Examencommissie .............................................................................................. 18 Instelling en benoeming ................................................................................................. 18 1.3.5 Onderwijsbalie .................................................................................................... 20 1.3.6 Studievereniging ................................................................................................. 21 1.3.7 Overige informatie .............................................................................................. 21 2 Studentvoorzieningen 22 2.1 Studiebegeleiding ...................................................................................................... 22 2.2 Studentendecaan ...................................................................................................... 22 2.3 Vertrouwenspersoon ................................................................................................. 23 2.4 Studentenarts ............................................................................................................ 24 2.5 Bureau Studentenpsychologen.................................................................................. 25 2.6 Mediation ................................................................................................................... 25 2.7 Financiële steun ........................................................................................................ 25 2.8 Studeren met een functiebeperking ........................................................................... 26 2.9 Keuzevakken taal- en studievaardigheden ................................................................ 27 2.10 Mentorproject............................................................................................................. 27 2.11 Mediatheek ................................................................................................................ 27 Mediatheek FMR ............................................................................................................... 28 Mediatheekinstructie ......................................................................................................... 28 2.12 ICT-faciliteiten............................................................................................................ 29 2.12.1 Algemeen ........................................................................................................ 29 2.12.2 Studentenmail ................................................................................................. 29 2.12.3 Sharepoint ....................................................................................................... 29 2.12.4 OSIRIS Student............................................................................................... 30 2.12.5 Wachtwoord .................................................................................................... 31 2.12.6 Informatiebeveiliging en privacy ...................................................................... 31 2.13 International Office .................................................................................................... 32 2.13.1 Study abroad ................................................................................................... 32 2.13.2 Stage in het buitenland.................................................................................... 32 2.14 Medezeggenschap .................................................................................................... 32 2.14.1 Inspraakorganen ............................................................................................. 33 2.14.2 Ondersteuning bestuurlijk actieve studenten................................................... 33
3/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
2.15 Studium Generale...................................................................................................... 34 2.16 Studentenvereniging.................................................................................................. 34 2.16.1 Algemeen ........................................................................................................ 34 2.16.2 Bestuursbeurs en stimuleringsfonds ............................................................... 34 2.17 Topsport .................................................................................................................... 34 2.18 Trajectum................................................................................................................... 35 2.19 Sport en Cultuur ........................................................................................................ 35 2.20 Veilig, gezond en milieuvriendelijk studeren .............................................................. 35 2.21 Wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen ............................................................... 37 2.22 Werken naast je studie .............................................................................................. 37 2.23 Huisvesting ................................................................................................................ 37 Vooral voor voltijdstudenten kan deze informatie interessant zijn. We willen de deeltijdstudenten de informatie toch niet onthouden. ................................................ 37 3 Opleiding en beroep 38 3.1 Beroepsprofiel ........................................................................................................... 38 3.1.1 Beroep ................................................................................................................ 38 3.1.2 Vaardigheden afgestudeerde.............................................................................. 39 3.1.3 Werkveld en functies .......................................................................................... 39 3.2 Opleidingsprofiel ........................................................................................................ 42 3.2.1 Doelstelling opleiding .......................................................................................... 42 3.2.2 Uitwerking van beroepsprofiel............................................................................. 42 3.2.3 Het Bachelor-niveau van de opleiding ................................................................ 43 3.2.4 Didactische uitgangspunten ................................................................................ 43 3.2.5 Didactische werkvormen ..................................................................................... 44 3.2.6 Competenties beginnende beroepsbeoefenaar .................................................. 44 3.2.7 Horizontale doorstroommogelijkheden ............................................................... 47 3.2.8 Vervolgopleidingsmogelijkheden ........................................................................ 47 4 Inrichting en organisatie opleiding 48 4.1 Algemeen .................................................................................................................. 48 4.1.1 Opleidingsvarianten ............................................................................................ 48 4.1.2 Opleidingsstructuur algemeen ............................................................................ 49 4.1.3 Verkorte opleidingsroutes ................................................................................... 50 4.1.4 Overzicht curriculum (per studiejaar) .................................................................. 50 4.1.5 Lesdagen en –tijden ........................................................................................... 56 4.1.6 Uitval van lessen................................................................................................. 56 4.1.7 Studieloopbaanbegeleiding................................................................................. 56 4.1.8 Registratie studievoortgang ................................................................................ 56 4.1.9 Introductie ........................................................................................................... 57 4.1.10 Studiekosten en eigen bijdragen ..................................................................... 57 4.2 Inrichting propedeuse ................................................................................................ 59 4.2.1 Algemeen............................................................................................................ 59 4.2.2 Studieprogramma propedeuse ........................................................................... 62 4.2.3 Instroom en toelating propedeuse ...................................................................... 62 4.2.4 Studieadvies ....................................................................................................... 62 4.3 Inrichting hoofdfase ................................................................................................... 64 4.3.1 Algemeen............................................................................................................ 64 4.3.2 Studieprogramma hoofdfase............................................................................... 64 4.3.3 Toegang hoofdfase en studierichtingen .............................................................. 67 4.3.4 Stages en stagewaardigheid............................................................................... 67 4.3.5 Profileringsruimte ................................................................................................ 68 5 Cursusdeelname 72 5.1 Algemeen .................................................................................................................. 72 5.2 Inschrijving voor cursussen ....................................................................................... 72 5.3 Aanwezigheidsplicht .................................................................................................. 72 5.4 Beginvereisten ........................................................................................................... 73 6 Tentamens en examens 74 6.1 Algemeen .................................................................................................................. 74 4/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
6.2 Vrijstellingen .............................................................................................................. 79 6.3 Organisatie tentamens .............................................................................................. 80 6.3.1 Tentamenvorm en –duur..................................................................................... 80 6.3.2 Inschrijving en deelname (her)tentamens ........................................................... 81 6.3.3 Voorzieningen wegens functiebeperking ............................................................ 82 6.3.4 Legitimatieplicht bij schriftelijke tentamens ......................................................... 83 6.3.5 Gang van zaken tijdens tentamens..................................................................... 83 6.3.6 Beoordeling en inzage tentamenwerk ................................................................. 85 6.3.7 Onregelmatigheden / fraude/ plagiaat................................................................. 87 6.3.8 Bewaring en teruggave tentamen- en examenwerk............................................ 89 6.3.9 Geldigheidsduur studieresultaten ....................................................................... 90 6.4 Getuigschriften en titulatuur ....................................................................................... 90 6.4.1 Algemeen............................................................................................................ 90 6.4.2 Graden en titulatuur ............................................................................................ 91 6.4.3 Aantekening cum laude of met genoegen .......................................................... 91 6.4.4 Procedure afgifte getuigschrift ............................................................................ 92 7 Klachten, bezwaar en beroep 93 7.1 Inleiding ..................................................................................................................... 93 7.2 Bezwaar .................................................................................................................... 93 7.3 Klachten .................................................................................................................... 94 7.4 Beroep ....................................................................................................................... 95 7.5 Hoger beroep............................................................................................................. 95 7.6 Herzieningsverzoeken bij klachten ............................................................................ 96 8 Roosters 97 8.1 Jaarrooster ................................................................................................................ 97 8.2 esrooster ................................................................................................................... 99 8.3 Tentamenrooster ....................................................................................................... 99 9 Cursusbeschrijvingen 100 9.1 afstudeerproject ......................................................................................................... 101 9.2 afstudeerthema: beleid .............................................................................................. 103 9.3 afstudeerthema: signalering ...................................................................................... 105 9.4 arbeidsongeschiktheid en SJD K ............................................................................... 107 9.5 bijzondere opdracht SJD K ........................................................................................ 108 9.6 career counseling voor allochtone studenten SJD K ................................................. 110 9.7 criminologie SJD K .................................................................................................... 112 9.8 de kritische professional ............................................................................................ 113 9.9 dienstverlening aan slachtoffers SJD K ..................................................................... 115 9.10 dienstverlening bij schulden SJD DT K ...................................................................... 116 9.11 echtscheidingsrecht SJD K ........................................................................................ 118 9.12 eindgesprek ............................................................................................................... 119 9.13 ethiek in de dienstverlening ....................................................................................... 121 9.14 forensische psychiatrie SJD K ................................................................................... 123 9.15 gespreksvoering 2 ..................................................................................................... 124 9.16 grondrechten ............................................................................................................. 125 9.17 islam en recht SJD K ................................................................................................. 127 9.18 jeugdrecht SJD K....................................................................................................... 129 9.19 jeugdstrafrecht SJD K................................................................................................ 130 9.20 literatuurstudie SJD ................................................................................................... 132 9.21 loopbaan- en competentieontwikkeling jaar 3............................................................ 134 9.22 loopbaan- en competentieontwikkeling jaar 4............................................................ 135 9.23 onderhandelen 2........................................................................................................ 136 9.24 pensioenrecht SJD K ................................................................................................. 138 9.25 personen- en familierecht SJD DT K ......................................................................... 139 9.26 praktijkleren sjd dt jaar 1 en 2 .................................................................................... 140 9.27 praktijktijd sjd dt jaar 3 en 4 ....................................................................................... 144 9.28 presentatie ................................................................................................................. 147 9.29 professionele vaardigheden ...................................................................................... 149 5/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.30 psychologie van de adolescentie sjd k ...................................................................... 151 9.31 recht 1: inleiding recht en arbeidsrecht ...................................................................... 153 9.32 recht 2: socialezekerheidsrecht en personen- en familierecht ................................... 155 9.33 recht 3: consumentenrecht & recht bij schulden ........................................................ 157 9.34 recht 4: formeel strafrecht & woon- en huurrecht....................................................... 159 9.35 rechtsfilosofie............................................................................................................. 161 9.36 sociale kaart SJD K ................................................................................................... 163 9.37 sociale wetenschappen 1: sociologie en psychologie................................................ 164 9.38 sociale wetenschappen 2: levenslooppsychologie en integratievraagstukken .......... 166 9.39 sollicitatietraining SJD DT K ...................................................................................... 168 9.40 thema: arbeidsverhoudingen sjd dt............................................................................ 170 9.41 thema: beroep sjd ...................................................................................................... 172 9.42 thema: consumenten ................................................................................................. 174 9.43 thema: criminaliteit..................................................................................................... 176 9.44 thema: rechtstoepassing ........................................................................................... 178 9.45 thema: relaties ........................................................................................................... 180 9.46 thema: schulden ........................................................................................................ 182 9.47 thema: uitkeringen ..................................................................................................... 184 9.48 thema: wijken............................................................................................................. 186 9.49 thematische supervisie .............................................................................................. 188 9.50 training omgaan met agressie SJD DT K .................................................................. 192 9.51 trajectbegeleiding en reïntegratie SJD K ................................................................... 194 9.52 verdieping arbeidsrecht ............................................................................................. 195 9.53 verdieping sociale zekerheid SJD K .......................................................................... 196 9.54 visie op beroep .......................................................................................................... 197 9.55 vreemdelingenrecht 1 SJD DT K ............................................................................... 199 9.56 woon- en huurrecht SJD DT K ................................................................................... 201 10 Bijlagen 202 10.1 Onderwijs- en examenregeling .................................................................................. 202 10.2 Studentenstatuut ....................................................................................................... 202
6/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
1
Algemene informatie 1.1
Algemene informatie HU
Hogeschool Utrecht (HU) is met zo’n 38.000 studenten en ruim 3.200 medewerkers een van de grootste en meest veelzijdige HBO-instellingen in Nederland. De zes faculteiten bieden samen meer dan 80 bacheloropleidingen aan op het gebied van communicatie en journalistiek, economie en management, natuur en techniek, gezondheidszorg, onderwijs, en maatschappij en recht. Hogeschool Utrecht heeft onderwijslocateis in de utrechtse binnenstad en op De Uithof en is gevestigd in Amersfoort. Na het behalen van je bachelordiploma, kun je bij HU ook nog in diverse richtingen een mastergraad behalen. Het onderwijs is per opleiding georganiseerd en is daardoor overzichtelijk en persoonlijk. Is je interesse breder dan je eigen opleiding, dan kun je deelnemen aan onderwijsactiviteiten van andere HU-opleidingen of aan andere onderwijsinstellingen in Nederland of in het buitenland.
1.1.1
Onderwijsprofiel HU
Hoger beroepsonderwijs in de (kennis)samenleving Hogeschool Utrecht wil bijdragen aan een duurzame kennissamenleving waarbij de mens het uitgangspunt is. Waar onze studenten en medewerkers zich kunnen ontplooien, zich thuis voelen en waar we in samenwerking met onze relaties durven te experimenteren en innoveren. We bieden onze studenten en medewerkers kansen om zich optimaal te ontplooien in studie en werk, zodat iedereen zijn capaciteiten zo goed mogelijk in de praktijk kan brengen. We leiden hoogwaardige professionals op en werken daarnaast, door ondernemerschap en kennisontwikkeling, aan de innovatie van de beroepspraktijk. Vandaar onze sterke externe oriëntatie op sociaal -, economische - en maatschappelijke vraagstukken. Niet alleen in Nederland maar ook internationaal. We zijn een transparante organisatie door open communicatie met elkaar en onze omgeving. Uitgangspunt in de samenwerking is dat we onze kennis delen en doen wat we beloven,zowel in- en extern. Dat betekent dat we elkaars verschillende competenties en expertises consistent erkennen, gebruiken, delen en versterken. Zodat we er met elkaar uit halen wat er in zit. Het onderwijsprofiel van HU Uitgangspunt van het onderwijsprofiel van de HU is: Hogeschool Utrecht richt haar opleidingen competentie- en vraaggericht in en laat studenten studeren in sterke leeromgevingen. Competentiegericht onderwijs Onderwijs is competentiegericht als de student die kennis, vaardigheden en houdingen aanleert waarmee een bepaald beroep kan worden uitgeoefend. De opleidingen formuleren, onderschrijven en actualiseren de competenties in nauw overleg met het werkveld. Competentiegericht opleiden betekent ook dat we de student maatwerk leveren. We sluiten aan op eerder verworven competenties, we stimuleren de student om in toenemende mate regisseur te zijn van zijn eigen leerproces, keuzes te maken en deze te verantwoorden. Onze studenten moeten in staat zijn professioneel te handelen in kenmerkende beroepssituaties van toenemende complexiteit. Tevens dagen we studenten uit te werken aan hun onderzoeksvaardigheid en hun competenties te ontwikkelen in een internationale/multiculturele context. Vraaggestuurd onderwijs Het onderwijs richt zich zowel op de vraag van de beroepspraktijk als op de vraag van de student. Wij matchen de kennis en leervragen van studenten met die van de beroepspraktijk op een manier die past
7/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
binnen de kwaliteitseisen van de opleiding. We vinden dat de student zelf verantwoordelijk is voor zijn studieloopbaan en dat de HU hem daarbij moet ondersteunen. Een sterke leeromgeving Een competentiegerichte en vraaggerichte opleiding veronderstelt een sterke leeromgeving. Een leeromgeving die studenten inspireert, uitdaagt en waarin ze zich steeds op de grens van hun kunnen begeven. Een leeromgeving die het leren vanuit het werken in de praktijk vormgeeft: leren is werken en werken is leren. Een leeromgeving die indien van toepassing internationaal is georiënteerd. Iedere opleiding kent een, samen met het beroepenveld vastgestelde kennisbasis. Vanaf het eerste jaar staat het verwerven van kennis en vaardigheden vanuit realistische beroepstaken centraal. Het onderwijs wordt vormgegeven in een mix aan werkvormen, zowel individueel als in samenwerking met medestudenten, waarbij n toenemende mate gewerkt wordt in authentieke beroepssituaties.
1.1.2
Bachelor- en Masterstelsel
Bachelor-masterstructuur Het onderwijs aan universiteiten en hogescholen is opgedeeld in twee fasen: de bachelorfase en de masterfase. Een vierjarige HBO-opleiding noem je een bacheloropleiding. Na afronding van de opleiding krijg je een bachelorgraad. Op de universiteit kun je in drie jaar een bachelordiploma behalen. Hierna kun je doorstuderen voor een masterdiploma. Zowel hogescholen als universiteiten bieden masteropleidingen aan. Studeer je aan een hogeschool, dan heb je recht op studiefinanciering voor de duur van je bacheloropleiding: vier jaar. Op de universiteit heb je recht op studiefinanciering voor de duur van je bachelor- én je masteropleiding. Bacheloropleidingen Je bachelordiploma is een internationaal (h)erkenbaar diploma. Dit is handig als je in het buitenland aan de slag wilt. Ook kun je in de meeste gevallen gedurende je opleiding tijdelijk in het buitenland studeren. De bacheloropleidingen aan de HU bieden tevens veel vrije keuzeruimte, de zogenaamde profileringsruimte. Je kunt deze profileringsruimte vullen met een minor (= een samenhangend pakket van keuzecursussen) óf met een pakket van keuzecursussen dat je zelf samenstelt. Zie verder par. 4.3.5 (profileringsruimte). De profileringsruimte maakt het ook mogelijk om studie-onderdelen te volgen aan andere hogescholen of universiteiten. Hiermee verruim je je blik. Masteropleidingen Na afronding van je bacheloropleiding kun je nog een masteropleiding volgen aan een hogeschool of universiteit. Hogeschool Utrecht heeft een groeiend aantal masteropleidingen. Ook voor mensen die al een aantal jaren werkervaring hebben. Kijk voor meer informatie op www.masters.hu.nl. Wil je een master volgen aan een universiteit, dan kan dat ook. Een HBO-opleiding sluit echter niet altijd naadloos aan op een universitaire master. Om jouw kennis en vaardigheden op het vereiste niveau te brengen zijn voor een aantal masters speciale trajecten ontwikkeld. Deze zogenaamde pre-masters volg je voorafgaand aan de master en geven je direct toegang. Kijk voor meer informatie op www.premasters.hu.nl of haal de folder Doorstuderen na je bachelor aan de UU. Voor de universitaire rechtenstudies geldt dat informatie over pre-masters kan worden opgevraagd bij de betreffende Faculteit Rechtsgeleerdheid.
8/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
1.1.3
Hogeschool- en faculteitsregelingen
De Wet op het Hoger onderwijs en het Wetenschappelijk onderzoek (WHW) legt de Hogeschool Utrecht als instelling voor Hoger Beroepsonderwijs een aantal verplichtingen op. Hogeschool Utrecht heeft deze in diverse reglementen verwerkt. Er zijn regelingen die voor alle studenten binnen de Hogeschool Utrecht gelden, de zogenaamde HU-brede regelingen, die je kunt terug vinden op de site www.reglementen.hu.nl. Daarnaast zijn er ook regelingen die alleen gelden voor studenten aan een bepaalde faculteit of een specifieke opleiding. Deze regelingen vind je terug op de sharepointsite van de faculteit en/of opleiding. HU-brede regelingen Voor jou als student zijn de HU-brede regelingen uit de categorieën “Student en onderwijs” en “Medezeggenschap” het meest van belang. Denk daarbij bijvoorbeeld aan: Het Studentenstatuut Hierin worden de rechten en plichten van studenten in algemene zin vastgelegd. De Onderwijs- en Examenregeling HU Hierin worden de rechten en plichten van studenten aanzien van het onderwijs, tentamens, examens en verwante zaken vastgelegd. De Inschrijvingsregeling Hierin worden de procedurele (niet: inhoudelijke) aspecten rond inschrijving, collegegeld en uitschrijving beschreven. Zie ook par. 1.3.3. Het Reglement Rechtsbescherming studenten HU Hierin wordt beschreven welke acties een student kan ondernemen als hij het ergens niet mee eens is. Het Profileringsfonds Hierin worden de verschillende vormen van financiële ondersteuning die de HU studenten kan bieden in geregeld. Reglement voor de Opleidingscommissies Hierin wordt alles omtrent de Opleidingscommissie (adviesorganen op afdelingsniveau) geregeld. Zie ook par. 2.14.1. Zie voor de meest recente versies van de reglementen: www.reglementen.hu.nl Facultaire en opleidingsregelingen Deze regelingen en de studiegids vormen een nadere uitwerking van de HU-brede OER HU en bevatten de rechten en plichten van studenten van de betreffende faculteit/opleiding ten aanzien van het onderwijs, tentamens, examens en verwante zaken vastgelegd. Je kunt ze vinden op of via de sharepointsite van de opleiding (www.intranet.sharepoint.hu.nl/FMR/SJD)
1.1.4
Kwaliteitszorg
Hogeschool Utrecht besteedt veel zorg en aandacht aan kwaliteit. Kwaliteitszorg heeft betrekking op alle onderdelen van het onderwijs, het curriculum, de studievoortgang, de begeleiding, de onderwijsorganisatie, en de relatie opleiding-arbeidsmarkt.. Een precieze uitwerking van het systeem van kwaliteitszorg dat de opleiding hanteert, vindt plaats in het kwaliteitsplan. Hierin staat beschreven op welke wijze en met welke middelen inzicht wordt verkregen in de kwaliteit van de opleiding, hoe aan eventuele verbetering gewerkt kan worden, hoe studenten zijn betrokken bij de evaluatie en op welke wijze verslag wordt gedaan van de resultaten van deze evaluaties. Opleidingscommissies spelen een belangrijke rol in het systeem voor kwaliteitszorg en hebben in het verleden belangrijke verbeteringen in gang gezet.
9/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
De kwaliteit van het onderwijs kan natuurlijk het beste worden beoordeeld door jou. Je zult daarom regelmatig worden benaderd om mee te werken aan een (anonieme) enquête om de kwaliteit van het onderwijs te beoordelen. De opleiding verzamelt de informatie en treft wanneer nodig maatregelen. Ook kan bijv. in de vorm van studentenpanels met studenten besproken worden wat de uitkomst van de evaluaties zijn; of er kan met behulp van die gesprekken op signalen van studenten worden ingegaan. De vorm waarin dit gebeurt, kan per instituut verschillen. Daarnaast wordt een keer per jaar een landelijke enquête gehouden, de nationale Studenenquête (NSE). De uitkomsten van dit grote landelijk studententevredenheidsonderzoek zijn zeer belangrijk: gaan er zaken niet naar wens dan worden daarover afspraken gemaakt tussen de verschillende directies in hogeschool – faculteit – instituut. Ook zijn deze uitkomsten onderwerp van gesprek tussen de instituutsdirecties en de opleidingscommissies. Kortom: jullie mening (positief of negatief) wordt gehoord en er wordt ook wat mee gedaan. Dus wil je je betrokkenheid bij de kwaliteitszorg vergroten, dan is het invullen van de Nationale Studenten Enquête een must.
1.1.5
Ordehandhaving (ongewenst gedrag)
Artikel 48 van het Studentenstatuut (zie www.reglementen.hu.nl) regelt de ordehandhaving binnen Hogeschool Utrecht. Deze regeling houdt (kort samengevat) het volgende in: Voorschriften en aanwijzingen Om de goede gang van zaken te handhaven, gelden –naast de wet- binnen de hogeschool nadere voorschriften en aanwijzingen, vastgesteld door of namens het College van Bestuur of de faculteitsdirectie. Zij kunnen betrekking hebben op, maar zijn niet beperkt tot de volgende onderwerpen: • ongewenst gedrag; fraude en/of onregelmatigheden bij tentamens (Zie par. 6.3.7.); • het gebruik van de gebouwen en terreinen met de daarin of daarop aanwezige voorzieningen; • afmelding van de student bij ziekte of verhindering anderszins; • bijzondere omstandigheden. Binnen de hogeschool geldt verder een algemeen verbod op het dragen van gezichtsbedekkende kleding. De opleiding kan aanvullende kledingvoorschriften stellen, indien dit uit het oogpunt van praktische uitvoering van het onderwijs noodzakelijk is. Plichten student Op basis van de Arbeidsomstandighedenwet gelden voor de studenten in ieder geval de volgende plichten: • de plicht om in werk en studie zorgvuldig en voorzichtig te handelen; • de plicht om zich op de hoogte te stellen van (veiligheids)voorschriften die betrekking hebben op het werk en de studie; • de plicht om aangebrachte veiligheidsvoorzieningen op de juiste wijze te gebruiken en de verplichte beschermingsmiddelen te dragen of toe te passen; • de plicht om onveilige en/of ongezonde werksituaties te melden aan de desbetreffende faculteitsdirectie. Maatregelen Bij overtreding van de voorschriften/aanwijzingen of bij het niet nakomen van de plichten zoals hierboven genoemd, kunnen door de faculteitsdirectie de volgende maatregelen worden getroffen: • het geven van een waarschuwing of berisping; • het ontzeggen van de toegang tot gebouwen en terreinen van de hogeschool voor de tijd van ten hoogste een jaar; • het beëindigen van de inschrijving. Ook is het mogelijk de inschrijving van een student te weigeren of te beëindigen indien de student door zijn gedrag of uitlatingen heeft laten zien dat hij ongeschikt is voor het beroep waarvoor de opleiding hem opleidt, of ongeschikt voor de praktische voorbereiding daarop.
10/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
1.1.6
Organogram HU
Een organogram van de HU is te vinden op www.organogram.hu.nl. Bij Hogeschool Utrecht is het onderwijsaanbod als volgt georganiseerd: • Instituten Hier zijn verwante voltijd bacheloropleidingen naar interessegebied geclusterd • Centra Voor deeltijd en duale opleidingen, cursussen en workshops. En voor (incompany) trainingen, consultancy en coaching voor professionals. • Academies Aanbod van masteropleidingen voor afgestudeerden. Een overzicht van alle instituten, centra en academies vind je op www.hu.nl/overhu. Organisatorisch is Hogeschool Utrecht ingedeeld in faculteiten. Zie ook par. 1.1.7.
1.1.7
Locaties HU
Locaties HU in Utrecht Adresgegevens en routebeschrijvingen naar alle locaties in Utrecht en Amersfoort vind je op www.hu.nl/adressen. Kijk voor de bereikbaarheid per openbaar vervoer op www.9292ov.nl.
1.2
Algemene informatie faculteit Maatschappij & Recht
1.2.1
Algemeen
De Faculteit Maatschappij & Recht (FMR) maakt deel uit van Hogeschool Utrecht en is een grote, moderne onderwijsinstelling waar het prettig studeren en werken is. De FMR heeft haar hoofdvestiging in Utrecht (De Uithof) en heeft een nevenvestiging in Amersfoort (De Nieuwe Poort 21). De FMR biedt een scala aan opleidingen op het gebied van Recht, Social Work, Pedagogiek, Arbeid & Organisatie en Integrale Veiligheidskunde. Er volgen ongeveer 8400 studenten een studie binnen de FMR en er zijn ongeveer 450 personeelsleden werkzaam. De Faculteit Maatschappij en Recht verzorgt de volgende bacheloropleidingen in voltijd en deeltijd en de opleiding CMV, MWD en SPH ook duaal. Creatieve Therapie (CT) Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) Pedagogiek (PED) Integrale Veiligheidskunde (IVK) Personeel & Arbeid (P&A) Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) HBO-Rechten (HBR) waaronder de afstudeerrichting Kandidaat Gerechtsdeurwaarder (GDW)
11/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
1.2.2
Organogram faculteit
Organogram FMR
8 april 2010
Faculteit Maatschappij & Recht Facultaire Medezeggenschapsraad (MR)
Faculteitsdirecteur, vz Managementteam (MT) Maarten Hageman
Manager Contractactiviteiten
KSI Hans van Ewijk
Directiesecretaris
Instituut voor Social Work,
Adviserend lid MT Liesbeth Aveling
Instituutsdirecteur, lid MT Coen van der Linden
Instituut voor Recht Instituutsdirecteur, lid MT Pieter Cornelissen
Instituut voor Veiligheid Instituutsdirecteur lid MT Jan Thijs
Instituut voor Arbeid & Organisatie Instituutsdirecteur, lid MT Jan Thijs
Instituut voor Ecologische Pedagogiek Instituutsdirecteur, Lid MT Marcel Meer
Projectbureau Lectoraten
(Staf)diensten
Lectoren
Bedrijfsvoering: Truus Welten
PZO JP Wilken PMO Stijn Verhagen HRM Ben Fruijtier Rob Gründemann SBIB Hans van Ewijk BJB vacature JK Anneke Menger Jo Hermanns
P&O: Jeanette Wijgand P&C: Eric Bruijning. Controller Decanaat: Margriet Andriesen Fred Piek Maria Smit Agnes van Heel
IMD Lia van Doorn
Vertrouwenspersoon Sytske Teppema
13-4-2010
1.2.3
ISW Opleidingsmanagers CT Pieterjan André CMV Ebby Pelsma MWD Louella Rooijer SPH Ed Bouwman Prop. Utrecht Jeannet Fennema Prop. A’foort Marianne Langhout Contractactiviteiten Berendineke Steenbergen
IVR Opleidingsmanagers SJD vt Thea van Rooijen SJD dt Vacature HBO-rechten vt Esther Verboon HBO-rechten dt Hans Mreijen
IVV Opleidingsmanager
IA&O Opleidingsmanagers
IEP Opleidingsmanagers
Integrale Veiligheidskunde Ronald van Vliet
Personeel & Arbeid Peter Kosterman Fred Bergkotte
Riki Verhoeven: (Ma en dt Ba)
Logistiekmanager Marieke Lucas
Logistiekmanager Marieke Lucas
Opleidingscommissies (OC)
Opleidingscommissies (OC)
Lisette v/d Poel: (vt Ba )
Logistiekmanager Peter Rogge
Manager Kwaliteitzorg/ Master Social Work Eric Payens
Opleidingscommissies (OC)
Opleidingscommissies (OC)
Opleidingscommissies (OC)
Contactgegevens
Faculteit Maatschappij & Recht Heidelberglaan 7 3584 CS Utrecht Postbus 85397 3508 AJ UTRECHT Telefoon (030) 252 96 00 Fax (030) 252 96 01 FMR, Amersfoort De Nieuwe Poort 21 3812 PA Amersfoort telefoon: 088-4812100 Fax: 088-4812340
12/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
1.2.4
Plattegrond
(zie website FMR → Faciliteiten → plattegronden)
1.2.5
Praktische voorschriften en aanwijzingen
Binnen Hogeschool Utrecht gelden de volgende regels: Indien gevraagd, moet je je kunnen legitimeren met een geldig legitimatiebewijs. Mobiele telefoons dienen tijdens de lessen te worden uitgeschakeld . Studenten die te laat komen, kunnen worden geweigerd in de lessen. Roken in het gebouw is verboden. Met uitzondering van het rookgedeelte in de kantine. In het gebouw is het niet toegestaan te fietsen, rolschaatsen, skaten of om huisdieren mee te nemen. Afval moet worden gedeponeerd in de daarvoor bestemde containers en prullenbakken. Eigendommen van de faculteit mogen niet zonder schriftelijke toestemming worden meegenomen uit het pand. Het aanplakken van affiches is alleen toegestaan op de daarvoor bestemde prikborden in de lifthallen van het gebouw. Bel bij een calamiteit het alarmnummer van het pand bellen: zie hieronder
Bij brand / ongeval / verzoek EHBO: Bel via een vaste telefoon de receptie, toets daarvoor 112 meld daarbij het volgende: - je naam; - de plaats van de calamiteit - de aard van de calamiteit - of/ en hoeveel personen erbij betrokken zijn - wacht daarna (als het om een ongeval gaat) bij het slachtoffer tot er hulp is. Bel je met een mobiele telefoon? Dan kom je rechtstreeks bij de landelijke hulpdiensten terecht. Waarschuw in dat geval, na de melding ook meteen de receptie of geef iemand anders daar opdracht toe. Ontruiming: Door middel van de omroepinstallatie (slow whoop signaal) of door een hulpverlener wordt iedereen verzocht het pand te verlaten. - verlaat het pand rustig via de dichtstbijzijnde (nood) nooduitgang, - gebruik nooit de lift, - volg de instructies van de bedrijfshulpverlener op, - ga naar de aangewezen verzamelplaats en wacht daar op verdere instructies, - voorkom paniek en blijf kalm. Huisregels Neem de volgende huisregels in acht voor een leefbare studie- en werkomgeving: • (Brom)fietsen stallen in de fietsenrekken of in de fietsenstalling van de parkeergarage Cambridgelaan. • Motoren stallen in de parkeergarage Cambridgelaan, niet op het faculteitsplein. • Alleen geleidehonden zijn toegestaan, geen andere huisdieren. • Skaten, steppen, boarden of rolschaatsen in het pand of op het faculteitsplein is niet toegestaan. • Mobiele telefoons zijn tijdens onderwijsactiviteiten, in mediatheek en studieplein uitgeschakeld. • Serviesgoed altijd terugbrengen naar een afruimmeubel. • Meegenomen servies en bestek dezelfde dag nog terugbrengen naar de catering. • Het is niet toegestaan te eten en te drinken in de leslokalen, de mediatheek en het studieplein. • Laat geen afval rondslingeren, afval dient in de afvalbakken gedeponeerd te worden.. • Het is niet toegestaan om met punaises of plakband iets op de muren en deuren te bevestigen. • Posters alleen ophangen met toestemming van de Facilitaire Dienst. 13/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
• • • • • • • • • • • •
Mededelingen alleen op de daarvoor bestemde borden of met toestemming Facilitaire Dienst. Aan het eind van de dag: licht uit, ramen, deuren, computer en monitor (af)sluiten. Het is wettelijk niet toegestaan in het faculteitsgebouw te roken. Het is niet toegestaan binnen een straal van vijf meter voor de entree te roken. Het noodtrappenhuis (de aluminium cilinder) alleen gebruiken bij calamiteiten. Houdt trappenhuizen, doorgangen, vluchtwegen en redmiddelen vrij. Het is verboden om waterkokers, koffiezetapparaten en andere elektrische apparatuur in het pand te gebruiken. Gebruik automaten, kopieerapparaten e.d. op een normale wijze. Beschadigingen aan gebouw en/of inventaris worden in rekening gebracht bij de veroorzaker. Moedwillig beschadigen is strafbaar. Bij gebruik van apparatuur, voorwerpen en computerfaciliteiten in eigendom toebehorend aan de Hogeschool Utrecht of aan derden, dien je de noodzakelijke zorgvuldigheid in acht te nemen. Bij vermissing, vernieling of beschadiging daarvan door schuld van student en/of medewerker, wordt de daaruit voorvloeiende schade verhaald op de desbetreffende schadeveroorzaker. Elke gebruiker of bezoeker moet zich op verzoek van een medewerker SSC-Faciliteiten kunnen legitimeren.
Huisregels (extra) leslokalen • Het is niet toegestaan te eten en te drinken in de leslokalen. • Afval (en kauwgom) dient in de afvalbakken te worden gedeponeerd. • Wordt in een lokaal vergaderservice verleend, alles achteraf graag bij elkaar zetten voor catering. • Geen kauwgom onder en/op op stoelen en tafels plakken. • Niet met pennen/stiften schrijven op meubilair. • Meubilair in de leslokalen dient in de oorspronkelijke opstelling te worden teruggeplaatst.
Vragen? Bel het Facilitair Meldpunt: 030 258 6666, intern 6666 Voorziening voor mindervaliden Utrecht, Heidelberglaan 7 Mindervaliden kunnen de beschikking krijgen over een liftsleutel; deze liftsleutel geeft tevens toegang tot de aangepaste toiletruimte. Aangepaste toiletruimten zijn te vinden op de begane grond en de tweede etage, noordvleugel en de tweede en vierde etage van de zuidvleugel. De liftsleutel is aan te vragen bij het facilitair meldpunt. Bij aanvraag kan om een doktersverklaring gevraagd worden.
1.2.6
Openingstijden gebouwen
Utrecht, Heidelberglaan 7 Maandag t/m donderdag van 7.00 – 22.00 uur. Vrijdag van 7.00 uur – 19.00 uur. Een onderwijsactiviteit kan eventueel ook in een ander HU-gebouw plaatsvinden. Tijdens de vakantieweken is het gebouw geopend van 8.00 uur – 18.00 uur (onder voorbehoud van eventuele andere besluiten van de directie. In principe is het gebouw ook op een groot aantal zaterdagen open. Check hiervoor je rooster. Amersfoort, Nieuwe Poort 21 Het gebouw is geopend van maandag tot en met vrijdag van 08.00 – 19.00 uur. Op dinsdagavond is het gebouw geopend tot 22.00 uur. Op enkele (feest)dagen is het gebouw gesloten, zie hiervoor de jaarplanning. Alle openingstijden zijn onder voorbehoud. Actuele openingstijden zijn te vinden op: https://www.sharepoint.hu.nl/sites/faciliteiten/Lists/Openingstijden/AllItems.aspx
14/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
1.2.7
Vakanties en vrije dagen
Vakantieperiodes 2010-2011 De HU kent in het collegejaar 2010-2011 de volgende verplichte studentenvakantie en verplichte vrije dagen: Vakantie Kerstvakantie Verplichte vrije dagen, inclusief de feestdagen e e 1 en 2 kerstdag Nieuwjaarsdag Goede vrijdag e e 1 en 2 paasdag Koninginnedag Bevrijdingsdag Hemelvaartsdag Dag na Hemelvaartsdag e e 1 en 2 Pinksterdag
Data 20 december 2010 tot en met 2 januari 2011
25 en 26 december 2010 1 januari 2011 22 april 2011 24 en 25 april 2011 30 april 2011 5 mei 2011 2 juni 2011 3 juni 2011 12 en 13 juni 2011
Er zijn naast bovenstaand overzicht nog drie onderwijsvrije weken: De week van 18 oktober t/m 22 oktober 2010 De week van 21 februari t/m 25 februari 2011 De week van 2 mei t/m 6 mei 2011 (inclusief 4 en 5 mei).
1.2.8
Faciliteiten
Studentenservice FMR Voor algemene vragen over studiefinanciering, prestatiebeurs, profileringfondsrelingen, inschrijving, (tussentijdse) uitschrijving enzovoort kunnen studenten terecht bij de Studentenservice (Utrecht) telefoon 030 252 9999
[email protected]. Zo nodig zal de Studentenservice je verwijzen naar het decanaat. Studenten van de locatie Amersfoort, kunnen voor bovenstaande vragen bij de onderwijsbalie van de themazone Zorg & Welzijn terecht. Voor vragen over studiefinanciering kunnen studenten ook terecht bij het regiokantoor Herman Gorterstraat 40 in Utrecht (plattegrond bij studentenservice verkrijgbaar.) of in Amersfoort: Stadhuisplein 1, Amersfoort (Publieksbalie gemeente Amersfoort). Voor telefonische informatie over studiefinanciering is het volgende nummer beschikbaar: 050-5997755. Restaurant Utrecht, Heidelberglaan 7 Het restaurant is te vinden op de begane grond. Openingstijden: maandag t/m donderdag van 8.30 uur – 18.30 uur. Vrijdag van 8.30 uur – 15.30 uur. Tijdens vakantieweken is het restaurant gesloten. Warme drankautomaten zijn te vinden op de brinken. Bij het restaurant staan frisdrank- en snoepautomaten. Repro Utrecht, Heidelberglaan 7 De reproruimte bevindt zich op de begane grond. Openingstijden: maandag t/m vrijdag van 8.30 uur – 17.00 uur. Tijdens vakantieweken is de repro beperkt open. 15/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Servicebalie Utrecht, Heidelberglaan 7 De servicebalie is te vinden op de begane grond naast het auditorium. Openingstijden: maandag t/m donderdag van 08.30 tot 18.00 uur. Vrijdag van 08.30 – 17.00 uur. Bij de servicebalie kan men terecht voor: kantoorartikelen, readers uitleen van AV-middelen, vragen en storingen op ICT en facilitair gebied .
1.3 Algemene informatie opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening deeltijd 1.3.1
Algemeen
Rol en verantwoordelijkheid van docenten Studenten kunnen van docenten verwachten dat zij zich optimaal inzetten voor: 1. Beroepsrelevant onderwijs en deskundigheid op een vakgebied in theorie en praktijk. 2. Didactische werkwijzen die gericht zijn op stimulering van zelfstandigheid en professionaliteit van studenten. 3. Het begeleiden van studenten in een gelijkwaardige relatie. 4. Het kunnen vertegenwoordigen van de onderwijsorganisatie en als zodanig tekst en uitleg kunnen geven over doelen van de onderwijseenheden en hun onderlinge samenhang. 5. Begeleiding tijdens de studie en tevens een bijdrage leveren in de oriëntering, verwijzing, motivatie en selectie van studenten. 6. Het helpen van individuele studenten en groepen studenten bij het reflecteren en evalueren van het eigen groeps- en leerproces. 7. Het tijdig verstrekken van studieresultaten en het geven van commentaar op de toetsresultaten. 8. Het verzorgen en bevorderen van de communicatie tussen studenten onderling en naar collegadocenten. Gewenst studiegedrag van studenten De docenten en de opleiding kunnen het volgende van studenten verwachten: • Inzet en participatie tijdens de lessen. • Interesse in de leerinhouden. • Bereidheid sterke en zwakke punten bespreekbaar te maken daar waar reflectie als deel van het leerproces wordt gezien. • Informatie te geven daar waar dit voor een optimale communicatie belangrijk is. • Samen met medestudenten sociale controle uit te oefenen op collega-studenten bij persoonlijke en/of functionele problemen en door te verwijzen naar studentendecaan en/of studieloopbaanbegeleider (SLB’er). • In toenemende mate actief participeren in het onderwijs. • Een bijdrage leveren aan de kwaliteitsbewaking d.m.v. onderwijsevaluaties. • In acht nemen van werkafspraken die de uitvoering van het onderwijs en voortgang van de studie bevorderen. Bijvoorbeeld het respecteren van les- en werktijden, het naleven van inleverdata voor opdrachten en toetsen, het volgen van de opleidingsprocedures rond herkansingen en registratie van praktijktijdgegevens. • Studenten die naar het oordeel van de docent bij voortduring de goede gang van zaken tijdens het onderwijs verstoren en ondanks meerdere waarschuwingen en aanwijzingen van de docent hun handelwijze niet of onvoldoende veranderen, kunnen van deelname aan het betreffende onderwijsprogramma worden uitgesloten. De beslissing om een student van deelname uit te sluiten wordt genomen door de opleidingsmanager, op basis van een advies van de betreffende docent. Voordat de opleidingsmanager het besluit neemt vindt altijd een driegesprek plaats, waarin de student, de docent en de opleidingsmanager de gerezen problemen doorspreken. De opleidingsmanager beslist na afloop van dit driegesprek of de student al dan niet van verdere deelname wordt uitgesloten. Uitsluiting kan bij onderdelen met een aanwezigheidsverplichting
16/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
betekenen, dat de student in het betreffende onderdeel gedurende de lopende periode geen tentamen kan doen. Het besluit van de opleidingsmanager behoeft goedkeuring van de faculteitsdirecteur, voordat het kan worden geëffectueerd. De student wordt schriftelijk geïnformeerd over een besluit tot uitsluiting van verdere deelname aan het betreffende programma; het besluit wordt gemotiveerd, d.w.z. met redenen omkleed. De student kan tegen een besluit tot uitsluiting bezwaar aantekenen bij de opleidingsmanager en in beroep gaan bij het College van Beroep van de Hogeschool Utrecht.
Samenwerking en klimaat De opleiding ziet haar studenten als samenwerkingspartners en verwacht van haar studenten gedrag dat gericht is op samenwerking. De opleiding streeft ernaar het onderwijs zodanig in te richten dat studenten zelfstandig kunnen werken en leren. De opleiding stelt het op prijs wanneer studenten zich met vragen, suggesties, commentaar of klachten direct tot de betrokken docent of medewerker wenden. Wanneer dit om een of andere reden niet mogelijk of gewenst is, wordt nadrukkelijk verwezen naar de SLB’er. In laatste instantie kan op opleidingsniveau contact met de afdelingsdirecteur worden opgenomen. In dit kader wordt ook verwezen naar de standaardprocedure bij klachten binnen de faculteit
1.3.2
Contactgegevens
De opleiding is te bereiken via het Onderwijssecretariaat. Sociaal Juridische Dienstverlening deeltijd Instituut voor Recht Heidelberglaan 7 Postbus 85397 3508 AJ Utrecht Telefoon 030 2529840 Telefax 030 2529731 E-mailadres
[email protected]
1.3.3
In- en uitschrijven voor de opleiding
Bureau Inschrijving Wil je je voor een propedeuse inschrijven aan Hogeschool Utrecht dan kan dit via www.studielink.nl. Bureau Inschrijving is belast met het in- , uit en herinschrijven van studenten bij Hogeschool Utrecht, het innen van het collegegeld en het verstrekken van collegekaarten. Inschrijving Als student word je ingeschreven voor een opleiding onder de volgende voorwaarden: • je voldoet aan de toelatingseisen (zie ook par. 4.2.3 en 4.3.3); • het collegegeld is betaald (of betaling ervan is verzekerd door een machtiging of garantieverklaring); • je voldoet aan de overige vereisten zoals genoemd in de Inschrijvingsregeling HU (zie www.reglementen.hu.nl). Pas na rechtsgeldige inschrijving heb je recht op gebruik van de onderwijsfaciliteiten. Heb je al een propedeuse gehaald voor een HBO of wo opleiding? Dan heb je kans dat je kunt instromen in een hoger jaar van de opleiding. Je krijgt dan vrijstelling van de propedeutische vakken. Wil je je inschrijven voor de hoofdfase dan kan dat via www.studielink.nl. Als je wilt instromen in de hoofdfase, neem dan wel eerst contact op met je opleiding. Zij kunnen je meer vertellen over de
17/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
mogelijkheden en bepalen of je voldoet aan de eisen om in de hoofdfase van een opleiding te kunnen instromen.
Herinschrijving Als je al student bent aan de Hogeschool Utrecht, zal je herinschrijving in 2010 via Studielink lopen. Van Bureau Inschrijving ontvang je begin juni 2010 een machtigingsformulier voor de betaling van het collegegeld. Je wordt pas opnieuw ingeschreven wanneer is voldaan aan de financiële verplichtingen en eventuele overige eisen. Collegekaart en bewijs van inschrijving Wanneer je inschrijving of herinschrijving is voltooid, ontvang je een collegekaart en een Bewijs van Inschrijving. De collegekaart geldt ook als inschrijvingsbewijs. Beëindiging inschrijving Als je je niet opnieuw inschrijft voor het nieuwe studiejaar (zie onder‘”Herinschrijving’) eindigt je inschrijving op 1 september. De verwachting is dat dit in de nabije toekomst zal veranderen. Dan schrijf je je één keer in en blijf je ingeschreven staan totdat je je via Studielink weer uitschrijft. Als je inschrijving eindigt, dan eindigt ook het recht op studiefinanciering en je Studenten OV-chipkaart. Op verzoek kun je ook je inschrijving gedurende het studiejaar (=tussentijds) beëindigen. De inschrijving wordt beëindigd met ingang van de volgende maand, volgend op het verzoek tot uitschrijving. Verder wordt de inschrijving als je een bindend studieadvies waaraan een afwijzing verbonden is ontvangt (zie ook par. 4.2.4) Bij een bindend studieadvies met afwijzing aan het eind van het studiejaar kan je niet heringeschreven kunnen worden voor dezelfde opleiding aan de HU in het volgende studiejaar. Bij een bindend studieadvies met een afwijzing gedurende het studiejaar (bijvoorbeeld ingeval van inschrijving in februari) wordt de inschrijving automatisch beëindigd en vervalt het recht op studiefinanciering en Studenten OV-chipkaart. Je hebt wel recht op teruggave van collegegeld. Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden neem dan direct contact op met de studentendecaan. Zie verder par. 2.2. Tot slot kan de inschrijving worden beëindigd als de student na aanmaning het verschuldigde (deel van ) het collegegeld niet betaalt. De inschrijving wordt dan beëindigd met ingang van de tweede maand volgend op de aanmaning. Bovenstaande informatie is slechts een samenvatting. De procedures zijn nader geregeld in de Inschrijvingsregeling HU (zie www.reglementen.hu.nl). Kijk voor meer informatie over in- en uitschrijven op de website van Bureau Inschrijving: www.inschrijven.hu.nl
1.3.4
Examencommissie
Instelling en benoeming Voor elke door de faculteit aangeboden opleiding of groep van opleidingen wordt een examencommissie ingesteld. De faculteit kent examencommissies voor elk Instituut/ Centrum. De leden van de examencommissie worden door de faculteitsdirectie benoemd. Voorafgaand aan de benoeming hoort de faculteitsdirectie eerst de reeds zittende leden van examencommissie. Bij de benoeming wordt aangegeven wie de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter is en er kan een ambtelijk secretaris toegewezen worden. Ten minste één lid van de examencommissie is als docent verbonden aan één van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. Ook kan een externe deskundige als lid van de examencommissie benoemd worden. Als lid van de examencommissie kan niet benoemd worden diegene die een functie 18/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
bekleedt waardoor er een (schijn van) belangenverstrengeling zou kunnen ontstaan. Dit betreft in ieder geval de positie van leidinggevende binnen een opleiding of groep van opleidingen. De functie van leidinggevende kan niet gecombineerd worden met het lidmaatschap van een examencommissie. De benoeming van de leden van de examencommissie geschiedt voor een bepaalde periode die is vastgelegd in het benoemingsbesluit. Het lidmaatschap eindigt indien: de benoemingsperiode is verstreken; de betrokkene een leidinggevende functie bij de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen krijgt waardoor de schijn van belangenverstrengeling kan ontstaan; betrokkene niet meer aan de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen is verbonden. In dit laatste geval kan de faculteitsdirectie anders beslissen. Samenstelling Elke examencommissie bestaat uit tenminste drie leden, te weten een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter en één of meer leden. Taken en bevoegdheden De taken en bevoegdheden van de examencommissie zijn vastgelegd in hoofdstuk 4 van de OER en in het Reglement examencommissies HU. De Examencommissie ziet er onder andere op toe dat de regels met betrekking tot het onderwijs, tentamens en examens, zoals opgenomen in de OER en studiegidsen op correcte wijze worden uitgevoerd. De examencommissie dient ook de kwaliteit van de tentamens en de examens te borgen, adviseert bij het vaststellen van het toetsbeleid, wijst examinatoren aan , verleent vrijstellingen, reikt studieadviezen en getuigschriften uit e.d. De Examencommissie kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van haar taken en bevoegdheden, zoals: • de gang van zaken bij schriftelijke tentamens (tentamenreglement); • de surveillance bij schriftelijke tentamens (surveillanteninstructie); • de gang van zaken bij mondelinge tentamens (tentamenprotocol); • het maken en beoordelen van tentamens (tentamenrichtlijnen); • het sanctioneren van onregelmatigheden (fraudeprocedure). Verzoekschrift Studenten kunnen zich met een verzoek richten tot de examencommissie op grond van de OER. Het kan gaan om een regel uit de OER die niet goed zou zijn toegepast, of omdat de student vindt dat er juist een uitzondering op de regel gemaakt moet worden. Een verzoekschrift moet ondertekend zijn en bevat tenminste: a. naam,adresgegevens en studentnummer; b. de dagtekening; c. de redenen van het verzoek; d. eventuele bewijsstukken Studenten dienen de geldende termijnen in acht te nemen. Studenten kunnen bezwaar aantekenen tegen een beslissing van de examencommissie op verzoekschriften, waarbij twee wegen open staan: een bezwaarschrift bij de examencommissie, waarbij een maximale termijn van twee weken geldt, of een gang naar het facultaire loket Rechtsbescherming (de onderwijsbalie van de opleiding) . Meer informatie hierover biedt hoofdstuk 7.
Aanvullende regels inzake verzoekschriften binnen het Instituut voor Recht Met inachtneming van het bovenstaande gelden binnen het Instituut voor Recht de volgende aanvullende regels.
19/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
-
Naast naam, adresgegevens en studentnummer moeten ook de opleiding en de opleidingsvariant (SJD voltijd, SJD deeltijd, HBR voltijd, HBR deeltijd, GDW) en het eerste jaar van inschrijving zijn vermeld.
-
Verzoeken moeten schriftelijk (getypt) bij de examencommissie worden aangeleverd, per post of per mail, ter attentie van de ambtelijk secretaris ( postvak van de examencommissie op de Brink of per mail naar
[email protected]).
-
De student moet aangeven over welk studieonderdeel het gaat, wie de docent(en) is / zijn, over welk tentamen het precies gaat, etc.
-
De student moet argumentatie en documentatie leveren ter onderbouwing van het verzoek. Het verzoek moet de vorm krijgen van een zo concreet mogelijk geformuleerde wens.
-
Wanneer informatie uit de studiegids relevant is voor het verzoek, moet uit de brief blijken dat de student van deze informatie kennis heeft genomen en haar heeft verwerkt in het schrijven aan de examencommissie.
-
De naam van de SLB’er van de student moet worden opgenomen in het verzoek, met daarbij een korte weergave van de bespreking van het verzoek met de SLB’er.
Brieven die niet voldoen aan bovenstaande voorwaarden worden niet in behandeling genomen. In dat geval meldt de examencommissie aan de student dat er vanwege het niet voldoen aan één of meer van de hierboven genoemde vereisten geen behandeling van zijn brief plaats vindt. De student krijgt een hersteltermijn van één week, waarbinnen de ontbrekende gegevens moeten worden aangevuld in een nieuwe brief. De sluitingstermijn voor brieven aan de examencommissie is maandagmorgen 9.00 uur voorafgaande aan de vergadering van de examencommissie (in beginsel elke donderdagmiddag). De regels voor bezwaarschriften zijn gelijk aan die voor verzoekschriften. Bij bezwaarschriften moet punt d. tweede zin worden vervangen door: de student moet duidelijk maken welk besluit volgens hem ongedaan gemaakt moet worden en welk nieuw besluit daarvoor in de plaats moet komen. Besluitvorming De examencommissie neemt besluiten bij gewone meerderheid van stemmen. Als er evenveel stemmen voor als tegen zijn, neemt de voorzitter het definitieve besluit. De ambtelijk secretaris neemt deel aan de beraadslagingen zonder stemrecht. Besluiten van de examencommissie worden schriftelijk vastgelegd
1.3.5
Onderwijsbalie
De onderwijsbalie van het Instituut voor recht bevindt zich op de eerste etage, aan de kant van de mediatheek. De openingstijden zijn volgens onderstaand schema:. maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag
09.30 – 12:00 13:00 – 16:00 09.30 – 12.00 13.00 – 14.30 (i.v.m. werkoverleg) 09.30 – 12:00 13:00 – 16:00 09.30 – 12:00 13:00 – 16:00 09.30 – 12:00 13:00 – 15:00 in week 9 tot 17:00
In tentamenweken zijn er afwijkende openingstijden, die tijdig bekend worden gemaakt. 20/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
1.3.6
Studievereniging
Studieverenigingen hebben als doel jouw studententijd zo leuk mogelijk te maken. Je vindt hier activiteiten die voor veel gezelligheid zorgen, maar ook voor betrokkenheid bij je studie en je toekomstige vak. De studieverenigingen binnen Hogeschool Utrecht zijn verenigd in de koepelorganisatie OSHU, die hogeschoolbreed de belangen van de diverse verenigingen behartigt. Voor meer informatie: zie de website van de OSHU: www.oshu.nl
1.3.7
Overige informatie
Mededelingen voor studenten over lessen en tentamens worden via de opleidingssite bekend gemaakt en zo mogelijk ook via mededelingenborden en de studentenmail. Ook correcties en aanvullingen op de studiegids worden zo bekend gemaakt. Hogeschool Utrecht verwacht dat je postadres bij de studentenadministratie klopt en dat je regelmatig je e-mailbox van je HU-account leest zodat je goed geïnformeerd bent over (student)zaken binnen de HU. Roosters en roosterwijzigingen vind je op de roostersite (www.roosters.hu.nl).
21/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
2
Studentvoorzieningen 2.1
Studiebegeleiding
Inleiding Een afgestudeerd HBO-student wordt geacht zelfstandig te kunnen handelen. Gedurende de opleiding word je daarom ook gestimuleerd tot zelfstandig en initiatiefrijk optreden. Ons type onderwijs stimuleert kritisch en zelfstandig leren door probleemgestuurd- en projectonderwijs... Dat betekent dat je verantwoordelijk bent voor je eigen leerproces en studieloopbaan. De opleidingen van Hogeschool Utrecht dienen voor randvoorwaarden en voor ondersteuning te zorgen. De opleiding verzorgt studiebegeleiding bij diverse facetten van het studie- en leerproces. We onderscheiden vier typen begeleiding: inhoudelijke begeleiding, begeleiding bij studievaardigheden, studieloopbaanbegeleiding en begeleiding bij persoonlijke (studie)problemen. Hogeschool Utrecht gaat ervan uit dat je op eigen initiatief gebruik maakt van deze vormen van begeleiding. Studieloopbaanbegeleiding Elke student heeft recht op begeleiding door een (vaste) studieloopbaanbegeleider, bij wie de student terecht kan met vragen en problemen in verband met de studie. De studieloopbaanbegeleider heeft onder andere de volgende taken: • gevraagd en ongevraagd informatie verstrekken over de inhoud en organisatie van het onderwijs; • bewaking en bespreking van studieresultaten; • adviseren van studenten bij het maken van keuzes, die in het kader van de opleiding van belang zijn; • verwijzen naar studentendecaan in kwesties die niet direct met de studie hebben te maken (persoonlijke omstandigheden, studiefinanciering, bezwaar en beroep etc.). Zie voor meer informatie over studieloopbaanbegeleiding door de opleiding par. 4.1.7.
2.2
Studentendecaan
Het studentendecanaat van Hogeschool Utrecht geeft studenten informatie, advies en begeleiding. Elke faculteit en HU Amersfoort heeft één of meer studentendecanen. Zij zijn er om jou te ondersteunen bij het aanpakken van je vragen of problemen tijdens je studie. De studentendecaan kan ook doorverwijzen, bijvoorbeeld naar de studentenpsycholoog of studentenarts. Alles wat je bespreekt, blijft vertrouwelijk. De studentendecanen zijn gebonden aan het Reglement Studentendecanen HU en de gedragscode van het Platform Studentendecanen van Hogeschool Utrecht.
Studievoortgang en persoonlijke omstandigheden Tijdens je studie kun je studievertraging oplopen, bijvoorbeeld door familie- of relatieproblemen. Maar ook psychische problemen, een (chronische) ziekte of functiebeperking kunnen een belemmering vormen in de studievoortgang. Of je wilt je studie onderbreken vanwege een langdurige ziekenhuisopname. Ook faalangst kan je studievoortgang blokkeren. De decaan helpt je om het probleem te verhelderen en oplossingen te zoeken. Ook kan de decaan je helpen bij het vinden van een andere vorm van hulpverlening. Studieadvies en procedures De decanen hebben een adviesfunctie in de procedure rondom het uitbrengen van het studieadvies als er sprake is van bijzondere omstandigheden. Zij zijn goed op de hoogte van regelingen waarin de rechten en plichten van de student en Hogeschool Utrecht staan beschreven. De decaan kan je adviseren en ondersteunen bij bezwaar- en beroepsprocedures. Ook kun je bij het Studentendecanaat terecht bij twijfel over je studie, beroepskeuze en advies over vervolgopleidingen.
22/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Financiële zaken Financiële problemen zijn vervelend. Zeker als het echt een noodsituatie wordt en je bijvoorbeeld door een overmachtsituatie in (tijdelijke) geldnood komt te verkeren. In sommige gevallen kun je een beroep doen op een financiële tegemoetkoming uit het profileringsfonds. Ook kan het voorkomen dat je door bijzondere omstandigheden studievertraging hebt opgelopen waardoor je mogelijk recht hebt op verlenging van je studiefinanciering. Je decaan kan je hierbij adviseren. Kijk voor meer informatie op www.studentendecanaat.hu.nl. Zie ook artikel 40 Studentenstatuut en Reglement Studentendecanen HU (www.reglementen.hu.nl) Centrum Studie Keuze Bij Centrum Studie Keuze, een gezamenlijk initiatief van Hogeschool Utrecht en de Universiteit Utrecht, kun je terecht als je twijfelt over je opleiding, als je bent vastgelopen of als je wilt doorstuderen na je bachelordiploma. Bij Centrum Studie Keuze kun je advies inwinnen en ondersteuning vragen met betrekking tot je studiekeuze. Kijk voor meer informatie op www.centrumstudiekeuze.nl. Bereikbaarheid studentendecanaat FMR, Utrecht, Heidelberglaan 7 In Utrecht is er een studentendecanaat voor studenten van alle opleidingen van locatie Utrecht, Heidelberglaan 7. Voor het maken van een afspraak - bellen naar Miriam van Toor (secretariaat decanaat), telefoon 030 252 9995 - mailen naar
[email protected] of - langskomen kamer 0.123 Inloopspreekuren: dagelijks van 13.00 tot 15.00 uur. De studentendecanen zijn: - Margriet Andriesen - Agnes van Heel - Fred Piek - Maria Smit
Zie ook artikel 40 Studentenstatuut en Reglement Studentendecanen HU (www.reglementen.hu.nl)
2.3
Vertrouwenspersoon
De vertrouwenspersoon is er voor iedereen (medewerker en student), die te maken heeft (of heeft gehad) met ongewenst gedrag. Bij ongewenst gedrag kan je denken aan fysiek geweld, agressie, verbale en seksuele intimidatie, discriminatie, schending van integriteit en racisme. Maar ook handtastelijkheden, flauwe grappen, pesterijen en intimiderende e-mails of sms-jes kunnen als ongewenst worden ervaren. Iedereen bepaalt altijd zelf de grens waarover de ander niet heen mag gaan; met andere woorden, niet voor iedereen ligt de grens van wat gewenst of ongewenst gedrag is op hetzelfde niveau. Dat kan te maken hebben met verschillen in achtergrond en opvoeding. Ongewenst gedrag kan mensen diep raken, zelfs zo dat ze er ziek van worden. Velen denken dat het gedrag, als je er maar geen aandacht aan besteedt, vanzelf overgaat. Maar dat gebeurt zelden. Wie last heeft van welke vorm van ongewenst gedrag dan ook, zal de moed moeten opbrengen om dat onder woorden te brengen. De ervaring leert telkens weer dat praten helpt en daarvoor kan je bij de vertrouwenspersoon terecht. Elke faculteit heeft voor studenten (en medewerkers) een of meer vertrouwenspersonen die goed naar je luisteren en je serieus nemen. Samen bespreek je de ernst van de situatie en de mogelijkheden om het probleem aan te pakken. De vertrouwenspersoon is onafhankelijk, praat met niemand over wat jij vertelt en onderneemt geen actie zonder jouw toestemming. Meldingen en
23/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
klachten worden strikt vertrouwelijk behandeld en anonimiteit is gewaarborgd. Ook degenen die informatie krijgen over de melding of klacht zijn verplicht hierover tegen anderen te zwijgen.
• • • • • •
•
De vertrouwenspersoon kan voor je bemiddelen of een onderzoek instellen. Bij ongewenst gedrag op de stageplaats kan de vertrouwenspersoon je helpen en de faculteitsdirectie adviseren om maatregelen te nemen. De vertrouwenspersoon kan je verwijzen naar interne of externe hulpverleningsinstanties. Als er sprake is van een strafbaar feit en je aangifte bij de politie wilt doen, dan biedt de vertrouwenspersoon daarbij hulp. Als jij als klager en de aangeklaagde er samen niet uitkomen en dat wel willen, kan de vertrouwenspersoon jullie verwijzen naar een mediator. De vertrouwenspersoon kan je begeleiden als je een officiële klacht wilt indienen bij de klachtencommissie, helpt de klacht op papier te zetten en adviseert indien nodig tijdens de hele procedure. Studenten en medewerkers kunnen altijd terecht bij de vertrouwenspersoon van de eigen faculteit, maar ook bij de vertrouwenspersonen van de andere faculteiten van de hogeschool.
Meer informatie is verkrijgbaar bij de vertrouwenspersoon en het STIP (Studenten Informatie Punt). Zie ook: www.vertrouwenspersoon.hu.nl, artikel 51 Studentenstatuut en het Reglement inzake Ongewenst Gedrag (www.reglementen.hu.nl).
Vertrouwenspersoon voor de FMR Utrecht: Sytske Teppema, kamer 401-A, telefoon 030 252 9745, email:
[email protected], . Vertrouwenspersonen HU Amersfoort: Frans Colon, telefoon 033-421 2754, e-mail:
[email protected] en Hanny Deelen, telefoon 06-512 133 79, e-mail:
[email protected].
2.4
Studentenarts
Wanneer je in Utrecht komt studeren en wonen, ben je verplicht je in te schrijven bij de gemeente Utrecht. Ook ben je vanuit je zorgverzekeraar verplicht je in te schrijven bij een huisarts in Utrecht. Je kunt je als student, ongeacht waar je in Utrecht woont, inschrijven bij Huisartsenpraktijk Campus Uithof via www.huisartsdeuithof.nl. De huisartsenpraktijk heeft twee vestigingen in Utrecht, op de Uithof in Casa Confetti (Leuvenplein 10-11) en op stadion Galgenwaard (Herculesplein 379). In geval van door ziekte gemiste tentamens, studiestaking door ziekte of bij het aanvragen voor ondersteuning uit het Pofileringsfonds, is het overleggen van een doktersverklaring soms noodzakelijk. Niet iedere huisarts wil dergelijke verklaringen ten behoeve van derden afgeven. Bovendien heeft de KNMG (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst) een richtlijn uitgegeven dat de behandelende arts niet de aangewezen persoon is om zo'n verklaring af te geven. Wanneer je een verklaring over je gezondheid nodig hebt en je eigen huisarts kan of wil deze niet geven, dan kun je naar de studentenarts gaan. Verwijzing naar de studentenarts gaat uitsluitend via de studentendecaan (zie par. 2.2). De studentenarts van Hogeschool Utrecht is: Huisartsenmaatschap Therapeuticum Utrecht, telefoonnummer (030) 275 95 00, Dekhuyzenstraat 60, 3572 WN in Utrecht.
