2003 – Alana ‘Ik ben blij wie ik nu ben, door alles wat ik meegemaakt heb’ Alana stapte in de winter 2003-2004 in drie maanden, samen met haar begeleidster Anja van Le Puyen-Velay naar Finisterra, enkele dagen voorbij Santiago de Compostela.
… De tocht is eigenlijk een beetje allesomvattend. Het heeft mijn leven veranderd. De Alana die je nu ziet is hoofdzakelijk daar gemaakt. … Ik heb geen ouders meer. Die zijn heel jong gestorven toen ik zes jaar was. Ik ben altijd opgevoed door mijn grootouders. Dat waren eigenlijk mijn ouders. Mijn zus is bij mijn oma weggegaan toen ze 15 jaar was. Zij zat in een instelling en toen ze achttien werd, was ze zwanger en is ze bij haar vriend gaan wonen. Ik wilde bij mijn zus gaan wonen en ben toen ook weggegaan bij mijn grootouders. Moest ik daar gebleven zijn, dan zou al die miserie van jaren me bespaard gebleven zijn. Want ik zat daar heel goed en ik mocht daar blijven. Toen ik 17 was zat ik al een tijdje in een instelling in Brugge. Toen ik daar woonde is het allemaal heel erg geworden. Ik lapte alle regels aan mijn laars, had problemen met drugs en met niet naar school gaan, een beetje vanalles eigenlijk. Ik was redelijk zwaar verslaafd aan cocaïne, en om daarvan af te geraken was ik enorm veel wiet beginnen smoren. Ik deed ook aan automo… daar is een speciale naam voor, maar ik weet dat niet meer precies. Dat was echter al heel veel verminderd. Maar het ging daar moeilijk met mij. Ik deed mijn best niet en ik deed niet wat er van mij verwacht werd. Mijn begeleider Jowan heeft mij toen iets over die tocht verteld. Ik had daar nog nooit over gehoord maar ik dacht: ‘Bah ja, waarom niet?’ Hij vroeg dan om mijn motivatie op een blad papier te schrijven en dat heeft hij naar Oikoten gefaxt. Jowan is kort daarna overleden aan kanker. Daarna was Siska mijn begeleidster. Ik mocht mee en ik zag dat helemaal zitten. Ik heb niet getwijfeld. In de instelling hadden ze mij gezegd: ‘Als je 18 wordt, moet je weg.’ Ik besefte ook dat je op je 18 verantwoordelijk gesteld wordt voor al je daden. Dus dacht ik: ‘Als ik 18 word, wil ik met een mooie lei beginnen’. Ik wou echt wel een stap zetten uit het milieu waarin ik zat. Ik had voor mezelf ook al een beetje uitgezocht wat ik ging doen. Maar dat was wel moeilijk. Ik zat in een instelling en deed kamertraining, maar wat er op mijn 18 ging gebeuren, was niet duidelijk. Maar toen was er een ander meisje dat die tocht van haar jeugdrechter moést doen. Die heeft dan de voorkeur gekregen en dus mocht ik toch niet mee. Mijn kans was voorbij. Maar op een gegeven moment kwam de directeur van de instelling met zijn gsm naar me toe en zei: ‘Alana ik heb goed nieuws. Dat meisje mag niet mee en dus mag jij toch mee.’ Achteraf heb ik gehoord dat dat meisje drugs in haar vagina gestopt had en dat was uitgekomen. Daardoor kreeg ik toch mijn kans. Maar 1
eigenlijk wilde ik niet meer mee, want ik had pas een nieuw liefje. Die zat ook in die instelling. Maar ik heb dan toch besloten om te vertrekken. Ik heb dat zelf beslist, uit vrije wil. Ik zag die tocht als een kans die ik kreeg, want mijn kansen waren stilaan aan het op geraken.