24/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
2.5
Bureau Studentenpsychologen
Het kan zijn dat je tijdens je studie moeilijkheden ervaart. Dat kan direct met je studie te maken hebben, maar het kan ook van meer persoonlijke aard zijn en een negatieve invloed hebben op je studievoortgang. Kom je er zelf niet uit, dan kun je terecht bij Bureau Studentenpsychologen van de hogeschool, gevestigd in Utrecht en Amersfoort. In een aantal gesprekken zoekt de studentenpsycholoog samen met jou een oplossing voor je problemen. Het maximum aantal gesprekken is 8 (van 50 minuten) of 5 (van 90 minuten). Minder kan uiteraard ook. Behalve individuele gesprekken verzorgt Bureau Studentenpsychologen ook groepstrainingen zoals faalangsttraining, assertiviteitstraining, omgaan met depressieve klachten en omgaan met angstklachten. Het kan zijn dat de hulp die de studentenpsycholoog biedt niet aansluit bij jouw problemen en/of hulpverwachting. Dan kun Bureau Studentenpsychologen je helpen de weg te vinden naar andere hulpverlenende instanties. Voor aanmelding bij het Bureau Studentenpsychologen is een verwijzing nodig van een studentendecaan. Neem dus eerst contact op met de studentendecaan voor een verwijzing. Vervolgens kun je langskomen of je telefonisch aanmelden tijdens de spreekuren. Vertrouwelijkheid staat voorop. Niemand anders dan jij en het Bureau Studentenpsychologen kent de inhoud van de gesprekken. En alleen als jij dat wilt, kunnen er anderen bij betrokken worden. Er zijn voor jou geen kosten aan verbonden. Meer informatie vind je op www.bureaustudentenpsychologen.hu.nl.
2.6
Mediation
Mediation is een vorm van conflictoplossing waarbij betrokkenen gefaciliteerd worden door een neutrale onafhankelijke derde, de mediator, om er samen uit te komen. De mediator stelt de betrokkenen in staat alles wat hen verdeeld houdt te bespreken, zorgt voor herstel van de communicatie en helpt partijen zelf de relatie te verbeteren. De mediator draagt zelf geen oplossingen aan, maar helpt partijen om de oplossingen te vinden die voor alle betrokkenen het beste zijn. De contactpersoon voor studentmediation op de FMR is Margreet Breukelaar. Je kunt met haar een afspraak maken via officemanager René Hulsink, telefoon: 030 2529838 of per mail:
[email protected]. Meer informatie vind je op www.studentvoorzieningen.hu.nl.
2.7
Financiële steun
Hogeschool Utrecht biedt financiële ondersteuning aan studenten die om speciale redenen studievertraging oplopen. Die speciale redenen kunnen bestaan uit bestuursactiviteiten of bijzondere omstandigheden waardoor een student studievertraging heeft opgelopen. Voor financiële ondersteuning in verband met bijzondere omstandigheden dien je een aanvraag via je studentendecaan te doen. Zie voor meer informatie het Profileringsfonds HU of kijk op www.studentvoorzieningen.hu.nl. Zie voor financiële ondersteuning van bestuurlijk actieve studenten par. 2.14.2.
25/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
2.8
Studeren met een functiebeperking
Als je een functiebeperking of een chronische ziekte hebt, adviseren we je om aan het begin van het studiejaar contact op te nemen met een studentendecaan van je faculteit. Ook als je denkt (nog) geen hulp nodig te hebben. Dit kun je doen per mail, telefonisch of door gewoon aan te kloppen bij de decaan. Op www.studentendecanaat.hu.nl vind je de gegevens van het decanaat op jouw faculteit. Een functiebeperking of een chronische ziekte kan immers belemmeringen veroorzaken die tot studievertraging of studie-uitval kunnen leiden. Aanpassingen en voorzieningen Het is raadzaam je beperking zo spoedig mogelijk te melden bij je SLB’er en bij een studentendecaan van je faculteit, aangezien het dan mogelijk is aanpassingen en/of voorzieningen voor je te regelen. In een intakegesprek met een studentendecaan van je faculteit bespreek je welke functiebeperking of chronische ziekte je hebt en welke belemmeringen er zijn of kunnen optreden tijdens je studie. Vervolgens wordt onderzocht of er voorzieningen en maatregelen nodig zijn, en zo ja, welke. Hierbij geeft de decaan aan welke reële mogelijkheden er binnen jouw faculteit zijn om met aanpassingen succesvol te kunnen studeren. De decaan zal ook aangeven als iets niet mogelijk is. Als er (nog) geen maatregelen nodig zijn, bespreekt de studentendecaan de vervolgstappen met je op het moment dat er wel belemmeringen optreden. Uiteraard wordt alles wat je met de studentendecaan bespreekt vertrouwelijk behandeld. Wanneer heb je een functiebeperking?
Onder een functiebeperking verstaan we alle lichamelijke, zintuiglijke en psychologische aandoeningen die chronisch, dus blijvend van aard, zijn. Hogeschool Utrecht telt op dit moment 38.000 (bachelor)studenten, van wie zo’n 9,5% (3.650 studenten) een functiebeperking of chronische ziekte heeft die belemmert bij het volgen van de studie. Soms is een beperking te zien of te horen. Het komt echter vaak voor dat een beperking of chronische ziekte niet opvalt. Denk aan dyslexie, chronische vermoeidheid, AD(H)D, RSI, reuma, psychische aandoeningen zoals depressie en vormen van autisme, zoals PDD-NOS en Syndroom van Asperger. Meer informatie over studeren met een functiebeperking of chronische ziekte vind je op www.onbelemmerdstuderen.hu.nl. Als je een functiebeperking heeft, vraagt studeren, net als veel andere dingen, méér inzet. Hogeschool Utrecht geeft daarom gerichte ondersteuning aan studenten met een functiebeperking. De studentendecaan van je faculteit kan je met raad en daad ter zijde staan bij het organiseren van jouw studie. Er is veel mogelijk: • aangepaste studieplanning; • speciale studiefaciliteiten (zoals extra tijd om iets af te ronden); • voorzieningen in verband met toegankelijkheid van onderwijslocaties; • voorzieningen voor de deelname aan het onderwijs (bijv. speciaal materiaal); • hulp en ondersteuning bij het aanvragen van aangepaste huisvesting; • hulp bij het indienen van aanvragen bij instanties zoals de examencommissie (voor bv. verlenging van tentamentijd); • ondersteuning bij aanvragen voor het in bruikleen krijgen van noodzakelijke hulpmiddelen of het verkrijgen van (financiële) hulp voor de aanschaf daarvan; • ondersteuning van verzoeken aangaande studiefinanciering bij de Informatie Beheer Groep. Een verzoek voor aanpassingen in het studieprogramma of examentijdverlenging dient schriftelijk, met redenen omkleed en zo mogelijk van bewijsstukken voorzien, bij de examencommissie te worden ingediend. Het besluit van de examencommissie wordt schriftelijk meegedeeld aan de student. Dit besluit is in principe ook geldig wanneer je onderwijs volgt aan een andere opleiding binnen Hogeschool Utrecht (overdraagbaarheid). Je hebt zelf de verantwoordelijkheid dit tijdig te melden.
26/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
De volledige procedure is opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling HU (www.reglementen.hu.nl) en/of die van de faculteit. Zie ook par. 1.3.4. Aanvragen die uiterlijk in de zesde lesweek van de onderwijsperiode (A, B, C dan wel D) bij de examencommissie worden ingediend, kunnen worden geëffectueerd voor diezelfde tentamenperiode. Bij aanvragen die na de zesde lesweek bij de examencommissie worden ingediend, worden de bijzondere voorzieningen, indien toegewezen, in de daaropvolgende tentamenperiode geëffectueerd. Neem contact op met je studentendecaan voor meer informatie. Heb je moeite om de juiste persoon te vinden, dan kun jeterecht bij de HU-coördinator Studie en Handicap zie hiervoor: www.studentzaken.hu.nl .Voor overige informatie zie: www.handicap-studie.nl en de Algemene Wet gelijke behandeling.
2.9
Keuzevakken taal- en studievaardigheden
Om je Nederlandse spreek- en schrijfvaardigheid beter onder de knie krijgen, kun je gebruik maken van het aanbod van interfacultaire keuzevakken. Ook vind je hier een module voor multiculturele studenten om zich beter voor te bereiden op hun loopbaan. Een folder voor deze vakken is te verkrijgen bij je studentendecaan. Je vindt de cursussen in OSIRIS (www.osiris.hu.nl). Na het inloggen ga je naar onderwijs. Vul bij cursussoort ‘interfacultair keuzeaanbod’ in en bij faculteit ‘centrale organisatie’. Lukt het inschrijven niet of wil je meer informatie? Neem dan contact op met de Stafdienst Studentzaken via
[email protected].
2.10 Mentorproject Mentee Als eerstejaars student komt er veel op je af. Het is soms lastig gelijk je draai te vinden. Ook wordt er veel van je verwacht. Zelfstandigheid, goede studieresultaten halen, de stad Utrecht en je medestudenten leren kennen. En dat allemaal tegelijkertijd. Soms kun je daarbij best wat hulp gebruiken. Kom je bijvoorbeeld niet door je leerstof? Of heb je hulp nodig bij het effectief indelen van je tijd? Of heb je behoefte aan iemand die jou wegwijs maakt binnen de HU? Meld je dan aan als mentee voor het studentmentorproject: een ouderejaars Mentor Ben jij een ouderejaars student die anderen graag helpt en voor iedereen klaar staat? Word mentor als je het fijn vindt om als vraagbaak te fungeren en mensen wegwijs te maken. Je wordt gekoppeld aan een eerstejaars student van je eigen opleiding. Dat de mentor een student van ongeveer dezelfde leeftijd is en geen docent, die ook een beoordeling moet geven, verlaagt de drempel om problemen te bespreken. Voordat je aan de slag gaat volg je in het nieuwe studiejaar een training coachingsvaardigheden. Je leert o.a. actief te luisteren, vragen te stellen en feedback te geven. Indien het mentorproject aansluit op (een onderdeel van) je studie, kun je in aanmerking komen voor een vergoeding in de vorm van studiepunten. Wil je mentee of mentor worden, neem dan contact op met Stafdienst Studentzaken via
[email protected] of kijk voor meer informatie op www.studentvoorzieningen.hu.nl onder Hulp & Advies.
2.11 Mediatheek Als HU-student kun je op vertoon van je collegekaart gratis gebruikmaken van alle HUmediatheken. Ook kun je gratis lid worden van de Universiteitsbibliotheek Utrecht. Naast boeken en tijdschriften is er ook een groot digitaal aanbod. In de virtuele mediatheek vind je catalogi, naslagwerken en links naar internetbronnen. Via de gezamenlijke website www.mediatheek.hu.nl kun
27/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
je de mediatheken digitaal bezoeken. Via deze site heb je toegang tot de catalogus van Hogeschool Utrecht en Universiteit Utrecht waarin je kunt zoeken in alle mediatheekcollecties. De site geeft een overzicht van alle vakgebieden die relevant zijn voor het onderwijs binnen de HU.
Mediatheek FMR De FMR heeft, verspreid over drie locaties, een volledig geïntegreerde mediatheek en studieplein. Het doel hiervan is gebruikers een zo optimaal mogelijke service te bieden om zowel studiemateriaal te verzamelen, alsook (zonodig) uit te werken. Mediatheek FMR Utrecht is gevestigd aan de Heidelberglaan Utrecht; de andere locaties, Creatieve Therapie en Social Work / De Horst, zijn gevestigd aan De Nieuwe Poort 21 in Amersfoort. Mediatheek FMR Utrecht De collectie van de mediatheek Utrecht bestaat uit boeken, scripties, videobanden, dvd’s, cd’s en tijdschriften. Dit alles ter ondersteuning van de opleidingen CMV, IVK, MWD, SPH, P&A, SJD, HBORechten en Pedagogiek. Bijzonderheden: De mediatheek biedt via het HU-netwerk o.a. databanken aan als Kluwer Navigator HBObasis, LexisNexis Newsportal en ArtStor. De uitleentermijn van boeken en scripties is 4 weken. De uitleentermijn voor videobanden, dvd’s en cd’s is één week. Tijdschriften zijn niet uitleenbaar. Op het studieplein staan: drie printers/ kopieerapparaten waarvan één kleurenprinter, een scanner, 130 pc’s, 6 multimedia pc’s voor bewerking van digitale video en audio- en video/dvd-afspeelapparatuur. Van alle verplichte literatuur, is naast uitleenbare exemplaren, altijd één exemplaar ter inzage aanwezig. Dit exemplaar is niet uitleenbaar. Openingstijden mediatheek FMR Utrecht: maandag t/m donderdag 08.30-17.30 uur, vrijdag 08.30-17.00 uur. Tijdens de vakanties zijn er gewijzigde openingstijden. Zie hiervoor de mediatheeksite www.mediatheek.hu.nl . Mediatheek HU Amersfoort e In het Learning Centre op de 1 verdieping is de ruimte bestemd voor: • De mediatheek met boeken-, tijdschriften- en AV-mediacollectie (fysiek en digitaal) • Studentenwerkplekken in verschillende vormen, voorzien van digitale middelen en draadloos internet • Instructielokalen en projectruimten voorzien van technische onderwijsmiddelen zoals: smartboards, videoconferencing, • 1 balie met meerdere loketten voor Uitleen, Informatie, ICT en AV Bijzonderheden: HU Mediatheek Amersfoort bedient studenten en docenten van opleidingen die vallen onder de faculteiten FMR, FG , FEM en FE. De collectie voor Social Work omvat de opleidingen Social management/CMV, SPH , MWD en Creatieve therapie. Collecties van andere locaties staan ook ter beschikking en worden snel op elke locatie geleverd
• Actuele openingstijden te vinden via: www.mediatheek.hu.nl •
Digitale mediatheek te vinden via het HUA portaal op : www.mediatheek.hu.nl
Mediatheekinstructie Om zich informatievaardigheden eigen te maken, is voor studenten een complete mediatheekinstructie ontwikkeld. Deze instructie is te vinden op de internetsite van de mediatheek www.mediatheek.hu.nl en kan zelfstandig en in eigen tempo bestudeerd worden. Binnen de meeste opleidingen valt de mediatheekinstructie onder studieloopbaanbegeleiding. Na het doorwerken van de instructie moet de student in staat zijn om: • een onderwerp af te bakenen • verschillende zoekstrategieën te gebruiken • te zoeken op internet, in de HU catalogus en de catalogus van de Universiteitsbibliotheek Utrecht (UBU) • de gevonden informatie te beoordelen Zie ook artikel 41 Studentenstatuut (www.reglementen.hu.nl).
28/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
2.12 ICT-faciliteiten
2.12.1
Algemeen
Hogeschool Utrecht biedt haar studenten een aantal standaard ICT-faciliteiten aan. Met je eigen HUinlognaam en –wachtwoord heb je toegang tot (de meeste van) deze faciliteiten. Je HU inlognaam en wachtwoord ontvang je kort voor aanvang van je studie via de e-mail. Na ontvangst kun je inloggen op: • je eigen mailadres (via www.webmail.hu.nl); • de computers aanwezig op de hogeschool. Je kunt ook met je eigen laptop binnen de gebouwen van de HU gebruik maken van het draadloze netwerk (Eduroam, www.eduroam.nl). • de online catalogus van de mediatheek (www.catalogus.hu.nl); • het intranet van de hogeschool (www.sharepoint.hu.nl ); • je eigen ruimte om bestanden op te slaan (Sharepoint, My Site); • OSIRIS Student (www.osiris.hu.nl); www.roosters.hu.nl) voor het bekijken van roosters; • • een aantal openbare sites zoals Surfspot (ww.surfspot.nl). Hier kun je tegen gereduceerde prijs software kopen. Meer informatie over de ICT faciliteiten en actuele ontwikkelingen vind je op de site van ICT (www.ict.hu.nl).
2.12.2
Studentenmail
Elke student aan Hogeschool Utrecht heeft een eigen HU e-mailadres. Deze studentenmail is een belangrijk communicatiemiddel om je op de hoogte te houden van actuele informatie over je opleiding. De mailbox is toegankelijk via de webversie van Microsoft Outlook (webmail.hu.nl). Je kunt inloggen met je standaard HU wachtwoord. Met je studentenmail kun je gemakkelijk mailen met je medestudenten en docenten. Via het adresboek kun je alle e-mailadressen opzoeken. Ook beschik je over een agenda en een taken- en een contactpersonenlijst. De capaciteit van je mailbox is 100Mb. Verder is het natuurlijk mogelijk om e-mail naar je privé e-mailadres door te sturen.
2.12.3
Sharepoint
Hogeschool Utrecht gebruikt een intranet gebaseerd op SharePoint als interne webomgeving. Steeds meer systemen aan de Hogeschool Utrecht gebruiken SharePoint om hun informatie aan de gebruiker door te geven. SharePoint werkt optimaal samen met Microsoft Office waardoor het gezamenlijk werken aan documenten, presentaties of spreadsheets eenvoudig wordt gemaakt. •
Intranet Het intranet van de Hogeschool Utrecht bevat informatie van alle faculteiten, instituten en HU diensten. Alle informatie met betrekking tot het onderwijs en de organisatie is hier te vinden; direct dan wel in een verwijzing. Het intranet van je opleiding bevat links naar cursussen, mededelingen en belangrijke data van de HU, de faculteit en je opleiding, ziekmeldingen van docenten en het laatste nieuws
•
Portfolio Afhankelijk van je opleiding wordt er gebruik gemaakt van een portfolio voor begeleiding van jou en je studieloopbaan. Ook dit portfolio maakt onderdeel uit van de SharePoint omgeving.
29/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
•
Cursussen Veel cursussen die digitaal worden ondersteund hebben een site in SharePoint. Gebruik van deze cursussite kan variëren van het uitwisselen van gegevens – bijvoorbeeld PowerPoint presentaties van de docent – tot het samenwerken met medestudenten aan projecten of opdrachten.
•
MySite De MySite is een eigen stuk op SharePoint. Hier kun je bestanden plaatsen die je zowel thuis als op school kan openen en wijzigen. Ook kun je werkruimtes maken om alleen of met andere studenten aan een project, werkstuk of opdracht te werken. Daarnaast kun je een Blog aanmaken om je kennis te delen met anderen.
2.12.4
OSIRIS Student
OSIRIS staat voor Onderwijs en Studenten Informatie, Registratie en Inschrijf Systeem. Hogeschool Utrecht gebruikt dit systeem voor de registratie van studenten. Hierin worden alle gegevens, cijfers en ook toetsinschrijvingen van studenten bijgehouden. Elke student heeft zelf toegang tot OSIRIS via www.osiris.hu.nl. Eenmaal ingelogd kun je gebruik maken van de volgende basisfunctionaliteiten:
•
Cijfers inzien Via het tabblad Resultaten zie je welke cijfers je voor de laatste 15 toetsen of cursussen hebt behaald. Wil je alle resultaten in het huidige studiejaar zien, kijk dan bij het tabblad Voortgang. Onder Dossier vind je een overzicht van de resultaten die je gedurende je hele studie hebt behaald. Je kunt zelf bepalen of je alles wil zien of bijvoorbeeld alleen de resultaten uit de hoofdfase. Je wordt als student geacht zelf je cijfers te controleren. Mogelijke fouten dien je binnen vier weken na bekendmaking van het cijfer in Osiris, te melden bij de examinator of de examencommissie.
•
Studievoortgang Wil je weten welke vakken je nog moet volgen voor je kunt afstuderen, ga dan weer naar het tabblad Voortgang. Onder het kopje Studievoortgang selecteer je de opleiding die je volgt en geeft aan dat je ‘nog te volgen onderwijs’ wilt zien. OSIRIS vergelijkt jouw resultaten dan met het curriculum dat je volgt en geeft aan wat je gehaald hebt en wat je nog moet doen. Wanneer dit overzicht niet werkt, dan is jouw curriculum (examenprogramma) mogelijk nog niet vastgelegd. Je kunt dit melden bij de administratie.
•
Toets- en Cursusinformatie Alle informatie over toetsen, cursussen, minors en keuzecursussen en over de wijze van inschrijven, is te vinden in OSIRIS.
•
Inschrijven voor cursussen en toetsen Via de knop Inschrijven kun je een keuze maken of je je wilt inschrijven voor een cursus, toets of minor. Via een eenvoudige wizard kun je de juiste cursus, toets of minor kiezen. Zo kun je een keuze maken uit de cursussen uit je verplichte curriculum of een cursus zoeken uit het complete cursusaanbod van de HU. In de studiegids vind je meer informatie welke cursussen je moet volgen en waar je je voor moet inschrijven. Het inschrijven voor cursussen en toetsen is alleen mogelijk in de periodes die door je opleiding zijn opengesteld. Informatie over de inschrijfperiode vindt je ook terug in de studiegids.
•
Overzicht inschrijvingen Wil je weten voor welke cursussen en toetsen je bent ingeschreven, kijk dan bij het tabblad Inschrijven onder het kopje Overzicht inschrijvingen. Dit overzicht laat alleen de cursussen en toetsen zien die op dit moment lopen of in de toekomst liggen.
•
Bevestiging inschrijving
30/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Soms denk je dat je je correct hebt ingeschreven voor een cursus of toets, maar is jouw inschrijving bij de administratie niet te vinden. Om dit probleem te voorkomen krijg je na iedere inschrijving een bevestiging van de inschrijving op je HU e-mailadres. Controleer altijd of je dit bericht hebt ontvangen en bewaar het goed. •
Uitschrijven voor cursussen en toetsen Indien je bent ingeschreven op een cursus of een toets en je wenst je hiervoor uit te schrijven dat kun je gebruik maken van het tabblad Uitschrijven. Vink de onderdelen (cursussen of toetsen) aan waarvoor je je wilt uitschrijven en kies voor uitschrijven. Een uitschrijving voor een cursus of toets is alleen mogelijk in de daarvoor opengestelde periode. Ook van het uitschrijven op een cursus of toets ontvang je een bevestigingsmail.
•
Adres wijzigen Op het tabblad Personalia kun je zelf je adres wijzigen.
2.12.5
Wachtwoord
Je HU wachtwoord verloopt 14 maanden na de laatste keer dat je wachtwoord is gewijzigd (in de meeste gevallen dus in september of oktober). Je krijgt dan vanzelf het verzoek om een nieuw wachtwoord in te voeren. Dit kan vanaf elke werkplek op de hogeschool. Vanuit huis je wachtwoord wijzigen kan via de website www.wachtwoord.hu.nl. Het nieuwe wachtwoord dat je kiest moet uit acht posities bestaan en zowel letters als cijfers bevatten. Via deze website kun je ook, na eenmalige aanmelding van een mobiel nummer, een vergeten wachtwoord resetten doordat je via SMS een eenmalig te gebruiken wachtwoord krijgt toegestuurd. Let op: voor sommige programma’s die in je eigen opleiding gebruikt worden, kunnen afwijkende wachtwoorden gelden. Voor vragen en ondersteuning met betrekking tot je wachtwoord kun je je wenden tot de onderwijsbalie (zie par. 1.3.5) en de website www.ict.hu.nl.
2.12.6
Informatiebeveiliging en privacy
Hogeschool Utrecht hecht veel waarde aan informatiebeveiliging. Dit betekent dat we op infrastructureel gebied maatregelen hebben genomen om alle gegevens binnen de hogeschool zo goed mogelijk tegen misbruik te beschermen. Daarnaast bestaan er regels ten aanzien van het gebruik van de computers en het netwerk op de Hogeschool, de ICT-gedragsregels (zie www.reglementen.hu.nl). Je wordt geacht deze regels te kennen en je hieraan te houden. Als gebruiker kun je ook zelf een en ander doen om de veiligheid te vergroten, zoals: • de pc waarop je bent aangemeld niet onbeheerd achter te laten; • je wachtwoord niet aan anderen te geven; • brieven en lijsten met vertrouwelijke gegevens direct bij de printer op te halen; • mail vragen en/of missers op het gebied van vertrouwelijkheid van gegevens aan
[email protected]. Hogeschool Utrecht kent tevens een privacyreglement op grond van de Wet. Bescherming Persoonsgegevens. Hierin is de bescherming van persoonsgegevens geregeld. In dit reglement staat onder meer welke informatie geldt als vertrouwelijk en welke regels gelden ten aanzien van het gebruik van deze gegevens. Op de site www.ict.hu.nl lees je meer hierover. Ook vind je hier informatie over alle reglementen (o.a. gedragsregels ICT en het privacyreglement).. .
31/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
2.13 International Office Alle studenten van Hogeschool Utrecht hebben de mogelijkheid om voor studie of stage naar het buitenland te gaan. Voor sommige studenten is dit zelfs een verplicht onderdeel van het bachelor programma. Alle andere studenten kunnen in hun eigen profileringsruimte hiervoor kiezen. De HU heeft op het gebied van studentenuitwisseling een focus op Europese partners en heeft daarnaast jarenlange contacten met partners in landen buiten Europa, zoals in China, India en Zuid-Afrika. Heb je interesse om een (half) jaar in een ander Europees land te studeren, zoals Frankrijk, Engeland, Duitsland of Spanje? Of wil je naar Canada, de Verenigde Staten of China? International Office kan je wellicht helpen. Op de FEM en HU Amersfoort is er een International Office Desk waar je terecht kunt voor algemene vragen, meer informatie of formulieren. Ook kun je hier de Study & Internship Abroad Guide halen waarin je alles kunt vinden over studie- en stageperiodes in het buitenland. De locaties en openingstijden vind je op www.io.hu.nl. Studenten van de FCJ, FG, FNT, FMR en FE kunnen hier ook terecht. Voor meer specifieke vragen kun je het beste een afspraak maken via (030) 275 89 28 of
[email protected]. Of kom naar de ‘Wil Weg Dag’ om je te laten informeren over studie en stage in het buitenland. International Office organiseert deze dag jaarlijks in oktober/november.
2.13.1
Study abroad
Hogeschool Utrecht heeft een groot aantal uitwisselingspartners zowel in Europa als daarbuiten. Het International Office onderhoudt de contacten met partneruniversiteiten, meldt de studenten aan, begeleidt hen tijdens de gehele buitenlandperiode en verzamelt de evaluatierapporten. Wil je je aanmelden voor een uitwisselingsprogramma of internationale minor van Hogeschool Utrecht? Kijk dan eerst op www.io.hu.nl onder Study abroad voor de mogelijkheden, voorwaarden en formulieren. Je vindt er bovendien informatie over beschikbare beurzen. LET OP: De deadline om je aan te melden voor Study Abroad is in januari. Dit wijkt af van de aanmelding voor andere minoren De exacte datum wordt bekend gemaakt via Sharepoint.
2.13.2
Stage in het buitenland
Wil je stage lopen buiten Nederland? Schakel dan je stagecoördinator of het stagebureau van je opleiding in. Zij kunnen je informeren over de te volgen procedure en zijn degenen die hun goedkeuring aan je stageplaats moeten geven. Dan begint het actief zoeken naar een stageplaats. Soms kunnen stagecoördinator of stagebureau je ook hierbij op weg helpen. Begin vooral vroeg, een jaar van tevoren is meestal wel aan te raden. Zeker als je buiten Europa op stage wilt gaan, want het regelen van een visum kan soms lang duren. Ga naar het International Office om je te laten informeren over beurzen. Zo kun je voor stages binnen Europa in aanmerking komen voor een Erasmus Placement beurs. Kijk voor informatie op www.io.hu.nl bij Internships en Grants & Scholarships. Daarnaast is www.wilweg.nl een goede informatiebron, met o.a. handige stagesites en een checklist. Zie par. 4.3.4 voor meer informatie over stagemogelijkheden binnen je opleiding.
2.14 Medezeggenschap Kritische studenten zijn onmisbaar voor onze hogeschool. Vind jij het belangrijk je steentje bij te dragen aan de kwaliteit van het onderwijs? Word dan actief in een van de commissies of raden waar jij kunt meepraten over de inhoud van je eigen onderwijs. Kijk voor meer informatie op www.medezeggenschap.hu.nl of op www.bps.hu.nl. Je kunt ook contact opnemen met de coach BPS via
[email protected] of 030 238 8048.
32/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
2.14.1
Inspraakorganen
Je treft advies- en medezeggenschapsorganen op onze hogeschool op drie niveaus aan: •
Opleidingscommissies (OC’s) zijn adviesorganen. Ze controleren en adviseren de afdelingsdirecties. Het gaat hier bijvoorbeeld om de inhoud van het onderwijs, de studiebegeleiding die aangeboden wordt en de praktijkcomponent van een opleiding. Alles wat met jouw opleiding te maken heeft. Elke opleiding binnen de hogeschool heeft zo’n opleidingscommissie. De opleidingscommissie verzamelt vaak ook klachten van studenten.
•
De faculteitsdirectie wordt gecontroleerd door de Facultaire Medezeggenschapsraad (FMR). Ze spreken met elkaar over alle opleidingsoverstijgende zaken binnen een faculteit. Hierbij moet je denken aan randvoorwaarden, zoals ICT-voorzieningen en de catering. Maar ook de begroting van de faculteit komt langs. Elke faculteit kent een FMR; er zijn er dus zes in totaal.
•
De Centrale Medezeggenschapsraad (CMR) controleert de allerhoogste directie van de hogeschool: het College van Bestuur (CvB). Hier gaat het om hogeschoolbrede onderwerpen, zoals de nieuw ingevoerde merkenstructuur, de hogeschoolbrede begroting, en samenwerkingsverbanden met andere hogescholen.
De inspraakorganen hebben tal van mogelijkheden om hun invloed uit te oefenen, met als uiteindelijke doel het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs. Kijk voor meer informatie over medezeggenschap en de inspraakorganen op www.medezeggenschap.hu.nl. Zie ook de reglementen voor de Centrale Medezeggenschapsraad, Faculteitsmedezeggenschapsraad en Opleidingscommissies, hoofdstuk 5 van het Studentenstatuut HU en het Kiesreglement CMR-FMRpersoneelsraden, te vinden op www.reglementen.hu.nl.
2.14.2
Ondersteuning bestuurlijk actieve studenten
Hogeschool Utrecht stimuleert studenten om bestuurlijk actief te zijn, zodat je bestuurlijke en organisatorische vaardigheden in de praktijk kunt opdoen. Daarnaast zien we graag dat zoveel mogelijk studenten betrokken worden bij de beleidsontwikkeling van de hogeschool. Daarom zijn er tal van voorzieningen in het leven geroepen: • Als student lid van een inspraakorgaan kun je je gratis en onbeperkt laten trainen in bepaalde competenties • Er is een handboek voor studentleden die zitting nemen in de centrale raad, facultaire raad of opleidingscommissie. • Via het speciaal voor alle bestuurlijk actieve studenten opgezette intranet (www.bps.hu.nl) kun je vliegensvlug kennis en informatie delen met studentleden uit andere inspraakorganen. • Uiteraard doe je het niet voor niets, behalve een flinke hoeveelheid bestuurlijke ervaring krijg jeu er studiepunten voor of per vergadering € 40,- tot een maximum van € 400,-- per cursusjaar. • Studenten die studiepunten willen ontvangen voor bestuurlijke activiteiten (deelname aan Opleidingscommissie, Facultaire Medezeggenschapsraad of Centrale medezeggenschapsraad) dienen een verslag op te stellen van hun werkzaamheden (tijdsinvestering, onderwerpen, procesbeschrijving en procesevaluatie, eigen leerervaringen, e.d.). De examencommissie geeft hiervoor nadere richtlijnen en legt de wijze van beoordeling van het verslag vast. Zonder een dergelijk verslag kunnen geen studiepunten voor bestuurlijk werk worden toegekend. Wil je graag lid worden van een (of meerdere) inspraakorga(a)n(en), dan kan dat door je kandidaat te stellen bij de eerstkomende verkiezingen (www.verkiezingen.hu.nl). Raadpleeg met vragen over de OC het secretariaat van je opleiding of stuur een email naar
[email protected]. Zie voor meer informatie ook www.studentzaken.hu.nl.
33/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
2.15 Studium Generale Studium Generale organiseert cursussen, trainingen, workshops, ontmoetingen en debatten voor studenten, docenten en medewerkers van Hogeschool Utrecht. De activiteiten van Studium Generale zijn gericht op kleinschalige, inspirerende en interdisciplinaire ontmoetingen tussen mensen die verbonden zijn aan HU. Deelname is in principe vrij en kosteloos. Zijn er wel kosten aan verbonden, dan is dat altijd aangegeven bij de desbetreffende activiteit. Het actuele aanbod vind je in OSIRIS en op www.studiumgenerale.hu.nl De cursussen voor studenten kunnen – ter beoordeling door de examencommissie - ingepast worden in de profileringsruimte en zijn te volgen tegen studiepunten. Meer informatie over het aanbod en aanmelding vind je op www.studiumgenerale.hu.nl.
2.16 Studentenvereniging 2.16.1
Algemeen
Utrecht heeft een bruisend studentenleven. De verenigingen en studentenorganisaties in allerlei soorten en maten dragen daar hun steentje aan bij. Het bekendst zijn de gezelligheidsverenigingen. Er zijn ook verenigingen die een andere inslag hebben, zoals de levensbeschouwelijke studentenverenigingen, internationale en interculturele verenigingen. En natuurlijk hebben studenten ook allerlei eigen sportverenigingen en culturele verenigingen. Een overzicht van verenigingen vind je op www.utrecht.studiestad.nl. Hogeschool Utrecht geeft financiële steun aan studentenverenigingen. De subsidie kan gegeven worden voor structurele en voor incidentele activiteiten. Wil je meer weten over het aanvragen van en de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie? Kijk dan op www.studentvoorzieningen.hu.nl. Ter verduidelijking nog even het volgende: Naast studentenverenigingen zijn er ook studieverenigingen. Studieverenigingen zijn gekoppeld aan je opleiding. Zie hiervoor par. 1.3.6.
2.16.2
Bestuursbeurs en stimuleringsfonds
Bestuursbeurs Zit je in het bestuur of in een commissie van een studentenvereniging (Utrechtbreed of hogeschoolbreed), dan kun je in aanmerking komen voor een bestuursbeurs. Een bestuursbeurs is een toelage die dient als compensatie voor de studievertraging die je door je bestuursactiviteiten oploopt en die je buiten je prestatiebeurs ontvangt. Welke studentenorganisaties en bestuurlijke functies in aanmerking komen voor een bestuursbeurs kun je vinden in de Bijlage bij de Regeling bestuursbeurzen voor studentbestuurders in studentenorganisaties UU/HU. Zie ook hoofdstuk F van de Stimuleringsfondsregeling HU (www.reglementen.hu.nl). Kijk voor meer informatie over de procedure of voor het aanvragen van een bestuursbeurs op www.studentzaken.hu.nl onder Profileringsfonds.
2.17 Topsport Doe jij aan topsport en wil je daarnaast studeren? Dan is het goed te weten dat de HU een groot aantal faciliteiten biedt aan studenten die hun studie willen combineren met een carrière in de topsport. De HU beoordeelt op basis van jouw individuele omstandigheden en het niveau waarop je de sport beoefent of je gebruik kunt maken van deze voorzieningen. Je kunt eventueel een beroep doen op de volgende faciliteiten:
34/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
• • • • • •
begeleiding in het plannen van je studie; indien noodzakelijk: uitstel of verplaatsing van tentamens; samenwerking met coaches, trainers, sportbonden, Olympische steunpunten en de afdeling Individuele Begeleiding van NOC*NSF; de mogelijkheid om gebruik te maken van sportaccommodaties - bemiddeling bij huisvesting en sportmedische begeleiding; vergoeding van (een deel van de) extra kosten die het beoefenen van topsport voor de student met zich meebrengt; financiële ondersteuning als je studievertraging oploopt ten gevolge van sporten op topniveau.
Voor meer informatie neem je contact op met topsportcoördinator HU, Mieke Wikkerman (
[email protected] of 030 – 258 51 26) of met je studentendecaan (zie par. 2.2) of kijk je op www.topsport.hu.nl.
2.18 Trajectum Trajectum is het redactioneel onafhankelijke magazine van Hogeschool Utrecht dat tweewekelijks verschijnt. Naast actuele informatie over HU zelf, vind je er ook artikelen over studeren en het studentenleven en over het hoger onderwijs in het algemeen. Trajectum wordt verspreid via displays op alle locaties van de hogeschool. Daarnaast vind je op www.trajectum.hu.nl elke dag nieuws, prijsvragen, filmpjes, blogs van onder meer studenten die in het buitenland verblijven en praktische informatie.
2.19 Sport en Cultuur Tegen studentprijzen kun je sporten bij Olympos, het sportcentrum van Hogeschool Utrecht en Universiteit Utrecht. Olympos heeft onder meer een ruim aanbod aan conditionele sporten en bal-, dans-, vecht- en racketsporten. Kijk op www.olympos.nl voor uitgebreide informatie over het aanbod, data en tarieven. Zie ook artikel 42 Studentenstatuut (www.reglementen.hu.nl).
2.20 Veilig, gezond en milieuvriendelijk studeren Hogeschool Utrecht hecht groot belang aan een gezonde, veilige en plezierige leer- en werkomgeving, aan zorg voor het milieu en zuinig omgaan met energie. Hogeschool Utrecht wil de veiligheid en gezondheid van haar medewerkers en studenten waarborgen, door het -tot een aanvaardbaar niveau- verkleinen van risico’s op het gebied van arbeidsomstandigheden. Daarom beschikken alle faculteiten en diensten van Hogeschool Utrecht over een Arbo- en Milieucommissie (A&M-commissie) die het aanspreekpunt is voor arbo- en milieuzaken en de uitvoering coördineert van het Arbo- en Milieubeleid binnen de faculteiten. Een deel van de verantwoordelijkheid voor veiligheid, gezondheid en milieu ligt echter ook bij de studenten zelf. Hoe kun jij bijdragen aan de veiligheid en gezondheid? Van studenten binnen de HU wordt verwacht dat zij meewerken aan een veilige, gezonde en milieuvriendelijke studieomgeving. Aandachtspunten zijn: • Weet wat je moet doen in geval van brand, ongevallen en andere calamiteiten; • Voorkom CANS (RSI); • Heb aandacht voor het milieu. Wat te doen bij brand, ongeval of calamiteit? Studenten worden geacht op de hoogte te zijn van de regeling voor brand, calamiteiten, ongevallenmelding (zie hieronder) en van vluchtroutes en nooduitgangen. Vluchtroutes en nooduitgangen zijn te vinden op de vluchtplattegronden in het gebouw. In alle ruimtes staat vermeld wat te doen bij een calamiteit.
35/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Bel nooit zelf brandweer, politie of ambulance! Bel wel onmiddellijk het interne alarmnummer (zie par. 1.2.3), je komt dan in contact met een medewerker(-ster) van de centrale faculteits- of locatiebalie de receptie. Meld kort en duidelijk: • je naam en lokaal / werkplek • je telefoonnummer • de actuele situatie (het hoe, wat en waar) • of er slachtoffers zijn en hoeveel • waar het is gebeurd. De medewerker(-ster) zorgt voor inzet van een EHBO-er of alarmeert, bij een grotere calamiteit, het hoofd BHV. Blijf altijd kalm, waarschuw alle in gevaar zijnde personen en wacht tot hulpverleners ter plaatse zijn. Bedrijfshulpverlening (BHV) & EHBO Iedere locatie beschikt over een bedrijfshulpverleningsorganisatie die bij brand, ongevallen en andere calamiteiten ingezet kan worden. BHV-ers zijn tijdens hun inzet herkenbaar aan hun gekleurde hesjes met daarop de tekst “BHV-er”. Volg bij brand, ongevallen of andere calamiteiten altijd strikt hun aanwijzingen op. Maak bij ontruiming van het gebouw geen gebruik van de lift. Blijf buiten op de verzamelplaats die door de BHV-er wordt aangewezen, en wacht op verdere instructies. Houd altijd de weg vrij voor brandweer en ambulances. Verlaat het gebied niet zonder je af te melden. Dit voorkomt eventuele zoekacties. Studeren en CANS (RSI) “Het lijkt wel of ik steeds vaker last heb van mijn nek.” Misschien heb je pijn in je arm, schouder, elleboog of pols. In eerste instantie denk je dat het wel over zal gaan. Maar helaas is dat niet altijd het geval. Deze pijn kan namelijk duiden op CANS (Complaints of Arm, Neck and or Shoulder), vroeger ook wel RSI genoemd. Iedereen kan hiermee te maken krijgen. En als je de eerste signalen niet serieus neemt, kunnen de klachten zich uitbreiden. Oorzaken van CANS kunnen zijn: • Repeterend werk; • Een statische werkhouding; • Weinig afwisseling in houding en beweging; • Een verkeerde zithouding op je werkplek (informatie over een juiste zithouding staat in de HU-folder “Geef CANS geen KANS”; • Stress, vooral in piekperioden (tentamens, scriptie schrijven). Tijdens je studie werk je soms lang achter elkaar in dezelfde houding en/of maak je steeds dezelfde bewegingen. Je werkt bijvoorbeeld regelmatig en langdurig aan een beeldscherm, niet alleen op school maar ook nog thuis. Vergeet ook niet de uren die je ‘s avonds doorbrengt met spelletjes en internet. Je kunt CANS grotendeels zelf voorkomen. De belangrijkste tips zijn: • Wissel beeldschermwerk af met lezen, aantekeningen maken etc; • Werk per dag niet langer dan 5 à 6 uur achter een (standaard desktop opstelling) beeldscherm en niet langer dan 2 uur met een laptop; • Zorg bij laptopgebruik langer dan 2 uur voor laptopstandaard, losse muis en los toetsenbord; • Neem bij beeldschermwerk ieder uur een korte pauze; • Let op een goede zithouding voor het beeldscherm; • Zorg voor voldoende ontspanning/sport naast je studie; • Neem lichamelijke klachten serieus. Beginnende klachten (pijn, tintelingen, stijf gevoel) kunnen snel verergeren. Met CANS-klachten kan je terecht bij de studieloopbaanbegeleider/teamleider of decaan van je afdeling. Ook kan je terecht bij de arboadviseur van de faculteit (ziewww.arboenmilieu.hu.nl):. Zijn de klachten al zo ernstig dat er een arts moet worden geconsulteerd, ga dan naar je eigen huisarts.
36/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Milieu De faculteit heeft aandacht voor het milieu. Dit betekent zuinig omgaan met water en energie, minder afval en een goede afvalscheiding. Je kunt daar zelf een bijdrage aan leveren door: • Het licht niet aan te doen wanneer er voldoende licht is; • Het licht uit te doen als je een lokaal leeg achterlaat; • Geen water te verspillen en de spaarknop van de spoelbak (als die er is) te gebruiken; • Bij warmte het raam niet open te zetten maar de verwarming lager te zetten; • Je computer en het beeldscherm uit te zetten als je klaar bent met je werk; • (Chemisch) afval (batterijen, papier, restanten van consumpties) in de daarvoor bestemde afvalbakken te doen, ook in de kantine; • Het gebouw schoon te houden en zwerfafval te voorkomen; • Niet binnen het gebouw te roken (verboden). Voor vragen, opmerkingen of ideeën over arbo- en milieuzaken kun je terecht bij de Arbo- en Milieucommissie van je faculteit of bij het Arbo- & Milieuteam HU: Kijk voor meer informatie op www.arboenmillieu.hu.nl.
2.21 Wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen Je bent als student in beginsel zelf aansprakelijk voor de gevolgen van ongevallen en schade veroorzaakt aan derden. Door middel van een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren kun je je tegen de financiële gevolgen hiervan verzekeren. Een dergelijke verzekering kan je bij diverse verzekeringsmaatschappijen afsluiten. Voor ongevallen/overlijden en voor wettelijke aansprakelijkheid tijdens het verblijf in of op weg naar gebouwen van de faculteit, heeft Hogeschool Utrecht een beperkte verzekering. Activiteiten in het kader van de studie buiten de HU-locaties (in Nederland) vallen hier ook onder, evenals activiteiten in het kader van het HU-onderwijs in het buitenland. Studenten die in het kader van HU-onderwijs naar het buitenland gaan wordt echter ten sterkste geadviseerd een aanvullende verzekering af te sluiten. Dit kan gratis via de HU. Zie voor meer informatie de website van International Office: www.io.hu.nl. Veroorzaak je schade tijdens je stage dan wordt eerst de WA-verzekering van de stagebiedende instelling aangesproken. Biedt deze geen dekking dan wordt vervolgens jouw WA-verzekering aangesproken. Bieden beide verzekeringen geen dekking, dan kan - tot slot – de verzekering van de HU worden aangesproken.
2.22 Werken naast je studie Dit is uiteraard niet van toepassing voor Deeltijdstudenten SJD, voor zover het gaat om een bijbaan. Zie verder Praktijktijd hoofdstuk 9.
2.23 Huisvesting Vooral voor voltijdstudenten kan deze informatie interessant zijn. We willen de deeltijdstudenten de informatie toch niet onthouden. Een leuke betaalbare kamer in Utrecht is niet gemakkelijk te vinden. Houd er rekening mee dat het in de zomermaanden extra druk is op de kamermarkt. Schrijf je in bij www.kamersinutrecht.nl of op www.kamernodig.nl. Of bij Woningnet, een overkoepelende woningcoörperatie, via www.woningnet.nl. Ook voor een leuke betaalbare kamer in Amersfoort zul je zelf actie moeten ondernemen. Er is geen kamernood in Amersfoort. Heb je woonruimte gevonden en ben je verhuisd, schrijf je dan in in het bevolkingsregister van de gemeente.. Dit is onder meer nodig om bij DUO aan te tonen dat je uitwonend bent. Inschrijven kan (binnen 5 dagen na je verhuizing) bij de Dienst Burgerzaken. Neem een geldig legitimatiebewijs mee.
37/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
3
Opleiding en beroep
3.1
Beroepsprofiel
3.1.1
Beroep
Sociaal juridische dienstverlening: werken met mensen, werken met recht. Sociaal juridische dienstverlening wordt uitgeoefend in zeer verschillende maatschappelijke organisaties en verbanden, veelal in de non-profit sector, maar geregeld ook op commerciële basis. Er zijn SJD-banen in de publieke én in de private sector. De werkzaamheden bestaan steeds uit het verlenen van diensten (informatie, ondersteuning, advies, voorlichting, bemiddeling) en/of het nemen van beslissingen in situaties waarin wetten en regels van toepassing zijn. De diensten worden verleend aan mensen die aanspraak maken op voorzieningen of die in problemen zijn gekomen bij hun pogingen om deze aanspraken geldend te maken; de genoemde beslissingen worden steeds genomen door functionarissen van instanties die de wettelijke bevoegdheid hebben om beschikkingen te treffen inzake uitkeringen, werkverschaffing, woningtoewijzing, verblijfsvergunningen, etc. Vaak gaat het daarbij om kortdurende, praktisch georiënteerde contacten met cliënten, maar ook langduriger bemoeienis kan tot het takenpakket behoren van de sociaal juridisch dienstverlener, bijvoorbeeld in de sfeer van arbeidsbemiddeling. De werkzaamheden van de SJD’er zijn gericht op juridische dienstverlening in materiële zaken, met aandacht voor immateriële aspecten. De effectief werkende sociaal juridisch dienstverlener kent in de praktijk van zijn beroepsuitoefening de grenzen van zijn competentie en zijn bekwaamheid. Hij weet waar nodig adequaat te verwijzen naar andere organisaties (instellingen voor geestelijke gezondheidszorg, maatschappelijk werk, advocatuur, e.d.). Omdat de sociaal juridisch dienstverlener als uitvoerend functionaris bij uitstek degene is die regelmatig voorkomende problemen kan signaleren, is zijn inbreng onmisbaar bij het ontwikkelen van het beleid van de verschillende organisaties en instanties. Ook preventie moet in dit verband worden genoemd als taak, die een plaats heeft in de sociaal juridische dienstverlening. Juridisering van de samenleving Meer dan in het verleden kenmerkt onze samenleving zich door de neiging om sociale verhoudingen, en met name conflicten en spanningen, te juridiseren. Deze zgn. ‘juridisering van de maatschappij’ en de daarmee samenhangende belasting van de rechterlijke macht wordt door SJD niet kritiekloos als gegeven geaccepteerd. Het is de bedoeling van de opleiding, dat de studenten worden toegerust om problemen zoveel mogelijk in een préjuridisch stadium tot een oplossing te brengen - of ze nu als functionaris bij overheids- en semi-overheidsorganisaties of bij commerciële organisaties in dienst zijn, dan wel cliënten bijstaan in hun confrontatie met dergelijke instanties. Tevens leren studenten per situatie de beschikbare discretionaire ruimte te benutten, daarbij rekening te houden met specifieke omstandigheden en letter en geest van de wet kritisch met elkaar te confronteren. Ook de toenemende aandacht voor Mediation moet worden gezien als een teken van kritische houding ten opzichte van juridisering. Bij Mediation vindt conflictbemiddeling plaats door een derde in te schakelen, die zich niet buigt over de inhoud van het geschil, maar partijen ondersteunt bij het oplossen van hun conflict. Multiculturaliteit In de beroepspraktijk van de SJD’er wordt duidelijk zichtbaar, dat Nederland een multiculturele samenleving is. Voor dienstverlenende organisaties is het evident, dat onbekendheid met de culturele achtergrond van de cliënt een effectieve dienstverlening in de weg kan staan. In de opleiding wordt dan ook op verschillende niveaus aandacht besteed aan de problematiek van de multiculturele samenleving. Ook neemt de opleiding haar verantwoordelijkheid om studenten uit etnische groepen waar nodig op specifieke wijze te ondersteunen. Internationalisering Nederlandse wet- en regelgeving raakt steeds meer gebonden aan kaderstellende richtlijnen, die op Europees niveau worden vastgesteld. In de opleiding wordt dan ook aandacht gegeven aan de Europese dimensie van het recht. De beroepspraktijk van de SJD’er, waar de opleiding studenten voor kwalificeert, blijft echter allereerst een beroepspraktijk in Nederland. Voor professionele beroepsuitoefening buiten
38/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Nederland vormen over het algemeen zowel taalverschillen als verschillen tussen de nationale rechtssystemen een duidelijke belemmering. De opleiding participeert actief in Europese netwerken. Ook ontstaat geleidelijk aan een beeld van de wijze, waarop sociaal juridische dienstverlening in andere landen van Europa institutioneel vorm gegeven is. Er is een samenwerking ontstaan met vergelijkbare opleidingen elders in Europa (onder andere Spanje, Denemarken, Zweden), die zowel voor de Nederlandse als voor de buitenlandse samenwerkingspartners tot resultaten leidt.
3.1.2
Vaardigheden afgestudeerde
De SJD’er moet niet alleen kennis hebben van de wetgeving, maar ook adequaat kunnen inspelen op de eigen mogelijkheden en beperkingen van de personen en instanties, waarmee hij in zijn beroepsuitoefening wordt geconfronteerd. Het woord ‘sociaal’ in de beroepsaanduiding ‘sociaal juridische dienstverlening’ verwijst niet zozeer naar specifieke rechtsgebieden, als wel naar de competenties waarover de SJD’er geacht wordt te beschikken naast en in samenhang met zijn juridische kwalificatie. De SJD’er moet cliënten kunnen bereiken. Hij moet hen kunnen ondersteunen in de juridische kwesties die voor hen aan de orde zijn. De kennis, vaardigheden en houdingsaspecten die van de SJD’er op dit punt worden gevraagd, zijn uitgewerkt in de Utrechtse SJD-competenties. Zie hiervoor paragraaf 3.2.6
3.1.3
Werkveld en functies
Soorten SJD-functies In de grote hoeveelheid functies, die door SJD’ers worden vervuld, kan een globale verdeling worden aangebracht. In elke SJD-functie ligt het zwaartepunt van de werkzaamheden meestal bij de vervulling van één van de volgende rollen: wetsuitvoerder, belangenbehartiger, begeleider, toetser, handhaver en bemiddelaar. Deze verdeling is vooral relevant voor SJD-werkzaamheden op microniveau. Met deze term wordt gedoeld op directe gerichtheid op de cliënt en op de wetgeving die in een bepaalde situatie van toepassing is. De SJD’er is daarnaast ook actief op meso- en op macroniveau. Aandacht voor het mesoniveau wil zeggen, dat de SJD’er gericht is op de relatie tussen cliënt en organisatie, en tussen de SJD’er als professional en zijn eigen organisatie. Binnen deze gerichtheid gaat het om de normen van de organisatie, de doelmatigheid van de organisatievorm, de taakopvatting van de beroepskracht, de waarden en normen binnen de organisatie en de ontwikkeling daarin. Macroniveau wil zeggen dat de SJD’er gericht is op de maatschappelijke context, waarbinnen het werken op microniveau en mesoniveau plaatsvindt: de culturele, sociale, politieke en economische omstandigheden die invloed hebben op de mogelijkheden om een probleem op microniveau op te lossen. Om effect te hebben op de verschillende niveaus zal het methodisch handelen van de SJD’er telkens anders concreet ingekleurd zijn: op microniveau met name uitvoerend gericht in contact met de cliënt, op mesoniveau gericht op de organisatie (beleid en beheer) en op macroniveau gericht op de relevante politieke en bestuurlijke verbanden. Samenwerking tussen opleiding en werkveld Voor een beroepsopleiding is een nauwe relatie met het werkveld een eerste vereiste. De opleiding is dan ook ontwikkeld in nauwe samenwerking met vertegenwoordigers van het werkveld. Vanaf de start van de opleiding worden geregelde en intensieve contacten met het werkveld onderhouden, die zo nodig resulteren in bijstelling van het onderwijsprogramma. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor de Adviesgroep, waarin werkveldvertegenwoordigers uit de belangrijkste sectoren van de sociaal juridische dienstverlening zitting hebben. De Adviesgroep heeft een brede adviserende functie bij de beleidsvoorbereiding en -evaluatie van de onderwijsontwikkeling. Daarnaast is er een werkveldcommissie actief. De werkveldcommissie signaleert veranderingen en problemen in het uitvoerende werkveld. Waar loopt een SJD’er in de dagelijkse werkomgeving tegen aan? De opleiding verwerkt vervolgens deze informatie in het opleidingsprogramma door accenten te verschuiven of het curriculum aan te passen.
39/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
De opleiding kent een zich jaarlijks uitbreidend netwerk van oud-studenten, veelal aangeduid als alumni. De opleiding streeft naar een gericht cursusaanbod voor de alumni ten behoeve van bijscholing en deskundigheidsbevordering. Voor de verdere verspreiding van het SJD-concept, de bevordering van naams- en productbekendheid en het interesseren van organisaties en bedrijven in het aantrekken van SJD’ers voor specifieke functies, is de betrokkenheid van de ex-studenten van groot belang. In die zin zijn de alumni, evenals de actieve studenten ‘ambassadeurs van de opleiding’. De opleiding levert een actieve bijdrage aan de onderzoeksactiviteiten van het Kenniscentrum Sociale Innovatie. Intensivering van het contact tussen werkveld en opleiding beïnvloedt de inhoud en vormgeving van het onderwijs. De opleiding is eind 2006 geaccrediteerd. Accreditatie houdt in, dat een commissie van externe deskundigen de kwaliteit van de opleiding in de volle breedte kritisch beoordeelt. De aanbevelingen van de accreditatiecommissie worden verdisconteerd in de doorgaande onderwijsvernieuwing binnen de opleiding. Indeling in werkveldsectoren De verschillende SJD-rollen kunnen in verschillende werkveldsectoren worden uitgeoefend. Hieronder is een overzicht gegeven van de verschillende werkveldsectoren met voorbeelden van organisaties waar een SJD’er kan werken. 1.
Sociale Zekerheid • Gemeentelijke sociale dienst (GSD) • UWV (uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) • UWV werkbedrijf • Sociale Verzekeringsbank
2.
Arbeidsvraagstukken • Uitzend- en detacheringsbureaus • ARBO-diensten/reïntegratiebureaus • Advies en informatie binnen de vakbeweging • Specifieke juridische functies binnen afdelingen personeelszaken, afdelingen sociale zaken, afdelingen sociaal beleid etc.
3.
Familiezaken • Slachtofferhulp • Voogdijorganisaties • Raad voor de kinderbescherming • Bureaus voor (juridische) bemiddeling • Advies- en steunpunten huiselijk geweld
4.
Dienstverlening bij schulden • Gemeentelijke kredietbanken • Bewindvoerderorganisaties • Detacheringsbureaus voor schuldhulpverlening • Schuldhulpverleningsprojecten • Deurwaarderskantoren • Incassobureaus
5.
Consumentenzaken • Ombudswerk en consumentenorganisaties • Klachtenbemiddeling • Geschillencommissies
6.
Justitiële Dienstverlening • Reclassering • HALT-bureaus • Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), vreemdelingendienst politie • Klachtenafdeling rechtbanken • Klachtenafdeling politie 40/202
© Hogeschool
Utrecht, juli 2010
• •
Dienstverlening bij de politie Penitentiaire inrichtingen
7.
Huisvesting • Woningbouwverenigingen, woningcorporaties • Huurcommissies • Huursubsidiebureaus • Dienst huisvesting van gemeentes • Vereniging Eigen Huis
8
Dienstverlening aan Vreemdelingen • Migrantenorganisatie • IND • Vluchtelingenwerk
9
Dienstverlening aan bijzondere doelgroepen • Belangenorganisatie voor ouderen • Belangenorganisatie voor mensen met een beperking • Patiëntenvereniging • Zorginstellingen • Instelling voor verslavingszorg • Instelling voor ouderenwerk • Instelling voor Jeugdwelzijnswerk (bijv. JIP)
10
Advies en Informatie algemeen • Juridische loketten • Bureaus sociaal raadslieden • Informatiewinkels • Zorgverzekeraars • Rechtsbijstandverzekeraars • Advies- en informatiefunctie, resp. materiële hulpverlening bij het Algemeen Maatschappelijk Werk
11.
Overige juridisch georiënteerde organisaties • Advocatuur (specifieke functies) • Notariaat (specifieke functies)
Deze opsomming is niet volledig. Het gaat om organisaties en werksoorten, waar in het ene geval veel SJD’ers werkzaam zijn, in het andere geval alleen voor specifieke functies een beroep doen op SJD’ers. Sommige organisaties worden volledig gesubsidieerd door de overheid, anderen werken op commerciële basis. De financiële grondslag van organisaties op het terrein van de sociaal juridische dienstverlening is aan voortdurende veranderingen onderhevig. Loopbaanmogelijkheden De afgestudeerde SJD’er is gekwalificeerd voor HBO-functies in het brede terrein van de sociaal juridische dienstverlening (zie hierboven, bij indeling in werkveldsectoren). Als loopbaanperspectief kunnen drie globale mogelijkheden worden genoemd: a. het verdiepen van de professionele bekwaamheid als uitvoerend werker, door werkervaring en/of studie. b. het ‘doorgroeien’ naar een managementfunctie. De beginnende sociaal juridisch dienstverlener wordt vanuit de opleiding niet rechtstreeks voorbereid op functies in het middle-management, maar heeft voldoende basis meegekregen om in het kader van loopbaanontwikkeling naar dergelijke functies door te stromen. c. het ‘doorgroeien’ naar een staffunctie (advisering, beleidsvoorbereiding, onderzoek). Ook hierbij geldt, dat de initiële opleiding voor dergelijke functies een eerste basis biedt en dat de afgestudeerde functionaris zich op dit terrein in het kader van deskundigheidsbevordering vanuit het werkveld verder kan bekwamen
41/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
3.2
Opleidingsprofiel 3.2.1
Doelstelling opleiding
De primaire doelstelling van de opleiding is het kwalificeren van studenten tot beginnend beroepsbeoefenaar in de sociaal juridische dienstverlening, waarbij hij/zij goed is toegerust voor een brede variëteit van functies in dit werkterrein op Bachelorniveau. De landelijk vastgestelde opleidingskwalificaties worden hierbij in acht genomen. Terwijl het zwaartepunt van MBO-functies ligt op het verrichten van gestandaardiseerde uitvoerende werkzaamheden binnen een strak kader, wordt van HBO bachelors verwacht, dat zij ook over organisatorische en beleidsmatige competenties beschikken. Ook dienen HBO bachelors in staat te zijn om zelfstandig te werken, verantwoordelijkheid te dragen, te functioneren in een organisatie waarin medewerkers met uiteenlopende disciplines werkzaam zijn en een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het beroep. De opleiding is er op gericht om voor het realiseren van deze doelstelling een studieklimaat te scheppen, waarin de student via een diversiteit aan didactische werkvormen gestimuleerd wordt om zijn eigen verantwoordelijkheid voor zijn leerproces vorm te geven. Studeerbaarheid van het curriculum en praktijkgerichtheid van de opleiding zijn daarbij uitgangspunt. Met het opleiden van op Bachelorniveau geschoolde sociaal juridisch dienstverleners levert de opleiding vanuit haar eigen specifieke verantwoordelijkheid een bijdrage aan de professionalisering van het werkterrein van de sociaal juridische dienstverlening en geeft zij dit werkterrein mede gestalte.
3.2.2
Uitwerking van beroepsprofiel
Bij de vormgeving van het curriculum van SJD Deeltijd is rekening gehouden met de rollen van die de SJD’er kan vervullen, de werkveldsectoren waarin hij werkzaam is en de kennis, houding en vaardigheden die de SJD’er nodig heeft om zijn beroep goed uit te oefenen. Kennis De sociaal juridisch dienstverlener verricht zijn werk op basis van een grondige kennis van al datgene wat voor een verantwoorde uitoefening van het beroep noodzakelijk is om te weten. Het gaat daarbij om kennis over wetten, regels en organisaties, maar ook om kennis op het gebied van de methodiek en van andere disciplines die voor deze beroepsopleiding relevant zijn (zoals bijv. sociologie, psychologie, ethiek, rechtsfilosofie). Daarnaast gaat het ook om het vermogen om zich snel en effectief relevante kennis eigen te maken in situaties waarin de aangereikte parate kennis niet toereikend is. Inzicht Naast feitelijke kennis is ook inzicht nodig. Inzicht in de samenhang en de systematiek van regels en andere informatie, inzicht ook in de dikwijls ingewikkelde relatie tussen concrete casuïstiek aan de ene, en bestaande wetten en regels aan de andere kant. Inzicht is ook vereist voor het kunnen toepassen van methodische principes en het kunnen benutten van algemeen vormende en funderende onderdelen als sociologie en psychologie. Vaardigheden De beroepsuitoefening vereist tevens vaardigheden om in concrete dienstverlener/ klantcontacten, in de beleidsvoorbereiding en beleidsbepaling binnen de organisatie, in contacten met ambtenaren en functionarissen van andere instellingen effectief als sociaal juridisch medewerker te functioneren. Het gaat dan om vaardigheden als gespreksvoering, adviseren en onderhandelen, maar ook om schriftelijke communicatie. Beroepshouding De Sociaal Juridische Dienstverlening vereist een specifieke houding, waarmee de dienstverlener als functionaris én als persoon op adequate wijze weet te opereren in een spanningsveld, waarin een aantal krachten op elkaar in werken. Het gaat daarbij om de eisen van het formeel-juridisch kader, van de organisatie en de eigen specifieke functie daarbinnen, van de belangen en wensen van de cliënt en de eigen persoonlijke overtuigingen. Het is een werkterrein, waarin de spanning tussen functionele distantie en persoonlijke betrokkenheid zich blijvend voelbaar maakt. Tegelijkertijd functioneert de SJD’er binnen 42/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
een organisatie die haar eigen taken en begrenzingen kent. Hij moet een functionele werkrelatie kunnen onderhouden met ieder van zijn collega’s, kunnen werken in teamverband, zich kunnen zien als een functionaris binnen een groter geheel en de mogelijkheden en grenzen van die positie zowel kunnen doorzien als kunnen benutten. Er wordt van een moderne beroepsuitoefenaar op Bachelorniveau dan ook gevraagd dat hij een (zelf)kritische, lerende en onderzoekende houding heeft. Kennis, inzicht, vaardigheden en beroepshouding maken in hun onderlinge samenhang de professionele deskundigheid uit van de sociaal juridisch dienstverlener en vormen daarom de basis van de opleiding.
3.2.3
Het Bachelor-niveau van de opleiding
Hogeschool Utrecht heeft als doel haar studenten op te leiden voor een functie op Bachelorniveau en elke afgestudeerde student dient aan een groot aantal (beroeps)eisen te voldoen die zijn afgeleid van het beroepsprofiel. De eindtermen van de opleiding zijn op hun beurt weer afgeleid van die beroepsvereisten. Om het niveau van beroepsuitoefening te bepalen worden de volgende vijf samenhangende criteria gehanteerd: • kennis en inzicht • toepassen kennis en inzicht • oordeelvorming • communicatie • leervaardigheden Deze criteria zijn opgesteld aan de hand van de internationale standaard, de Dublin descriptoren.
3.2.4
Didactische uitgangspunten
De opleiding heeft gekozen voor een competentiegericht onderwijsmodel, gestructureerd volgens het leerlijnen principe van Dick de Bie en Jos de Kleijn. Hieronder volgt een korte toelichting op beide aspecten. Een competentie is het vermogen van een persoon om (beroeps)taken in een bepaalde (beroeps)context uit te voeren. Dit vermogen bestaat eruit dat de persoon beschikt over een samenhangend geheel van kennis, vaardigheden en houdingsaspecten. Voor het onderwijs betekent dit het volgende: • Het onderwijs is gericht op het verwerven van beroepscompetenties, d.w.z. het in samenhang verwerven van kennis, vaardigheden en houdingsaspecten waarmee beroepstaken kunnen worden uitgevoerd. • Het leren wordt opgevat als een doelgerichte activiteit van de student; het onderwijs bevordert actief en zelfstandig leren. • De docent ondersteunt en coacht het leerproces van de student en is inhoudelijk expert op bepaalde competentiegebieden. • Het leren vindt zoveel mogelijk plaats in realistische leeromgevingen, waarbij leertaken lijken op beroepstaken. Hierbij wordt waar wenselijk en mogelijk gebruik gemaakt van moderne media (ICT). • Het onderwijs is gebaseerd op het concurrency-principe, waarbij leermomenten op de opleiding en in de beroepspraktijk elkaar wederzijds positief beïnvloeden. • Het leren is een sociaal en interactief proces, studenten werken samen: met elkaar, de docent en professionals uit de praktijk. • Toetsen zijn bedoeld om vast te stellen welke beheersniveau van de competenties is bereikt en de student inzicht te geven in de vorderingen in het eigen leerproces. Het curriculum van SJD Deeltijd is gestructureerd volgens het leerlijnenconcept van Dick de Bie en Jos de Kleijn. Met de leerlijnen wordt aangesloten bij de leerprocessen van de student. Het gaat om vier leerlijnen: I. De integrale leerlijn II. De conceptuele leerlijn III. De vaardigheden leerlijn
43/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
IV.
De ervarings- en reflectieleerlijn
De integrale leerlijn kenmerkt zich door het maken en verantwoorden van beroepsproducten of het leveren van een diensten uitgaande van de taken die de student in de beroepspraktijk als beginnend beroepsbeoefenaar moet uitvoeren. Voorbeelden van de onderdelen van de integrale leerlijn zijn de thema’s en het eindgesprek. Deze onderdelen zijn waar mogelijk gekoppeld aan ‘levensechte’ opdrachten, waarbij vraagstukken die zich in de beroepspraktijk voordoen, centraal staan. Dit uitgangspunt wordt wel aangeduid met de formulering ‘toetsing volgens het beginsel van de realistische taakomgeving’. De integrale leerlijn is in de opleiding steeds belangrijker geworden. De integrale onderdelen bieden studenten de mogelijkheid om het eerder bestudeerde materiaal toe te passen en in de praktijk te brengen. De conceptuele leerlijn is gericht op kennis en theorievorming, In deze leerlijn gaat het erom concepten, principes, theorieën en regels te leren. Kennisvergaring en het leren denken als een professional zijn de kenmerken. Voorbeelden van de conceptuele leerlijn zijn de kennisvakken op het gebied van recht, maar ook de sociale wetenschappen vallen hieronder. In de vaardigheden leerlijn gaat het om het verbeteren van professionele vaardigheden door middel van het oefenen en het geven/krijgen van feedback. Voorbeelden van deze leerlijn zijn de trainingen. De ervarings- en reflectieleerlijn heeft tot doel om steeds professioneler in de praktijk te kunnen functioneren. Dit wordt geleerd door terug te blikken en na te denken over werkervaringen. De Thematische Supervisie is hier het meest typische voorbeeld van. De keuzecursussen (zie ook 4.3.4.) zijn niet ingedeeld in leerlijnen, maar de meeste keuzecursussen vallen onder de conceptuele leerlijn.
3.2.5
Didactische werkvormen
De didactiek van de opleiding staat in het teken van competentiegericht onderwijs. Hierbij wordt gestreefd naar een optimale balans tussen praktijkopdrachten en verdiepende cursorische lesprogramma’s en trainingen. De opleiding kent verschillende onderwijsvormen, waaronder: • Studieloopbaanbegeleiding: ondersteuning van het binnen en buitenschoolse leren. • Theorieonderwijs: hoorcolleges, responsie- en werkcolleges en zelfstudieopdrachten. • Werkgroepbijeenkomsten: trainingen in relatief kleine groepen die erop gericht zijn dat de student zich methodische kennis eigen maakt en specifieke beroepsvaardigheden oefent. • Praktijkleren: de student leert in de eigen (SJD) praktijk en toont de eigen competentieontwikkeling jaarlijks aan via een werkstuk Praktijkleren. • Supervisie: in kleine groepen met docent gericht op reflectie op eigen beroepsontwikkeling. • Casusonderwijs: In het casusonderwijs staan uitgebreid beschreven praktijkcasussen centraal, aan de hand waarvan studenten geïntegreerde praktijkvragen moeten uitwerken. • Projectonderwijs: groepsgewijze realisatie van producten binnen een afgebakende periode.
3.2.6
Competenties beginnende beroepsbeoefenaar
Landelijke Kerncompetenties SJD De sociaal juridische dienstverlener moet in staat zijn tot het op professionele wijze uitoefenen van een breed takenpakket. Sociaal juridische dienstverlening is professionele dienstverlening. Om de verschillende taken professioneel uit te kunnen oefenen, dient de SJD’er over een zestal kerncompetenties te beschikken. Deze kerncompetenties zijn landelijk vastgesteld.
44/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
1.
De SJD’er is in staat juridische of juridisch georiënteerde vragen en problemen van cliënten te behandelen en is daarbij in staat sociale, maatschappelijke, culturele en persoonlijke omstandigheden bij de kwestie te betrekken en op basis daarvan een plan van aanpak te maken.
2.
De SJD’er is in staat verschillende posities en rollen in te nemen en daarin te functioneren, nl. onder meer die van belangenbehartiger, wetsuitvoerder en toetser/beoordelaar. De SJD’er is in staat aan de kant van de cliënt te staan, maar ook aan de kant van de organisatie of de wet. De SJD’er kan daar zorgvuldig in opereren in die zin dat steeds de belangen van cliënt, organisatie en wetgeving in onderlinge samenhang worden beschouwd.
3.
De SJD’er is in staat zich te bedienen van verschillende werkwijzen bij de behandeling van juridische of juridisch georiënteerde vragen en problemen te weten mondeling en schriftelijk adviseren en informeren, begeleiden, beschikken en rapporteren. In het bijzonder is de SJD’er in staat bij geschillen en conflicten gebruik te maken van methodieken om te komen tot oplossing van het geschil of conflict in de prejuridische fase.
4.
De SJD’er is in staat diensten te verlenen zodanig dat de cliënt in de gelegenheid is of wordt gesteld zelf de kwestie af te handelen en eventuele nieuwe (vergelijkbare) kwesties het hoofd te bieden met als doel dat de cliënt zich daardoor beter kan handhaven in de samenleving.
5.
De SJD’er is in staat de discretionaire ruimte te benutten om - binnen de gegeven kaders van de organisatie en mogelijkheden van wet- en regelgeving- oplossingen op maat te realiseren.
6.
De SJD’er is in staat de effecten van beleid- en wet- en regelgeving te signaleren en/of te onderzoeken en is in staat op basis daarvan op beleidsmatig niveau een bijdrage leveren aan de organisatie. De SJD’er is daarbij in staat politiek-maatschappelijke ontwikkelingen te betrekken.
Competenties van de Utrechtse SJD-opleiding Hieronder volgen de uitgewerkte competenties van de opleiding. Deze competenties zijn in het voorjaar van 2005 geactualiseerd en vastgesteld. In de cursusomschrijvingen van hoofdstuk 9 wordt naar deze competenties verwezen. Competenties van de SJD’er Het competentieprofiel voor de SJD opleiding aan Hogeschool Utrecht bestaat uit 22 competenties, waarin zowel de landelijk afgesproken kerncompetenties van SJD als de generieke HBO-kwalificaties zijn geïncorporeerd. De competenties zijn in 3 dimensies gerangschikt: Dimensie 1: direct uitvoerend werk t.b.v. cliënt(en) Het uitvoerende werk van een SJD’er ten behoeve van cliënten omvat de volgende drie stappen; het helder krijgen van de sociaal juridische vraag (competentie 1.1 en 1.2), uitwerken van de vraag (competentie 1.3 t/m 1.5) en het oplossen van de vraag (competentie 1.6 t/m 1.8). De SJD’er doet dit voor individuen of groepen van individuen. Hij/zij vervult daarbij de rol van belangenbehartiger, wetsuitvoerder, toetser/beoordelaar of bemiddelaar, afhankelijk van de het soort organisatie waarin de SJD’er werkt. 1. 1.1
1.2
1.3 1.4
De beginnende beroepsbeoefenaar is in staat: met een cliënt of groep cliënten zelfstandig het eerste contact aan te gaan naar aanleiding van een sociaal juridisch vraagstuk, een adequaat beeld van de cliënt(en) op te bouwen en, indien nodig, adequaat door te verwijzen; samen met de cliënt(en) de situatie systematisch te verkennen en de probleemanalyse helder te krijgen tegen de achtergrond van de eigen autonomie van de cliënt en de sociale en culturele context van de cliënt; de vraag van de cliënt(en) te relateren aan en te analyseren op basis van sociaal juridische inzichten (incl. jurisprudentie) en hierbij de discretionaire ruimte te benutten; de relevante informatie te verzamelen (achtergronden, regelgeving) met gebruikmaking van geautoriseerde systemen en onder handhaving van regelgeving m.b.t. privacy en geheimhouding;
45/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
1.5 1.6 1.7 1.8
1.9 1.10
op systematische wijze de relevante informatie uit te werken naar een sociaal juridische context, gebruikmakend van relevante wet- en regelgeving; te bepalen wat zinvolle oplossingsstrategieën zijn gebruik makend van wetboeken, beleidsstukken, literatuur en rechtspraak; de cliënt(en) adequaat en op maat te informeren, te begeleiden, te adviseren en te coachen in de rol van belangenbehartiger, wetsuitvoerder, toetser/beoordelaar of bemiddelaar; op basis van een plan van aanpak methodisch en doelgericht het sociaal juridische vraagstuk op te lossen met de daarbij behorende juridische, geprotocolleerde schriftelijke uitingen (bezwaar- en verweerschriften, rapportages) in correct Nederlands; vraagstukken in de beroepspraktijk te behandelen waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn; het proces van dienstverlening adequaat af te sluiten, te evalueren en te reflecteren op het eigen beroepsmatig handelen en de gemaakte keuzes.
Dimensie 2: werken in en vanuit de organisatie Een SJD’er werkt in organisatieverband samen met collega’s. Hij/zij levert een bijdrage aan de doelstellingen van de organisatie door mee te denken in beleid en mee te werken aan uitvoering van beleid. Daarnaast onderhoudt de SJD’er contacten met relevante spelers in het maatschappelijke veld. Op dit niveau houdt de SJD’er de ontwikkelingen in wet- en regelgeving en de effecten hiervan nauwlettend in de gaten. Naast de rollen genoemd bij dimensie 1 vervult de SJD’er (op termijn) ook secundaire rollen als coach, ondernemer en geschillenbeslechter. 2. 2.1 2.2
2.3 2.4 2.5 2.6
2.7 2.8
De beginnende beroepsbeoefenaar is in staat: vanuit de eigen rol en positie in de organisatie efficiënt en effectief samen te werken met collega’s in een multiculturele, (inter)nationale en multidisciplinaire omgeving; een afweging te maken tussen de verschillende rollen van de sociaal juridisch dienstverlener, deze uit te oefenen en hierbij te kunnen schakelen tussen de primaire rollen van belangenbehartiger, toetser, wetsuitvoerder en secundaire rollen van coach, ondernemer en geschillenbeslechter; leidinggevende en management taken uit te voeren en een bijdrage te leveren aan de opbouw en het onderhoud van het netwerk van de eigen organisatie; binnen de organisatie een bijdrage te leveren aan beleidsvoorbereiding en beleidsbepaling; samen te werken met andere instellingen en beroepsgroepen, vanuit een eigen sociaal juridisch kader, ten behoeve van de oplossing van actuele vragen en problemen; via signalering andere organisaties (incl. gemeentes en andere overheden) te beïnvloeden bij onbedoelde en/of ongewenste effecten van de toepassing van wet- en regelgeving en beleid en daarover te rapporteren en verbeteringen te initiëren; te anticiperen op veranderingen in wet- en regelgeving en de gevolgen voor de eigen organisatie inzichtelijk te maken; projectmatig te werken, realistische doelen te stellen, werkzaamheden te plannen c.q. planmatig aan te pakken en te reflecteren op het (beroepsmatig) handelen.
Dimensie 3: bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beroep De SJD’er is naast werknemer van een organisatie ook deelnemer aan een beroepsgroep in een breder maatschappelijk verband. Het gaat daarbij zowel om internalisatie (de beroepsbeoefenaar maakt zich de beroepsidentiteit eigen en ontwikkelt zich er in) als externalisatie (de professional kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het beroep en kan de beroepsidentiteit verhelderen aan derden). Hij/zij doordenkt en reflecteert op de ethische en normatieve aspecten op alle niveau’s in de beroepsuitoefening (op cliëntniveau, organisatieniveau en niveau van de beroepsgroep). De SJD’er kan tussen deze drie dimensies van het werk beargumenteerde keuzes maken. Ook draagt hij/zij zorg voor de eigen verdere ontwikkeling als beroepsbeoefenaar. 3. 3.1 3.2
De beginnende beroepsbeoefenaar is in staat: maatschappelijke ontwikkelingen en wetenschappelijke resultaten op verschillende niveau’s te onderkennen en te vertalen naar consequenties voor de sociaal juridische dienstverlening; op basis van ontwikkelingen én eigen ideeën, zelfstanding of binnen de eigen organisatie relevante, innovatieve producten en diensten te ontwikkelen, uit te voeren en te evalueren; 46/202
© Hogeschool
Utrecht, juli 2010
3.3
3.4
vanuit begrip en betrokkenheid als professional normatieve en maatschappelijke vragen en ethische dilemma’s te verbinden aan de beroepsuitoefening, daarbij kritisch na te denken over visie/achterliggende gedachte van wet- en regelgeving (datgene wat de wetgever beoogt). vanuit een kritische en innovatieve houding de eigen beroepsidentiteit als SJD’er verder te ontwikkelen en te verhelderen aan derden.
3.2.7
Horizontale doorstroommogelijkheden
Studenten van SJD kunnen tijdens hun studie overstappen naar de opleiding HBR. Naarmate deze overstap later in de studie plaatsvindt, neemt de kans op vertraging toe. Studenten die een dergelijke overstap overwegen wordt aangeraden contact op te nemen met hun SLB’er, in tweede instantie met de vrijstellingscoördinator. De opleiding SJD bestaat uit twee varianten: voltijd en deeltijd. Nadere informatie hierover is opgenomen in paragraaf 4.1.1. Daar staan ook de regelingen met betrekking tot het overstappen van voltijd naar deeltijd. Sinds de invoering van de Bachelor Master structuur krijgen zowel afgestudeerden van SJD als van HBORechten een getuigschrift met de titel Bachelor of Laws (LLB). De naam van de opleiding (SJD dan wel HBR) wordt apart vermeld op het getuigschrift.
3.2.8
Vervolgopleidingsmogelijkheden
Er zijn verschillende mogelijkheden om door te stromen naar de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht of een andere universiteit in het land. Na de propedeuse kunnen studenten overstappen naar de universiteit. In de praktijk blijkt deze overstap voor de meesten te zwaar. Over het algemeen gesproken vormt de HAVO-opleiding met daaraan gekoppeld één jaar HBO geen goed alternatief voor het VWO, als het om geschiktheid voor een universitaire studie gaat. SJD-afgestudeerden kunnen instromen in de reguliere WO-bachelor en vervolgens doorstuderen tot Meester in de Rechten (universitaire Master). De Universiteit Utrecht, faculteit Rechtsgeleerdheid, geeft afgestudeerde SJD’ers een half jaar vrijstelling binnen de WO-bachelor. Deze regeling is gebaseerd op voltijdonderwijs. Overigens voert elke universiteit op dit punt zijn eigen beleid. Bovengenoemde trajecten zijn onder voorbehoud van (wets-)wijzigingen.
47/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
4
Inrichting en organisatie opleiding
4.1
Algemeen
Opleidingsteam De basis van de organisatiestructuur van de opleiding wordt gevormd door het opleidingsteam. Het team bestaat uit docenten van verschillende disciplines die gezamenlijk zorg dragen voor ontwikkeling, innovatie, inhoud, uitvoering, toetsing en evaluatie van de opleiding. Opleidingsmanager De opleidingsmanager is integraal verantwoordelijk voor de opleiding en geeft hiërarchisch leiding aan het team. Hij/zij is verantwoordelijk voor kwaliteit, inhoud en opbouw van het curriculum binnen de organisatorische en financiële kaders die zijn vastgesteld. Hij/zij is verantwoordelijk voor het behalen van de resultaten zoals afgesproken met de instituutsdirectie. De opleidingsmanager brengt doelen in, verdeelt verantwoordelijkheden, volgt realisatie en rapporteert aan de instituutsdirectie. De opleidingsmanager is verantwoordelijk voor een goede communicatie tussen het managementoverleg van het Instituut voor Recht en het team. Daarnaast draagt de opleidingsmanager zorg voor de continuïteit in de personele bezetting van het team en de inzet van (gast-)docenten in de geplande cursussen. De opleidingsmanager overlegt met de commissie werkvelddeskundigen, de opleidingscommissie en vertegenwoordigt de opleiding binnen en buiten de faculteit. Team onderwijssecretariaat (TOS) Het team onderwijssecretariaat speelt een belangrijke rol bij o.a. de volgende onderwerpen: • Realiseren van roosters en planningen • Verzorgen van de informatie en communicatie over alle logistieke en organisatorische zaken binnen het onderwijs naar studenten en docenten; • Verzorgen van de managementinformatie naar leidinggevenden binnen het Instituut Recht; • Zorgen voor de verstrekking van studiemateriaal aan studenten; • Administreren van de studievoortgang van studenten; • Zorgen voor de organisatie van toetsen en de verwerking van toetsresultaten Binnen het team onderwijssecretariaat zijn de zogenaamde onderwijslogistieke medewerkers direct gekoppeld aan de opleidingen binnen het instituut. Daarnaast voeren administratief medewerkers algemeen administratieve taken uit. De onderwijsbalie van het instituut voor recht Mededelingen van algemene aard en het onderwijsrooster, het tentamenrooster en eventuele roosterwijzigingen tref je aan bij de onderwijsbalie van de afdeling. Studenten worden geacht kennis te nemen van de gegevens op de monitoren en het intranet en kunnen zich niet beroepen op het gegeven dat ze deze niet hebben gezien. Daar waar dat mogelijk is, worden studenten ook via e-mail geïnformeerd. Ook voor e-mail geldt, dat studenten geacht worden er met grote regelmaat (b.v. ééns in de twee dagen) kennis van te nemen.
4.1.1
Opleidingsvarianten
De opleiding kent een (aantal) opleidingsvariant(en). Je kunt de opleiding namelijk in voltijd of in deeltijd volgen. Voltijdopleiding De voltijdopleiding is een onderwijsvariant waarbij studenten geacht worden 40 uur per week beschikbaar te zijn voor het onderwijs. De meeste studenten die deze variant kiezen zijn rechtstreeks van de middelbare school of een middelbare beroepsopleiding afkomstig.
48/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Deeltijdopleiding Het deeltijdonderwijs biedt studenten de mogelijkheid om gedurende 4 jaar 1 dag per week en soms een avond een volledige bacheloropleiding te volgen. De programma’s van de deeltijdopleiding zijn toegesneden op studenten die naast hun werk willen studeren. Kenmerkend voor de SJD deeltijdopleiding is dat relevant werk in een voor het beroep relevante organisatie wordt gecombineerd met het volgen van beroepsonderwijs.. Het curriculum van de deeltijdopleiding heeft een ander karakter dan dat van de dagopleiding. De deeltijdstudenten besteden ongeveer 40 EC méér aan praktijktijd dan de voltijdstudenten. Deze praktijktijd wordt binnen de opleiding benut om studenten aan specifieke competenties te laten werken (zie hoofdstuk 9). Om toegelaten te worden tot de deeltijdopleiding Sociaal Juridische Dienstverlening dient de student aan dezelfde vooropleidingseisen te voldoen als geformuleerd in artikel 10 van de Onderwijs- en Examenregeling FMR Het is mogelijk om de opleiding in minder dan 4 jaar af te ronden. Er wordt echter geen standaard-route aangeboden. Het streven is zo veel mogelijk maatwerk aan te bieden. Zie voor het vrijstellingenbeleid par. 6.2.
4.1.2
Opleidingsstructuur algemeen
Studiefases De opleiding bestaat uit twee studiefases: de propedeutische fase en de hoofdfase. De opleiding begint met een propedeutische fase van 1 jaar. Deze fase wordt afgesloten met een propedeutisch getuigschrift. Na de propedeuse volgt de hoofdfase die drie jaar duurt en wordt afgesloten met een bachelordiploma. Zie verder par. 4.2 en 4.3. Wettelijke studieduur, studielast en studiepunten/EC De studielast (of -belasting) van de opleiding en de daartoe behorende cursussen wordt uitgedrukt in hele studiepunten met de afkorting EC ( European Credit). Dit is een in 2004 ingevoerd studiepuntensysteem om opleidingen internationaal vergelijkbaar te maken. De studielast van 1 EC komt overeen met 28 studie(klok)uren (inclusief contacttijd). De reguliere bacheloropleiding duurt vier jaar. Bij de opbouw van de opleiding is een gemiddelde studielast van 60 EC, oftewel 1680 uur per studiejaar als uitgangspunt genomen. De totale studielast van de opleiding (onderwijs, zelfstudie en praktijktijd) bedraagt dus 240 EC. De EC zijn als volgt over de studiejaren verdeeld: Tabel verdeling studielast over opleiding: Hoofdfase (180 sp.) Propedeuse (60 sp.) Major (150 sp.)
Profileringsruimte (30 sp.)
In de cursusbeschrijvingen is per cursus de studielast opgenomen, uitgedrukt in hele studiepunten. Zie hoofdstuk 9 en OSIRIS (www.osiris.hu.nl). Studiepunten worden pas toegekend nadat de desbetreffende cursus is afgerond met het bijbehorende tentamen (c.q. alle deeltentamens). Zie ook par. 6.3.6. Propedeuse De opleiding begint met een propedeutisch jaar. De functie daarvan is dat de student zich oriënteert op de beroepsuitoefening in het brede werkterrein van de sociaal juridische dienstverlening. Ook aan SJD verwante disciplines komen aan de orde. Bovendien oriënteert de student zich op de vaardigheden die voor het volgen van de studie nodig zijn. Daarnaast is er aandacht voor de persoonlijke ontwikkeling en de motivatie om de studie te volgen. In de loop van het jaar kan de student zo samen met de opleiders bepalen of de juiste keuze is gemaakt of dat beter een andere opleiding kan worden gekozen. De student ontvangt hierover een schriftelijk studieadvies van de opleiding. Een afwijzing, d.w.z. een definitieve negatieve beoordeling van de studieprestaties, is bindend (zie par. 4.2.4). De propedeuse is behaald als
49/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
alle onderdelen van het eerste studiejaar voldoende zijn afgesloten, en studiepunten zijn behaald. De student ontvangt dan het propedeusegetuigschrift. Hoofdfase Na de propedeuse volgt de hoofdfase die in principe drie jaar duurt. Daarbinnen kan worden gekozen voor een accentuering van een sector van de sociaal juridische dienstverlening. Het programma van de hoofdfase is gebaseerd op een wisselwerking tussen theorie en praktijk. Als de hoofdfase met goed gevolg wordt afgesloten leidt dat tot het getuigschrift Bachelors of Laws. Zie voor meer specifieke informatie par. 4.3. Studielast De studiebelasting is per jaar uitgedrukt in uren en bedraagt volgens het geldende model 42 uur per week. Er zijn vier periodes van tien weken, die samen per jaar 1680 uur studiebelasting opleveren. De deeltijdopleidingen hebben een contacttijd van gemiddeld zes tot acht uur per week, ongeveer 25% van de studielast van het cursorisch pakket. De praktijktijd is buiten deze berekening gehouden. Per studieonderdeel geldt als regel, dat 25 tot 30 % van de studielast uit contacttijd bestaat. De overige tijd is zelfstudie, individueel en in groepsverband. Voor tentamenvoorbereiding in engere zin geldt een norm van tien uur. De zelfstudie in de loop van de studieweken is mede gericht op de voorbereiding van het tentamen. Bij de term tentamen moet gedacht worden aan elke vorm van toetsing, dus ook werkstukken, presentaties etc. Docenten moeten in hun studiewijzer een verantwoording geven van de studiebelasting van het door hen verzorgde onderdeel. Er bestaat een vuistregel voor het aantal pagina’s, dat per uur zelfstudie kan worden voorgeschreven: acht pagina’s per uur. Voor compacte en complexe teksten wordt vijf pagina’s aangehouden, voor lichtere stukken tien. Contacttijd in grotere of kleinere verbanden, zelfstudie individueel of in groepsverband, toetsing in velerlei vormen en studiemateriaal in boeken, readers en moderne media doen recht aan het beginsel van didactische diversiteit. Er zijn geen vaste normen voor de gewichtsverhouding tussen de diverse werkvormen. Het curriculumoverzicht, de cursusomschrijvingen in de studiegids en de meer gedetailleerde informatie in de studiewijzers geven een beeld van de feitelijke verscheidenheid in didactische benaderingen.
4.1.3
Verkorte opleidingsroutes
SJD-deeltijd kent geen verkorte opleidingsroutes. Wel is het mogelijk om de opleiding in minder dan vier jaar af te ronden door te versnellen.
4.1.4
Overzicht curriculum (per studiejaar)
Per studiejaar wordt door de opleiding het onderwijsprogramma ofwel curriculum van zowel de gehele studie als van de onderdelen vastgesteld. Dit studieprogramma geldt uitsluitend voor het studiejaar waarvoor het is vastgesteld. De cursussen van zowel propedeuse als hoofdfase zijn aan het einde van deze paragraaf per opleidingsjaar aangegeven inclusief het aantal bijbehorende studiepunten en de OSIRIS-code. De volledige cursusbeschrijvingen zijn te vinden in hoofdstuk 9 en OSIRIS.
50/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Toelichting op het curriculumoverzicht Modelroute De studiepunten zijn gespreid over de studiejaren in een zgn. modelroute. In deze modelroute wordt aangegeven, hoe de studie standaard zal verlopen voor een ‘modale’ student. Het modulair systeem maakt het mogelijk om versneld te studeren: door een hogere studiebelasting aan te houden, en/of door gebruik te maken van de tijd die vrijkomt in geval er vrijstellingen zijn toegewezen. In overleg met de studieloopbaanbegeleider is het mogelijk via een maatwerktraject te versnellen. Maatwerk is ook nodig en mogelijk bij studievertraging. De mogelijkheden om van de modelroute af te wijken zijn echter aan enige beperkingen gebonden. Naast logistieke barrières (inschrijving, rooster) zijn er ook leerstofinhoudelijke grenzen. Het gaat hierbij vooral over de volgorde waarin de studieonderdelen gevolgd dienen te worden. In de beschrijvingen van de studieonderdelen zijn in een beperkt aantal gevallen beginvereisten aangegeven. Praktijktijd In de studiepunten van het eerste, tweede, derde en vierde jaar deeltijd is de praktijktijd inbegrepen. Deze praktijktijd kan anders over de jaren gespreid worden. Meer informatie over de praktijktijd is te vinden in hoofdstuk 9 bij de cursusomschrijving. Voor studenten die in 2008 of eerder gestart zijn, is één van de twee trainingen Gespreksvoering 2 en Onderhandelen 2 verplicht. In het curriculumoverzicht zijn de betreffende studiepunten tussen haakjes gezet. Leerplanwijzigingen en curriculumoverzicht Ieder jaar wordt het curriculum op basis van evaluaties van studenten en docenten en de ontwikkelingen in het beroep en maatschappij geactualiseerd. Daarnaast wordt het curriculum ook didactisch aangescherpt. Met ingang van het studiejaar 2009 – 2010 is het curriculum van SJD deeltijd ingrijpend gewijzigd. Er wordt aangesloten bij het bredere HU-beleid om cursussen en thema’s te waarderen met 5 EC. De docenten uit de verschillende disciplines werken in de uitvoering van de thema’s meer samen. In die thema’s wordt het recht toegepast binnen de context van maatschappelijke en psychologische achtergronden, vaardigheden en beroepshouding en steeds aansluitend bij een bepaald beroepenvelddomein. Bij de inrichting van het nieuwe curriculum is vooral het werkveld de leidraad geweest. Wat doen onze SJD’ers daar en wat moeten ze kennen en kunnen? Bij de vormgeving van het nieuwe curriculum is dus rekening gehouden met de herkenbaarheid voor het werkveld. De werkvelddomeinen dienen daarom als ‘kapstok’ om per periode de onderwijseenheden aan te ‘hangen’. Het curriculum heeft daarnaast een logische opbouw. De eerste twee jaren zijn oriënterend, de laatste twee zijn verdiepend. Aan het einde van het eerste jaar heeft de student zich in de breedte georiënteerd op het SJD werkveld en kennisgenomen van de werkvelddomeinen arbeidsvraagstukken, sociale zekerheid en familiezaken. Aan het einde van het tweede jaar zijn daaraan toegevoegd de domeinen dienstverlening bij schulden, consumentenzaken, justitiële dienstverlening en huisvesting. In het derde en vierde studiejaar verdiept de student zich verder in bepaalde werkvelddomeinen door te kiezen uit bij SJD deeltijd aangeboden keuzevakken of een keuze te maken uit het overige aanbod van de HU. In het verplicht cursorisch aanbod wordt in die jaren aandacht besteed aan rechtsfilosofie en ethiek, de multiculturele samenleving, management en organisatie en visie op het beroep. In de nieuwe opzet worden rechtsgebieden gecombineerd aangeboden in cursussen, zodat steeds een goede aansluiting bestaat met het werkvelddomein dat in een bepaalde periode centraal staat. Zo komt het verbintenissenrecht niet meer op één plek in het curriculum terug, maar wordt het in het eerste jaar gepresenteerd bij Recht 1: Inleiding Recht en komt het in het tweede jaar terug in combinatie met consumentenrecht (bij het domein Consumentenzaken) en woon-en huurrecht (bij het domein Huisvesting). Om een goede brede basis in de eerste 2 jaar te garanderen zijn in het nieuwe curriculum consumentenrecht en het personen- en familierecht toegevoegd aan het vaste aanbod . In de oude cohorten waren dit keuzevakken. Tot slot. De opleiding SJD deeltijd en de beroepspraktijk blijven in beweging. Het nieuwe curriculum is ons raamwerk. Aanpassingen op onderdelen blijven altijd mogelijk.
51/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Ten opzichte van het studiejaar 2005 – 2006 zijn de volgende wijzigingen van cursussen opgenomen in het SJD DT curriculum: • Arbeidsrecht van 4 naar 3 EC • Thema arbeidsverhoudingen van 4 naar 3 EC • Thema de verzorgingsstaat van 4 naar 3 EC • Praktijktijd jaar 1 van 18 naar 20 EC • Thema wetsuitvoerder van 4 naar 3 EC • Sociale zekerheid: UWV van 4 naar 3 EC • Belangenbehartiger van 4 naar 3 EC • Nieuw thema Justitiële dienstverlening • Netwerken en Presenteren van 3 naar 2 EC • Thema Visie op het beroep verplicht voor alle studenten • Eindgesprek van 2 naar 1 EC • Eindpresentatie van 2 naar 1 EC • Afstudeerproject van 14 naar 12 EC • Invoering cursus Loopbaan en Competentieontwikkeling (jaar1 3 EC, jaar 2 1 EC, jaar 3 1 EC, jaar 4 1 EC) De volgende cursus is met ingang van studiejaar 2006 – 2007 niet meer opgenomen in het curriculum: • Mediation II Voor het studiejaar 2007-2008 zijn er geen veranderingen in het curriculum. In het studiejaar 2008-2009 zijn de volgende veranderingen in het curriculum: • Schriftelijke communicatie van 1 naar 2 EC • Methodiek van 3 naar 2 EC De volgende cursussen worden met ingang van studiejaar 2009-2010 vanwege de eerdergenoemde wijziging niet meer in dezelfde vorm opgenomen in het leerplan van het eerste jaar: • Thema: Het Beroep • Inleiding Recht • Methodiek • Thema: Arbeidsverhoudingen • Arbeidsrecht • Verbintenissenrecht • Schriftelijke Communicatie • Thema: De verzorgingstaat • Psychologie • Sociale Zekerheid: SVB/Gemeente • Thema: Burgers Overheid • Bestuursrecht • Gespreksvoering 1 • Loopbaan en competentieontwikkeling jaar 1 De volgende cursussen worden met ingang van studiejaar 2010-2011 vanwege de eerdergenoemde wijziging niet meer in dezelfde vorm opgenomen in het leerplan van het tweede jaar: • • • • • • • • • • •
Thema: wetsuitvoerder/ Toetser Sociale Zekerheid: UWV Training adviesgesprek 1 Thema: De belangenbehartiger Goederenrecht Training Onderhandelen Onderzoeksvaardigheden Thema: SJD'er en Cliënt Management en Organisatie Materieel strafrecht Thema: Justitiële Dienstverlening
52/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
• • • •
Formeel Strafrecht SJD en de multiculturele samenleving Loopbaan en competentieontwikkeling jaar 2 Netwerken en presenteren
Periodegebonden studieonderdelen naast lintprogramma’s Het opleidingsprogramma is voor een deel opgebouwd uit cursussen die een onderlinge samenhang vertonen in relatie tot de eindtermen van de opleiding. De term ‘cursus’ is ingeburgerd geraakt voor studieonderdelen, die één periode worden aangeboden en aan het eind van deze periode worden afgerond. Bij elke cursus is sprake van vastgestelde programmadoelen, inhoudelijke leerstof, verwerkingsinstructies en een vastgestelde studiebelasting. De contacttijd met een docent varieert veelal tussen de 7-28 uur. In de overige tijd worden opdrachten uitgewerkt en is er plaats voor zelfstudie. Het onderwijs wordt gegeven in groepen van verschillende omvang en er wordt gebruik gemaakt van uiteenlopende didactische werkvormen. De opleiding kent verplichte studieonderdelen voor alle studenten van de opleiding. Wanneer er sprake is van een voorgeschreven volgorde wordt dit in het curriculum en in de studiegids duidelijk aangegeven. Daarnaast zijn er keuzecursussen, door de student te kiezen uit het aanbod van de opleiding, het Instituut voor Recht, de Faculteit, de Hogeschool Utrecht en indien de examencommissie dit vooraf fiatteert, uit het aanbod van een andere organisatie voor hoger onderwijs.
53/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Curriculumoverzicht SJD Deeltijd 2010 -2011 1e jaar 2010-2011 Periode A Thema: Beroep SJD * Recht 1 (L): Publiekrecht Sociale wetenschappen (L): Sociologie Professionele vaardigheden (L): Schriftelijke communicatie Periode B Thema: Arbeidsverhoudingen Recht 1 (L): Arbeidsrecht Sociale wetenschappen (L): Psychologie Professionele vaardigheden (L): Argumenteren en kritisch denken Periode C Thema: Uitkeringen * Recht 2 (L): Sociaalzekerheidsrecht Professionele Vaardigheden (L, A): Methodiek en gespreksvoering
Periode D Thema: Relaties * Recht 2 (L): Personen-en familierecht Professionele vaardigheden (L, A): Adviesgesprek
Praktijkleren 1, 1e jaar (L) Totaal per jaar
2e jaar 2010-2011 EC 5
Periode A Thema: Consumenten Recht 3 (L): Consumentenrecht
EC 5
De kritische professional (L, A): Onderhandelen en conflicthantering
5 5 5
Periode B Thema: Schulden Recht 3 (L): Recht bij schulden
5 5
De kritische professional (L, A): Onderhandelen en conflicthantering
5
5 5 5
20 60
Periode C Thema: Criminaliteit * Recht 4 (L): Formeel strafrecht De kritische professional (L): Onderzoeksvaardigheden Sociale Wetenschappen (L): Levenslooppsychologie Periode D Thema: Wijken Recht 4 (L): Woon-en huurrecht De kritische professional (L): Onderzoeksvaardigheden Sociale Wetenschappen (L): Integratievraagstukken
e
Praktijkleren 1, 2 jaar (L)
5
5 5 5 5
20 60
(L) Lintprogramma (A) aanwezigheidsverplichting (*) deze cursus wordt getoetst in het kader van Project Taal
54/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
3e jaar 2010-2011 Periode A Thematische Supervisie (A) Systeemtheorie Keuzecursussen * # Keuzecursus conflicthantering 3 EC
4e jaar 2010-2011 EC 3
Periode A Thema: Rechtstoepassing Afstudeerproject *** Keuzecursussen #
Periode B Thematische Supervisie (A) Keuzecursussen * #
Periode B Afstudeerthema: Signalering*** Afstudeerproject*** Keuzecursus #
Periode C Thematische Supervisie (A) Ethiek in Dienstverlening Keuzecursus corridor #: Vreemdelingenrecht 1 of Woon- en Huurrecht Keuzecursus corridor# : Dienstverlening bij Schulden of Personen- en Familierecht
Periode C
Periode D Thematische Supervisie (A) Rechtsfilosofie * Gespreksvoering 2 of Onderhandelen 2 ** (A)
EC 6 12
3
Afstudeerthema: beleid*** Keuzecursus #
6 12
6
3 3
Periode D Visie op Beroep Eindgesprek***
2 1
2
Presentatie*** Thema: Rechtstoepassing versnellers
1 6
Loopbaan en competentieontwikkeling (L) (A) Praktijktijd 2, deel 1 (L)
1 26
Loopbaan en competentieontwikkeling (L) (A) Praktijktijd 2, deel 2 (L)
1 20
Totaal Keuzecursussen #
8
Totaal Keuzecursussen #
18
totaal per jaar
60
totaal per jaar
60
8 3
*) gelijk aan de voltijd ** = Keuze 1 uit 2., Gespreksvoering 2 in periode B of C, Onderhandelen 2 in periode C of D # = aan keuzecursussen dient een student in het 3e jaar 8 EC (exclusief keuzecorridor) en in het 4e jaar 18 EC te behalen, *** = de student kan kiezen tussen 2 afstudeerthema’s in periode B en C + een presentatie (13 EC) óf uit een afstudeerproject met een eindgesprek (13 EC) (L) Lintprogramma ( EC’s staan vermeld in periode D voor Prof.Vaardigheden, voor Recht 1 in periode B en Recht 2 in periode D) (A) = Aanwezigheidsverplichting
55/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
4.1.5
Lesdagen en –tijden
Studenten van de deeltijdopleiding SJD volgen het onderwijs op vastgestelde dagen in de week: vrijdag (overdag) en soms op dinsdagavond. Thematische Supervisie in het 3e jaar wordt op dinsdagavond gegeven. Incidenteel kunnen ook andere dagen worden ingeroosterd met trainingen, keuzevakken, inhaallessen, toetsen en nabesprekingen.
4.1.6
Uitval van lessen
Afwezigheid docenten De opleiding streeft ernaar om in geval van ziekte of afwezigheid om een andere reden van een docent, ervoor te zorgen dat lessen zoveel mogelijk doorgang kunnen vinden. Indien een college uitvalt, worden studenten hiervan op de hoogte gesteld via mail, cursussites (Sharepoint) en via Sharepoint. De docent overlegt bij terugkeer met de groep hoe de stof van de uitgevallen lessen wordt ingehaald. Afwezigheid studenten Indien een student afwezig is geldt de volgende regel: alleen bij cursussen met een aanwezigheidsplicht dient de student zich ziek te melden bij de desbetreffende docent en bij langdurige ziekte geeft hij de ziekmelding door aan zijn SLB’er. Wanneer studievertraging dreigt, dient hij tevens contact op te nemen met de SLB’er.
4.1.7
Studieloopbaanbegeleiding
Elke student krijgt bij aanvang van de studie een studieloopbaanbegeleider (SLB’er) toegewezen. De SLB’er, een docent van de opleiding, is het eerste aanspreekpunt tijdens de studie. Binnen de studieloopbaanbegeleiding ontwikkelt zich het proces waarin de student zijn eigen studie en loopbaan stuurt en leert sturen. Doel van studieloopbaanbegeleiding is dat de student: • optimaal gebruik maakt van de beschikbare middelen en tijd, zodat een maximaal studierendement wordt bereikt; • inzicht verwerft in het beroep en in de eisen die de beroepsuitoefening stelt; • op basis daarvan kan beoordelen of en hoe hij zichzelf in het beroep wil bekwamen en ontplooien; • zich daadwerkelijk bekwaamt in de beroepsuitoefening, zodat hij bij afronding van de opleiding voldoet aan de gestelde eindtermen; In de praktijk komt dit op het volgende neer. Onder begeleiding van de SLB’er komt de student tot een bepaalde wijze van werken en tot inhoudelijke activiteiten die moeten leiden tot een succesvol verloop van de studie. Daarnaast helpt de SLB’er om te reflecteren op het studieproces en de organisatie daarvan, en de daaruit voortvloeiende resultaten. De SLB’er vervult hierbij de rol van coach. De begeleiding vindt plaats door middel van individuele gesprekken met de SLB’er, groepsbijeenkomsten en opdrachten. Naarmate de studie vordert, zal de intensiteit van de studieloopbaanbegeleiding geleidelijk verminderen. Zie voor meer informatie over de procedures rondom studieloopbaanbegeleiding ook de informatie over de propedeuse en hoofdfase (4.2 en 4.3)
4.1.8
Registratie studievoortgang
Van iedere ingeschreven student worden de behaalde studieresultaten geregistreerd in het digitale studievoortgangsysteem van de HU: OSIRIS. Zie ook par. 2.12.4. De studievoortgang wordt uitgedrukt in studiepunten. Voor elke cursus waarvan de eindbeoordeling voldoende is, worden de bijbehorende studiepunten toegekend.
56/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Via OSIRIS kunnen studenten te allen tijde zelf hun studievoortgang bekijken. Aan het einde van elk studiejaar wordt de studievoortgang van iedere student door de examencommissie vastgesteld. Je wordt als student geacht zelf je cijfers te controleren. Mogelijke fouten dien je vier weken na bekendmaking van het cijfer in Osiris, te melden bij de examinator of de examencommissie. De opleiding neemt contact op met die studenten die een beduidende achterstand oplopen bij het behalen van de studiepunten. In overleg met de student wordt dan bekeken welke factoren de achterstand veroorzaken en of (en hoe) daar iets aan gedaan kan worden. Van de student wordt verwacht dat deze bij studieachterstand initiatief neemt tot contact met de SLB’er (zie par. 4.1.7) of de studentendecaan (zie par.2.2). Zie art. 21 en 22 OER-HU
4.1.9
Introductie
Ieder studiejaar start met een introductiedag. Naast praktische informatie is er ook ruimte voor een inhoudelijke bespreking van de kernpunten van het studiejaar. Hierbij spelen naast docenten ook medestudenten een belangrijke rol. Aan deze introductiedag zijn voor studenten geen extra kosten verbonden.
4.1.10
Studiekosten en eigen bijdragen
Als student moet je rekening houden met de volgende kosten verbonden aan het onderwijs: Collegegeld Voor het studiejaar 2010-2011 gelden de volgende collegegelden: Het wettelijk (c.q. door Hogeschool Utrecht op grond van art. 7.45 lid 4 WHW vastgestelde) collegegeld voor studiejaar 2010-2011 bedraagt: • € 1.672,- voor voltijdstudenten; • € 1.672,- voor duale studenten; • € 1.317,- voor deeltijdstudenten. Het voor het studiejaar 2010-2011 vastgestelde instellingscollegegeld bedraagt : • € 7.330,- voor voltijdstudenten; • € 7.330,- voor duale studenten; • € 5.775,- voor deeltijdstudenten. Voor studenten die al in het studiejaar 2009 -2010 twee bacheloropleidingen volgden geldt een ander tarief (zie hierna). Afhankelijk van je situatie wordt bepaald of je wettelijk collegegeld of instellingscollegegeld verschuldigd bent. In hoofdlijnen geldt de volgende regeling. Je betaalt wettelijk collegegeld als: je niet eerder een bachelorgraad hebt behaald. Een uitzondering geldt voor een bachelorgraad van de opleidingen in de domeinen Gezondheidszorg of Educatie, als je maar niet eerder binnen hetzelfde domein een graad hebt gehaald en; je woont in Nederland, België, Luxemburg of in de deelstaten Noord-Rijnland-Westfalen, NederSaksen of Bremen van Bondsrepubliek Duitsland en; je de Nederlandse nationaliteit hebt of daarmee gelijk wordt gesteld (conform art. 2.2 WSF 2000) Twee bacheloropleidingen tegelijk: Als je al in studiejaar 2009-2010 of eerder voor twee bacheloropleidingen stond ingeschreven of je gaat je per studiejaar 2010-2011 voor een tweede bacheloropleiding inschrijven, dan geldt tijdelijk een bijzondere regeling. Als je een graad voor de eerste opleiding hebt behaald, en de tweede opleiding wilt afmaken, ben je instellingscollegegeld verschuldigd (tenzij het om de uitzonderingen voor educatie en gezondheidszorg
57/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
gaat). Op grond van afspraken tussen de HBO-instellingen en het ministerie ben je in dat geval in de jaren 2010-2011 en 2011-2012 een instellingscollegegeld verschuldigd dat gelijk is aan het dan geldende wettelijke collegegeld. Twee bacheloropleidingen na elkaar: Per 1 september 2010 is de wetgeving ingrijpend gewijzigd. Een belangrijke wijziging in de wet is dat het ministerie van OCW nog maar één bachelor- en één masteropleiding bekostigt, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen HBO- en WO-graden. Wanneer je eerder een bachelor- of mastergraad hebt behaald (tenzij vóór 1991-1992) en je wilt je inschrijven, of je hebt al een graad en je bent nu ingeschreven voor een tweede bachelor- of masteropleiding dan val je in de categorie “stapelaars”. Stapelaars betalen voor hun tweede bachelor- of masteropleiding niet het wettelijke collegegeld, maar het instellingscollegegeld. De overheid maakt een uitzondering voor een tweede studie in de zorg of het onderwijs, maar alléén als je eerste studie buiten die sectoren valt. Instellingscollegegelden liggen aanzienlijk hoger dan wettelijke collegegelden omdat Hogeschool Utrecht geen bekostiging meer ontvangt voor een student die een tweede bachelor dan wel tweede masteropleiding volgt. De Hogeschool Utrecht echter heeft besloten om voor stapelaars die al vóór het studiejaar 2010-2011 ingeschreven stonden bij een opleiding aan de Hogeschool, en deze opleiding ononderbroken voortzetten, voor het jaar 2010-2011 nog geen hoger tarief in rekening te brengen. De verhoging vindt pas in 2011-2012 plaats. In 2011-2012 betaal je 50 % van het instellingscollegegeld en in 2012-2013 betaal je het volledige instellingscollegegeld. Als je nieuw (of na een onderbreking) instroomt in het studiejaar 2010-2011, heeft Hogeschool Utrecht besloten je niet direct met de hogere collegegelden te confronteren. Voor het jaar 2010-2011 betaal je een bedrag dat gelijk aan het wettelijk collegegeld 2010-2011. In 2011-2012 betaalt je 75 % en in 20122013 100% van het instellingscollegegeld. Er zijn soms mogelijkheden om een beroep te doen op fiscale aftrek van studiekosten (www.belastingdienst.nl). Als je naast je studie werkt, kun je ook bij je werkgever naar de mogelijkheden informeren. Inschrijving als extraneus Het door Hogeschool Utrecht vastgestelde examengeld voor extraneï bedraagt €1.672,-. Deze inschrijvingsvorm is mogelijk voor studenten die alleen tentamens afleggen en geen begeleiding of ondersteuning nodig hebben. Een extraneus mag geen onderwijs volgen, maar legt enkel tentamens en examens af. Voor de diverse studieonderdelen van de SJD-opleiding dienen de studenten boeken, readers en/of studiehandleidingen aan te schaffen. Als vuistregel geldt, dat de deeltijdstudenten ongeveer voor 550,Euro per jaar aan boeken, readers en studiehandleidingen uitgeven. Financiële tegemoetkoming Studenten die wegens aantoonbare financiële redenen de kosten van bepaalde onderwijsvoorzieningen niet kunnen dragen, kunnen in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming. Daarvoor moet een verzoek worden ingediend bij de faculteitsdirectie.
58/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
4.2
Inrichting propedeuse 4.2.1
Algemeen
De propedeutische fase heeft drie functies: Oriëntatie Voor je studievoortgang is het van groot belang dat je een opleiding volgt die bij je past. Dat betekent dat de inhoud van de opleiding, het beroepenveld waarvoor je wordt opgeleid en de wijze waarop je opleiding is georganiseerd je moeten aanspreken. De propedeuse is er mede voor bedoeld om te kijken of dat het geval is en daar ook op gericht. Selectie Aan het einde van je eerste studiejaar wordt de balans opgemaakt. Zit je wel op de juiste opleiding?Is je studievoortgang voldoende? De antwoorden op die vragen blijken een grote voorspellende waarde te hebben voor het uiteindelijk behalen van je diploma. Binnen de HU maken we de balans op met een individueel studieadvies op basis van het begeleidingstraject. Belangrijk is dat daarbij gekeken wordt naar het aantal bepaalde EC’s. Wanneer je minder dan 45 EC’s hebt behaald, kun je niet verder studeren aan die opleiding. Rondom die norm zijn regels van toepassing, het is heel belangrijk dat je die kent. Lees daarom vooral ook paragraaf4.2.4 Studieadvies, zodat je niet voor verrassingen komt te staan. Verwijzing Als je onverhoopt niet op een juiste opleiding zit, raak dan niet in paniek. Van belang is dat je tijdig aankaart dat je twijfelt aan je studiekeuze. Wellicht is dat onterecht en zijn je beelden nog niet compleet, maar het kan ook voorkomen dat je een onjuiste studiekeuze hebt gemaakt. Er zijn voorzieningen die je ondersteunen bij studietwijfel. Zo kun je bijvoorbeeld terecht bij Centrum Studiekeuze om een studiekeuzetest te doen. Belangrijk: neem in geval van twijfel altijd tijdig contact op met je studieloopbaanbegeleider. Algemeen karakter van de propedeutische fase Het onderwijsprogramma van de propedeuse is erop gericht om in het eerste jaar een basis te leggen voor de kennis, inzichten, houding en vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het adequaat uitoefenen van het beroep. De propedeuse is er tevens op gericht om te beoordelen of de student met de keuze voor SJD een opleiding heeft uitgekozen, die bij hem past. Het gaat hierbij om een beoordeling over en weer: de student beziet of SJD de goede opleiding is. De opleiding beoordeelt de geschiktheid van de student voor studie en beroep. De wettelijke functie van de propedeuse, te weten oriënteren, selecteren en verwijzen is hierbij uitgangspunt. De algemene grondslag voor het onderwijs in het eerste jaar is oriëntatie. De studenten wordt een pakket aangeboden, waarmee zij zich oriënteren op de sociaal juridische beroepspraktijk, op de opleiding en het bachelor-niveau. Algemeen gesteld is de propedeutische fase van de opleiding erop gericht, dat de student bij een succesvolle afronding van het eerste jaar: • kennis heeft van en inzicht heeft in de plaats, de functie en de perspectieven van de sociaal juridische dienstverlening in de samenleving; • een begin heeft gemaakt met het verwerven van een substantiële hoeveelheid kennis op het gebied van het recht en die kennis kan toepassen op eenvoudige casuïstiek; • kennis heeft van en inzicht heeft in het functioneren van de mens als individu in relatie tot zijn omgeving; • in staat is een aantal basiselementen uit de huidige praktijk van de sociaal juridische dienstverlening in het algemeen en van verschillende werksoorten in het bijzonder te herkennen en te benoemen; • een aantal sociale en praktische vaardigheden beheerst, die nodig zijn voor de uitoefening van het beroep;
59/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
•
de studievaardigheden beheerst, die noodzakelijk zijn om effectief een beroepsopleiding op bachelor-niveau te volgen; een aantal basisbegrippen kent uit de relevante wetenschappelijke disciplines.
•
Curriculumoverzicht van de propedeutische fase Het propedeusepakket bestaat uit de studieonderdelen, die in het curriculumoverzicht in het eerste jaar zijn gerangschikt. Er zijn in de propedeuse geen keuzecursussen. Wel kunnen studenten bij een aantal cursussen, die met werkstukken en presentaties worden afgerond, een eigen inhoudelijk accent aanbrengen. Ook bij de thema’s zijn er vaak mogelijkheden om eigen interesses een specifieke plaats te geven bij het uitwerken van de opdrachten. Selectie en studieadvies propedeutische fase Een afwijzing (voorheen genoemd: negatief bindend advies) kan worden gegeven als de student in de propedeuse niet het vereiste aantal studiepunten heeft behaald binnen het eerste jaar van inschrijving. In artikel 23 van de OER staat onder welke voorwaarden dat gebeurt. In dat geval kan de studie niet aan dezelfde opleiding worden vervolgd. Wel kan men (behoudens al verbruikte studieduur) aan een andere opleiding bij dezelfde instelling beginnen, of zich aanmelden bij een andere instelling voor dezelfde opleiding. De minimumeis op grond waarvan een afwijzing respectievelijk positief studieadvies gegeven kan worden, is voor SJD vastgesteld op 45 studiepunten, waarvan minimaal 30 uit het cursorisch pakket, behaald in het eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase via voldoendes voor studieonderdelen uit het propedeutisch pakket. Wie minder punten behaalt, moet de opleiding beëindigen.
Begeleiding eerstejaars studenten De doelstelling van het propedeutisch jaar is oriëntatie, verwijzing en selectie. De Studieloopbaanbegeleider (SLB’er) speelt een belangrijke rol bij de realisatie van deze doelstelling voor de student. In paragraaf 2.1 zijn de taken van de SLB’er beschreven. Individuele studieloopbaanbegeleiding in de propedeutische fase De opleiding SJD DT heeft een systeem van studieloopbaanbegeleiding voor de propedeutische fase waarbij: • wordt bijgehouden hoe de studie verloopt en welke studenten achterlopen. Dit gebeurt door middel van consulteren van het studievoortgangregistratiesysteem; • met studenten met slechte studieresultaten een aangepaste studieplanning wordt gemaakt; • in geval van bijzondere omstandigheden verwijzing plaatsvindt naar, decaan of psycholoog. De student dient zelf bij de opleiding (SLB’er) melding te doen van problemen die de studievoortgang kunnen belemmeren (art. 23 Onderwijs- en examenregeling FMR). De begeleidingsprocedure De begeleidingsprocedure ziet er als volgt uit. 1.
Voorlichting Studenten wordt bij aanvang van de opleiding (voorlichting, introductiedagen, introductielessen) duidelijk gemaakt aan welke minimumeisen zij moeten voldoen. Daarbij wordt ook gewezen op de rol van de SLB’er en de studentendecaan. Het is belangrijk dat studenten een helder beeld van de opleiding en het beroep krijgen, zodat ze weten waar ze aan beginnen.
2.
Groepsgewijze begeleiding De groepsgewijze studieloopbaanbegeleiding van basisgroep en SLB’er wordt voor de eerstejaars studenten ingeroosterd.
3.
Individuele gesprekken -
Kennismakingsgesprek In periode A vindt er met elke student een kennismakingsgesprek plaats. 60/202
© Hogeschool
Utrecht, juli 2010
-
Studievoortganggesprek In de loop van periode B vindt er een individueel gesprek plaats met studenten die minder dan 50% van het aantal in periode A te behalen studiepunten hebben verkregen of die nog geen werk hebben op praktijktijd Niveau 1. Een strategie voor de voortgang van de studie wordt uitgestippeld.
-
Preadvies studievoortgang Uiterlijk halverwege het eerste studiejaar ontvangt elke student van de examencommissie een schriftelijk tussentijds studieadvies over de voortzetting van de studie. Dit advies wordt besproken met de SLB’er. Bij een negatief preadvies dient de student een studieplanning te maken en ter goedkeuring voor te leggen aan de examencommissie.
-
Follow-up negatief pre-advies In de loop van periode D vindt er een individueel gesprek plaats met studenten die in periode C een negatief pre-advies hebben gekregen. Hierin wordt de uitvoering van de studieplanning geëvalueerd.
-
Individueel oproepen en signaleren De SLB’er kan, in geval van problemen de betreffende student oproepen voor een gesprek. Ook kunnen studenten zelf een gesprek aanvragen met de SLB’er.
4.
Spreekuur De student kan per mail een afspraak maken met de SLB’er.
5.
Vaststelling studieadvies door de examencommissie Aan het eind van periode D stelt de examencommissie vast, welke studenten: de propedeuse hebben behaald (60 studiepunten van de propedeutische fase) en middels het getuigschrift automatisch een positief studieadvies krijgen; 45 t/m 60 studiepunten hebben behaald, waarvan minimaal 30 studiepunten uit het cursorisch deel en op grond daarvan een positief studieadvies krijgen; minder dan 45 studiepunten hebben behaald. Deze studenten krijgen een bindend negatief studieadvies;
• • •
Bij verzoeken om uitstel van het studieadvies, bijvoorbeeld op grond van persoonlijke omstandigheden, laat de examencommissie zich adviseren door de studieloopbaanbegeleider. Opleidingsbeleid t.a.v. bijzondere voorzieningen voor studenten De opleiding SJD wil zich optimaal inzetten voor een actieve en succesvolle deelname aan het onderwijs van alle bij haar ingeschreven studenten. Studenten die denken dat zij extra steun nodig hebben om aan de opleidingseisen te voldoen, kunnen hiertoe een verzoek doen bij de examencommissie. Het is de verantwoordelijkheid van de student zélf om de te verwachten hindernissen tijdig aan te kaarten bij de examencommissie, na overleg met de SLB’er. Daarnaast beschikt het centrum voor juridische beroepspraktijk over een contactpersoon studie en handicap. De examencommissie is gerechtigd om te eisen dat een verzoek tot ondersteuning wordt vergezeld van medische verklaringen en/of testresultaten. Het kan gaan om functiebeperkingen, die hindernissen in mobiliteit, oriëntatie of communicatie opleveren, bijvoorbeeld blindheid, dyslexie of andere lichamelijke dan wel psychische aandoeningen. Een hindernis van een heel andere orde wordt gevormd door taalproblemen van studenten voor wie Nederlands niet de moedertaal is. De opleiding kan uiteenlopende vormen van ondersteuning-op-maat bieden. Bijvoorbeeld extra toetstijd, gebruik woordenboeken, vergrote toetsen, technische hulpmiddelen zoals aangepaste computermonitoren. Zie voor meer informatie over studeren met een functiebeperking par. 2.8. Procedure De student neemt zo snel mogelijk, maar uiterlijk in de laatste week van september contact op met de contactpersoon studie en handicap. Deze termijn geldt niet, indien de hindernis is ontstaan tijdens het lopende studiejaar. Student en contactpersoon studie en handicap informeren elkaar over de pro’s en 61/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
contra’s van de keuze voor SJD en maken een voorlopig Individueel Studieplan. Hierin wordt vastgelegd hoe de student de te verwachten hindernissen zal aanpakken en welke rol de opleiding daarbij kan spelen. Daarbij speelt de contactpersoon studie en handicap een adviserende rol ten aanzien van de verdere procedure. Dat advies kan uiteenlopen van een verwijzing naar de decaan van de faculteit of een gemotiveerd verzoek tot ondersteuning aan de examencommissie. Een verzoek aan de examencommissie dient vóór 15 oktober van dit studiejaar schriftelijk ingediend te worden, behoudens het gestelde in de tweede zin hierboven. De beslissing wordt de student binnen drie weken na aanvraag schriftelijk meegedeeld.
4.2.2
Studieprogramma propedeuse
Zie voor korte informatie over het studieprogramma van de propedeuse paragraaf 4.1.4. Een gedetailleerd overzicht en beschrijvingen van de cursussen vind je in OSIRIS (www.osiris.hu.nl).
4.2.3
Instroom en toelating propedeuse
De wettelijke vooropleidingseisen van de SJD opleiding zijn een HAVO- of VWO-diploma, een (propedeuse) diploma van een andere HBO-opleiding of een MBO- diploma. Studenten met een vergelijkbaar buitenlands diploma moeten staatsexamen Nederlands NTII.2 behalen
4.2.4
Studieadvies
De propedeuse heeft onder meer een selectieve functie (zie ook par. 4.2.1 en 4.2.2.). Daarom krijgt iedere student tijdens het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse twee maal een schriftelijk studieadvies over de voortzetting van de studie. Aan het einde van het eerste jaar van inschrijving van de propedeuse ontvangt de student een studieadvies. Hieronder wordt de procedure uitgelegd. Tussentijds studieadvies Uiterlijk halverwege het eerste studiejaar (februari) ontvangt elke student van de examencommissie een schriftelijk tussentijds studieadvies over de voortzetting van de studie. Dit tussentijds advies bestaat uit een toelichting op de behaalde studieresultaten en de studievoortgang. Aan het tussentijdse advies wordt een waarschuwing verbonden: wanneer op grond van de geregistreerde studieresultaten moet worden geconstateerd dat niet is voldaan aan de studievoortgangsnorm voor het desbetreffende deel van het eerste studiejaar. De waarschuwing bevat tevens het dringende advies om in overleg met de SLB’er en zonodig met de studentendecaan een studieplanning op te stellen voor de tweede helft van het studiejaar, dat erop is gericht om binnen een redelijke termijn aan de norm voor studievoortgang te kunnen voldoen. Deze studieplanning dient de student ter goedkeuring voor te leggen aan de examencommissie. Positief of negatief studieadvies Aan het einde van het propedeusejaar krijgt elke student van de examencommissie van de opleiding een studieadvies over de voortzetting van de opleiding. Dit studieadvies kan positief of negatief zijn. Een positief advies wordt gegeven als : • studenten aan het einde van het eerste studiejaar het propedeutisch getuigschrift hebben behaald of indien; • het einde van het eerste studiejaar in de propedeuse minimaal 45 studiepunten van het propedeuseprogramma hebben behaald, waarbij minimaal 30 studiepunten moeten zijn behaald uit het cursorisch pakket
62/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Studenten krijgen een negatief studieadvies (afwijzing) als zij: • aan het einde van het eerste studiejaar in de propedeuse 44 studiepunten of minder hebben behaald of, • indien zij weliswaar 45 punten of meer hebben behaald maar minder dan 30 punten hebben gerealiseerd uit het cursorisch pakket , • meer dan 15 EC’s aan vrijstellingen voor het propedeuseprogramma hebben en aan het einde van het eerste jaar niet het propedeutisch getuigschrift gehaald hebben. Taalbeheersingstraject en studieadvies Vanaf het studiejaar 2008/2009 kent de propedeuse een taalbeheersingstraject van 15 studiepunten. In dit traject zijn cursussen opgenomen waarbij de studenten zowel beoordeeld worden op de inhoudelijke kwaliteit van hun toets als op het niveau van de Nederlandse taal. Vrijstellingen in de Propedeutische fase Op grond van artikel 23 van de OER-FMR 2010-2011 geldt dat studiepunten behaald met vrijstellingen niet meetellen voor het bindend studieadvies. In dat artikel is ook bepaald dat alleen studiepunten van propedeutische cursussen in aanmerking komen bij de berekening van de ondergrens. Studiepunten van cursussen uit de hoofdfase tellen dus niet mee. Studenten moeten dus goed de voor- en nadelen afwegen voordat zij verzoeken om een of meer vrijstellingen. Studenten met een eerder afgeronde opleiding in het hoger onderwijs kunnen vaak een zo groot aantal vrijstellingen krijgen dat zij niet meer kunnen voldoen aan de ondergrens voor het studieadvies. Zij zullen de propedeuse moeten halen. De examencommissie kan bij het afgeven van een studieadvies rekening houden met bijzondere omstandigheden; zie onder Opgeschort advies wegens bijzondere omstandigheden. Een negatief studieadvies bevat tenminste de gronden waarop de afwijzing is gebaseerd, de eventuele duur van de afwijzing, een verwijzingsadvies en de mogelijkheden van beroep voor de student. Het studieadvies wordt ondertekend door of namens de examencommissie, en wordt binnen een week na ondertekening aangetekend aan de student verzonden of persoonlijk uitgereikt. Een negatief advies is bindend. Een student aan wie een dergelijk advies is gegeven kan niet meer bij deze opleiding als student of extraneus worden ingeschreven. De examencommissie kan aan de afwijzing wel een termijn verbinden en/of besluiten dat de afwijzing zich ook uitstrekt tot opleidingen met hetzelfde propedeutisch examen. De examencommissie stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord voordat wordt besloten om een negatief studieadvies af te geven. Tegen een negatief advies kan de student bezwaar aantekenen bij de examencommissie en/of beroep aantekenen bij het College van Beroep voor Examens (zie hoofdstuk 7). Opgeschort advies wegens bijzondere omstandigheden De examencommissie kan bij het uitbrengen van het studieadvies rekening houden met studievertraging die het gevolg is van persoonlijke omstandigheden van de student. Het betreft uitsluitend de volgende omstandigheden: • ziekte; • lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis; • zwangerschap; • bijzondere familieomstandigheden, waaronder tevens die van degene met wie de student samenwoont of een LAT-relatie onderhoudt; • het lidmaatschap van een medezeggenschapsraad of een opleidingscommissie; • andere omstandigheden waarin de aanvrager activiteiten ontplooit in het kader van de organisatie en het bestuur van (een onderdeel van) Hogeschool Utrecht, ter beoordeling door de faculteitsdirectie;
63/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
•
het lidmaatschap van het bestuur van een door het College van Bestuur krachtens de Steunfondsregeling HU erkende studentenorganisatie of een daarmee vergelijkbare organisatie van enige omvang; andere situaties waarin de student door overmacht niet heeft kunnen deelnemen aan tentamens dan wel het onderwijs, ter beoordeling door de examencommissie.
•
De student moet tevens zo snel mogelijk de studentendecaan en de studieloopbaanbegeleider benaderen. Deze adviseren de Examencommissie over de te nemen beslissing. Zie ook par. 2.2. De student dient een studievertraging die is ontstaan door een van bovengenoemde persoonlijke omstandigheden zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 14 juni 2011,schriftelijk te melden bij de examencommissie met het verzoek om deze omstandigheden te betrekken bij de totstandkoming van het studieadvies. Dit verzoek dient vergezeld te gaan van een toelichting op de persoonlijke omstandigheden en de invloed hiervan op de studieresultaten, een resultatenoverzicht, schriftelijke bewijsstukken en een verklaring van het decanaat. Zie ook par. 1.3.4. De examencommissie kan het studieadvies opschorten voor één, twee, drie of vier lesperiodes. De maximale termijn voor opschorting is een jaar. Daarna is opschorting niet meer mogelijk.