… de voorbereiding … Ik moest eerst nog op gesprek gaan. Dat vond ik wel moeilijk, want je weet echt niet waar je aan begint. Ze vroegen toen: ‘Wil je liever een staptocht doen of liever op één plaats blijven?’ Ik had toen veel last van allergieën, dus wat moest ik op een boerderij gaan zitten doen? Ik denk dat ik dan rap weer thuis was geweest. (lacht) Ik wilde liever een staptocht doen. Na dat gesprek mocht ik naar mijn grootouders. Mijn oma leed heel hard onder alle dingen die ik uitstak en was heel opgetogen dat ik die tocht ging doen. Maar ze had ook zoiets van: ‘Wat gaat er gebeuren met mijn meisje? Waarom mijn kleine meisje?’ Ik was in die tijd echt wel een kreng, maar als ik thuis was bij mijn oma was ik ongelooflijk braaf en lief. Mijn grootouders waren heel ondersteunend. Eigenlijk stond iedereen uit mijn omgeving er vrij positief tegenover. Zij hadden nog nooit van zo’n tochten gehoord, maar ze wisten ook wel wat ik uitstak en dachten: ‘Het gaat Alana misschien helpen en veranderen’. Een neef van mij die altijd in het leger gezeten had, zei wel: ‘Alana, jij gaat dat nóóit volhouden!’ Die woorden heb ik altijd blijven onthouden! Eerst was er nog een week voorbereiding. Dat is natuurlijk wel wennen, want je bent ineens weggerukt uit je omgeving. Ik kom uit Brugge uit een heel simpel milieu en hier was dat allemaal veel opener. Dat sprak me erg aan. Die mensen van Oikoten zijn een heel ander soort mensen. Je moet ook wel een beetje speciaal zijn om dat te willen doen, eigenlijk. Dat zijn allemáál speciale mensen. Anja ook, mijn begeleidster. Maar dat klikte, wij zaten meteen heel dicht op elkaars huid. Ik kende ook haar neef een beetje, want de kinderen van zijn broer hadden bij mij in de klas gezeten. Hij ging komen meestappen. Ik leerde ook de andere meestappers kennen. En ik moest uitzoeken wie mijn achterban wilde zijn. Ik had daar geen enkel idee van en ze hebben het toen aan Christel gevraagd. Dat is een ex-begeleidster die ook een tocht deed en ze dachten dat het ging klikken. Tijdens die voorbereiding hadden we heel veel te doen. We zijn een keer gaan stappen en we moesten ook veel praktische dingen regelen. Ik kreeg een lichtgewicht tentje en een hele uitrusting. Dat is wel mooi van Oikoten, want dat kost allemaal veel geld. Ik denk dat mijn schoenen wel 7.000 frank of nog meer kostten. Deftige schoenen zijn echt wel broodnodig. Ik moest ook kaart en kompas leren lezen. En een beetje met geld leren omgaan. Uiteindelijk is het wel de begeleider die met het geld omgaat, maar ergens deel je toch een beetje die verantwoordelijkheid. Ik kreeg alle informatie die ik nodig had. Wat je daar van opsteekt en wat je ermee doet, hangt uiteraard van jezelf af. En weet je, ik heb met Anja en Ria ook een zweethut gedaan! (hilariteit) Ik had daar nog nooit van gehoord maar dat was echt de max. Herwig was de vuurman, hij had voor de stenen gezorgd. Je gaat dan met twee vreemde mensen gewoon in je nakie in een zweethut zitten … maar dat voelde eigenlijk helemaal niet raar aan. Ik was 17 jaar en toch voelde dat niet raar aan. Die ganse voorbereiding was super. De laatste avond voor we vertrokken vroeg Els, de projectverantwoordelijke: ‘Zijn er dingen waar je je zou kunnen aan ergeren met Anja? Dingen 2
waarvan je zegt: dat zie ik niet zitten?’ En eigenlijk had ik niks, echt niks waarvan ik dacht dat ik er problemen mee zou hebben. Behalve één iets, en dat was dat Anja volgens mij teveel okselhaar had. (lacht) Ik heb dat toen ook gezegd en ze heeft daar heel braaf op gelet en heel regelmatig haar oksels geschoren. Dat was het enige puntje!
… het vertrek … Ik ben acht jaar geleden vertrokken. Ik heb nog foto’s van het afscheidsfeestje. Er zijn redelijk veel mensen ons komen uitzwaaien en je kunt dan nog eens goeiendag zeggen tegen je geliefden. Dat is allemaal heel emotioneel. De familie van Anja was er en haar vrienden. Mijn zus was er met haar man. En mijn grootouders ook. Ik heb daar altijd heel veel respect voor gehad en ik had het echt moeilijk om mijn oma achter te laten. Zij was toen al niet meer honderd procent en ik had zoiets van: ‘Als ik mijn omaatje moet achterlaten…’ Dat was moeilijk en emotioneel. Ik had er echt goesting in, maar ook schrik natuurlijk. Want je weet: ‘Morgen begint het échte werk!’ Dan moet je het maken voor jezelf, maar ook voor de anderen. Zodanig dat zij trots kunnen zijn op jou. Op die receptie moet je ook je contract met Oikoten tekenen en de volgende dag vertrek je. Op het moment dat je op die trein springt, besef je: ‘Ik moet hier echt alles achter laten!’ In Parijs stonden er overal politieagenten met honden. Achteraf heb ik gehoord dat als zo’n hond zich neerzet en naar iemand kijkt, dat hij dan zegt: ‘Die persoon heeft drugs bij’. ’t Was dus van dat hé! (lacht) Ik had nog een klein beetje wiet bij en ze haalden mij daar uit en vroegen: ‘Heb jij drugs bij?’ Ik direct in paniek: ‘Ja ja, ik heb drugs bij.’ Ik had dat in mijn bh gestoken en ik heb dat direct afgegeven. Ze pakten me toen mee op een andere trein die daar toevallig stil stond, en ze hebben dat daar in de wc gesmeten en ik moest dat door sjassen. Ze hebben mij toen redelijk bang gemaakt, dat kwam hard aan. Ik had nooit gedacht dat die honden mij daar zomaar gingen uithalen. Voor Anja kwam dat ook hard aan. Die wist natuurlijk van niks. Die zei: ‘De tocht is nog maar net begonnen en het kon al gedaan zijn.’ En zij wilde zelf die tocht ook maken natuurlijk. Gelukkig mochten we doorstappen. Want het was niet veel wiet, maar voor één jointje. En weet je? Sindsdien heb ik bijna nooit meer zin gehad in wiet. Ik heb toen echt een klik in mijn hoofd gekregen, zo van: ‘Nu is het voorbij.’ Want ik smoorde heel veel wiet! Maar nu smaakt me dat niet meer. Ik doe dat hooguit nog eens heel sporadisch, zo één keer in de zes maand eens een trekje aan een joint. Op dat moment was dat allemaal gedaan voor mij. Op weg naar Le Puy-en-Velay moet je een paar keer overstappen op een andere trein. Ik herinner me nog goed dat ik op de laatste trein een beetje afstand nam. We hadden elk ons dagboek en Anja was aan het schrijven, en ik wilde toen echt een momentje voor mezelf. Ik zie dat echt nog voor mij. Zij is dan eventjes bij mij komen zitten, zo van: ‘Gaat het?’ Ik zei: ‘Ja, ja, maar ik wil gewoon eventjes apart zitten’. Dat beeld heb ik nog altijd. Die afscheidsreceptie zat nog een beetje in mijn kleren. Anja en ik hadden soms niet veel woorden nodig, wij zagen dat echt wel aan elkaar. We kenden elkaar nog maar pas, maar wij voelden elkaar enorm goed aan. Dat was heel speciaal. Anja was vanaf het eerste moment echt wel een vriendin. Ik was natuurlijk de vriendin met de meeste problemen en de meeste dingen waaraan gewerkt moest worden. Maar moest zij de rol 3
genomen hebben van ‘Alana dit en Alana dat’, dat zou moeilijk geweest zijn. Want ik had altijd in situaties gezeten dat iemand zei: ‘Dit zijn de regels en dit moet zo …’ Moest Anja zo gedaan hebben, zou het niet zo goed gelopen zijn, denk ik. Er was gewoon enorm veel wederzijds respect. Er waren geschreven regels en ook ongeschreven regels en we hielden ons daar gewoon aan. We wisten wat goed en kwaad was.
… de tocht … Voor de tocht was ik een echte superluiwammes. (lacht) Maar dan krijg je plots een rugzak van 20 kilo op je rug en je moet eten zoeken en dat moet dan ook nog in die rugzak. Je draagt eigenlijk constant je huis op je rug. En je moet elke dag minimum 20, soms zelfs 25 tot 30 kilometer doen. In het begin is dat moeilijk, dat is een hele aanpassing! Het duurt ook eventjes voor die nieuwe schoenen zich beginnen te zetten, de eerste weken doet dat ongelooflijk veel zeer. Je zit dan vol blaren, dat is niet normaal. Compeed alom! (lacht) Hele dagen stappen, dat vraagt veel. Maar na een tijdje konden we het fysiek goed aan. Je wordt alleen sterker en sterker. Maar wat ik toch het meeste miste, was thuis in de zetel liggen.(lacht) We volgden de GR 65. Eén van de eerste nachten sliepen we ergens op een weide, in de bergen. Toen ik ’s morgens vroeg mijn tent opentrok, zag ik al die mist uit de bergen naar boven komen … echt fantastisch. Ik kan me heel goed voorstellen dat niet alle jongeren die schoonheid kunnen of willen zien. Maar ik wou dat écht wel zien. Ik wilde dat ervaren en probeerde alles in me op te nemen. Je moet die klik kunnen maken natuurlijk, en gelukkig heb ik dat erg snel gedaan. Want anders mis je toch veel, vind ik. Er zijn jongeren die hun tocht volledig met tegenzin doen, maar voor mij was dat helemaal niet. Stel dat je die klik pas de laatste week maakt? Wat heb je dan al die tijd niet gemist? Dat zou ik heel erg gevonden hebben van mezelf. Maar je moet het ook kúnnen zien. Helemaal in het begin heb ik één keer gelift. Dat was in Aumont-Aubrac. Ik had ‘een kleine discussie’ gehad met Anja en zij was alleen doorgelopen en ik was een beetje kwaad en zo. Ik heb dan gelift en zij heeft me onderweg dan de ganse weg zitten zoeken. Maar ineens was ik al op de eindbestemming en dat kon eigenlijk niet! (lacht) Dus wist ze dat ik dat gedaan had en ik wist eigenlijk wel dat ik fout was. Ze moest toen wel haar taak opnemen als begeleider en de dingen zeggen die moesten gezegd worden. Dat is toen gebeurd. Later heb ik ook eens wiet gerookt, één keer. Ik was iemand tegengekomen en die had mij dat gegeven. Ik heb dat gezegd tegen Anja, al wist ik dat zij zich aan de regels moest houden. Veel meer dan ik waarschijnlijk. Ik wou daar open over zijn, omdat het ook kon. Tegen dat we in Figeac waren, was ik het beu. Ik zag het niet meer zitten, ik wou naar huis. Dat was echt een dieptepunt. Anja zei: ‘Neen, je mag niet, je moet blijven doorgaan.’ Ik had toen naar mijn vriendin gebeld en ook al naar Oikoten. Ik wou eigenlijk gewoon bij mijn vriendin zijn. (lacht) Zij had gezegd: ‘Ik zou heel blij zijn, moest je terugkomen, Alana. Maar ik ga ook heel blij zijn als je doorgaat.’ Ik heb dan toch de beslissing genomen om door te gaan en daar heb ik nooit spijt van gehad. In Frankrijk kampeerden we meestal in het wild, we hadden geen schrik. We hebben zelfs nog in kerkportalen geslapen. We moesten wel altijd op het uur letten, want het werd vroeg donker. Het 4
was een wintertocht. Dan moesten we echt wel maken dat we ’s avonds op tijd op onze eindplaats waren, want anders was het te donker. Ik had zelf niet echt veel last van het weer, maar Anja had het altijd koud. Dan gaf ik rap mijn trui. We hebben wel een paar keer regen gehad dat je gewoon zeiknat was, tot in je sokken. En een andere keer waren onze slaapzakken keinat. Als je op tocht bent is dat ‘ik weet niet hoe erg’, zeker omdat het winter was. Want dan kan je die slaapzak niet aan je rugzak hangen om te drogen. Dus tegen de avond hadden wij allemaal nat en koud gerief. Moest dat in België gebeuren, dan steek je dat in de droogkast of je hangt het buiten. Maar dat ging niet natuurlijk. We hebben toen wel in een schuur geslapen. Het bleef maar regenen. Soms vroegen we ook aan mensen om ergens binnen te slapen. Of er waren mensen die ons zagen lopen en zegden: ‘Kom bij ons’. Maar in Frankrijk kwamen we niet zoveel mensen tegen. We wilden trouwens ook wel heel vaak op onszelf zijn. Want op het moment dat je bij iemand slaapt, ben je bijna verplicht om te ‘socializen’ met die mensen en soms heb je daar helemaal geen zin in. Dan slaap je liever lekker in je eigen tentje. Overigens vertelden wij meestal niet waarom wij op tocht waren. Wij zegden meestal gewoon dat we vrienden waren of zussen, of we vonden er altijd wel iets op. We gingen dat niet aan de grote klok hangen. Eigenlijk was alles gewoon leuk. Zeker als we ’s avonds ergens toekwamen. Dan gingen we vaak naar een cafeetje en dronken wat rode wijn en dan speelden we met de kaarten – we speelden altijd manillen met twee. We schreven ook allebei in ons dagboek. Anja moest er een bijhouden van Oikoten, ik hield ook een bij voor mezelf. En ’s morgens word je dan wakker, je staat op met nog zo’n beetje slapers in de ogen en dan maak je je koffietje. We warmden gewoon water op in onze bidonnetjes, deden zo’n zakje open, daar giet je dan water op en je hebt koffie. Dat was echt leuk, zo ’s morgens, ik vond dat mooi. We kookten ook altijd samen. Anja is vegetariër, dus veel vlees heb ik niet gegeten. Maar ik wou ook wel een beetje een andere levensstijl, dus dat viel wel mee. En als ik echt vlees wou, kreeg ik dat wel of kocht ik dat. Af en toe at ik een boterham met salami of zo. We zijn ook een keer een wijnboer tegengekomen, en die heeft onze hele fles gevuld met wijn. We hebben eerst gewoon ons water weggegoten. En we moesten niet eens betalen voor die wijn! ’s Avonds konden we daar dan lekker van proeven. Dat zijn zo van die kleine dingen die het gelukzalig maken. In Frankrijk zijn we trouwens heel veel keer verkeerd gelopen. Massa’s! Ik ging niet rap de weg vragen, ik zei dan: ‘Doe jij dat maar’. Maar Anja duwde me dan een beetje, zo van: ‘Kom Alana, ga nu zelf de weg vragen. Doe jij dat maar.’ Zij zei me dan voor hoe ik dat moest vragen en dat ging. Ik moest maar een beetje zelfstandig zijn, vond ze. Ik vind het wel goed dat ze dat gedaan heeft. Dat je verandert zie je niet op het moment zelf. Dat zie je pas erna. Onderweg doe je gewoon wat van je verwacht wordt. Je stapt je dagen, je stapt je kilometers, je voldoet aan je primaire behoeftes, je zoekt eten, je zoekt een plek om te slapen … op dat moment doe je gewoon door. Alle maatschappelijke druk valt weg, al je dagelijkse problemen vallen weg, het enige wat je moet doen is de dag goed doorkomen zonder kleurscheuren en maken dat je droog zit. Pas later als je dan terugkomt, begin je te beseffen wat er eigenlijk allemaal gebeurd is.