4.3
Inrichting hoofdfase
4.3.1
Algemeen
De hoofdfase is de studieperiode na de propedeuse tot en met de diplomering. De hoofdfase omvat zes semesters en bestaat uit: • een major (hoofdprogramma) van 150 studiepunten; • een profileringsruimte (keuzeprogramma) van 30 studiepunten. Als de hoofdfase met goed gevolg is afgerond ontvangt de student het bachelordiploma. Begeleiding hoofdfasestudenten Het belangrijkste doel van de studieloopbaanbegeleiding tijdens de hoofdfase is het coachen van de student bij de keuzes die hij moet maken bij het vervolgen van studie en loopbaan. Het gaat om uiteenlopende zaken als begeleiding bij motivatieproblemen of ondersteuning bij het zoeken naar relevant werk. Daarbij vormen de toekomstplannen en de eigen mogelijkheden van de student het belangrijkste referentiekader. Er worden individuele studievoortganggesprekken georganiseerd op initiatie van student of SLB’er. De frequentie van de begeleiding neemt in principe in de loop van de jaren af. Voor studenten die studievertraging dreigen op te lopen, wordt extra begeleidingstijd ingeruimd. Hetzelfde geldt voor studenten die versneld studeren. .
4.3.2
Studieprogramma hoofdfase
Zie voor korte informatie over het studieprogramma van de hoofdfase paragraaf 4.1.4. Een gedetailleerd overzicht en beschrijvingen van de cursussen vind je in OSIRIS (www.osiris.hu.nl). Curriculumoverzicht van de hoofdfase Het curriculumoverzicht van de hoofdfase (deeltijd) is te vinden in paragraaf 4.1. De drie jaren van de hoofdfase hebben elk een eigen hoofddoelstelling. Het tweede jaar bouwt voort op de propedeuse en is georiënteerd op kennis van en inzicht in het beroep in de volle breedte. In het derde jaar is er ruimte voor verdieping en aansluiting bij de eigen functie en/of belangstelling van de student. Ook in het vierde jaar is er ruimte voor verdieping. Daarnaast staat dit jaar uiteraard met name in het teken van het afstuderen en het verder ontwikkelen en communiceren van de eigen visie op het beroep.
64/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Studietrajecten en het Internationaal Studieaccent Studietrajecten Een studietraject bestaat uit een inhoudelijk samenhangend geheel van cursussen resp. studieonderdelen die gesitueerd zijn in de verschillende jaren van de hoofdfase. Via een studietraject kan een student binnen zijn studie bijzondere aandacht schenken aan een specifiek werkterrein binnen de sociaal juridische dienstverlening. Het is een beperkte vorm van specialisatie. Voor studietrajecten gelden de onderstaande regels en bepalingen. a. De SJD-opleiding kent drie reguliere studietrajecten, die corresponderen met werkveldsectoren dan wel functiegebieden waarop SJD’ers beroepsmatig werkzaam zijn. Daarnaast is er het Internationaal Studieaccent (zie hieronder) waarvoor aparte bepalingen gelden. b. Een studietraject geeft recht op een afzonderlijke verklaring bij het getuigschrift, waarin een overzicht gegeven wordt van de verrichte studieactiviteiten. c. Studenten zijn niet verplicht om een studietraject te volgen en kunnen dus hetzij mét, hetzij zónder studietraject hun studie voltooien. d. Studenten kunnen niet afstuderen met meer dan één studietraject. e. Een studietraject is een deel van het opleidingsprogramma dat toegespitst is op één van de volgende drie terreinen: 1. Sociale Zekerheid 2. Justitiële dienstverlening 3. Arbeidsvraagstukken f. Er zijn twee manieren om een studietraject te doorlopen. 1e variant: • afstudeerthema’s binnen het betreffende terrein of een afstudeerproject. • afronding van de praktijktijd niveau 2 in een organisatie die binnen het terrein valt. • twee keuzevakken (resp. literatuurstudies) die inhoudelijk bij dit terrein thuis horen.
• •
2e variant: afstudeerthema’s binnen het terrein of een afstudeerproject vijf keuzevakken (waarvan er maximaal twee door literatuurstudies kunnen worden vervangen) op het betreffende terrein.
Deze tweede variant is bestemd voor studenten die een studietraject willen volgen, dat geen direct verband houdt met de werkplek, op basis waarvan zij hun verplichtingen afwikkelen in het kader van de praktijktijd niveau 2. g.
Het overzicht van de keuzecursussen die bij de drie studietrajecten behoren, volgt in par. 4.3.5.
1.
Sociale Zekerheid nader bekijken na overzicht keuzecursussen Dit studietraject is specifiek gericht op uitvoeringsorganen in het kader van de Sociale Zekerheid. • Verdieping arbeidsrecht • Arbeidsongeschiktheid en SJD • Verdieping sociale zekerheid • Trajectbegeleiding en Reïntegratie
2.
Justitiële Dienstverlening • Jeugd strafrecht • Criminologie • Vreemdelingenrecht 1 • Vreemdelingenrecht 2 • Jeugdrecht • Dienstverlening aan Slachtoffers
65/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
3.
Arbeidsvraagstukken • Verdieping arbeidsrecht • Ambtenarenrecht • Arbeidsongeschiktheid en SJD • Trajectbegeleiding en Reïntegratie
N.B. 1. Dit overzicht is niet uitputtend. Het kan zijn, dat er in de loop van 2010/2011 nog andere keuzevakken worden aangeboden, die dan alsnog kunnen worden toegewezen aan een specifiek studietraject. Ook keuzevakken van andere afdelingen van de FMR, keuzevakken van andere faculteiten van de HU en keuzevakken van de Universiteit Utrecht dan wel van de Open Universiteit kunnen eventueel bij een studietraject een rol spelen. Voor Onderhandelen 2, Gespreksvoering 2 geldt, dat ze afhankelijk van de specifieke invulling ervan ook deel kunnen uitmaken van een studietraject, mits ze niet als verplichte cursus, maar als keuzecursus zijn gevolgd. In voorkomende gevallen dient de student contact op te nemen met de secretaris van de examencommissie. Toewijzing van keuzevakken aan studietrajecten behoort tot de bevoegdheid van de examencommissie. N.B. 2. Ook literatuurstudies kunnen bijdragen aan een studietraject, tot een maximum van twee. Toestemming om een groter aantal literatuurstudies te volgen in het kader van een studietraject dient te worden aangevraagd bij de secretaris van de examencommissie. Voor de erkenning van literatuurstudies als deel van een studietraject geldt het onder N.B. 1.gestelde. Het Internationaal Studieaccent Voor SJD-studenten bestaat de mogelijkheid om in het buitenland het beroep van sociaal juridisch dienstverlener en de wijze, waarop dit beroep en ermee verwante beroepen in het buitenland gestalte krijgen, te leren kennen. SJD participeert actief in een aantal Europese netwerken, die ten dele worden gefinancierd door het Socrates-programma van de Europese Unie (Brussel). SJD heeft contacten met Denemarken (Aarhus), Duitsland (Berlijn), Polen (Lodz), Zweden (Lund), Spanje (Santander, Barcelona) en Engeland (Portsmouth). Naast de drie studietrajecten kent SJD één studieaccent, namelijk het Internationaal Studieaccent. Het Internationaal Studieaccent binnen SJD bestaat uit de volgende onderdelen: A. een praktijkoriëntatie in het buitenland (maximaal vijf maanden) als onderdeel van de praktijktijd niveau 2. De buitenlandse praktijkoriëntatie dient inhoudelijk gezien in het verlengde te liggen van deze praktijktijd; B. afstudeerthema’s of afstudeerproject met een internationaal vergelijkende vraagstelling, die inhoudelijke verwantschap vertoont met de praktijkervaring in het buitenland; C. acht EC aan keuzecursussen resp. literatuurstudies. Deze keuzecursussen dienen bij voorkeur te worden gekozen uit de cursussen van het facultaire Internationaal Studietraject (IST). Wie met een internationaal studieaccent wil afstuderen, dient de examencommissie toestemming te vragen. Zie voor informatie over de examencommissie par. 1.3.4. Als alternatief voor mogelijkheid A. kan in bijzondere omstandigheden ook een langere praktijktijd in het buitenland worden gelopen, oplopend tot een jaar. Deze studenten lopen waar mogelijk mee met het Internationaal Studietraject van de FMR. Dit Internationaal Studietraject is ontwikkeld ten behoeve van voltijdstudenten van de opleidingen SPH en CMV, maar staat ook open voor SJD-studenten (voltijd en deeltijd). Studenten, die hun praktijktijd voor een substantieel deel (meer dan vijf maanden) in het buitenland willen realiseren, dienen hiertoe toestemming te ontvangen van de examencommissie, die zich ter zake zal laten adviseren door de coördinator praktijktijd en de contactpersoon internationalisering (CPI). De cursusbeschrijvingen zijn in deze studiegids opgenomen in hoofdstuk 9 Verder Internationaal studeren binnen SJD: In het kader van de SJD-opleiding zijn de volgende buitenlandse activiteiten mogelijk. a. Het internationaal studieaccent. Deel van dit internationaal studieaccent vormen de praktijkoriëntatie dan wel praktijktijd niveau 2 in het buitenland. 66/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
b.
c.
d.
Deelname aan een seminar in het buitenland. Zo wordt door het netwerk van Aarhus, Berlijn, Lodz, Lund en Utrecht regelmatig een scholingsprogramma georganiseerd rond een maatschappelijk probleem, dat in alle landen, die aan het programma deelnemen, voorkomt. Bij deelname aan het seminar kan de student maximaal 2 studiepunten krijgen door een verslag te schrijven, dat voldoet aan gestelde criteria. Deze criteria worden door de organisatoren van het seminar bekend gemaakt. Het gaat om studiepunten in de keuzesfeer. Deelname aan de Internationale Week van de FMR. Jaarlijks organiseert de Faculteit een internationaal programma van één week, waaraan ook SJD-studenten kunnen deelnemen. De voertaal bij de activiteiten in het kader van de Internationale Week is Engels. Studenten kunnen via het schrijven van opdrachten en deelname twee studiepunten verwerven. Nadere bepalingen hieromtrent zijn opgenomen in het programma van de Internationale Week. De buitenlandse praktijkopdracht. Studenten kunnen in het buitenland praktijkervaring opdoen, die dan in het kader van het beleid inzake bijzondere opdrachten met EC-punten kunnen worden gehonoreerd. De student is hierbij zelf verantwoordelijk voor het vinden van een dergelijke ‘praktijkplaats’ en van huisvesting. De opleiding biedt hierbij ondersteuning aan.
Nadere inlichtingen over de hierboven genoemde mogelijkheden om vanuit SJD in het buitenland te studeren kunnen worden ingewonnen bij de Contactpersoon Internationalisering (C.P.I.) van Centrum voor Juridische Beroepspraktijk. De goedkeuring van internationale studieaccenten berust bij de examencommissie Centrum voor Juridische Beroepspraktijk, voor zover het gaat om praktijktijd niveau 2 (zie hoofdstuk 9) gedurende meer dan vijf maanden in het buitenland. Daarnaast moet praktijktijd in het buitenland overeenkomstig het beleid inzake praktijktijd (hoofdstuk 9) worden goedgekeurd. Voor meer informatie over studeren in het buitenland zie par. 2.13.1.
4.3.3
Toegang hoofdfase en studierichtingen
Studenten die de propedeuse van de opleiding hebben afgerond (en dus het propedeutisch getuigschrift hebben behaald) worden toegelaten tot de hoofdfase van de opleiding. Indien een student op grond van een elders behaald propedeutisch getuigschrift vrijstelling heeft gekregen van het afleggen van het propedeutisch examen van de opleiding, wordt het bewijs van vrijstelling gelijkgesteld aan het getuigschrift. Een propedeutisch getuigschrift wordt in dat geval niet verstrekt. Zie ook par. 6.2 (vrijstellingen). Studenten die de propedeuse nog niet hebben afgerond kan worden toegestaan vakken uit de hoofdfase te volgen en deze met een tentamen af te sluiten, op voorwaarde dat: • de student over de benodigde voorkennis beschikt om de cursus te kunnen volgen (dus voldoet aan de beginvereisten); • er geen garantie wordt gegeven dat het vak nog deel uitmaakt van het curriculum of nog dezelfde inhoud heeft op het moment dat de student officieel tot de hoofdfase wordt toegelaten; • de examencommissie alsnog een negatief studieadvies kan verlenen indien de student niet voldoet aan de geldende normen in de propedeuse (zie par. 4.2.4); Toelating tot de hoofdfase Rechtstreeks tot de hoofdfase worden alleen studenten toegelaten, die aan een andere hogeschool dan de Hogeschool van Utrecht het propedeutisch getuigschrift van de SJD-opleiding hebben behaald. Alle andere ‘instromers’ worden ingeschreven in de propedeuse, ongeacht de omvang van het pakket vrijstellingen dat hun wordt toegekend
4.3.4
Stages en stagewaardigheid
Niet van toepassing voor de opleiding SJD-deeltijd
67/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
4.3.5
Profileringsruimte
Voor SJD Deeltijd studenten die in 2008 of eerder zijn ingestroomd geldt dat er een vrije profileringsruimte e e is van 26 EC of 29 EC. Deze is verdeeld over het 3 jaar (8-11 EC) en het 4 jaar (18 EC). Voor studenten die in 2009 of later instromen is er een vrije profileringsruimte van 30 EC. De profileringsruimte is bedoeld om een eigen accent aan de studie te geven en kan ingevuld worden met: • een minor (uit de onderwijscatalogus van HU of samengesteld door de student zelf); • een pakket van keuzecursussen dat de student zelf samenstelt. Hogeschool Utrecht heeft een uitgebreid aanbod van minors en losse keuzecursussen dat door alle faculteiten van HU gezamenlijk is ontwikkeld. Maar je kunt ook gebruik maken van het aanbod van andere hogescholen en universiteiten (ook in het buitenland, zie par. 2.1.3.1). Daarnaast is het mogelijk om zelf in samenspraak met je SLB’er - een minor samen te stellen. Een dergelijke minor moet altijd vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan de examencommissie. Minoren van andere hogescholen en universiteiten moeten altijd ter goedkeuring worden voorgelegd aan de examencommissie. De examencommissie controleert op niveau en op overlapping met andere studieonderdelen van het hoofdprogramma. Bij goedkeuring van een externe minor – d.w.z. van een andere universiteit of hogeschool – kan de examencommissie besluiten om niet het volledige aantal studiepunten te erkennen dat de student vanuit de externe onderwijsinstelling krijgt toegewezen. Voor advisering en begeleiding bij de invulling van de profileringsruimte kun je terecht bij je SLB’er (zie ook par. 4.1.7). In samenspraak stel je een profileringsplan op waarin je keuze uit het profileringsaanbod van de HU-onderwijscatalogus en eventuele externe minors en keuzecursussen wordt vastgelegd. Uit het profileringsplan moet blijken op welke wijze de gekozen onderdelen bijdragen aan de voorbereiding op de beoogde beroepsuitoefening of verdere studie. De invulling van de profileringsruimte is formeel gebonden aan voorafgaande goedkeuring door de examencommissie van de opleiding waarvoor je bent ingeschreven. Op advies van de SLB’er kan het profileringsplan nader gemotiveerd worden met het oog op goedkeuring door de examencommissie. De examencommissie kan goedkeuring weigeren als de keuzecursus of minor niet van HBO-niveau is, of als er sprake is van substantiële overlap tussen de keuzecursus of minor enerzijds en het hoofdprogramma anderzijds. Kijk voor meer informatie over de profileringsruimte en minors op www.minors.hu.nl. Voor inzage in het aanbod van HU-minors, keuzecursussen en premasters en voor inschrijving kun je terecht op www.osiris.hu.nl. Ook kun je een bezoek brengen aan de jaarlijkse HU-minormarkt, die in het voorjaar wordt gehouden en waarbij alle HU-faculteiten hun profileringsaanbod presenteren. Meer informatie over premaster trajecten vind je in de folder Doorstuderen na je bachelor aan de UU en op www.premasters.hu.nl. Keuzecursussen U hebt de mogelijkheid om keuzecursussen te volgen binnen de profileringsruimte in het vierde studiejaar. Deze cursussen worden aangeboden vanuit de opleiding, het Instituut voor Recht, de FMR en Hogeschool Utrecht. Daarnaast heb je de mogelijkheid cursussen te volgen aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht. Inschrijving op keuzecursussen geschiedt digitaal via het programma Osiris, respectievelijk via de (interfacultaire) cursussensite op Internet. Bij de planning van keuzecursussen wordt over het algemeen een kwantitatieve ondergrens van deelnemers aangehouden (vijftien studenten). Bij een kleiner aantal geïnteresseerden vindt de cursus geen doorgang. Eventuele belemmeringen bij het volgen van keuzecursussen, bijv. van roostertechnische aard, zijn voor verantwoordelijkheid van de student zelf.
68/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Keuzecursussen 2010-2011 Periode A cursusnaam Arbeidsrecht Verbintenissenrecht Faillissementsrecht Recht en economie Decentralisatie Bestuursrecht 2 Handhaving Bezwaarschriftprocedure Beschikkingen maken Dossierbeheer en management Verdieping Bestuursprocesrecht 1 Verdieping Burgerlijk procesrecht 1 English Communication and Research Skills Law of the European Union Mensenrechten in Europa Criminologie SJD K Jeugd straf (proces) recht (= straftrecht 3) Pensioenrecht SJD K Echtscheidingsrecht SJD K Criminologie SJD K Grondrechten SJD K Literatuurstudie Bijzondere opdracht SJD DEELTIJD Bijzondere opdracht SJD VOLTIJD Sociale kaart 2 SJD VT
EC 3 3 3 4 3 3 3 3 3 5 5 5 5 5 5 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
Cursuscode ADR-HBRM-001-06 ADR-HBRM-005-06 ADR-HBRM-003-06 ADR-HBRM-002-06 ADR-HBRM-0402-08 ADR-HBRM-0401-08 ADR-HBRM-0403-08 ADR-HBRM-0405-08 ADR-HBRM-0404-08 ADR-HBRM-601-10 ADR-HBRM-603-10 ADR-HBRM-605-10 ADR-HBRM-502-10 ADR-HBRM-504-10 ADR-HBRM-505-10 ADR-SJDK-K036-09 ADR-SJDK-110-07 ADR-SJDM-098-08 ADR-SJDK-K050-03 ADR-SJDM-010-08 ADR-SJDK-K073-03 ADR-SJDM-LIT-09 ADR-SJDD-BIJZ-10 ADR-SJDV-BIJZ-10 ADR-SJDK-K194-03
69/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Keuzecursussen 2010-2011 Periode B cursusnaam Belastingrecht Intellectueel eigendomsrecht Milieurecht Ruimtelijk bestuursrecht Beroepsprocedure Adviseren overheid ADR binnen de overheid Procederen in de Praktijk Verdieping Bestuursprocesrecht 2 Verdieping Burgerlijk procesrecht 2 Aanbesteden in Europa Interne markt en mededingingsrecht Sociaal beleid in Europa Verdieping Sociale zekerheid SJD K Dienstverlening aan slachtoffers SJD K Arbeidsongeschiktheid en SJD, SJD K Trajectbegeleiding en reintegratie SJD K Career Counseling Allochtone studenten Forensisische Psychiatrie SJD K Jeugdrecht SJD K Sexuologie SJD K Psychologie vd Adolescentie Verzorgingsstaat Islam en Recht SJD K Literatuurstudie Bijzondere opdracht SJD DEELTIJD Bijzondere opdracht SJD VOLTIJD Verdieping arbeidsrecht
EC 5 3 3 3 3 3 3 5 5 5 5 5 5 3 3 3
Cursuscode ADR-HBRM-006-06 ADR-HBRM-007-06 ADR-HBRM-0407-08 ADR-HBRM-0406-08 ADR-HBRM-0410-08 ADR-HBRM-0409-08 ADR-HBRM-0408-08 ADR-HBRM-602-10 ADR-HBRM-604-10 ADR-HBRM-606-10 ADR-HBRM-501-10 ADR-HBRM-503-10 ADR-HBRM-506-10 ADR-SJDM-120-08 ADR-SJDM-012-08 ADR-SJDM-090-08
3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
ADR-SJDM-116-08 Zie sharepoint ADR-SJDK-015-09 ADR-SJDM-018-08 ADR-SJDM-024-08 ADR-SJDM-011-10 ADR-SJDM-125-08 ADR-SJDM-017-08 ADR-SJDM-LIT-09 ADR-SJDD-BIJZ-10 ADR-SJDV-BIJZ-10 ADR-SJDM-119-08
Bijzondere opdrachten Als alternatief voor keuzecursussen kun je naast een literatuurstudie - waarvoor als richtlijn 200 pagina’s per studiepunt staat - ook bijzondere opdrachten in het kader van je studie vervullen, die dan gehonoreerd worden met studiepunten. Dergelijke bijzondere opdrachten behoeven de goedkeuring van de examencommissie. Studenten met suggesties voor bijzondere opdrachten nemen contact op met de examencommissie. De commissie legt de opdracht, de voorwaarden voor afronding en de honorering in studiepunten vast, voordat je begint met uitvoering van de opdracht. Profilering via bij andere opleidingen behaalde studiepunten Studenten kunnen elders gevolgde studieonderdelen door de examencommissie laten beoordelen om ze te laten erkennen als cursussen ten behoeve van de profilering. De examencommissie laat zich daarbij adviseren door de SLB’er. Propedeutische onderdelen behorend bij andere opleidingen kunnen deel uitmaken van de profileringsruimte tot een maximum van tien EC. Voor hoofdfaseonderdelen geldt deze restrictie niet.
70/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
4.3.6. Afstuderen Met afstuderen wordt bedoeld het voltooien van de studie door het behalen van het getuigschrift. De laatste dag waarop de student een studieactiviteit verricht is bepalend voor het moment waarop de studie wordt beëindigd. De uitreiking van het getuigschrift wordt niet als een studieactiviteit beschouwd. Een getuigschrift wordt pas overhandigd nadat aan alle verplichtingen jegens de faculteit is voldaan. Vóór de uitreiking van het getuigschrift wordt door de studentenadministratie en andere diensten gecontroleerd of door de desbetreffende student de financiële zaken met de faculteit zijn afgewikkeld en al het geleende mediatheek- en/of ander materiaal is ingeleverd. Zie hoofdstuk 6 voor meer informatie over het examen en het getuigschrift. Zie par. 1.3.3 voor uitschrijving na afstuderen.
Digitaal aanleveren en publiceren van scripties en onderzoeksartikelen Hogeschool Utrecht is één van de hogescholen die actief deelnemen aan de HBO-Kennisbank. Hierop worden publicaties, zoals scripties en onderzoeksartikelen, die binnen hogescholen worden geproduceerd digitaal beschikbaar gesteld aan geïnteresseerden van over de hele wereld. En kunnen ze omgekeerd ook weer een rol spelen bij onderwijs en onderzoek. Studenten die hun afstudeerscriptie hebben afgerond met het cijfer 8 of hoger, mogen hun scriptie kosteloos digitaal laten publiceren op de HBO-Kennisbank. Belangrijke voorwaarde is overigens wel dat het eventuele stagebedrijf hiermee akkoord gaat en dat er geen vertrouwelijke informatie in voor komt. Voor meer informatie en de HU-contactpersoon: www.HBO-kennisbank.nl
71/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
5
Cursusdeelname
5.1
Algemeen
Het onderwijsprogramma van de opleiding is samengesteld uit onderwijseenheden, de zgn. cursussen. Een cursus is een samenhangend geheel van te verwerven kennis, inzicht en (beroeps)vaardigheden, met een studielast uitgedrukt in een geheel aantal EC’s. Een cursus wordt afgerond door middel van een tentamen (zie ook par. 6.1). Alle cursussen worden aan het begin van het studiejaar gepubliceerd via OSIRIS (www.osiris.hu.nl). Zie voor een curriculumoverzicht par. 4.1.4, en voor meer informatie over de specifieke cursussen hoofdstuk 9.
5.2
Inschrijving voor cursussen
Deelname aan cursussen is slechts mogelijk na tijdige inschrijving via OSIRIS (www.osiris.hu.nl)..
Studenten van het Instituut voor recht worden in het studiejaar 2010-2011 ingeschreven voor de cursussen van hun zogenaamde modelroute (zie curriculumschema) door het onderwijssecretariaat. Voor cursussen buiten de modelroute (bijvoorbeeld bij deelname aan cursussen na een eerdere onvoldoende of bij deelname aan cursussen door vooruit studeren) moet de student zelf inschrijven. Voor keuzecursussen en minoren gelden eigen inschrijfregels
Overzicht data in- en uitschrijving voor cursussen: Onderwijsperiode inschrijving sluit 25 augustus 2010 Periode A (blok 1) 24 oktober 2010 Periode B (blok 2) 16 januari 2011 Periode C (blok 3) 27 maart 2011 Periode D (blok 4) Voor keuzecursussen en voor minoren dient de student zich zelf dus in te schrijven. Hier voor gelden eigen sluitingsdata voor de inschrijving. Inschrijving voor een minor houdt tevens inschrijving in voor alle cursussen die deel uitmaken van de minor.
5.3
Aanwezigheidsplicht
Voor je studievoortgang is het van groot belang dat je aanwezig bent bij alle bijeenkomsten. Je leert immers niet alleen van je docent, maar ook van de interactie met klasgenoten. Bovendien blijkt dat studenten die vaak aanwezig zijn betere studieprestaties boeken. Sommige cursussen hebben een aanwezigheidsplicht; dit staat vermeld in OSIRIS. De vorm en/of inhoud van een cursus kan met zich meebrengen dat studenten een aanwezigheidsplicht wordt opgelegd. Per cursus wordt in OSIRIS aangegeven of er een aanwezigheidsverplichting van toepassing is. In uitzonderlijke gevallen kan de examencommissie vrijstelling verlenen van de aanwezigheidsplicht, eventueel onder bepaalde voorwaarden. De student moet daartoe een verzoek indienen (zie ook par. 1.3.4).
72/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Van elke student wordt optimale deelname (aanwezigheid en inzet) verwacht aan de programmaonderdelen waarvoor hij staat ingeschreven. •
•
•
•
• •
•
Bij practica en een aantal andere cursussen is 80% aanwezigheid voorwaarde voor toelating tot het tentamen (standaard-aanwezigheidsregel). Dit kan inhouden dat het pas in het volgende studiejaar mogelijk is voor dit studieonderdeel weer in te schrijven indien niet aan de aanwezigheidsverplichting is voldaan. De standaard-aanwezigheidsregel wordt in de studiegids en in studiewijzers genoemd: de aanwezigheidsregel. Andersoortige aanwezigheidsverplichtingen heten: een aanwezigheidsregel. Voor cursussen met zeven bijeenkomsten betekent de aanwezigheidsregel, dat zes lessen moeten worden gevolgd en dat maximaal één les mag worden gemist. 80% van 7 is immers 5,6, dat afgerond wordt naar 6. Ook bij cursussen met een afwijkend aantal bijeenkomsten wordt de 80%-regel rekenkundig toegepast, waarbij getallen achter de komma tot hele getallen worden afgerond. Voorbeeld: studenten moeten van bij cursus van drie lessen, waarvoor de aanwezigheidsregel geldt, twee van de drie lessen volgen (80% van 3 is 2,4, afgerond 2). Indien voor een specifiek(e) cursus/studieonderdeel een aanwezigheidsverplichting van kracht is, is hiervan melding gemaakt in de cursusomschrijving in hoofdstuk 9. Zonder vermelding in de studiegids kan geen aanwezigheidsverplichting worden opgelegd. Bij onvoldoende deelname kan de docent besluiten om de betrokken student uit te sluiten van deelname aan de lessen. Wanneer studenten bij een cursus/studieonderdeel, waarvoor de aanwezigheids-verplichting van kracht is, een deel van de lessen hebben gemist (20% of minder), kan er een compensatieopdracht worden geëist. Op dit punt kunnen studenten alleen verplichtingen worden opgelegd, die schriftelijk staan vermeld in de studiewijzer. Indien de aanwezigheidsregel van kracht is, geldt deze ongeacht de gronden en/of motieven die studenten in een specifieke situatie ertoe gebracht hebben om een of meer lessen te missen.
Zoals hierboven aangegeven: andersoortige aanwezigheidsbepalingen dan de standaardaanwezigheidsregeling zijn mogelijk. Deze regelingen worden aangeduid met de term ’een aanwezigheidsregel’.Bij dergelijke regelingen kunnen aan studenten uitsluitend sancties worden opgelegd die expliciet zijn geformuleerd in de studiegids.
5.4
Beginvereisten
Aan een cursus kunnen begin- of toegangsvereisten zijn verbonden. Zie daarvoor de cursusbeschrijvingen (hoofdstuk 9). Voldoe je niet aan deze vereisten dan kan je niet deelnemen aan de cursus, tenzij de examencommissie daarvoor toestemming verleent. Zie ook par. 1.3.4.
73/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
6. Tentamens en examens 6.1 Algemeen Tentamens Een cursus wordt afgerond met een tentamen of toets. Elk tentamen toetst de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de individuele student. Een tentamen kan ook een onderzoek naar de beroepshouding van een student betreffen. Tentamens (ook die in groepsverband worden gemaakt) dienen primair om de leerresultaten van individuele studenten te toetsen aan de beoogde doelstellingen. Het onderzoek wordt verricht door of namens de Examencommissie van de opleiding die de cursus verzorgt. Inhoud en vorm van het tentamen worden, binnen de kaders van het toetsbeleid van de opleiding, instituut of faculteit, bepaald door de desbetreffende examinator onder verantwoordelijkheid van de Examencommissie. Een tentamen kan zijn onderverdeeld in deeltentamens (of deeltoetsen). Een Examencommissie kan onder te stellen voorwaarden bepalen dat niet ieder (deel)tentamen met goed gevolg hoeft te worden afgelegd. Verder bepaalt de Examencommissie de volgorde waarin in de propedeutische fase en in de hoofdfase tentamens kunnen of moeten worden afgelegd en waar nodig dat het met goed gevolg afgelegd hebben van tentamens voorwaarde is voor toelating tot andere tentamens. Examens Iedere opleiding kent twee examens: het propedeutisch examen en het eindexamen. Deze examens vormen de afsluiting van respectievelijk de propedeutische fase en hoofdfase. De student slaagt voor het propedeutisch examen of eindexamen als voor dat deel voldaan is aan de beschreven normen. Daarvoor moeten de tentamens van de betrokken studiefase als voldoende zijn beoordeeld, en daarmee alle benodigde EC’s (60 voor de propedeuse en 180 voor de hoofdfase) zijn behaald. Het eindexamen kan slechts worden afgelegd als het propedeutisch examen is behaald. Zodra de student het programma van de propedeutische fase of hoofdfase heeft afgerond, beoordeelt de Examencommissie in haar eerstvolgende vergadering de resultaten. Indien de student is geslaagd en aan alle overige verplichtingen met betrekking tot de opleiding heeft voldaan, reikt de Examencommissie het getuigschrift uit. Daarvoor gelden procedurele regels. Zie verder par. 6.4.4.
Uitgangspunten toetsbeleid Instituut voor Recht In het competentiegericht onderwijs is de toets (het examen, het tentamen) het startpunt van het onderwijs. In de toets wordt zichtbaar, wat de student werkelijk weet en kan. De toets en de beoordeling door de docent geven de student een beeld van zijn vorderingen: hoe ver ben je in je ontwikkeling als professional? De toets heeft, vooral in de propedeuse, een selecterende werking. Het kan blijken, dat iemand het vereiste niveau niet haalt ondanks een grote inspanning. Algemene regels inzake toetsen en beoordelen • Alle programmaonderdelen worden tenminste tweemaal per studiejaar getoetst. • Wanneer een onderdeel meer dan twee maal per jaar wordt getoetst, hebben studenten het recht om aan deze extra toetsmogelijkheden deel te nemen, voor zover het om studieonderdelen gaat die voor hen zijn open gesteld inzake deelname en toetsing. Op deze regel geldt één uitzondering, en wel bij de propedeusetoetsing. Ten gevolge van de werking van het studieadvies is bij propedeusetoetsen het wettelijk voorgeschreven minimumaantal van twee toetsmogelijkheden voor studenten tevens het maximumaantal. • Inhoud en vorm van de toetsing worden bepaald door de betreffende docent, in samenspraak met de collega’s uit het betreffende onderwijsteam en onder eindverantwoordelijkheid van de examencommissie. • Toetsperioden staan aangegeven in het onderwijsrooster. • Voldoendes kunnen niet worden herkanst.
•
•
Een docent is gerechtigd de beoordeling niet uit te voeren van toetsen die niet in correct Nederlands zijn gesteld. Dit kan alleen, wanneer het Nederlands zo slecht is dat het betoog (verhaal,procesbeschrijving,etc.) naar het oordeel van de docent niet goed te volgen is. Het werk wordt dan beschouwd als onbeoordeelbaar; inhoudelijke feedback blijft achterwege. De docent ligt toe, waarom het werk onbeoordeelbaar is. Het oordeel ‘onbeoordeelbaar‘ geldt als een onvoldoende. Werkstukken, die digitaal worden aangeleverd, worden gescreend door het programma Ephorus. Dit programma geeft informatie aan docenten, op basis waarvan plagiaat resp. vermeende fraude kan worden vastgesteld (Zie art. 38, OER-FMR).
Regels en richtlijnen voor verslagen en werkstukken Inleiding Hieronder volgen regels van het Instituut voor Recht voor de manier waarop verslagen, werkstukken en opdrachten moeten worden opgebouwd en vorm gegeven, en de manier waarop de taal moet worden verzorgd. Deze regels zijn er op gericht, dat de teksten die studenten tijdens de studie inleveren goed leesbaar en dus beoordeelbaar zijn. De regels over 'opbouw van de tekst' gelden uiteraard niet voor samenvattingen (literatuurstudies) en vraag/antwoordtoetsen. In de studiewijzers van cursussen kunnen nadere aanwijzingen staan voor de wijze waarop een student een specifieke tekst moet schrijven. Vormgeving 1. Werk opdrachten, verslagen en werkstukken uit met een tekstverwerker. 1.1. Papierformaat: lever verslagen, opdrachten en werkstukken in op A4-formaat. 1.2. Afwerking: lever opdrachten geniet in. Gebruik geen plastic omslagen, ringen e.d. Dit scheelt kosten voor de student en belast het milieu minder. 1.3. Voorblad: lever stukken in met een voorblad, met daarop: - de naam van de student(-en) - het studentnummer van de student(-en) - de opleiding / klas / groep - de naam van de cursus - de naam van de docent - de naam of het nummer van de opdracht - de inleverdatum en het versienummer 1.4. Marges: hanteer de standaardmarges van Word, dit is 2,54 cm aan de boven- en onderkant van de pagina en 3,17 cm aan de linker- en rechterkant. 1.5. Alinea's en witregels: scheid alinea's (korte teksteenheden over één thema) duidelijk van elkaar met witregels . 1.6. Illustraties: gebruik alleen illustraties als deze een functie in de tekst hebben. 1.7. Kleur: zorg dat de tekst goed leesbaar is op de achtergrond. 1.8. Lettertype en -grootte: gebruik lettertype Times of Arial, grootte 10 of 11. Gebruik alleen grotere letters als dat strikt noodzakelijk is, bijvoorbeeld om een kop te laten opvallen. 1.9. Regelafstand: gebruik regelafstand anderhalf. 1.10. Letterafstand: gebruik tussen de letters de standaardafstand van de tekstverwerker. 1.11. Uitlijnen: lijn de tekst links uit. 1.12. Afbreken: breek woorden alleen af in samenstellingen (fietsen-stalling; maar niet: fiets-enstalling). 1.13. Als een tekst via de sharepoint (cursussites) wordt ingeleverd, moet de naam van de student en de naam of het nummer van de opdracht in de boven- of ondermarge van iedere pagina worden opgenomen. 1.14. Als een tekst als bijlage bij een mailbericht wordt ingeleverd, moet de naam van de bijlage met de naam van de student beginnen. Opbouw van de tekst 1.1 De tekst heeft een duidelijke structuur en is opgebouwd volgens een logisch bouwplan: de kernboodschap is duidelijk, wat bij elkaar hoort, staat bij elkaar en hoofd- en bijzaken zijn gescheiden. 1.2. Begin de tekst met een inleiding, met daarin: Een beschrijving van het onderwerp: verantwoording van de keuze en afbakening. De centrale vraag die in het stuk aan de orde komt. Een vooruitblik op de inhoud van het stuk.
1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8.
Nummering en inhoudsopgave: nummer hoofdstukken en paragrafen. Gebruik bij langere teksten een inhoudsopgave met paginanummers. Opsommingen: geef opsommingen duidelijk aan met nummers of opsommingtekens. Koppen en tussenkoppen: gebruik in langere teksten koppen boven de hoofdstukken en tussenkoppen boven paragrafen en eventueel alinea's. Gebruik voet- en eindnoten om extra informatie te geven. Zorg dat alles wat in de tekst staat, bijdraagt aan de rode lijn van die tekst. Bewijs altijd wat in de tekst wordt beweert, gebruik goede argumenten.
Bronvermelding en citeerregels; regels ter voorkoming van plagiaat Bij het schrijven van teksten maken studenten gebruik van verschillende bronnen. Om plagiaat, dat wil zeggen ongeoorloofd hergebruik van materiaal van anderen, te voorkomen is het belangrijk dat duidelijk is waar de gebruikte informatie vandaan komt. Daarnaast geeft een heldere bronvermelding zicht op de eigen inbreng van de student. Bij de beoordeling van de kwaliteit van een tekst is het immers van belang te weten of het gaat om slechts een samenvatting van verzamelde informatie of dat er daarnaast ook sprake is van eigen inzichten van de student. Hieronder volgen regels en aanwijzingen voor citeren, parafraseren, bronvermelding, en het samenstellen van een bronnenlijst aan het eind van een tekst. Citeren Citeren, het letterlijk overnemen van tekstdelen uit reeds gepubliceerd werk, is onder voorwaarden toegestaan. Citaten dienen tussen (enkele) aanhalingstekens te staan. Ze kunnen in lopende tekst worden geplaatst of als aparte alinea worden weergegeven. Ze staan nooit op zichzelf, maar dienen steeds ter verduidelijking van de eigen tekst. Citaten dienen steeds vergezeld te gaan door een verwijzing naar de bron. De bron wordt vermeld met een voetnoot.
In het handboek Arbeidsrecht begrepen, geschreven door P. van Grinsven, H. Geugjes en H. Soemers stellen de auteurs zich in hoofdstuk 6 de vraag: ‘Hoe zit het met ziek zijn tijdens de vakantie? Is een 1 werknemer dan zijn vakantiedagen kwijt of juist niet?’ Volgens de auteurs luidt de hoofdregel, dat… Volgens M. Februari denken rechtenstudenten vaak ‘dat ze tijdens hun studie het recht leren 2 botaniseren met het wetboek als een flora in hun hand.’ Met deze uitspraak wil zij duidelijk maken dat … Willem Elsschot wijst in een van zijn gedichten op het bestaan van huwelijken waaruit de passie is verdwenen en de echtlieden elkaar naar het leven staan. Dat het meestal niet daadwerkelijk zover komt blijkt uit deze dichtregels: ‘Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men 3 slapen gaat’. Elsschot heeft in zijn werk vaker een relativerende, soms cynische kijk op mensen, hetgeen …
Bij het citeren gelden daarnaast de volgende regels: • Een citaat moet in omvang ondergeschikt zijn aan het werk waarin het wordt opgenomen. Het moet slechts een bescheiden omvang hebben in verhouding tot het eigen werk. Hierbij mogen de commerciële belangen van de auteur 1 2
Van Grinsven, Geugjes, Soemers 2009, p. 191. Februari 2005, p. 3. 3 Elsschot, 1932.
niet worden geschaad. Een onlangs in een bundel gepubliceerd kort verhaal integraal overnemen in een werkstuk mag bijvoorbeeld niet. • Een gebruiker moet de persoonlijkheidsrechten van de maker van het werk waaruit geciteerd wordt eerbiedigen door bijvoorbeeld correcte naamsvermelding en het werk ongewijzigd te laten of niet in een nadelige context over te nemen. • Voor citeren uit overheidsdocumenten geldt: 1. Wetten, besluiten en verordeningen, die door de overheid zijn uitgevaardigd, en rechterlijke uitspraken en administratieve beslissingen mogen in hun geheel vrij worden overgenomen. 2. Overheidsdocumenten (zoals parlementaire stukken, notulen van gemeenteraadsvergaderingen of rapporten van overheidsdiensten) die door de overheid zelf zijn gecreëerd en openbaar gemaakt, mogen in hun geheel vrij worden overgenomen, tenzij er een auteursrechtvoorbehoud op staat.
Parafraseren Parafraseren, het in eigen woorden weergeven van informatie uit andere bronnen, verdient meestal de voorkeur boven citeren. Meer dan citeren duidt parafraseren erop dat de student de gelezen stof heeft begrepen en juist heeft verwerkt. Ook bij parafraseren dient steeds verwezen te worden naar de bron van de informatie. Het met eigen woorden beschrijven van ideeën en gegevens van anderen zonder bronvermelding is een vorm van plagiaat.
Volgens Klaassen is de jurist een integere beroepsbeoefenaar die ervoor zorgt dat de burger tot zijn 4 recht komt. Anderen daarentegen beschuldigen juristen ervan dat zij met behulp van het recht hun 5 eigen politieke voorkeuren nastreven. In beide beweringen zit waarschijnlijk een kern van waarheid.
Bronverwijzing Zowel bij citeren als parafraseren moet er verwezen worden naar de oorsprong van de tekst of de informatie. Binnen 6 het Instituut voor Recht is gekozen voor bronvermelding via voetnoten. In de voetnoot kan de volledige bron worden weergegeven zoals die ook in de bronnenlijst aan het eind van de tekst staat. Het verdient de voorkeur om de eerste keer dat naar een bron verwezen wordt deze in de voetnoot geheel uit te schrijven en de volgende keren niet. Indien in achtereenvolgende voetnoten steeds naar dezelfde bron wordt verwezen, kan vanaf de tweede keer gebruik worden gemaakt van de afkorting ‘Idem’ gevolgd door het paginanummer.
7
Hendrik Kaptein beweert dat de notabele die de jurist eens was, is veranderd in een professional. De status van de juristenstand is al lang niet meer wat hij eens was. Marktwerking, schaalvergroting en voorbeelden van niet-integer gedrag van juristen hebben een bijdrage geleverd aan deze verandering 8 in waardering en aanzien.
Voor verwijzing naar regelgeving (wetsartikelen, parlementaire stukken, Europese regelgeving e.d. ), naar rechtspraak (jurisprudentie) en in het algemeen ook naar andere bronnen, zie verder de Leidraad voor juridische auteurs 2007. 4
Klaassen 2006, p. 28. Janssen 1999, p. 283; Molenaar 2004, p. 12. 6 Er bestaat ook een ander systeem, waarbij de auteur van geciteerde of geparafraseerde passages in de tekst zelf wordt genoemd. Deze werkwijze zien we vaak in academische teksten. 7 Kaptein, H. (2007) Kwade zaken. De moraal van het juridisch beroep. Nijmegen: Ars Aequi Libri, pp. 13-16, 23-25. 8 Idem, p. 132. 5
Voetnoten Voor het plaatsen van noten zijn verschillende systemen gangbaar. De term ‘voetnoten’ is in eigenlijke zin gereserveerd voor noten onder aan de pagina. Noten aan het eind van een tekst (hoofdstuk of boek) worden wel eindnoten genoemd; Van Dale kent deze term niet. Binnen het Instituut voor Recht bestaat een voorkeur voor het plaatsen van voetnoten onderaan elke pagina en deze voetnoten per hoofdstuk of voor het hele werkstuk door te nummeren. Het grote voordeel van voetnoten boven ‘eindnoten’ is, dat de lezer bij voetnoten in één oogopslag kan zien of de noot uitsluitend op bronverwijzing gericht is of ook een inhoudelijke toevoeging dan wel uitweiding bevat. Bronnenlijst Het laatste onderdeel van de tekst is een controleerbare lijst met geraadpleegde bronnen; een overzicht van de literatuur (boeken, tijdschriften, overheidsdocumenten, rechtspraak, websites e.d.) die gebruikt is. Let hierbij op de volgende punten: - In een bronnenlijst wordt nooit het ISBN-nummer of de druk vermeld. - Bij meerdere bronnen van één auteur in hetzelfde jaar wordt aan het jaartal een letter toegevoegd. - Bij publicaties van twee of drie auteurs kunnen alle namen genoemd worden. Bij meer dan drie auteurs wordt alleen de eerste auteur vermeld, gevolgd door ‘e.a.’. - Plaats de bronnen in de lijst op alfabetische volgorde (op achternaam van de auteur). Houd bij de bronnenlijst de volgende schrijfwijzen aan: • Voor een boek: Auteur(s) of (redactie) (jaartal) Titel. Subtitel, Plaatsnaam: Uitgever. Let op: de titel en subtitel cursief en geen onnodige hoofdletters (Engelse titels wel met hoofdletters).
Bastiaans, M.H. e.a. (2007) Leidraad voor juridische auteurs. Voetnoten, bronvermeldingen en afkortingen in Nederlandse publicaties, Deventer: Kluwer. Logister, L. (red.) (2005a) John Dewey. Een inleiding tot zijn filosofie, Budel: Uitgeverij Damon.
• Voor een artikel (of bijdrage aan een boek): Auteur (jaartal) ‘titel artikel’, naam tijdschrift, eventueel publicatienummer, begin- en eindpagina. Let op: plaats de titel van het artikel of de boekbijdrage tussen aanhalingstekens en plaats de naam van het tijdschrift (of titel van het boek) cursief. Van een tijdschrift wordt niet de uitgever vermeld, wel eventueel de jaargang.
Fleuren, J. (2009) ‘Rechtswetenschap en rationele reconstructie’, Op het Rechte Pad. Liber amicorum Peter J.P. Tak, Nijmegen: Wolf Legal Publishers, pp. 25-46. Kleerman, E.R. (1983) ‘Herhaald slachtofferschap van het delict woninginbraak’, Tijdschrift voor criminologie, pp. 232-244.
• Het verwijzen naar bronnen op Internet is hetzelfde als verwijzen naar papieren bronnen met het verschil dat er een URL (webadres) aan de verwijzing wordt toegevoegd. Als het webadres lang is en veel rare tekens omvat kan het beste het adres van de homepage worden genoemd, aangevuld met een aanduiding hoe de tekst te vinden is. Let op: de titel van het document wordt, net als bij een tijdschriftartikel, tussen aanhalingstekens geplaatst. Plaats het internetadres tussen < > en vermeld eventueel de datum van de raadpleging. Er zijn dus twee mogelijkheden van vermelding van internetadressen: - tekstverwijzing,
- tekstverwijzing, (, zoeken met zoekwoorden)
Vedder, A., ‘Huidige bescherming privacy loopt ver achter’, Trouw 23 oktober 2007, p. 10, <www.recht.nl/30387>. ‘Politie spoort hooligans op met sms’, Webwereld 31 augustus 2005, (<www.webwereld.nl>, zoeken met hooligans, geraadpleegd op 2 december 2009).
Plagiaatcontrole Het is beleid van het Instituut voor Recht om alle ingeleverde opdrachten te controleren op plagiaat. Alle tekstbestanden die studenten op sharepoint (cursussites) plaatsen worden door het programma Ephorus automatisch gecontroleerd op plagiaat. De docent krijgt een e-mailbericht als Ephorus plagiaat vermoedt. Voor de gang van zaken bij plagiaat en de rol van de examencommissie, zie Studiegids 2010-2011, par. 6.3.7. Deze paragraaf bevat ook nadere informatie over Ephorus. Als de docent van mening is dat er inderdaad sprake is van plagiaat, meldt hij/zij dat aan de examencommissie. Het werkstuk wordt aan de examencommissie overgedragen en wordt niet beoordeeld. Ook zonder een melding van Ephorus kan de docent, bij een vermoeden van fraude of plagiaat, de zaak melden bij de examencommissie. Ephorus controleert alleen tekstbestanden. Het kan daarom voorkomen, dat de student een foutmelding krijgt als er bijvoorbeeld een spreadsheet is ingeleverd. Zoals ook is vermeld in de paragraaf over Ephorus in de studiegidsen: alle werkstukken moeten via Sharepoint (cursusites) worden ingeleverd. Gebruikte bronnen in deze paragraaf Bastiaans, M.H. e.a.(2007) Leidraad voor juridische auteurs. Voetnoten, bronvermeldingen en afkortingen in Nederlandse publicaties, Deventer: Kluwer. ‘Internet voor juristen editie 2010’, Recht.nl, <www.internetvoorjuristen.nl>. ‘Plagiaatpreventie’, Surf Foundation, <www.surf.nl/plagiaatpreventie>. Project Taal Een aantal schriftelijke producten ontvangt een beoordeling voor taal naast de inhoudelijke beoordeling. Beide beoordelingen moeten voldoende zijn om de studiepunten voor het vak te ontvangen. In de studiewijzer van de cursus wordt aangegeven of de cursus onderdeel uitmaakt van Project Taal.
6.2 Vrijstellingen De examencommissie kan een student vrijstellen van (deelt)tentamens en/of het propedeutisch examen, op grond van: • een eerder behaald tentamen of examen; • elders opgedane kennis of vaardigheden waaruit blijkt dat de student reeds aan de vereisten van het (deel)tentamen heeft voldaan. Vrijstellingen worden onder vermelding van de geldigheidsduur schriftelijk verstrekt en ondertekend door de examencommissie. Zie par. 1.3.4 voor algemene informatie over de verzoekprocedure bij de examencommissie. Vrijstelling van een tentamen of examen betekent dat de student niet hoeft deel te nemen aan de desbetreffende cursus(sen). Vrijstellingen worden onder vermelding van de geldigheidsduur schriftelijk verstrekt en ondertekend door de Examencommissie.
Op dit moment beschikt het Instituut voor Recht nog niet over instrumenten ter beoordeling van elders verworven competenties (EVC). Het instituut werkt nog niet met het EVC-centrum van de Faculteit Maatschappij & Recht Daarom worden vrijstellingen in eerste instantie toegekend op basis van elders behaalde studieonderdelen. De examencommissie heeft de bevoegdheid om vrijstellingen toe te kennen. Zij heeft deze bevoegdheid gedelegeerd aan de vrijstellingscoördinatoren van de opleidingen. Het vrijstellingenbeleid wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen in de OER-FMR. Zie par.1.3.4 voor algemene informatie over de verzoekprocedure bij de examencommissie. Vrijstelling van een toets of examen betekent dat de student niet hoeft deel te nemen aan de desbetreffende cursus(sen). De student wordt aangeraden om indien mogelijk eerst met de SLB’er te overleggen om te bezien of het zinvol is om een vrijstelling aan te vragen. Dat is van belang omdat vrijstellingen voor propedeusevakken niet meetellen voor het bindend studieadvies. Zie hiervoor par. 4.2.4. Vrijstellingen op basis van binnen de onderwijsafdeling behaalde resultaten, worden in OSIRIS met het oorspronkelijke cijfer opgevoerd. Andere vrijstellingen worden weergegeven als "VRY". De vrijstelling blijft buiten beschouwing bij eventuele berekening van een gemiddelde. De deadline voor het aanvragen van vrijstellingen is 1 november 2010. Vrijstellingen die hierna worden aangevraagd, worden alleen in behandeling genomen voor zover het een cursus of training betreft die de student na deze datum heeft gehaald. Om vrijstellingen aan te vragen, levert de student een compleet ingevuld formulier in datverkrijgbaar is bij en bij de Onderwijsbalie van het Instituut voor Recht. Met het formulier levert de student relevant bewijsmateriaal in: diploma’s, certificaten en cijferlijsten (of een gewaarmerkte kopie hiervan), cursusbeschrijvingen en/of literatuurlijsten.
6.3 Organisatie tentamens 6.3.1
Tentamenvorm en –duur
Tentamens zijn instrumenten om de studieresultaten van studenten te toetsen en beoordelen. Dit kan op verschillende manieren. De meest gebruikte tentamenvormen zijn: • tentamens met gesloten vragen; • tentamens met open vragen; • tentamens met meerkeuzevragen; • werkstukken of andere vormen van schriftelijke opdrachten; • reflectieverslagen; • het vervaardigen en/of uitvoeren van een presentatie en/of taak • een mondeling tentamen. De examinatoren stellen de benodigde opdrachten, opgaven en beoordelingsnormen vast en zorgen ervoor (samen met andere bij een tentamen betrokkenen) dat de vereiste geheimhouding in acht wordt genomen totdat de opgaven zijn uitgereikt aan de kandidaten. De beschikbare tijdsduur voor tentamens is in de faculteits-OER bepaald. Bij uitzondering kunnen tentamens langer of korter duren. De werkelijke duur van elk tentamen wordt in OSIRIS vermeld, is telkens op het opgavenblad vermeld en wordt ook door de surveillant bekendgemaakt.
6.3.2
Inschrijving en deelname (her)tentamens
Inschrijving schriftelijke tentamens Deelname aan schriftelijke tentamens is slechts mogelijk na tijdige inschrijving in OSIRIS (www.osiris.hu.nl). Als student ben je hier zelf verantwoordelijk voor. Check dus altijd of je bent ingeschreven. Als je namelijk niet correct bent ingeschreven, heb je geen toegang tot het (her)tentamen. Zie hoofdstuk 8 voor tentamenroosters e.d.
Studenten moeten voor dus voor elk tentamen inschrijven. Dit is nieuw voor het studiejaar 2010-2011. Deelname aan alle tentamens (in welke vorm dan ook) is slechts mogelijk na tijdige inschrijving via OSIRIS (www.osiris.hu.nl). Als student ben je hier zelf verantwoordelijk voor.
De inschrijving sluit altijd op de zondag om 24.00 uur van de week hier onder genoemd (A4, B4, eind onderwijsvrije week in C en D3). Tabel inschrijfdata voor (her)tentamens: Onderwijsperiode Periode A (blok 1) Periode B (blok 2) Periode C (blok 3) Periode D (blok 4)
Data 30-08-2010 t/m 26-09-2010 (A4) 08-11-2010 t/m 05-12-2010 (B4) 31-01-2011 t/m 27-02-2011 (eind onderwijsvrije week) 11-04-2011 t/m 15-05-2011(D3)
De sluitingsdatum voor de hertentamens van periode D in augustus 2011 wordt later bekend gemaakt. Zie hoofdstuk 8 voor tentamenroosters. Inschrijven nà de officiële inschrijvingstermijn Er is een mogelijkheid om € 15,00 (in verband met extra organisatie- en administratiekosten) per tentamen te betalen om alsnog te worden ingeschreven. Er is een maximum bedrag (per periode) verbonden aan de inschrijving. Bij inschrijving voor meer dan vier toetsen wordt maximaal € 60,00 betaald. Dit kan tot uiterlijk de vrijdagochtend (tot 12.00 uur) van onderwijsweek 6 in periode A, en van onderwijsweek 7 in de periodes B,C en D. Hiervoor kan de student zich melden bij de kiosk. Vervolgens kan hij met een bewijs van betaling zich alsnog handmatig laten inschrijven door het onderwijssecretariaat. Studenten wordt dringend geadviseerd een uitdraai te maken van hun inschrijvingen, zodat zij een schriftelijke bevestiging mee kunnen nemen bij de tentamens, waarvoor zij zich hebben ingeschreven. Tentamenmogelijkheden / herkansingen Herkansing van een afgelegd tentamen is slechts mogelijk als de beoordeling van het tentamen onvoldoende is, tenzij in de faculteits-OER is opgenomen dat de Examencommissie anders kan beslissen. Bij deelname aan een herkansing vervallen alle eerdere beoordelingen voor het tentamen. Als je staat ingeschreven voor een tentamen maar daaraan niet deelneemt, verlies je een tentamenmogelijkheid in dat studiejaar. Je wordt dan verwezen naar de volgende reguliere tentamenmogelijkheid. De aanduiding NA (Niet Aanwezig), die gebruikt wordt als een student zich heeft ingeschreven voor een schriftelijk tentamen, maar daar niet aan deelneemt, wordt beschouwd als een tentamenuitslag.
81/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
De student die door overmacht niet aan een tentamen kan deelnemen, kan de Examencommissie verzoeken om een extra tentamenmogelijkheid. Van overmacht is sprake als zich een of meer van de volgende omstandigheden voordoen: • ziekte; • lichamelijk of andere functiestoornis; • zwangerschap; • bijzondere familieomstandigheden; • andere situaties van overmacht, dit ter beoordeling van de Examencommissie. Zie par. 1.3.4 voor algemene informatie over de verzoekprocedure bij de examencommissie. Herkansingen De herkansing heeft dezelfde vorm als in deze studiegids is aangegeven bij de cursusomschrijving van de betreffende cursus onder 'toets', tenzij expliciet bij deze cursusomschrijving in de studiegids anders is aangegeven. Nieuw lesmateriaal na twee toetsmogelijkheden De eerste twee toetsmogelijkheden waarvan sprake is in het examenreglement, zijn erop gericht om de lesinhoud te tentamineren die tijdens het betreffende programma aan de orde is geweest. Bij de tweede herkansing (derde toetsmogelijkheid) en verdere herkansingen moeten studenten er rekening mee houden, dat er mogelijk nieuwe stof bestudeerd moet worden. Het is immers mogelijk dat de cursus in kwestie geheel of gedeeltelijk is bijgesteld. Het aantal herkansingen is niet aan een limiet gebonden, maar de te tentamineren stof kan veranderd zijn ten opzichte van de eerste keer dat de cursus werd getentamineerd. In dat geval wordt studenten geadviseerd om het onderdeel opnieuw te volgen. Ook de beoordelingswijze van de toets van de betreffende cursus kan zijn aangepast. Studenten kunnen zich niet beroepen op de wijze waarop in een voorafgaand studiejaar de toets van de betreffende cursus is beoordeeld. Dit geldt ook indien de inhoud van het lesmateriaal niet zou zijn veranderd.
6.3.3
Voorzieningen wegens functiebeperking
Algemeen Een student met functiebeperking kan de examencommissie verzoeken om een voorziening te treffen, waardoor de student een examen of tentamen op aangepaste wijze kan afleggen.
Onder een functiebeperking verstaan we alle lichamelijke, zintuiglijke en psychologische aandoeningen die chronisch, dus blijvend van aard, zijn. Soms is een beperking goed te zien of te horen, zoals een visuele beperking of chronisch stotteren. Het komt echter vaak voor dat een beperking of chronische ziekte niet opvalt. Denk aan dyslexie, chronische vermoeidheid, AD(H)D, RSI, reuma, psychische aandoeningen zoals depressie en vormen van autisme, zoals PDD-NOS en Syndroom van Asperger. Zie par. 2.8 voor algemene informatie over studeren met een functiebeperking, en par. 1.3.4. voor algemene informatie over de verzoekprocedure bij de Examencommissie. Algemene geldigheid van voorzieningen Kent de Examencommissie een voorziening toe vanwege een functiebeperking dan geldt dit voor elk volgend tentamen of examen. De student heeft recht op dezelfde voorziening bij het afnemen van een examen of tentamen aan een andere opleiding. De student moet voldoen aan de volgende voorwaarden: • de toegekende voorziening is uiterlijk bij inschrijving voor het tentamen of examen gemeld bij de Examencommissie van de andere opleiding; • de student op verzoek het schriftelijk besluit kan tonen waaruit blijkt dat de voorziening is toegekend; de Examencommissie van de andere opleiding de gemelde voorziening niet heeft geweigerd (een weigering moet schriftelijk en gemotiveerd voor het tentamen of examen aan de student worden bekendgemaakt).
82/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
6.3.4
Legitimatieplicht bij schriftelijke tentamens
Voor deelname aan schriftelijke tentamens geldt dat een student zich moet legitimeren door middel van een geldige collegekaart van Hogeschool Utrecht. Indien een student geen geldige collegekaart kan tonen, is deelname aan tentamens alleen mogelijk door het tonen van een geldige tentamenpas in combinatie met een geldig legitimatiebewijs (geldig paspoort, geldige Europese identiteitskaart, een geldig Nederlands of internationaal rijbewijs of een geldig vluchtelingendocument). De student die nog geen collegekaart heeft ontvangen, kan in de week direct voorafgaande aan de tentamenperiode kosteloos een tentamenpas (periodepas) aanvragen bij de Onderwijsbalie van het Instituut voor Recht. Deze tentamenpas is geldig gedurende de daarop aangegeven periode. De student die wel een collegekaart heeft ontvangen, maar deze door verlies, diefstal of anderszins is kwijtgeraakt, kan tijdens de tentamenperiode een tentamenpas (dagpas) aanvragen. Deze tentamenpas is uitsluitend geldig op de dag van afgifte. Deze tentamenpas wordt slechts afgegeven indien de student: • rechtsgeldig staat ingeschreven als student aan de HU; • bij de aanvraag een geldig legitimatiebewijs toont; • staat ingeschreven voor het desbetreffende tentamen. Overigens dient een student die de collegekaart is kwijtgeraakt dit direct te melden bij de Studentenservicebalie en een nieuwe collegekaart aan te vragen (tegen betaling van vervangingskosten).
6.3.5
Gang van zaken tijdens tentamens
6.3.5.1 Regels voor tentamens (algemeen) 1. De school zal zorg dragen voor adequate en voldoende tentamenruimte waarbij rekening gehouden wordt met het aantal studenten per lokaal en voldoende afstand tussen studenten. 2. Dit kan betekenen dat een tentamen soms in twee of meer lokalen gelijktijdig wordt afgenomen. Op het tentamenrooster is aangegeven in welk lokaal de student dient plaats te nemen. 3. De tentamens beginnen op de tijd zoals aangegeven in het tentamenrooster. De verschillende shifts beginnen om 10.00 uur, 13.00 uur, 16.00 uur en 19.00 uur. Studenten hebben na aanvang van het tentamen geen toegang meer tot het lokaal. Wie op deze wijze een tentamen heeft gemist, verliest een tentamenkans. Als aanvangstijd geldt uitsluitend het tijdstip dat in het tentamenrooster is aangegeven. 4. Tentamens en hertentamens kunnen ook op de avond worden afgenomen. In uitzonderingssituaties kan het voorkomen, dat hertentamens op een dag of avond in een lesweek worden geroosterd. 5. Wanneer een student onverhoopt twee (her)tentamens moet afleggen die op hetzelfde tijdstip zijn geroosterd, dient de student te beslissen aan welk tentamen hij in het kader van zijn studievoortgang prioriteit toekent. In twijfelgevallen kan hij zich bij het maken van deze keuze laten adviseren door de SLB’er. 6. Wanneer er ten gevolge van gelijktijdig geroosterde tentamens en het daarmee gepaard gaande vervallen van een wettelijk gegarandeerde tentamenmogelijkheid problemen ontstaan voor studievoortgang (bijv. een afwijzing aan het eind van de propedeutische fase, stagegeschiktheid, afstuderen), kan de student zich richten tot de examencommissie met het verzoek om te beoordelen, of hij voor een speciaal voor hem te organiseren tentamen in aanmerking komt (zie par. 1.3.4.). 6.3.5.2 Regels voor studenten bij toetsen 1. Studenten die door bijzondere persoonlijke omstandigheden niet kunnen deelnemen aan een (her)tentamen dienen dit schriftelijk te melden bij de examencommissie. Deze regel is relevant in verband met belangrijke studievoortgangmomenten als het bindend studieadvies, de stagegeschiktheid e.d. Indien door deze persoonlijke omstandigheden de student niet over twee tentamenmogelijkheden in het betreffende studiejaar zou beschikken, beoordeelt de examencommissie of de reden van afwezigheid onder de zogenaamde bijzondere 83/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
2. 3.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
omstandigheden valt (zie artikel 23 en artikel 39 van de FMR OER). In deze situatie bekijkt de examencommissie in overleg met de vakdocent of er nog een herkansing in het betreffende studiejaar mogelijk is. De gang van zaken tijdens mondelinge tentamens en/of bij practicumonderdelen is gedelegeerd aan de desbetreffende docenten. Studenten dienen uiterlijk vijftien minuten voor aanvang van de toets aanwezig te zijn, zodat de surveillanten de collegekaarten kunnen controleren. Studenten leggen daartoe hun collegekaart zichtbaar op tafel. Tijdens het maken van een schriftelijk tentamen is het verboden met elkaar te overleggen of met elkaar te praten. Iedere vorm van fraude maakt de toets ongeldig. De surveillant maakt hiervan een aantekening en meldt dit aan de examencommissie (zie verder paragraaf 6.3.7). Het gebruik van elektronische apparatuur (GSM, buzzer, message watch, organizer, portable computer, etc.) tijdens de tentamens is verboden, tenzij expliciet is vermeld dat dit is toegestaan. Genoemde apparaten moeten tijdens het tentamen zijn uitgeschakeld en opgeborgen. Studenten die klaar zijn met het tentamenwerk leveren individueel het tentamen in bij de surveillant en verlaten in alle rust de tentamenruimte. De laatste 15 minuten mag niemand het lokaal verlaten tot het einde van de tentamentijd. Bij inlevering van het tentamen tekent de student de aanwezige presentielijst. Indien een student zich heeft ingeschreven voor het tentamen, maar niet op de presentielijst blijkt voor te komen, verwijst de surveillant de student naar de betreffende afdeling. Indien blijkt dat de student door een fout van de afdeling niet op de lijst voorkomt, wordt hij begeleid naar een aparte ruimte waar alsnog aan het tentamen kan worden deelgenomen. De in deze ruimte afgenomen tentamens worden apart aan het onderwijssecretariaat overhandigd. Indien een student op basis van een inschrijving van een andere student aan de toets heeft deelgenomen, wordt het toetswerk niet beoordeeld en maakt de surveillant melding van fraude bij de examencommissie (zie verder paragraaf 6.3.7). Een docent is gerechtigd de beoordeling niet uit te voeren van tentamens die niet in correct Nederlands zijn gesteld, alleen wanneer het Nederlands van dermate slechte kwaliteit is dat het betoog van de student niet te volgen is; naar beoordeling van de docent. In beginsel heeft een student dus recht op inhoudelijke feedback op zijn werk, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is. Eerstejaarsstudenten voor wie het Nederlands niet de moedertaal is, mogen tijdens het tentamen een woordenboek gebruiken. Indien zij van deze regeling gebruik willen maken moeten zij vóór 15 oktober van het lopende schooljaar een verzoek hiertoe indienen bij de examencommissie van het instituut.
6.3.5.3 Regels voor docenten bij toetsen 1. Docenten zorgen voor een duidelijke toetsinstructie aan surveillanten, zodanig dat instructies niet strijdig zijn met deze richtlijnen en het examenreglement. 2. Docenten nemen maatregelen om afkijken te voorkomen. Een maatregel die daartoe wordt genomen is dat bij tentamens voor meer dan 30 studenten wordt gewerkt met twee of meer toetsvarianten. 3. De in de OER-FMR 2010/2011 vastgelegde nakijktermijn van 15 werkdagen na afname van het tentamen geldt binnen het Instituut voor Recht. 4. Tentamenuitslagen worden bekendgemaakt onder voorbehoud van fouten (overschrijffouten, typefouten, berekeningsfouten e.d.). 5. De opleiding organiseert een nabespreking van het tentamen (zie hiervoor verder paragraaf 6.3.6.7). 6. Docenten houden zich aan de voorschriften van de OER betreffende de bewaartermijnen van toetsen (zie verder paragraaf 6.3.8).
84/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
6.3.6
Beoordeling en inzage tentamenwerk
6.3.6.1 Tentamenbeoordeling De beoordeling van een toets wordt uitgedrukt in: • •
een cijfer op een schaal van 1.0 t/m 10.0 of een woordbeoordeling: VRY (vrijstelling), V (voldoende) of O (onvoldoende).
Een tentamen is als voldoende beoordeeld bij een cijfer 5.5 of hoger en als onvoldoende bij 5.4 of lager. Cijfers met één decimaal achter de komma worden niet afgerond. Dit betekent dat op de resultatenlijsten de cijfers worden vastgelegd met één decimaal. Cijfers met twee decimalen worden afgerond naar een cijfer met één decimaal, volgens de gangbare afrondingsregels. Bij wijze van voorbeeld: 7,41 t/m 7,44 wordt 7,4; 7,45 t/m 7,49 wordt 7,5. Hierop is één uitzondering: de ondergrens van 5,5 – de laagst mogelijke voldoende – is absoluut en kan niet worden bereikt via afrondingen. Een 5,49 wordt dus afgerond tot 5,4 en niet tot 5,5. De resultaten van tentamens worden door de examencommissie definitief vastgesteld. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan mondeling meegedeelde resultaten. Individueel werk, groepswerk, tentamens a. Klassikale tentamens zijn altijd individueel en worden altijd als individueel product beoordeeld. Samenwerking bij klassikale tentamens is fraude (zie voor de gang van zaken bij fraudeverdenking: par. 6.3.7.). b.
Thuistoetsen (werkstukken of vergelijkbare producten) moeten individueel worden gemaakt en worden als individueel product beoordeeld, tenzij in de opdracht het groepskarakter expliciet is vermeld. Studenten moeten bij elke groepsopdracht aangeven, wat ieders individuele inbreng geweest is.
c.
Een thuistoets die niet het karakter heeft van een groepsopdracht dient gebaseerd te zijn op zelfstandig werk van de student. Een substantiële gelijkheid tussen het werk van de betreffende student en dat van andere studenten kan aanleiding zijn om plagiaat resp. fraude te vermoeden. Het digitale plagiaatmeldingsprogramma Ephorus is daarbij een hulpmiddel. Bij fraudeverdenking informeert de docent de betreffende student en stelt de examencommissie op de hoogte, conform de procedure van het fraudebeleid (zie paragraaf 6.3.7.). De beoordeling van het werk van de student wordt aangehouden, totdat de uitspraak van de examencommissie bekend is.
6.3.6.2 Eindbeoordeling cursus De eindbeoordeling van een cursus wordt uitgedrukt in een cijfer of woordbeoordeling, op dezelfde wijze als bij tentamens (zie boven). De eindbeoordeling van een cursus is voldoende bij een eindcijfer van 5,5 of hoger, dan wel VRY of V. De aan een cursus verbonden studiepunten (zie cursusbeschrijvingen, hoofdstuk 9) worden pas toegekend als het bijbehorende tentamen op alle onderdelen is behaald. Cijfers worden individueel toegekend op basis van het door de individuele student geleverde werk, tenzij conform de opgaven in deze studiegids en in de studiewijzer de individuele beoordeling wordt afgeleid van de beoordeling van een groepsresultaat. 6.3.6.3 Cursusresultaat, a.
toetsresultaat, deeltentamens
Van elke cursus wordt als eindresultaat een eindcijfer ingevoerd in het systeem van studievoortgangsregistratie (Osiris). In de terminologie van Osiris heet dit eindcijfer: cursusresultaat. Een cursusresultaat bestaat uit het door de student behaalde cijfer met de bij de 85/202
© Hogeschool
Utrecht, juli 2010
cursus behorende studiepunten. Vanaf 2009-2010 zullen geleidelijk alle cursussen met 5 EC of een veelvoud van 5 EC worden gehonoreerd, te beginnen met de propedeusecursussen. In 20102011 zullen dan ook de tweedejaars onderdelen uit 5 EC of veelvouden daarvan bestaan, in 2011-2012 gaan de derdejaars onderdelen mee in dit stramien, en vanaf 2012-2013 zullen alle studieonderdelen in eenheden van 5 EC of een veelvoud daarvan worden aangeboden en geregistreerd. Cursusresultaten kunnen niet worden gewijzigd, behoudens eenduidig vast te stellen vergissingen (zie studiegidsen par. 6.3.5.3, punt 4). b.
Een cursusresultaat kan opgebouwd zijn uit meerdere componenten, toetsresultaat genaamd. Toetsresultaten worden als cijfer ingevoerd in Osiris zonder vermelding van studiepunten. Een toetsresultaat zonder cursusresultaat houdt in, dat de student het betreffende onderdeel nog niet geheel met voldoende heeft afgerond. Toetsresultaten blijven geldig ook na het studiejaar, waarin het toetsresultaat is behaald en bijgeschreven in Osiris. Eén cursusresultaat kan maximaal uit twee toetsresultaten bestaan. Ook voor toetsresultaten geldt, dat zij niet kunnen worden gewijzigd behoudens eenduidig vast te stellen vergissingen (studiegidsen par. 6.3.5.3, punt 4).
c.
Toetsresultaten kunnen gebaseerd zijn op deeltentamens. De resultaten van afzonderlijke deeltentamens worden niet opgenomen in Osiris, maar beheerd onder verantwoordelijkheid van de betreffende cursuscoördinator.
d.
Voldoende deelcijfers, behaald in het kader van een deeltentamen (inclusief thuistoetsen) blijven geldig gedurende het studiejaar waarin het betreffende onderdeel is aangeboden, maar niet langer. Wie voldoendes heeft behaald voor één of meer deeltentamens, maar geen voldoende toetsresultaat moet de betreffende tentamens na de start van het nieuwe cursusjaar opnieuw afleggen.
e.
Voor cursusresultaten, toetsresultaten en deeltentamens geldt, dat voldoendes niet kunnen worden herkanst.
f.
De cursuscoördinator is ervoor verantwoordelijk, dat studenten tijdens worden geïnformeerd over hun cijfer voor deeltentamens.
6.3.6.4 Bekendmaking tentamenresultaten Als bewijs dat een tentamen is afgelegd, wordt de uitslag door de desbetreffende examinator of examinatoren bekendgemaakt in OSIRIS (www.osiris.hu.nl). Tentamenresultaten worden altijd bekendgemaakt onder voorbehoud van type- en overschrijffouten. Studenten kunnen zelf uit OSIRIS een resultatenlijst uitprinten en deze controleren. Je wordt als student geacht zelf je cijfers te controleren. Mogelijke fouten dien je binnen vier weken na bekendmaking van het cijfer in Osiris te melden bij de examinator of de Examencommissie.
6.3.6.5 Tentamenresultaten De Osiris-site geeft informatie over de behaalde studieresultaten. Als de studieresultatenlijst onvolledig is, kan de student contact opnemen met de betreffende docent. De opleiding is verplicht tweemaal per jaar een resultatenlijst op papier te verstrekken en verstuurt deze aan het eind van periode B en D naar het postadres van de student. Voor de bekendmaking van tentamenresultaten gelden de volgende termijnen: •
uiterlijk 15 dagen na afname van een schriftelijk tentamen;
•
de beoordelingstermijnen worden niet opgeschort gedurende vakanties of onderwijsvrije weken ( zie OER 2010-2011 art. 37);
•
op de dag van afname van een mondeling tentamen;
•
ten aanzien van scripties, portfolio’s e.d. bepaalt de examencommissie binnen welke termijn, met een maximum van vier weken, de student de beoordeling krijgt. 86/202
© Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Indien sprake is van een eindbeoordeling op basis van meerdere deeltentamens, begint de termijn zoals hierboven genoemd te lopen vanaf het laatste deeltentamen. De examencommissie kan in bijzondere gevallen afwijken van de genoemde beoordelingstermijnen, mits het belang van de student hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. 6.3.6.6. Inzage tentamenwerk De student heeft recht op inzage van het gemaakte en beoordeelde tentamenwerk. Dit geldt voor de eerste tentamenkans, maar ook voor alle herkansingen. De inzage, al dan niet gekoppeld aan een nabespreking, vindt plaats binnen drie weken na het bekendmaken van de tentamenuitslag doch uiterlijk voor het hertentamen. De examencommissie kan in bijzondere gevallen afwijken van deze termijn, mits het belang van de student hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Het moment van inzage wordt in het jaarrooster vermeld of tijdig door de docent bekend gemaakt. De wijze waarop de inzage is georganiseerd kan per cursus verschillen. Het kan plenair plaatsvinden of individueel, mondeling of per e-mail. 6.3.6.7 Nabespreking De volgende regels gelden als aanvullend beleid betreffende nabesprekingen. 1.
2. 3. 4. 5. a.
b. 6. 7. 8.
Voor elk(e) door studenten gemaakte schriftelijke toets respectievelijk elk werkstuk wordt vanuit de opleiding een nabespreking georganiseerd. Studenten hebben recht op een nabespreking voor elk studieonderdeel dat schriftelijk wordt afgerond. Deelname aan nabesprekingbijeenkomsten is voor studenten facultatief, tenzij in de studiewijzer anders is vermeld. De nabesprekingen worden georganiseerd in week 3 of week 4 van de eerstvolgende periode na de periode, waarin de cursus in kwestie is gegeven en getoetst. Tijdens de nabespreking hebben studenten het recht om het door hen geleverde schriftelijk werk in te zien. De functie van de nabespreking kan als volgt worden getypeerd. De student krijgt commentaar op het door hem geleverde werk. De docent presenteert de 'juiste' antwoorden op de opgaven, en de student kan op die manier leren wat er goed en wat er minder goed was aan het door hem geleverde werk. Alle specifieke vragen die voortkomen uit de confrontatie tussen het door de student geleverde werk en de 'modelantwoorden' die de docent presenteert, kunnen tijdens de nabespreking aan de orde komen. Hier ligt het onderwijskundig belang van nabesprekingen: er kan per student maatwerk worden geleverd. De student krijgt toelichting op de beoordeling van het door hem geleverde werk. Bij nabesprekingbijeenkomsten noteren de aanwezige studenten hun naam op een presentielijst. Wanneer er geen groepsgewijze nabespreking wordt georganiseerd, heeft de student recht op een individuele nabespreking, in beginsel op afspraak met de docent. Wanneer de student geen gebruik heeft gemaakt van een door de opleiding georganiseerde groepsgewijze nabespreking, kan hij geen aanspraak maken op een individuele nabespreking.
6.3.7
Onregelmatigheden / fraude/ plagiaat
Fraude bij tentamens en examens is verboden. Voor een student die zich schuldig maakt aan fraude (of andere vormen van onregelmatigheden zie artikel 38 OER HU) kan de Examencommissie één van de volgende maatregelen nemen tegen de desbetreffende student(en): ontzeggen van deelneming aan een of meer tentamens of het examen voor een termijn van ten hoogste een jaar; onthouden van het getuigschrift, verklaring of certificaat; afnemen van een hernieuwd examen op door de Examencommissie aan te wijzen onderdelen en op een door haar te bepalen wijze. 87/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
-
de faculteitsdirectie adviseren om de inschrijving van de betrokken student definitief te beëindigen indien: 1) een student zich eerder schuldig heeft gemaakt aan onregelmatigheden en hem daarvoor tenminste een half jaar de deelname aan tentamens is ontzegd, of; 2) een student zich schuldig maakt aan zodanig ernstige onregelmatigheden, waarbij sprake is van verzwarende omstandigheden, dat deze sanctie gerechtvaardigd wordt geacht.
Alvorens een besluit te nemen wordt de student door de Examencommissie gehoord. De Examencommissie stelt de student direct op de hoogte van de beslissing. Zie voor de volledige procedure artikel 38 van de Onderwijs- en examenregeling bacheloropleidingen HU (www.reglementen.hu.nl). De OER-FMR bevat een aantal bepalingen (art. 38) over onregelmatigheden. Op (vermeende) fraude zijn deze bepalingen van toepassing. Regels bij onregelmatigheden/fraude binnen het instituut voor recht: Definities. Plagiaat houdt in, dat iemand andermans schriftelijk werk presenteert alsof hij het zelf geschreven heeft. Plagiaat is daarmee een vorm van fraude. Fraude is een specifiek soort bedrog. Fraude impliceert de bewuste intentie om een persoon of meerdere personen te misleiden. Binnen het Instituut voor Recht is de gang van zaken bij een serieus fraudevermoeden als volgt. a.
b. c. d.
e. f. g.
De betreffende docent meldt vermeende fraude altijd bij de examencommissie. Hij overhandigt de relevante documentatie en informeert de betrokken student. Na deze stap vindt geen nader overleg plaats tussen de betrokken student en docent en het desbetreffende werk wordt vooralsnog niet beoordeeld. De examencommissie informeert de opleidingsmanager over de fraudeverdenking. De examencommissie, resp. het dagelijks bestuur (DB) van de examencommissie, hoort de docent en nodigt de student uit voor een gesprek. Tijdens dit gesprek confronteert het DB van de examencommissie de student met de gerezen verdenkingen. De student krijgt de gelegenheid hierop te reageren en zijn versie van de gebeurtenissen uiteen te zetten. De ambtelijk secretaris maakt van dit gesprek een verslag. Na het horen van de student overlegt de examencommissie om tot een eindoordeel te komen en stelt daarbij al dan niet een sanctie vast. De student ontvangt schriftelijk bericht van de beslissing van de examencommissie, binnen een termijn van maximaal vier werkdagen. De faculteitsdirectie en de instituutsdirectie ontvangen een rapport van de beslissing van de examencommissie en van de feiten waarop deze beslissing steunt.
Bij onregelmatigheden ten aanzien van een tentamen of examen (waaronder fraude), kan de examencommissie de volgende maatregelen nemen tegen de desbetreffende student(en): • ontzeggen van de deelneming aan één of meer tentamens voor een termijn van ten hoogste één jaar. De nieuwe WHW kent de faculteitsdirectie toe om in uitzonderlijke situaties studenten definitief uit te schrijven; • onthouden van het getuigschrift, verklaring of certificaat; • afnemen van een hernieuwd examen op door de examencommissie aan te wijzen onderdelen en op een door haar te bepalen wijze. Zie voor de volledige procedure artikel 38 van de Onderwijs- en examenregeling 2010-2011 (www.reglementen.hu.nl). De opleidingen van het Instituut voor Recht beschikken over een digitaal programma (Ephorus) voor het ontdekken van plagiaat. Het programma constateert de mate van gelijkenis van ingeleverde teksten met alle documenten die via Google toegankelijk zijn en met documenten van interne databanken. De docent beslist dat er voldoende reden is om een student van plagiaat de verdenken; het oordeel inzake de vraag in hoeverre er werkelijk van plagiaat sprake is berust bij de examencommissie. Indien regels van bronvermelding correct zijn toegepast is er uiteraard van plagiaat – en dus van fraude – geen sprake. Elke opleiding heeft een Ephoruscoördinator die de ervaringen van docenten met het
88/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
programma registreert, eventuele nadere afspraken bij de toepassing van het programma opstelt en – onder de verantwoordelijkheid van de examencommissie – overleg voert met de Ephoruscoördinatoren van de andere opleidingen. Plagiaat Hiervoor is al vermeld dat het laatste deel van een werkstuk bestaat uit een controleerbare bronnenlijst. Wanneer (delen van) teksten zonder bronvermelding worden overgenomen, is er sprake van plagiaat. De docent zal hierop worden geattendeerd door het programma Ephorus en maakt er vervolgens melding van bij de examencommissie, waarna er een sanctie zal volgen. Zie verder de procedure hierboven. Studenten moeten in staat zijn geraadpleegde teksten in eigen bewoordingen weer te geven en op de juiste wijze te verwijzen naar de bronnen. Het kan voorkomen dat een klein stuk tekst letterlijk wordt overgenomen, maar dan moet door middel van aanhalingstekens worden aangegeven dat het om een citaat gaat. De bron wordt vermeld, met het paginanummer waarop de letterlijke tekst is te vinden. Zie voor meer informatie over bronvermelding en plagiaat: http://ommat.library.uu.nl/bewaren/plagiaat.html en www.surf.nl/plagiaatpreventie. De regels ten aanzien van bronvermelding en citeren, dit binnen het Instituut voor Recht worden gehanteerd, staan vermeld in par. 6.1. Aantekeningen in wettenbundel; tabbladen Indien zich in een wetboek en/of op het tentamen te gebruiken onderwijsmateriaal aantekeningen bevinden, dan maak je je schuldig aan fraude. De enige aantekeningen die wél zijn toegestaan betreffen NAW (Naam Adres Woonplaats) gegevens. Deze regel is uiteraard niet van toepassing op open boek tentamens waarvoor expliciet andere afspraken zijn gemaakt. Studenten dienen met het verbod op aantekeningen in wettenbundels rekening te houden bij het lenen van wettenbundels van derden. Het is voor de handhaving van deze regel en de sanctionering niet van belang of je al dan niet gebaat zou kunnen zijn bij de inhoud van de aantekeningen. Ook aantekeningen in het kader van een ander vak resulteren dus in het constateren van fraude. Het onderstrepen en/of markeren van gedrukte tekstdelen in wettenbundels is wel toegestaan. Binnen het Instituut voor Recht zijn drie wettenbundels toegestaan: de Gouden Kluwer, De Blauwe Verzameling Nederlandse Wetgeving (SDU) en de Rode Wetgeving SJD van SDU, al naar gelang de opleiding die je volgt. Tabbladen in wettenbundel De officieel door de uitgeverij bij de wettenbundel meegeleverde tabbladen zijn toegestaan voor gebruik tijdens het tentamen. Daarnaast mogen studenten ook gebruik maken van kleine stickers die als tab bedoeld zijn. Deze stickers hebben een omvang van 25 mm bij 38 mm. Voor zover er op geschreven kan worden, zijn ze uitsluitend bedoeld voor afkortingen van wetten, nummers van wetsartikelen e.d. De Kiosk in de hal van het FMR-gebouw verkoopt deze tabstickers. Ze zijn vergelijkbaar met de stickers die volgens de informatie van de examencommissie wordt meegeleverd door de uitgever bij (sommige van) haar wettenbundels.
6.3.8
Bewaring en teruggave tentamen- en examenwerk
Al het schriftelijke tentamen- en examenwerk wordt in elk geval bewaard tot zes maanden na bekendmaking van de uitslag, of tot de beslissing in een eventuele beroepsprocedure met betrekking tot die uitslag. In geval van beroep tegen de uitslag van het tentamen wordt het desbetreffende tentamenwerk bewaard gedurende de periode dat nog niet op dat beroep is beslist. Voor afstudeerproducten geldt een termijn van twee jaar. Alle documenten met betrekking tot: • (voldoende) tentamen- of examenuitslagen, • vrijstellingen, • inschrijving van de student, 89/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
•
afgifte van getuigschriften of verklaringen, worden door de afdelingsdirectie bewaard gedurende een periode van 30 jaar, conform het Privacyreglement studenten HU.
De student kan pas na afloop van de bewaartermijn op verzoek tentamen- of examenwerk terugkrijgen. Wel is het mogelijk om tussentijds voor eigen rekening een fotokopie ervan te verkrijgen.
6.3.9
Geldigheidsduur studieresultaten
Registratie van studieresultaten en bewaking ervan Op het onderwijssecretariaat worden de studieresultaten van de studenten geregistreerd. De opleiding verstuurt tweemaal per jaar (aan het eind van periode B en D) een resultatenlijst op papier naar het postadres van de student. Een kopie van deze resultatenlijst wordt bewaard. Deze studieresultatenlijst geldt voor de student als bewijsstuk voor beoordeeld werk. Aan onjuistheden in deze lijst kan de student geen rechten ontlenen. Onvolledigheden en onjuistheden moeten door de student onmiddellijk schriftelijk worden gemeld bij het onderwijssecretariaat, zonodig de docent. Het is voor de student van groot belang te beschikken over een lijst met het juiste aantal studiepunten, in verband met het getuigschrift, maar ook bijvoorbeeld om de werkgever te informeren over de voortgang van de studie. De SLB’er neemt contact op met die studenten die een beduidende achterstand oplopen bij het behalen van de studiepunten. In overleg met de student wordt dan bekeken welke factoren de achterstand veroorzaken en of (en hoe) daar iets aan gedaan kan worden. Ook van de student wordt verwacht dat hij bij studieachterstand initiatief neemt tot contact met de SLB’er. In het studentendossier worden onder andere vastgelegd: • • • •
vrijstellingen; voortgangsgegevens; verslagen van gesprekken; het voortgangsgesprek met de SLB’er.
Bij onderbreking van de inschrijving voor de desbetreffende opleiding, kan de examencommissie met betrekking tot een cursus waarvan het tentamen langer dan vijf jaar geleden is behaald of waarvan de inhoud aantoonbaar is verouderd, een aanvullend dan wel vervangend tentamen opleggen alvorens de student wordt toegelaten tot het afleggen van het volgende tentamen. Indien de geldigheidsduur van het met goed gevolg afgelegde tentamen is beperkt, is de examencommissie van het instituut bevoegd die geldigheidsduur te verlengen. Ook wanneer een student onafgebroken voor één van de opleidingen van het Instituut voor Recht ingeschreven is geweest, kan de examencommissie aanvullende verplichtingen opleggen, waaraan de student moet voldoen voordat hij wordt toegelaten tot volgende tentamens (zie verder OER 2010-2011,art. 28 lid 6).
6.4
Getuigschriften en titulatuur
6.4.1
Algemeen
Als bewijs dat een examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de Examencommissie een getuigschrift uitgereikt: • het propedeutisch getuigschrift na het behalen van het propedeutisch examen; • het bachelordiploma na het behalen van het afsluitend examen. Het Propedeutisch getuigschrift en het bachelordiploma worden ondertekend door de voorzitter en een lid van de Examencommissie van de opleiding. Aan het diploma wordt een Internationaal Diplomasupplement
90/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
(IDS) volgens het Europese model toegevoegd, met als doel inzicht te geven in de aard en de inhoud van de opleiding en de behaalde studieresultaten. Dit bevordert de internationale herkenbaarheid van de opleiding en het getuigschrift of diploma. Studenten ontvangen slechts één getuigschrift. Het getuigschrift wordt in beginsel in het Nederlands opgesteld. Op verzoek van de student kan, in plaats van een Nederlands getuigschrift, echter ook een Engelstalig getuigschrift worden verstrekt. Het Internationaal Diploma Supplement wordt altijd in het Engels opgesteld. Als een student meer dan één tentamen met goed gevolg heeft afgelegd, maar geen propedeutisch getuigschrift of diploma krijgt uitgereikt, kan hij de Examencommissie om een verklaring verzoeken. Daarin worden de behaalde tentamens vermeld. De verklaring wordt ondertekend door de voorzitter en een lid van de Examencommissie van de opleiding. Artikel 42 van de Onderwijs- en examenregeling bacheloropleidingen HU 2010-2011 (www.reglementen.hu.nl) regelt welke gegevens het getuigschrift en supplement moeten bevatten. Zie ook het Spoorboekje Diploma’s op www.reglementen.hu.nl .
Studenten die binnen één jaar hun propedeutisch getuigschrift behalen, ontvangen het getuigschrift in de loop van periode A (als ze aan de opleiding verder studeren) of aan het eind van het eerste studiejaar, wanneer ze een andere studie gaan volgen. Het onderwijssecretariaat controleert of aan de criteria is voldaan en maakt het getuigschrift. Het getuigschrift wordt ondertekend door de voorzitter en een lid van de examencommissie. Voor studenten die na het halen van hun propedeutisch getuigschrift de opleiding verlaten, geldt de regeling dat zij hun getuigschrift pas ontvangen nadat aan alle verplichtingen jegens de faculteit is voldaan. Vóór de uitreiking van het getuigschrift wordt door de studentenadministratie en andere diensten gecontroleerd of door de desbetreffende student de financiële zaken met de faculteit zijn afgewikkeld en al het geleende mediatheek- en/of ander materiaal is ingeleverd. Een kopie van het getuigschrift gaat in het studentdossier. Propedeuse in een later studiejaar Indien een student in de loop van het tweede studiejaar of later aan alle propedeusevereisten heeft voldaan, is hij op dat moment zelf verantwoordelijk voor desbetreffende melding aan het onderwijssecretariaat. Het propedeutisch getuigschrift kan daar worden aangevraagd. Het onderwijssecretariaat controleert de resultaten, vervaardigt het getuigschrift en legt het ter ondertekening voor aan de examencommissie. De student krijgt bericht als het getuigschrift klaar ligt.
6.4.2
Graden en titulatuur
De examencommissie verleent de graad Bachelor aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van de opleiding heeft afgelegd. Aan de graad kan een vermelding van het vakgebied of het beroepenveld waarop de graad betrekking heeft, worden toegevoegd. Het verlenen van de graad Bachelor geeft het recht om deze als titel te voeren, afgekort tot B (met evt. toevoeging) achter de eigen naam. In plaats daarvan (dus niet in combinatie) kan ook worden gebruikt de titel baccalaureus, afgekort tot bc. voorafgaand aan de naam. (Zie art. 43 OER-FMR, lid 4 voor de voor de FMR geldende titulatuur)
6.4.3
Aantekening cum laude of met genoegen
Vermelding Cum laude Op het einddiploma wordt uitsluitend op voorafgaand verzoek van de student de aantekening cum laude vermeld, indien de student heeft voldaan aan alle volgende eisen:
91/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
• • • •
aan alle gevolgde cursussen in de hoofdfase (vrijstellingen uitgezonderd) is een (eind)beoordeling van tenminste 6.0 verbonden; het gewogen rekenkundige gemiddelde van alle (eind)beoordelingen in de hoofdfase (vrijstellingen uitgezonderd) is minimaal 8.0; de (eind)beoordeling van een afstudeeropdracht of eindscriptie is minimaal 8.0; de student is maximaal 4 studiejaren ingeschreven geweest voor de opleiding.
Vermelding met genoegen Op het einddiploma wordt uitsluitend op voorafgaand verzoek van de student de aantekening met genoegen vermeld, indien de student heeft voldaan aan alle volgende eisen: • • • •
aan alle gevolgde cursussen in de hoofdfase (vrijstellingen uitgezonderd) is een (eind)beoordeling van tenminste 6.0 verbonden; het gewogen rekenkundige gemiddelde van alle (eind)beoordelingen in de hoofdfase (vrijstellingen uitgezonderd) is minimaal 7.0; de (eind)beoordeling van een afstudeeropdracht of eindscriptie is minimaal 7.0; de student is maximaal 4 studiejaren ingeschreven geweest voor de opleiding.
Uitzonderingen De student aan wie meer dan 120 studiepunten aan vrijstellingen is verleend voor de betreffende opleiding kan niet in aanmerking komen voor bovengenoemde aantekeningen op het diploma. Indien de inschrijvingsduur langer is dan 4 studiejaren als gevolg van erkende persoonlijke omstandigheden, kan de examencommissie beslissen dat de student toch in aanmerking komt voor de aantekening cum laude of met genoegen, mits wel voldaan is aan de overige eisen. Reikwijdte Bovenstaande regeling is uitsluitend van toepassing op studenten die op of na 1 september 2005 voor het eerst deelnemen aan de hoofdfase van de opleiding
6.4.4
Procedure afgifte getuigschrift
De examencommissie geeft pas een getuigschrift af nadat de faculteitsdirectie heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan. Daarvoor wordt eerst onderzocht of de student aan alle verplichtingen jegens de opleiding heeft voldaan (onder meer moeten alle tentamens zijn behaald en dient de student rechtsgeldig te zijn ingeschreven).
Degene die aanspraak maakt op uitreiking van een getuigschrift, kan de examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. Hiervoor dient de student tijdig, doch uiterlijk één week voor het tijdstip waarop het laatste tentamen of het afsluitend aanvullend onderzoek afgelegd wordt, een schriftelijk gemotiveerd verzoek in te dienen. De student dient hiervoor een verzoek in bij de Examencommissie, zie paragraaf 1.3.4.
92/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
7
Klachten, bezwaar en beroep
7.1
Inleiding
Als je het niet eens bent met een beslissing, als je vindt dat iemand zich tegenover jou niet goed gedragen heeft , of als er iets anders fout is gegaan, dan kun je daar wat aan doen. De eerste stap is zelf direct contact te zoeken met de veroorzaker van het probleem, en proberen het in onderling overleg op te lossen. De HU verwacht van docenten, SLB’ers en examencommissies ook dat ze open staan voor klachten en zich inzetten om deze af te handelen. Maar het kan natuurlijk gebeuren dat je er toch niet uitkomt, of iemand niet zelf aan wilt spreken, b.v. bij ongewenst gedrag. Dan staat de formele weg open. De formele weg is binnen HU op twee niveaus vorm gegeven. Eerst wordt een procedure op de faculteit doorlopen. Dit betreft een bezwaar- of klachtprocedure. Je kunt je bezwaar of klacht rechtstreeks bij het betrokken orgaan indienen, maar als je niet precies weet waar je moet zijn, of behoefte hebt aan advies, kun je je wenden tot het facultaire loket Rechtsbescherming (onderwijsbalie van je opleiding). Er is een standaardformulier (zie de opleidingswebsite) waarop je je bezwaren kunt vermelden, het loket (onderwijsbalie van je opleiding) zorgt ervoor dat het binnen de faculteit op de juiste plek terecht komt . Het facultaire loket (onderwijsbalie van je opleiding) kan je verwijzen naar de studentendecaan of, bij klachten over gedrag, naar de vertrouwenspersoon. Zij kunnen je adviseren of de procedures. En net als de studentmediators ondersteunen ze ook bij een oplossing in overleg, zodat de procedure alsnog voorkomen kan worden , Als je niet tevreden bent over de afhandeling op de faculteit, kun je je wenden tot het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten. Het gaat dan om een beroep (na de bezwaarprocedure op de faculteit) of een herzieningsverzoek (na de klachtprocedure op de faculteit) . Je kunt je beroep of herzieningsverzoek bij het HU-Loket indienen, dat zorgt ervoor dat je kwestie door het juiste orgaan behandeld wordt. Het HU-Loket kan je ook informeren over de procedures. Je kunt ook rechtstreeks in beroep bij het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten, of daar een klacht indienen. De procedures op de faculteiten zijn echter speciaal ingesteld omdat deze sneller zijn en minder formeel. Als je het niet eens bent met de uitkomst kun je altijd nog naar het HU-Loket. Het advies is dan ook altijd de extra mogelijkheid op de faculteit te benutten, en daar eerst je bezwaar of klacht in te dienen. In de beschrijving hieronder wordt daar ook van uit gegaan. Let vooral op de termijnen: als je op de faculteit een bezwaar of klacht wilt indienen, moet je dat binnen 2 weken na het besluit of feit waarop dat betrekking heeft doen. Voor beroepszaken en herzieningsverzoeken geldt dat je je binnen een termijn van 6 weken vanaf de datum dat het besluit op de faculteit is genomen tot het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten moet wenden. Hieronder volgt een toelichting op de verschillende procedures.
7.2
Bezwaar
Bezwaar is mogelijk tegen besluiten die zijn genomen op grond van de onderwijs- en examenregeling. Dit zijn besluiten die rechtstreeks met onderwijs, tentamens en examens te maken hebben (zoals tentamenbeoordelingen, voorzieningen en het bindend studieadvies). Het betreft alleen besluiten die zijn gericht op een individuele student . Op het besluit staat ook vaak vermeld dat je een bezwaar kunt indienen, maar niet altijd. Je kunt bijvoorbeeld ook een bezwaar indien als je vindt dat de beoordeling van je tentamen niet klopt, maar bij cijfers in OSIRIS staat natuurlijk niet steeds zo’n bezwaarclausule.
93/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Je dient binnen twee weken na bekendmaking van het besluit een schriftelijk bezwaarschrift in te dienen bij het facultaire loket (onderwijsbalie van je opleiding) of de Examencommissie. Hiervoor is een standaardformulier beschikbaar. Als je het bezwaarschrift bij het loket indient, zorgt het loket voor doorzending aan de Examencommissie. De Examencommissie kan je in de gelegenheid stellen om de bezwaren mondeling toe te lichten. In dat geval wordt je tijdig uitgenodigd voor een hoorzitting. De Examencommissie neemt in principe binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift een beslissing en maakt deze schriftelijk bekend. De beslissing is gebaseerd op een hernieuwde beoordeling en moet gemotiveerd zijn. Bij toewijzing van het bezwaar neemt de Examencommissie tevens een nieuw (inhoudelijk) besluit. Als het bezwaar wordt afgewezen, blijft het oorspronkelijke besluit in stand. In het laatste geval kan je nog beroep instellen bij het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten. Dat moet wel gebeuren binnen 6 weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar. Het kan ook voorkomen dat je bezwaar maakt tegen een besluit van de afdelingsdirectie of faculteitsdirectie, bijvoorbeeld als er een voorziening is geweigerd of een ordemaatregel is getroffen. Dan geldt dezelfde procedure. De volledige bezwaarprocedure is beschreven in het Reglement Rechtsbescherming Studenten, en voor de Examencommissie ook nog eens beschreven in art. 45 van de Onderwijs- en examenregeling bacheloropleidingen HU (www.reglementen.hu.nl). De contactgegevens van de onderwijsbalie zijn : [email protected]. ; die van de examencommissie IvR: [email protected]. Eventueel [email protected]
7.3
Klachten
Tegen een aantal andere besluiten, en gedragingen van andere studenten of medewerkers, kun je geen bezwaar aantekenen, maar je kunt wel een klacht indienen. Ook dat moet binnen een termijn van 2 weken gebeuren, en ook hiervoor kan je het standaardformulier gebruiken. Je kunt je klacht indienen bij het facultaire loket (de onderwijsbalie van je opleiding) [email protected] of rechtstreeks bij het verantwoordelijke orgaan. Het facultaire loket (onderwijsbalie van je opleiding) zorgt er weer voor dat je klacht door het juiste orgaan wordt behandeld. De procedure lijkt veel op de bezwaarprocedure. Het orgaan dat je klacht behandelt, kan je in de gelegenheid stellen om gehoord te worden. Als je klacht betrekking heeft op een collega-student of een medewerker, wordt deze altijd in de gelegenheid gesteld om zijn reactie op jouw klacht te geven. In principe wordt binnen twee weken een beslissing over je klacht genomen. Als je het niet eens bent met deze beslissing, kun je binnen 6 weken een herzieningsverzoek indienen bij het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten. Je kunt een klacht ook mondeling bij het facultaire loket (onderwijsbalie van je opleiding) indienen, dan wordt ter plekke het standaardformulier ingevuld. De procedure is niet van toepassing op besluiten van algemene strekking. De contactgegevens van de onderwijsbalie zijn : [email protected]. ; Eventueel [email protected] 7.3.1. Ongewenst Gedrag Het kan voorkomen dat je klacht betrekking heeft op gedrag dat zo intimiderend is dat het onder de regelgeving voor ongewenst gedrag valt. Het gaat bijvoorbeeld om verbale of seksuele intimidatie, waarvan de gevolgen ernstig kunnen zijn. De onderwijsbalie van je opleiding zal je altijd wijzen op de mogelijkheid je tot een vertrouwenspersoon (zie 2.3) te wenden. Als je een klacht indient, kan je ervoor kiezen die op de faculteit te laten behandelen (de opleidingsdirecteur onderzoekt de klacht of laat hem onderzoeken), of 94/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
deze voor te leggen aan de Klachtencommissie Ongewenst Gedrag van de HU. De klacht wordt dan doorgestuurd naar het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten. Er geldt een afwijkende termijn voor de indiening van klachten over ongewenst gedrag. De termijn kan tot 2 jaar na de gedraging doorlopen.
7.4
Beroep
Beroep staat open tegen besluiten op bezwaar die op grond van de onderwijs- en examenregeling zijn genomen (zoals tentamenbeoordelingen, voorzieningen en het bindend studieadvies), maar ook als het besluiten op bezwaar in andere zaken betreft, bijvoorbeeld rondom inschrijving en uitschrijving voor de opleiding, zaken van financiële aard, of ordemaatregelen e.d. . Je kan binnen zes weken vanaf de bekendmaking van het besluit schriftelijk beroep aantekenen bij het HULoket Rechtsbescherming Studenten. Dit kan digitaal, maar dient dan ook per post met handtekening te worden nagezonden. Het HU-Loket Rechtsbescherming zorgt ervoor dat je beroepschrift door het juiste orgaan behandeld wordt. Dit kan het College van Beroep voor de Examens(voor vrijwel alle besluiten van de examencommissie) , of de Geschillenadviescommissie (besluiten van de opleidings- of faculteitsdirectie op grond van de WHW) zijn. Dit zijn onafhankelijke, hogeschoolbrede beroepsinstanties voor (aankomende) studenten en extraneï van Hogeschool Utrecht. Ze zijn dus niet verbonden aan een faculteit of opleiding. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat tenminste: • je naam, studentnummer, huisadres, woonplaats en je telefoonnummer; • vermelding van de faculteit en de afdeling/opleiding waar je bent ingeschreven; • de dagtekening; • een duidelijke omschrijving van het besluit met datum waartegen het beroep is gericht, onder vermelding • van de persoon die, of het orgaan dat het besluit heeft genomen; • één of meer gronden, waarop het beroep berust; • een zo nauwkeurig mogelijk omschreven eis. Daarnaast moet een kopie van het bestreden besluit worden bijgevoegd. Het beroepschrift moet worden gericht aan het HU-Loket Rechtbescherming Studenten, Postbus 573, 3500 AN Utrecht. Het College van Beroep kan het beroep gegrond of ongegrond verklaren. Als het beroep gegrond wordt verklaard, betekent dat vaak dat de Examencommissie of directie die het oorspronkelijke besluit heeft genomen, een nieuw besluit moet nemen. Het College van Beroep doet dat dus niet zelf. Als het beroep ongegrond wordt verklaard, blijft het oorspronkelijke besluit in stand. De Geschillenadviescommissie brengt na onderzoek een advies uit aan het College van Bestuur, dat op basis daarvan een besluit neemt. Ook de commissie adviseert het College van Bestuur een beroep gegrond of ongegrond te verklaren. Als het College van Bestuur het advies overneemt, zal het bij een gegrondverklaring ook de Examencommissie of directie opdragen een nieuw besluit te nemen. In het Reglement Rechtsbescherming Studenten HU (www.reglementen.hu.nl) staan de procedures nader beschreven. Zie voor meer informatie www.collegevanberoep.hu.nl. Je kunt je voor informatie en advies ook wenden tot de studentendecaan (zie par. 2.2) of het secretariaat van het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten, tel. 030-2388352 of [email protected].
7.5
Hoger beroep
Als je het niet eens bent met de uitspraak van het College van Beroep voor de Examens, of het besluit van het College van Bestuur na advies van de Geschillenadviescommissie, kun je hiertegen ook nog extern hoger beroep aantekenen bij het College van Beroep voor het hoger onderwijs in Den Haag. Informatie over de procedure en termijnen kun je vinden op de website www.cbho.nl 95/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
7.6
Herzieningsverzoeken bij klachten
Als je niet tevreden bent over de afhandeling van je klacht op de faculteit, kun je een verzoek tot herziening indienen bij het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten. Ook hiervoor geldt en termijn van 6 weken vanaf de beslissing naar aanleiding van je klacht. Je kunt het herzieningsverzoek digitaal indienen maar dan dien je het ook per post, voorzien van een handtekening, na te zenden. Het adres is: HU-Loket Rechtbescherming Studenten, Postbus 573, 3500 AN Utrecht. Het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten zorgt ervoor dat je verzoek door het juiste orgaan behandeld wordt. Dit is bij de meeste klachten de Klachtencommissie Studenten, maar als het om klachten inzake ongewenst gedrag gaat, wordt de klacht behandeld door de Klachtencommissie Ongewenst Gedrag. Dit zijn allebei hogeschoolbrede onafhankelijke klachtinstanties, die niet verbonden zijn aan de faculteit. Ze brengen advies uit aan het College van Bestuur, dat vervolgens een besluit neemt. In het Reglement Rechtsbescherming Studenten HU en het Reglement inzake Ongewenst Gedrag (www.reglementen.hu.nl) staan de procedures nader beschreven
96/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
8
Roosters
8.1
Jaarrooster
Zowel tijdens de propedeuse als tijdens de hoofdfase is het onderwijsprogramma ingedeeld in vijf perioden (blokken). Deze perioden worden aangeduid met de letters A t/m E (ofwel als blok 1 t/m 5). periode A + B (blok 1 + 2) vormen tezamen een semester, evenals periode C + B (blok 3 + 4). Jaarlijks wordt een overzicht opgesteld waarin de periode-indeling (of blokindeling) voor dat studiejaar wordt gepresenteerd met vermelding van de lesweken, tentamenweken en vakantieperiodes. Hier wordt het Jaarrooster Instituutvoor Recht van afgeleid. Zie voor roosters: www.roosters.hu.nl. Voor het reserveren van ruimtes kun je mailen naar: www.ruimtereserveren.hu.nl (alleen voor studenten van FMR, FEM en HUA). Het jaarrooster studiejaar 2010-2011, van de opleiding ziet er als volgt uit:
97/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Kal.
FMR
Maandag
33
16-08-10
34
23-08-10
Ma
Di
Wo
Do
Vr
Hertoetsen periode D Introductie
35
A1
30-08-10
les
Les
Les
Les
Les
36
A2
06-09-10
Les
Les
Les
Les
Les
37
A3
13-09-10
Les
Les
Les
Les
Les
38
A4
20-09-10
Les
Les
Les
Les
Les
39
A5
27-09-10
Les
Les
Les
Les
Les
40
A6
04-10-10
Les
Les
Les
Les
Les
41
A7
11-10-10
Les
Les
Les
Les
Les
42
18-10-10
Onderwijsvrije week
43
A8
25-10-10
44
A9
01-11-10
Toets
Toets
Toets
Toets
Toets
Kal.
FMR
Maandag
Ma
Di
Wo
Do
Vr
45
B1
08-11-10
Les
Les
Les
Les
Les
46
B2
15-11-10
Les
Les
Les
Les
Les
47
B3
22-11-10
Les
Les
Les
Les
Les
48
B4
29-11-10
Les
Les
Les
Les
Les
49
B5
06-12-10
Les
Les
Les
Les
Les
50
B6
13-12-10
Les
Les
Les
Les
Les
51
A-T-I
20-12-10
52
Kerstvakantie Kertsvakantie
27-12-10
1
B7
03-01-11
Les
Les
Les
Les
Les
2
B8
10-01-11
A-T-I
A-T-I
A-T-I
A-T-I
A-T-I
3
B9
17-01-11
Toets
Toets
Toets
Toets
Toets
4
B10
24-01-11
Toets
Toets
Toets
Toets
Toets
Kal.
FMR
Maandag
Ma
Di
Wo
Do
Vr
5
C1
31-01-11
Les
Les
Les
Les
Les
6
C2
07-02-11
Les
Les
Les
Les
Les
7
C3
14-02-11
Les
Les
Les
Les
Les
8
21-02-11
Onderwijsvrije week
9
C4
28-02-11
Les
Les
les
Les
Les
10
C5
07-03-11
Les
Les
Les
Les
Les
11
C6
14-03-11
Les
Les
Les
Les
Les
12
C7
21-03-11
13
C8
28-03-11
Toets
Toets
Toets
Toets
Toets
14
C9
04-04-11
Toets
Toets
Toets
Toets
Toets
Kal.
FMR
Maandag
Ma
Di
Wo
Do
Vr
15
D1
11-04-11
Les
Les
Les
Les
Les
16
D2
18-04-11
Les
Les
Les
Les
Goede
17
D3
Les
Les
Les
Les
25-04-11
Les /A-T-I
2e Paasdag
02-05-11
Onderwijsvrije week (incl. 4 en 5 mei)
19
D4
09-05-11
Les
Les
Les
Les
Les
20
D5
16-05-11
Les
Les
Les
Les
Les
21
D6
23-05-11
Les
Les
Les
Les
Les
22
D7
30-05-11
Les
Les
Les
Hemelvaart
ADV
23
D8
06-06-11
A-T-I
A-T-I
A-T-I
A-T-I
A-T-I
24
D9
13-06-11
Pinksteren
Toets
Toets
Toets
Toets
25
D10
20-06-11
Toets
Toets
Toets
Toets
Toets
26
D11
27-06-11
27
E1
04-07-11
diplomeringen
98/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Kal.
FMR
Maandag
33
E7
15-08-11
toetsweek parallel met summercourse
34
E8
22-08-11
Introductie/Facultatieve toetsweek parallel met summercourse
35
A1
29-08-11
8.2
Ma
Les
Di
les
Wo
les
Do
Les
Vr
Les
esrooster
Per periode wordt een lesrooster vastgesteld. Hierin staat vermeld welke cursussen op welk moment worden gegeven door welke docent, in welk lokaal en voor welke groep. Het is de bedoeling dat iedere student zelf de voor hem of haar geldende gegevens overneemt. Het lesrooster is te vinden via www.rooster.hu.nl Het lesrooster wordt twee weken (of zo veel eerder als mogelijk is) voor aanvang van de periode gepubliceerd. Eventuele roosterwijzigingen vanaf dan worden door de onderwijslogistieke medewerker van de opleiding bekend gemaakt aan de studenten en docenten.
8.3
Tentamenrooster
De tentamens worden gedurende de tentamenweken aan het einde van elke lesperiode (elk blok) afgenomen. Via de opleiding wordt hiervoor een tentamenrooster bekend gemaakt. Dit rooster wordt voor aanvang van de betreffende periode bekend gemaakt via de reguliere publicatiekanalen. Aan de hand van de curriculumschema’s kunnen studenten zien in welke periode bepaalde cursussen worden afgesloten. Herkansingen vinden in de regel plaats in de eerstvolgende tentamenperiode nadat de cursus is aangeboden. Op het tentamenrooster voor de betreffende periode wordt exact aangegeven op welke dag en op welk tijdstip de toets (of herkansing) plaatsvindt. De indeling van studenten in de tentamenlokalen wordt uiterlijk in lesweek 7 bekend gemaakt via de reguliere publicatiekanalen. Getracht wordt om (her)tentamens van opvolgende jaren zoveel mogelijk niet op dezelfde tijd te roosteren, maar soms kan dat niet anders. De student dient dan zelf een keuze te maken tussen de twee tentamens. (zie ook 6.3.5.1 lid 5 en lid 6). Het kan in uitzonderlijke gevallen voorkomen dat een tentamen op zaterdag wordt georganiseerd. Tabel tentamentijden Tentamentijd Tentamentijd 1 Tentamentijd 2 Tentamentijd 3 Tentamentijd 4
Tijden 10.00 – 12.00 uur 13.00 – 15.00 uur 16.00 – 18.00 uur 19.00 – 21.00 uur
99/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9
Cursusbeschrijvingen
Alle cursusbeschrijvingen zijn ook in OSIRIS opgenomen. Je vindt ze op www.osiris.hu.nl.
100/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.1 afstudeerproject Cursuscode ADR-SJDD-001-06 (deel 1) / ADR-SJDD-002-06 (deel 2 ) Soort cursus Verplichte cursus voor studenten die willen afstuderen met een afstudeerproject en eindgesprek. Studiebelasting 12 EC (opzet deel 1: 6 EC, afstudeerproject deel 2: 6 EC). Beginvereisten Voordat de opzet (deel 1) van een student beoordeeld kan worden dient de middenevaluatie van de supervisie met een voldoende te zijn afgesloten. Korte inleiding Het afstudeerproject is een werkstuk dat voldoet aan door de opleiding gestelde eisen inzake vorm en inhoud. Het doel van het afstudeerproject is, dat de student demonstreert in hoeverre hij in staat is een voor de sociaal juridische beroepsuitoefening relevante thematiek op grondige wijze zelfstandig uit te diepen . Competenties Dimensie 2 en 3. Leerlijn Integrale leerlijn. Inhoud De student heeft de vrije keuze een onderwerp te kiezen voor zijn afstudeerproject. Het dient een onderwerp te zijn dat SJD gerelateerd is. De vorm van het project kan variëren. De nadruk kan liggen op een literatuuronderzoek, een meer praktijk gericht onderzoek waarvan verslag wordt gedaan of een beroepsproduct dat direct toepasbaar is in de praktijk. In alle gevallen dient hier volgens de richtlijnen uit de studiewijzer schriftelijk verslag van te worden gedaan. Werkvorm 1. De student werkt zelfstandig aan het afstudeerproject. Wel is er ondersteuning mogelijk vanuit de opleiding in de vorm van afstudeerprojectlessen en afstudeerbegeleiding door een SJD-docent. 2. De opleiding verstrekt als didactisch hulpmiddel bij het kiezen van een onderwerp, het formuleren van een vraagstelling en het ontwerpen van een hoofdstukkenindeling van het afstudeerproject een studiehandleiding afstudeerproject SJD. De tekst van deze handleiding heeft niet de status van voorschrift, maar van aanbeveling. Toetsing • De student levert ter beoordeling een opzet (deel 1) en een eindproduct (deel 2) in. De criteria waaraan deze producten moeten voldoen zijn opgenomen in de studiewijzer afstudeerproject SJD. • Het afstudeerproject wordt beoordeeld door een docent,die geselecteerd is uit de aan de SJDe opleiding verbonden docenten. Wanneer de beoordelaar een onvoldoende geeft, fungeert een 2 docent als tweede beoordelaar. In dat geval wordt het definitieve cijfer in overleg vastgesteld. • Bij beoordeling met een onvoldoende wordt de student uitgenodigd voor een gesprek met de begeleider. Zonodig ontvangt de student bij beoordeling specifieke aanwijzingen die moeten zijn verwerkt, voordat het afstudeerproject opnieuw beoordeeld kan worden. Literatuur • Studiewijzer Afstudeerproject SJD-DT 2010 – 2011 (digitaal aangeboden). • Verhoeven, N., Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger 101/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
de
• •
beroepsonderwijs. Amsterdam: Uitgeverij Boom, 2 druk 2007, ISBN 978 90 473 0141 7. Valbracht, J.G. en J.M. Gerlofs, Schrijfvaardigheid in de rechtspraktijk. Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2005, ISBN 10 90 5454 567 4. Bois, M. de, Taalgids (digitaal aangeboden via de sharepointsite Afstudeerproject).
102/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.2 afstudeerthema: beleid Cursuscode ADR-SJDD-I005-04 Soort cursus Verplicht voor studenten voor zover zij niet afstuderen via afstudeerproject en eindgesprek. Studiebelasting 6 EC Korte Inleiding Als beginnend HBO-er word je geacht iets meer bij te dragen aan de organisatie waar je werkt, dan alleen je werk goed uit te voeren. In het SJD-werkveld uit zich dat vaak in het bijdragen aan beleidsontwikkeling. Deze cursus richt zich daarom op het bijdragen aan beleidsontwikkeling in de eigen organisatie door het schrijven van een goed afgestemd beleidsadvies. Beleid in SJD-organisaties heeft veelal tot doel om te reageren of, liever nog, te anticiperen op (wets)veranderingen. Ook gebruiken SJD-organisaties beleid vaak om invulling te geven aan wetgeving om deze daarmee zo dicht mogelijk bij de dagelijkse praktijk te brengen. Om een bijdrage te kunnen leveren aan deze beleidsontwikkeling, moet een SJD’er zich bewust zijn van de dynamiek tussen zijn werk met cliënten (microniveau), de werking en het doel van de eigen organisatie (meso-niveau) en de plaats van de organisatie in de maatschappelijke context (macro-niveau). Hiervoor is kennis nodig van de cyclus van beleidsvorming in de eigen organisatie en het krachtenveld dat speelt in en om de organisatie omtrent beleidsvraagstukken. Om het beleid in de eigen organisatie in een breder perspectief te kunnen plaatsen en optimaal te kunnen afstemmen, moet de SJD’er daarnaast ook inzicht hebben in de beleidsketen van de Nederlandse democratie. Competenties 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 3.1 en 3.2 Leerlijn Integrale leerlijn. Leerdoelen 1. De student kan benoemen welke problemen en ontwikkelingen zich voordoen bij een voor de eigen organisatie relevante doelgroep; 2. De student kan door de student zelf gesignaleerde problematiek vertalen naar een beleidsvraag; 3. De student kan verwoorden wat de eigen rol is in relatie tot de (ontwikkeling) van de organisatie; 4. De student kan verwoorden wat de eigen rol is in relatie tot de (ontwikkeling in de) voor het beleidsadvies geselecteerde doelgroep; 5. De student kan beargumenteren welk krachtenveld zich afspeelt rondom de beleidsvraag; 6. De student kan aangeven welke strategische, inhoudelijke, vormtechnische en procedurele richtlijnen er zijn voor het beleidsadvies dat hij schrijft en hieruit conclusies trekken waar hij rekening mee moet houden bij het schrijven van het beleidsadvies; 7. De student kan een beleidsadvies schrijven waarbij hij aantoont rekening te hebben gehouden met de strategische, inhoudelijke, vormtechnische en procedurele richtlijnen; 8. De student kan een aanvaardbaar, begrijpelijk en correct geformuleerd advies voor beleidsverandering(en) schrijven; 9. De student kan verwoorden wat de effecten zijn van (komende) wet- en regelgeving voor de (verschillende) doelgroep(en) en situaties uit het eigen werkveld; 10. De student kan in een beleidsadvies maatregelen aangeven in de vorm van strategieën of methoden die oplossingen bieden voor zich nieuw aandienende beroepsrelevante problemen binnen de eigen functie en/of de eigen organisatie; 11. De student kan een beleidsadvies construeren dat afgestemd is op de belangen van de beslissende partij.
103/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Inhoud In deze cursus wordt de werkervaring van de student als basis genomen om het functioneren van de SJD’er als beleidsmedewerker in een breder kader te plaatsen. De student kijkt hierbij vanuit verschillende invalshoeken: 1. Op macroniveau: welke veranderingen in de maatschappelijke context van de organisatie zijn aanleiding voor beleidsaanpassingen? Hoe komt beleid op overheidsniveau tot stand? 2. Op mesoniveau: hoe past een organisatie haar beleid aan en welke invloed heeft een SJD’er daarop? Wat zijn effecten van beleidsaanpassingen op het maatschappelijk netwerk van de organisatie? Hoe geef je als SJD’er vorm aan beleidsontwikkeling binnen je organisatie? Wat is de plaats van uitvoeringsorganen in de openbare beleidsketen? Welke belangen spelen in en rondom de organisatie een rol bij het tot stand komen van nieuw beleid? Hoe kun je hier rekening mee houden zodat je de kansen van je eigen beleidsadvies vergroot? 3. Op microniveau: wat zijn effecten van beleidsaanpassingen voor het directe contact met de cliënt? Welke maatschappelijke veranderingen hebben dusdanige gevolgen voor cliënten dat ze beleidsaanpassingen vereisen? Hoe beïnvloeden beleidsveranderingen het eigen vak? De student gaat zelf op zoek naar voorbeelden van maatschappelijke veranderingen, die van invloed zijn op zijn eigen organisatie. Hij onderzoekt de gevolgen daarvan voor de eigen organisatie, bijvoorbeeld voor de beheersbaarheid, de organisatiecultuur of de verdeling van werk. Vervolgens schrijft hij een beleidsadvies voor de eigen organisatie waarin hijj een strategie uiteenzet om de ontstane gevolgen het hoofd te bieden. Dit beleidsadvies wordt beoordeeld op inhoud, taalgebruik en vorm. Onderwijsvorm Combinatie van een hoorcollege in de eerste week en een mix van hoorcolleges, werkcolleges, gastcolleges en inloopspreekuren in de daarop volgende weken. Presentie Voor deze cursus geldt de aanwezigheidsverplichting. Toetsing Individueel werkstuk van maximaal 15 pagina’s in de vorm van een beleidsadvies voor de eigen organisatie en het bijbehorende voorbereidende werk (dit valt buiten de 15 pagina’s). Literatuur • Jans, R. (2002). Het schrijven van BELEIDSADVIEZEN, 2e druk, Uitgeverij H. Nelissen B.V.: Soest ISBN 90 244 14687.
104/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.3 afstudeerthema: signalering Cursuscode ADR-SJDD-I009-04 Soort cursus Verplicht voor studenten voor zover zij niet afstuderen via afstudeerproject en eindgesprek. Beginvereisten Voordat de opzet van het signaleringsplan beoordeeld kan worden dient de middenevaluatie van supervisie met een voldoende te zijn afgesloten. Studiebelasting 6 EC Korte inleiding Het Afstudeerthema: signalering SJD DT is één van de afstudeerthema’s voor studenten SJD Deeltijd. Het andere afstudeeronderdeel is het Afstudeerthema: beleid SJD DT. In het kader van deze afstudeeropdracht hanteren we voor signalering de definitie die gebruikt wordt door de Landelijke Vereniging van Bureaus van Sociaal Raadslieden:‘Het op een systematische manier, in de directe praktijk, opsporen van onjuiste, onbedoelde, ongewenste effecten van beleid, wet -en regelgeving en uitvoering door beroepsuitoefenaars en instellingen waardoor op grond van de aldus verzamelde feiten uit de praktijk wordt gerapporteerd en verbetervoorstellen worden gedaan.’ Competenties Dimensie 2 en 3. Leerlijn Integrale leerlijn Leerdoelen 1. De student kan signalen in de eigen praktijksituatie herkennen en beoordelen of dit nader onderzocht kan en/of moet worden. 2. De student kan anticiperen op (komende) veranderingen in beleid en/of wet– en regelgeving en dit vertalen naar mogelijke consequenties voor het interne of externe beleid van de eigen organisatie. 3. De student kan een signaleringsplan opstellen. 4. De student kan een praktijkgericht onderzoek doen conform de eisen die aan een dergelijk onderzoek mogen worden gesteld. 5. De student kan een presentatie houden binnen de eigen organisatie over de resultaten van zijn signaleringsonderzoek. Inhoud Tijdens het Afstudeerthema: signalering SJD DT krijgt de student de mogelijkheid zelf een signalering te doen op de (eigen) werkplek. De student zoekt zelfstandig naar signalen van onbedoelde en/of ongewenste effecten in wet– en regelgeving, of ontwikkelingen in de werksoort, die mogelijk van invloed kunnen zijn voor een bepaalde groep cliënten. Tevens geeft hij aan welke oplossingsrichting(en) er mogelijk zijn ten aanzien van de uitgewerkte signalering, bijvoorbeeld preventief optreden, of een voorlichtingsprogramma. Het geheel wordt verwerkt in een werkstuk. De kwaliteit van het werkstuk moet van dien aard zijn dat het bruikbaar is in de praktijk. Of het daadwerkelijk in het werk (volledig) wordt toegepast is niet verplicht, maar dit wordt wel gestimuleerd. Voor de SJD’er is signalering een kerntaak waar in de praktijk (vaak door tijdgebrek) niet veel aandacht aan wordt geschonken, terwijl elke professional signalering wel belangrijk vindt. Bijvoorbeeld: een SJD’er
105/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
werkzaam in de schuldhulpverlening krijgt steeds vaker te maken met jongeren die enorme schulden maken. Met dit signaal gaat hij aan de slag door middel van een signaleringsplan: klopt het dat er sprake is van een toename van schulden onder jongeren en om hoeveel èn om wat voor soort jongeren gaat het eigenlijk? De uitkomsten van het signaleringsplan kunnen er toe leiden, dat in de eigen beroepspraktijk de verbetervoorstellen ook daadwerkelijk worden geïmplementeerd. Bijvoorbeeld door het opstarten van een voorlichtingsproject op middelbare scholen ter voorkoming van het ontstaan van grote schulden onder jongeren. Tijdens de eerste bijeenkomst wordt aan de hand van een hoor- en werkcollege een instructie gegeven over het opzetten en het uitwerken van een signaleringsplan. Op vrijwillige basis kunnen studenten intervisie groepjes samenstellen, zodat ze elkaar feedback kunnen geven op de opzet van het signaleringsplan. Tijdens de tweede, derde en eventueel vierde bijeenkomst krijgt de student de gelegenheid om de eerste opzet van het signaleringsplan te bespreken met de docent en met medestudenten. Daarna doet de student zelfstandig onderzoek en werkt hij aan het schrijven van zijn signaleringsplan. Naast het signaleringsplan schrijft de student een samenvatting van de belangrijkste uitkomsten van zijn onderzoek. Tot slot houdt de student een presentatie over de resultaten van het signaleringsonderzoek in de eigen organisatie voor minimaal twee deskundigen (geen medestudenten). De feedback naar aanleiding van deze presentatie verwerkt de student in een kort evaluatieverslag. Dit evaluatieverslag telt ook mee voor de beoordeling. Onderwijsvorm Na een instructiebijeenkomst en een aantal feedbackbijeenkomsten werkt de student zelfstandig aan zijn onderzoek. Toetsing De studenten schrijft een werkstuk met daarin 3 onderdelen: het signaleringsplan, het evaluatieverslag van de presentatie en een samenvatting van het onderzoek (15 – 20 pagina’s). Literatuur • Studiewijzer Afstudeerthema: signalering 2010-2011 (digitaal aangeboden via de cursussite op Sharepoint). • Scholte, M. en Splunteren, P. van, Opgelet! Systematisch signaleren in het maatschappelijk werk, Countinho: Bussum 2007, ISBN 978 90 469 0052 9.
106/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.4 arbeidsongeschiktheid en SJD K Cursuscode ADR-SJDM-090-08 Soort cursus Keuzecursus. Studiebelasting 3 EC Beginvereisten De student dient over basiskennis van het sociale zekerheidsrecht te beschikken. Korte inleiding Arbeidsongeschiktheid en SJD is een cursus waarin wetten, problemen en mogelijkheden rond arbeidsgeschiktheid en arbeidsongeschiktheid aan de orde komen. Leerdoelen De student, die de cursus Arbeidsongeschiktheid en SJD volgt; 1. Verdiept zijn kennis van en het inzicht in de achtergronden van de arbeidsongeschiktheidswetgeving gerelateerd aan de uitvoeringspraktijk; 2. Kan verband leggen tussen de achtergronden en oorzaken van arbeidsongeschiktheid en de daling van het aantal uitkeringsgerechtigden; 3. Ontwikkelt belangstelling voor het verhaal van de arbeidsongeschikte; 4. Weet hoe een arbeidsongeschiktheidbeoordeling tot stand komt; 5. Kan een beslissing op bezwaar schrijven aan de hand van een voorbeelddossier Inhoud In deze cursus worden de verschillende arbeidsongeschiktheidsregelingen behandeld, zoals de ZW en de WIA. Uitgangspunten bij de noodzakelijke selectie zijn: 1. Hoe de wetten in de praktijk worden toegepast. 2. Via de beoordeling door de verzekeringsarts de achtergronden in relatie tot de begrippen ‘ziekte en gebrek’ aan de orde stellen d.m.v. praktijkvoorbeelden. 3. De methodiek van de arbeidskundige beoordeling aan de orde stellen d.m.v. praktijkvoorbeelden. 4. Hoe is de schatting wettelijk geregeld; het schattingsbesluit in de praktijk 5. De relatie met het thema arbeid door middel van re-integratie en arbeidsomstandigheden verduidelijken. 6. Welke rol de Algemene wet bestuursrecht speelt in de arbeidsongeschiktheidbeoordeling en het nemen van een beslissing op bezwaar. 7. Hoe een beslissing op bezwaar tot stand komt. De programmadoelen worden door middel van dossierstudie, opdrachten, voorbeelden uit de praktijk en een door de student te vervaardigen werkstuk gerealiseerd. Onderwijsvormen Casestudie / werkcollege / opdrachten Toetsing Individuele eindopdracht. Literatuur • Wordt nader bekend gemaakt via de cursussite op SharePoint. 107/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.5 bijzondere opdracht SJD K Cursuscode ADR-SJDD-BIJZ-10 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting Minimaal 2 EC en maximaal 5 EC per opdracht. In totaal kan gedurende de opleiding maximaal 10 EC worden behaald door middel van bijzondere opdrachten. Korte inleiding Als alternatief voor keuzecursussen kunnen studenten, naast de literatuurstudie, ook één of meerdere bijzondere opdrachten tijdens hun studie verrichten. Studenten schrijven zelf een voorstel voor de bijzonder opdracht. De bijzondere opdracht moet inhoudelijk aansluiten bij de SJD beroepspraktijk. De bijzondere opdracht valt buiten de reguliere taken, die in het kader van de praktijktijd worden uitgevoerd. Dit betekent dat ook de beroepsproducten, die in het kader van het werkstuk praktijktijd zijn gemaakt, niet gebruikt kunnen worden voor de bijzondere opdracht. Bijzondere opdrachten mogen geen overlap hebben met verplichte cursussen, reeds gevolgde of nog te volgen keuzecursussen in het kader van de SJD opleiding. Bijzondere opdrachten worden uitgevoerd gedurende de tijd dat de student staat ingeschreven bij de opleiding. Een voorstel voor een bijzondere opdracht wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de cursuscoördinator. Competenties De student moet zelf aan de hand van het formulier ‘beoordeling eindproduct bijzondere opdracht’ onderbouwen aan welke competenties hij heeft gewerkt in het kader van de bijzondere opdracht. Leerlijn De student moet zelf aan de hand van het formulier ‘beoordeling voorstel bijzondere opdracht’ aangeven op welke leerlijn (vaardigheden leerlijn, conceptuele leerlijn, ervaringsreflectie leerlijn, integrale leerlijn) de bijzondere opdracht betrekking heeft. Inhoud Voordat een student kan beginnen aan de bijzondere opdracht schrijft hij een voorstel dat hij voorlegt aan de cursuscoördinator. Hiervoor vult de student het formulier ‘beoordeling voorstel bijzondere opdracht’ in. Als bijlage bij dit document levert de student bij de cursuscoördinator een eerste opzet bijzondere opdracht in met een voorlopige inhoudsopgave, een heldere uitwerking van het onderwerp (de problematiek of de opdracht), een doelstelling, een probleemstelling en een voorlopige literatuurlijst. Voorbeelden van bijzondere opdrachten: • Het uitvoeren van een onderzoeksopdracht op het terrein van de sociaal juridische dienstverlening. • Het volgen van een opleiding, cursus of training gerelateerd aan de sociaal juridische dienstverlening. • Het deelnemen aan een bijzonder project in het kader van het SJD werk (buiten de reguliere taken), bijvoorbeeld beleidsontwikkeling, deelname aan een preventieproject, het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal, het ontwikkelen van een bijscholing, het geven van een training etc. • Jobrotation, bijvoorbeeld meelopen met een collega binnen de eigen organisatie of buiten de eigen organisatie. • Het verrichten van vrijwilligerswerk. • Een bestuursfunctie bekleden, bijvoorbeeld binnen de politiek. • Het analyseren van een bijzonder incident, bijvoorbeeld agressie op de werkplek. • Het schrijven van een artikel in een sociaal juridisch vaktijdschrift. Het uiteindelijke eindproduct dat gemaakt is in het kader van de bijzondere opdracht wordt beoordeeld door een vakinhoudelijk deskundige docent. 108/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Leerdoelen De student moet zelf aan de hand van het formulier ‘beoordeling eindproduct bijzondere opdracht’ onderbouwen aan welke leerdoelen hij heeft gewerkt in het kader van de bijzondere opdracht. Onderwijsvorm De student werkt zelfstandig aan de bijzondere opdracht. Toetsing Het eindproduct van de bijzondere opdracht dient met een voldoende te worden afgerond . Literatuur • Studiewijzer Bijzondere opdracht SJD DT K 2010-2011 (digitaal aangeboden via de cursussite op Sharepoint). • Door de student zelf aangedragen literatuur en andere informatie.