5
… verandering van route … We waren nog niet zolang weg, of Anja kreeg een ontsteking aan haar achillespees. Zoiets krijg je als je lichaam oververmoeid geraakt, denk ik. Ze moest toen rusten en we hebben dan een paar dagen stil gelegen. Oikoten heeft dan Winne gestuurd, zodat ik kon verder stappen. Maar daar was ik niet blij mee. Ik zag dat niet zitten. Want Anja was mijn moatje. Dat is misschien raar om te zeggen, maar Winne was voor mij een indringer. Ik liet dat niet zien, maar ik was redelijk kwaad. Ik was bang dat ik de dingen die zo goed aanvoelden, kwijt zou geraken. Dat zou ik heel erg gevonden hebben. Ik was heel content met Anja. Wij waren wel eens een keer kwaad geweest op elkaar, ik op haar en zij op mij. Maar ik kon me geen andere of betere begeleiding gewenst hebben. Ik zag het eigenlijk niet zitten om met Winne te stappen. Ik heb mezelf veel te veel willen forceren en toen kreeg ik ook een ontsteking aan mijn achillespees. Eerst hield ik dat een beetje stil, want ik wilde niet dat ik moest stoppen. Maar dat begon erger en erger te worden en op den duur moet je dan toch wel kiezen voor jezelf. Ik heb dat toen gezegd, en dan moesten we opnieuw samen een tijdje stil liggen. Winne is toen terug naar huis gegaan – zij had een week mee gestapt denk ik, maar dan moest ze terug naar haar werk. Anja en ik hebben dan ergens een week in een caravan gezeten bij mensen die ook voor Oikoten werkten. Daar konden wij allebei rusten. Ondertussen zocht Oikoten een oplossing, zodat we onze tocht niet moesten stoppen. Ze hebben daar veel moeite ingestoken. Wij vonden het wel jammer dat we daar een week lagen niks te doen in plaats van te stappen. Anja kreeg toen net bezoek van haar achterban, Bea. Die vond het ook jammer dat ze niet kon meestappen. Die was gekomen om de tocht mee te doen, niet om daar te komen rusten. Ik herinner me dat we een keer in die caravan een karton wijn hadden, en ik had daar nogal veel van gedronken. Bea en Anja waren nog aan het babbelen, en toen ik naar mijn bed ging was ik heel erg dronken. Ik heb toen gewoon gespogen in de lavabo. (lacht) Anja was niet kwaad, ze was niet blij, ze was gewoon Anja en zei dat ik dat moest opkuisen. De volgende morgen heb ik al mijn restjes met een lepel uit de lavabo mogen schrapen. Wij deden wel alle dagen een wandelingetje om de beentjes te strekken, zo kon die achillespees herstellen. We moesten daar ook cortisone opdoen. Op een keer liepen we in het bos en ik nam Anja even apart en zei: ‘Ik moet eens iets vertellen’. Anja keek in mijn ogen en zei: ‘Je hebt een boontje voor Bea, hé!’ Zo goed was de communicatie. Ik moest niks zeggen. Zij wist dat gewoon. Omdat we allebei fysieke mankementen hadden, was de tocht die normaal voorzien was niet meer te doen voor ons. Oikoten heeft dan een heel andere route voor ons uitgezocht. In plaats van over de bergen te gaan, hebben ze ons langs de kust gestuurd. Daar is het ook op en af, maar beter dat dan een oversteek in het midden van de Pyreneeën natuurlijk. We vonden het allebei wel erg dat we toen van koers moesten veranderen. We zijn in januari teruggekomen en in december, na onze tocht, zijn Anja en ik nog terug naar Frankrijk geweest. We zijn daar toen een week gaan stappen om dat stukje te doen dat we toen niet gedaan hadden. Onze nieuwe route leidde ons in Spanje naar een punt waar we sowieso zouden langsgaan. Van daaruit zijn we de gewone camino gevolgd. Ondertussen was echter een van onze tentjes gepikt. We 6
hadden dan nog maar één eenpersoonstentje - daar sliepen we dan met twee in, bijna op elkaar. (lacht) Maar daarna hebben we dat tentje meegegeven met de achterban. In Spanje heb je dat eigenlijk niet echt meer nodig. Daar gingen we meer van refugio naar refugio. En hoeveel weegt zo’n tentje? Een kilo en een half? Dat moesten we dan toch niet meer dragen en zo spaarden we onszelf om te kunnen verder stappen. We zijn de rest van de tocht altijd gewoon redelijk voorzichtig geweest en hebben ons in de mate van het mogelijke zo goed mogelijk verzorgd. We zorgden ook een beetje voor elkaar, ik voor Anja, Anja voor mij. Het was winter en soms zo koud dat we dicht tegen elkaar kropen om warm te hebben. We sliepen eens bij zusters en die gingen door hun dak omdat we de bedden tegen elkaar hadden geschoven. Je komt op tocht soms gekke situaties tegen. Voor sommige begeleiders vreet zo’n tocht energie. Ik heb verhalen gehoord van begeleiders die, als ze terug kwamen, mentaal gewoon gekraakt waren. Dat zij constant getergd werden door hun gasten, mentaal en ook fysiek. Gasten die al je energie opvreten. Bij ons was dat niet. Anja en ik hebben er heel veel energie uit gehaald. Ik kon over alles babbelen met haar. En zij babbelde ook over dingen van haar. Het was dus niet dat zij gewoon mijn begeleidster was. Als zij met iets zat, zei ze dat ook. We waren net gewoon vriendinnen die op tocht waren. We hebben wel eens een ruzie gehad - ik heb toen met een appel gesmeten omdat ik zo kwaad was. Anja liep een eind voor mij, die appel vloog nog voorbij haar. Maar ik weet zelfs niet meer waarover het ging. Ze heeft mij dat zelf nog moeten vertellen, want ik was dat vergeten.(lacht)