109/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.6 career counseling voor allochtone studenten SJD K Cursuscode CSB-CAREER-06 Soort cursus Keuzecursus Beginvereisten Een voorwaarde is dat de student enige stage- en/of werkervaring en een biculturele achtergrond heeft (bijvoorbeeld omdat de student een aantal jaren in het buitenland heeft gewoond of omdat een van de ouders een niet-Nederlandse achtergrond heeft). Studiebelasting 3 EC Korte inleiding Voordat een student de arbeidsmarkt betreedt, is het van belang goed te weten wie hij is, wat hij wil en wat hij te bieden heeft. De meeste allochtone studenten zijn opgegroeid in twee culturen. Ze nemen hierdoor een bijzondere positie in omdat ze op de hoogte zijn van de Nederlandse cultuur en ze ook normen en waarden meegekregen hebben van een andere cultuur (de thuiscultuur). Deze dubbele culturele identiteit (biculturaliteit) kan een voordeel zijn in de toekomstige loopbaan, als de student dit op een effectieve wijze kan inzetten. Competenties 1.10, 2.2, 2.3 Leerlijn Vaardigheden leerlijn. Leerdoelen 1. De student kan zijn persoonlijke competenties vertalen naar een sollicitatiebrief en CV. 2. De student kan zich goed presenteren in een sollicitatiebrief en CV (schriftelijk) en een sollicitatiegesprek (mondeling). 3. De student kan zijn doelen ten aanzien van een toekomstige loopbaan op heldere wijze uiteenzetten zowel mondeling als schriftelijk. 4. De student kan de voordelen van een biculturele achtergrond goed onder woorden brengen zowel schriftelijk als mondeling 5. De student kan effectief omgaan met vragen over zijn biculturele achtergrond in een sollicitatiegesprek. Inhoud Tijdens de training krijgen de studenten meer inzicht in de eigen biculturele achtergrond. Studenten leren om competenties die ze hebben ontwikkeld dankzij hun biculturele achtergrond te vertalen naar een sollicitatiebrief en CV. Daarnaast leren ze om effectief om te gaan met vragen over hun biculturele achtergrond in een sollicitatiegesprek. Het uiteindelijke doel van de training is dat studenten hun persoonlijke effectiviteit verbeteren. De training bestaat uit 7 bijeenkomsten waarbij de studenten werken aan opdrachten die ze verwerken in een logboek. Het logboek vormt de weergave van het leerproces van de student. Tijdens de bijeenkomsten komen de volgende onderwerpen aan bod: • Zelfanalyse • Cultuur • Biografie. 110/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
• • •
Loopbaan Sollicitatiebrief en het CV Sollicitatiegesprek
Onderwijsvorm Tijdens de training worden de belangrijkste aspecten van het sollicitatieproces besproken en er wordt geoefend met het voeren van sollicitatiegesprekken. Toetsing De student maakt aan de hand van opdrachten een persoonlijk logboek (10 -15 pagina’s). Presentieregeling Voor deze cursus geldt de aanwezigheidsverplichting. Literatuur • Studiewijzer en opdrachten career counseling voor allochtone studenten 2010-2011 (digitaal aangeboden via de cursussite op Sharepoint).
111/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.7 criminologie SJD K Cursuscode ADR-SJDK-K036-09 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC Korte inleiding Criminologie houdt zich bezig met criminaliteit. Dit gebeurt op drie manieren. Allereerst is het van belang te onderzoeken waarom of waardoor mensen crimineel worden: het gaat hier om de oorzaken van en de voorwaarden voor strafbaar gedrag. Eén voorwaarde is uiteraard dat specifiek gedrag strafbaar moet zijn gesteld. In zekere zin is dus de strafwet een ‘oorzaak’ van criminaliteit. Een tweede, minstens zo belangrijk onderdeel van de criminologie, is daarom het onderzoek van de vraag waarom bepaalde gedragingen strafbaar zijn gesteld en andere niet. Een derde taak van de criminologie is de studie van effecten van strafrechtelijk ingrijpen. Dit onderdeel van de criminologie wordt ook wel penologie genoemd, dat is de leer van de straf. De cursus criminologie legt verbanden tussen theoretische inzichten enerzijds en het beleid op de reductie van criminaliteit anderzijds. Leerdoelen De algemene doelstelling van de cursus criminologie is om theoretische inzichten in de criminologie toe te kunnen passen op praktijkproblemen, alsmede aan de hand hiervan de houdbaarheid en de beperkingen van deze theoretische inzichten te kunnen toetsen. Uit deze algemene doelstellingen zijn twee typen leerdoelen af te leiden; leerdoelen die betrekking hebben op vakinhoudelijk kennis en leerdoelen die betrekking hebben op vaardigheden. Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Criminologie: een terreinverkenning De persoon van de dader Maatschappij en criminaliteit: het sociologische perspectief Criminaliteitspreventie Penologie Straffen in Nederland Victimologie Etnische minderheden
Onderwijsvorm • hoor/werkcolleges Toetsing Wordt nader bekend gemaakt Literatuur • Literatuur wordt nader bekend gemaakt. • Studiewijzer criminologie 2010 – 2011 (digitaal aangeboden).
112/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.8 de kritische professional Cursuscode ADR-SJDD-203-10 Soort cursus Verplichte cursus Beginvereisten De student heeft de cursus Professionele Vaardigheden gevolgd of heeft op andere wijze kennis opgedaan over de relevante vaardigheden (schriftelijke communicatie, argumenteren en kritisch denken, methodiek, gespreksvoering en adviesvaardigheden). Studiebelasting 5 EC Korte inleiding Binnen de opleiding SJD deeltijd wordt er in de eerste twee studiejaren doorlopend aandacht besteed aan het ontwikkelen van professionele vaardigheden van de SJD’er. De doelstelling is dat de student in staat is bewust, doelgericht en systematisch sociaal juridische problemen te analyseren en op te lossen en tijdens dit proces helder te communiceren met alle betrokkenen. De cursus De Kritische Professional is een vervolg op de cursus Professionele Vaardigheden. In dit vervolg wordt er een verdieping aangebracht in diverse methoden en technieken die toegepast kunnen worden voor het analyseren, onderzoeken en oplossen van SJD problemen en/of conflicten. Studenten ontwikkelen in de loop van het tweede jaar het vermogen om tot een goed gefundeerd oordeel te komen door de zaken zorgvuldig, op een betrouwbare en valide manier te onderzoeken en de eigen keuzes en standpunten goed te onderbouwen. Daarbij zijn diverse vaardigheden en technieken van belang. De eerste twee periodes gaan de studenten aan de slag met complexe (gespreks)technieken als onderhandelen en bemiddelen. In de tweede helft van het studiejaar komen de onderzoeksvaardigheden centraal te staan. Competenties 1.1, 1.2, 1.6, 1.7, 1.9, 1.10, 2.4, 2.5, 2.8, 3.1 Leerlijn Vaardigheden leerlijn Leerdoelen De student kan: 1. op basis van een diagnosemodel conflicten analyseren op inhoud, proces en context; 2. op basis van een conflictanalyse de eigen positie bepalen (boven de partijen, tussen de partijen of als een van de conflicterende partijen) en daar zijn interventies op afstemmen; 3. een onderhandeling voorbereiden op grond van een adequate analyse van belangentegenstellingen en (afhankelijkheids-)positie; 4. tijdens een onderhandeling diverse technieken en stijlen hanteren en daarbij zichtbaar rekening houden met de dilemma’s van het onderhandelen; 5. reflecteren op een gevoerde onderhandeling met toepassing van de theorie; 6. uitgaande van een probleemstelling een onderzoeksvraag formuleren; 7. de onderzoeksvraag analyseren in deelvragen; 8. deelvragen door middel van een onderzoeksmethode beantwoorden en inzichtelijk weergeven; 9. aangeven in hoeverre de gegeven antwoorden betrouwbaar zijn; 10. op een kritische wijze gebruik maken van reeds beschikbaar onderzoeksresultaat; 11. duidelijk maken welke principieel verschillende vormen van onderzoek mogelijk zijn (kwalitatief 113/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
versus kwantitatief; empirisch versus normatief) en welke kwaliteitseisen daarbij passen; 12. conclusies trekken uit onderzoeksresultaten en beredeneren in hoeverre deze conclusies geldigheid hebben. Inhoud In periode A en B leren de studenten om conflicten te diagnosticeren en vanuit verschillende posities op basis van een goed doordachte strategie met conflicten om te gaan. Daarbij wordt veel geoefend met het onderhandelen, waarbij de studenten zelf een van de conflicterende partijen zijn. De studenten verwerven zodoende vaardigheden om te kunnen omgaan met verschillende dilemma’s van het onderhandelen. Daarbij is het van belang om steeds onderscheid te maken tussen de inhoud en het proces, maar ook om rekening te houden met de context waarbinnen de onderhandeling zich afspeelt. Het onderdeel onderhandelen en conflicthantering wordt in periode B afgesloten met een onderhandeling, waarin studenten worden beoordeeld op hun diagnose en voorbereiding, de manier waarop ze de onderhandeling uitvoeren en de manier waarop ze op die onderhandeling reflecteren met gebruikmaking van de theorie. In periode C en D gaan de studenten aan de slag met onderzoeksvaardigheden. Onderzoek doen betekent: op basis van zo betrouwbaar mogelijke gegevens zo verantwoord mogelijke conclusies trekken. Er is geen betere manier om onderzoek doen te leren, en om de resultaten van onderzoek op waarde in te kunnen schatten, dan om het zelf te doen. Dat is dan ook de kern van deze module: het methodisch uitvoeren van een eigen onderzoek, aansluitend bij de eigen praktijk. Aan de hand van het leerboek worden de achtereenvolgende stappen van het verrichten van onderzoek behandeld. Studenten passen deze methode toe in hun eigen onderzoek. We zullen zien dat er een principieel onderscheid gemaakt kan worden tussen empirisch (feitelijk) onderzoek enerzijds en juridisch (normatief) onderzoek anderzijds. Hoewel betrouwbaarheid en geldigheid in beide gevallen belangrijke eisen zijn, gaat men toch op een wat andere manier te werk. Het staat studenten vrij om in hun eigen onderzoek tussen beide een keuze te maken. Onderwijsvorm Trainingen en hoor/werkcolleges, gecombineerd met het zelf uitvoeren van een onderzoek. Toetsing • Periode A en B worden afgerond met een mondeling tentamen met voorbereiding en reflectie. • Periode C en B worden afgerond met een onderzoeksrapport. Presentie Voor een deel van deze cursus geldt de aanwezigheidsverplichting. Bijzonderheden ten aanzien van de verplichting zijn in de studiewijzer uitgewerkt. Literatuur • Studiewijzer De Kritische Professional (digitaal aangeboden in 2 delen op de cursussite op Sharepoint. • Huguenin, P., Onderhandelen en conflicthantering. Effectief handelen bij conflicten en tegenstellingen, Houten: Bohn Stafleu van Loghum 2004, ISBN 9789031341542. • Verhoeven, N., Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger beroepsonderwijs. Amsterdam: Uitgeverij Boom, 3de druk 2010, ISBN 9789047301417.
114/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.9 dienstverlening aan slachtoffers SJD K Cursuscode ADR-SJDM-012-08 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC Beginvereisten Uitgangspunt is dat studenten het thema: Straffen in Nederland hebben gevolgd en bij voorkeur met een voldoende hebben afgesloten. Korte inleiding Slachtoffer worden van een misdrijf of verkeersongeluk kan verstrekkende gevolgen hebben. In deze cursus wordt aandacht besteed aan de materiële en psychosociale gevolgen van schokkende gebeurtenissen. De plaats van het slachtoffer binnen het strafrecht wordt behandeld evenals de diensten van Slachtofferhulp Nederland. Verder wordt in deze cursus aandacht besteed aan de kennis en vaardigheden die specifiek zijn voorde dienstverlening aan slachtoffers en aan recente ontwikkelingen op dat gebied.. De cursus maakt onderdeel uit van de studieroute justitiële dienstverlening. Leerdoelen 1. Kennis en inzicht verwerven in de gevolgen van schokkende gebeurtenissen. 2. Kennis en inzicht verwerven in de positie van slachtoffers in het strafrecht. 3. Kennis verwerven over Slachtofferhulp Nederland en haar diensten aan slachtoffers. 4. Inzicht verwerven in de samenhang tussen materiële-, psychische- en letselschade. 5. Inzicht verwerven in de opvang en ondersteuning van slachtoffers. Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
De organisatie van slachtofferhulp en slachtofferzorg. Schokkende gebeurtenissen, verwerking en verstoorde verwerking. Gestructureerde opvang en ondersteuning van slachtoffers. Schadevergoeding in en buiten het strafrecht. De positie van slachtoffers in het strafrecht. Bemiddeling tussen slachtoffers en daders. Verschillen en overeenkomsten tussen slachtoffers van vermogensmisdrijven, zedendelicten, geweldsmisdrijven en verkeersongelukken.
Onderwijsvorm Hoorcollege, videopresentatie en discussiegroepen. Toetsing Schriftelijk tentamen, m.c. -en open vragen, 2 uur Literatuur • Reader Dienstverlening aan slachtoffers 2010-2011
115/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.10 dienstverlening bij schulden SJD DT K Cursuscode ADR-SJDD-F009-03 Soort cursus Keuzecursus. Studiebelasting 3 EC Korte inleiding De Nederlandse samenleving heeft zich na de tweede wereldoorlog ontwikkeld tot een consumptiemaatschappij. Door de toenemende welvaart van de laatste jaren heeft een steeds groter aantal mensen meer te besteden. Mensen durven daardoor ook vaker (financiële) risico’s te nemen. Het wordt dan ook belangrijker een verantwoorde financiële huishouding te voeren. Ook in tijden van relatieve welvaart is het noodzakelijk verantwoorde keuzes te maken. Veel mensen lukt dit onvoldoende of zij houden geen rekening met een eventuele teruggang van de welvaart. Een inkomensterugval, het aangewezen zijn op een uitkering of het aangaan van onverantwoorde betalingsverplichtingen vergroot de kans op financiële problemen. Veel instellingen in de sociaal juridische dienstverlening worden nu al met deze problemen geconfronteerd. SJD’ers moeten deze problemen kunnen hanteren. Competenties 1.1 t/m 1.10 Leerlijn Conceptuele leerlijn Leerdoelen 1. De student heeft kennis en inzicht in het ontstaan en verloop van schuldenproblematiek in samenlevingsverbanden. 2. De student heeft kennis en vaardigheden om samen met cliënten inzicht te krijgen in de aard van de financiële problematiek, het bestedingspatroon en de oplossingsmogelijkheden. 3. De student heeft kennis en vaardigheden om samen met cliënten een budgettering en schuldenregeling te organiseren en uit te voeren. 4. De student heeft kennis en vaardigheden om materiële vragen van cliënten te verstaan tegen de achtergrond van de maatschappelijke situatie van betrokkene. 5. De student heeft kennis, vaardigheden en houding om bij het begeleiden ten aanzien van materiële problematiek aandacht te hebben voor sociaal-emotionele effecten. 6. De student heeft kennis van wetgeving met betrekking tot schuldenproblematiek. Inhoud In de zeven bijeenkomsten zullen onder andere de volgende thema’s aan bod komen: 1. ontstaan en verloop van problematische schuldsituaties; 2. technische aspecten bij het opstellen van een schuldhulpverleningsplan; 3. methodische aspecten bij het opstellen en uitvoeren van een schuldhulpverleningsplan; 4. incasso mogelijkheden van schuldeisers; 5. globale behandeling van wetgeving; 6. budgetbegeleiding; 7. geautomatiseerde schuldsanering en budgettering (onder voorbehoud). Onderwijsvorm De bijeenkomsten zullen verschillend ingevuld worden. Hierbij kan gedacht worden aan: hoorcolleges, uitwerken van casuïstiek, videodemonstraties en korte oefeningen.
116/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Toetsing Schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen). Literatuur • Reader en werkboek. Bijzonderheden Tijdens deze cursus wordt veelvuldig gebruik gemaakt van casuïstiek. Bij de financiële uitwerking hiervan is het gebruik van een rekenmachine aan te bevelen.
117/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.11 echtscheidingsrecht SJD K Cursuscode ADR-SJDK-K050-03
Soort cursus Keuzecursus. Deze keuzecursus bouwt voort op Personen- en familierecht. Voor het volgen van de cursus echtscheidingsrecht is voldoende kennis van de onderwerpen die in Personen- en familierecht zijn behandeld wenselijk.
Studiebelasting 3 EC
Leerdoelen Het verwerven van kennis en inzicht in alle aspecten van een echtscheiding(sprocedure), zowel de formele aspecten, alsook de materiële aspecten van een echtscheiding. Naast inzicht in de echtscheidingsprocedure zelf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van een echtscheiding, met name de juridische gevolgen voor de kinderen, het berekenen van alimentatie, de echtelijke woning, de boedelverdeling en dergelijke.
Inhoud De cursus, die sterk geënt is op de praktijk bevat o.a. de volgende onderwerpen: het huwelijk en zijn rechtsgevolgen (waarbij een vergelijking wordt gemaakt met samenwonen buiten huwelijk), de echtscheidingsprocedure, inschrijving van de echtscheiding, alimentatie (ex)echtgeno(o)t(e), minderjarige kinderen, verdeling huwelijksgemeenschap, verrekenbedingen.
Onderwijsvorm Hoor -en werkcollege
Toetsing Schriftelijk tentamen, open vragen, 2 uur. Bij het tentamen mag de wettenbundel worden geraadpleegd.
Literatuur • Studiewijzer & Reader Echtscheidingsrecht 2010-2011. e • Heida, A., Kraan, C.A., Marck, Q.J. Echtscheidingsrecht, Boom Juridische uitgevers, uitgave 2010, 10 druk, ISBN 978 90 8974 218 6. • Wettenverzameling voor sociaal juridische dienstverlening 2010-2011, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, ISBN 978 90 1238 130 7.
118/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.12 eindgesprek Cursuscode ADR-SJDD-035-06 Soort cursus Verplicht voor studenten SJD DT die afstuderen met een afstudeerproject. Studiebelasting 1 EC Beginvereisten 1. Alleen studenten, die aan alle verplichtingen van de opleiding minus het eindgesprek hebben voldaan en dus ten minste 239 EC hebben behaald, kunnen deelnemen aan het eindgesprek. 2. Het opstellen en tijdig inleveren van een op schrift gestelde gespreksvoorbereiding en het op tijd en officieel aanmelden via het aanmeldingsformulier geldt als toelatingsvoorwaarde tot het gesprek. Korte inleiding Het eindgesprek is een mondeling tentamen waarin de student wordt getoetst op zijn vermogen om zijn professionaliteit als sociaal juridisch dienstverlener in de context van een gesprek te demonstreren. Doel van het eindgesprek is vast te stellen, in hoeverre dit vermogen aan het eind van de opleiding bij de student als (beginnend) beroepsbeoefenaar ontwikkeld is. Competenties In het eindgesprek laat de student zien alle competenties van de SJD’er te kunnen toepassen in de praktijk. Leerlijn Integrale leerlijn Onderwijsvorm: 1. De student dient ter voorbereiding van het eindgesprek een gespreksvoorbereiding op te stellen, gebaseerd op geselecteerde thema’s die zijn visie op het beroep verwoorden. Deze kunnen uit de afstudeerthema’s of het afstudeerproject voortkomen dan wel met de inhoud daarvan verband houden, dan wel met SJD gerelateerde onderwerpen verband houden. De opleiding verstrekt in de studiewijzer Eindgesprek richtlijnen ten behoeve van het opstellen van deze gespreksvoorbereiding. Deze worden toegelicht in de instructiebijeenkomst voor het eindgesprek. 2. Het eindgesprek vindt plaats tussen de student, twee examinatoren en een door de opleiding ten behoeve van het eindgesprek uitgenodigde werkvelddeskundige 3. Naast de onderwerpen/thema’s, die de student aankaart in zijn gespreksvoorbereiding, kunnen tijdens het eindgesprek ook andere aan SJD gerelateerde onderwerpen, al dan niet aangedragen door de examinatoren dan wel door de bij het eindgesprek betrokken werkvelddeskundige, aan de orde worden gesteld. Toetsing 1. Het eindgesprek neemt een uur in beslag. Daarvan is vijftig minuten bestemd voor het eigenlijke tentamen en tien minuten voor beoordeling. Bij het vaststellen van de beoordeling is de student niet aanwezig. 2. Bij het vaststellen van het cijfer voor het eindgesprek beoordelen de examinatoren het professioneel niveau van de student aan de hand van criteria inzake kennis, inzicht, vaardigheden, beroepshouding en zelfpresentatie. Speciale aandacht krijgt daarbij het vermogen tot reflecteren van de student en zijn vaardigheid om het resultaat van deze reflectie te presenteren aan derden, i.c. de examinatoren en de aanwezige werkvelddeskundige Ook de 119/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
3.
4. 5.
kwaliteit van de schriftelijke gespreksvoorbereiding wordt meegewogen bij de vaststelling van het cijfer van het eindgesprek. De examencommissie verstrekt aan de examinatoren en aan de werkvelddeskundigen een schriftelijk overzicht van deze criteria, voorzien van een praktische toelichting ten behoeve van het gebruik ervan tijdens het eindgesprek en met name tijdens de beoordeling. Dit schriftelijke overzicht wordt ook onder studenten verspreid via de Sharepointsite Eindgesprek SJD-DT. Het cijfer van het eindgesprek wordt ter plekke aan de student meegedeeld onmiddellijk nadat het door de examinatoren is vastgesteld. De datum van een eventuele herkansing voor het eindgesprek wordt vastgesteld door de examencommissie.
Literatuur • Studiewijzer Eindgesprek SJD-DT 2010-2011 (digitaal aangeboden). • Aanvullende informatie (digitaal aangeboden).
120/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.13 ethiek in de dienstverlening Cursuscode ADR-SJDD-020-05 Soort cursus Verplichte cursus Studiebelasting 3 EC Korte inleiding Iedere professional loopt in de uitoefening van het vak tegen problemen aan, die niet opgelost kunnen worden door de regels te volgen van het vak zelf. Dat is in het bijzonder het geval waar verschillende waarden met elkaar botsen. Dat is bijvoorbeeld het geval waar de gebruikelijke toepassing van een procedure voor een cliënt tot gevolgen leidt die je als dienstverlener (en als persoon) onrechtvaardig vindt. Het begrip ‘discretionaire ruimte van de professional’ is hier belangrijk: de regels van het beroep en van de organisatie waarin het beroep wordt uitgeoefend laten een (kleinere of grotere) ruimte over om in specifieke gevallen individuele keuzes te maken. We erkennen dat verschillende professionals dan tot andere keuzes kunnen komen; we verlangen van die professionals wel dat ze hun keuze in een dergelijk geval goed kunnen onderbouwen. Waar fundamentele menselijke waarden in het geding zijn, spreekt men van ethiek. Ethische keuzes staan uiteraard niet los van de culturele en maatschappelijke omgeving, die aan verandering onderhevig is. Met deze cursus ondersteunen we de professional bij het bewandelen van dat eigen, glibberige pad, waar rechtsregels en vastgestelde procedures niet meer volstaan om te weten wat ‘het goede’ is. En aangezien de SJD-er op zijn/haar beurt vaak te maken heeft met cliënten die voor lastige keuzevragen staan, trainen we de studenten ook in het ondersteunen van anderen bij het maken van die keuzes. Competenties 1.10, 2.8, 3.1, 3.3., 3.4 Leerlijn Conceptuele leerlijn en vaardigheden leerlijn. Leerdoelen De student kan: • Benoemen hoever zijn/haar discretionaire ruimte reikt en daar voorbeelden van geven. • Een waardeconflict analyseren en in de culturele en maatschappelijke context situeren. • Verantwoorde ethische keuzes maken. • Anderen ondersteunen bij het maken van ethische keuzes. Inhoud Wat is ethiek eigenlijk en waar komen (ethische) waarden en normen vandaan? Hoe verhoudt ethiek zich tot recht, politiek, etiquette, …? Ziedaar al een paar lastige vragen, waar in de geschiedenis van onze cultuur en wetenschap uiteenlopende antwoorden op gegeven zijn. Die verschillende richtingen zullen we verkennen en op waarde schatten. Waar doet ethiek zijn intrede in onze beroepspraktijk? We belichten het begrip discretionaire ruimte en gaan in de eigen praktijk op zoek naar de reikwijdte en de vorm daarvan. Een wezenlijk onderdeel van de cursus is dat waarbij de studenten op zoek gaan naar de wortels van de eigen en elkaars waarden. In hoeverre zijn die waarden persoonlijk, tijd- en plaatsgebonden, of juist bovenpersoonlijk en misschien zelfs universeel? Hoe verdedigen we onze waarden? Hoe veranderlijk zijn die? Hoe beïnvloeden we elkaar op dit gebied? Diverse menswetenschappen laten hun licht op dergelijke kwesties schijnen, bijvoorbeeld ook op de vraag hoe het mogelijk is dat mensen soms bereid en in staat blijken om handelingen te verrichten, zoals folteren, die flagrant indruisen tegen hun waarden.
121/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Hoe gaan we om met waardeconflicten of dilemma’s? Meerdere bijeenkomsten worden gewijd aan dilemmatraining, ondersteund door een eenvoudig stappenplan. Studenten helpen elkaar, in kleine groepjes, een uitweg te vinden uit lastige keuzevraagstukken. Het bestuderen van het leerboek ‘In de frontlinie tussen hulp en recht’ draagt er toe bij dat studenten de keuzevraagstukken kunnen situeren in de veranderende maatschappelijke omgeving. Onderwijsvorm Hoor-?werkcolleges en trainingen. Toetsing • Een schriftelijk tentamen met open vragen. • Een individueel werkstuk waarin de student een eigen ethisch dilemma (bij voorkeur uit de professionele praktijk) uitwerkt. Presentie Voor deze cursus geldt de aanwezigheidsverplichting. Literatuur • De Savornin Lohman, J. en Raaf, H. In de frontlinie tussen hulp en recht. Derde herziene druk, Coutinho: Bussum 2008, ISBN 978 90 469 0113 7.
122/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.14 forensische psychiatrie SJD K Cursuscode ADR-SJDK-015-09 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC Korte Inleiding Met deze cursus wordt beoogd een inleiding te geven in het vakgebied van de psychiatrie en forensische psychiatrie. Psychiatrie en recht hebben een aantal raakvlakken. In het strafrecht onderzoekt de psychiater de verdachte op aanwezigheid van psychische stoornissen en de samenhang met het ten laste gelegde delict. Welke psychische stoornissen hebben specifieke betekenis als het crimineel gedrag betreft? Is deze samenhang te onderzoeken? Voorts wordt er aandacht besteed aan gedwongen opname en behandeling van psychiatrische patiënten en de daarop betrekking hebbende wetgeving. Tevens zal worden ingegaan op het begrippenpaar toerekeningsvatbaarheid en toerekening. Tot slot zal terbeschikkingstelling (TBS) en de PIJ (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) als strafrechtelijke maatregel aan de orde komen. Leerdoelen 1. De student kent de veelvoorkomende psychische stoornissen in een forensische setting en verkrijgt enig inzicht in een aantal classificatiesystemen uit de klinische psychologie/psychiatrie. 2. De student kan symptomen herkennen en de omgang met de klant daarop aanpassen. 3. De student is in staat tot adequate verwijzing. 4. De student hanteert een existentieel-fenomenolgische concept ten aanzien van ‘gestoord’ gedrag. 5. De student kan het juridische kader van een gedwongen opname van psychiatrische patiënten begrijpen en toepassen op een praktijkcasus. 6. De student kan het juridische kader van de TBS en de Pij-maatregel begrijpen en toepassen op een praktijkcasus. Inhoud • psychopathologie • psychiatrie & recht • de persoon van de verdachte • toerekeningsvatbaarheid • terbeschikkingstelling en Pij-maatregel Onderwijsvorm Hoor- en werkcolleges Toetsing Schriftelijk tentamen (meerkeuze en open vragen) Literatuur • Holmes, D. & Geluk, H. Kleine Psychopathologie. Baarn: HB Uitgevers, laatste druk, ISBN 9789055742325 • Raes, B.C.M. & Bakker, F.A.M. (red.) De psychiatrie in het Nederlandse recht. 5e druk. Uitgeverij Kluwer, 2007 ISBN 9789013042276.
123/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.15 gespreksvoering 2 Cursuscode ADR-SJDD-081-08 Soort cursus Verplichte keuzecursus. In plaats van Gespreksvoering 2 kunnen studenten ook Onderhandelen 2 volgen. Studiebelasting 2 EC Korte inleiding De training Gespreksvoering 2 vormt een verdieping van de trainingen Gespreksvoering en Adviesgesprek. Studenten oefenen voor hen lastige praktijksituaties aan de hand van persoonlijke leerdoelen. Hierbij staan we ook stil bij interculturele en emotionele gesprekken en oefenen we hoe je om kan gaan met agressieve klanten. Competenties 1.1, 1.2, 1.7, 1.9, 1.10 Leerlijn Vaardigheden leerlijn. Leerdoelen 1. De student kan zijn sterke en zwakke mondelinge gespreksvaardigheden benoemen en illustreren aan de hand van een voorbeeld 2. De student kan zijn leerdoelen op gebied van gespreksvoering formuleren 3. De student kan literatuur vinden en samenvatten die aansluit bij zijn leerdoelen 4. De student kan lastige gesprekken analyseren en evalueren aan de hand van door hem zelf gekozen theoretische gespreksmodellen 5. De student kan zijn intuïtieve reactie herkennen, beoordelen en zo nodig vervangen door meer adequaat gedrag (verbreding persoonlijk gedragsrepertoire). Inhoud Tijdens deze persoonsgerichte en praktijkgerichte training wordt gewerkt op basis van het principe van ervarend leren (doen, reflecteren, abstraheren, doen). De training wordt op maat ingericht waarbij wordt aangesloten bij de van te voren door studenten geformuleerde leerdoelen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de Roos van Leary en van werkmodellen die door studenten zelf worden aangedragen. Casuïstiek uit de eigen praktijk wordt besproken. Van de studenten wordt een grote inbreng met betrekking tot het geven en ontvangen van feedback verwacht. Onderwijsvorm De training wordt als meerdaagse training aangeboden. Hierin worden verschillende werkvormen gebruikt. Toetsing Voorbereidingsopdracht, actieve deelname aan de training en individuele analyse van een praktijkcasus Presentie Voor deze cursus geldt de aanwezigheidsverplichting. Literatuur • Studiewijzer 2010-2011 Gespreksvoering 2 SJD DT (digitaal aangeboden via de cursussite op Sharepoint). • 100 pagina’s door student zelf te kiezen literatuur.
124/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.16 grondrechten Cursuscode ADR-SJDK-K073-03 Soort cursus keuzecursus Studiebelasting 3 EC Korte inleiding Grondrechten, ook wel fundamentele rechten genoemd, zijn een belangrijk onderdeel van ons rechtssysteem. Je vindt ze terug in aparte regelingen zoals de Grondwet, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de Algemene Wet Gelijke Behandeling, maar zijn toepasbaar op bijna ieder rechtsgebied. Je hoeft maar een krant open te slaan of het gaat wel over toepassing van grondrechten en maatschappelijke vraagstukken. Daarom worden in deze cursus de grondrechten, buiten het theoretische kader, vooral toegepast op actuele situaties. Praktijkgerichte kennis van de werking en beperkingen van grondrechten biedt de student een helder zicht op de achtergrond en bedoeling van de regelgeving en verhelderen maatschappelijke vraagstukken, zoals de verhouding tussen vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst. Leerdoelen 1. De student kan de centrale plaats die grondrechten in ons rechtssysteem innemen, toelichten. 2. De student heeft inzicht in de rol van grondrechten in actuele maatschappelijke discussies. 3. De student kan verschillende grondrechten in nationaal, Europees- en internationaal perspectief herkennen en benoemen. 4. De student heeft gedegen kennis van de Nederlandse en Europese grondrechtenbescherming. 5. De student kan de doorwerking van grondrechten herkennen en benoemen in de beroepspraktijk. 6. De student past de soms met elkaar conflicterende grondrechten toe. 7. De student legt een juridisch verband tussen het grondwettelijk kader en de beperkingen daarvan in het Wetboek van Strafrecht. Inhoud Er is veel aandacht voor een aantal specifieke grondrechten: het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van onderwijs. Als er al overeenstemming bestaat over de inhoud van een grondrecht, dan kan dat in een concreet geschil in strijd zijn met een ander fundamenteel recht. Mag een docente op grond van haar geloofsovertuiging mannelijke collega’s weigeren een hand te geven zonder dat dit arbeidsrechtelijke gevolgen heeft? Mag je homofiele mannen afwijzen op grond van je religieuze opvattingen? Mag een politicus optimaal gebruik maken van de vrijheid van meningsuiting en daarbij een groepering beledigen? Kunnen uitlatingen ook strafbaar zijn? En zo ja, is de strafrechtelijke vervolging wel de aangewezen weg daarvoor? In dat kader beoordelen we ook vanuit een juridische benaderingswijze spraakmakende en soms onsmakelijke cartoons over christenen, moslims, joden en andere groeperingen. Bijna ieder week is er aandacht voor jurisprudentie en oordelen van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). Soms zijn die uitspraken van rechters en de oordelen van de CGB in precies dezelfde kwestie andersluidend. Onderwijsvorm Werkcollege Toetsing • Een schriftelijke individuele opdracht inzake toepassing van een grondrecht in de jurisprudentie of in een oordeel van de CGB, en je eigen visie daarop - dit bepaalt 40 % van het eindcijfer • Schriftelijk tentamen (open vragen) – dit bepaalt 60 % van het eindcijfer
125/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Literatuur • Studiewijzer en reader Grondrechten SJD 2010-2011 (op Sharepoint of via readers on demand) • Brems E., Henrard K., Lange R. de, Botsing van grondrechten, deel 13 uit de reeks Erasmus Law e Lectures, Boom Juridische uitgevers, 1 druk, ISBN 978 90 5454 860 7 • Actuele hand-outs (aangeboden tijdens de colleges)
126/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.17 islam en recht SJD K Cursuscode ADR-SJDM-017-08 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC Korte inleiding Het keuzevak islam en recht beoogt een aanvulling te geven op de al aanwezige juridische kennis en een bijdrage te zijn aan verdere vorming van de vakkundigheid. In het bijzonder gaat het hierbij om specifieke kennis van en inzicht in religieuze en culturele achtergronden van de islam en haar juridische implicaties. Een en ander beoogt de dienstverlening ten behoeve van de islamitische cliënt in de Nederlandse context te optimaliseren want iedereen die in Nederland woont, valt onder het Nederlands (straf)recht. Echter, wie een andere nationaliteit heeft kan daarnaast met andere wetten te maken hebben, zoals het islamitisch privaat- en familierecht. Leerdoelen • Verdiepen van kennis en inzicht met betrekking tot religieuze en culturele achtergronden van de islam en haar juridische implicaties. Inhoud Inleiding Islam en recht : 1. De legitimering voor islamitisch recht, de discussies en de verschillende standpunten. 2. Inleiding in Oesoel al fiqh, de wortels van het islamitisch recht. 3. Koran, hadieth en soenna, sharia en hadd straffen. 4. De vier rechtsscholen 5. Gedragsregels halal verplicht en haram verboden, en hoe deze regels in het alledaagse maatschappelijke verkeer en het recht een plaats hebben. 6. Seksualiteit en sharia 7. Maagdelijkheid; overspel e.d. De problemen van jonge moslims, vrouwen en mannen, in de Nederlandse seculiere context. 8. Homoseksualiteit 9. Criminaliserings- en radicaliseringsprocessen 10. De identeitsvraag /-problematiek van moslim jongeren. 11. Eer en eerwraak Onderwijsvorm Inleidingen waarbij ook aandacht zal worden besteed aan de actualiteit. Er is veel ruimte voor eigen inbreng van studenten, casuïstiek en of andere voorbeelden uit de praktijk en er is ruimte voor vragen en discussie. Zo mogelijk wordt er gebruik gemaakt van video illustraties. Toetsing • Een werkstuk van maximaal 5 pagina’s • Presentatie in groepsverband Literatuur Materiaal wordt later bekendgemaakt via de cursussite op Sharepoint
127/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Bijzonderheden Enige kennis van het (Nederlandse) recht wordt geacht aanwezig te zijn.
128/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.18 jeugdrecht SJD K Cursuscode ADR-SJDM-018-08 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC Korte inleiding In deze keuzecursus komt informatie uit allerlei rechtsgebieden die van toepassing is op jeugdigen aan de orde. Zowel privaatrechtelijke en publiekrechtelijke aspecten worden behandeld. Leerdoelen 1. De student verwerft kennis en inzicht in alle juridische aspecten van het jeugdrecht. 2. Het recht wordt bekeken vanuit de positie van de minderjarige. Inhoud In deze cursus oriënteert de student zich op het gebied van het jeugdrecht. Het jeugdrecht omvat regelingen die behoren tot het personen -en familierecht, zoals bijvoorbeeld minderjarigheid en handelingsonbekwaamheid, en het administratieve recht. Wat dit laatste betreft, zal de nadruk liggen op de Wet op de jeugdzorg. In dit kader wordt aandacht besteed aan de jeugdbeschermingsmaatregelen en de diverse instanties die werkzaam zijn op het gebied van de jeugdzorg. Onderwijsvorm Hoorcollege en werkgroep Toetsing Individuele opdracht Literatuur • Aanvullende literatuur op Sharepoint. • SJD- wettenbundel, Kluwer of Vermande wettenbundel 2010-2011. • Mr A.P. van der Linden, Mr G.B.C.M. van der Reep, Mr F.G.A. ten Siethoff en Mr A.E.I.J. ZeijlstraRijpstra, Jeugd en recht, uitg. Bohn Stafleu Van Loghum, 9e druk, ISBN-13: 9789031361595 | ISBN10: 9031361593
129/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.19 jeugdstrafrecht SJD K Cursuscode ADR-SJDK-110-07 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC Beginvereisten Kennis van de inhoud van de cursussen Materieel strafrecht en Formeel strafrecht wordt verondersteld aangezien deze cursus een verdieping op deze kennis biedt. Korte inleiding Deze cursus richt zich in het bijzonder op het strafprocesrecht en het materiële strafrecht dat specifiek gericht is op de jeugdige. Daarnaast worden enkele onderwerpen uit het civiele jeugdrecht kort besproken. In relatie daarmee gaat de cursus in op het werk van de diverse partners in de jeugdstrafrechtketen: politie, bureau Halt, bureau Jeugdzorg, Raad voor de Kinderbescherming, Openbaar Ministerie, rechtbank en justitiële jeugdinrichtingen. Bedoeling is de studenten die zich willen specialiseren in het werken in de keten te informeren over de feitelijke en juridische stand van zaken en actuele ontwikkelingen in deze tak van het strafrecht. Competenties 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7 Leerlijn Conceptuele leerlijn Leerdoelen 1. De student kan de rechten en plichten van de jeugdige verdachten in de verschillende fasen van het strafproces benoemen en toepassen op een casus en beroepsproducten uit de praktijk. 2. De student kan de verschillende partners uit de jeugdstrafrechtsketen en hun werkzaamheden benoemen en toelichten. 3. De student kan de strafmodaliteiten uit het jeugdstrafrecht uitleggen en toepassen op een casus. 4. De student heeft kennis van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering, het Burgerlijk Wetboek en beleidsregels met betrekking tot het jeugdstrafrecht. 5. De student kan actuele ontwikkelingen in het jeugdstraf(proces)recht en de jeugdstrafrechtsketen benoemen, de discussie daarover in grote lijnen weergeven en een eigen mening hieromtrent formuleren. Inhoud • Stand van zaken en ontwikkeling van de jeugdcriminaliteit • Ontwikkeling van het jeugdstraf(proces)recht • Het materiële jeugdstrafrecht o.a. straffen en maatregelen • Dwangmiddelen en de (verdere) vervolging • Jongeren in justitiële inrichtingen • Nieuwe en alternatieve straffen • De jeugdreclassering, bureau Halt, Raad voor de Kinderbescherming Onderwijsvorm 130/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Hoorcollege en werkcolleges, eventueel met video/DVD- materiaal Toetsing Schriftelijk tentamen (open vragen) Literatuur • Studiewijzer Jeugdstraf(proces)recht 2010-2011 (digitaal aangeboden op Sharepoint) • Wettenbundel voor sociaal juridische dienstverlening 2010-201,. Sdu Uitgevers: Den Haag of een Vermande of Kluwer wettenbundel 2010-2011 e • Bartels, J.A.C. Jeugdstrafrecht. 4 druk, Deventer: Kluwer 2007, ISBN 978 90 13 04157 6 (NB: indien e de 5 druk in de tussentijd is verschenen en beschikbaar is, heeft het de voorkeur dat dit boek wordt aangeschaft.) • Aanvullende literatuur wordt digitaal aangeboden op Sharepoint
131/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.20 literatuurstudie SJD Cursuscode ADR-SJDD-LIT-09 Soort cursus Keuzecursus. Studiebelasting Minimaal 3 EC Korte inleiding De literatuurstudie is een alternatief voor een keuzecursus. Studenten kunnen twee keuzecursussen vervangen door literatuurstudies. Een groter aantal literatuurstudies in het totaal van de studieroute van de student is alleen mogelijk na expliciete toestemming van de examencommissie. Via een literatuurstudie verdiept een student zich in een specifiek onderwerp, dat relevant is in het kader van de SJD opleiding. Daarbij wordt de student in beperkte mate door één van de SJD docenten begeleid. Het onderwerp van de literatuurstudie moet goedgekeurd worden door de cursuscoördinator. Competenties Afhankelijk van het onderwerp. Leerlijn Afhankelijk van het onderwerp. Leerdoelen 1. De student kan zelfstandig aan de hand van literatuur een onderwerp bestuderen, dat relevant is voor de sociaal juridische beroepsuitoefening. 2. De student kan de beroepsrelevantie van het gekozen onderwerp voor de sociaal juridische beroepsuitoefening onderbouwen 3. De student kan een werkstuk over de bestudeerde literatuur schrijven, waarin de bestudeerde literatuur wordt samengevat. 4. De student kan zich een eigen oordeel vormen over het belang van de bestudeerde literatuur voor de SJD beroepspraktijk. 5. De student kan zijn mening zowel schriftelijk als mondeling onderbouwen en conclusies trekken over de bestudeerde literatuur. Inhoud In een literatuurstudie bestudeert de student zelfgekozen literatuur (boek(en) en/of artikelen) en schrijft hierover een werkstuk. De student werkt zelfstandig aan de literatuurstudie. Studenten worden bij literatuurstudies minimaal begeleid. De docent (cursuscoördinator) wordt geacht de begeleiding, het lezen van het werkstuk en het beoordelingsgesprek af te wikkelen in twee uur. Daarom is een literatuurstudie bij uitstek een werkvorm, waarin het accent ligt op zelfwerkzaamheid van de individuele student. De student wordt aangeraden om als onderwerp voor een literatuurstudie een duidelijk afgebakend thema te kiezen. Literatuurstudies kunnen een ‘voorstudie’ vormen voor de afstudeerthema’s of het afstudeerproject. Voorbeelden van onderwerpen: • Jeugdhulpverlening • Seksuele misdrijven en het strafrecht (verkrachting, aanranding, prostitutie, incest) • Borderline • Beleving van langdurige werkloosheid • Onderwijskansen van allochtonen • Criminaliteit en strafrecht • TBS en strafrecht Procedure 132/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
1. 2.
Kies een onderwerp. Formuleer een vraag uit de SJD beroepspraktijk waar je dankzij de literatuurstudie meer over te weten wilt komen. 3. Geef aan of het gaat om een juridisch, methodisch of sociaal wetenschappelijk onderwerp. 4. De cursuscoördinator beoordeelt een literatuurstudie met een methodische of sociaal wetenschappelijke invalshoek. De student doet zelf een voorstel voor een docentbeoordelaar bij een juridisch onderwerp. 5. Lever een literatuurlijst in bij de cursuscoördinator (vermeld: auteur, titel, jaar van uitgave, aantal pagina’s per boek of artikel en het totaal aantal pagina’s van de literatuurlijst). 6. Het minimaal aantal te lezen pagina’s is 400. 7. Maak een werkstuk waarin je een samenvatting geeft van de bestudeerde literatuur. Het werkstuk moet inhoudelijk aan de volgende criteria voldoen: a. Inhoudsopgave b. Goede onderbouwing SJD relevantie c. Goede samenvatting van de gelezen literatuur d. Conclusies en eigen mening e. Literatuurlijst 8. Geef een eigen oordeel over de literatuur en formuleer conclusies en aanbevelingen. Leg hierbij een relatie met de SJD beroepspraktijk. 9. Een sociaal wetenschappelijk of methodisch onderwerp wordt beoordeeld door de cursuscoördinator. Een juridisch onderwerp wordt beoordeeld door een jurist naar keuze. 10. Na de beoordeling van het werkstuk volgt een mondeling. Het mondeling vindt plaats met de cursuscoördinator en een tweede beoordelaar. Rode draad literatuurstudie: Wat heeft de bestudeerde literatuur de student opgeleverd aan nieuwe kennis en inzichten over de SJD beroepspraktijk? Onderwijsvorm De student werkt zelfstandig aan de literatuurstudie. Toetsing • Werkstuk (minimaal 5, maximaal 12 bladzijden, getypt op A-4 formaat) • Mondeling tentamen over de gelezen literatuur. Literatuur • Beoordelingsformulier literatuurstudie. • Door de student samengestelde literatuurlijst.
133/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.21 loopbaan- en competentieontwikkeling jaar 3 Cursuscode ADR-SJDD-352-06 Soort cursus Verplichte cursus; onderdeel van de vierjarige lintcursus loopbaan en competentieontwikkeling. Studiebelasting 1 EC Korte inleiding De opleiding SJD-deeltijd wil dienstverleners afleveren die weten waar hun kracht ligt en wat ze willen bijdragen aan het SJD-werkveld. Mensen die het bovendien als een uitdaging ervaren om zichzelf en de organisatie waarvan ze deel uit maken continu te blijven ontwikkelen. Tijdens loopbaan- en competentieontwikkeling wordt de student uitgedaagd om al tijdens zijn studie op methodische wijze regie te nemen over zijn loopbaanontwikkeling en over leerproces op school en in zijn werk. Competenties De student plant en evalueert zijn ontwikkeling op alle dimensies en deelcompetenties van het SJD competentieprofiel. In het bijzonder werkt hij aan de ontwikkeling van de volgende competenties: 1.8, 1.10, 2.8 en 3.4 . Leerlijn Ervarings-reflectie leerlijn. Leerdoelen 1. De student evalueert effectiviteit en relevantie van (leer)activiteiten en resultaten. 2. De student herformuleert op basis hiervan zijn loopbaan- en leerdoelen en plant nieuwe activiteiten. Onderwijsvorm Thuisopdrachten en overleg met de studieloopbaanbegeleider. Begin periode A formuleert de student loopbaan- en ontwikkeldoelen en maakt hij een plan van aanpak. Eind periode D evalueert hij dat jaar bereikte resultaten en vult hij zijn portfolio aan. Toetsing Individuele opdrachten. Literatuur • Studiewijzer loopbaan- en competentieontwikkeling jaar 3 SJD DT 2010-2011 (digitaal aangeboden via de cursussite op Sharepoint).
134/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.22 loopbaan- en competentieontwikkeling jaar 4 Cursuscode ADR-SJDD-353-06 Soort cursus Verplichte cursus; onderdeel van de vierjarige lintcursus loopbaan- en competentieontwikkeling. Studiebelasting 1 EC Korte inleiding De opleiding SJD-deeltijd wil dienstverleners afleveren die weten waar hun kracht ligt en wat ze willen bijdragen aan het SJD-werkveld. Mensen die het bovendien als een uitdaging ervaren om zichzelf en de organisatie waarvan ze deel uit maken continu te blijven ontwikkelen. Tijdens loopbaan- en competentieontwikkeling wordt de student uitgedaagd om al tijdens zijn studie op methodische wijze regie te nemen over zijn loopbaanontwikkeling en over zijn leerproces op school en in zijn werk. In het vierde studiejaar kijkt de student terug op het ontwikkelingsproces dat hij afgelopen jaren op zijn werk en binnen de opleiding heeft doorgemaakt . Hij formuleert een persoonlijk profiel en een persoonlijke missie. De cursus hangt samen met Visie op het beroep. Competenties Tijdens deze cursus evalueert de student zijn ontwikkeling op het gebied van alle dimensies en deelcompetenties van het SJD-competentieprofiel. Leerlijn Ervarings-reflectieleerlijn. Leerdoelen 1. De student kan zijn loopbaan- en competentieontwikkeling evalueren. 2. De student kan een persoonlijk profiel formuleren. 3. De student kan een persoonlijke missie formuleren. Onderwijsvorm Een werkcollege en thuisopdrachten. Toetsing Individueel werkstuk. Literatuur • Studiewijzer loopbaan- en competentieontwikkeling SJD DT jaar 4 2010-2011 (digitaal aangeboden via de cursussite op Sharepoint ).
135/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.23 onderhandelen 2 Cursuscode ADR-SJDD-M123-03 Soort cursus Verplichte keuzecursus. In plaats van Onderhandelen 2 kunnen studenten ook Gespreksvoering 2 volgen. Beginvereisten Onderhandelen 1 is met een voldoende afgerond. Studiebelasting 2 EC Korte inleiding De cursus is een aanvulling op en een verdieping van Onderhandelen 1. Bij Onderhandelen 1 heeft de student kennis genomen van de theoretische basis van het onderhandelen. Deze basis werd praktisch toegepast in tweegesprekken. Bij onderhandelen 2 wordt hierop verder gegaan en worden complexere onderhandelingssituaties behandeld. Tevens kan de student zelf casuïstiek inbrengen vanuit de eigen praktijk. Voorbeelden zijn onderhandelingen met collega’s, met een leidinggevende, met een cliënt, met 1 of meerdere schuldeisers van de cliënt, met bepaalde organisaties in de keten, met de gemeente, enz. Competenties 1.1, 1.2, 1.6, 1.7, 1.9, 1.10, 2.5 Leerlijn Vaardigheden leerlijn Leerdoelen De student kan 1. zijn sterke en zwakke onderhandelvaardigheden benoemen en illustreren aan de hand van een voorbeeld; 2. zijn leerdoelen op gebied van onderhandelen formuleren; 3. literatuur toepassen bij de verantwoording van het eigen handelen tijdens een onderhandeling; 4. complexe onderhandelsituaties (met meerdere partijen, met een machtiger partij, namens een achterban en met emotionele partij) analyseren en evalueren aan de hand van theoretische modellen; 5. zijn intuïtieve reactie herkennen, beoordelen en zo nodig vervangen door meer adequaat gedrag (verbreding persoonlijk gedragsrepertoire). Inhoud Er worden verschillende benaderingen van het onderhandelen aan de orde gesteld. Onderhandelen bij verschillende partijen maakt de situatie complexer. Zowel bij onderhandelen als bij overtuigen speelt de kwaliteit van de voorbereiding en argumentatie een rol. De thema’s zijn onder andere: • onderhandelen met een machtiger partij; • onderhandelen namens een achterban; • het voorzitten van een onderhandeling; • van vechten naar onderhandelen; • eigen onderhandelingsstijl. Onderwijsvormen De training wordt als tweedaagse training aangeboden. Hierin worden verschillende werkvormen gebruikt. Toetsing 136/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Voorbereidingsopdracht, actieve deelname aan de training en individuele analyse van een onderhandeling met toepassing van de verworven theorie. Presentieregeling Voor deze cursus geldt de aanwezigheidsverplichting. Literatuur • Studiewijzer Onderhandelen 2 SJD DT 2010-2011 (digitaal aangeboden via de cursussite op Sharepoint). • Mastenbroek, W.F.G., Onderhandelen, Utrecht: Het Spectrum 1993, ISBN: 9789027429377.
137/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.24 pensioenrecht SJD K Cursuscode ADR-SJDM-098-08 Soort cursus Keuzecursus. Studiebelasting 3 EC Korte inleiding Het recht op pensioen neemt binnen de arbeidsvoorwaarden tegenwoordig een belangrijke plaats in. Dit is het gevolg van onder meer een terugtredende overheid op het gebied van sociale zekerheid, de toenemende individualisering (werknemers willen zelf graag bepalen wanneer zij met pensioen gaan) en de toenemende vergrijzing. Voor SJD’ers die interesse hebben voor functies bij de vakbond, het UWV, ouderenbonden en op het gebied van personeelszaken, is kennis van het pensioenrecht daarom van groot belang. In deze cursus wordt niet alleen ingegaan op het eigenlijke pensioenrecht, maar ook op de relatie van dit recht met sociale zekerheid, arbeidsrecht en belastingrecht. Daarbij kan gedacht worden aan de totstandkoming en uitvoering van de pensioentoezegging, pensioen en ontslag / arbeidsongeschiktheid en de fiscale behandeling van pensioenen. Leerdoelen 1. Het verwerven van inzicht in de pensioenopbouwsystemen et verwerven van kennis in het Nederlandse pensioenrecht en pensioenbeleid. 2. Het verwerven van kennis in de positie van het pensioenrecht in het fiscale-, arbeids-, sociale zekerheidsrecht. 3. Het verwerven van inzicht in de financiering van pensioenregelingen. Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Voorzieningen i.v.m. leven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Pensioensystemen. Pensioen en verzekeraar. Pensioen en scheiding. Afkoop en waardeoverdracht. Pensioen en fiscus.
Onderwijsvorm Werkgroep. Toetsing Toetsvorm is een schriftelijk tentamen. Een praktijkopdracht behoort tot de mogelijkheden. Literatuur • Reader Pensioenrecht 2010-2011 • Studiewijzer Pensioenrecht 2010-2011.
138/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.25 personen- en familierecht SJD DT K Cursuscode ADR-SJDD-J322-03 Soort cursus Keuzecursus. Studiebelasting 3 EC Korte inleiding Deze cursus bevat een inleiding in het personen- en familierecht (boek 1 BW) en in het erfrecht (boek 4 BW). Enige kennis van deze onderwerpen is een vereiste in de meeste werkvelden voor een SJD’er. Competenties 1.3; 1.5; 1.6. Leerlijn Conceptuele leerlijn. Leerdoelen 1. Kennismaking met de hoofdlijnen van het personen- en familierecht. 2. Kennismaking met de hoofdlijnen van het erfrecht. Inhoud 1. 2. 3. 4. 5.
De persoon, verwantschap, minderjarigheid. Huwelijk, huwelijksvermogensrecht, ongehuwd samenwonen. Ouderschap en kinderen (ouderlijk) gezag, voogdij. Curatele en beschermingsbewind. Erfrecht.
Onderwijsvorm Werkcollege. Toetsing Schriftelijk tentamen: m.c.- vragen, 2 uur. Literatuur • Wetgeving SJD/HBO-recht/P&A, Studiejaar 2010 - 2011 (uitgave Sdu Uitgevers). • Mr. J. van Duijvendijk-Brand en Prof. Mr. S.F.M. Wortmann, Compendium Personen- en familierecht, Deventer, 10e druk, ISBN 978 90 13 05252 7. • Studiewijzer cursus Personen- en familierecht SJD DT K 2010 – 2011 (digitaal verkrijgbaar via de cursussite op Sharepoint).
139/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.26 praktijkleren sjd dt jaar 1 en 2 Cursuscodes: Praktijkleren jaar 1 SJD DT
ADR-SJDD-102-09
Praktijkleren jaar 2 SJD DT
ADR-SJDD-209-10
Soort cursus Verplichte cursus Studiebelasting Praktijkleren niveau 1, jaar 1 SJD DT: 20 EC. Praktijkleren niveau 1, jaar 2 SJD DT: 20 EC. Praktijkleren niveau 2, jaar 3 SJD DT: 20 EC. Praktijkleren niveau 2, jaar 4 SJD DT: 25 EC. Korte inleiding De deeltijdopleiding kent, in vergelijking met de voltijdopleiding, een andere wijze waarop de ervaring met uitvoerend SJD-werk in de opleiding een plaats krijgt: het zogenaamde ‘concurrency-beginsel’, waarbij in het leerproces van de student werkervaring en studie met elkaar worden gecombineerd. Deze tekst heeft betrekking op Praktijkleren voor studenten vanaf cohort 2009-2010. Leerlijn Integrale en ervarings-reflectie leerlijn Inhoud Praktijkleren De deeltijdopleiding kent Praktijkleren op twee verschillende niveaus: • SJD-niveau 1 (eerste en tweedejaar) • SJD-niveau 2 (derde en vierde jaar) Door middel van een werkstuk Praktijkleren vindt ieder jaar toetsing plaats van de competentieontwikkeling van de student tijdens zijn studie en loopbaan. In het werkstuk wordt een koppeling gemaakt tussen het geleerde tijdens de opleiding en de uitvoering in de praktijk. Vervolgens worden gestelde leer- en loopbaandoelen geëvalueerd en nieuwe doelen opgesteld. Tevens dient het werkstuk als middel voor de opleiding om het SJD-niveau van de functie van de student te bepalen. Competenties en leerdoelen • • •
De student kan het proces van dienstverlening adequaat afsluiten, evalueren en reflecteren op het eigen beroepsmatig handelen en de gemaakte keuzes (1.10). De student kan projectmatig werken, realistische doelen stellen, werkzaamheden plannen c.q. planmatig aan pakken en reflecteren op het (beroepsmatig) handelen (2.8). De student kan vanuit een kritische en innovatieve houding de eigen beroepsidentiteit als SJD’er verder ontwikkelen en verhelderen aan derden (3.4).
Niveaus van Praktijkleren Praktijkleren op SJD- niveau 1 Algemeen Een functie op SJD-niveau 1 is (vrijwilligers)werk dat ofwel ligt op het terrein van de sociale dienstverlening (b.v. inrichtingswerk) ofwel werk dat juridisch van aard is(b.v. juridisch bureauwerk). De werkzaamheden dienen minimaal op MBO-niveau te zijn.
140/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
In totaal dienen zowel in het eerste als in het tweede studiejaar 20 EC te worden behaald. (Dit komt overeen met 560 uur werken per studiejaar.) Competenties en leerdoelen van Praktijkleren op SJD-niveau 1 Dimensie 1: direct uitvoerend werk t.b.v. cliënt(en): 1.1, 1.2, 1.4, 1.9 Dimensie 2: werken in en vanuit de organisatie: 2.8 Door middel van het werkstuk Praktijkleren toont de student aan dat hij minimaal één van de bovenstaande doelen realiseert in de praktijk op MBO-niveau. Eerstejaars studenten zonder werk op SJD-niveau 1 Geen werk op niveau 1 in studiejaar 1 of een SJD-functie van geringe omvang Het is mogelijk dat de student een geringere omvang van het aantal studiepunten (EC) Praktijkleren behaalt dan voorgeschreven voor jaar 1. De ontbrekende uren voor Praktijkleren dienen in een later stadium van de opleiding alsnog te worden ingehaald. Indien de student bij aanvang van de opleiding niet beschikt over een SJD-functie, dient toch te worden aangevangen met het werkstuk Praktijkleren deel A in periode A. In verband met de eisen die gelden voor het Bindend Studie Advies verdient het aanbeveling bij aanvang van de opleiding contact op te nemen met de studieloopbaanbegeleider en de praktijkbureaumedewerker over het vinden van een SJD-functie in jaar 1. In jaar 1 kan de student die nog geen werk heeft op SJD-niveau 1, een deel van de studiepunten Praktijkleren behalen door het doen van een vervangende opdracht: de ministage (zie studiewijzer Ministage op de Sharepointsite Praktijkleren). De ministage dient ondersteunend te zijn bij het vinden van relevant werk en levert 5 EC op. In het eerste studiejaar mag deze ministage worden uitgebouwd met een ministage-opdracht van 5 EC (zie studiewijzer Ministage-opdracht op de Sharepointsite Praktijkleren). Op deze manier kunnen maximaal 10 EC voor het vak Praktijkleren worden behaald. Voor het behalen van de norm van het Bindend Studie Advies (45 EC uit het propedeusejaar waarvan 30 EC uit cursorisch onderwijs) is het uitvoeren van minimaal een ministage noodzakelijk voor studenten zonder SJD-functie . Immers, het curriculum bevat 40 EC cursorisch onderwijs. Met de coördinator Praktijkleren dient te worden overlegd over de invulling van de ministage voorafgaand aan de uitvoering ervan. Voor het uitbreiden van een ministage tot een ministageopdracht is ook voorafgaande toestemming van de coördinator noodzakelijk. Gewerkte uren in een SJD-functie voorafgaand aan de opleiding Ook gewerkte uren voorafgaand aan start van de opleiding kunnen gebruikt worden als Praktijkleren voor jaar 1. Het is onder bepaalde voorwaarden mogelijk gewerkte uren op SJD-niveau 1 tot maximaal drie jaar voor aanvang van de opleiding, te laten erkennen voor Praktijkleren voor het eerste studiejaar. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden: * De werkervaring voldoet minimaal aan de eisen die worden gesteld aan praktijktijd op niveau 1, dit ter beoordeling aan de opleiding aan de hand van het werkstuk Praktijkleren. De omvang wordt vastgesteld met behulp van het urenregistratieformulier; * De werkervaring is opgedaan maximaal drie jaar voordat de student aan de SJD deeltijdopleiding is begonnen; * Indien de student van deze mogelijkheid gebruik denkt te kunnen maken, dient contact op te worden genomen met de praktijkbureaumedewerker. Praktijkleren op SJD-niveau 2 Algemeen Werk op SJD-niveau 2 is werk waarbij de combinatie van sociale en juridische componenten vereist is. Niveau 2 is reëel SJD-werk. De eisen gesteld aan werk op SJD-niveau 2 zijn daarmee hoger dan de eisen van niveau 1. Wie beschikt over werk op SJD-niveau 2 heeft automatisch voldaan aan de eisen van niveau 1. Voor niveau 2 dient een student de sociaal juridische werkzaamheden uit te voeren op minimaal MBO+ of aanvangsniveau HBO, eventueel op MBO-niveau met groeiperspectief (dit laatste uitsluitend na overleg met de opleiding).