… de camino … In Spanje staan overal gele pijlen, dan kan je niet meer verkeerd lopen. Als je daar verkeerd loopt, ben je een grote ezel. Op de camino kwamen we ook veel mensen tegen, veel meer dan in Frankrijk. Maar omdat je de taal niet machtig bent, kan je met de lokale mensen of andere stappers niet goed praten. Dat was wel jammer. Je kent zo van die basiswoorden. Hoe is de weg? Waar is het? A la derecha. Abierto. Van die kleine dingen. Je kunt ook wel dingen uitbeelden. Maar dé grote conversaties kan je niet hebben. Het is dus niet zo dat je daar de grootste contacten van je leven legt. In Puente La Reina zijn Christel en Els op bezoek geweest. Daar keek ik echt naar uit. We wisten dan dat we een beetje verwend gingen worden. Daar was ik al een week op voorhand mee bezig. Plots komen er dan twee mensen die je een beetje kent en waar je wél een gesprek mee kunt hebben. En ondanks het feit dat ik een heel goed contact had met Anja, was dat soms wel een beetje nodig dat ik er ook eens van weg kon. Dan had ik eens een moment met Christel of met Els. Ook met de meestappers had ik een goed contact, ook al zag ik het eerst niet zitten dat die gingen komen. Die vrienden van Anja die zijn komen meestappen, zijn eigenlijk ook vrienden geworden van mij. Niet allemaal natuurlijk, maar er zijn er toch die ik nog altijd zie. Dat waren allemaal heel speciale mensen. Ook heel aangename en lieve mensen. Anja heeft onderweg ook een Spanjaard leren kennen waar ze eigenlijk wel een boontje voor had. Die heeft een tijdje met ons mee gestapt. Dat kan gebeuren, hé? Zeker op de camino. Er is ook een tijdje een jongen met ons mee gestapt, Pablo. Ik denk dat die vijf jaar ouder was dan ik. Hij had thuis problemen met zijn ouders en hij liep daar helemaal alleen. Ik heb nog foto’s van hem. 7
Hij had echt niks bij, zelfs geen regenkledij. Wij hebben hem nog een blauwe pmd zak gegeven en die droeg hij dan rond zijn lenden om zijn broek een beetje te sparen. (lacht) Dat was echt een ‘ik weet ni hoe lieve jongen’. Die heeft heel lang met ons meegelopen, met ons gebrekkig Spaans. Maar hij vond dat blijkbaar enorm leuk. Hij deed dat ook voor zichzelf, om er een beetje uit te geraken hoe het verder moest. Een van de redenen waarom we het niet leuk vonden om van koers te veranderden, was dat al onze poste-restantes moesten veranderd worden. Maar die van Oikoten hebben toen echt niet stil gezeten! Ze hebben niet gezegd: ‘Trek maar uw plan’, maar hebben gemaakt dat alles in orde kwam en dat we onze post bleven krijgen. Daar keken we altijd enorm naar uit. Brieven en post, dat zijn lichtpuntjes. Ook de achterban en de meestappers brachten altijd brieven mee. Als we post gingen halen, lazen we dat nooit direct. Dat deden we pas ’s avonds, op de plek waar we moesten zijn. We probeerden onze post heel diep op te vatten. Anja daar en ik daar. En dan deelden we een beetje onze dingen. Zoals met dat meisje dat ik in de instelling kende. Daarna is dat niks meer geworden, maar ik kon daar dan met Anja over babbelen. Zij gaf mij toen wat goede raad, zo van: ‘Probeer dit eens, of dat.’ Ik schreef ook altijd terug. Maar je kunt ook communicatiestoornissen kweken via brieven, want je kunt iets helemaal verkeerd interpreteren. Als je met iemand babbelt, zie je de mimiek en zo. Terwijl je met een brief soms ook nog met heel veel vragen achterblijft. Als je dan iets hebt van: ‘Oei, ik versta dat niet goed’ wil je direct een brief terugsturen. Maar dan moet je weer een week of langer op dat antwoord wachten, en dan blijf je ondertussen met dat gevoel rondlopen. Dat kan verkeerde gevoelens teweeg brengen. Als mijn oma schreef, was dat altijd positief. Ze was geen grote schrijver. Ze kocht een kaartje en schreef erop: ‘Ik mis je’ en dat was het. (lacht) Maar van sommige mensen krijg je dan zulke ellenlange brieven. Soms weet je dan zelfs niet heel goed wat je er allemaal kan uithalen. Als ik dan aan het stappen was en niet met Anja aan het praten was, zat ik daar met mijn eigen gedachten. Dat was soms moeilijk. Siska van de instelling waar ik vandaan kwam, stuurde me ook brieven en dat hielp me heel erg vooruit. Ze heeft me ook een cameraatje gestuurd. Die mensen zijn er altijd voor mij geweest, eigenlijk nu nog. Het is dan dat je je vrienden leert kennen. Wat mijn instelling na de tocht voor mij in petto had, wist ik niet. Ik wist dat ik er nog altijd mocht terugkeren, maar voor hoelang? Voor een maand? Vijf maand? Een jaar? Ik wist dat ik weg moest na mijn 18de, maar was dat al meteen op mijn verjaardag? Of mocht ik nog even blijven? Ik kreeg wel brieven van mijn instelling, maar over de toekomst werd niet veel gezegd. Ze ondersteunden me in het feit dat ik op tocht zat, dat je vooruit moet … maar over na de tocht werd er niet gepraat. Meer zo van: ‘Hou je nu vooral bezig met jezelf, met je eigen weg te zoeken. En op het moment dat dat goed verlopen is, kunnen we kijken naar de toekomst.’ Ik wist dat ik nog altijd mijn kamer had in de instelling. Dat was een geruststelling. Anders zou je op tocht teveel bezig zijn met die dingen en dat is niet de bedoeling. Dat is niet de reden dat je onderweg bent. Maar ik dacht wel na over wat er allemaal moest gebeuren na die tocht.
8
… aan alles komt een einde … De laatste weken telden we af. We wilden wel naar Santiago om te zien hoe het daar was, maar eigenlijk wilden we voor altijd onderweg blijven. De week voor onze aankomst wilden we écht niet terug. Niet terug naar België! Want dan kom je terug in de reële wereld, dat wisten we. En de realiteit is niet zo mooi als onderweg te zijn, natuurlijk. Als je terug naar België gaat, moet je alles terug onder ogen zien. Daar had ik wel een beetje schrik van. Ik wist dat ik grote beslissingen moest nemen, want ‘Nu begint het!’ Je hebt gewerkt op tocht, maar nu komt het échte werk. Je sluit een periode af en er begint een nieuwe periode. Santiago was ons eindpunt, maar wij zijn dan nog een paar dagen verder gestapt naar Finisterra. Voor de kust van Spanje was er toen net een boot vastgelopen die veel olie verloor. Wij hebben daar nog een dag of twee geholpen met olieruimen. We hebben daar ook nog een heel leuk koppel leren kennen. Dat waren twee vrouwen en ze hadden zogezegd geen relatie met elkaar, maar ze konden niet zonder elkaar en ze vrijden wel samen… Ken je dat? Het niet willen benoemen van … ? Zij gingen overal met hun busje naartoe en zij waren ook die olie aan het helpen opruimen. Dat was een hele leuke ontmoeting. We zijn met het vliegtuig van Madrid naar Brussel teruggekeerd. Dat was de eerste keer dat ik vloog! Anja had natuurlijk al heel veel gevlogen en ze heeft me dan direct gerust gesteld natuurlijk. Ik keek er wel naar uit om mijn familie terug te zien. In Zaventem stonden Els en de mannen van de begeleiding ons op te wachten met een hele entourage en een spandoek. (lacht) Mijn omaatje was er ook. Die was zo blij! (lacht) Els had er niet beter op gevonden dan mijn tante - de zus van mijn mama - en mijn zus op onze aankomstreceptie samen te brengen. Die twee praatten al jaren niet meer met elkaar. Ik vroeg mij dus echt wel af: ‘Wat gaat dat zijn? Ze gaan toch geen ruzie maken?’ Maar ik zag daar ergens wel naar uit en het is goed verlopen. Ik was blij ze samen te zien, want dat zijn tenslotte mijn tante en mijn zus. Eigenlijk was dat wel een goed idee. Maar op dat moment was ik wel helemaal hoew hoew… Toen Els dat gevraagd had, had ik gezegd: ‘Je mag dat proberen, kijk wat ze alle twee zeggen.’ En blijkbaar hadden de twee partijen genoeg over voor mij om dat dan toch te doen. Dus… Dat ik van Anja afscheid moest nemen, was het moeilijkste van heel de tocht. Anja zei toen: ‘Kijk Alana, onze wegen gaan een beetje weg van elkaar gaan. Maar ik geef je mijn telefoonnummer en als er iets is, mag je bellen.’ Ik ben die avond meegegaan met mijn grootouders. ’s Morgens ging de telefoon … ’t was Anja! We hadden drie maanden de hele tijd bij elkaar gezeten. En de volgende morgen belde ze al om te zeggen dat ze me miste! (lacht)
… terug thuis … Dat eerste weekend heb ik thuis geslapen bij mijn omaatje, daarna ben ik terug naar de instelling gegaan. In dat home zaten ferme druggebruikers. Dat waren mijn vrienden. Ik moest toen heel hard mijn best doen om niet aan de verleiding toe te geven en om daar afstand van te nemen. Want zonder dat je dat beseft, zijn ze daar terug hé. Zij zegden: ‘Kijk, Alana is terug!’ en ze dachten dan dat 9
dat de oude Alana was. Ik had daar jaren gezeten en ik zat daar graag, maar het was gevaarlijk. De periode dat ik het meeste drugs gebruikte, was vooral in dat home. En toen, na de tocht, heb ik ook nog één keer zwaar aan de cocaïne gezeten. Anja heeft nooit geweten dat ik hervallen ben, toch niet op dat moment. Ik heb dat toen niet gezegd, puur uit schaamte waarschijnlijk. Achteraf heb ik haar dat wel eens gezegd. Het was al snel duidelijk dat ik niet in dat home kon blijven. En misschien is dat wel goed geweest. Het was ook voor mezelf van groot belang dat ik daar niet te lang bleef en zo snel mogelijk weg was. Dat ik alles wat ik geleerd had niet zou kwijt spelen. Dat besefte ik wel, en het moment dat ik weg was uit die instelling ben ik volledig gestopt met die drugs. Ik had ondertussen iemand anders leren kennen en die wist dat ik daar alweer mee bezig was. Het was nog niet zo erg. Zo ver als toen zat ik nog niet, maar zij heeft me dan geholpen om daar terug vanaf te geraken. Wij zijn achteraf vier jaar samen geweest. Anja had twee vrienden die toen gingen samenwonen. Maar die hadden allebei al een huis en ik mocht in dat huis in Oostkamp gaan wonen. Anja heeft dat kunnen regelen. Ik kreeg toen ook nog altijd begeleiding en die kwam dan elke maand langs om te checken of het goed ging met mij. Alles is toen beginnen lopen zoals het moest. Ik was behoorlijk zelfstandig, ik deed alles alleen. En als er iets was, kon ik altijd bellen naar mijn zus of naar mijn oma. Alles ging redelijk vlotjes. Vanaf de tocht is het in sneltempo wel goed gegaan voor mij. Doordat mijn ouders overleden zijn, kreeg ik pensioen en wezengeld. Dat was een mooi bedrag om van te leven. Ik ben nog naar school blijven gaan totdat ik mijn diploma van schilder had. Ik woonde in Oostkamp en ging naar Brugge om schilder te worden. Daarna ben ik in Brugge gaan samenwonen met die ene vrouw, samen met haar kindje. Maar die relatie is dan misgelopen. Juist toen het tussen ons gedaan was, kwam het appartement van mijn oma en mijn opa vrij. Want die waren allebei overleden. En dan ben ik daar gaan wonen. Ik had heel mijn leven in dat huis gewoond en ik ben er nu nog altijd gedomicilieerd. Op school heb ik toen mijn vriendin leren kennen waar ik nu bij ben. Na mijn schilderschool heb ik nog een jaar etalage-decor gedaan, en dan ben ik als schilder beginnen werken. Ik werk nu al twee jaar. Mijn vriendin is ook schilder en het zou kunnen dat ik binnenkort ontslag neem bij mijn baas en dat we in hetzelfde bedrijf gaan werken. Ik ga volgend jaar trouwen en Anja gaat mijn getuige zijn. Zij is nog altijd mijn beste vriendin. Ik zie haar nog regelmatig. Ze woont niet ver van mij. Alles gaat heel goed eigenlijk.