141/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Het Praktijkleren op niveau 2 wordt vanuit de opleiding gesuperviseerd tijdens het derde studiejaar ( zie Thematische supervisie). Werk op SJD-niveau 2 wordt in principe gerealiseerd in het derde en vierde jaar van de opleiding. Competenties en leerdoelen van Praktijkleren op SJD-niveau 2 Dimensie 1: direct uitvoerend werk t.b.v. cliënt(en): 1.1 t/m 1.10 Dimensie 2: werken in en vanuit de organisatie: 2.1 t/m 2.7 Aanvullende eisen aan werken op SJD-niveau 2 a. Werk op SJD-niveau 2 dient verricht te worden in functies waarin de werkzaamheden zowel een juridische, een methodisch en een sociale component bevatten. De student dient binnen de organisatie een functie te vervullen, waarbij hij zelf verantwoordelijkheid draagt, of leert dragen, voor de dienstverlening. b. Werk op SJD-niveau 2 dient in beginsel bezoldigd werk te zijn, gebaseerd op een arbeidscontract. c. De student moet aan beleidsvoorbereiding deelnemen en zelfstandig werk verrichten in samenwerking met gekwalificeerde beroepskrachten. d. De student werkt niet als zelfstandige zonder personeel. e. Met een functie op SJD-niveau 2 begint een student volgens de modelroute bij aanvang van het derde cursusjaar met een minimum omvang van 18 uur per week (een grotere omvang is aanbevelenswaardig). De start van Praktijkleren op niveau 2 loopt gelijk met de start van de supervisie. Het is ook mogelijk om met beide te starten in periode B en C van het derde jaar f. Het totaal aantal gewerkte uren moet in principe worden voldaan gelijktijdig met het volgen en afronden van de overige studieonderdelen van het derde respectievelijk vierde jaar. g. Tijdens de Thematische supervisie dient de functie in principe in één organisatie te worden uitgevoerd. Algemene randvoorwaarden Praktijkleren a. Studenten kunnen zelf plannen, hoeveel studiepunten Praktijkleren zij per jaar realiseren. Echter, het is uitsluitend mogelijk per 5 EC (dus na minimaal 140 gewerkte uren), 10, 15 of 20 EC gewerkte uren (liefst een zo groot mogelijk aantal in één maal) te laten registreren. Rekening moet worden gehouden dat gewerkte uren pas geregistreerd worden indien het werkstuk als voldoende is beoordeeld. Verder moet rekening worden gehouden met de eisen van het bindend studieadvies aan het eind van het eerste jaar, de toelatingeisen voor de Thematische supervisie en het eindgesprek. Het is in principe niet mogelijk om in een studiejaar meer studiepunten te behalen dan maximaal kunnen worden behaald tot en met het studiejaar waarin de student zich bevindt. b. Studenten die hun uren opbouwen in meerdere werksituaties, dienen iedere functie voor te leggen aan de opleiding middels een werkstuk Praktijkleren. Toetsing Toetsing van Praktijkleren vindt ieder jaar plaats via een individueel werkstuk. Tijdens toetsing stelt de opleiding vast of de competentieontwikkeling in de praktijk voldoet aan de eisen die de opleiding stelt aan het leerproces van de student. Dit betekent dat de student, vanuit een realistisch beeld van zijn eigen competenties, in staat is doelgericht en systematisch aan zijn leer- en loopbaandoelen te werken en daarop te reflecteren. Daarnaast stelt de opleiding het SJD-niveau van de functie uitsluitend door middel van het werkstuk Praktijkleren vast. De student dient een aantal bewijsstukken te overleggen, waaronder een arbeidscontract, functieomschrijving, beroepsproduct(en) en een ingevuld, door de opleiding verstrekt, urenregistratieformulier. Met het ondertekenen en stempelen van het urenregistratieformulier verricht de organisatie waarvoor de student werkt haar specifieke aandeel in de erkenning van Praktijkleren. Studiepunten Praktijkleren worden uitsluitend toegekend over reeds gewerkte uren en indien het hierover geschreven werkstuk als voldoende is beoordeeld. Literatuur • Studiewijzer Praktijkleren 2010-2011 (digitaal aangeboden via Sharepoint) • Studiewijzer Ministage 2010-2011 (digitaal aangeboden via Sharepoint)
142/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
•
Studiewijzer Ministage-opdracht 2010-2011 (digitaal aangeboden via Sharepoint)
143/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.27 praktijktijd sjd dt jaar 3 en 4 Cursuscodes: Praktijktijd niveau 2, deel 1 SJD DT Praktijktijd niveau 2, deel 2 SJD DT
ADR-SJDD-I134-03 ADR-SJDD-I144-03
Soort cursus Verplichte cursus Studiebelasting Praktijktijd niveau 2, jaar 3 SJD DT: 26 EC Praktijktijd niveau 2, jaar 4 SJD DT: 20 EC Korte inleiding De deeltijdopleiding kent, in vergelijking met de voltijdopleiding, een andere wijze waarop de ervaring met uitvoerend SJD-werk in de opleiding een plaats krijgt: het zogenaamde ‘concurrency-beginsel’, waarbij in het leerproces van de student werkervaring en studie met elkaar worden gecombineerd. De deeltijdopleiding kent geen stage, in plaats daarvan vervullen deeltijdstudenten praktijktijd. Deze tekst heeft betrekking op de praktijktijd van het derde en vierde studiejaar van de deeltijdopleiding SJD. De praktijktijd van jaar drie en vier is op praktijktijd niveau 2. Leerlijn Integrale leerlijn Competenties en leerdoelen Praktijktijd niveau 2 Dimensie 1: direct uitvoerend werk t.b.v. cliënt(en) De student kan binnen de context van de organisatie: met een cliënt of groep cliënten zelfstandig het eerste contact aangaan naar aanleiding van een sociaal juridisch vraagstuk, een helder beeld van de cliënt(en) opbouwen en, indien nodig, adequaat doorverwijzen; samen met de cliënt(en) de situatie systematisch verkennen en de probleemanalyse helder krijgen tegen de achtergrond van de eigen autonomie van de cliënt; de vraag van de cliënt(en) relateren aan en analyseren op basis van sociaal juridische inzichten (incl. jurisprudentie); de relevante informatie verzamelen (achtergronden, regelgeving) met gebruikmaking van geautoriseerde systemen en onder handhaving van regelgeving m.b.t. privacy en geheimhouding; op systematische wijze de relevante informatie uitwerken naar een sociaal juridische context, gebruikmakend van relevante wet- en regelgeving; bepalen wat zinvolle oplossingsstrategieën zijn gebruik makend van wetboeken, beleidsstukken, literatuur en rechtspraak; de cliënt(en) adequaat en op maat informeren, begeleiden, adviseren en coachen; op basis van een plan van aanpak methodisch en doelgericht het sociaal juridische vraagstuk oplossen met de daarbij behorende juridische, geprotocolleerde schriftelijke uitingen (bezwaar- en verweerschriften, rapportages) in correct Nederlands; vraagstukken in de beroepspraktijk behandelen waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn; het proces van dienstverlening adequaat afsluiten, evalueren en reflecteren op het eigen beroepsmatig handelen en de gemaakte keuzes. Dimensie 2: werken in en vanuit de organisatie De student kan binnen de context van de organisatie: vanuit de eigen rol en positie in de organisatie efficiënt en effectief samenwerken met collega’s; een afweging maken tussen de verschillende rollen van de sociaal juridisch dienstverlener; binnen de organisatie een bijdrage leveren aan beleidsvoorbereiding en beleidsbepaling; 144/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
-
samenwerken met andere instellingen en beroepsgroepen, vanuit een eigen sociaal juridisch kader, ten behoeve van de cliënt; veranderingen signaleren in wet- en regelgeving.
Door middel van het werkstuk praktijktijd toont de student aan dat hij bovenstaande doelen realiseert in de praktijk minimaal op MBO+ niveau of aanvangsniveau HBO. Inhoud praktijktijd In de deeltijdroute maakt de praktijktijd op twee verschillende manieren deel uit van de deeltijdopleiding: • praktijktijd niveau 1 (eerste en tweedejaar) • praktijktijd niveau 2 (derde en vierde jaar). Algemene randvoorwaarden praktijktijd a. Studenten kunnen zelf plannen, hoeveel studiepunten van de praktijktijd zij per jaar realiseren. Echter, het is in principe niet mogelijk om in een studiejaar meer studiepunten te behalen dan maximaal kunnen worden behaald tot en met het studiejaar waarin de student zich bevindt. b. Studenten die hun uren praktijktijd opbouwen in meerdere werksituaties, dienen iedere praktijkplaats voor te leggen aan de opleiding middels een werkstuk praktijktijd. Praktijktijd niveau 2 Bij praktijktijd niveau 2 is de combinatie sociaal juridisch werk vereist. Niveau 2 is reëel SJD-werk. De eisen gesteld aan praktijktijd op niveau 2 zijn daarmee hoger dan de eisen van praktijktijd niveau 1. Wie beschikt over praktijktijd niveau 2 heeft automatisch voldaan aan de eisen van praktijktijd niveau 1. Voor niveau 2 dient een student de sociaal juridische werkzaamheden uit te voeren op minimaal MBO+ of aanvangsniveau HBO. Praktijktijd niveau 2 wordt vanuit de opleiding gesuperviseerd tijdens het derde studiejaar ( zieThematische supervisie). Praktijktijd op niveau 2 wordt in principe gerealiseerd in het derde en vierde jaar van de opleiding. Randvoorwaarden en inhoudelijke eisen van praktijktijd niveau 2: a. Praktijktijd niveau 2 dient verricht te worden in functies waarin de werkzaamheden zowel een juridische als een methodisch resp. sociale component bevatten. b. De student dient binnen de organisatie een functie te vervullen, waarbij hij zelf verantwoordelijkheid draagt, of leert dragen, voor de dienstverlening. c. Praktijktijd niveau 2 dient in beginsel bezoldigd werk te zijn, gebaseerd op een arbeidscontract. d. Namens de organisatie wordt bij de afronding voor de gewerkte uren getekend via een urenregistratieformulier. Dit formulier wordt voorzien van een stempel van de organisatie. e. De werkzaamheden moeten liggen op MBO+ niveau of HBO-aanvangsniveau, eventueel op MBOniveau met groeiperspectief (dit laatste uitsluitend na overleg met de opleiding). f. De student moet aan beleidsvoorbereiding deelnemen en zelfstandig werk verrichten in samenwerking met gekwalificeerde beroepskrachten. g. De student werkt niet als zelfstandige zonder personeel. h. Met praktijktijd niveau 2 begint een student volgens de modelroute bij aanvang van het derde cursusjaar met een minimum omvang van 18 uur per week (een grotere omvang is aanbevelenswaardig). De start van praktijktijd niveau 2 loopt gelijk met de start van de supervisie. Het is ook mogelijk om met beide te starten in periode B en C van het derde jaar. h. Het totaal aantal praktijkuren moet in principe worden voldaan gelijktijdig met het volgen en afronden van de overige studieonderdelen van het derde resp. vierde jaar. i. Tijdens de thematische supervisie dient de praktijktijd in principe, in één organisatie te worden uitgevoerd. Toetsing Toetsing van de praktijkplaats vindt plaats via een individueel werkstuk. Ieder jaar vindt toetsing plaats via een werkstuk. Tijdens toetsing stelt de opleiding vast of de praktijkplaats voldoet aan de eisen van niveau 2. Daarnaast wordt het leerproces van de student op de praktijkplaats gevolgd. De student dient een aantal bewijsstukken te overleggen, waaronder een arbeidscontract, functieomschrijving, beroepsproduct(en) en 145/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
een ingevuld, door de opleiding verstrekt, urenregistratieformulier. Met het ondertekenen en stempelen van het urenregistratieformulier verricht de organisatie waarvoor de student werkt haar specifieke aandeel in de erkenning van praktijktijd op niveau 2. Studiepunten praktijktijd worden uitsluitend toegekend over reeds gewerkte uren en indien het hierover geschreven werkstuk als voldoende is beoordeeld. Literatuur • Studiewijzer Praktijktijd 2010-2011 (digitaal aangeboden, via de cursussite op Sharepoint)
146/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.28 presentatie Cursuscode ADR-SJDD-385-06 Soort cursus Verplicht voor studenten van de vierjarige voor zover deze niet afstuderen via scriptie en eindgesprek. Studiebelasting 1 EC Korte inleiding In welke functie en op welk niveau een SJD’er ook werkzaam is binnen zijn organisatie, het is zeer belangrijk dat hij zijn visie en standpunten helder en overtuigend voor het voetlicht kan brengen. Of het nu voor een grote groep mensen is of voor een beperkt publiek, of het nu “internen“ of “externen” betreft, zijn boodschap moet zijn toehoorders bereiken. Hoe dit gebeurt is niet alleen afhankelijk van zijn doelgroep, maar ook van zijn eigen vaardigheden. Oefening, praktische handvatten, verschillende werkvormen en feedback op de eigen presentatie zijn onmisbaar om dit te bewerkstelligen. In deze cursus worden naast een aantal practica ook spreekuren gehouden. De cursus wordt in nauwe samenwerking met het Thema “Visie op het beroep”gegeven. Competenties 1.7 Leerlijn Vaardigheden leerlijn. Leerdoelen 1. De student kan effectief een presentatie voorbereiden. 2. De student kan de presentatie op de doelgroep afstemmen. 3. De student kan de presentatie op een pakkende manier openen. 4. De student presenteert een gestructureerd verhaal. 5. De student weet de meest geschikte werkvorm te kiezen en te gebruiken. 6. De student kan de presentatie op een overtuigende wijze afsluiten. 7. De student hanteert vragen en reacties adequaat. 8. De student is zich bewust van zijn eigen kracht bij het houden van presentaties. 9. De student is zich bewust van zijn eigen verbale en non-verbale gedrag en 10. Het non-verbale gedrag van de doelgroep. Inhoud Praktisch oefenen en het krijgen van feedback staan centraal in deze cursus. De inhoud van de presentatie bestaat uit het product dat de student heeft ontwikkeld in het kader van het Thema: Visie op Beroep. In de training krijgt hij handvatten voor het bouwen, structureren en afstemmen van een presentatie. Ook zal er ruime aandacht zijn voor de te gebruiken werkvormen. Wat past het beste bij de student en zijn toehoorders? Vervolgens oefent de student in de training (delen van) zijn presentatie en krijgt hierop feedback van de trainer en medestudenten. Hierdoor krijgt de student zicht op zijn eigen kracht in presentaties. Van daaruit worden de individuele presentaties bijgeschaafd, zodat een persoonlijke en optimale presentatie ontstaat. De student leert vanuit zijn persoonlijke kracht zijn mogelijke valkuilen te omzeilen. Ook wordt ingegaan op de interactie met het publiek. Hierbij gaat het ook om mogelijke lastige vragen en reacties vanuit het publiek. Daarnaast is er de gelegenheid om verdere vragen aan de trainer voor te leggen tijdens het spreekuur op afspraak. Onderwijsvorm Training en spreekuren.
147/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Toetsing Mondelinge opdracht. Ter afsluiting van dit vak verzorgt de student een individuele presentatie van maximaal 30 minuten. De student nodigt zelf minimaal 5 en maximaal 10 mensen uit privé- en werkomgeving uit als toehoorder. Presentieregeling Verplichte aanwezigheid tijdens de trainingspractica. Literatuur • Aanvullende informatie (digitaal aangeboden via de cursussite op Sharepoint).
148/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.29 professionele vaardigheden Cursuscode ADR-SJDD-103-09 Soort cursus Verplichte cursus. Studiebelasting 5 EC Korte inleiding Binnen de opleiding SJD deeltijd wordt er in de eerste twee studiejaren doorlopend aandacht besteed aan het ontwikkelen van professionele vaardigheden van de SJD’er. De doelstelling is dat de student in staat is bewust, doelgericht en systematisch sociaal juridische problemen te analyseren en op te lossen en tijdens dit proces helder te communiceren met alle betrokkenen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van concrete vragen en problemen uit het werkveld. In de cursus Professionele Vaardigheden maakt de student zich de relevante methoden en modellen eigen, die de basis vormen van redeneren en van communiceren (zowel schriftelijk als mondeling). De student leert op een logische, gestructureerde wijze informatie te analyseren en over te dragen. De professionele vaardigheden zorgen voor effectieve communicatie. Deze vaardigheden worden geleerd bij de cursus Professionele vaardigheden en toegepast in de integrale thema’s. Competenties 1.1, 1.2, 1.3, 1.5, 1.7, 1.8, 1.10, 2.6 Leerlijn Vaardigheden leerlijn. Leerdoelen De student schrijft en spreekt op een manier die voldoet aan de criteria voor effectieve communicatie en kan 1. een sociaal juridisch probleem methodisch aanpakken; 2. een gefundeerde keuze maken tussen verschillende communicatiestrategieën; 3. het doel, de doelgroep en de context van de communicatie bepalen en beschrijven; 4. de juiste inhoud selecteren voor een boodschap en die boodschap begrijpelijk, passend en correct formuleren in woord en geschrift; 5. beweringen en redenen van anderen herkennen en evalueren en eigen beweringen goed structureren en onderbouwen; 6. in een gesimuleerde context de basisgesprekstechnieken voor gespreksvoering en advisering op de juiste wijze toepassen om zodoende de leiding te houden in het gesprek, de relevante informatie te achterhalen en weerstanden om te buigen; 7. reflecteren op de eigen professionele vaardigheden; 8. blijk geven van een kritische beroepshouding. Inhoud In periode A en B van het eerste jaar staat schriftelijke communicatie en argumenteren centraal. Dit is naast een praktische beroepsvaardigheid ook een belangrijke studievaardigheid die de HBO-student, vanuit het standpunt van algemene vorming en de SJD-beroepspraktijk, zich eigen moet maken. Het structureren en schrijven voor een specifieke doelgroep binnen de professionele context staat centraal. Om teksten goed te structuren vormt Kritisch Denken een onderdeel van de vaardigheden leerlijn. Bij Kritisch Denken leert de student een correcte, geldige redenering te maken. Verder leert de student bestaande 149/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
teksten te analyseren en evalueren door gebruik te maken van Rationale. De student leert met behulp van voorbeelden uit de actuele beroepspraktijk doelgericht te formuleren. De opbouw en de samenhang van teksten worden besproken. Om het stijlgevoel te ontwikkelen maakt de student kennis met verschillende soorten teksten. De student zal ook zelf teksten schrijven. In periode C en D van het eerste jaar gaan we in op de vaardigheden voor effectieve gespreksvoering en advisering. Met behulp van duidelijke modellen voor probleemanalyse en gespreksvoering, worden deelvaardigheden verder ontwikkeld om gesprekken tussen een SJD’er en de cliënt logisch en met het gewenste effect te laten verlopen. De SJD’er leert bewust een aanpak te kiezen en hier na afloop op te reflecteren. In de cursus wordt er geoefend met het methodisch uitwerken van SJD casussen en het toepassen van verschillende technieken in gesprekssimulaties. De cursus Professionele Vaardigheden krijgt in het tweede jaar van de opleiding SJD deeltijd een vervolg in de cursus De Kritische Professional. Studenten gaan dan aan de slag met complexere gesprekstechnieken als onderhandelen en conflicthantering en leren bij onderzoeksvaardigheden op valide en betrouwbare wijze een praktijkgericht onderzoek uit te voeren. Onderwijsvorm Werkcolleges en trainingen. Toetsing Individuele opdrachten en gesprekssimulaties. Presentie Voor een deel van deze cursus geldt de aanwezigheidsverplichting. Bijzonderheden ten aanzien van de verplichting zijn in de studiewijzer uitgewerkt. Literatuur • Studiewijzer Professionele Vaardigheden 2010-2011 (digitaal aangeboden via de cursussite op Sharepoint) • Berg, T. ter, T. van Gelder e.a., Kritisch Denken, Redeneren en betogen met Rationale, Amsterdam: Pearson Education Benelux 2009, ISBN 9789043017961. • Valbracht, J.G. en J.M. Gerlofs, J.M., Schrijfvaardigheid in de Rechtspraktijk, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2005, ISBN 9789054545675. • Reader Professionele Vaardigheden 2010-2011 (te bestellen via readers on demand) • Poutré, B. la, Juridische Adviesvaardigheden, Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers 2009, ISBN 9789001541262. • Loonstra, C.J. en M.M. Kok, Juridische Vaardigheden, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2008 ISBN 9789001409678. Hoofdstuk 7. • Aanvullende informatie wordt digitaal verstrekt, via de cursussite op Sharepoint.
150/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.30 psychologie van de adolescentie sjd k Cursuscode ADR-SJDM-011-10 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC. Korte inleiding De keuzecursus psychologie van de adolescentie is een onderdeel van de minor Justitiële Dienstverlening. Adolescenten vormen een specifieke doelgroep in de Sociaal Juridische Dienstverlening Competenties 1.1, 1.2, 3.1 Leerlijn Conceptuele leerlijn. Leerdoelen 1. De student kan aan de hand van de theorie van de psychologie van de adolescentie benoemen wat de invloed van deze specifieke levensfase is voor het gedrag en de communicatie met de cliënt. 2. De student kan aan de hand van een specifieke problematiek beschrijven wat de gevolgen van deze problematiek zijn voor de biologische, sociale, psychische en cognitieve ontwikkeling van de adolescent en een advies geven voor een oplossing. 3. De student kan tijdens een lespresentatie op gestructureerde en boeiende wijze de gekozen problematiek presenteren. Inhoud De cursus is een introductie in de adolescentie psychologie en behandelt de specifieke kenmerken van deze levensfase. De student krijgt kennis en inzicht in de manier waarop de adolescentie het gedrag en de communicatie met een cliënt in deze levensfase kan beïnvloeden. De student kiest een specifieke problematiek die in deze levensfase kan spelen, bijvoorbeeld anorexia, en beschrijft wat de gevolgen van deze problematiek zijn voor de biologische, sociale, psychische en cognitieve ontwikkeling van de adolescent. De student houdt een presentatie over de door hem gekozen problematiek en besteedt hierbij aandacht aan de praktische consequenties voor de dienst- en hulpverlening aan adolescenten die worstelen met de door de student gekozen problematiek. Aan de orde komen onder andere: Theorieën over de adolescentie. Biologische ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Sociale ontwikkeling Identiteitsontwikkeling Rode draad: Wat voor invloed heeft de adolescentie als levensfase op de communicatie en het gedrag van cliënten en hoe kan de SJD’er hier vanuit de verschillende beroepsrollen op een adequate manier op inspelen? Onderwijsvorm Hoor- en werkcollege en presentaties.
151/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Toetsing • Take Home Toetsen • Presentatie
Literatuur • Studiewijzer Psychologie van de Adolescentie 2010-2011, verkrijgbaar via de cursussite op Sharepoint. • Wit, J. de, Slot, W., Aken, M. van, Psychologie van de adolescentie, Basisboek, HB uitgevers, 2004, ISBN 978 9055742103
152/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.31 recht 1: inleiding recht en arbeidsrecht Cursuscode ADR-SJDD-104-09 Soort cursus Verplichte cursus. Studiebelasting 5 EC Korte inleiding De SJD’er werkt in de beroepspraktijk altijd met kennis van het recht. Of een SJD’er nu de concrete belangen van een beroepsgroep behartigt, slachtoffers van misdrijven bijstaat, oudere werknemers probeert te reïntegreren of het recht op subsidie moet beoordelen. Altijd moet een SJD’er oog hebben voor de (mogelijk) toepasselijke rechtsregels en relevante rechtsgebieden. Iedere SJD’er moet dus een globaal overzicht hebben van het recht. Deze cursus geeft inleidende kennis van het geldende publiek- en privaatrecht in Nederland. Op deze basiskennis wordt in andere cursussen voortgebouwd. Daarnaast wordt in het bijzonder ingegaan op het arbeidsrecht. Competenties 1.3,1.4,1.5, 1.6 Leerlijn Conceptuele leerlijn. Leerdoelen 1. De student heeft inzicht in de systematiek van de belangrijkste rechtsregels en beginselen die gelden in het publiekrecht en het privaatrecht. 2. De student kan de gangbare onderscheidingen in rechtsgebieden en rechtsbronnen benoemen. 3. De student kan het belang van de onderscheidingen in rechtsgebieden en rechtsbronnen weergeven. 4. De student kan beschrijven wat onder het staatsrecht, het bestuursrecht, het strafrecht en het verbintenissenrecht wordt verstaan. 5. De student kan de belangrijkste begrippen uit het staatsrecht, het bestuursrecht, het strafrecht en het verbintenissenrecht weergeven. 6. De student heeft inzicht in de procedures bij de bestuursrechter, kantonrechter, strafrechter en civiele rechter. 7. De student kan zich de wetsystematiek van het arbeidsrecht eigen maken. 8. De student kan verschillende soorten contracten benoemen en onderscheiden. 9. De student kent de van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden. 10. De student kan de diverse mogelijkheden waarop aan een arbeidsrelatie een einde kan komen, aangeven. 11. De student toont aan te kunnen schakelen tussen de wet, de inhoud van de arbeidsovereenkomst en de CAO enerzijds, en de richtinggevende jurisprudentie anderzijds. 12. De student is in staat de arbeidsrechtelijke kennis toe te passen op praktijksituaties. Inhoud In periode A vindt een eerste kennismaking met het recht plaats. Diverse indelingen in het recht worden benoemd, verschillende rechtsbronnen komen aan bod en er wordt uitgebreid stil gestaan bij het begrip wetgeving. Er wordt globaal aandacht besteed aan internationale en Europese organisaties en regels. Vervolgens ligt de nadruk op dat deel van het recht dat de verhouding regelt tussen de overheid en de burger. We noemen dat het publiekrecht. Hieronder valt het staatsrecht, bestuursrecht en het strafrecht. 153/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Naast het publiekrecht wordt ook ingegaan op dat deel van het recht dat de verhouding regelt tussen de burgers onderling. We noemen dat het privaatrecht. Er wordt vooral aandacht besteed aan Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Hierin is het algemene gedeelte van het verbintenissenrecht geregeld. Op de basiskennis uit periode A wordt in volgende cursussen tijdens de opleiding voortgebouwd. In periode B wordt nader ingegaan op het individuele arbeidsrecht, de relatie tussen de individuele werknemer en werkgever, zoals beschreven in titel 10 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Het verbintenissenrecht en overeenkomstenrecht zoals dat in periode A aan de orde is gekomen, wordt toegepast op het arbeidsrecht. Onderwijsvorm Hoor/werkcolleges. Toetsing Schriftelijke toetsen. Bij Inleiding recht worden alleen Mc-vragen gesteld. Bij arbeidsrecht worden alléén open vragen gesteld. Literatuur • Studiewijzers & Readers Recht 1 periode A en B 2010-2011 (op Sharepoint of te koop via readers on demand). • Wettenverzameling voor sociaal juridische dienstverlening 2010-2011, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, ISBN 9789012382892. • Loonstra, C.J., Hoofdlijnen Nederlands Recht, Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers 2009, ISBN 9789001713362 . • Grinsven, P.M.H.J. van, Geugjes, H.C. & Soemers, H.N.M, Arbeidsrecht begrepen, Den Haag: Boom e Juridische uitgevers 2009, 3 druk, ISBN 9789089741356.
154/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.32 recht 2: socialezekerheidsrecht en personen- en familierecht Cursuscode ADR-SJDD-109-09 Soort cursus Verplichte cursus. Beginvereisten De student dient over basiskennis van het arbeidsrecht te beschikken. Studiebelasting 5 EC Korte inleiding In periode C wordt aandacht besteed aan de werknemersverzekeringen (Ziektewet, WW, WAO en de Wet WIA). Omdat de sociale zekerheid formeel gezien een onderdeel is van het bestuursrecht, wordt ook een kort uitstapje gemaakt naar het bestuursrecht. In periode D worden de volksverzekeringen (ANW, AKW, AOW en AWBZ) kort behandeld. De Wet Werk en Bijstand (WWB) wordt in periode B van het tweede studiejaar behandeld. Naast het socialezekerheidsrecht wordt in periode D ook een inleiding in het personen- en familierecht (boek 1 BW) gegeven. In de meeste SJD-werkvelden is basiskennis op dit terrein een vereiste. Competenties 1.4, 1.5, 1.6. Leerlijn Conceptuele leerlijn. Leerdoelen 1. De student verwerft basiskennis op het terrein van de sociale zekerheid; 2. De student kan zich de wetsystematiek van sociale zekerheidswetten eigen maken; 3. De student kan het sociale zekerheidsrecht plaatsen binnen het bredere terrein van het bestuursrecht; 4. De student heeft kennis van de belangrijkste rechtsregels en beginselen uit het personen- en familierechtrecht en het gezagsrecht over minderjarigen; 5. De student heeft op basisniveau inzicht in de systematiek van de jeugdbeschermingsmaatregelen; 6. De student kan relevante rechtsregels op eenvoudige praktijkcases toepassen. Inhoud Bij het sociale zekerheidsrecht wordt in periode C gestart met de Werkloosheidswet. Achtereenvolgens worden de begrippen verzekering, werkloosheid, recht op uitkering, uitsluitingsgronden, en het geldend maken van het recht behandeld. Bij dit laatste begrip gaat het om zowel de gedragingen (onder meer verwijtbare werkloosheid en benadelingshandeling) als de daarbij behorende maatregelen (sancties) . Hierna is er aandacht voor de eerste twee jaren van arbeidsongeschiktheid. Aan de orde komen de loondoorbetalingsplicht van de werkgever, het begrip passende arbeid, het vangnet van de Ziektewet en geschillen bij arbeidsongeschiktheid. Tot slot wordt het derde jaar van arbeidsongeschiktheid behandeld. De WAO, de Wet WIA en het op deze wetten gebaseerde Schattingsbesluit. Ook passeren de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en het Claim Borgings- en Beoordelingssysteem (CBBS) de revue. In periode D komen de regelingen met betrekking tot ouderdom, overlijden, ziektekosten en kinderbijslag (de volksverzekeringen) kort aan de orde. Eveneens wordt in deze periode een inleiding in het personen- en familierecht verzorgd. Hierbij worden keuzes gemaakt. Aandacht is er voor de persoon, verwantschap, naamrecht, minderjarigheid, huwelijk, geregistreerd partnerschap, ongehuwd samenwonen, ouderschap en 155/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
kinderen, gezag en voogdij, jeugdbeschermingsmaatregelen. Onderwijsvormen Hoor- en werkcollege. Toetsing Schriftelijk tentamen: open vragen en/of meerkeuzevragen. Literatuur • Studiewijzer & Readers Recht 2, periode C en D 2010-2011 (op Sharepoint of via readers on demand verkrijgbaar). e • Kruit , P., Loonstra, C.J., Praktisch Socialezekerheidsrecht , Noordhoff Uitgevers, 1 druk, ISBN 978-90-01-78482-9. Indien voorradig de tweede druk. • Wettenverzameling voor de Sociaal Juridische Dienstverlening 2010-2011, Sdu uitgevers • Wortmann, S.F.M. en Duivendijk-Brand, J. van, Compendium Personen- en familierecht, e Compendium Personen- en familierecht , Kluwer,10 druk, ISBN 978-90-13-05252-7.
156/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.33 recht 3: consumentenrecht & recht bij schulden Cursuscode ADR-SJDD-202-10 Soort cursus Verplichte cursus. Studiebelasting 5 EC Korte inleiding De consumentenkoop is waarschijnlijk de overeenkomst die het meest wordt gesloten. Denk hierbij aan de dagelijkse aankopen die iedereen doet. In toenemende mate worden diverse aankopen niet meer in een winkel gedaan, maar wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die het internet biedt om te kopen op afstand. De consument geniet consumentenbescherming. Bij consumentenorganisaties geeft de SJD’er informatie en advies aan consumenten en behartigt de belangen van de consumenten. Kennis van het verbintenissenrecht en het consumentenrecht is daarbij essentieel. Onverstandig consumeren kan leiden tot het maken en hebben van schulden. Steeds meer mensen in Nederland hebben problematisch schulden. Veel schulden kunnen voorkomen worden door beter om te gaan met geld en/of door meer gebruik te maken van voorliggende voorzieningen. Zodra de schulden echt problematisch zijn zal vaak een beroep op schuldhulpverlening worden gedaan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het minnelijke traject en het wettelijke traject. In alle situaties rondom schulden is kennis van diverse rechtsgebieden essentieel. Bij juridische adviesorganisaties geeft de SJD’er informatie en advies over het recht bij schulden. Als schuldhulpverlener en als bewindvoerder krijgt de SJD’er direct te maken met de problematiek van schulden. Kennis van het recht bij schulden is daarbij essentieel. Competenties 1.3, 1.4, 1.5 en 1.6 Leerlijn Conceptuele leerlijn. Leerdoelen 1. De student heeft inzicht in de systematiek van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het vermogensrecht in het algemeen en het verbintenissenrecht in het bijzonder. 2. De student kan uitleggen waarom de consument als zwakkere partij binnen de koopovereenkomst bijzondere bescherming geniet. 3. De student kan beschrijven wat er onder consumentenbescherming wordt verstaan. 4. De student kan het verschil aangeven tussen een koopovereenkomst en een consumentenkoopovereenkomst. 5. De student kan beschrijven wat de gevolgen zijn van kopen op afstand en kopen op afbetaling. 6. De student kan de bepalingen met betrekking tot koop en consumentenkoop toepassen op praktijksituaties. 7. De student heeft inzicht in de systematiek van de sociale voorzieningen in het algemeen en de Wet werk en bijstand in het bijzonder. 8. De student kan beschrijven welke inkomensondersteunende voorzieningen er zijn. 9. De student kan aangeven welke trajecten er gevolgd kunnen worden als cliënten problematische schulden hebben. 10. De student heeft inzicht in de systematiek van de Wet schuldsanering natuurlijke personen. 11. De student kan beschrijven welke fases er in het minnelijk en in het wettelijk traject zijn. 12. De student kan de bepalingen met betrekking tot de sociale voorzieningen en schuldsanering toepassen op praktijksituaties. 157/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Inhoud In periode A staat het consumentenrecht centraal. Eerst wordt ingegaan op het vermogensrecht. Diverse begrippen uit het goederenrecht worden toegelicht, waarbij het begrip eigendom en het begrip hypotheek in het bijzonder aan bod zullen komen. Vervolgens wordt uitleg gegeven over de systematiek van het verbintenissenrecht. Begrippen uit het algemene verbintenissenrecht, de overeenkomsten in het algemeen en de bijzondere overeenkomsten komen daarbij aan de orde. Vervolgens wordt de bijzondere overeenkomst koop en ruil behandeld. De consumentenkoop staat uiteindelijk centraal. De verplichtingen van zowel de koper als de verkoper worden behandeld. Tot slot wordt ingegaan op kopen op afstand en kopen op afbetaling. In periode B staat het recht bij schulden centraal. Eerst wordt ingegaan op het preventieve recht. Dit deel van het recht gaat vooral in op de vraag hoe inkomen verworven kan worden en hoe daarmee problematische schulden voorkomen kunnen worden. Vervolgens wordt het curatieve recht behandeld. Dit deel van het recht geeft antwoord op de vraag welke weg bewandeld moet worden als er sprake is van een uitzichtloze situatie als gevolg van problematische schulden. Onderwijsvorm Hoor/werkcolleges. Toetsing Schriftelijke toetsen. Bij Consumentenrecht worden alleen Mc-vragen gesteld. Bij Recht bij schulden worden alleen open vragen gesteld. Literatuur • Studiewijzers Recht 3 2010-2011 (via de cursussite op Sharepoint te verkrijgen). • Wettenverzameling voor sociaal juridische dienstverlening 2010-2011, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, ISBN 9789012382892. • Klik, P., Koop en consumentenkoop, Deventer: Kluwer 2004, ISBN 90-13-01198-5. • Haster, D., Basisboek Integrale Schuldhulpverlening, Groningen: Noordhoff Uitgevers 2009, ISBN 978 90 01 76374 9. • Weersch. K. von, De Kleine Gids Bijstand, Deventer: Kluwer 2009, ISBN 978 901306841 2.
158/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.34 recht 4: formeel strafrecht & woon- en huurrecht Cursuscode ADR-SJDD-206-10 Soort cursus Verplichte cursus Studiebelasting 5 EC Korte inleiding De SJD’er die in de beroepspraktijk met het strafrecht in aanraking komt, werkt bijvoorbeeld bij de reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming, de politie, een Bureau Slachtofferhulp, Bureau Jeugdzorg of in een penitentiaire inrichting. Voor die SJD’ers, maar ook voor SJD’ers die elders werkzaam zijn, is het noodzakelijk om kennis te hebben van de beginselen en beperkingen van het strafrecht. Immers, cliënten kunnen slachtoffer zijn geweest van een misdrijf, zelf verdacht worden van crimineel gedrag, net een boete ontvangen hebben of onlangs uit een penitentiaire inrichting ontslagen zijn. SJD’ers moeten kennis hebben van de belangrijkste regels en voorwaarden die betrekking hebben op de bevoegdheden van politie en justitie om het strafrecht ten uitvoer te leggen. Evenals het strafrecht, is ook het woon- en huurrecht een belangrijk onderdeel van de sociaaljuridische praktijk. SJD’ers kunnen werkzaam zijn bij instanties waar het woon- en huurrecht centraal staat, zoals gemeenten, woningcorporaties en huurcommissies. Bij juridische adviesorganisaties geeft de SJD’er informatie en advies over het woon- en huurrecht. Kennis van het huurrecht, vooral van de specifieke bepalingen die bij de huur van woonruimte gelden, zoals bepalingen over huurbescherming en huurprijsbescherming, is daarbij essentieel. Competenties 1.3, 1.4. 1.5, 1.6, 1.7, 2.5, 2.7 Leerlijn Conceptuele leerlijn Leerdoelen 1. 2.
3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
De student kan de hoofdrolspelers in het strafprocesrecht duiden. De student kan de belangrijkste leerstukken van het formele strafrecht zoals de bevoegdheden van politie en justitie bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten, het verloop van de procedure ter terechtzitting en de mogelijkheden van rechtsmiddelen uitleggen en toepassen bij het oplossen van een eenvoudige casus. De student kan het verloop van de procedure ter terechtzitting beschrijven en toelichten en kan de mogelijkheden van rechtsmiddelen uitleggen. De student kan de belangrijkste strafmodaliteiten uitleggen en toepassen op een eenvoudige casus. De student heeft inzicht in de systematiek van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot het formele strafrecht. De student kan actuele ontwikkelingen in het formele strafrecht benoemen en de discussie daarover in grote lijnen weergeven. De student kan benoemen welke rol de overheid speelt in het woon- en huurrecht. De student heeft inzicht in de systematiek van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het huurrecht. De student kan benoemen welke verplichtingen en rechten zowel de huurders als de verhuurders 159/202
© Hogeschool
Utrecht, juli 2010
hebben. 10. De student kan uitleggen waarom de huurder als zwakkere partij binnen de huurovereenkomst van woonruimte bijzondere bescherming geniet. 11. De student kan beschrijven wat er onder huurbescherming en huurprijsbescherming wordt verstaan. 12. De student kan de bepalingen met betrekking tot het huurrecht toepassen op praktijksituaties.
Inhoud In periode C geeft Recht 4 kennis van de belangrijkste leerstukken van het formele strafrecht ofwel het strafprocesrecht. Daaronder vallen dwangmiddelen als aanhouding en vrijheidsbeneming, maar ook de rol van de officier van justitie bij de vervolging, de functies van de raadsman bij de verdediging, het onderzoek ter terechtzitting en de systematiek van de artikelen 348-350 van het Wetboek van Strafvordering. Ook schenkt de cursus aandacht aan de verschillende strafmodaliteiten. Door oefening maakt de student zich de structuur van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de specifieke kenmerken van het strafvorderlijke systeem eigen. Daarnaast gaat de student aan de slag met justitiële beroepsproducten. De cursus gaat in op actuele ontwikkelingen in het strafprocesrecht. In periode D staat het woon- en huurrecht centraal. Eerst wordt ingegaan op de rol van de overheid bij het verdelen van woonruimte, het verlenen van huurtoeslag en het verstrekken van woonvoorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Vervolgens worden diverse begrippen uit het huurrecht behandeld. Er zijn algemene bepalingen die bij alle soorten huur van toepassing zijn. Daarnaast zijn er specifieke bepalingen die alleen bij de huur van woonruimte gelden. Hier wordt in het bijzonder aandacht aan besteed in de cursus. De verplichtingen van zowel de verhuurder als de huurder komen aan bod. Tot slot wordt ingegaan op de huurbescherming en huurprijsbescherming die de huurder van woonruimte geniet. Onderwijsvorm Hoor/werkcolleges Toetsing Schriftelijke toetsen. Bij Formeel strafrecht zal het tentamen zowel meerkeuze- als open vragen bevatten. Bij Woon- en huurrecht worden alleen open vragen gesteld. Literatuur • Studiewijzers & Readers Recht 4 periode C en D 2010-2011 (op Sharepoint of te koop via readers on demand). • Wettenverzameling voor sociaal juridische dienstverlening 2010-2011, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, ISBN 978-90-1238-130-7. • Van ’t Hek, A.C. en Houweling, A.R., Straf(proces)recht begrepen, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2009, ISBN 978 90 5454 823 2. • Breevoort, J. van en Sanden, P. van der, Huurrecht woonruimte, Den Haag: Sdu uitgevers 2009, ISBN 978-90-1238-150-5.
160/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.35 rechtsfilosofie Cursuscode ADR-SJDD-F090-04 Soort cursus Verplichte cursus. Studiebelasting 3 EC Korte inleiding In deze cursus bezinnen we ons op de fundamenten van het recht. Daartoe staan vragen centraal als: Wat is recht? Wat is rechtvaardigheid? Is recht rechtvaardig? Wat doen we met onrechtvaardige wetten? Wat zijn rechtsbeginselen? Welke taak heeft de overheid in een democratische rechtstaat? Waartoe dient ons strafrecht en heeft dit wel het gewenste effect? Competenties 3.1, 3.3, 3.4 (Zie in deze studiegids 3.2.6 Competenties beginnende beroepsbeoefenaar). Leerlijn Conceptuele leerlijn. Leerdoelen 1. De student kan relevante rechtsfilosofische begrippen en theorieën met betrekking tot de grondslagen van het recht hanteren in samenhang met ons rechtssysteem. 2. De student herkent rechtsfilosofische aspecten in de beroepspraktijk en in de maatschappelijke actualiteit. 3. De student vormt zich een weloverwogen en op argumenten gebaseerde mening over actuele en in de beroepspraktijk voorkomende rechtsfilosofische kwesties. 4. De student denkt kritisch na in samenhang met de beroepsuitoefening over de visie of achterliggende gedachte van wet- en regelgeving (datgene wat de wetgever beoogt). Inhoud Centraal staan verschillende filosofische visies op recht en maatschappij, die worden verbonden met actuele onderwerpen zoals privacy, zinloos geweld, geweldloos verzet, democratische en liberale waarden, gelijkheid als rechtsbeginsel, jeugd en strafrecht, bemiddeling tussen dader en slachtoffer. Belangrijke rechtsfilosofische vraagstukken komen aan de orde aan de hand van de volgende vijf thema’s: 1. 2. 3. 4. 5.
Recht en rechtvaardigheid. Recht en moraal. Onrechtvaardige Wetten. Rechtvaardiging van geweld. Het recht om te straffen.
Onderwijsvorm Hoor- en werkcollege. Toetsing Schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen en openvragen). Literatuur • Studiewijzer en reader Rechtsfilosofie 2010-2011. • Overige literatuur wordt nader bekend gemaakt, via de cursussite op Sharepoint.
161/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.36 seksuologie SJD K Cursuscode ADR-SJDM-024-08 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC Korte inleiding Binnen deze keuzecursus wordt een aantal aspecten uit de seksuologie die relevant zijn voor de sociaal juridische dienstverlening behandeld. Daarbij kan worden gedacht aan vragen en of problemen rond de sekse-identiteit, seksuele problemen, normen en waarden, voorlichting en seksueel geweld. Van de studenten wordt verwacht dat zij beschikken over de basiskennis ten aanzien van de psychologie, sociologie en eventuele andere funderende cursussen. Leerdoelen • De student is zich bewust van diverse opvattingen in de maatschappij ten aanzien van seksualiteit. • De student kent zijn eigen houding, normen en waarden ten aanzien van seksualiteit. • De student leert vragen en problemen waar seksualiteit een rol in speelt bespreekbaar te maken en kan hierbij adequaat reageren. • De student kan seksueel geweld bespreekbaar maken en verwijzen naar de juiste instanties. Inhoud Een SJD’er kan op verschillende momenten en plaatsen in aanraking komen met cliënten die een probleem hebben met betrekking tot seksualiteit. Denk bijvoorbeeld aan slachtoffers van seksueel geweld in de jeugdzorg of zedendelinquenten in een penitentiaire inrichting. Maar ook is confrontatie mogelijk met cliënten die er andere normen en waarden op na houden dan de dienstverlener zelf. De seksuologie bestudeert de biologische, psychologische en sociale aspecten van seksualiteit. Thema’s die in deze cursus aan bod komen zijn geselecteerd op de mate van samenhang met het werkveld van de SJD’er. Thema’s zijn: seksuele ontwikkeling en identiteit; seksualiteit en cultuur; seksuele problemen en stoornissen; daders seksueel geweld en misbruik; slachtoffers seksueel geweld en misbruik etc. Onderwijsvorm Werkcollege, zelfstudie en groepsopdracht. Toetsing • Schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen) • Groepsopdracht. Het tentamencijfer bepaalt 70% van het eindcijfer, het cijfer voor de groepsopdracht 30%. Literatuur • Hemelaar, M. Seksualiteit, intimiteit en hulpverlening, Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum, laatste druk. ISBN: 9789031352395. • Aanvullende literatuur wordt via de cursussite op Sharepoint bekend gemaakt.
162/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.36 sociale kaart SJD K Cursuscode ADR-SJDK-K194-03 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC Korte Inleiding Wie werkt met cliënten in het SJD-werkveld heeft vaak te maken met verwijzingen binnen de eigen organisatie of naar instellingen en organisaties daarbuiten. Naar welke organisaties verwijs je wanneer, waarom en wie is daar de contactpersoon? Sociale kaart is er op gericht om een gestructureerd document te ontwikkelen voor deze verwijzingen voor (een groep) werknemers binnen de (toekomstige) werk/stageplek. Competenties 1.4, 2.5, 2.8 en 3.2 Leerlijn De cursus Sociale Kaart valt onder de integrale leerlijn waarbij de student zijn methodische, sociologische en mogelijk juridische kennis naar eigen keuze inzet voor het maken van een beroepsproduct. In dit geval een verwijsdocument voor de eigen organisatie, de stageorganisatie, een specifieke doelgroep of een beoogde werkplek (regulier of voor stage). Leerdoelen De student: • heeft kennis van een plaatselijke sociale kaart dan wel van een sociale kaart voor een doelgroep met een specifieke problematiek. • kan kennis kunnen toepassen door het maken van een specifieke sociale kaart. • kan doelgericht en gestructureerd informatie verzamelen en organiseren ten behoeve van een specifieke groep werknemers in de (toekomstige) werk-/stageorganisatie. Inhoud en Onderwijsvorm Individueel maakt iedere student ten behoeve van zijn stage of werkplek een sociale kaart. Hierin zet hij op een logische en overzichtelijke wijze uiteen naar welke instanties de werknemer kan doorverwijzen. Verder omschrijft de student per instantie de doelstelling, de werkwijze, eventuele voorwaarden die de organisatie stelt. De student kan zonodig op afspraak begeleiding en advies vragen aan de docent. Toetsing De thuisopdracht bestaat uit het maken van een werkstuk: de sociale kaart ten behoeve van een instelling of doelgroep. Literatuur • Studiewijzer Sociale Kaart 2010-2011 (via de cursussite op Sharepoint verkrijgbaar). Bijzonderheden De cursus wordt niet geroosterd. De student werkt individueel en kan zelf bepalen op welk moment hij start met het maken van de sociale kaart. De student dient zich bij het onderwijssecretariaat aan te melden voor inschrijving voor de cursus. De student krijgt vervolgens toegang tot de informatie op de Sharepointsite. Het inlevermoment wordt ook in overleg met de docent van de cursus vastgesteld.
163/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.37 sociale wetenschappen 1: sociologie en psychologie Cursuscode ADR-SJDD-105-09 Soort cursus Verplichte cursus. Studiebelasting 5 EC Korte inleiding Tijdens deze cursus maakt de student kennis met twee sociaalwetenschappelijke disciplines die de theoretische basis vormen voor de kennis, vaardigheden en methoden van de SJD’er. De twee disciplines die centraal staan zijn de sociologie en de psychologie. In periode A staat de sociologie centraal en wordt vooral gekeken vanuit macro niveau. In periode B staat de psychologie centraal en wordt vooral gekeken vanuit micro niveau. De theorieën, begrippen en thema’s die aan de orde komen staan in direct verband met vraagstukken en dilemma’s uit de sociaal juridische beroepspraktijk. Competenties 1.1, 1.2, 2.1, 3.1, 3.3 Leerlijn Conceptuele leerlijn. Leerdoelen 1. De student kent de belangrijkste basisbegrippen, stromingen en basisthema’s uit de sociologie en de psychologie en kan dit toepassen op de SJD beroepspraktijk. 2. De student kent de belangrijkste maatschappelijke veranderingsprocessen die hebben plaatsgevonden in de Nederlandse samenleving en kan benoemen wat de invloed is van deze veranderingen op het SJD werkveld en kan dit vertalen naar het werken met verschillende doelgroepen in de eigen beroepspraktijk. 3. De student kan benoemen op welke wijze psychologische kennis een bijdrage kan leveren aan een betere dienstverlening aan cliënten. Inhoud In periode A (sociologie) verwerven studenten inzicht in culturele, historische, technologische, economische en demografische ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving die een directe invloed hebben op het sociaal juridische werkveld. Onderwerpen als modernisering, de verzorgingsstaat, individualisering emancipatie en mondigheid van de burger, ontgroening en vergrijzing, verzuiling en secularisatie, juridisering en de multiculturele samenleving staan centraal. Ook wordt er ingegaan op een aantal belangrijke doelgroepen uit het werkveld van de sociaal juridische dienstverlening. De psychologie, in periode B, vormt de theoretische basis van de methodische vaardigheden van de SJD’er. De theoretische stromingen die behandeld worden vormen de theoretische basis voor verschillende visies op hulp- en dienstverlening. De theorieën vertegenwoordigen een bepaalde kijk op hoe mensen in elkaar zitten, wat de achtergrond is van hun gedrag en hoe hierin problemen ontstaan. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de wisselwerking tussen het individu en zijn omgeving (sociale psychologie). Onderwijsvorm Door middel van hoor- en werkcolleges, leesopdrachten en zelfstudie wordt de student gestimuleerd om vanuit uiteenlopende sociaalwetenschappelijke stromingen en visies te leren analyseren vooral op macro en microniveau. Tijdens de colleges wordt de student gestimuleerd om zelf verbanden te leggen tussen de 164/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
sociologie of psychologie enerzijds en vraagstukken uit de praktijk van de sociaal juridische dienstverlening anderzijds. Toetsing Twee schriftelijke tentamens. Sociologie open vragen. Psychologie meerkeuzevragen.
Literatuur • Wilterdink, N. en Heerikhuizen, B van, Samenlevingen. Een verkenning van het terrein van de sociologie, Noordhoff. Groningen, zesde druk, 2007, ISBN 978 9001 606 831 . • Zimbardo, P.G., Weber, A. L., Johnson, R. L. Psychologie, De essentie, Pearson Education, derde druk, 2008, ISBN 978 9043 0127 44 • Aanvullende literatuur en/of artikelen (via de cursussite op Sharepoint verkrijgbaar).
165/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.38 sociale wetenschappen 2: levenslooppsychologie en integratievraagstukken Cursuscode ADR-SJDD-207-10 Soort cursus Verplichte cursus Studiebelasting 5 EC Korte inleiding Tijdens deze cursus maakt de student kennis met twee sociaal wetenschappelijke terreinen die van groot belang zijn binnen het sociaal juridische werkveld: levenslooppsychologie (periode C) en integratievraagstukken (periode D). Levenslooppsychologie vormt de theoretische basis voor de vaardigheden en methoden van de SJD’er. De onderwerpen, theorieën en begrippen die aan de orde komen in periode D, integratievraagstukken, staan in direct verband met vraagstukken en dilemma’s in de sociaal juridische beroepspraktijk. Competenties 1.1, 1.2, 1.9, 1.10, 2.1, 3.3 Leerlijn Conceptuele leerlijn. Leerdoelen 1. De student kan aan de hand van de theorie van levenslooppsychologie benoemen wat de invloed van een specifieke levensfase is voor het gedrag en de communicatie met cliënten. 2. De student kan voor een specifieke problematiek in een bepaalde levensfase aangeven wat de gevolgen zijn voor de biologische, sociale, psychische en cognitieve ontwikkeling van de cliënt. 3. De student kan aan de hand van de gepresenteerde theorie benoemen wat de invloed is van cultuur op het gedrag en de communicatie met de cliënt en verwoorden wat de consequenties zijn voor zijn beroepsmatig handelen. 4. De student kan beargumenteren welk dilemma’s er spelen in het samenleven en samenwerken met allochtone en autochtone burgers en zijn beroepsmatig handelen hier op afstemmen. Inhoud In periode C wordt vooral gekeken vanuit micro niveau. Tijdens de lessen levenslooppsychologie maakt de student kennis met de verschillende levensfasen in de menselijke levensloop en een aantal aan de levensfase gebonden problemen. Dit om, ten eerste een beter inzicht te krijgen in de manier waarop de specifieke levensfase de communicatie en het gedrag van de cliënt kan beïnvloeden, en ten tweede om een beter inzicht te krijgen in de invloed van de eigen levensfase op het denken en handelen. Het doel hiervan is dat studenten meer zicht krijgen op de invloed van verschillende levensfasen op de dienstverlening aan cliënten vanuit een specifieke beroepsrol. Rode draad: Wat voor invloed heeft de levensfase van de cliënt op zijn communicatie en gedrag en hoe kan de SJD'er hier vanuit de verschillende beroepsrollen op een adequate manier op inspelen? In periode D wordt gekeken vanuit micro-, meso- en macroniveau. Nederland is een multiculturele samenleving geworden, waardoor integratievraagstukken steeds belangrijker zijn geworden in de Nederlandse samenleving en hoog op de politieke agenda staan. Dit betekent dat de SJD’er in vrijwel alle werkvelden in toenemende mate in aanraking komt met allochtone cliënten. Doordat Nederland een multiculturele samenleving is geworden zijn er nieuwe cliëntgroepen ontstaan met andere hulpvragen. Om welke cliëntgroepen gaat het en hoe kan je het beste op de hulpvraag van deze cliënten inspelen? Wat is 166/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
de betekenis van cultuur op het denken en handelen van mensen? En op welke wijze kunnen cultuurverschillen een rol spelen in de integratie van en de communicatie met allochtone cliënten? Wat voor effect heeft de komst van uiteenlopende groepen op de saamhorigheid in een buurt of wijk en op de cohesie van de Nederlandse samenleving als geheel? Wat voor beleid voert de Nederlandse overheid t.a.v.integratie van allochtonen in de Nederlandse samenleving? Op deze en andere vragen wordt ingegaan tijdens de lessen over integratievraagstukken. Rode draad: Wat voor invloed heeft de multiculturele samenleving op het werkveld van de SJD’er en wat voor nieuwe beroepsdilemma’s of vraagstukken vloeien hieruit voort op micro-, meso- en/of macroniveau? Welke dilemma’s en vraagstukken spelen er in het samenleven en samenwerken met autochtone en allochtone burgers in de Nederlandse samenleving? Wat voor invloed heeft cultuur op de communicatie en het gedrag van de cliënt hoe kan de SJD’er vanuit verschillende beroepsrollen hier op een adequate manier op inspelen? Onderwijsvorm Door middel van hoor- en werkcolleges, leesopdrachten en zelfstudie wordt de student gestimuleerd om vanuit uiteenlopende sociaalwetenschappelijke visies te leren analyseren op micro- , meso en macroniveau. Tijdens de colleges wordt de student gestimuleerd om zelf verbanden te leggen tussen de theorie en vraagstukken uit de beroepspraktijk van de sociaal juridische dienstverlening. Toetsing Twee schriftelijke tentamens. Levenslooppsychologie open vragen. Integratievraagstukken open vragen. Literatuur • Studiewijzer Levenslooppsychologie en Integratievraagstukken • Rögels, N., Levenslooppsychologie, Jongvolwassenen, volwassenen en oudere volwassenen, Nelissen Soest, eerste druk, 2004, ISBN 978 90244 1657 8. • Werf, S. van der, Allochtonen in de multiculturele samenleving, Een inleiding, Coutinho Bussum, zesde druk 2002, ISBN 978 90 6283 283 5.
167/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.39 sollicitatietraining SJD DT K Cursuscode ADR-SJDD-390-06 Soort cursus Keuzecursus. Studiebelasting Voor deze cursus ontvangt de student geen EC. Korte inleiding Tijdens deze training wordt vanuit verschillende invalshoeken belicht hoe de deeltijdstudent zich op de arbeidsmarkt kan presenteren met de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening. Competenties 1.10, 2.2, 2.3 Leerlijn Vaardigheden leerlijn. Leerdoelen 1. De student kan zijn persoonlijke competenties vertalen naar een sollicitatiebrief en CV. 2. De student kan zich goed presenteren in een sollicitatiebrief (schriftelijk) en een sollicitatiegesprek (mondeling). 3. De student kan zijn doelen ten aanzien van een toekomstige loopbaan op heldere wijze uiteenzetten zowel mondeling als schriftelijk. 4. De student kan de verschillende loopbaanmogelijkheden van de Sociaal Juridische Dienstverlener zowel schriftelijk als mondeling op heldere wijze onder woorden brengen. 5. De student kan verschillende strategieën om de kansen op een succesvolle loopbaan te vergroten inzetten (zowel sollicitatie- als netwerkvaardigheden). Inhoud Voordat een deeltijdstudent gaat solliciteren is het van belang goed te weten wie hij is, wat hij wil en wat hij te bieden heeft. Tijdens de training wordt aandacht besteed aan de diverse fasen van het sollicitatiegesprek en de wijze waarop de deeltijdstudent zich het beste kan presenteren op de arbeidsmarkt. Doormiddel van thuisopdrachten, het bespreken van sollicitatiebrieven en CV’s en het oefenen van het netwerk –en sollicitatiegesprek verbetert de student zijn sollicitatievaardigheden. Vanuit kennis en inzicht in het eigen competentieprofiel kan de student zich beter profileren op de arbeidsmarkt. Rode draad: presentatie van verworven competenties op de arbeidsmarkt door solliciteren of netwerken. Tijdens de bijeenkomsten komen de volgende onderwerpen aan bod: Zelfanalyse Netwerken Arbeidsmarkt Sollicitatiebrief en het CV Sollicitatiegesprek Onderwijsvorm Tijdens de training worden de belangrijkste aspecten van het sollicitatieproces besproken en er wordt geoefend met het voeren van netwerk –en sollicitatiegesprekken. Toetsing 168/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
-
De student maakt aan de hand van opdrachten een persoonlijk logboek (10 - 15 pagina’s).
Presentieregeling Voor deze cursus geldt de aanwezigheidsverplichting. Literatuur • Studiewijzer en opdrachten sollicitatietraining (digitaal aangeboden, via de cursussite op Sharepoint.)
169/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.40 thema: arbeidsverhoudingen sjd dt Cursuscode ADR-SJDD-107-10 Soort cursus Verplichte cursus Studiebelasting 5 EC Ingangseisen Kennis van verbintenissenrecht en arbeidsrecht wordt verondersteld ofwel het gelijktijdig volgen van de cursus Recht 1. Korte inleiding In periode A is het Thema: Het Beroep de revue gepasseerd. Daarbij is onder meer aandacht besteed aan de sociale kaart. Een SJD’er kan werkzaam zijn als belangenbehartiger van werknemers of als beleidsmedewerker. In dat geval heeft hij te maken met arbeidsverhoudingen. Ook in andere SJD functies zijn de gevolgen van het niveau en de kwaliteit van arbeidsverhoudingen merkbaar. Hierbij kan gedacht worden aan de gevolgen voor het niveau van uitkeringen in de sociale zekerheid of de eigen rechtspositie. Om cliënten van dienst te kunnen zijn, is het noodzakelijk dat de SJD’er ook oog heeft voor de sociale verhoudingen en psychologie, die een rol spelen in het arbeidsproces. Ook dient de SJD’er deze informatie gestructureerd en schriftelijk over te kunnen brengen. De kennis van het arbeidsrecht wordt toegepast in dit thema. Competenties 1.2, 1.4, 1.5, 1.8, 2.4, 3.2, 3.3, 3.4 Leerlijn Integrale leerlijn. Inhoud Het Thema: Arbeidsverhoudingen staat stil bij de ontwikkeling van arbeidsverhoudingen in Nederland. De geschiedenis van het Nederlandse landschap weerspiegelt zich in die arbeidsverhoudingen. Daar waar onze voorouders in saamhorigheid de strijd tegen het water aanbonden en bijdroegen aan de vorming van het polderlandschap, bepalen in onze tijd werkgevers en werknemers in gezamenlijk overleg het niveau en de kwaliteit van arbeidsverhoudingen. Zij sluiten CAO’s af en zijn vertegenwoordigd in overlegorganen zoals de SER en de Stichting van de Arbeid. Niet alleen op collectief niveau zijn arbeidsverhoudingen in ontwikkeling. Ook de individuele relatie tussen werkgever en werknemer verandert constant. Discussies over bijvoorbeeld arbeidsvoorwaarden en ontslag vinden veelal schriftelijk plaats. Dat gebeurt daarom ook in dit thema. Verder wordt in Thema: Arbeidsverhoudingen aangesloten bij recente ontwikkelingen. Steeds meer worden arbeidsvoorwaarden gedecentraliseerd. Op centraal niveau worden kaders vastgesteld, op ondernemingsniveau worden ze uitgewerkt. Dit geldt zowel voor de CAO als de medezeggenschap. Daarnaast zien we flexibiliteit en differentiatie in de arbeidsverhoudingen. Thema: Arbeidsverhoudingen werkt vanuit een reële casus aan de vaardigheden, die de SJD’er in het werk nodig heeft. Dit heeft als doel dat hij in staat is het arbeidsrecht toe te passen in de beroepspraktijk. De veranderingen in arbeidsverhoudingen leveren soms ook spanning en stress bij werknemers op. Het kan zelfs leiden tot verzuim. Aan de andere kant kan het ook leiden tot een passieve opstelling van werknemers. Deze problematiek komt aan bod vanuit sociaal, psychologisch en juridisch perspectief.
170/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Leerdoelen 1. De student kan de ontwikkelingen op het terrein van de arbeidsverhoudingen analyseren, zowel op collectief als individueel niveau. 2. De student kan de consequenties van veranderende arbeidsverhoudingen kritisch beschouwen vanuit een systematiek en schriftelijk weergeven. 3. De student past de relevante regelgeving in arbeidsverhoudingen toe. 4. De student laat via de schriftelijke producten zien oog te hebben voor de rollen en de belangen van de verschillende actoren op het terrein van de arbeidsverhoudingen. 5. De student beschrijft de consequenties van flexibiliteit, differentiatie en decentralisatie voor arbeidsorganisaties. De student past deze kennis toe op de eigen werksituatie. 6. De student is in staat vanuit verschillende disciplines arbeidsverhoudingen te beschrijven. 7. De student is bekend met de psychologische component van arbeidsverhoudingen.
Onderwijsvorm Werkcollege Toetsing Een groot werkstuk (minimaal 8 pagina’s- maximaal 10 pagina’s) en een klein werkstuk (minimaal 3 pagina’s- maximaal 5 pagina’s) over arbeidsverhoudingen. In de studiewijzer worden nadere eisen aan inhoud en vormgeving omschreven. Literatuur • Studiewijzer en reader Thema Arbeidsverhoudingen 2010 – 2011 (op Sharepoint en/of via readers on demand). e • Berg, T. ter e.a. (2009).Kritisch Denken. 1 druk, Pearson Education Benelux: Amsterdam ISBN 978 430 1796 1. e • Grinsven, P.M.H.J. van, H.C. Geugjes en H.N.M. Soemers. Arbeidsrecht begrepen. 3 druk, Boom Juridische uitgevers 2009: Den Haag ISBN 978 90 8974 135 6. • Valbracht, J.G. en J.M. Gerlofs (2005) Schrijfvaardigheid in de rechtspraktijk. Boom Juridische uitgevers: Den Haag ISBN 10 90 5454 567 4. • Aanvullend artikel op het gebied van psychologie (digitaal aangeboden, via de cursussite op Sharepoint.).
171/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.41 thema: beroep sjd Cursuscode ADR-SJDD-101-10 Soort cursus Verplichte cursus Studiebelasting 5 EC Korte inleiding Dit thema is een eerste oriëntatie op het beroep en werkveld van de SJD’er. Door middel van lezingen door gastsprekers die werkzaam zijn in de beroepspraktijk en door individuele opdrachten maken studenten kennis met het werk van de SJD’er. De theorieën, begrippen en thema’s die aan de orde komen staan in direct verband met vraagstukken en dilemma’s uit de sociaal juridische beroepspraktijk. Tijdens dit thema zal de student ook kennis maken met juridische vaardigheden als het hanteren van wettenbundels, het lezen en analyseren van rechtspraak en het oplossen van juridische casuïstiek op verschillende rechtsgebieden. Daarbij wordt er een koppeling gemaakt met het geleerde bij het onderdeel schriftelijke communicatie van de cursus Professionele Vaardigheden en met de onderwerpen die behandeld worden bij Sociale Wetenschappen 1 en Recht 1. Competenties 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 2.2, 3.1, 3.3 Leerlijn Integrale leerlijn Leerdoelen De student heeft inzicht in de verschillende werkveldsectoren binnen SJD zoals: Arbeidsvraagstukken, Sociale Zekerheid, Familiezaken, Dienstverlening bij schulden, Consumentenzaken, Justitiële Dienstverlening en Huisvesting. Daarnaast kan de student: 1. aangeven wat de invloed is geweest van maatschappelijke veranderingsprocessen op het werkveld en de beroepsuitoefening van de SJD’er; 2. voor de SJD relevante rechtsgebieden beschrijven met betrekking tot de verschillende werkveldsectoren; 3. een opzet van een plaatselijke sociale kaart uitwerken ten behoeve van de huidige of toekomstige werkplek; 4. beschrijven wat de verschillende SJD rollen inhouden (belangenbehartiger, wetsuitvoerder, begeleider, toetser, handhaver en bemiddelaar); 5. voor de SJD praktijk relevante wetsartikelen en jurisprudentie analyseren; 6. op basis van de kennis van de structuur van de wettenbundel deze bundel hanteren bij het beantwoorden van juridische vragen; 7. op juridisch verantwoorde wijze enkele eenvoudige praktijkopdrachten uitvoeren met gebruikmaking van informatiebronnen als de wettenbundel, jurisprudentie en het internet. Inhoud De studenten maken kennis met de verschillende werkveldsectoren en rollen van de SJD’er en de Sociale Kaart van Nederland. Aan de hand van de beroepsrelevante thema’s wordt ingegaan op een aantal beroepscategoriën uit het werkveld van de sociaal juridische dienstverlening. De studenten maken aan de hand van een zelfgekozen doelgroep en/of problematiek een opzet voor een sociale kaart. Daarnaast maken zij enkele individuele opdrachten. Tijdens drie werkcolleges worden specifieke juridische vaardigheden aangeleerd, die voor de opleiding en de beroepspraktijk essentieel zijn. De studenten wordt geleerd hoe zij de wettenbundel moeten hanteren. 172/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Hierbij worden diverse opzoekmethoden behandeld. Er wordt ingegaan op de opbouw en structuur van een wet. Vervolgens wordt de studenten geleerd hoe zij wetsartikelen en jurisprudentie kunnen analyseren en hoe zij een juridische casus gemotiveerd kunnen oplossen. Tijdens de werkcolleges zal hiermee worden geoefend. Daarnaast moeten de studenten thuis opdrachten maken. Onderwijsvorm Werkcollege’s, lezingen van gastsprekers, diverse individuele opdrachten en zelfstudie. Toetsing De toetsing van het thema bestaat uit 2 onderdelen: • een werkstuk bestaande uit diverse individuele opdrachten; • een schriftelijke toets, met open vragen. Presentie Voor een deel van deze cursus geldt een aanwezigheidsverplichting. Bijzonderheden ten aanzien van deze verplichting zijn in de studiewijzer uitgewerkt. Literatuur • Studiewijzer Thema Beroep 2010-2011 (digitaal aangeboden, via de cursussite op Sharepoint.) • Wettenverzameling voor sociaal juridische dienstverlening 2010-2011, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, ISBN 9789012382892. • Loonstra, C.J., Kok, M.M., Juridische Vaardigheden, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2008. ISBN 978 90 01 40967 8. • Savornin Lohman, J. en Raaff, H., In de frontlinie tussen hulp en recht, Bussum: Uitgeverij Coutinho 2008 ISBN 978 90 4690 113 7. • LEIDRAAD voor juridische auteurs; Deventer: Kluwer 2007; ISBN 978 90 13 04267 2.