… terugblik … Ik denk nog wel eens terug aan de tocht. Soms zou ik wel een keer gewoon willen teruggaan naar die tijd van ‘aan niks anders moeten denken dan gewoon vooruit te geraken die dag’. In het begin probeer je dat krampachtig nog een beetje vast te houden, dat is dan zowat je levenshouding. Zo hield ik direct na de tocht wel nog wat gewoontes over. Onderweg dronk ik bijvoorbeeld altijd water,
10
daarvoor niet. Ik heb dat een tijdje proberen vol te houden, weinig gesuikerde dingen en zo. Maar op een gegeven moment drink je dan weer cola, tja. Soms heb je ook gewoon mooie momenten die op je netvlies zijn gebrand, mooie vergezichten die je ziet. Die mastodonten van bergen in de Pyreneeën en die vergezichten, dat was fantastisch. Hier is het zo plat. Hier wandel ik niet meer. Maar je hebt wel die indrukken die nablijven en waar je je eigen dingetjes uithaalt. Ik draag gewoon alle mooie en leuke en aangename ervaringen mee. Als mensen me vragen of ik veranderd ben, zeg ik altijd: ‘Ik ben blij wie ik nu ben door alles wat ik meegemaakt heb’. Ik heb mezelf gevormd. Want ik heb daar gezeten, en daar, en daar … en de wording van Alana is begonnen op de tocht. Dat vind ik echt. Want voordien deed ik vanalles dat niet goed was en zat ik aan de drugs. Veel vrienden had ik niet. Het merendeel van mijn vrienden zat in het drugsmilieu. Maar drugsvrienden zijn niet echt vrienden, hé. Ik zou zo’n tocht zeker en vast ook aan andere jongeren aanraden. Maar niet als het van ‘moeten’ is. Het is heel belangrijk dat je het zélf wilt. Dat je niet in die richting gestuurd wordt. Ik kan me goed voorstellen dat sommige meisjes of jongens die door de jeugdrechter geplaatst worden, niét op tocht willen. Want dan is dat niet uit vrije wil. Stel je voor dat Anja dat andere meisje had meegekregen? Dat was helemaal tegen haar zin, echt van moeten. Ik vraag me af hoe dat zou gelopen zijn. Dat is eerst en vooral al heel moeilijk voor de begeleider, maar ook voor de jongere is dat bijna niet te doen. Terwijl het nu fantastisch gegaan is. Ik ben heel blij dat ik het gedaan heb. Ik zou het zeker opnieuw doen. Het verandert je kijk op het leven helemaal. Op tocht leer je jezelf kennen in heel andere situaties. In het dagelijks leven zou je nooit weten hoe je daarop moet reageren. Je bent vooral heel veel met jezelf bezig. In het dagelijkse leven kan je van alles weglopen, in drank, in drugs, in uitgaan. Op tocht ben je echt op jezelf gefixeerd en dan ontdek je veel van jezelf. Met die tocht heeft mijn leven een heel andere, positieve wending genomen. Ook doordat er zoveel mooie mensen hebben meegedaan aan die tocht. Ik heb nu veel meer vrienden met waarde dan toen. Je leert een heel andere kring van mensen kennen. Je pakt van iedereen een beetje en de dingen die je goed vindt hou je voor jezelf. De tocht is eigenlijk een beetje allesomvattend. Het heeft mijn leven veranderd. De Alana die je nu ziet is hoofdzakelijk daar gemaakt. … Voor sommige begeleiders vreet zo’n tocht energie. Ik heb verhalen gehoord van begeleiders die, als ze terug kwamen, mentaal gewoon gekraakt waren. Dat zij constant getergd werden door hun gasten, mentaal en ook fysiek. Bij ons was dat niet. Anja en ik hebben er heel veel energie uit gehaald. Zij is nog altijd mijn beste vriendin.
11