173/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.42 thema: consumenten Cursuscode ADR-SJDD-201-10 Soort cursus Verplichte cursus Studiebelasting 5 EC Ingangseisen Kennis van consumentenrecht wordt verondersteld ofwel het gelijktijdig volgen van de cursus Recht 4. Korte inleiding De juridisering van de samenleving is op geen gebied zo snel in opmars als waar de burger zich manifesteert als consument. Het gaat dan niet alleen om de juridische aspecten rondom verkoop, koop, verbruik, gezondheid, duurzaamheid en veiligheid van consumptiegoederen in strikte zin, maar bijvoorbeeld ook om de markt van telecommunicatie, van gezondheidszorg en om de woningmarkt. Tevens zien we een trend dat het zwaartepunt van wet- en regelgeving op dit terrein van het nationale niveau verschuift naar EU-niveau. Dit neemt niet weg dat de hoeveelheid nationale toezichtorganen enorm is toegenomen en dat handhaving nog altijd een nationale opgave is. De SJD’er is vaak professioneel betrokken bij belangenbehartiging c.q. toezicht ten bate van de consument/patiënt/cliënt. Het perspectief van waaruit deze cursus inhoud en vorm krijgt, is dan ook dat van de bescherming van de consument. Competenties 1.2, 1.3, 1.7, 1.9, 3.1, 3.2, 3.3 Leerlijn Integrale leerlijn Leerdoelen De student kan: 1. verklaringen geven voor het keuze- en koopgedrag van de consument, in relatie tot de marketingtactieken en –strategieën van commerciële partijen; 2. aangeven welke toezichtorganen actief zijn en (in grote lijnen) hoe zij te werk gaan; 3. een globaal beeld schetsen van de partijen die actief zijn op het gebied van belangenbehartiging van de burger als consument en van hun juridische positie; 4. beschrijven wat er onder consumentenbescherming wordt verstaan; 5. juridisch advies uitbrengen aan de consument over zijn rechten binnen de consumentenkoop; 6. op een specifiek gebied met betrekking tot bescherming van de consument een beroepsproduct ontwikkelen; 7. op overtuigende wijze mondeling voorlichting geven over een deelaspect van consumentenzaken.
Inhoud Een belangenbehartiger op het gebied van consumentenrecht komt op voor de belangen van de consument ten aanzien van vaak heel concrete problemen, waar mensen dagelijks last van hebben. Dat kan variëren van onduidelijke contractvoorwaarden, te hoge tarieven voor specifieke diensten, misleidende aanbiedingen of ronduit verkeerde producten. De belangenbehartiging kan op individueel niveau zijn, door een cliënt bijvoorbeeld te ondersteunen bij het schrijven van een klacht, bezwaar of beroep. Maar het kan ook op nationaal niveau, door op basis van bepaalde onderzoeken problemen aan te kaarten bij specifieke beroepsgroepen en door te zoeken naar en bij te dragen aan geschikte oplossingen. Daarbij moet de SJD’er gevoel hebben voor wat er leeft in de maatschappij en in staat zijn om op constructieve wijze voorlichting te geven en met verschillende partijen te overleggen. 174/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Het thema Consumenten heeft dan ook een duidelijke link met de cursus Recht 3: Consumentenrecht, waar de juridische grondslagen worden aangereikt, en met het onderdeel Onderhandelen & Conflicthantering van de cursus De Kritische Professional. Gekoppeld aan de cursus is ook een training Presenteren, aangezien een presentatie deel uitmaakt van de beoordeling. In de cursus worden verder uiteenlopende perspectieven bij elkaar gebracht, variërend van het perspectief van de individuele consument tot het bredere perspectief van veranderingen in de maatschappij. Het maken van keuzen is daarbij een belangrijk onderwerp. Hoe maken we die keuzen? Dat doen we niet autonoom; we worden bewust of onbewust beïnvloed, onder meer door marketingtechnieken. Ook bezien vanuit het perspectief van de maatschappelijke trends zijn keuzes van belang. In hoeverre is ‘bezit’ van belang voor het bepalen van de eigen identiteit en worden keuzes ook hierdoor beïnvloed? We hebben als burger hoe langer hoe meer te kiezen; hoe gaat men hiermee om en hoe kan men consumenten/cliënten hierbij ondersteunen? Tegelijk met de toename van keuzemogelijkheden voor de consument zien we dat er meer en meer aandacht is voor de kwaliteit en de risico’s van producten. Om die reden is er binnen het thema ook aandacht voor de toezichthoudende instanties op deze gebieden. Hoe wordt de consument daadwerkelijk beschermd en hoe kan hij recht halen? We maken kennis met organisaties op het gebied van consumentenbelangen, zoals Consumentenbond en Vereniging Eigen Huis. Tevens verkennen we waar en hoe de SJD’er op dit terrein bijdragen kan leveren. Studenten zullen zich daarbij met name richten op een gebied naar keuze, waarbij gedacht kan worden aan: internet, voedselveiligheid, mobiele telefonie, medicijnen, hypotheken, kopen op krediet. Onderwijsvorm Werk- en gastcolleges, training en opdrachten. Toetsing Een groot werkstuk en een presentatie. Presentie Voor een deel van deze cursus geldt een aanwezigheidsverplichting. Bijzonderheden ten aanzien van deze verplichting zijn in de studiewijzer uitgewerkt. Literatuur • Studiewijzer Thema Consumenten SJD DT 2010/2011 (digitaal aangeboden, via de cursussite op Sharepoint.). • Wettenverzameling voor sociaal juridische dienstverlening 2010-2011. Den Haag: Sdu uitgevers. • Klik, P., Koop en consumentenkoop, Deventer: Kluwer 2004, ISBN 9789013061659. • Aanvullende literatuur wordt door de studenten geselecteerd uit de lijst met aanbevolen literatuur.
175/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.43 thema: criminaliteit Cursuscode ADR-SJDD-205-10 Soort cursus Verplichte cursus Studiebelasting 5 EC Ingangseisen Kennis van formeel strafrecht wordt verondersteld ofwel het gelijktijdig volgen van de cursus Recht 4. Korte inleiding Voor SJD’ers is het noodzakelijk om kennis te hebben van het justitiële werkveld. Immers, cliënten kunnen slachtoffer zijn geweest van een misdrijf, zelf verdacht worden van crimineel gedrag, net een boete ontvangen hebben of onlangs uit een penitentiaire inrichting ontslagen zijn. SJD’ers moeten kennis hebben over wat de professionals in de diverse schakels van de strafrechtketen doen en welke actuele ontwikkelingen er in de strafrechtketen zijn. Daarnaast moeten zij eenvoudige strafprocesrechtelijke vragen van hun cliënten kunnen beantwoorden. Leerdoelen 1. De student is op de hoogte van actuele ontwikkelingen in verschillende schakels van de strafrechtsketen, kan de discussie daarover in grote lijnen weergeven en zijn eigen mening hierover formuleren en onderbouwen. 2. De student kan een cliënt adequaat informeren over eenvoudige vragen rondom het strafproces, kan een cliënt begeleiden en naar de juiste dienstverlener in het strafrecht verwijzen. 3. De student kan de werkzaamheden van verschillende justitiële dienstverleners in de strafrechtketen omschrijven, net als de positie van hun organisatie in de strafrechtketen. 4. De student kan de juridische schriftelijke uitingen die in de justitiële keten worden gebruikt, uitleggen en toepassen op een casus uit de beroepspraktijk. 5. De student kan een standpunt innemen en schriftelijk met juridische argumentatie onderbouwen aangaande verscheidene beroepsdilemma’s uit het werkveld. 6. De student kan de theorieën over het ontstaan van crimineel gedrag toepassen op een casus. 7. De student kan de visies over de omvang van criminaliteit en politieke visies over de juiste aanpak van criminaliteit verwoorden. Competenties 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 2.5. Leerlijn Integrale leerlijn Inhoud Deze cursus richt zich op de praktijk van het strafrecht. Allereerst wordt aandacht besteed aan de vraag welke omvang criminaliteit in Nederland heeft en welke politieke visies er zijn over de bestrijding van criminaliteit. De student maakt kennis met het werk van justitiële dienstverleners in de ketens van de strafrechtketen, zoals de politie, openbaar ministerie, rechtbank, advocatuur, de reclassering, bureau slachtofferhulp en penitentiaire inrichtingen. Door lessen van diverse gastsprekers en de bijbehorende literatuur leert de student over de inhoud van de functies en de plaats van de organisatie in de strafrechtketen, over welke actuele ontwikkelingen zich in de betreffende organisatie voordoen en krijgt hij kennis van de beroepsdilemma’s waar professionals uit dit werkveld voor kunnen komen te staan. Middels diverse opdrachten, waaronder een betoog, wordt de student uitgedaagd zijn eigen standpunt in te nemen en deze (middels juridische onderbouwde argumentatie) te verdedigen. Al met al krijgt de student zicht op 176/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
het werkveld en de positie van het slachtoffer, de verdachte en de veroordeelde daarin. Hiernaast gaat de student ook zelf aan de slag met beroepsproducten uit het justitiële werkveld die van belang zijn voor het werk van een SJD’ er.
Onderwijsvorm Hoor- en werkcolleges, gastsprekers Toetsing Individueel schriftelijk werkstuk waarin de diverse opdrachten en het betoog worden gepresenteerd. Literatuur • Studiewijzer Thema criminaliteit 2010-2011 (digitaal aangeboden via Sharepoint) • Wettenverzameling voor sociaal juridische dienstverlening 2010-2011. Sdu Uitgevers: Den Haag • Aanvullende literatuur wordt, net als de opdrachten voor het werkstuk, via Sharepoint verstrekt.
177/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.44 thema: rechtstoepassing Cursuscode ADR-SJDD-I007-04 Soort cursus Verplichte cursus. Studiebelasting 6 EC Beginvereisten 1. Relevante SJD-werkervaring op niveau 2 2. Cursussen uit het eerste en tweede studiejaar moeten met een voldoende zijn afgerond. Competenties Dimensie 1. Leerlijn Integrale leerlijn. Leerdoelen 1. De student past de tijdens de studie opgedane kennis toe op een casus uit de SJD-praktijk. 2. De student voert zelfstandig een intake en adviesgesprek. 3. De student kan relevante sociaal juridische informatie verzamelen en interpreteren bij een casus. 4. De student is in staat een casus integraal te analyseren en oplossingsstrategieën te bedenken. 5. De student kan reflecteren op eigen handelen en over het eigen handelen verantwoording afleggen. Inhoud Tijdens deze integrale cursus legt de student een proeve van bekwaamheid af, waarmee hij laat zien te kunnen functioneren als SJD’er. De student combineert alle SJD-kennis en -vaardigheden die in de opleiding aan de orde zijn gekomen. Gebruik wordt dus gemaakt van sociaal juridische kennis die op methodisch juiste wijze wordt toegepast in een specifieke SJD–praktijkcasus. De intakegesprekken en informatie- en adviesgesprekken zoals die tijdens deze cursus worden gevoerd moeten in de eigen dagelijkse praktijk voor kunnen komen. Het doel is uitdrukkelijk de werkpraktijk van de SJD’er zo dicht mogelijk te benaderen. Onderwijsvorm Twee verplichte bijeenkomsten en practicum. Presentie Voor deze cursus geldt een aanwezigheidsverplichting. Toetsing De toets bestaat uit meerdere opdrachten: 1. Een ‘voortgangrapportage’ inzake een casus uit de eigen SJD –praktijk (voldoende/onvoldoende); 2. Een intake of adviesgesprek vanuit de SJD-rol in een aan de student overgedragen SJD – praktijkcasus (cijfer); 3. Een beoordelingsformulier waar het gaat om het gesprek van een student-collega (voldoende/ onvoldoende); 4. Een functioneringverslag waar het gaat om het eigen gesprek (cijfer) van de student; 5. Een “voorlopige rapportage” ter voorbereiding op het adviesgesprek met cliënt of collega vanuit de SJD-rol in een aan de student overgedragen SJD – praktijkcasus (voldoende/onvoldoende); 178/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
6.
Een ‘adviesrapportage’ vanuit de SJD-rol in een aan de student overgedragen SJD – praktijkcasus (cijfer) Alle onderdelen moeten afgerond zijn met een voldoende. Het eindcijfer is het gemiddelde van de drie deelcijfers. Literatuur • Studiewijzer / Reader Rechtstoepassing 2010-2011 (digitaal aangeboden). • Eventuele aanvullende literatuur, wordt op de cursussite op Sharepoint geplaatst. • Alle literatuur die in alle voorgaande juridische en methodische cursussen is voorgeschreven, voor zover daar gebruik van kan (zou moeten) worden gemaakt.
179/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.45 thema: relaties Cursuscode ADR-SJDD-113-09 Soort cursus Verplichte cursus. Studiebelasting 5 EC Ingangseisen Kennis van personen-en familierecht wordt verondersteld ofwel het gelijktijdig volgen van de cursus Recht 2. Korte inleiding Relaties, zoals die tussen samenwonenden, gehuwden, kinderen en ouders worden van rechtswege beschermd in het personen-en familierecht. De student maakt kennis met de inhoud van dit rechtsgebied bij Recht 2. Binnen het thema Relaties wordt deze kennis toegepast. Dit houdt in dat wordt geoefend met advisering en bemiddeling bij eenvoudige praktijksituaties over onder meer het aangaan en beëindigen van relaties (huwelijk, geregistreerd partnerschap of een samenlevingsovereenkomst), huwelijkse voorwaarden, omgangs- en gezagskwesties en alimentatieregelingen. Daarnaast komen familierechtelijke praktijkzaken aan bod, zoals kwesties rondom het naamrecht, erkenning, adoptie, afstamming, bewind, curatele en mentorschap. Tenslotte komen ook allerlei regelingen aan bod die direct of indirect in verband staan met de relaties van een cliënt (zoals kinderbijslag of nabestaandenuitkeringen) en wordt er geoefend met praktijkcasuïstiek over onder andere voorzieningen in het kader van de WMO en jeugdbeschermingsmaatregelen. Niet alleen de juridische component staat centraal in dit thema over Relaties, ook de emotionele component, die bij bovengenoemde kwesties een belangrijke rol speelt, krijgt aandacht. Daarnaast worden de besproken onderwerpen ook in een maatschappelijk perspectief geplaatst. Competenties 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 1.10 Leerlijn Integrale leerlijn Leerdoelen De student kan: 1. Verschillende oplossingsmogelijkheden onderzoeken voor eenvoudige vraagstukken of geschilconflicten in verband met het personen- en familierecht of de volksverzekeringen; 2. Op basis van de inventarisatie van mogelijke oplossingen een helder advies voorbereiden, rekening houdend met relevante wet- en regelgeving en met de context van het advies; 3. Tijdens een adviesgesprek complexe materie op voor de cliënt begrijpelijke wijze uitleggen; 4. Bijdragen aan de acceptatie van een advies door rekening te houden met de emoties en mogelijke weerstanden te herkennen en om te buigen; 5. Actuele ontwikkelingen op het gebied van personen- en familierecht en de volksverzekeringen in een maatschappelijk perspectief plaatsen; 6. Reflecteren op de eigen rol van adviseur en bemiddelaar. Inhoud De toepassing van wettelijke regelingen met betrekking tot de volksverzekeringen (ANW, AKW, AOW en AWBZ) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), net als het personen- en familierecht, staan in dit thema centraal. Het thema sluit aan bij Recht 2: sociaalzekerheidsrecht en personen- en familierecht, 180/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
waarbij een overzicht wordt gegeven van het stelsel van de sociale zekerheid en de uitvoeringsorganisatie en een inleiding wordt gegeven in het personen- en familierecht. Binnen het thema Relaties krijgt de student inzicht in de rol van adviseur en bemiddelaar door zelf deze rol te vervullen en relevante beroepsproducten te maken. Daarbij past hij de kennis en vaardigheden toe die hij in de cursussen Professionele Vaardigheden en Recht 2 leert. Dit gebeurt op basis van een aantal praktijkcasussen. Aangezien het beëindigen van een affectieve relatie, van een samenlevingscontract, het ontbinden van een huwelijk of het vaststellen van een omgangsregeling voor minderjarige kinderen een grote impact hebben op het leven van cliënten, leert de student om zorgvuldig met deze vaak emotioneel beladen onderwerpen om te gaan. Onderwijsvorm 1 hoorcollege ter inleiding en verder werkcolleges. Toetsing Werkstuk en mondeling tentamen. Literatuur • Studiewijzer thema Relaties SJD DT 2010-2011 (digitaal aangeboden, via de cursussite op Sharepoint.) • Aanvullende artikelen en opdrachten (digitaal aangeboden, via de cursussite op Sharepoint.) • Poutré, B. la, Juridische Adviesvaardigheden, Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers 2009, ISBN 9789001541262 • Rögels, N., Levenslooppsychologie, Soest: Uitgeverij Nelissen 2004, ISBN 9024416574 (hoofdstuk 4: Jongvolwassenheid: (echt)scheiding)* • Wettenverzameling voor sociaal juridische dienstverlening 2010-2011, Den Haag: Sdu Uitgevers 2010 • Wilterdink, N. en Heerikhuizen, B. van, Samenlevingen, Groningen: Wolters-Noordhoff 2007, ISBN 9789001606831 (hoofdstuk 7: Mannen, vrouwen en kinderen) • Wortmann, S.F.M., Van Duijvendijk-Brans, J., Compendium van het personen- en familierecht, Kluwer 2009, ISBN 9789013052527 *Dit boek is verplichte lesstof voor het tweede jaar, maar het hoofdstuk dat voor het thema Relaties verplicht is, zal digitaal worden aangeboden.
181/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.46 thema: schulden Cursuscode ADR-SJDD-204-10 Soort cursus Verplichte cursus Studiebelasting 5 EC Ingangseisen Kennis van recht bij schulden wordt verondersteld ofwel het gelijktijdig volgen van de cursus Recht 3. Korte inleiding Steeds meer mensen in Nederland hebben problematische schulden. Er zijn verschillende manieren om deze schulden te voorkomen en op te lossen. Dit gebeurt vaak met deskundige hulp. Veel SJD’ers krijgen in hun werk direct of indirect met de problematiek van schulden te maken. In dit thema wordt uitvoerig ingegaan op de verschillende rollen die de SJD’er kan vervullen in de dienstverlening bij schulden. De cliënt met schulden staat hierbij centraal, maar de belangen van de schuldeisers worden hier ook bij betrokken. Competenties 1.2, 1.3, 1.7, 2.4, 2.5 Leerlijn Integrale leerlijn Leerdoelen 1. De student is op de hoogte van de actuele wetgeving en het actuele beleid met betrekking tot de schuldenproblematiek 2. De student kan benoemen hoe schulden kunnen ontstaan 3. De student kan benoemen wat de gevolgen kunnen zijn van het hebben van schulden 4. De student kan beschrijven welke mogelijkheden er zijn om schulden te voorkomen 5. De student kan beschrijven welke inkomensondersteunende voorzieningen er zijn 6. De student kan uitleggen hoe mensen met schulden het beste benaderd en geïnformeerd kunnen worden over deze inkomensondersteunende voorzieningen 7. De student kan beschrijven hoe schulden opgelost kunnen worden 8. De student kan een eerste aanzet geven om cliënten te begeleiden bij het opzetten van budgetbeheer en een schuldregeling Inhoud Tijdens het thema komen zowel sociaal wetenschappelijke onderwerpen als juridische onderwerpen aan bod. Het thema is daarnaast, zowel tijdens de lessen als door middel van het te maken werkstuk, gericht op de praktijk binnen de dienstverlening bij schulden. Het thema start met hoorcolleges waarin informatie over de schuldenproblematiek wordt gegeven. Achtergronden, ontstaan en gevolgen van schulden komen daarbij aan de orde. Een gastspreker die werkzaam is bij een gemeente geeft informatie over de wettelijke mogelijkheden die er zijn en de beleidsvrijheid die gemeenten hebben om invulling te geven aan gemeentelijk armoedebeleid. De toepassing van dit armoedebeleid staat vervolgens centraal bij de vraag welke inkomensondersteunende voorzieningen er concreet zijn en welke mogelijkheden er zijn om het gebruik hiervan te stimuleren en onderbenutting te voorkomen.
182/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Een gastspreker die werkzaam is in de schuldhulpverlening geeft uitleg over het traject rondom schuldhulpverlening. Daarna geven de studenten zelf invulling aan de rol van schuldhulpverlener door te oefenen met het opstellen van budgetbeheer en het maken van schuldregelingen. Het thema sluit aan bij het geleerde in de cursus Recht bij schulden. De student kan de vaardigheden schriftelijke en mondelinge communicatie en onderhandelen toepassen tijdens het thema. Onderwijsvorm Hoorcolleges, werkcolleges, gastsprekers en opdrachten. Toetsing Het thema wordt afgerond door middel van een werkstuk, bestaande uit een aantal opdrachten. In de studiewijzer wordt nadere informatie gegeven over het werkstuk. Literatuur • Studiewijzer Thema Schulden SJD DT 2010-2011 (digitaal aangeboden via de cursussite op Sharepoint). • Wettenverzameling voor sociaal juridische dienstverlening 2010-2011, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, ISBN 978 90 1238 130 7. • Haster, D., Basisboek Integrale Schuldhulpverlening, Groningen: Noordhoff Uitgevers 2009, ISBN 978 90 01 76374 9. • Doorn, L. van, Outreachend werken, Bussum: Coutinho 2008, ISBN 978-90-46900970
183/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.47 thema: uitkeringen Cursuscode ADR-SJDD-112-09 Soort cursus Verplichte cursus Studiebelasting 5 EC Ingangseisen Kennis van het socialezekerheidsrecht wordt verondersteld ofwel het gelijktijdig volgen van de cursus Recht 2. Korte inleiding Binnen het werkveld domein van de sociale zekerheid zijn veel SJD’ers werkzaam in de rol van uitvoerder. In het thema Uitkeringen staat deze rol centraal, waarbij ook aandacht zal zijn voor de rol van belangenbehartiger. De student oefent in dit thema voornamelijk met de kerntaak uitvoeren, waarbij juridische, funderende en methodische aspecten samenkomen. De student past integraal de kennis en vaardigheden toe op het gebied van sociaalzekerheidsrecht, ontwikkelingen in de verzorgingsstaat en methoden en technieken van gespreksvoering. Competenties 1.2, 1.3, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.10, 3.1 Leerlijn Integrale leerlijn Leerdoelen 1. De student heeft inzicht in de functie en taak van een SJD’er in de rol van wetsuitvoerder. 2. De student kan in een gesimuleerde situatie de rol van uitvoerder vervullen en daarbij de juiste gesprekstechnieken toepassen om het gesprek te leiden en de relevante informatie te achterhalen. 3. De student kan binnen het domein Sociale Zekerheid functionele beslissingen en keuzes maken, rekening houdend met relevante wet- en regelgeving, en deze in heldere taal aan de cliënt uitleggen. 4. De student kan een aanvraag voor een uitkering afhandelen vanaf de aanvraag tot het communiceren van de beslissing, de beschikking en de beslissing op het bezwaarschrift (schriftelijk en mondeling). 5. De student kan de relatie leggen tussen de eigen rol als uitvoerder of belangenbehartiger in een specifieke context en de ontwikkelingen op meso- en macro niveau die deze situatie beïnvloeden. 6. De student kan een gestructureerd betoog schrijven waarin hij vanuit een eigen, onderbouwde visie de gevolgen van de veranderde verzorgingsstaat voor het beroep van de sociaal juridische dienstverlener belicht. 7. De student kan reflecteren op het eigen handelen in een specifieke context met verwijzing naar de wisselwerking tussen de rollen van uitvoerder en belangenbehartiger. Inhoud De toepassing van wettelijke regelingen met betrekking tot de werknemersverzekeringen (Ziektewet, WW, WAO en WIA) staat in dit thema centraal. Deze wetten worden uitgevoerd door het UWV. Het thema sluit aan bij Recht 2: sociale zekerheidsrecht, waarbij een overzicht wordt gegeven van het stelsel van de sociale zekerheid en de uitvoeringsorganisatie.
184/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Binnen het thema Uitkeringen krijgt de student inzicht in de rolverschillen tussen de wetsuitvoerder en de belangenbehartiger, door zelf deze rollen te vervullen en relevante beroepsproducten te maken. Daarbij past hij de kennis en vaardigheden toe die hij in de cursussen Professionele Vaardigheden en Recht 2 leert. Dit gebeurt op basis van een aantal praktijkcasussen. De student betrekt daarbij de ontwikkelingen in de verzorgingsstaat op het terrein van de sociale zekerheid. Maatschappelijke ontwikkelingen en gewijzigd doel van de sociale zekerheid hebben in de afgelopen veertig jaar immers een duidelijke invloed gehad op de eerdergenoemde wetten. Onderwijsvorm Een combinatie van een hoorcollege en meerdere werkcolleges, waarin de studenten deels op basis van zelfwerkzaamheid aan beroepsproducten of diensten werken. Toetsing De toetsing voor dit thema bestaat uit een aantal onderdelen: • actieve deelname (10%) • het schrijven van een beschikking (10%) • het voorbereiden, voeren en verantwoorden van een gesprek (50%) • een betoog over de verzorgingstaat (30%). Presentie Voor een deel van deze cursus geldt een aanwezigheidsverplichting. Bijzonderheden ten aanzien van deze verplichting zijn in de studiewijzer uitgewerkt. Literatuur • Studiewijzer Thema Uitkeringen SJD DT 2010-2011 (digitaal aangeboden via de cursussite op Sharepoint). • Wettenverzameling voor sociaal juridische dienstverlening 2010-2011, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, ISBN 978 90 1238 130 7. • Kruit, P. en C. Loonstra, Praktisch Socialezekerheidsrecht, Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers 2010, ISBN: 978 90 0178 482 9.
185/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.48 thema: wijken Cursuscode ADR-SJDD-208-10 Soort cursus Verplichte cursus Studiebelasting 5 EC Ingangseisen Kennis van woon-en huurrecht wordt verondersteld ofwel het gelijktijdig volgen van de cursus Recht 4. Korte inleiding Binnen het werkvelddomein Huisvesting zijn SJD’ers werkzaam in diverse functies bij verschillende instanties, variërend van de woonconsulent bij een woningcorporatie tot de sociaal raadsman bij het wijkbureau of de ambtenaar bij de dienst maatschappelijke ontwikkeling van de gemeente. In het thema wijken passeren veel van deze SJD functies (en de bijbehorende rollen) de revue. Binnen wijken kan immers een grote verscheidenheid aan problemen ontstaan waar SJD’ers bij betrokken worden: werkloosheid, armoede, fraude, overlast, verloedering, criminaliteit, enz. Regelmatig vereisen deze problemen een integrale aanpak, waarbij partijen met elkaar tot een oplossing moeten komen. Zo’n integrale aanpak vraagt om SJD’ers die zich goed kunnen verplaatsen in de rol en positie van de ander, die rekening houden met de belangen van andere partijen en zich tegelijkertijd hard maken voor de belangen van hun eigen organisatie en/of die van de doelgroep die zij vertegenwoordigen. Competenties 1.6, 2.1, 2.2, 2.4, 2.5, 2.8, 3.1 en 3.2 Leerlijn Integrale leerlijn Leerdoelen De student heeft inzicht in de diverse functies, taken en rollen van SJD’ers binnen het beroepsdomein huisvesting en kan: 1. cliënten informeren, adviseren en ondersteunen op het gebied van woon-en huurrecht; 2. actuele ontwikkelingen op het gebied van huisvesting en woon-en huurrecht in een maatschappelijk perspectief plaatsen; 3. complexe vraagstukken binnen wijken signaleren en nader onderzoeken; 4. mogelijke oplossingstrategieën inventariseren, uitwerken en helder uiteenzetten voor andere partijen; 5. projectmatig te werk gaan bij het aanpakken van wijk-gerichte vraagstukken; 6. bij de uitwerking van mogelijke oplossingsrichtingen de relevante wet- en regelgeving (woon-en huurrecht, sociale zekerheidsrecht, strafrecht, recht bij schulden) op de juiste manier toepassen; 7. bij de voorbereiding op een complexe onderhandelsituatie de belangentegenstellingen, posities en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen helder in beeld brengen; 8. tijdens een complexe onderhandelsituatie effectief gebruik maken van gesprekstechnieken en bemiddelvaardigheden om tot een akkoord te komen. Inhoud De studenten passen in dit thema een breed scala aan rechtskennis en vaardigheden toe om complexe vraagstukken op het vlak van huisvesting aan te pakken. Het thema sluit daarmee aan bij het geleerde in de eerste twee jaar van de SJD opleiding. Aspecten uit Recht 4: formeel strafrecht en woon-en huurrecht kunnen rechtstreeks worden toegepast, maar ook veel van de andere rechtsgebieden komen in dit thema 186/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
aan bod. De vaardigheden die studenten in dit thema toepassen zijn de professionele vaardigheden uit het eerste jaar (schriftelijke en mondelinge communicatie) en de vaardigheden van de kritische professional uit het tweede jaar (onderhandelen en conflicthantering en onderzoeksvaardigheden). Daarnaast zullen studenten gebruik maken van hun verworven sociaal wetenschappelijke kennis ter onderbouwing van hun keuzes. Aan de hand van actuele casuïstiek verdiepen de studenten zich in de rollen, taken, belangen en methodieken van verschillende instanties die direct of indirect betrokken zijn bij huisvesting en de wijkaanpak. Daarbij komen onder meer de volgende onderwerpen aan bod: • Volkshuisvesting in Nederland • Gemeentelijk en regionaal woonbeleid • De rol van woningcorporaties • Woongenot en overlast • Leefbaarheid en wijkaanpak In de eerste bijeenkomst wordt het brede kader gepresenteerd van huisvesting in Nederland en de verschillende ontwikkelingen die daarin hebben plaatsgevonden sinds het begin van de vorige eeuw. De twee bijeenkomsten daarna zal de toepassing van het woon-en huurrecht op concrete SJD casussen centraal staan. Tijdens deze bijeenkomsten wordt dus geoefend met het informeren en adviseren van cliënten en met het nemen van beslissingen vanuit de wet-en regelgeving rondom huisvesting en wonen. De vierde en vijfde bijeenkomst staan in het teken van de wijkaanpak. Er wordt gekeken naar de rol van woningcorporaties en van de lokale en landelijke overheid. De zesde bijeenkomst is geheel gewijd aan de voorbereiding van de eindtoets op basis van een complexe casus over een wijk of buurt waar zich bepaalde problematiek voordoet. Studenten verdiepen zich in een van de partijen die betrokken zijn bij de aanpak van die problematiek en bereiden zich vanuit die rol voor op een vergadering waarin de verschillende partijen gezamenlijk tot een oplossing proberen te komen. Deze vergadering vindt plaats tijdens de laatste les. Onderwijsvorm Een combinatie van een hoorcollege, werkcolleges (deels met gastsprekers), en zelfwerkzaamheid via individuele- en groepsopdrachten. Toetsing De toetsing bestaat uit 2 onderdelen: • werkstuk met diverse beroepsproducten, inclusief verantwoording; • een simulatie (vergadering) inclusief voorbereiding en reflectie. Presentie Voor een deel van deze cursus geldt de aanwezigheidsverplichting. Bijzonderheden ten aanzien van de verplichting zijn in de studiewijzer uitgewerkt. Literatuur • Studiewijzer Thema Wijken SJD DT 2010-2011 (digitaal aangeboden, via de cursussite op Sharepoint).) • Werf, S. van der, Werken aan Wonen. Huisvesting in Nederland, Bussum: Coutinho 2009, ISBN 978 90 469 0126 7. • Breevoort, J. van en Sanden, P. van der, Huurrecht woonruimte, Den Haag: Sdu uitgevers 2009, ISBN 978 90 1238 150 5. • Wettenverzameling voor sociaal juridische dienstverlening 2010-2011, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, ISBN 978 90 1238 1307. • Aanvullende literatuur wordt digitaal aangeboden en deels ook door de studenten zelf aangedragen.
187/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.49 thematische supervisie Cursuscode ADR-SJDD-550-06 Soort cursus Verplichte cursus Ingangseisen Om aan de supervisie te kunnen deelnemen dient de student ten minste over 111 ECTS te beschikken. De praktijktijd van jaar 1 en jaar 2 dient met een voldoende te zijn afgerond voor aanvang van de supervisie. De praktijkplaats van de student dient daarnaast door de opleiding goedgekeurd te zijn op praktijktijd niveau 2, waarmee de praktijkplaats superviseerbaar is. Studiebelasting 8 EC Competenties 1.1 t/m 1.3, 1.7, 1.9, 1.10, 2.1, 2.2, 2.4, 2.6, 2.8, 3.3, 3.4 Leerlijnen Ervaringsreflectie-leerlijn. Leerdoelen: 1. De supervisant kan zijn verantwoordelijkheid nemen voor zijn leerproces en laat zich daarop aanspreken. 2. De student kan tijdens de supervisie adequaat samenwerken met de medesupervisanten en de supervisor. 3. De student kan op grond van inzicht in eigen sterke en zwakke punten persoonlijke leerdoelen formuleren aan de hand van de beroepshoudingaspecten (thema 1) en vorderingen maken wat betreft de realisatie van deze leerdoelen. 4. De student reflecteert en problematiseert onder andere op de hoofdthema’s van supervisie (thema 1 t/m 7). 5. De student kan integratie aanbrengen in eigen denken, voelen en handelen en werken aan persoonlijke ontwikkeling: zelfreflectie en balans (thema 6). 6. De student kan de verschillende methodieken die gehanteerd worden in het SJD-werkveld demonstreren en deze toepassen (thema 3). 7. De supervisant kan morele en ethische beroepsdilemma’s (thema 2) herkennen, daarbinnen de eigen positie bepalen en het strategisch handelen daarop afstemmen. 8. De student kan reflecteren op de sociale, juridische en agogische component van het beroepsmatig functioneren, bijvoorbeeld het omgaan met macht, onmacht, agressie en conflicten (thema 7). 9. De student kan zijn eigen plaats binnen de organisatie (thema 5) onderkennen en werken vanuit verschillende beroepsrollen belangenbehartiger, uitvoerder of toetser/ controleur. 10. De student reflecteert op zijn visie op het beroep en levert een actieve bijdrage aan de sociaal juridische beroepsontwikkeling (thema 4). Inhoud Supervisie is een didactische methode gericht op het leren zelfstandig te functioneren in de uitoefening van een beroep. Een kenmerk van supervisie is de directe koppeling tussen leren en werken. De eigen werkervaring van de supervisant vormt de basis van het leren tijdens supervisie. Deze wisselwerking tussen werken en leren kan slechts plaatsvinden wanneer supervisie regelmatig en parallel aan de uitvoering van het werk plaatsvindt.
188/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
De supervisant leert tijdens supervisie systematisch te reflecteren op juridische, sociale en persoonlijke aspecten van het werk. Met andere woorden het doel van supervisie is dat de supervisant laat zien dat hij zelfstandig kan reflecteren op gebeurtenissen die spelen tijdens de uitoefening van zijn beroep.De student kan laten zien wat hoe datgene waarop hij in de supervisie heeft gereflecteerd toegepast wordt in de praktijk. Dit laat de student zien aan de hand van drie kernactiviteiten: 1. De werkinbreng met leervragen (een schriftelijke weergave van een werkervaring); 2. Het concretiseren en problematiseren van een werkervaring (tijdens supervisie); 3. Het reflectieverslag (de schriftelijke weergave van het denkproces na afloop van de supervisie en aangeven hoe dit is omgezet in een nieuw handelen). Kenmerkend voor het beroep is dat de SJD’er werkt binnen de eisen van een formeel-juridisch kader. Daarnaast heeft de SJD’er te maken met de regels van de organisatie, zijn functie- en taakomschrijving, de belangen en wensen van de cliënt en zijn eigen persoonlijke overtuigingen. Dit betekent dat de SJD’er moet leren opereren in het spanningsveld tussen belangen van de cliënt, de regels van de organisatie en zijn persoonlijke overtuiging. Dit spanningsveld wordt verduidelijkt aan de hand van specifieke thema’s die tijdens supervisie aan de orde komen. Wat is thematische supervisie? Tijdens supervisie wordt gewerkt aan de hand van thema's. Deze thema's zijn ontleend aan de beroepspraktijk van de SJD’er. Door het werken met thema's afkomstig uit de beroepspraktijk van de SJD’er krijgt het leren van de deeltijder meer diepgang en kan er sterker worden gefocust op het specifieke van SJD. Het uitgangspunt is dat de thema's in het supervisietraject voor een deel vastliggen en voor een ander deel veranderlijk kunnen zijn al naar gelang de opgedane werkervaring. Tevens blijft er ruimte voor persoonlijke leerdoelen, mits deze gekoppeld zijn aan de opleidingseisen. Dit betekent dat er tijdens thematische supervisie een zichtbare relatie wordt gelegd tussen de opleiding en de eisen vanuit het werkveld: de beroepscompetenties. De thema's zijn ontleend aan de hierboven genoemde competenties. Te denken valt aan de volgende thema's: Thema 1. Beroepshoudinsaspecten: 1. Distantie en betrokkenheid 2. Samenwerking 3. Verantwoordelijkheid 4. Initiatief/innovatief 5. Flexibiliteit 6. Zelfkritiek en reflectie 7. Integriteit en betrouwbaarheid 8. Werkeffectiviteit en time management Thema 2: Morele en ethische beroepsdilemma's Thema 3: Methodiek van de SJD'er Thema 4: Visie op het beroep en beroepsontwikkeling Thema 5: De organisatie en de SJD'er Thema 6: Persoonlijke ontwikkeling: zelfreflectie en balans Thema 7: Macht, onmacht, agressie en conflicten. Rode draad: reflectie op reeds verworven competenties aan de hand van concrete werkervaring, het vaststellen van het eigen competentieniveau door middel van een sterkte - zwakte analyse, het formuleren van leerdoelen en het toepassen van het geleerde in de beroepspraktijk. Thematische supervisie sluit aan bij de cursus Loopbaan- en competentieontwikking. Producten uit de supervisie kunnen gebruikt worden voor de opbouw van het Port Folio. Te denken valt aan de uitwerking van een competentieprofiel (of sterkte -zwakte analyse) gebaseerd op de door de student geformuleerde persoonlijke leerdoelen, of een concrete uitwerking van de wijze waarop de student tijdens de supervisie gewerkt heeft aan een of meerdere beroepsrelevante thema's. Hoe is het programma opgebouwd?: 1. Introductie supervisie
189/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Voorafgaand aan de eerste supervisiebijeenkomst vindt de introductie supervisie plaats. De student wordt geïnformeerd over de inhoud van supervisie, leert leervragen te formuleren en vragen te stellen in de supervisie. 2. Klikevaluatie Tijdens de klikevaluatie beslissen de supervisor en supervisanten of er een prettige werksfeer is en voldoende vertrouwen om met elkaar te kunnen werken tijdens het gehele supervisietraject. 3. Middenevaluatie Voor de middenevaluatie hebben zeven bijeenkomsten plaatsgevonden. Voorafgaand aan de middenevaluatie schrijft de supervisant een middenevaluatieverslag. Tijdens de middenevaluatiebijeenkomst spreekt de supervisor een beoordeling uit over het verloop van het supervisietraject tot de middenevaluatie. 4. Eindevaluatie Voorafgaand aan de eindvaluatie schrijft de supervisant een eindevaluatieverslag. Tijdens de eindevaluatiebijeenkomst spreekt de supervisor een beoordeling uit over het totale supervisietraject. Wie nemen deel aan supervisie? De supervisant is de student die gedurende de praktijktijd niveau 2 (zie ook cursusomschrijving Praktijktijd SJD DT) aan supervisie deelneemt. De supervisor kan een docent zijn van de SJD opleiding of een supervisor van buiten de opleiding die voldoende bekend is met het beroep. De supervisor is geregistreerd bij de Landelijke Vereniging voor Supervisie en Coaching (LVSC). De supervisor heeft geen directe contacten met de organisatie waar de supervisant werkzaam is. De supervisie vindt als regel plaats in het gebouw van de opleiding. Wat zijn de voorwaarden voor deelname aan supervisie? 1. De praktijktijd mag gedurende de supervisie niet worden onderbroken. Alleen in bijzondere omstandigheden, te beoordelen door de supervisiecoördinator, kan een onderbreking van maximaal 4 aaneengesloten werkweken worden toegestaan. Bij een langere onderbreking zal de supervisiecoördinator in overleg met de supervisor nadere afspraken met de supervisant maken. Het kan zijn dat de supervisie wordt verlengd of beëindigd. 2. Bij verandering van werkplek, door onvoorziene omstandigheden, moet de supervisant de nieuwe werkplek eerst ter goedkeuring aan de opleiding voor te leggen. Hiervoor gelden de bepalingen inzake de goedkeuring van de praktijktijd niveau 2. 3. De supervisant dient de werkafspraken na te komen (onder andere het op tijd aanleveren van een schriftelijke werkinbreng en een reflectieverslag). 4. De supervisiegroep is samengesteld uit supervisanten die ten opzichte van elkaar onafhankelijke posities innemen. Een supervisiegroep mag dus niet bestaan uit vrienden of vriendinnen. 5. Supervisie is meestal niet goed te combineren met een vorm van psychotherapie. Vandaar dat het noodzakelijk is dit vooraf bij de supervisiecoördinator te melden. Per situatie zal worden nagegaan of van deze regel kan worden afgeweken. 6. Bij een beoordeling met een onvoldoende, kan de supervisie verlengd worden met maximaal een half jaar. De supervisor brengt een advies uit, de supervisiecoördinator besluit. De beoordeling van de eindevaluatie is vastgelegd in het beoordelingsformulier ‘Thematische supervisie eindevaluatie’ dat is opgenomen in de studiehandleiding voor thematische supervisie SDJ DT. Onderwijsvorm: Supervisie wordt uitgevoerd in groepjes van minimaal twee en maximaal drie supervisanten. Er zijn in totaal zestien bijeenkomsten die een keer in de veertien dagen plaatsvinden. Supervisie kan in periode A, B en C gestart worden als er tenminste drie deelnemers zijn. Supervisie wordt op dinsdagavond, als regel één keer per veertien dagen aangeboden. De supervisie wordt niet aangeboden tijdens de toetsweken. De duur van de bijeenkomst met drie supervisanten is 120-150 minuten. Toetsing: 1. Middenevaluatie Voor de middenevaluatie hebben zeven bijeenkomsten plaatsgevonden Voorafgaand aan de middenevaluatie schrijft de supervisant een middenevaluatieverslag. Tijdens de middenevaluatiebijeenkomst spreekt de supervisor een beoordeling uit over het verloop van 190/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
het supervisietraject tot de middenevaluatie. Hier zijn geen studiepunten aan verbonden, maar dit kan gezien worden als prognose voor de beoordeling van de eindevaluatie. 2.
Eindevaluatie Voorafgaand aan de eindvaluatie schrijft de supervisant een eindevaluatieverslag. Tijdens eindevaluatiebijeenkomst spreekt de supervisor een beoordeling uit over het totale supervisietraject.
Presentie-regeling: De student heeft aanwezigheidsverplichting. De supervisant dient aan de aanwezigheidsverplichting te voldoen bij alle bijeenkomsten, inclusief de introductie bijeenkomst. Bij iedere afwezigheid die binnen de presentieplicht valt moet de student een vervangende opdracht maken zoals in de handleiding omschreven is.
Literatuur • Reader Supervisie SJD DT 2010-2011. • Studiewijzer Thematische supervisie SJD DT 2010-2011. • In de studiewijzer vindt een verdere uitwerking plaats van de regels voor supervisie en deze is te beschouwen als een aanvulling op de studiegids. • Regouin W. ; Supervisie. Gids voor supervisanten. Laatste druk, Van Gorcum: Assen, ISBN 9789023232933.
191/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.50 training omgaan met agressie SJD DT K Cursuscode ADR-SJDD-600-08 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC Beginvereisten Deze cursus kan alleen worden gevolgd indien de cursus Gespreksvoering 1 met een voldoende is afgerond Korte inleiding De cursus is er op gericht de student specifiek te bekwamen in het omgaan met agressie in de professionele setting van de SJD’er en inzicht te verschaffen in de achtergronden van gedrag dat tot agressie leidt. Voor de keuzecursus van de deeltijd is de professionele setting het SJD werkveld. Leerlijn Vaardigheden leerlijn Leerdoelen 1. De student krijgt inzicht in de achtergronden van gedrag dat tot agressie leidt 2. De student kan omgaan met verschillende types van lastig of tegenwerkend gedrag. 3. De student kan omgaan met persoonlijk gerichte (verbale) agressie. 4. De student kan omgaan met bedreigend explosief gedrag. 5. De student kent de zelfcontrole theorie en kan dit toepassen. 6. De student kent de theorie van het verwerkingsproces naar aanleiding van schokkende incidenten (en ook na rouw en verlies). 7. De student is in staat een veilige werkruimte te creëren. Inhoud In deze training wordt inzicht gegeven in de verschillende types van lastig en bedreigend gedrag. Aandacht wordt besteed aan de achtergrond en de vraag waar het gedrag vandaan komt, waardoor een effectievere reactie mogelijk is en daarmee het lastige en/of agressieve gedrag deëscaleert. Daarnaast is het voor de SJD’er zelf ook van belang om zijn gevoelens en gedachtes onder controle te houden, zeker als de cliënt dat niet heeft of zijn agressie naar de SJD’er richt. Daarom wordt er aandacht besteed aan de theorie van de zelfcontrole en hiermee geoefend. Helaas kan het toch voorkomen dat zich een bedreigende situatie voordoet. De afgelopen jaren hebben we dit gezien bij onder andere het CWI in Zeist waarbij een medewerker gewond is geraakt. Daarom wordt ook aandacht besteed aan hoe het verwerkingsproces verloopt naar aanleiding van een schokkende gebeurtenis en inzicht gegeven in het creëren van een veilige werkruimte. De training heeft als uitgangspunt: leren door doen. Aan de hand van ingebracht praktijkmateriaal wordt geoefend, geanalyseerd en gereflecteerd. De actieve participatie van de medestudent is hierbij van essentieel belang: leren van en met elkaar. Van de 7 trainingsbijeenkomsten zal er 2 bijeenkomsten geoefend worden met een professionele trainersacteur. Onderwijsvorm Training 192/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Toetsing Individuele schriftelijke opdracht Presentieregeling Voor deze cursus geldt de aanwezigheidsverplichting. Literatuur • Studiewijzer Training omgaan met agressie 2010-2011. • Reader met trainingsmateriaal. • Klaassen, A. (2003) Agressiebeheersing. Kluwer: Deventer ISBN: 90 13 00710 4.
193/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.51 trajectbegeleiding en reïntegratie SJD K Cursuscode ADR-SJDM-116-08 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC Korte inleiding Trajectbegeleiding en reïntegratie is een cursus waarin de thema’s sociale zekerheid, advisering en arbeid elkaar raken door hun gezamenlijke relatie met het werkveld arbeidsvraagstukken. Leerdoelen Aan het eind van het lesprogramma beschikt de student over een referentiekader als basis voor de praktische ontwikkeling van kennis en vaardigheden op het terrein van trajectbegeleiding. Inhoud Trajectbegeleiding is een begeleidingsmethode die zich richt op de positieverbetering van (langdurig) werklozen. Naast kennis van het sociaal zekerheidsrecht (het vangnet) dient de SJD’er ook op de hoogte te zijn van methodes om reïntegratie te bevorderen. Een kenmerk van trajectbegeleiding is het doorgaans terugkerende contact met de cliënt bij intensieve begeleiding. Daarmee onderscheidt de methodiek zich van de meestal kortdurende dienstverleningscontacten in het beroepenveld van de SJD’er. Kernthema’s 1. Sociale zekerheid 2. Arbeid en arbeidsethos 3. De motivatie (arbeidsbereidheid) van de cliënt 4. Beroepenoriëntatie en beroepskeuzebegeleiding (diagnostiek) 5. Analyse van het arbeidsverleden 6. Herplaatsen en/of verwijzen 7. Opstellen re-integratieplan Onderwijsvormen Hoorcollege, opdrachten, onderzoek, zelfstudie. Toetsing 1. Mondelinge opdracht (Presentatie). 2. Individuele opdracht (werkstuk). Literatuur • Reader. • Nader te bepalen literatuur.
194/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.52 verdieping arbeidsrecht Cursuscode ADR-SJDM-119-08 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC Korte inleiding In deze cursus vindt een verdieping plaats van verschillende onderwerpen op het gebied van het arbeidsrecht die in het vaste curriculum basaal aan de orde zijn gekomen (oproeparbeid, wijziging arbeidsvoorwaarden, arbeidsongeschiktheid en ontslagrecht). Daarnaast is aandacht voor de rechtspositie van de uitzendkracht en gaan we in op alle regelingen die van toepassing zijn bij het einde van de arbeidsovereenkomst (eindafrekening, beeindigingsvergoeding, etc.). Competenties 1.3 t/m 1.7 Leerlijn Conceptuele leerlijn Leerdoelen 1. De student verwerft (diepgaande) kennis over diverse onderdelen van het arbeidsrecht. 2. De student is in staat deze kennis toe te passen op praktijksituaties. 3. De student is in staat met betrekking tot deze problematiek een plan van aanpak op stellen en een advies te formuleren. 4. De student is in staat een complex arbeidsrechtelijk vraagstuk vanuit diverse posities (werkgever, werknemer en belangenbehartiger) te analyseren en af te handelen. Inhoud • Flexibele arbeidsrelaties (incl. uitzendarbeid); • Wijziging arbeidsvoorwaarden • Collectief arbeidsrecht • Beëindiging van de arbeidsovereenkomst (onder meer jurisprudentie kennelijke onredelijke opzegging en ontbindingsprocedure). Onderwijsvorm Werkcolleges. Toetsing Schriftelijk tentamen, met open vragen, van 2 uur. Eventueel wordt een deel van dit tentamen tijdens de cursus, door middel van (een) opdracht(en), afgenomen. Bij de beantwoording kan gebruik gemaakt worden van de Wettenverzameling sociaal juridische dienstverlening. Literatuur • Studiewijzer en Reader Arbeidsrecht Verdiept, 2010/20011 • Verzameling Nederlandse Wetgeving, SJD, studiejaar 2010/2011 e • Grinsven, P.M.H.J. van, H.C. Geugjes en H.N.M. Soemers. Arbeidsrecht begrepen. 3 druk, Boom Juridische uitgevers 2009: Den Haag ISBN 978-90-8974-135-6
195/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.53 verdieping sociale zekerheid SJD K Cursuscode ADR-SJDM-120-08 Soort cursus Keuzecursus. Studiebelasting 3 EC Korte inleiding In deze cursus vindt een verdieping plaats van verschillende onderwerpen die in het verplichte deel van het curriculum basaal aan de orde zijn gekomen. We gaan in op de wisselwerking tussen arbeid en sociale zekerheid, zoals werken en daarnaast gedeeltelijk werkloos zijn, of gedeeltelijk hervatten in arbeid in geval van arbeidsongeschiktheid. Competenties 1.3 t/m 1.7 Leerlijn Conceptuele leerlijn. Leerdoelen 1. De student verwerft (diepgaande) kennis over diverse onderdelen van het sociaalzekerheidsrecht. 2. De student is in staat deze kennis toe te passen op praktijksituaties. 3. De student is in staat met betrekking tot deze problematiek een plan van aanpak op stellen en een advies te formuleren. 4. De student is in staat een complex arbeidsrechtelijk vraagstuk vanuit diverse posities (werkgever, werknemer en belangenbehartiger) te analyseren en af te handelen. Inhoud 1. Recht op WW in relatie tot deeltijdarbeid, arbeid als zelfstandige, de beëindigingvergoeding en de zogeheten ‘verwijtbaarheidstoets’. 2. Re-integratie tijdens dienstverband: recht op loon en andere arbeidsvoorwaarden bij (gedeeltelijke) re-integratie in de eigen of aangepaste arbeid. Onderwijsvorm Werkcolleges. Toetsing Schriftelijke toets in de vorm van casuïstiek. Eventueel wordt een deel van dit tentamen tijdens de cursus, door middel van (een) opdracht(en), afgenomen. Literatuur • Studiewijzer Verdieping sociale zekerheid 2010 – 2011. • Reader Verdieping sociale zekerheid 2010 – 2011.
196/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.54 visie op beroep Cursuscode ADR-SJDD-900-07 Soort cursus Verplichte cursus Studiebelasting 2 EC Beginvereisten De propedeuse dient behaald te zijn en de middenevaluatie van de supervisie moet met een voldoende zijn afgesloten. Korte inleiding Deze cursus heeft de vorm van een schrijfopdracht. Tijdens de cursus wordt de student zich bewust van zijn visie op zijn SJD-beroep en gaat hij deze verder ontwikkelen, onderbouwen en communiceren. Competenties 3.1, 3.2, 3.3, 3.4 Leerlijn Ervarings-reflectie leerlijn. Leerdoelen De student is na afloop van de cursus in staat om: 1. zijn persoonlijke visie op zijn SJD-beroep op heldere en consistente wijze te verwoorden en te onderbouwen met gebruik van relevante bronnen; 2. aan te geven wat de consequentie is van deze visie voor zijn dagelijkse beroepsuitoefening en de dilemma’s waarmee hij te maken heeft, 3. de betekenis te bepalen van zijn visie op micro-, meso- en macroniveau, 4. discussie over zijn visie voor te bereiden en te voeren met behulp van prikkelende stellingen. Inhoud Wat doe je als wetsuitvoerder van de sociale dienst met dilemma’s die ontstaan doordat je informatie krijgt via de klant, via derden of wat je ziet in privé tijd? Wat doe je als je hoort van de bijstandsmoeder dat zij een paar weken per jaar bloembollen pelt? En wat als je buiten werktijd constateert dat de bijstandsgerechtige aan het klussen is? En hoe stel je je op als medewerker bij UWV Werkbedrijf? Moet je iemand gelijk pushen om uitzendwerk te verrichten of gun je de klant de tijd om vast werk te zoeken. Hierin komt ook de discretionaire ruimte om de hoek kijken. In welke mate neem je je verantwoordelijkheid om te individualiseren? En hoe zit dat met de rol van belangenbehartiger? Moet je altijd de belangen van een cliënt behartigen, koste wat het kost? Ga je een bezwaarschrift indienen terwijl je weet dat het zinloos zal zijn? En hoe communiceer je dit dan naar de klant? Deze en soortgelijke situaties roepen ongetwijfeld gevoelens en gedachtes op bij een sjd’er. Hoe deze eruit zien en wat je uiteindelijk gaat doen is mede afhankelijk van jouw visie op het beroep. In deze cursus kun je onderwerpen van je afstudeeropdracht of afstudeerthema’s integreren en onderwerpen uit andere cursussen (o.a. ethiek en dienstverlening en supervisie) uitwerken. Nu is het de bedoeling dat je je eigen visie op jouw SJD-beroep op basis van je verworven competenties en ervaringen verwoordt in een slotstuk. Deze cursus hangt samen met de cursus Presentatie (voor degenen die afstuderen via de afstudeerthema’s) en met het eindgesprek (voor degenen die afstuderen middels een afstudeerproject). Aan het eind van de periode presenteert de student zijn visie op zijn beroep mondeling via presentatie of eindgesprek. 197/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
Onderwijsvorm Tijdens de startbijeenkomst licht de docent de schrijfopdracht toe. De student schrijft een werkstuk op basis van een door de docent goed te keuren opzet. Ter inspiratie bieden we je verschillende invalshoeken en werkvormen aan. Eénmaal komen we bijeen voor begeleide intervisie (leren van elkaar) en verder kan de student voor vragen op het spreekuur terecht. Toetsing Individueel werkstuk. Literatuur • Studiewijzer en Reader Visie op beroep 2010-2011 (digitaal aangeboden via de cursussite op Sharepoint).
198/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.55 vreemdelingenrecht 1 SJD DT K Cursuscode ADR-SJDD-J560-05 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC Competenties 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 Leerlijn Conceptuele leerlijn. Korte inleiding Migratie is een verschijnsel van alle tijden. In onze samenleving is het begrip migratie niet meer weg te denken. Europese grenzen vervagen. Migratie door onderdanen van lidstaten van de Europese Unie roept in het algemeen nauwelijks nog discussie op maar de houding ten opzichte van migranten van buiten de Europese Unie is niet bepaald gastvrij te noemen. Er is sprake van een groot contrast tussen enerzijds de zeer soepele toelatingsvoorwaarden voor EU – onderdanen en anderzijds de zeer strenge toelatingsvoorwaarden voor niet EU-onderdanen (de zogenaamde ’derde-landers’). In het Nederlandse vreemdelingenrecht gaat het over de vraag wie wel of geen toegang en/of toelating krijgen tot Nederland. Een verblijfsvergunning wordt volgens artikel 13 van de vreemdelingenwet in ieder geval alleen verstrekt als internationale verplichtingen daartoe lopen, als met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend, of, klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen. Deze basis onder het Nederlandse vreemdelingenrecht is uitgewerkt in diezelfde Vreemdelingenwet en in het Vreemdelingenbesluit. Het Nederlandse vreemdelingenrecht wordt in toenemende mate beïnvloed door het internationale recht (mensenrechtenverdragen en EU-recht). Er zal dus ook in de cursus aandacht worden besteed aan het internationale migratierecht. De nationale en internationale bronnen zijn leidraad bij waar het gaat om het opdoen van basiskennis van het Nederlandse vreemdelingenrecht tijdens deze cursus. Leerdoelen 1. De student verwerft kennis over de bronnen van het Nederlandse vreemdelingenrecht en kan op basisniveau met die bronnen werken. 2. De student heeft inzicht in het verschil tussen vreemdelingen die om reguliere redenen toegelaten willen worden en asielzoekers en kan bij dat onderscheid de bijpassende procedures plaatsen. 3. De student heeft inzicht in het onderscheid tussen rechtmatig en niet rechtmatig verblijf in Nederland en de gevolgen daarvan. 4. De student kent de criteria die gelden voor kort verblijf in Nederland en kan die criteria toepassen op concrete casussen. 5. De student kent de criteria die gelden voor de toelating van reguliere vreemdelingen en kan die criteria op concrete casussen toepassen. 6. De student kent de criteria die gelden voor de toelating van asielzoekers en kan die criteria op concrete casussen toepassen. 7. De student kent de criteria die gelden de verlenging van de geldigheidsduur van verblijfsvergunningen bepaalde tijd regulier en asiel en kan die criteria toepassen op concrete casussen. 8. De student kent de criteria die gelden voor de verblijfsvergunning regulier voortgezet verblijf en kan die criteria op concrete casussen toepassen. 199/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.
De student kent de criteria die gelden voor de verblijfsvergunningen onbepaalde tijd regulier en asiel en kan die criteria op concrete casussen toepassen. 10. De student heeft kennis van de rechtsmiddelen die de vreemdeling kan inzetten bij weigering het verblijf te verlenen of te verlengen en kan die kennis toepassen op concrete casussen. 11. De student heeft kennis van de maatregelen van toezicht op en handhaving van het vreemdelingenrecht en kan deze maatregelen onderscheiden. 12. De student heeft kennis omtrent de samenhang tussen het vreemdelingenrecht en de Wet arbeid vreemdelingen en ziet deze samenhang in concrete casussen.
Inhoud In de cursus zal uitgebreid aandacht worden besteed aan de bronnen van het Nederlandse vreemdelingenrecht die criteria geven voor de vraag of een vreemdeling rechtmatig of niet rechtmatig in Nederland verblijft. De Vreemdelingenwet 2000 kent een strikt onderscheid tussen vreemdelingen die op reguliere gronden naar Nederland komen en vreemdelingen die asiel zoeken. De criteria die gesteld worden aan de verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd verschillen van de criteria gesteld aan de verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd. Als niet meer wordt voldaan aan de criteria kunnen verblijfsvergunningen bepaalde tijd worden ingetrokken. Verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd worden verleend na minimaal vijf jaar (niet tijdelijk) rechtmatig verblijf in Nederland. Als een vreemdeling verblijf (verder) wordt geweigerd kan deze gebruik maken van rechtsmiddelen. De rechtsmiddelen asiel verschillen van regulier. Het vreemdelingenrecht is bestuursrecht maar er wordt nogal eens afgeweken van de bepalingen in de Awb. Ingeval een vreemdeling geen rechtmatig verblijf (meer) heeft in Nederland bestaat geen recht (meer) op voorzieningen. De vreemdeling wordt dan geacht Nederland zo snel mogelijk te verlaten. Velen doen dat niet. Daarover is in de politiek altijd wel het nodige te doen. De kennis van de bronnen van het Nederlandse vreemdelingenrecht en het kunnen toepassen van die kennis zal getoetst worden in een open vragen toets met korte casussen. Onderwijsvormen Hoor- en werkcollege Toetsing Schriftelijk tentamen (open vragen - korte casussen). Literatuur • Studiewijzer / Reader Vreemdelingenrecht 1 SJD Deeltijd 2010-2011. • Wettenverzameling voor de sociaal juridische dienstverlening 2010-2011, Sdu Uitgevers: Den Haag. • Eventuele aanvullende literatuur wordt via de cursussite op Sharepoint bekend gemaakt.
200/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
9.56 woon- en huurrecht SJD DT K Cursuscode ADR-SJDD-J583-03 Soort cursus Keuzecursus Studiebelasting 3 EC Korte inleiding Het woon- en huurrecht is een belangrijk onderdeel van de sociaaljuridische praktijk. SJD’ers kunnen werkzaam zijn bij instanties waar het woon- en huurrecht centraal staat, zoals gemeenten, woningcorporaties en huurcommissies. Bij juridische adviesorganisaties geeft de SJD’er informatie en advies over het woon- en huurrecht. Kennis van het huurrecht, vooral van de specifieke bepalingen die bij de huur van woonruimte gelden, zoals bepalingen over huurbescherming en huurprijsbescherming, is daarbij essentieel. Competenties 1.3,1.4,1.5,1.6 Leerlijn Conceptuele leerlijn. Leerdoelen 1. De student kan benoemen welke rol de overheid speelt in het woon- en huurrecht. 2. De student heeft inzicht in de systematiek van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het huurrecht. 3. De student kan benoemen welke verplichtingen en rechten zowel de huurders als de verhuurders hebben. 4. De student kan uitleggen waarom de huurder als zwakkere partij binnen de huurovereenkomst van woonruimte bijzondere bescherming geniet. 5. De student kan beschrijven wat er onder huurbescherming en huurprijsbescherming wordt verstaan. 6. De student kan de bepalingen met betrekking tot het huurrecht toepassen op praktijksituaties. Inhoud Tijdens de cursus wordt eerst ingegaan op de rol van de overheid bij het verdelen van woonruimte en het verlenen van huurtoeslag. Vervolgens worden diverse begrippen uit het huurrecht behandeld. Er wordt ingegaan op de specifieke bepalingen die bij de huur van woonruimte gelden. De verplichtingen van zowel de verhuurder als de huurder komen aan bod. Tot slot wordt uitleg gegeven over de huurbescherming en de huurprijsbescherming die de huurder van woonruimte geniet. Onderwijsvorm Hoor/werkcollege. Toetsing Schriftelijke toets, alleen open vragen. Literatuur • Studiewijzer Woon- en huurrecht 2010-2011 (digitaal aangeboden). • Wettenverzameling voor sociaal juridische dienstverlening 2010-2011, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, ISBN 978 90 1238 130 7. • Breevoort, J. van en Sanden, P. van der, Huurrecht woonruimte, Den Haag: Sdu uitgevers 2009, ISBN 978 90 1238 150 5. 201/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010
10 Bijlagen 10.1 Onderwijs- en examenregeling De onderwijs- en examenregeling is te vinden via de opleidingssite.
10.2 Studentenstatuut Het studentenstatuut is te vinden op www.reglementen.hu.nl
202/202 © Hogeschool
Utrecht, juli 2010